Dictaat Wiskunde 3. Bas Janssens 5 april 2016
|
|
- Fedde Molenaar
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Dictaat Wiskune 3 Bas Janssens 5 april 2016
2 Voorwoor Dit is het ictaat voor het college Wiskune 3 voor Scheikunigen, at plaatsvon aan e Universiteit Utrecht in e perioe februari april Aan bo komen een aantal onerwerpen uit e unstkreis van e Fouriertheorie, zoals e Fouriertransformatie voor perioieke en niet-perioieke functies, lineaire homogene en inhomogene ifferentiaalvergelijkingen, en een aantal lineaire PDE s ie zich op het grensvlak van natuur- en scheikune ophouen, met name e warmtevergelijking en e Schröingervergelijking. De onerwerpen woren benaer vanuit het gezichtspunt van e lineaire algebra, us met vectorruimten, inproucten, en operatoren met hun eigenwaaren en eigenvectoren. Ten slotte wil ik graag vermelen at ik bij het schrijven van it ictaat veel heb geha aan e syllabus Wiskunige Technieken 3 van mijn voorganger Jan Stienstra. Bas Janssens, april
3 Inhousopgave 1 Lineaire ruimten en inproucten Optelling, scalarvermenigvuliging en inprouct in R Deelvectorruimten van R De vectorruimten R N en C N Algemene efinitie van vectorruimte en inprouct Fouriertheorie voor perioieke functies De Fouriercoëfficiënten Stelling van Parseval Eigenschappen van e Fouriercoëfficiënten Benaering met goniometrische functies Convergentie van e Fourierreeks Lineaire ifferentiaalvergelijkingen Lineaire ifferentiaalvergelijkingen in meer variabelen Lineaire afbeelingen en ifferentiaalvergelijkingen Oplossingen van lineaire ifferentiaalvergelijkingen Hermitische operatoren Differentiaaloperatoren met constante coëfficiënten Fouriertheorie voor integreerbare functies De inversiestelling van Fourier De Stelling van Plancherel Eigenschappen van e Fouriertransformatie Differentiaaloperatoren met constante coëfficiënten Inhomogene lineaire ifferentiaalvergelijkingen Inhomogene vergelijkingen in een vectorruimte V Een vervalproces met bron De warmtevergelijking Oplossingen voor een oneinig lange raa convolutie en δ-functies
4 1 Lineaire ruimten en inproucten De lineaire algebra kent rie funamentele operaties: e optelling, e scalaire vermenigvuliging en het inprouct. Het belang van eze rie operaties is at ze niet alleen e Eucliische ruimte van vectoren in rie imensies goe beschrijven, maar ook bijvoorbeel e quantummechanische toestansruimte van kwaratisch integreerbare golffuncties. 1.1 Optelling, scalarvermenigvuliging en inprouct in R 3 Op e ruimte R 3 van rieimensionale vectoren zit van nature een optelling. Als v = (x, y, z) en v = (x, y, z ) twee vectoren in R 3 zijn, an is hun som weer een vector in R 3. v + v = (x + x, y + y, z + z ) (1) v + v v v Fig. 1: Optellen van v en v Verer heeft R 3 een scalaire vermenigvuliging. Als v = (x, y, z) een vector in R 3 is, en λ is een reëel getal, an is het prouct λ v = (λx, λy, λz) (2) weerom een vector in R 3. De tegengestele van v is e vector v = ( 1) v, en het verschil v v is e som van v en e tegengestele van v, v v = v + ( v). v 2 v v Fig. 2: De vectoren λ v voor λ = 1, 2 en 1. We schrijven 0 = (0, 0, 0) voor e nulvector in R 3. De optelling en scalaire vermenigvuliging in R 3 voloen aan een aantal voor e han liggene rekenregels: 3
5 V1) Een vector v veranert niet als je hem met 1 vermenigvuligt, of als je er e nulvector bij optelt, 1 v = v en 0 + v = v. Als je een vector v bij zijn tegengestele v optelt, krijg je e nulvector, v v = 0. V2) Het maakt niet uit in welke volgore je vectoren v en v bij elkaar optelt, of met een getal λ vermenigvuligt. Preciezer: er gelt v + v = v + v, v + ( v + v ) = ( v + v ) + v, en λ( v + v ) = λ v + λ v. V3) Het maakt niet uit of je twee getallen λ en µ eerst met elkaar vermenigvuligt en an met een vector v, of anersom: λ(µ v) = (λµ) v. Hetzelfe gelt voor het optellen van getallen: (λ + µ) v = λ v + µ v. Opgave 1.1. Teken e plaatjes ie horen bij e rekenregels V2 en V3. Opgave 1.2. Verifieer V1, V2 en V3 aan e han van e formules (1) en (2). Behalve e optelling en scalaire vermenigvuliging bezit R 3 nog een funamentele operatie: het inprouct van twee vectoren v = (x, y, z) en v = (x, y, z ) is het getal ( v, v ) = xx + yy + zz. (3) Voor het inprouct gelen e verere rekenregels: I1) Het inprouct respecteert optelling en scalaire vermenigvuliging: ( v, v + v ) = ( v, v ) + ( v, v ) en ( v, λ v ) = λ( v, v ). I2) Het inprouct is symmetrisch: ( v, v ) = ( v, v). I3) Het inprouct van een vector met zichzelf is niet negatief, ( v, v) 0. Bovenien is ( v, v) = 0 alleen mogelijk als v = 0. Dit laatste gelt omat ( v, v) = x 2 + y 2 + z 2 het kwaraat van e lengte van e vector v in R 3 is. De lengte v van v valt us uit te rukken in termen van het inprouct, v = ( v, v). (4) Opgave 1.3. Strikt genomen volgt uit e formules in I1 alleen at e rechterkant van het inprouct optelling en scalaire vermenigvuliging respecteert. Gebruik e symmetrie (I2) om te laten zien at it automatisch ook gelt voor e linkerkant: ( v + v, v ) = ( v, v ) + ( v, v ) en (λ v, v ) = λ( v, v ) Inproucten en rotaties We hebben gezien at lengte uit te rukken is in termen van het inprouct. Omgekeer rukken we nu het inprouct van v en v uit in e lengtes van v, van v en van hun verschil v v. We zien an irect at inproucten niet veraneren oner rotaties, eenvouigweg omat lengtes at ook niet oen. Door gebruik te maken van e rekenregels I1) en I2) zien we at ( v v, v v ) I1 = ( v v, v) ( v v, v ) Opg.1.3 = ( v, v) ( v, v) ( v, v ) + ( v, v ), I2 = ( v, v) 2( v, v ) + ( v, v ). 4
6 We halen e term ( v, v ) naar e linkerkant, en zien at het inprouct ( v, v ) uitgerukt kan woren in e kwaratische lengtes ( v, v) = v 2, ( v, v ) = v 2 en ( v v, v v ) = v v 2 als ( v, v ( ) = 1 2 ( v, v) + ( v, v ) ( v v, v v ) ) = 1 2 ( v 2 + v 2 v v 2 ). (5) Volgens e stelling van Pythagoras gelt v v 2 = v 2 + v 2 an en slechts an als v loorecht staat op v. v v v v v v v v Fig. 3: In e rechterfiguur gelt v v, en us v v 2 = v 2 + v 2. Hieruit volgt irect at e orthogonaliteit van twee vectoren uitgerukt kan woren in termen van het inprouct. Propositie 1.1. Twee vectoren v en v in R 3 staan loorecht op elkaar, v v, precies an als hun inprouct nul is, ( v, v ) = 0. Bewijs. Volgens formule (5) gelt ( v, v ) = 0 precies an als v 2 + v 2 = v v 2. Volgens e stelling van Pythagoras is it het geval an en slechts an als v loorecht op v staat. Opmerking 1. Strikt genomen nemen we hierboven aan at v 0 en v 0. We efiniëren nu eenvouig at e nulvector 0 loorecht staat op elke anere vector. Behalve at hiermee Propositie 1.1 gere is, blijkt it ook in anere opzichten een hanige conventie te zijn. Een afbeeling L: R 3 R 3 ie vectoren naar vectoren overvoert, heet lineair als zij optelling en scalaire vermenigvuliging respecteert, L( v + v ) = L( v) + L( v ) L1) L(λ v) = λl( v). L2) Een lineaire isometrie is een lineaire afbeeling R: R 3 R 3 ie bovenien lengtes behout, Rv = v. L3) In het bijzoner is elke rotatie ie e oorsprong vast laat een isometrie; bij rotatie van een vector veranert immers e lengte niet. Opgave 1.4. Maak een schets van L1), L2) en L3), waar R een rotatie van π/4 (ofwel 45 ) om e z-as is, en v = (1, 0, 0), v = (3, 1, 0). Formule (5) heeft nu het volgene interessante gevolg. 5
7 Propositie 1.2. Het inprouct is behouen oner isometrie, (R( v), R( v )) = ( v, v ). Bewijs. Formule (5) rukt het inprouct uit in lengtes, en lengtes zijn behouen oner isometrie. Dus zijn ook inproucten behouen oner isometrie. Voor wie it liever in formules ziet: voor ieere isometrie R gelt R v = v, R v = v, en R( v v ) = R( v) R( v ) = v v. In combinatie met formule 5 levert it (R( v), R( v ( )) = 1 2 R( v) 2 + R( v ) 2 R( v) R( v ) 2) ( v 2 + v 2 v v 2) = ( v, v ). = 1 2 We conclueren at (R( v), R( v )) = ( v, v ) voor alle v, v in R 3. Met anere wooren: niet alleen lengtes en hoeken, maar ook inproucten zijn behouen zijn oner rotaties Inproucten en hoeken We kunnen nu inproucten uitrekenen oor e vectoren in een gunstige positie te roteren. De volgene propositie beschrijft het inprouct in termen van lengtes en hoeken. Propositie 1.3. Maken twee vectoren v en v in R 3 een hoek θ, an gelt ( v, v ) = v v cos(θ). (6) Bewijs. Roteer e vectoren v en v zó at v parallel wort aan e z-as, en in positieve richting wijst. Roteer aarna om e z-as totat v zich in het x-z-vlak bevint. We hebben an v = (0, 0, z) met z 0, en v = (x, 0, z ). v z x v θ v Fig. 4: In eze rechthoekige riehoek gelt cos(θ) = z / v. Oner rotatie blijven lengtes, hoeken, en inproucten behouen. Zowel het linker- als het rechterli van (6) blijven na rotatie us hetzelfe. We berekenen het rechterli v v cos(θ). In figuur 4 zien we at v = z en cos(θ) = z / v, zoat v v cos(θ) = z v (z / v ) = zz. Het linkerli ( v, v ) heeft ezelfe waare, ( v, v ) = 0 x z z = zz. 6
8 Opgave 1.5. Wat zegt Formule 6 als θ = 0? Wat als θ = π/2 (ofwel 90 )? Wat als θ = π (ofwel 180 )? Zijn er eenvouiger manieren om it in te zien? Als we e variabele θ vrij maken in formule 6, an vinen we cos(θ) = ( v, v ) v v, ofwel θ = arccos ( ( v, v ) v v ). (7) Merk op at e lengtes v en v kunnen woren uitgerukt in termen van het inprouct met behulp van e formule v = ( v, v). Zo bezien geeft (7) een formule voor e hoek θ in termen van louter inproucten. Opgave 1.6. Bereken e hoek tussen v = (0, 0, 1) en v = (1, 0, 1), en maak een tekening. Doe hetzelfe voor v = (0, 0, 1) en v = (1, 0, 1). Voor welke hoeken is ( v, v ) > 0? En wanneer is ( v, v ) < 0? Opgave 1.7. Wat is e hoek tussen v = (4, 2, 6) en v = ( 3, 3, 1)? Is e hoek tussen v = (4, 2, 7) en v = ( 3, 3, 1) stomp of scherp? Opgave 1.8. In een methaanmolecuul zit het koolstofatoom in e oorsprong (0, 0, 0), terwijl e vier waterstofatomen zich in e hoekpunten (±1, 0, 1/ 2) en (0, ±1, 1/ 2) van een tetraëer bevinen. Maak een schets en bereken e biningshoeken. Bereken ook e hoek tussen twee snijene ribben Orthonormale bases in R 3 Een basis van R 3 is een rietal vectoren b 0, b 1 en b 2 zo at ieere vector v op precies één manier geschreven kan woren als v = λ 0 b0 + λ 1 b1 + λ 2 b2. We eisen us at e basiscoëfficienten λ 0, λ 1 en λ 2 eenuiig bepaal zijn oor v. Een basis heet orthogonaal als e verschillene basisvectoren loorecht op elkaar staan, b i b j voor i j. Ze heet orthonormaal als bovenien alle basisvectoren lengte 1 hebben. De stanaarbasis van R 3 is e 0 = (1, 0, 0), e 1 = (0, 1, 0) en e 2 = (0, 0, 1). Ieere vector v = (x, y, z) valt te schrijven als v = xe 0 + ye 1 + ze 2, en e basiscoëfficienten λ 0 = x, λ 1 = y, en λ 2 = z zijn eenuiig bepaal oor v. De stanaarbasis is orthonormaal; e basisvectoren e i hebben lengte 1 omat e i 2 = ( e i, e i ) = 1, en ze staan loorecht op elkaar omat ( e i, e j ) = 0 als i j. De eis at een basis orthonormaal is, valt volleig uit te rukken in termen van het inprouct. Een basisvector b i heeft lengte 1 als b i 2 = ( b i, b i ) = 1, en bi b j als ( b i, b j ) = 0. Een basis b i is us orthonormaal als ( b i, b j ) = δ ij. Hier is δ ij e Kronecker elta, met δ ij = 1 als i = j, en δ ij = 0 als i j. Opgave 1.9. Bepaal voor e volgene vectoren b 0, b 1 en b 2 of zij een basis vormen van R 3. Zoja, Druk an voor v = (x, y, z) e basiscoëfficienten λ 0, λ 1 en λ 2 uit in x, y en z. (Maak liefst een schets.) Is e basis orthonormaal? 7
9 a) b 0 = (1/ 2, 1/ 2, 0), b 1 = (1/ 2, 1/ 2, 0), en b 2 = (0, 0, 1). b) b 0 = (1, 0, 1), b 1 = (0, 1, 1), en b 2 = (0, 0, 1). c) b 0 = (1, 1, 1), b 1 = (1, 1, 0), b 2 = (1, 1, 1). Opgave Zij b 0 = 1 5 (4, 3, 0) en b 1 = (0, 1, 1). We veraneren nu b 1 oor er een veelvou van b 0 van af te trekken, b 1 = b 1 α b 0. Voor welke waare van α gelt b 0 b 1? Voor een orthogonale basis b i is er een simpele manier om e basiscoëfficienten λ 0, λ 1 en λ 2 van een vector v te bepalen. Propositie 1.4. De basiscoëfficienten λ i van een vector v ten opzichte van een orthogonale basis b i zijn λ i = ( b i, v)/( b i, b i ). (8) Bewijs. We berekenen eerst λ 0. Als v = λ 0 b0 + λ 1 b1 + λ 2 b2, an gelt ( b 0, v) = ( b 0, λ 0 b0 + λ 1 b1 + λ 2 b2 ) I1 = λ 0 ( b 0, b 0 ) + λ 1 ( b 0, b 1 ) + λ 2 ( b 0, b 2 ). Omat e basis b i orthogonaal is, gelt ( b 0, b 1 ) = ( b 0, b 2 ) = 0. We hebben us ( b 0, v) = λ 0 ( b 0, b 0 ) + λ λ 2 0 = λ 0 ( b 0, b 0 ), en vinen λ 0 = ( b 0, v)/( b 0, b 0 ). De berekening van λ 1 en λ 2 gaat net zo. Als een basis niet alleen orthogonaal, maar zelfs orthonormaal is, an gelt ( b i, b i ) = 1. We vinen an λ i = ( b i, v). (9) Voor een basis niet orthogonaal is, gelt geen van beie formules. Opgave Controleer at b 0 = (1, 1, 0), b 1 = (1, 1, 1), en b 2 = (1, 1, 2) een orthogonale basis is. Loop het bewijs van Propositie 1.4 na voor e vector v = (1, 0, 0). Wat zijn e basiscoëfficienten λ 0, λ 1 en λ 2? Neem e proef op e som oor λ 0 b0 + λ 1 b1 + λ 2 b2 te berekenen. Opgave Herhaal e vorige opgave voor v = (x, y, z). Opgave Is e basis b 0 = (1, 1, 3), b 1 = (2, 1, 1), b 2 = ( 4, 7, 1) van R 3 orthogonaal? Is zij orthonormaal? Bepaal e basiscoëfficiënten λ i van een vector v = (x, y, z). Opgave Maak van e basis b i uit opgave 1.13 een orthonormale basis. (Deel hiervoor elke vector oor zijn lengte, b i = b i / b i.) Bereken e basiscoëfficienten λ i ten opzichte van b i, en vergelijk ze met e coëfficiënten λ i uit Wat valt je op? 1.2 Deelvectorruimten van R 3 Een eelvectorruimte V van R 3 is een verzameling vectoren v ie e nulvector bevat, en gesloten is oner optelling en scalaire vermenigvuliging. Met anere wooren: 8
10 D1) De nulvector 0 zit in V. D2) Als v en v vectoren zijn in V, an is ook v + v een vector V. D3) Als v een vector is in V, an voor ieer getal λ ook λ v een vector in V. De enige eelvectorruimte van imensie 0 is e oorsprong V = { 0}. Ze bevat één vector v = 0, waarvan alle sommen en scalaire veelvouen weer 0 zijn. Een eelvectorruimte van imensie 1 is een lijn l oor e oorsprong. De som van twee vectoren v en v op e lijn l ligt an weerom op l, en ieer veelvou λ v van een vector v op l ligt zelf weer op l. Let op: een lijn ie niet oor e oorsprong gaat, is ook geen eelvectorruimte. Sommen en veelvouen van vectoren liggen an namelijk niet op e lijn. v v v v + v v l l Fig. 5: De lijn l gaat oor e oorsprong; als v en v op l liggen, an oen v + v en λ v at ook. De lijn l gaat niet oor e oorsprong; e vectoren v en v liggen op l, maar hun som v + v niet. Een eelvectorruimte van imensie 2 is een vlak oor e oorsprong. Om ezelfe reen als voorheen is een vlak at niet oor e oorsprong gaat, ook geen eelvectorruimte. v + v V v v v v Ṽ Fig. 6: Het vlak V gaat oor e oorsprong; e som van v en v ligt weer op V. Het vlak Ṽ gaat niet oor e oorsprong; v en v liggen in Ṽ, maar v + v niet. De enige eelvectorruimte van imensie 3 is e gehele ruimte R Bases van eelvectorruimten De rekenregels V1 V3 en I1 I3 voor vectoren in R 3 gelen natuurlijk ook in ieere eelvectorruimte V van R 3. We kunnen us allerlei efinities en stellingen voor R 3 ook formuleren voor haar eelruimten V. 9
11 Zo is een basis van V een stel vectoren b i zó at elke vector v in V op precies één manier geschreven kan woren als n 1 v = λ i bi. i=0 Het aantal basisvectoren, n, is e imensie van e ruimte. Een lijn (n = 1) heeft een basis b 0, een vlak (n = 2) heeft een basis b 0, b 1, en e gehele rieimensionale ruimte (n = 3) heeft een basis b 0, b 1, b 2. Uiteraar heet een basis weer orthogonaal als ( b i, b j ) = 0 voor i j, en orthonormaal als ( b i, b j ) = δ ij. In een lijn bestaat een basis uit één vector b 0, en is us automatisch orthogonaal. In een vlak V is een basis b 0, b 1 orthogonaal als ( b 0, b 1 ) = 0. Als v een vector in een vlak V met orthogonale basis b 0, b 1 is, an vin je e basiscoëfficienten λ 0 en λ 1 weer oor λ 0 = ( b 0, v)/( b 0, b 0 ), λ 1 = ( b 1, v)/( b 1, b 1 ). (10) Het argument hiervoor is hetzelfe als in Propositie 1.4. Opgave Controleer (10) aan e han van het bewijs van Propositie 1.4. Het vlak V van vectoren v = (x, y, z) in R 3 met x+z = 0 is bijvoorbeel een lineaire eelruimte. Het bevat e nulvector 0, want = 0. Als v in V zit, an zit ook λ v in V, want als x + z = 0, an gelt ook λx + λz = 0. Ten slotte zit e som v + v in V als v en v in V zitten, want als x + z = 0 en x + z = 0, an gelt ook (x + x ) + (z + z ) = 0. Deze eelruimte V heeft een basis b 0 = (1, 0, 1), b 1 = (0, 1, 0). Deze is orthogonaal, ( b 0, b 1 ) = 0, us e basiscoëfficiënten van een vector v in V zijn λ 0 = (x z)/2 en λ 1 = y. Merk op at voor een vector v in V gelt at z = x; je kunt ook λ 0 = x schrijven Projecties Stel at v = (x, y, z) een vector in R 3 is, en V een eelvectorruimte van R 3. Dan is e projectie P ( v) van v = (x, y, z) op V e vector in V ie het ichtst bij v ligt. Er gelt an ( v P ( v)) V. v V P ( v) ( v P ( v)) Fig. 7: De projectie P ( v) van v op het vlak V. Als je een orthogonale basis van V hebt, an vin je e projectie van een vector v in R 3 op precies ezelfe manier als je e basiscoëfficiënten van een vector v in V vint. 10
12 Propositie 1.5. Als b i een orthogonale basis is van V, en v is een vector in R 3, an is n 1 P ( v) = λ i bi (11) met λ i = ( b i, v)/( b i, b i ). Bewijs. Omat P ( v) in V zit en b i een basis is van V, zijn er coëfficiënten λ i zó at (11) gelt. Om ie te vinen, gebruiken we at v P ( v) loorecht op V staat, en us ook loorecht op elke basisvector b j. We zien an, at 0 = ( b j, v n 1 i=0 λ ib i ) = ( b j, v) λ j ( b j, b j ), en us λ j = ( b j, v)/( b j, b j ). i= Orthogonaliseren van een basis Orthogonale bases zijn vaak makkelijk om mee te werken. Als b 0,..., b n 1 een basis van V is, kunnen we eze orthogonaliseren oor stees van ieere basisvector b i e projectie op alle vorige basisvectoren b j met j < i af te trekken. We verkrijgen an een orthogonale basis b i. 0) We beginnen met b 0. Deze vormt e basis van e lijn V 0 = {λ 0 b0 ; λ 0 R}. We maken b 0 e eerste vector van onze orthogonale basis b i, b 0 = b 0. 1) De tweee basisvector b 1 is het verschil van b 1 en zijn projectie P ( b 1 ) op e lijn V 0. We vinen b 1 = b 1 P ( b 1 ). Met Propositie 1.5 volgt nu e formule b 1 = b 1 ( b 0, b 1 ) ( b 0, b 0 ) b 0. We hebben an b 0 b 1. Omat b0, b 1 en b 0, b 1 in elkaar kunnen woren uitgerukt, is b 0, b 1 een (orthogonale!) basis van het vlak opgespannen oor b 0 en b 1. V 0 V 1 = {λ 0 b0 + λ 1 b1 ; λ 0, λ 1 R} b1 b 1 P ( b 1 ) 2) Vervolgens trekken we van b 2 zijn projectie P ( b 2 ) op het vlak V 1 af, b 2 = b 2 P ( b 2 ). We hebben an b 2 b 0 en b 2 b 1. Omat b 0, b 1 een orthogonale basis van V 1 is, vinen we met Propositie 1.5 e uitrukking b 2 = b 2 ( b 0, b 2 ) ( b 0, b 0 ) b 0 ( b 1, b 2 ) ( b 1, b 1 ) b 1. Als b i een basis is, is b i at ook. De twee zijn immers in elkaar uit te rukken. V 1 b2 P ( b 2 ) Uiteraar hoeven alleen al eze stappen af als we met een basis b 0, b 1, b 2 van R 3 beginnen. Voor een basis b 0, b 1 van een vlak V volstaan stap 0 en 1, en voor een basis b 0 van een lijn zijn we irect bij stap 0 klaar. b 2 11
13 1.3 De vectorruimten R N en C N In 1.1 hebben we vooral gebruik gemaakt van e rekenregels V1, V2 en V3 voor e optelling en e scalaire vermenigvuliging, en van e rekenregels en I1, I2 en I3 voor het inprouct. Het feit at we werkten in R 3, waar vectoren bestaan uit rietallen reële getallen v = (x, y, z), is uielijk van secunair belang. We kunnen, met e noige kleine veraneringen, precies hetzelfe oen voor e ruimte R 2, waar vectoren bestaan uit tweetallen reële getallen v = (x, y) De vectorruimten R N Maar wiskunig is er geen enkele reen ons te beperken tot 2 of 3 imensies. In e N-imensionale ruimte R N is een vector v een N-tal reële getallen v = (x 0,..., x N 1 ). We efiniëren e som van v en v als e vector v + v = (x 0 + x 0,..., x N 1 + x N 1). (12) Het scalaire prouct van het getal λ en e vector v is geefinieer als en e speciale nulvector is 0 = (0,..., 0). λ v = (λx 0,..., λx N 1 ), (13) Propositie 1.6. In R N voloen e bovenstaane optelling, scalaire vermenigvuliging en nulvector aan e rekenregels V1, V2 en V3. Bewijs. Opgave. We efinieren het inprouct van twee vectoren v en v in R N als ( v, v ) = x 0 x x N 1 x N 1. (14) Propositie 1.7. Dit inprouct voloet aan e rekenregels I1, I2 en I3. Bewijs. Opgave. Reeneringen en begrippen ie alleen van e rekenregels V1, V2, V3 en I1, I2, I3 afhangen, gelen us onverkort voor R N. We efiniëren bijvoorbeel e lengte of norm van een vector als v := ( v, v). We zullen later zien at net als in R 3 e ongelijkhei van Cauchy-Schwarz gelt, ( v, v ) v v. Het getal ( v, v )/( v v ) ligt us tussen e 1 en e 1, en we efiniëren e hoek tussen v en v als ( ( v, v ) ) θ := arccos v v. (15) In zekere zin raaien we us e interpretatie van eze formule om; in 1.1 wisten we wat hoeken in R 3 zijn, en leien we aar (15) uit af. Nu gebruiken we eze formule om het begrip hoek in imensie N > 3 überhaupt zin te geven. We noemen twee vectoren v en v in R N orthogonaal als ( v, v ) = 0. 12
14 1.3.2 Bases en eelvectorruimten Ook het begrippen basis en eelvectorruimte blijven hetzelfe. Wel hebben we nu meer an 3 basisvectoren noig; e stanaarbasis van R N is bijvoorbeel e 0,..., e N 1, waar e i = (0,..., 0, 1, 0,... 0) een 1 heeft op plaats i + 1. Het aantal basisvectoren n in een basis b 0,..., b n 1 van V R N is ten hoogste N, n N. De orthogonalisatieproceure verloopt precies zo als in 1.2.3, behalve at hij niet na hooguit twee, maar na hooguit n 1 stappen ophout. Een voorbeel van een n-imensionale eelvectorruimte van R N is e verzameling vectoren van e vorm v = (x 0, x 1,..., x n 1, 0,..., 0). Een basis hiervan wort gevorm oor e eerste n vectoren van e stanaarbasis, e 0,..., e n 1. De eelvectorruimten in e volgene opgaven zijn niet van eze vorm. Opgave Stel V R 5 is e verzameling van vectoren v = (x 0,..., x 4 ) met x x 4 = 0. a) Waarom is V een eelvectorruimte van R 5? b) Laat zien at b 0 = (1, 1, 0, 0, 0), b 1 = (0, 1, 1, 0, 0), b 2 = (0, 0, 1, 1, 0), b3 = (0, 0, 0, 1, 1) een basis is van V. c) Orthogonaliseer eze basis. Opgave Geef een orthogonale basis van e 999-imensionale eelvectorruimte V R 1000, ie bestaat uit vectoren v = (x 0,..., x 999 ) waarvan e coefficiënten optellen tot nul, x x 999 = 0. Als een eelvectorruimte V R N een orthogonale basis b i heeft, an is e projectie P ( v) van e vector v = (x 0,..., x N 1 ) op e ruimte V weer gegeven oor n 1 P ( v) = λ i bi (16) met λ i = ( b i, v)/( b i, b i ). Opgave 1.18 (Lineaire Regressie). We zoeken e functie f(x) = α + βx ie e meetwaaren (x 0, y 0 ),... (x N 1, y N 1 ) het best benaert, in e zin at e som van e kwaraten van e gemaakte fout minimaal is. We zoeken us e waaren van α en β ie i=0 N 1 2 := (f(x i ) y i ) 2 (17) minimaliseren. Definiëer e vectoren v, b 0 en b 1 in R N oor i=0 v = (y 0,..., y N 1 ) b0 = (1,..., 1) b1 = (x 0,..., x N 1 ). a) Laat zien at = α b 0 +β b 1 v. Deze uitrukking wort us geminimaliseer als α b 0 +β b 1 e projectie P ( v) van v op e eelruimte opgespannen oor b 0 en b 1 is. b) Orthogonaliseer b 0, b 1 tot b 0, b 1. 13
15 c) Wat zijn e basiscoëfficiënten λ 0 en λ 1 in P ( v) = λ 0 b 0 + λ 1 b 1? Druk je antwoor uit in e gemielen x = 1 N N 1 i=0 x i, y = 1 N N 1 i=0 y i en e (co)variantie Cov(x, y) = 1 N N 1 i=0 (x i x)(y i y), Var(x) = 1 N 1 (x i x) 2. N ) Druk e projectie uit in e oorspronkelijke basis, en bepaal α en β in e uitrukking P ( v) = α b 0 + β b 1. Het resultaat van eze opgave is wellicht e moeite om te onthouen: Propositie 1.8 (Lineaire regressie). De waaren van α en β waarvoor e functie f = α + βx e meetpunten (x 0, y 0 ),... (x N 1, y N 1 ) het best benaert (in e zin at e kwaratische fout (17) minimaal is) zijn β = De vectorruimten C N Cov(x, y) Var(x), α = y βx. We spelen hetzelfe spel met e ruimte C N, waar een vector bestaat uit een N-tal complexe getallen v = (z 0,..., z N ). Je kunt een vector v nu ook met een complex getal λ vermenigvuligen. We efiniëren e som van twee vectoren v en v weer als i=0 v + v = (z 0 + z 0,..., z n 1 + z N 1). (18) De scalarvermenigvuliging van een vector v in C N met een complex getal λ is λ v = (λz 0,..., λz n 1 ). (19) De speciale nulvector in C N is uiteraar 0 = (0,..., 0). Propositie 1.9. In C N voloen e optelling, scalaire vermenigvuliging en nulvector aan e rekenregels V1, V2 en V3. (Hierbij mogen e getallen λ en µ complex zijn.) Bewijs. Opgave. Opgave Zij v e vector v = (1, i) in C 2. Bereken i v, 2i v, en (1 + 2i) v. Opgave Bereken (1 i) v + v voor v = (1, 1 + i, i), v = (i, 1, 2 i) in C 3. We efiniëren het inprouct op C N als v, v = z 0 z z N 1 z N 1. (20) Hierbij is z = x iy e complex geconjugeere van z = x + iy. Dit inprouct voloet aan e eisen I1 en I3, maar niet aan I2. 14
16 Uit formule (20) volgt irect at aan I1 volaan is, maar in plaats van e verwachte symmetrie ( v, v ) = ( v, v), vinen we e vergelijking v, v = z 0z z N 1z N 1 = z 0 z z N 1z N 1 = v, v. In plaats van I2 gelt us v, v = v, v. (21) Voor I3 merken we op at zz = x 2 + y 2. Voor e vector v = (z 0,..., z N 1 ) met coëfficienten z i = x i + iy i gelt us v, v = x y x 2 N 1 + y 2 N 1. (22) Dit is altij groter of gelijk aan nul, en v, v is nul precies an als alle x i en y i gelijk zijn aan nul. Dit betekent at e vector v gelijk is aan e nulvector 0. Opgave Bereken v, v voor: a) v = (1, i) en v = (1, i) b) v = (1, i) en v = (1, i) c) v = (1, i) en v = (1, i) Opgave Als v = (z 0, z 1 ) en v = (z 0, z 1) vectoren in C 2 zijn, en λ = i, ga na at v, λ v = λ v, v λ v, v = λ v, v. Opgaven 1.23, 1.24, 1.25 en 1.26 horen bij elkaar, en vormen e opmaat voor Fouriertheorie. Opgave De vectoren b 0 en b 1 in C 2 zijn gegeven oor b 0 = (1, 1) en b1 = (1, 1). Bepaal b 0, b 0, b 1, b 1 en b 0, b 1. Opgave Zij ω = e i/3 = ( i). a) Wat is ω 2, ω 3, ω 4, enzovoorts? Wat is ω 1, ω 2, ω 3, ω 4,...? Wat is ω, ω 2, ω 3, ω 4,...? Maak een plaatje in het complexe vlak. b) De vectoren b 0, b 1 en b 2 in C 3 zijn gegeven oor en b 0 = (1, 1, 1), b 1 = (1, ω, ω 2 ), en b 2 = (1, ω 2, ω 4 ) = (1, ω 2, ω). Bepaal e inproucten b i, b j tussen al eze vectoren. Opgave De vectoren b 0, b 1, b 2, b 3 in C 4 zijn gegeven oor b 0 = (1, 1, 1, 1), b1 = (1, i, i 2, i 3 ), b 2 = (1, i 2, i 4, i 6 ) = (1, 1, 1, 1), en b 3 = (1, i 3, i 6, i 9 ) = (1, i, 1, i). Bepaal e inproucten b i, b j tussen al eze vectoren. Opgave Kijk nog eens naar Opgave 1.23, 1.24 en Zie je e overeenkomsten? (Hint: e i/2 = 1, e i/3 = ω, e i/4 = i.) Kies je favoriete getal n > 4, formuleer e bijbehorene opgave, en raa het antwoor. Omat v, v niet negatief is, kunnen we e lengte of norm weer probleemloos efiniëren als v := v, v. Het begrip hoek ligt in C N iets complexer. We zullen later zien at ook in C N e ongelijkhei van Cauchy-Schwarz gelt, v, v v v. Toch kunnen we e hoek tussen e vectoren v en v niet efiniëren aan e han van het quotiënt v, v / v v, omat it een imaginair 15
17 eel kan hebben. We behelpen ons oor e hoek tussen e lijnen opgespannen oor v en v te efiniëren aan e han van e absolute waare van it quotiënt, ( v, v ) θ := arccos v v. (23) Merk op at 0 v, v 1, zoat eze hoek tussen e lijnen altij scherp is. v l θ vect θ lijn v l Fig. 8: Zelfs als e hoek θ vect tussen twee vectoren v en v stomp is, is e hoek θ lijn tussen e bijbehorene lijnen l en l altij scherp De Fourierbasis van C N We construeren een speciale basis van C N, met behulp van het complexe getal ω = e i/n = cos(/n) + i sin(/n). Lemma De uitrukking 1 + ω m + ω 2m ω (N 1)m is gelijk aan N als m {..., 2N, N, 0, N, 2N,...}, en aners 0. Bewijs. Als m een veelvou is van N, an gelt ω m = 1. In het bijzoner is an 1 + ω m ω (n 1)m = = N. Als it niet het geval is, an is ook ω m 1. We berekenen (1 ω m )(1 + ω m +...+ω (N 1)m ). Door e eerste haakjes uit te werken zien we at it gelijk is aan (1 ω m )(1 + ω m ω (N 1)m ) = (1 + ω m ω (N 1)m ) (ω m ω (N 1)m + ω Nm ) = 1 ω Nm = 0. In e laatste stap gebruiken we at ω N = 1, zoat 1 ω mn = 1 (ω N ) m = 0. Omat ω m niet 1 is, gelt echter (1 ω m ) 0. Dus moet e tweee factor (1 + ω m ω (N 1)m ) gelijk zijn aan nul. Opgave Teken e machten van ω in het complexe vlak voor N = 3 en N = 8, en vergeet hierbij vooral niet ω 0. Illustreer Lemma 1.10 voor m = 0, 1, 2 met N = 3, en voor m = 0, 1, 2, 4 met N = 8. We efiniëren e Fourierbasis b 0,..., b N 1 van C N oor bk = (1, ω k, ω 2k,..., ω (N 1)k ). (24) Met Lemma 1.10 zien we nu at v k, v k = Nδ kk. (De Kronecker-elta δ kk 1 als k = k, en aners 0.) is 16
18 Propositie De vectoren b k vormen een orthogonale basis van C N. In het bijzoner is het inprouct v k, v k = Nδ kk. Bewijs. Door gebruik te maken van ω = ω 1, zien we at v k, v k = = (1 1 + ω k ω k + ω 2k ω 2k ω (N 1)k ω (N 1)k ) ( 1 + ω (k k) + ω 2(k k) ω (N 1)(k k) ). Volgens Lemma 1.10 is it N als k k = 0, en aners 0. Het orthogonale stelsel bk bestaat uit N vectoren, en moet us een basis zijn. Het is gebruikelijk om e basiscoëfficiënten van v ten opzichte van e Fourierbasis (24) aan te uien met c k. Voor elke vector v C N gelt us v = N 1 k=0 c k bk. (25) De basiscoëfficiënten c k vinen we op e vertrouwe manier. Substitueer e uitrukking v = N 1 k =0 c k bk in b k, v, en merk op at b k, b k gelijk is aan nul als k k. Je verkrijgt an b k, v = c k b k, b k, en us c k = b k, v / b k, b k = 1 N b k, v. Samenvatten vinen we v = N 1 k=0 c k bk met c k = 1 N b k, v. We schrijven it uit in termen van e componenten v n van e vector v = (v 0,..., v N 1 ). Omat e n-e component van b k gelijk is aan ω kn = e ikn/n, vinen we v n = N 1 k=0 c ke ikn/n, met c k = 1 N 1 N n=0 v ne ikn/n. Stelling 1.12 (Discrete Fouriertansformatie). Ieere vector v C N kan geschreven woren als n 1 v n = c k e ikn/n, (26) met Fouriercoëfficienten c k = 1 N k=0 N 1 n=0 v n e ikn/n. (27) De Fouriertransformatie is us een basistransformatie. Formule (27) geeft e basiscoëfficiënten c k voor e Fourierbasis b k, in termen van e basiscoëfficiënten v n in e stanaarbasis e n. Omgekeer geeft (26) e v n in termen van c k. 1.4 Algemene efinitie van vectorruimte en inprouct We vangen al eze voorbeelen met één efinitie: het begrip vectorruimte. Hier verschuift e aar van e vectoren waar je mee werkt naar e achtergron, terwijl e rekenregels juist op e voorgron treen. Het interesseert ons niet langer wat e vectoren zijn, als je er maar mee kunt rekenen zoals je gewen bent. 17
19 Definitie 1.13 (Vectorruimte). Een vectorruimte is een verzameling V van vectoren, met een optelling ie aan ieer tweetal vectoren v en v e vector v + v toevoegt, een scalaire vermenigvuliging ie aan een getal λ en een vector v e vector λ v toevoegt, en een speciale nulvector 0. We eisen at e volgene rekenregels gelen: V1) Een vector v veranert niet als je hem met 1 vermenigvuligt, of als je er e nulvector bij optelt, 1 v = v en 0 + v = v. Als je een vector bij zijn tegengestele v := ( 1)v optelt, krijg je e nulvector 0. V2) Het maakt niet uit in welke volgore je vectoren v en v bij elkaar optelt, of met een getal λ vermenigvuligt. Preciezer: er gelt v + v = v + v, v + ( v + v ) = ( v + v ) + v, en λ( v + v ) = λ v + λ v. V3) Het maakt niet uit of je twee getallen λ en µ eerst met elkaar vermenigvuligt en an met een vector v, of anersom: λ(µ v) = (λµ) v. Hetzelfe gelt voor het optellen van getallen: (λ + µ) v = λ v + µ v. Een vectorruimte heet complex als e getallen λ en µ in V2 en V3 niet alleen reëel, maar ook complex mogen zijn. We hebben gezien at e optelling en scalaire vermenigvuliging in R N en C N aan e eisen V1, V2 en V3 voloen. De ruimten V = R N en V = C N zijn us vectorruimten, en V = C N is zelfs een complexe vectorruimte. Een vectorruimte V met een inprouct heet ook wel een inprouctruimte. Ook bij e algemene efinitie van het inprouct stellen we e rekenregels centraal, in casu I1, I2 en I3. Definitie Een inprouct op een (complexe of reële) vectorruimte V is een manier om aan elk tweetal vectoren v en v een (complex of reëel) getal v, v toe te kennen, zoanig at: I1) Het inprouct optelling en scalaire vermenigvuliging respecteert : v, v + v = v, v + v, v en v, λ v = λ v, v. I2) Het inprouct voloet aan v, v = v, v. I3) Er gelt v, v 0, en v, v = 0 is alleen mogelijk als v = 0. Voor het inprouct in een reële vectorruimte schrijven we ( v, v ). Aangezien it een reëel getal is, vereenvouigt I2 tot ( v, v) = ( v, v ). We hebben gezien at e inroucten op R N en C N ineraa aan eze eisen voloen. De vectorruimten V = R N en V = C N zijn us inprouctruimten, en V = C N is zelfs een complexe inprouctruimte De ruimte van golffuncties Een belangrijk voorbeel van een vectorruimte met inprouct is e quantummechanische ruimte van golffuncties. We bekijken e ruimte V = L 2 (R) van functies ψ : R C ie kwaratisch integreerbaar zijn, ψ 2 (x)x <. 18
20 Willen we ergelijke functies ψ als vectoren zien, an moeten we specificeren hoe we ze optellen en met een complex getal λ vermenigvuligen. De som ψ + ψ van twee functies ψ en ψ is e functie ie in x e waare ψ(x)+ψ (x) heeft, (ψ+ψ )(x) := ψ(x)+ψ (x). Het prouct λψ van e scalar λ en e functie ψ is e functie ie in x e waare λψ(x) aanneemt, (λψ)(x) = λψ(x). Ten slotte is e nulvector 0 e functie ψ(x) = 0. Propositie De ruimte V van functies, met bovenstaane optelling, scalaire vermenigvuliging en nulvector, voloet aan e rekenregels V1, V2 en V3. Zij is us een complexe vectorruimte. Bewijs. Opgave. We efiniëren het inprouct ψ, ψ tussen twee functies ψ en ψ als het getal ψ, ψ = ψ(x)ψ (x)x. (28) Propositie Dit voloet aan e rekenregels I1, I2, en bovenien gelt ψ, ψ 0 voor alle ψ in L 2 (R). Bewijs. Dat het inprouct optelling en scalaire vermenigvuliging respecteert, komt oorat integratie at ook oet. Voor I1 berekenen we ψ(x)(λψ )(x)x = λ ψ(x)ψ (x)x en ψ(x)(ψ + ψ )(x)x = ψ(x)ψ (x)x + ψ(x)ψ (x)x. We zien us at I1gelt: ψ, λψ = λ ψ, ψ en ψ, ψ + ψ = ψ, ψ + ψ, ψ. De eigenschap I2 volgt omat integratie complexe conjugatie respecteert, ψ (x)ψ(x)x = ψ (x)ψ(x)x = ψ (x)ψ(x)x. Er gelt us ψ, ψ = ψ, ψ, en it is I2. Ten slotte is ψ, ψ 0. Omat ψ(x)ψ(x) = ψ(x) 2 groter of gelijk aan nul is, gelt ψ, ψ = ψ(x) 2 x 0. Opmerking 2. Strikt genomen is er in in e vectorruimte L 2 (R) niet geheel aan e rekenregel I3 volaan. Weliswaar gelt ψ, ψ 0, maar op e regel at ψ, ψ = 0 alleen mogelijk is als ψ(x) = 0 zijn flauwe uitzoneringen te beenken. Een voorbeel is e functie ψ 0 met ψ 0 (x) = 0 voor x 0 en ψ 0 (x) = 1 voor x = 0. Dit kleine probleem heeft geen ernstige gevolgen, en wort meestal opgelost oor fysisch equivalente golffuncties (zoals ψ 0 en e nulvector ψ(x) = 0) met elkaar te ientificeren. Hiermee komt e ruimte V = L 2 (R) van golffuncties op gelijke voet te staan met V = R N en V = C N ; het zijn allerie inprouctruimten. Eigenschappen ie we kunnen bewijzen uit alleen V1 V3 en I1 I3 gelen us net zo goe voor e rieimensionale ruimte R 3 als voor e ruimte van golffuncties. We bespreken een paar belangrijke varianten op it thema. 19
21 Golffuncties in rie imensies Een quantummechanisch eeltje at in rie imensies beweegt, wort beschreven oor een kwaratisch integreerbare functie ψ(x, y, z) van rie variabelen. Deze vormen e vectorruimte V = L 2 (R 3 ), met inprouct ψ, ψ = ψ(x, y, z)ψ (x, y, z)xyz. Interval Op ezelfe manier efiniëren we e ruimte L 2 ([a, b]) van kwaratisch integreerbare functies op het interval [a, b]. Het inprouct is gegeven oor ψ, ψ = b a ψ(x)ψ (x)x. De efinitie van kwaratisch integreerbare functies op rechthoeken, blokken etc. laat zich raen. Kwaratisch integreerbare functies op e cirkel In Fouriertheorie is e ruimte L 2 (S 1 ) van kwaratisch integreerbare functies op e cirkel S 1 = {(x, y) ; x 2 + y 2 = 1} van belang. We schrijven een functie f : S 1 C vaak in poolcoörinaten, f(φ) met π φ π. Het is an wel van belang om te onthouen at f alleen continu op e cirkel is als f(π) = f( π). Kwaratisch integreerbaar ten opzichte van een ichthei Een laatste variant is e vectorruimte L 2 (R, µ), waar µ: R R 0 een positieve functie is. Dit is e vectorruimte van functies f : R C waarvoor f(x) 2 µ(x)x <, met inprouct f, g = f(x)g(x)µ(x)x. We zullen e versie tegenkomen waar µ(x) = 1 e x2 /2 e gaussische kansichthei is. De varianten voor R 2 en R 3 spreken voor zich Eigenschappen en begrippen voor vectorruimten Met e efinitie van vectorruimte en inprouct hebben we een rietal bewerkingen (optellen, scalaire vermenigvuliging en inprouct) en een zestal eigenschappen (V1 V3 en I1 I3) uitverkozen tot funamenteel. De anere eigenschappen van eze rie bewerkingen zijn hier eenvouig uit af te leien. Eigenschappen Zo hebben we bijvoorbeel in I1 voorgeschreven at e rechterkant van het inprouct optelling en scalaire vermenigvuliging respecteert. Omat we in I2 voorgeschreven hebben wat er gebeurt als je rechts en links verwisselt, kunnen we nagaan hoe e linkerkant van het inprouct zich geraagt. Propositie Voor het inprouct op een complexe vectorruimte V gelt v + v, v = v, v + v, v, (29) λ v, v = λ v, v. (30) Bewijs. We raaien links en rechts om met I2, halen met I1 e optelling buiten e haakjes, en raaien vervolgens links en rechts weer terug, v + v, v I2 = v, v + v I1 = v, v + v, v I2 = v, v + v, v. 20
22 Doen we hetzelfe met scalaire vermenigvuliging, an wort λ complex geconjugeer, λ v, v I2 = v, λ v I1 = λ v, v = λ v, v I2 = λ v, v. Opmerking 3. In it ictaat eisen we at scalaire vermenigvuliging rechts gerespecteer wort, en verschijnt us automatisch links een λ. Hiermee volgen we e conventies in e fysicaliteratuur. In e wiskuneliteratuur neemt men veelal aan at e scalaire vermenigvuliging links gerespecteer wort, en verschijnt λ us rechts. Opgave Controleer vergelijking (29) en (30) voor C N aan e han van e expliciete uitrukking (20) voor het inprouct. Doe hetzelfe voor e ruimte van golffuncties, aan e han van e uitrukking (28). Begrippen Allerlei anere bewerkingen op vectorruimten efiniëren we nu in termen van optelling, scalaire vermenigvuliging en inprouct. De eigenschappen van eze bewerkingen volgen an uit e funamentele eigenschappen V1 V3 en I1 I3. De tegengestele v en het verschil v v efiniëren we bijvoorbeel in termen van optelling en scalaire vermenigvuliging, als v := ( 1) v, en v v = v + ( v ). (31) De voor e han liggene rekenregels voor tegengestele en verschil, zoals (λv) = λ( v), v + ( v v ) = ( v + v ) v en λ( v v ) = λ v λ v volgen an ook irect uit e rekenregels voor optelling en scalaire vermenigvuliging. Vaak kunnen nuttige begrippen uit e rieimensionale ruimte R 3 woren overgehevel naar algemene inprouctruimten V oor ze te formuleren in termen van optelling, scalarvermenigvuliging en inprouct. In 1.1 zagen we bijvoorbeel at e lengte v van een vector v in R 3 gelijk is aan v, v. Voor een vector v in een algemene inprouctruimte V efiniëren we nu e lengte of norm als v := v, v. (32) Het begrip lengte of norm is nu ook beschikbaar in, bijvoorbeel, e ruimte van quantummechanische golffuncties. Daar blijkt het een nuttig begrip; e fysisch relevante golffuncties zijn bijvoorbeel precies e vectoren ψ van norm ψ = 1. In 1.1 zagen we at twee vectoren v en v in R 3 loorecht op elkaar staan als ( v, v ) = 0. In een algemene inprouctruimte V efiniëren we nu orthogonaliteit van v en v als v, v = 0. (33) Ook it begrip bewijst zijn waare buiten e vertrouwe context van R 3 ; e overgangswaarschijnlijkhei tussen twee golffuncties ψ en ψ is nul precies an als ze orthogonaal zijn. We willen ook het begrip hoek overhevelen van R 3 naar e algemene inprouctruimte V. Geïnspireer oor formule (7) voor R 3, en formule (23) voor C N, 21
23 willen we e hoek θ tussen e lijnen oor twee vectoren v en v in een (complexe) inprouctruimte V efiniëren aan e han van e formule cos(θ) = v, v v v. (34) Hiervoor moet wel een klein probleem woren opgelost: is het wel waar at het quotiënt v, v / v v kleiner is an 1? Aners kan het bezwaarlijk woren opgevat als e cosinus van een hoek. We bewijzen at it ineraa het geval is, uiteraar met behulp van e rekenregels V1 V3 en I1 I3. Propositie 1.18 (Cauchy-Schwarz). In een inprouctruimte V gelt voor ieer tweetal vectoren v en v : v, v v v Bewijs. Voor elk complex getal λ gelt at v λ v, v λ v = v λ v 2 0. Werken we e haakjes uit, an vinen we v, v λ v, v λ v, v + λ 2 v, v 0. (35) We vullen hier het complexe getal λ = v, v / v, v in, verkregen oor e afgeleie van (35) naar λ = x + iy gelijk aan nul te stellen. We vinen an v, v v, v v, v v, v v, v v, v v, v en us v, v 2 v, v v, v = v 2 v 2. + v, v 2 v, v = v, v v, v 2 v, v 0, In e context van e ruimte L 2 (R) van quantummechanische golffuncties wort e groothei cos 2 (θ) = ψ, ψ 2 ψ 2 ψ 2 opgevat als e overgangswaarschijnlijkhei tussen ψ en ψ. Dit is e kans at een meting van ψ een positief antwoor oplevert als het eeltje zich in e toestan ψ bevint. Om eze interpretatie überhaupt mogelijk te maken, moet e kans natuurlijk wel tussen 0 en 1 liggen. Dit wort gegaraneer oor e Cauchy-Schwarzongelijkhei. Opgave 1.29 (Collapse of the wavefunction). Stel een electron heeft spintoestan ψ = (α, β) in C 2. Dit wort ook wel geschreven als ψ = α + β, met en e σ z -eigentoestanen = (1, 0) en = (0, 1). We nemen aan at ψ genormaliseer is, ψ = 1. a) Wat is e projectie p 1 van ψ op e (complexe) lijn opgespannen oor, us op C = {(λ, 0) ; λ in C}? Wat is zijn projectie op C = {(0, λ) ; λ in C}? Bereken p 1 2 en p 2 2. (Dit is e kans op σ z = 1 of 1 bij een electron in toestan ψ.) b) Wat is e projectie p 1 van p 1 op ψ? Wat is e projectie p 2 van p 2 op ψ? Bereken p p 2 2. (Dit is e kans at het electron na een meting van σ z nog stees in e toestan ψ verkeert.) Maak een schets; neem hierbij aan at α en β reëel zijn, en teken in R 2 in plaats van C 2. 22
24 1.4.3 Deelvectorruimten, bases, projecties De begrippen eelvectorruimte, basis en projectie blijven hetzelfe als voorheen. Een eelvectorruimte W van V is een verzameling vectoren v ie e nulvector bevat, en gesloten is oner optelling en scalaire vermenigvuliging. Met anere wooren: D1) De nulvector 0 zit in W. D2) Als v en v vectoren zijn in W, an is ook v + v een vector W. D3) Als v een vector is in V, an voor ieer getal λ ook λ v een vector in W. Voor complexe vectorruimten mag het getal λ ook complex zijn. Een basis b i van een vectorruimte V is een (einige) verzameling vectoren zo at ieere vector v op precies één manier geschreven kan woren als v = N 1 i=0 λ i bi. De basiscoëfficiënten λ i mogen complex zijn als V een complexe vectorruimte is. Een basis heet orthogonaal als b i, b j = 0 voor i j, en orthonormaal als b i, b j = δ ij. De projectie P ( v) van een vector v in V op een eelruimte W is e vector in W waarvoor v P ( v) minimaal is. In R 3 zagen we in een plaatje at it precies an het geval is, als v P ( v) W. Voor algemene vectorruimten is it (mij, in ieer geval) niet irect uielijk. We hebben hier een extra argument noig, at alleen V1, V2, V3 en I1, I2, I3 gebruikt. Hiervoor hebben we e stelling van Pythagoras noig. We laten zien at eze gelt in ieere inprouctruimte: Stelling 1.19 (Pythagoras). Als twee vectoren v en v in een inprouctruimte V loorecht op elkaar staan, v v, an gelt v + v 2 = v 2 + v 2. Bewijs. Als we het inprouct v + v 2 = v + v, v + v uitwerken, an zijn e kruistermen v, v en v, v nul vanwege v v. Er gelt v + v, v + v = v, v + v, v + v, v + v, v = v, v + v, v, en us v + v = v 2 + v 2. Een hanig gevolg van e Stelling van Pythagoras is at we e lengte van een vector v uit kunnen rekenen, zora we zijn basiscoëfficiënten ten opzichte van een orthogonale basis weten. Propositie Als b i een orthogonale basis is en v = N 1 i=0 λ i b i, an gelt v 2 = λ 0 2 b λ N 1 2 b N 1 2. Bewijs. De Stelling van Pythagoras zegt at v 2 = λ 0 b λ N 1 bn 1 2, omat e termen orthogonaal zijn. Haal nu e λ i s buiten haakjes. Maar het was ons natuurlijk begonnen het resultaat at een projectie P ( v) op een eelruimte W e eigenschap heeft at v P ( v) loorecht staat op W. 23
25 Propositie Stel at p een vector in W is, met v p w voor elke w in W. Dan is p = P ( v) e projectie van v op W. Bewijs. We laten zien at e afstan v w van v tot een willekeurige vector w in W minstens zo groot is als zijn afstan v p tot p. Schrijf v w = ( v p) + ( p w). Omat p w in e eelruimte W zit, gelt v p p w. Met e stelling van Pythagoras zien we us at v w 2 = ( v p) + ( p w) 2 = ( v p) 2 + ( p w) 2 Nu is ( p w) 2 0, us er gelt v w 2 ( v p) 2. Als b 0,..., b N 1 een (einige) basis van een eelvectorruimte W van V is, an kunnen we e projectie op W uitrekenen met e gebruikelijke truc. Propositie Stel b i is een orthogonale basis van W. Dan is e projectie P ( v) van v op W gegeven oor P ( v) = N 1 i=0 λ i bi, met λ i = b i, v / b i, b i. (36) Bewijs. Schrijf e vector P ( v) in W als P ( v) = N 1 i=0 λ i b i. Als v P ( v) loorecht op elke vector in W staat, an staat hij in het bijzoner loorecht op ieere basisvector b i. Omat b i, b j = 0 als i j levert it 0 = b i, v P ( v) = b i, v N 1 j=0 λ j b i, b j = b i, v λ i b i, b i. We vinen us λ i = b i, v / b i, b i zoals gewenst. Opmerking 4. Als e vectorruimten V en W complex zijn, is b i, v niet hetzelfe als v, b i. Let hierop in Formule (36). Het orthogonaliseren van een stelsel b 0, b 1,... gaat hetzelfe als in R 3. Je trekt stees van ieere vector b n zijn projectie P ( b n ) op e ruimte W n 1 opgespannen oor alle vorige vectoren b 0,..., b n 1 af. Dit procéé heet Gram- Schmit orthogonalisatie. 0) De eerste basisvector b 0 = b 0 spant e eenimensionale eelruimte W 0 op. 1) De tweee basisvector wort b 1 = b 1 P ( b 1 ), waar P ( b 1 ) e projectie op W 0 is. Deze staat loorecht op b 0 (Propositie 1.21) en is gegeven oor (Propositie (36)) b 1 = b 1 b 0, v b 0, b 0 b 0. Je hebt an een orthogonale basis b 0, b 1 van e ruimte W 1 = {λ 0 b0 +λ 1 b1 } opgespannen oor b 1 en b 2. n) Stel je hebt een orthogonale basis b 0,..., b n 1 van e ruimte W n 1 van vectoren van e vorm λ 0 b λ n 1 bn 1. Dan vin je e volgene 24
26 vector b n oor van b n zijn projectie op W n 1 af te trekken, b n = b n P ( b n ). Vanwege het feit at b 0,..., b n 1 al orthogonaal is, levert it ( b 1 = b 1 b 0, v b b 0, b ) b n 1, v b b n 1, b n 1 n 1. Let er bij complexe vectorruimten op b i, v en v, b i niet hetzelfe zijn! Projecties in functieruimten We passen e theorie van inprouctruimten toe op het volgene probleem. Probleem 1. Gegeven een functie f : [ 1, 1] C. We zoeken het tweeegraas polynoom p 2 (x) = a 0 + a 1 x + a 2 x 2 at e functie f het best benaert, in e zin at e kwaratische fout minimaal is. 2 = 1 1 f(x) p 2 (x) 2 x (37) Het probleem speelt zich af in e vectorruimte V = L 2 ([ 1, 1]) van functies f : [ 1, 1] C met 1 1 f(x) 2 x <. Dit is een complexe vectorruimte, met inprouct f, g = 1 1 f(x)g(x)x. We vatten e functie f op als een vector in V = L 2 ([ 1, 1]). We bekijken e rieimensionale eelvectorruimte W van polynomen p(x) = a 0 + a 1 x + a 2 x 2 van graa hoogstens 2, waarbij a 0, a 1 en a 2 complexe getallen mogen zijn. De ruimte W heeft een basis b 0, b 1 en b 2 met b 0 (x) = 1, b 1 (x) = x en b 2 (x) = x 2. De kwaratische fout (37) is natuurlijk niets aners an e afstan = f p 2 van f tot p 2. We zoeken us e vector p 2 in W waarvoor e afstan = f p 2 tot f minimaal is. Dit is e projectie p 2 = P (f) van f op W. Om e projectie te vinen, hebben we een orthogonale basis van W noig. De basis b 0, b 1, b 2 is niet orthogonaal, want Net zo berekenen we b 0, b 2 = x2 x = [ 1 3 x3 ] 1 1 = 2/3. b 0, b 0 = 2, b 1, b 1 = 2/3, b 2, b 2 = 2/5 en (38) b 0, b 1 = 0, b 0, b 2 = 2/3, b 1, b 2 = 0. We hebben us e Gram-Schmit orthogonalisatiemethoe noig. In Stap 0 merken we op at b 0 = b 0 = 1 een orthogonale basis is van e ruimte W 0 = {a 0 1} van constante functies. In Stap 1 trekken we van b 1 zijn projectie op W 0 af, b 1 = b 1 P (b 1 ). We vinen b 1 = b 1 b 0, b 1 b 0, b 0 b 0 = b 1, 25
27 omat b 0, b 1 = b 0, b 1 = 0. We hebben us een orthogonale bass b 0(x) = 1, b 1(x) = x van e ruimte W 1 = {a 0 +a 1 x} van polynomen van graa hoogstens 1. In Stap 2 trekken we van b 2 zijn projectie op W 1 af, b 2 = b 2 P (b 2 ). We vinen ( ) b b 2 = b 2 0, b 2 b 0, b 0 b 0 + b 1, b 2 b 1, b 1 b 1 = b b 0, waarbij we in e laatste stap gebruik maken van (38) en het toevallige feit at b 0 = b 0 en b 1 = b 1. Al met al hebben we nu e volgene orthogonale basis van e ruimte W = {a 0 + a 1 x + a 2 x 2 } gevonen: b 0(x) = 1, b 1(x) = x, en b 2(x) = x Met behulp van eze orthogonale basis kunnen we e projectie van f op W vinen. Er gelt P (f) = λ 0 b 0 + λ 1 b 1 + λ 2 b 2 met λ i = b i, f / b i, b i. We rukken ons antwoor uit in e momenten M k = 1 1 x k f(x)x van f. Merk op at M k = b k, f. We vinen λ 0 = 1 2 M 0, λ 1 = 3 2 M 1. Om λ 2 = b 2, f / b 2, b 2 te vinen, berekenen we eerst e noemer, b 2, b 2 = 1 1 (x2 1/3) 2 x = 8/45. Vanwege b 2 = b b 0, gelt b 2, f = M M 0, en we vinen λ 2 = 45 8 M M 0. In e uitrukking P (f) = λ 0 b 0 + λ 1 b 1 + λ 2 b 2 vullen we nu eze waaren van λ i in, en we substitueren b 0 = 1, b 1 = x en b 2 = x Dit levert P (f) = [ 9 8 M M 2] + [ 3 2 M 1 De gezochte coëfficiënten zijn us ] [ x M M 0] x 2. a 0 = 9 8 M M 2, a 1 = 3 2 M 1, a 2 = 45 8 M M 0. Opgave Voor e functie f(x) = x op het interval [ 1, 1]. a) Vin het tweeegraas polynoom p 2 (x) = a 0 + a 1 x + a 2 x 2 at e functie f het best benaert op het interval [ 1, 1], in e zin at e afstan = f p 2 tot f minimaal is. b) Bereken p 2 2 en f 2. c) Het verschil f p 2 staat loorecht op e projectie p 2. Gebruik e Stelling van Pythagoras (Stelling 1.19) om = f p 2 te berekenen. Opgave Als f : [0, 1] C gegeven is oor f(x) = e x, en g : [0, 1] C oor g(x) = e x, voor welk getal a is an e afstan f ag minimaal? (De lengte is met betrekking tot het inprouct ψ, ψ = 1 0 ψ(x)ψ (x)x op e vectorruimte L 2 ([0, 1]).) Opgave 1.32 (Legenrepolynomen). Voor een gegeven functie f : [ 1, 1] C, vin het eregraas polynoom p 3 (x) = a 0 +a 1 x+a 2 x 2 +a 3 x 3 at e functie f het best benaert, in e zin at e kwaratische fout f p 3 2 = 1 1 f(x) p 3 (x) 2 x minimaal is. Druk je antwoor uit in e momenten M k = 1 1 xk f(x)x van f. 26
Oefeningenexamen Projectieve Meetkunde: oplossingen
Oefeningenexamen Projectieve Meetkune: oplossingen 2e bachelor Wiskune acaemiejaar 2011-2012 1 Eerste zittij Oefening 1.1. Een {, m}-boog in PG(2, q) is een verzameling van m 1 punten zoat ieere rechte
Nadere informatieCalculus I, 20/10/2014
Calculus I, 20/0/20. Gegeven e kromme yx waarvoor arctan y x = 2 lnx2 + y 2 a Bereken e afgeleie y voor een punt x,y at voloet aan het functievoorschrift. b Gebruik e gevonen uitrukking voor e afgeleie
Nadere informatieVoorkennis + lijst met standaardintegralen
Scheien van variabelen een oplosmethoe voor eerste ore-ifferentiaalvergelijkingen WISNET-HBO NHL upate mei 2009 Inleiing Het met pen en papier berekenen van e analytische oplossing van een eerste ore ifferentiaalverglijking
Nadere informatieWiskunde AEO V. Afdeling Kwantitatieve Economie. Uitwerking tentamen 6 januari 2010
Afeling Kwantitatieve Economie Wiskune AEO V Uitwerking tentamen 6 januari 00 Een stelling ( punten) Laat c een ifferentieerbare kromme zijn, ie op een niveauverzameling van een ifferentieerbare functie
Nadere informatieHoofdstuk 1: Inleiding
Hoofstuk 1: Inleiing 1.1. Richtingsvelen. Zie Stewart, 9.2. 1.2. Oplossingen van enkele ifferentiaalvergelijkingen. Zelf oorlezen. 1.3. Classificatie van ifferentiaalvergelijkingen. Differentiaalvergelijkingen
Nadere informatieVoorkennis. Hoekmeting
Hoekmeting Hoeken meten we in graen of in raialen. Hiernaast zie je e eenheiscirkel in het vlak (e cirkel met straal en e oorsprong als mielpunt) waarop e beie verelingen zijn aangegeven. Een volleige
Nadere informatie4.2.6 I. Betreft opgave 4.2.2: a. B f = {a, b } d. B f = {a, b, c } = C f II. Betreft opgave 4.2.4: e. B f e = IR + 0 = IR. f. B f f. g.
g. x=2y+1 2y = x - 1 y = 1 2 x- 1 2 Duielijk zal zijn at bij elke x-waare precies één y-waare hoort, ofwel: bij elk origineel hoort precies één beel. Het is us een functie. (N.B.: als het coomein geen
Nadere informatieWISKUNDE- HWTK PROEFTOETS- AT3 - OPGAVEN en UITWERKINGEN - EX 03 1.doc 1/11
VAK: WISKUNDE - HWTK Set Proeftoets AT WISKUNDE- HWTK PROEFTOETS- AT - OPGAVEN en UITWERKINGEN - EX 0.oc / DIT EERST LEZEN EN VOORZIEN VAN NAAM EN LEERLINGNUMMER! Beschikbare tij: 00 minuten Uw naam:...
Nadere informatieLineaire algebra I (wiskundigen)
Lineaire algebra I (wiskundigen) Toets, donderdag 22 oktober, 2009 Oplossingen (1) Zij V het vlak in R 3 door de punten P 1 = (1, 2, 1), P 2 = (0, 1, 1) en P 3 = ( 1, 1, 3). (a) Geef een parametrisatie
Nadere informatieWiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 4 les 1
Wiskune D Online uitwerking 4 VWO blok 4 les aragraaf. Opgave a et e stelling van thagoras volgt at (, ) ( ) + ( ) ( 3 ) + ( ) + 3 3 b De roosterpunten met afstan 3 tot liggen op e cirkel met als mielpunt
Nadere informatieZomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008
Zomercursus Wiskune Katholieke Universiteit Leuven September 2008 Rekenregels voor het berekenen van afgeleien (versie 27 juni 2008) Inleiing De afgeleie van een functie f in een punt R is e helling (richtingscoëfficiënt)
Nadere informatieMore points, lines, and planes
More points, lines, and planes Make your own pictures! 1. Lengtes en hoeken In het vorige college hebben we het inwendig product (inproduct) gedefinieerd. Aan de hand daarvan hebben we ook de norm (lengte)
Nadere informatiewordt de stelling van Pythagoras toegepast, in dit geval twee keer: eerst in de x y-vlakte en vervolgens in de vlakte loodrecht op de vector y.
Wiskunde voor kunstmatige intelligentie, 2 Les 5 Inproduct Als we het in de meetkunde (of elders) over afstanden en hoeken hebben, dan hebben we daar intuïtief wel een idee van. Maar wat is eigenlijk de
Nadere informatieAfgeleiden berekenen met DERIVE
/09/007 Afgeleien met DERIVE.fw 18:48:0 Afgeleien berekenen met DERIVE In DERIVE zijn alle regels ingebouw waarmee je ook op papier afgeleien berekent: lineariteit, prouct- en quotiëntregel, kettingregel.
Nadere informatieAntwoorden Eindtoets 8NC00 12 april 2017
Antwooren Eintoets 8NC 12 april 217 1.1. Onwaar, een fase-contrast microscoop brengt e verschillen in brekingsinex in beel. Er wort geen gepolariseer licht gebruikt us het is niet mogelijk ubbelbrekene
Nadere informatieKies voor i een willekeurige index tussen 1 en r. Neem het inproduct van v i met de relatie. We krijgen
Hoofdstuk 95 Orthogonaliteit 95. Orthonormale basis Definitie 95.. Een r-tal niet-triviale vectoren v,..., v r R n heet een orthogonaal stelsel als v i v j = 0 voor elk paar i, j met i j. Het stelsel heet
Nadere informatie1.4 Differentiëren van machtsfuncties
. Differentiëren van machtsfuncties De inmiels bekene regel voor het ifferentiëren van machtsfuncties luit: n n [ ] n (n,,, ) Deze regel kun je vrij gemakkelijk herontekken met behulp van e (uitgebreie)
Nadere informatieOverzicht Fourier-theorie
B Overzicht Fourier-theorie In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de belangrijkste resultaten van de Fourier-theorie. Dit kan als steun dienen ter voorbereiding op het tentamen. Fourier-reeksen van
Nadere informatieTRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER
TRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER Cursusjaar 2009 / 2010 2 Inhoudsopgave 1 FOURIERANALYSE 5 1.1 INLEIDING............................... 5 1.2 FOURIERREEKSEN.......................... 5 1.3 CONSEQUENTIES
Nadere informatieUITWERKINGEN 1 2 C : 2 =
UITWERKINGEN. De punten A, B, C, D in R zijn gegeven door: A : 0, B : Zij V het vlak door de punten A, B, C. C : D : (a) ( pt) Bepaal het oppervlak van de driehoek met hoekpunten A, B, C. Oplossing: De
Nadere informatieTentamen Lineaire Algebra
Tentamen Lineaire Algebra 3 januari 214, 8:3-11:3 uur - Bij dit tentamen mogen dictaten en boeken niet gebruikt worden - Een eenvoudige rekenmachine, hoewel niet nodig, is toegestaan, maar geen grafische
Nadere informatieTentamen Lineaire Algebra B
Tentamen Lineaire Algebra B 29 juni 2012, 9-12 uur OPGAVEN Uitwerkingen volgen na de opgaven 1. Gegeven is de vectorruimte V = R[x] 2 van polynomen met reële coefficienten en graad 2. Op V hebben we een
Nadere informatieInwendig product, lengte en orthogonaliteit
Inwendig product, lengte en orthogonaliteit We beginnen met een definitie : u u Definitie. Als u =. en v = u n v v. v n twee vectoren in Rn zijn, dan heet u v := u T v = u v + u v +... + u n v n het inwendig
Nadere informatieDe maximale waarderingscijfers van de opgaven verhouden zich als 30:30:20:20 deel cijfer=score./10
Universiteit Twente, Werktuigbouwkune Vak : Programmeren en Moelleren Datum : 0 oktober 20 Tij : 08.45-0.5 uur TOETS Deze eeltoets bestaat uit 4 opgaven. Geef niet alleen e antwooren maar toon ook e geane
Nadere informatieUitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =
Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, 215 Deze uitwerkingen zijn niet volledig, maar geven het idee van elke opgave aan. Voor een volledige oplossing moet alles ook nog duidelijk uitgewerkt
Nadere informatieLineaire Algebra voor ST
Lineaire Algebra voor ST docent: Judith Keijsper TUE, HG 9. email: J.C.M.Keijsper@tue.nl studiewijzer: http://www.win.tue.nl/wsk/onderwijs/ds6 Technische Universiteit Eindhoven college 9 J.Keijsper (TUE)
Nadere informatieTentamen Lineaire Algebra UITWERKINGEN
Tentamen Lineaire Algebra 29 januari 29, 3:3-6:3 uur UITWERKINGEN Gegeven een drietal lijnen in R 3 in parametervoorstelling, l : 2, m : n : ν (a (/2 pt Laat zien dat l en m elkaar kruisen (dat wil zeggen
Nadere informatieUnitaire en Hermitese transformaties
Hoofdstuk 11 Unitaire en Hermitese transformaties We beschouwen vervolgens lineaire transformaties van reële en complexe inproductruimten die aan extra eigenschappen voldoen die betrekking hebben op het
Nadere informatieTweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen
Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 en opmerkingen November 10, 2009 Opgave 1 Gegeven een vectorruimte V met deelruimtes U 1 en U 2. Als er geldt dim U 1 = 7, dimu 2 = 9, en dim(u 1 U 2 ) = 4, wat
Nadere informatieBekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { De tweede vergelijking van de eerste aftrekken geeft:
Determinanten Invoeren van het begrip determinant Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { a x + b y = c a 2 a 2 x + b 2 y = c 2 a Dit levert op: { a a 2 x
Nadere informatieUitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =
Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, 2015 Deze uitwerkingen zijn niet volledig, maar geven het idee van elke opgave aan Voor een volledige oplossing moet alles ook nog duidelijk uitgewerkt
Nadere informatieuitwendig magnetisch veld F daarvoor een externe elektrische stroom nodig is, wordt een permanente magneet genoemd. Z N
5 Elektromagnetisme 5.1 Magnetisme Tussen twee magneten zijn er krachten aanwezig ie ervoor zorgen at ze elkaar aantrekken of afstoten. Deze krachten zijn het resultaat van magnetische velen ie op atomair
Nadere informatieComplexe eigenwaarden
Complexe eigenwaarden Tot nu toe hebben we alleen reële getallen toegelaten als eigenwaarden van een matrix Het is echter vrij eenvoudig om de definitie uit te breiden tot de complexe getallen Een consequentie
Nadere informatie1.3 De produktregel. Laat zien dat bijvoorbeeld [ x x. ] niet gelijk is aan 2x
.3 De prouktregel Eerer heb je geleer at je e som van twee (of meer) functies kunt ifferentiëren, oor termsgewijs te ifferentiëren. Bijvoorbeel: 3 [ x + x ] = x + 3 x.7 Een ergelijke mooie regel gelt niet
Nadere informatieKrachten binnen het standaardmodel. N.G. Schultheiss
1 Krachten binnen het stanaarmoel N.G. Schltheiss 1 Inleiing Deze mole volgt op e mole Deeltjes binnen het stanaarmoel en wort vervolg met e mole Deeltjes in airshowers. Aan e han van het netron verval
Nadere informatieUitwerkingen tentamen lineaire algebra 2 13 januari 2017, 10:00 13:00
Uitwerkingen tentamen lineaire algebra 3 januari 07, 0:00 3:00 Hint: Alle karakteristiek polynomen die je nodig zou kunnen hebben, hebben gehele nulpunten. Als dat niet het geval lijkt, dan heb je dus
Nadere informatieHandout limietstellingen Kansrekening 2WS20
1 Hanout limietstellingen Kansrekening WS0 Remco van er Hofsta 6 januari 015 Samenvatting In eze han out bespreken we een aantal limietstellingen en hun bewijzen. In meer etail, behanelen we e volgene
Nadere informatieMatrices en Stelsel Lineaire Vergelijkingen
Complexe Getallen Wat is de modulus van een complex getal? Hoe deel je twee complexe getallen? Wat is de geconjugeerde van een complex getal? Hoe kan je z z ook schrijven? Wat is de vergelijking van een
Nadere informatieGeef niet alleen antwoorden, maar bewijs al je beweringen.
Tentamen Lineaire Algebra donderdag 29 januari 205, 9.00-2.00 uur Het is niet toegestaan telefoons, computers, grafische rekenmachines (wel een gewone), dictaten, boeken of aantekeningen te gebruiken.
Nadere informatieHoofdstuk 1 - Lijnen en cirkels
Lijn en vlak lazije a Die kun je aflezen van e oëffiiënten van x en y Dus is een normaalvetor 7 x invullen in e vergelijking van l geeft y en aarmee vin je (, ) y invullen in e vergelijking van l geeft
Nadere informatieInwendig product, lengte en orthogonaliteit in R n
Inwendig product, lengte en orthogonaliteit in R n Het inwendig product kan eenvoudig worden gegeneraliseerd tot : u v u v Definitie Als u = u n en v = v n twee vectoren in Rn zijn, dan heet u v := u T
Nadere informatieVectorruimten met inproduct
Hoofdstuk 3 Vectorruimten met inproduct 3. Inleiding In R 2 en R 3 hebben we behalve de optelling en scalairvermenigvuldiging nog meer structuur ; bij een vector kun je spreken over zijn lengte en bij
Nadere informatieONBETWIST ONderwijs verbeteren met WISkunde Toetsen Voorbeeldtoetsen Lineaire Algebra Deliverable 3.10 Henk van der Kooij ONBETWIST Deliverable 3.
ONBETWIST ONderwijs verbeteren met WISkunde Toetsen Voorbeeldtoetsen Lineaire Algebra Deliverable 3.10 Henk van der Kooij ONBETWIST Deliverable 3.8 ONBETWIST ONderwijs verbeteren met WISkunde Toetsen Inleiding
Nadere informatie1 Eigenwaarden en eigenvectoren
Eigenwaarden en eigenvectoren Invoeren van de begrippen eigenwaarde en eigenvector DEFINITIE Een complex (of reëel getal λ heet een eigenwaarde van de n n matrix A als er een vector x is met Ax = λx Dan
Nadere informatie6 Complexe getallen. 6.1 Definitie WIS6 1
WIS6 1 6 Complexe getallen 6.1 Definitie Rekenen met paren De vergelijking x 2 + 1 = 0 heeft geen oplossing in de verzameling R der reële getallen (vierkantsvergelijking met negatieve discriminant). We
Nadere informatieExacte waarden bij sinus en cosinus
Exacte waaren ij sinus en cosinus In enkele gevallen kun je vergelijkingen met sinus en cosinus exact oplossen. Welke gevallen zijn at? Hieroven zie je grafieken van f(x) = sin x en g(x) = cos x. a Hoe
Nadere informatieDe n-dimensionale ruimte Arjen Stolk
De n-dimensionale ruimte Arjen Stolk In het vorige college hebben jullie gezien wat R 2 (het vlak) is. Een vector v R 2 is een paar v = (x,y) van reële getallen. Voor vectoren v = (a,b) en w = (c,d) in
Nadere informatieLineaire afbeeldingen
Les 2 Lineaire afbeeldingen Als een robot bij de robocup (het voetbaltoernooi voor robots een doelpunt wil maken moet hij eerst in de goede positie komen, d.w.z. geschikt achter de bal staan. Hiervoor
Nadere informatieTentamen lineaire algebra 2 18 januari 2019, 10:00 13:00 Uitwerkingen (schets)
Tentamen lineaire algebra 8 januari 9, : : Uitwerkingen (schets) Opgave. ( + punten) Gegeven is de matrix ( ) A =. (a) Bepaal een diagonaliseerbare matrix D en een nilpotente matrix N zodanig dat A = N
Nadere informatie4 + 3i 4 3i (7 + 24i)(4 3i) 4 + 3i
COMPLEXE GETALLEN Invoering van de complexe getallen Definitie Optellen en vermenigvuldigen Delen De complexe getallen zijn al behoorlijk oud; in de zestiende eeuw doken ze op bij het oplossen van algebraïsche
Nadere informatieNoordhoff Uitgevers bv
lazije 48 a x+ y= x+ y p(x+ y ) x y= x y+ qx ( y + Optellen van e vergelijkingen geeft an p( x+ y ) + q( x y+ ). 4 4 O 4 4 Kies q =. Dit geeft e vergelijking x+ y ( x y+ ). x+ y x+ 9y. Herleien geeft y
Nadere informatieTentamen lineaire algebra voor BWI maandag 15 december 2008, uur.
Vrije Universiteit Amsterdam Faculteit der Exacte Wetenschappen Afdeling Wiskunde Tentamen lineaire algebra voor BWI maandag 5 december 8, 5.5-8. uur. ELK ANTWOORD DIENT TE WORDEN BEARGUMENTEERD. Er mogen
Nadere informatieVectorruimten en deelruimten
Vectorruimten en deelruimten We hebben al uitgebreid kennis gemaakt met de vectorruimte R n We zullen nu zien dat R n slechts een speciaal geval vormt van het (veel algemenere begrip vectorruimte : Definitie
Nadere informatieGeadjungeerde en normaliteit
Hoofdstuk 12 Geadjungeerde en normaliteit In het vorige hoofdstuk werd bewezen dat het voor het bestaan van een orthonormale basis bestaande uit eigenvectoren voldoende is dat T Hermites is (11.17) of
Nadere informatieHoofdstuk 6 - Differentiëren
Havo D eel Uitwerkingen Moerne wiskune Hoofstuk - Differentiëren Blazije a Het water steeg het harst op e tijstippen waarij e grafiek het steilst loopt. Dat is om ongeveer 7 uur s ohtens en om 7 uur s
Nadere informatieCollege WisCKI. Albert Visser. 16 januari, Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University. Loodrechte Projectie
College WisCKI Albert Visser Department of Philosophy, Faculty Humanities, Utrecht University 16 januari, 2012 1 Overview 2 Overview 2 Overview 2 Overview 3 Zij V een deelruimte met basis v 1,..., v k.
Nadere informatieTentamen Lineaire Algebra 1 (Wiskundigen)
Tentamen Lineaire Algebra Wiskundigen Donderdag, 23 januari 24,.-3. Geen rekenmachines. Motiveer elk antwoord.. Voor alle reële getallen a definiëren we de matrix C a als a C a = a 2. a Verder definiëren
Nadere informatieFACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie Lineaire Algebra, tentamen Uitwerkingen vrijdag 4 januari 0, 9 uur Gebruik van een formuleblad of rekenmachine is niet toegestaan. De
Nadere informatieHoofdstuk 1 Grafieken en vergelijkingen
Opstap Veranen O- Grafiek A hoort ij kaars. Grafiek B hoort ij kaars. Grafiek C hoort ij kaars. O-a O-a u in uren Bij u, is l 7 want, 7. Zie opraht O-. Na vier uur ranen zijn e kaarsen even lang. Bij eie
Nadere informatieEindexamen wiskunde B1-2 vwo 2005-II
Reistij figuur 1 rivier Een boot vaart op een rivier van naar en terug. De afstan tussen en is 10 km. De boot vaart altij met een snelhei van 20 km/u ten opzichte van het water. De rivier stroomt in e
Nadere informatieTentamen lineaire algebra 2 17 januari 2014, 10:00 13:00 zalen 174, 312, 412, 401, 402
Tentamen lineaire algebra 2 17 januari 214, 1: 13: zalen 174, 312, 412, 41, 42 Dit zijn geen complete uitwerkingen. Er is dus geen garantie dat het overschrijven met andere getallen voldoende is voor huiswerk
Nadere informatieNoordhoff Uitgevers bv
Verieping - Hoek afstan erek met vetor lazije a + + 9 ; a 7 7 z 9 O O (rihtingsvetor z-as) staat looreht op het vlak oor -as O -as us staat O looreht op e lijn oor O ie in at vlak ligt 7 a Omat het mielste
Nadere informatieHoofdstuk 1. Inleiding. Lichamen
Hoofdstuk 1 Lichamen Inleiding In Lineaire Algebra 1 en 2 heb je al kennis gemaakt met de twee belangrijkste begrippen uit de lineaire algebra: vectorruimte en lineaire afbeelding. In dit hoofdstuk gaan
Nadere informatieHoofdstuk 5 - Verbanden herkennen
V-a V-a Hoofstuk - Veranen herkennen Hoofstuk - Veranen herkennen Voorkennis O A B De grafiek ij tael A is een rehte lijn, want telkens als in e tael met toeneemt neemt met toe. Het startgetal is en het
Nadere informatieBlok 2 - Vaardigheden
Blok - Vaarigheen lazije a Het startgetal is en het hellingsgetal is De formule ie ij e lijn ast is y x De lijn k heeft het zelfe hellingsgetal als e lijn l, us De formule is y x+ 7 e Het hellingsgetal
Nadere informatieHoofdstuk 9. Vectorruimten. 9.1 Scalairen
Hoofdstuk 9 Vectorruimten 9.1 Scalairen In de lineaire algebra tot nu toe, hebben we steeds met reële getallen als coëfficienten gewerkt. Niets houdt ons tegen om ook matrices, lineaire vergelijkingen
Nadere informatieTentamen Functies en Reeksen
Tentamen Functies en Reeksen 6 november 204, 3:30 6:30 uur Schrijf op ieder vel je naam en bovendien op het eerste vel je studentnummer, de naam van je practicumleider (Arjen Baarsma, KaYin Leung, Roy
Nadere informatieVectormeetkunde in R 3
Vectormeetkunde in R Definitie. Een punt in R wordt gegeven door middel van drie coördinaten : P = (x, y, z). Een lijnstuk tussen twee punten P en Q voorzien van een richting noemen we een pijltje. Notatie
Nadere informatieDefinities, stellingen en methoden uit David Poole s Linear Algebra A Modern Introduction - Second Edtion benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2
Definities, stellingen en methoden uit David Poole s Linear Algebra A Modern Introduction - Second Edtion benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2 Bob Jansen Inhoudsopgave 1 Vectoren 3 2 Stelsels Lineaire
Nadere informatiex cos α y sin α . (1) x sin α + y cos α We kunnen dit iets anders opschrijven, namelijk als x x y sin α
Lineaire afbeeldingen Rotatie in dimensie 2 Beschouw het platte vlak dat we identificeren met R 2 Kies een punt P in dit vlak met coördinaten (, y) Stel dat we het vlak roteren met de oorsprong (0, 0)
Nadere informatieKwantummechanica Donderdag, 13 oktober 2016 OPGAVEN SET HOOFDSTUK 4. Bestudeer Appendix A, bladzijden van het dictaat.
1 Kwantummechanica Donderdag, 1 oktober 016 OPGAVEN SET HOOFDSTUK 4 VECTOREN OVER DE REËLE RUIMTE DUS DE ELEMENTEN ZIJN REËLE GETALLEN Bestudeer Appendix A, bladzijden 110-114 van het dictaat. Opgave 1:
Nadere informatie1.1 Oefen opgaven. Opgave Van de lineaire afbeelding A : R 3 R 3 is gegeven dat 6 2, 5 4, A 1 1 = A = Bepaal de matrix van A.
. Oefen opgaven Opgave... Van de lineaire afbeelding A : R 3 R 3 is gegeven dat A = Bepaal de matrix van A. 4, 4 A =, A = 3 4. In de volgende opgave wordt het begrip injectiviteit en surjectiviteit van
Nadere informatieTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN
TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN Vakcode: 8D020. Datum: Vrijdag 26 maart 2004. Tijd: 14.00 17.00 uur. Plaats: MA 1.41 Lees dit vóórdat je begint! Maak iedere opgave op een apart vel. Schrijf
Nadere informatieSamenvatting Lineaire Algebra, periode 4
Samenvatting Lineaire Algebra, periode 4 Hoofdstuk 5, Eigenwaarden en eigenvectoren 5.1; Eigenvectoren en eigenwaarden Definitie: Een eigenvector van een n x n matrix A is een niet nulvector x zodat Ax
Nadere informatie10.0 Voorkennis. cos( ) = -cos( ) = -½ 3. [cos is x-coördinaat] sin( ) = -sin( ) = -½ 3. [sin is y-coördinaat] Willem-Jan van der Zanden
10.0 Voorkennis 5 1 6 6 cos( ) = -cos( ) = -½ 3 [cos is x-coördinaat] 5 1 3 3 sin( ) = -sin( ) = -½ 3 [sin is y-coördinaat] 1 Voorbeeld 1: Getekend is de lijn k: y = ½x 1. De richtingshoek α van de lijn
Nadere informatieHoofdstuk 10: Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen
Hoofdstuk : Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen Partiële differentiaalvergelijkingen zijn vergelijkingen waarin een onbekende functie van twee of meer variabelen en z n partiële afgeleide(n)
Nadere informatieRuimtewiskunde. college. Het inwendig- en het uitwendig product. Vandaag. Hoeken Orthogonaliteit en projecties. Toepassing: magnetische velden
college 2 - en het uitwendig collegejaar college build slides Vandaag : : : : 6-7 2 30 mei 207 30 2 3 4 5 Hoeken Orthogonaliteit en projecties Toepassing: magnetische velden.6-7[2] vandaag meetkundig Section
Nadere informatie1 Functies die aan verandering onderhevig zijn
Veraneringsprocessen in e tij (eerste ore) upate april 2009 copyright WISNET-NHL Lees eerst aanachtig e inleiing 0 Inleiing In eze les, ie niet beslist van begin tot ein oorgewerkt hoeft te woren, vin
Nadere informatieOptelling en scalaire vermenigvuldiging zijn weer plaatsgewijs gedefinieerd, bijvoorbeeld: 7 (x 1, x 2, x 3,...)
5. Lineaire ruimten Tot nu toe hebben we ons uitsluitend met de R n bezig gehouden. We gaan de behandelde theorie nu uitbreiden tot verzamelingen die een sterke overeenkomst met een R n vertonen. Een dergelijke
Nadere informatieComplexe e-macht en complexe polynomen
Aanvulling Complexe e-macht en complexe polynomen Dit stuk is een uitbreiding van Appendix I, Complex Numbers De complexe e-macht wordt ingevoerd en het onderwerp polynomen wordt in samenhang met nulpunten
Nadere informatieLineaire Algebra voor ST
Lineaire Algebra voor ST docent: Judith Keijsper TUE, HG 9.31 email: J.C.M.Keijsper@tue.nl studiewijzer: http://www.win.tue.nl/wsk/onderwijs/2ds06 Technische Universiteit Eindhoven college 4 J.Keijsper
Nadere informatieOpgaven bij de cursus Relativiteitstheorie wiskunde voorkennis Najaar 2018 Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek
Opgaven bij de cursus Relativiteitstheorie wiskunde voorkennis Najaar 2018 Docent: Dr. H. (Harm) van der Lek Uitwerkingen worden beschikbaar gesteld op de dinsdagavond voorafgaande aan het volgende college
Nadere informatieTW2040: Complexe Functietheorie
TW2040: Complexe Functietheorie week 4.6, donderdag K. P. Hart Faculteit EWI TU Delft Delft, 2 juni, 2016 K. P. Hart TW2040: Complexe Functietheorie 1 / 38 Outline 1 Rekenregels 2 K. P. Hart TW2040: Complexe
Nadere informatie3 De duale vectorruimte
3 De duale vectorruimte We brengen de volgende definitie in de herinnering. Definitie 3.1 (hom K (V, W )) Gegeven twee vectorruimtes (V, K) en (W, K) over K noteren we de verzameling van alle lineaire
Nadere informatieBlok 3 - Vaardigheden
Blok - Vaarigheen lazije 6 a Je moet e vergelijking ( )( ) oplossen. Je ziet nu meteen wat e oplossingen zijn. ( )( ) of of Je moet nu e vergelijking ( )( ) oplossen. e De methoe van onereel gelt alleen
Nadere informatieHERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN
HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN Vakcode: 8D. Datum: Vrijdag juli 3. Tijd: 9.. uur. Plaats: AUD 5. Lees dit vóórdat je begint! Maak iedere opgave op een apart vel. Schrijf je naam en studentnummer
Nadere informatieNoordhoff Uitgevers bv
V-a V-a Hoofstuk - Getallen Voorkennis In het ontrekene stuk van e vlaai passen stukken. De hele vlaai eston uit stukken. Twee van e vijf stukken zijn verkoht, us eel van e vlaai is verkoht. Van e reuk
Nadere informatie3.2 Vectoren and matrices
we c = 6 c 2 = 62966 c 3 = 32447966 c 4 = 72966 c 5 = 2632833 c 6 = 4947966 Sectie 32 VECTOREN AND MATRICES Maar het is a priori helemaal niet zeker dat het stelsel vergelijkingen dat opgelost moet worden,
Nadere informatie1. Langere vraag over de theorie
1. Langere vraag over e theorie a) Lei e voorwaaren af voor constructieve en estructieve interferentie bij het twee-spletenexperiment van Young. Druk eze voorwaaren uit zowel in functie van e hoek θ over
Nadere informatieJe moet nu voor jezelf een overzicht zien te krijgen over het onderwerp Complexe getallen. Een eigen samenvatting maken is nuttig.
6 Totaalbeeld Samenvatten Je moet nu voor jezelf een overzicht zien te krijgen over het onderwerp Complexe getallen. Een eigen samenvatting maken is nuttig. Begrippenlijst: 21: complex getal reëel deel
Nadere informatieBespreking Examen Analyse 1 (Augustus 2007)
Bespreking Examen Analyse 1 (Augustus 2007) Vooraf: Zoals het stilletjes aan een traditie is geworden, geef ik hier bedenkingen bij het examen van deze septemberzittijd. Ik zorg ervoor dat deze tekst op
Nadere informatieWiskunde voor relativiteitstheorie
Wiskunde voor relativiteitstheorie HOVO Utrecht Les 1: Goniometrie en vectoren Dr. Harm van der Lek vdlek@vdlek.nl Natuurkunde hobbyist Overzicht colleges 1. College 1 1. Goniometrie 2. Vectoren 2. College
Nadere informatieAanvulling bij de cursus Calculus 1. Complexe getallen
Aanvulling bij de cursus Calculus 1 Complexe getallen A.C.M. Ran In dit dictaat worden complexe getallen behandeld. Ook in het Calculusboek van Adams kun je iets over complexe getallen lezen, namelijk
Nadere informatieHERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN
HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN Vakcode: 8D00. Datum: vrijdag 3 juni 008. Tijd: 09:00-:00. Lees dit vóórdat je begint! Maak iedere opgave op een apart vel. Schrijf je naam en studentnummer
Nadere informatie. Maak zelf een ruwe schets van f met A = 2, ω = 6π en ϕ = π 6. De som van twee trigonometrische polynomen is weer een trigonometrisch polynoom
8. Fouriertheorie Periodieke functies. Veel verschijnselen en processen hebben een periodiek karakter. Na een zekere tijd, de periode, komt hetzelfde patroon terug. Denk maar aan draaiende of heen en weer
Nadere informatieAntwoorden op de theoretische vragen in de examen voorbereiding
Antwoorden op de theoretische vragen in de examen voorbereiding Theorie vraag Zij A een m n-matrix. Geef het verband tussen de formule voor de dimensie d van een niet-strijdig stelsel, d = n rang (A) (zie
Nadere informatiePolynomen. + 5x + 5 \ 3 x 1 = S(x) 2x x. 3x x 3x 2 + 2
Lesbrief 3 Polynomen 1 Polynomen van één variabele Elke functie van de vorm P () = a n n + a n 1 n 1 + + a 1 + a 0, (a n 0), heet een polynoom of veelterm in de variabele. Het getal n heet de graad van
Nadere informatieNoordhoff Uitgevers bv
V-a V-a Hoofstuk - Getallen Voorkennis In het ontrekene stuk van e vlaai passen stukken. De hele vlaai eston uit stukken. Twee van e vijf stukken zijn verkoht, us eel van e vlaai is verkoht. Van e reuk
Nadere informatieLineaire Algebra voor ST
Lineaire Algebra voor ST docent: Judith Keijsper TUE, HG 9.3 email: J.C.M.Keijsper@tue.nl studiewijzer: http://www.win.tue.nl/wsk/onderwijs/2ds6 Technische Universiteit Eindhoven college 5 J.Keijsper (TUE)
Nadere informatieExamen Lineaire Algebra en Meetkunde Tweede zit (13:30-17:30)
Examen Lineaire Algebra en Meetkunde Tweede zit 2016-2017 (13:30-17:30) 1 Deel gesloten boek (theorie) (5.5pt) - indienen voor 14u30 (0.5pt) Geef de kleinste kwadratenoplossing van het stelsel AX = d,
Nadere informatie