Code 3 Materialen beschrijven Kaart nr. 1. Opdracht: materialen beschrijven/omschrijven. Voorbeeld en woorden. Aandachtspunten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Code 3 Materialen beschrijven Kaart nr. 1. Opdracht: materialen beschrijven/omschrijven. Voorbeeld en woorden. Aandachtspunten"

Transcriptie

1 Code 3 Materialen beschrijven Kaart nr. 1 : materialen beschrijven/omschrijven Bekijk ieder de praktijkkaart. Stel elkaar de volgende vragen: Welke materialen zie je? Waarvan is het materiaal gemaakt? Wat kun je met het materiaal doen? Waarvoor gebruik je dit materiaal? Waarvoor kun je het materiaal nog meer gebruiken? Weet je uit praktijksituaties bij welke handelingen dit materiaal goed te gebruiken is? Geef elkaar antwoord op de vragen. Voorbeeldzinnen Dit zijn etiketten. Het etiket is gemaakt van een klein kartonnetje. Je kan het etiket aan het product hangen. Een etiket laat de prijs zien van een product. Je kan de prijs zelf op het etiket schrijven. Samenwerken: Help elkaar zo veel mogelijk. Het is belangrijk bij deze opdracht om goed naar elkaar te luisteren. Om elkaar te kunnen aanvullen, en hierdoor van elkaar te leren.

2 Code 3 Materialen beschrijven Kaart nr. 1 (Zelf)beoordeling Hoe ging de opdracht? Zeg wat je er zelf van vindt. Vraag je medecursisten wat zij er van vinden. Vragen stellen Hoeveel vragen heb je gesteld? minder dan meer dan 20 Vond je het moeilijk om vraagzinnen te maken? Heb je de goede woordvolgorde gebruikt in de vraagzinnen? bijna altijd soms vaak niet Kon de ander jou goed verstaan? Kon jij de ander goed verstaan? Vragen beantwoorden Hoeveel vragen heb je beantwoord? minder dan meer dan 25 Heb je de juiste woordvolgorde gebruikt in de antwoordzinnen? bijna altijd soms vaak niet Heb je de voorbeeldwoorden je gebruikt? Heb je nog eigen woorden gebruikt? Vond je het moeilijk om goede antwoordzinnen te maken? Kon de ander jou goed verstaan? Kon jij de ander goed verstaan?

3 Code 3 Gereedschappen beschrijven Kaart nr. 2 : gereedschappen beschrijven Bekijk ieder een praktijkkaart Stel elkaar de volgende vragen: Welke kleur(en) heeft het gereedschap? Welke vorm(en) heeft het gereedschap? Welke gereedschappen zie je? Waarvoor wordt dit gereedschap gebruikt? Waarvoor kun je dit gereedschap nog meer gebruiken? Geef elkaar antwoord op de vragen. Voorbeeldzinnen Je kan er mee... Het is om... mee te maken Je gebruikt het om... De beitel is langwerpig. De lepel is metaalkleurig. Woorden die je kunt gebruiken bij het antwoorden: iets Een steekbeitel is iets waarmee om Het is om als Het wordt gebruikt als te Het is om te Samenwerken: Help elkaar zo veel mogelijk. Het is belangrijk bij deze opdracht om goed naar elkaar te luisteren. Om elkaar te kunnen aanvullen, en hierdoor van elkaar te leren. Leerwerk centrum

4 Code 3 Gereedschappen beschrijven Kaart nr. 2 (Zelf)beoordeling Hoe ging de opdracht? Zeg wat je er zelf van vindt. Vraag je medecursisten wat zij er van vinden. Vragen stellen Hoeveel vragen heb je gesteld? minder dan meer dan 20 Vond je het moeilijk om vraagzinnen te maken? Heb je de goede woordvolgorde gebruikt in de vraagzinnen? bijna altijd soms vaak niet Kon de ander jou goed verstaan? Kon jij de ander goed verstaan? Vragen beantwoorden Hoeveel vragen heb je beantwoord? minder dan meer dan 25 Heb je de juiste woordvolgorde gebruikt in de antwoordzinnen? bijna altijd soms vaak niet Heb je de voorbeeldwoorden gebruikt? Heb je nog eigen woorden gebruikt? Vond je het moeilijk om goede antwoordzinnen te maken? Kon de ander jou goed verstaan? Kon jij de ander goed verstaan? Leerwerk centrum

5 Code 3 Samen lezen Kaart nr. 3 Lees samen de dialoog. Verdeel de rollen van cursist(en) en docent uit de dialoog. Lees de zinnen hardop die erbij horen. Ruil ook van rol. Als er woorden zijn die je niet kent: vraag het aan elkaar of zoek ze op in het woordenboek, en leg ze aan elkaar uit. Probeer zo duidelijk mogelijk te spreken. Lees op de juiste toon. Let op leestekens. Bij een vraagzin, gaat de toon omhoog.

6 Code 3 Samen lezen Kaart nr. 3 (Zelf)beoordeling Hoe ging de opdracht? Zeg wat je er zelf van vindt. Vraag je medecursisten wat zij er van vinden. Luisteren Hoeveel van de dialoogzinnen kon je verstaan? Heb je gehoord waar de klemtoon lag in de woorden? Heb je gehoord welke woorden nadruk kregen? Heb je de toon omhoog horen gaan in vraagzinnen? Heb je de toon omlaag horen gaan in de antwoorden? bijna alles meer dan de helft minder dan de helft Oplezen Hoeveel van de dialoogzinnen kon je goed uitspreken? Vond je het moeilijk om de zinnen op te lezen? Heb je de klemtoon in de woorden op het juiste woordstuk gelegd? Heb je de nadruk in de zinnen op de juiste woorden gelegd? Heb je de toon omhoog laten gaan in vraagzinnen? Heb je de toon omlaag laten gaan in de antwoorden? bijna alles meer dan de helft minder dan de helft

7 Code 3 Memory spel Kaart nr. 4 Vraag aan de docent met welke kenniskaarten je gaat werken. Zorg dat je van deze kenniskaart(en) een kopie hebt. 1. Knip de plaatjes en de tekst los. 2. Leg de plaatjes en woorden met de tekst naar beneden op de tafel. 3. Draai om de beurt een kaart van een plaatje en een kaart van een stuk tekst om. 4. Lees de tekst hardop voor. 5. Hoort het plaatje bij de tekst, dan mag je beide kaartjes houden. 6. Ga door totdat alle kaartjes op zijn. Wie heeft de meeste kaartjes? Deze heeft gewonnen. Wanneer je een woord of zin niet begrijpt: 1. Zoek dit op in het woordenboek of 2. Vraag dit aan de anderen uit je groepje of 3. Vraag dit aan de docent.

8 Code 3 Woordbegrip raden Kaart nr. 5 Iedere cursist schrijft vier woorden van de praktijkkaart of vakdialoogkaart op vier stukken papier. Om de beurt beschrijf je de woorden aan elkaar, de andere cursisten moeten de woorden raden. Het is leuk om te kijken wie de meeste woorden heeft geraden. Bezem: Omschrijving: Een ding om mee te vegen Een soort borstel Heeft een steel Om schoon te maken

9 Code 3 Vraagzinnen maken Kaart nr. 6 Knip uit een vel papier kaartjes. Schrijf hierop de vraagwoorden: wie, wat, waar, waarom, hoe, welk(e), wanneer en waarheen. Maak van deze kaartjes stapeltje A. Schrijf de volgende vraagwoorden ook op een kaartje: waarlangs, waarover, waarin, hoeveel, hoe lang en hoe ver. Maak daar het tweede stapeltje B van. Trek om de beurt een vraagwoordje van stapel A en maak daarmee een goede vraagzin. Begin de zin met dit vraagwoordje. Is de zin goed, dan trek je ook een kaartje van stapel B. Maak hiermee ook een goede vraagzin. Hierna is de volgende cursist aan de beurt. Verbeter elkaar als je een fout hoort. A -> Waarom is de soep mislukt? B -> Hoeveel plantjes zal ik planten? A -> Welke kleur is goed? B -> Hoe lang moet deze buis zijn? Leerwerk centrum

10 Code 3 Vraagzinnen maken Kaart nr. 6 (Zelf)beoordeling Hoe ging de opdracht? Zeg wat je er zelf van vindt. Vraag je medecursist wat zij/hij er van vindt. Hoeveel vraagzinnen heb je gemaakt met de vraagwoorden van stapel A? Hoeveel vraagzinnen heb je gemaakt met de vraagwoorden van stapel B? Minder dan 10 Minder dan Meer dan Meer dan 20 Vond je het moeilijk om goede zinnen te maken? Kon de ander jou goed verstaan? Kon jij de ander goed verstaan

11 Code 3 Woordspel Kaart nr. 7 Schrijf in bijvoorbeeld vijf minuten, zoveel mogelijk woorden op die beginnen met dezelfde letter. Kijk na vijf minuten wie de meeste woorden heeft. Doe hetzelfde nog een keer. Gebruik dan alleen woorden die te maken hebben met bijvoorbeeld: werken vrije tijd familie beroep vak solliciteren enzovoorts Voorbeeldwoord: vakantie vrij zijn verkeer vakantiedrukte vliegtuig varen vakantiegeld

12 Code 3 Alfabet Kaart nr. 8 Schrijf met de letters van het alfabet als beginletter vaktaalwoorden op. Tien minuten. Bespreek en bekijk samen hoeveel woorden jullie opgeschreven hebben. Het is ook prima om samen alle woorden te bedenken en dan op te schrijven. Variant: Doe hetzelfde maar dan met beroep, vakantie, hobby, land van herkomst, etc. Voorbeeld: huis A = aanrecht H = hal O = openhaard V = vloer B = badkamer I = inboedel P = plafond W = wasmachine C = c.v. J = jaloezie Q =? X =? D = douche K= kamer R = ramen Y =? E = etage L = ligbad S = stoel Z = zeil F = flat M = meubels T = t.v G = gang N = nachtkastje U = uurwerk De Q, de X en de Y mag je overslaan. Samen weet je meer dan alleen.

13 Code 3 Woorden stampen Kaart nr. 9 Gebruik de kenniskaart, om woorden of zinsdelen te stampen, te oefenen en herhalen. Pak een kenniskaart en vertel aan je medecursist, wat je op de foto`s ziet. Beschrijf zo duidelijk mogelijk wat je ziet. Laat de medecursisten raden wat je omschreven hebt. Lees de tekst naast de foto hardop voor. Nu is de volgende aan de beurt. Kenniskaart : detailhandel schoonmaken 1 Beschrijf wat je op de eerste foto ziet, wees zo duidelijk mogelijk. Beschrijving: een karretje met een blauwe vuilniszak. Een groene en een gele emmer. Een veger. Een spuitflesje met roze vloeistof. Enz. Lees hardop voor: de schoonmaakwagen. Als je een woord niet kent, vraag het aan je medecursisten of zoek het op in het woordenboek Vraag aan elkaar als je iets niet begrijpt.

14 Code 3 Het gebruik van een voorwerp Kaart nr. 10 Neem de kenniskaarten erbij. Lees een voorwerp van de kenniskaart op. Bij ieder voorwerp vraag je wat je ermee kunt doen. Cursist 1 vraagt, cursist 2 antwoordt, cursist 2 vraagt, cursist 3 antwoordt, enz. Kenniskaart installatietechniek Vraag: Wat kun je doen met een duimstok? Antwoord: Met een duimstok kun je meten en aftekenen. Zorg dat je bij iedere antwoordzin, minstens 1 werkwoord hebt.

15 Code 3 Het gebruik van een voorwerp Kaart nr. 10 (Zelf)beoordeling Hoe ging de opdracht? Zeg wat je er zelf van vindt. Vraag je medecursist wat zij/hij er van vindt. Antwoord geven Hoeveel vragen heb je beantwoord? Minder dan Meer dan 20 Heb je in iedere zin werkwoorden gebruikt? Soms 1 Altijd meer dan 1 Vond je het moeilijk om goede antwoordzinnen te maken? Kon de ander jou goed verstaan? Kon jij de ander goed verstaan?

16 Code 3 Omschrijven met verboden woorden Kaart nr. 11 Omschrijf de volgende woorden aan je medecursisten. Verdeel de opdrachten. Werk steeds met twee cursisten. De derde cursist kan dan raden. Bij iedere omschrijving zijn 2 verboden woorden. Deze 2 woorden mag je niet gebruiken bij je omschrijving. Maak zelf ook een aantal opdrachten met woorden uit je woordenschrift of praktijkmap. boom verboden woorden: blad, stam huis verboden woorden: wonen, dak kalender verboden woorden: datum, maanden liniaal verboden woorden: meten, cijfers foto verboden woorden: lijst, negatief pen verboden woorden: schrijven, inkt plant verboden woorden: groen, aarde radio verboden woorden: muziek, zender hand verboden woorden: vinger, nagel schilderij verboden woorden: verf, penseel bril verboden woorden: glazen, montuur auto verboden woorden: rijden, stuur dansen verboden woorden: bewegen, muziek boek verboden woorden: lezen, bladzijden muziek verboden woorden: geluid, spelen vriend verboden woorden: samen, praten horloge verboden woorden: pols, tijd water verboden woorden: kraan, nat werken verboden woorden: salaris, vakantie jas verboden woorden: koud, mouw

17 Code 3 Meervoud Kaart nr. 12 Pak je praktijkmap. Zet de zelfstandige naamwoorden van de praktijkkaarten en/of kenniskaarten in het meervoud. Dit kun je ook doen met de zelfstandige naamwoorden van de woorden uit je woordenschrift. Ga als volgt te werk: Noem een zelfstandig naamwoord en zeg direct het meervoud van dat woord. Doe dit met 5 woorden en dan is de volgende cursist aan de beurt. Enkelvoud duimstok ei lepel Meervoud duimstokken eieren lepels Wat is een zelfstandig naamwoord? Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten. Het noemt mensen, dieren, dingen, begrippen of verschijnselen. Je kunt het meestal in het meervoud zetten. Om een woord in het meervoud te maken, hoor je een en, -eren of s achter het woord. Leerwerk centrum

18 Code 3 Werkwoordsvormen Kaart nr. 13 Pak je praktijkmap. Bedenk een werkwoord dat bij een praktijkkaart past. Lees onderstaand rijtje op ingevuld met jouw bedachte werkwoord. Doe dit in de tegenwoordige tijd en telkens met een ander werkwoord. Neem elke keer 2 werkwoorden, waarna de volgende weer aan de beurt is. Verbeter elkaar als je een fout hoort. Probeer de werkwoorden ook in de verleden tijd en in de toekomende tijd te zetten. ik. je/jij. hij/zij. wij. jullie. zij. zaaien tegenwoordige tijd verleden tijd toekomende tijd ik zaai ik zaaide ik ga zaaien jij zaait je zaaide jij gaat zaaien hij zaait zij zaaide hij gaat zaaien wij zaaien wij zaaiden wij gaan zaaien jullie zaaien jullie zaaiden jullie gaan zaaien zij zaaien zij zaaiden zij gaan zaaien Is het de tegenwoordige tijd: wat doe je nu? Is het verleden tijd: wat heb je gedaan? Is het de toekomende tijd: wat ga je doen? Leerwerk centrum

19 Code 3 werkwoordsvormen Kaart nr. 13 (Zelf)beoordeling Hoe ging de opdracht? Zeg wat je er zelf van vindt. Vraag je medecursist wat zij/hij er van vindt. Hoeveel werkwoorden heb je gedaan in de tegenwoordige tijd? Hoeveel werkwoorden heb je gedaan in de verleden tijd? Hoeveel werkwoorden heb je gedaan in de toekomende tijd? Minder dan 10 Minder dan 10 Minder dan Meer dan Meer dan Meer dan 20 Vond je het moeilijk om de werkwoorden in de goede vorm te zeggen? Welke tijd vond je het moeilijkst? tegenw. tijd verl. tijd toek. tijd

20 Code 3 Lichaamstaal Kaart nr. 14 Pak de map lichaamstaal/emoties en de map lichaamstaal/gebaren. Maak een keuze uit één van de twee mappen. Raad welke emotie of welk gebaar de ander uitbeeldt. Werkwijze: Cursist 1 doet een emotie na. Cursisten 2 en 3 proberen deze emotie te raden. Na een aantal keren gaat cursist 2 uitbeelden/nadoen. Cursisten 1 en 3 gaan raden. Etc. Wissel na een tijdje van map. Wanneer je een woord niet begrijpt kun je het volgende doen; Bekijk de foto s goed Gebruik het woordenboek Laat je medecursisten het woord uitleggen Vraag het aan de docent Maak uiteindelijk gebruik van je woordenschrift Leerwerk centrum

21 Code 3 Feiten en meningen Kaart nr. 15 Pak je kenniskaarten. Cursist 1: Bedenk bij de foto`s een zin met een feit of een mening. Cursist 2: Probeer te raden of het om een feit of om een mening gaat. Cursist 3: Bedenk ook bij de foto`s een feit of een mening Cursist 1: Probeer te raden of het om een feit of een mening gaat. Cursist 2: Bedenk ook bij de foto`s een zin met een feit of een mening. Enz. Detail: Dit is een leuke winkelstraat (= mening). Deze winkel heet Olympus Sports (= feit). Zorg: Mevrouw Jansen ligt in bed (= feit). Mevrouw Sanders ziet er moe uit (=mening) Feit: Mening: Het is te controleren./ Je kan uitzoeken of het waar is. Het is niet te controleren. De ander kan een andere mening hebben. Leerwerk centrum

22 Code 3 Oorzaak en gevolg Kaart nr. 16 Wat is de oorzaak? Wat is het gevolg? Pak je kenniskaarten. Cursist 1: Bedenk bij een foto een oorzaak. Cursist 2: Bedenk bij deze oorzaak een gevolg. Cursist 3: Bedenk bij een foto een gevolg. Cursist 1: Bedenk bij dit gevolg een oorzaak. Enz. Oorzaak: Een spijker in je fietsband. Gefeest. Verkeerd kwast gebruik. Gladde vloer. Plant geen water gegeven. Gevolg: Een lekke band. Laat naar bed. Verf op het raam. Uitgegleden. Plant uitgedroogd. Oorzaak: waardoor iets gebeurt Gevolg: wat uit iets volgt Er kunnen natuurlijk meerdere oorzaken te bedenken zijn bij één gevolg. Een voorbeeld: Je gaat een boodschap doen met de auto, je draait de sleutel om in het contactslot. Er gebeurt helemaal niets. Mogelijke oorzaken: a. een lege accu b. een kapotte startmotor c. een lege tank Er kunnen ook meerdere gevolgen zijn bij één oorzaak. Een voorbeeld: Je bent cake aan het maken en hebt de oven te hoog gezet. Mogelijke gevolgen: a. de cake is verbrand b. de cake is keihard geworden c. de cake smaakt niet lekker Leerwerk centrum

23 Code 3 Geen ja en geen nee zeggen Kaart nr. 17 Cursist 1 neemt een onderwerp van een praktijkkaart in gedachten. De cursisten 2 en 3 stellen vragen, die bedoeld zijn om ja of nee te laten zeggen. Cursist 1 geeft antwoord, maar mag hierbij geen ja of nee zeggen. Wanneer dit wel gebeurt, is hij/zij af en is de volgende aan de beurt. Of als het onderwerp geraden is. Een andere mogelijkheid: Cursist 1 neemt een onderwerp in gedachten, de andere cursisten moeten het raden door ja en nee vragen te stellen. Als het onderwerp geraden is, is de volgende cursist aan de beurt. Ja /nee vragen: Is het hier in de klas? (nee) Is het een gereedschap? (ja) Kun je er mee schroeven? (nee) Kun je er iets mee in tweeën verdelen? (ja) Is het een zaag? (ja) antwoorden zonder ja/nee: Het is niet in de klas. Inderdaad. Dat is niet mogelijk Dat kan. Het is een zaag. Bij allebei de spellen gaat het erom gesloten vragen te stellen (ja/nee vragen). Gesloten vragen zijn vragen waarop alleen met ja of nee geantwoord kan worden. Leerwerk centrum

24 Code 3 Woorden maken van een woord Kaart nr. 18 Neem een praktijkkaart of een kenniskaart. Één cursist kiest een woord, iedereen schrijft het op een blaadje. De bedoeling is om van dit ene woord zoveel mogelijk woorden te maken. Spelregels: Tijdsduur 5 minuten. Alle letters mogen maar één keer gebruikt worden. Na 5 minuten leest ieder om de beurt voor, welke woorden hij/zij gemaakt heeft. Dezelfde woorden streep je door. Degene die de meeste woorden heeft gevonden, is de winnaar. Daarna kiest een andere cursist een woord, enz. keukentrap: keuken trap tak krap en peuk peuken kruk kreuk park prent ken nee rek kent teen pan na enz. hamer: ham ma er hem me rem ram Leerwerk centrum

25 Code 3 Vraag en antwoord Kaart nr. 19 Stel een vraag aan elkaar en geef antwoord op deze vraag met een volledige zin. De vragen kunnen te maken hebben met je werk of met je vrije tijd. Cursist 1: Bedenk een vraag Cursist 2: Geef antwoord op de vraag. Bedenk een nieuwe vraag. Cursist 3: Geef antwoord op de vraag. Bedenk een nieuwe vraag. Enz. Verbeter elkaar als je een fout in een zin hoort. Vraag Ben je vanmorgen om 7 uur opgestaan? Heb je de groene snijplank gebruikt? Ga je met de tram naar je werk? Wandel je wel eens in het park? Welke kleur is mooi? Wanneer zijn de koekjes klaar? Waar liggen de geplukte tomaten? Wat ga je morgenavond doen? Antwoord Nee, ik ben om half 7 opgestaan. Ja, ik heb de groene snijplank gebruikt. Nee, ik ga met de fiets naar mijn werk. Ja, ik wandel wel eens in het park. De kleur groen is mooi. Over 5 minuten zijn de koekjes klaar. De geplukte tomaten liggen in die doos daar. Morgenavond ga ik naar de film. Een volledige zin bestaat uit een (onderwerp) persoon/dier/ding, werkwoord en rest. Begin de vraagzin met een werkwoord (lopen, leren, zitten, kijken enz.) of een vraagwoord (wie, wat, waar, waarom, hoe, welke, wanneer, waarheen, waarlangs, waarover, waarin, hoeveel, hoelang, hoever). Leerwerk centrum

26 Code 3 Teken na Kaart nr. 20 Pak een aantal vellen papier. Eén cursist omschrijft, de andere cursisten uit het groepje tekenen na. Cursist 1: Maak een heel eenvoudige tekening op een vel papier. Bij voorkeur een voorwerp uit de praktijk. Laat de anderen uit je groepje deze tekening niet zien. Probeer zo duidelijk mogelijk te vertellen/omschrijven hoe de anderen moeten tekenen. Dit moet heel precies gebeuren. Je mag het voorwerp niet noemen. Cursisten 2, 3 (en 4): Luister heel goed wat cursist 1 vertelt/omschrijft en probeer dit te na tekenen. Wiens tekening lijkt het meeste op de tekening van cursist 1? Deze cursist heeft gewonnen. Voorbeelden van onderwerpen voor een tekening zijn: - een bed - een hamer - een lepel - een schep Gebruik bij de omschrijving woorden als: In het midden, rechtsonder, links schuin naar onder, horizontaal, verticaal, bovenaan, rond, vierkant, ongeveer 1 cm lang, rechthoek, groot, klein, ongeveer 2 cm naar onderen etc. De tekening moet bestaan uit 1 voorwerp en eenvoudig getekend worden. Leerwerk centrum

Voorbeeld: Met scherpe messen kun je gemakkelijk snijden. Papier snij je met de snijmachine. Brood wordt met een broodsnijmachine gesneden.

Voorbeeld: Met scherpe messen kun je gemakkelijk snijden. Papier snij je met de snijmachine. Brood wordt met een broodsnijmachine gesneden. Code 2 Woordenschrift: woordassociaties Kaart nr. 1 Opdracht Kies allebei een woord uit je eigen woordenschrift, schrijf het op een blaadje. Zoek in je schrift andere woorden die erbij horen. Schrijf deze

Nadere informatie

AUTEURS Karin van Wijk Carina van Silfhout Anita Mooijman Joop van den Enden. ADVIES ITTA, Inge van Meelis. VORMGEVING Leerwerk centrum ReVa

AUTEURS Karin van Wijk Carina van Silfhout Anita Mooijman Joop van den Enden. ADVIES ITTA, Inge van Meelis. VORMGEVING Leerwerk centrum ReVa AUTEURS Karin van Wijk Carina van Silfhout Anita Mooijman Joop van den Enden ADVIES ITTA, Inge van Meelis VORMGEVING Leerwerk centrum ReVa UITGAVE Leerwerk centrum 070 3701500 DSZW Het Leerwerk centrum

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen

Nadere informatie

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS Lesidee: Wat is weg? Speel dit spel met een klein groepje. Leg steeds vijf tot acht kaarten open op tafel. Geef de cursisten even de tijd om alle foto s in

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in

Nadere informatie

Tegenovergestelde: Draaien Ongeveer hetzelfde:

Tegenovergestelde: Draaien Ongeveer hetzelfde: Code 1 Woordenschrift Kaart nr. 2 Opdracht Kies een woord uit je woordenschrift. Schrijf het midden op een blaadje. Schrijf rechts van het woord, andere woorden die ongeveer hetzelfde betekenen. Schrijf

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Uitleg bij de spellingskaartjes.

Uitleg bij de spellingskaartjes. Uitleg bij de spellingskaartjes. 1. De BLAUWE kaartjes zijn bedoeld om alleen te oefen met de spellingskaartjes 2. Met de Paarse kaartjes mag je met zijn tweeën oefenen met de spellingskaartjes 3. De Groene

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.

Nadere informatie

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN Hotel Hallo - Thema 2 Hallo opdrachten TELEVISIE KIJKEN 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer

Nadere informatie

WOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras -

WOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras - WOORDEN VERANDEREN Kies een woord uit het woordpakket. gras - grap Schrijf dit woord in je schrift. glas kras Maak een nieuw woord door één letter grijs te veranderen. Zoek zoveel mogelijk nieuwe woorden.

Nadere informatie

Muziekslim. Muziekslim

Muziekslim. Muziekslim Muziekslim Opdracht Maak je eigen rap! Maak een lied of rap met de woorden uit het woordpakket. Verzin ook een leuk ritme voor de tekst. Muziekslim Opdracht Geheimen verborgen in muziek Maak een geheimtaal

Nadere informatie

Aan de tafel! Ga je mee om de wonderlijke wereld van de tafels te ontdekken? Bedacht en ontwikkeld door Linda van de Weerd. www.klasvanjuflinda.

Aan de tafel! Ga je mee om de wonderlijke wereld van de tafels te ontdekken? Bedacht en ontwikkeld door Linda van de Weerd. www.klasvanjuflinda. Aan de tafel! Ga je mee om de wonderlijke wereld van de tafels te ontdekken? Bedacht en ontwikkeld door Linda van de Weerd. www.klasvanjuflinda.nl Aan de tafel 1. Zeeslag 2. Snelle Jelle 3. Vier op een

Nadere informatie

Handleiding basiswoordenschat.

Handleiding basiswoordenschat. basiswoordenschat. Inleiding. In de basismodule wordt een basis van ongeveer 80 woorden gelegd. Deze woorden worden aangeboden om de woordenschat, maar ook om de communicatieve vaardigheden van de cursist

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.

Nadere informatie

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Een dak boven je hoofd Wonen: Het huis Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Een dak boven je hoofd, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Spreekopdrachten thema 2 Geld Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!

Nadere informatie

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan? Les 1: Een poëziekaart maken poëziekaart Lees over Verbonden zijn. Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een Verbonden zijn De Nieuwsbegrip leesles gaat over de ramadan. Tijdens de ramadan voelen

Nadere informatie

Van je juf of meester krijg je een plaatje. Er zijn vier verschillende plaatjes.

Van je juf of meester krijg je een plaatje. Er zijn vier verschillende plaatjes. Opdracht 1 Deze opdracht doe je in een groepje van vier. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Er zijn vier verschillende plaatjes. 1. Zoek in de klas naar een klasgenoot met een ander plaatje dan

Nadere informatie

Zwijsen. jaargroep 4. naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs. rekentrainer. jij. Bezoek alle leuke dingen. Teken de weg.

Zwijsen. jaargroep 4. naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs. rekentrainer. jij. Bezoek alle leuke dingen. Teken de weg. Zwijsen jaargroep naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs! jij rekentrainer Bezoek alle leuke dingen. Teken de weg. Groep blad 1 Hoe komt de hond bij het bot? Teken. Kleur de tegels. Kleur

Nadere informatie

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1 Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1 een hark Een lange steel met een soort kam van ijzer eraan. de fontein Een bak waaruit water spuit. Het is voor de sier. Een wasbak in de badkamer wordt ook

Nadere informatie

1 DISK, Boom Amsterdam

1 DISK, Boom Amsterdam aan dit woord gebruik je om uit te drukken dat iets met iets anders verbonden is al al dit woord gebruik je om uit te drukken dat iets eerder gebeurt dan je dacht alles, allemaal bij in de buurt van iets

Nadere informatie

Deel 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Deel 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd Deel 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd In deze les leer je zwakke werkwoorden als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier spellen. De sterke werkwoorden leveren vaak geen d- of t-problemen

Nadere informatie

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan? Les 1: Een poëziekaart maken Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart Lees over Verbonden zijn. Verbonden zijn De Nieuwsbegrip leesles gaat over de ramadan. Tijdens de

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Praat samen. Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3

Nadere informatie

Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis

Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis Boek van de week: 1; Een huis bouwen 2;De bouwvakker 3; Op de bouwplaats 4; Een hol voor mol Verhaalbegrip: Bij elk boek stel ik de volgende vragen: Wat staat

Nadere informatie

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 7 Werken Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet

Nadere informatie

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst Voorspellen Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. Let op de titel, de kopjes en het plaatje. Tekst lezen en vragen stellen over de tekst 1. Lees de uitleg. Als je een tekst actief leest,

Nadere informatie

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke Spinners Een nieuwe rage: spinners! Heb jij ze al gespot in jouw klas? Vervelend, al dat speelgoed op school, of handig! spinners in de klas, daar kun je leuke, leerzame activiteiten mee doen! Wij bedachten

Nadere informatie

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst Voorspellen Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. Let op de titel, de kopjes en het plaatje. Tekst lezen en vragen stellen over de tekst 1. Lees de uitleg. Tijdens het lezen van een tekst,

Nadere informatie

wwww.wijzeroverdebasisschool.nl

wwww.wijzeroverdebasisschool.nl 31 spelletjes voor in de auto 1. Bingo met nummerborden Voor dit spelletje heb je een speciale bingokaart nodig. Op de bingokaart staan de getallen t/m 100. voor de getallen t/m 9 staat een 0. Nu kan het

Nadere informatie

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase Algemene instructies voor de Integratielessen "Welkom,." Introductiefase 1. "We hebben de afgelopen weken al veel teksten gelezen. Deze teksten hebben we samengevat, we hebben vragen erbij gesteld, gekeken

Nadere informatie

Auditieve oefeningen bij het thema de uitvinder

Auditieve oefeningen bij het thema de uitvinder Auditieve oefeningen bij het thema de uitvinder Boek van de week: 1; Grote uitvindingen 2; Moffel en Piertje en het grote taalavontuur 3; Kasper en Flip in de werkplaats 4; Keepvogel en de uitvinding Verhaalbegrip:

Nadere informatie

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord zelfstandig naamwoord Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. de man de kat de fiets lidwoord Het lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord. de het een samenstelling Een

Nadere informatie

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?

Nadere informatie

WOORDENSCHAT - MIDDENBOUW Met woorden aan de gang

WOORDENSCHAT - MIDDENBOUW Met woorden aan de gang WOORDENSCHAT - MIDDENBOUW Met woorden aan de gang Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs zoals deze Kwaliteits zijn te vinden op www.taalpilots.nl en www.rekenpilots.nl. De rubriek

Nadere informatie

De ontwikkelde materialen per unit.

De ontwikkelde materialen per unit. Handleiding. Dit is de handleiding voor het remediërende programma voor de leeszwakke leerling bij het vak Engels. De hulpmiddelen zijn ontwikkeld voor leerlingen die bij de toetsen technisch lezen uitvallen

Nadere informatie

Wat ga je schrijven: een verklarende tekst. Voorbereiden op het schrijven: een film bekijken

Wat ga je schrijven: een verklarende tekst. Voorbereiden op het schrijven: een film bekijken Les 1: Verklaren hoe planten groeien Wat ga je schrijven: een verklarende tekst Hoe komt het eigenlijk dat planten groeien? Je schrijft een verklarende tekst voor leerlingen van een andere klas. Welke

Nadere informatie

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Voor jezelf? Les 1 Welkom! Voor jezelf? Les 1 Welkom! Welkom! Dit is de cursus Voor jezelf? Wil je voor jezelf beginnen? Droom je ervan een eigen bedrijfje te starten? Zou je dit ook kunnen? In deze cursus ga je dit onderzoeken.

Nadere informatie

werkbladen thema 5 werk

werkbladen thema 5 werk werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur

Nadere informatie

Spelregels voor de kaarten Beroepskwaliteiten en Leerpunten. Het Beroepskwaliteitenspel

Spelregels voor de kaarten Beroepskwaliteiten en Leerpunten. Het Beroepskwaliteitenspel Het Beroepskwaliteitenspel Het Beroepskwaliteitenspel is een leermiddel voor de loopbaanoriëntatie van mensen in de leeftijd van twaalf jaar en ouder. Het spel heeft als doel de speler bewust te maken

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

Techniekkit: Oost Nederland. Domein: Overbrengingen. Competentie: Ontwerpen Toepassen Reflectie. Leergebied: Aardrijkskunde

Techniekkit: Oost Nederland. Domein: Overbrengingen. Competentie: Ontwerpen Toepassen Reflectie. Leergebied: Aardrijkskunde Techniekkit: Oost Nederland Domein: Overbrengingen Competentie: Ontwerpen Toepassen Reflectie Leergebied: Aardrijkskunde 1. Mensen zijn vaak onderweg. Naar school, het werk, de sportclub, opa en oma of

Nadere informatie

HANDLEIDING BLOK 1, WEEK 1, LES 1 GROEP 4

HANDLEIDING BLOK 1, WEEK 1, LES 1 GROEP 4 HANDLEIDING BLOK, WEEK, LES GROEP achtergrondinformatie Leesstrategie Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen) Lesdoelen De kinderen kunnen: vertellen wat een tekst is; opnoemen welke teksten ze voor

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten Kofi is op het werk. De chef geeft opdrachten: zij zegt wat Kofi moet doen. De eerste opdracht is de rommel opruimen. Kofi moet de vloer vegen. Het is weer netjes

Nadere informatie

Kern 6: geit-pauw-duif-ei

Kern 6: geit-pauw-duif-ei Kern 6: geit-pauw-duif-ei In deze kern leert uw kind Letters: g - ui - au - f - ei Woorden: geit, pauw, duif, ei Alle letters compleet In kern 6 leert uw kind de laatste nieuwe letters. Op het eind van

Nadere informatie

Leren als een expert!

Leren als een expert! Leren als een expert! Welk vak vind jij lastig? Wiskunde, of juist Frans? Ken je iemand die heel goed is in dat vak? En heb je wel eens aan diegene gevraagd hoe hij/zij voor dat vak leert? Als je dat weet,

Nadere informatie

flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas.

flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas. flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas. Beste ouders, Van de leerkracht van uw kind heeft u een setje flitsletters ontvangen. Flitsen is het kort (enkele seconden) laten

Nadere informatie

Speklappen en rookworsten

Speklappen en rookworsten Opdracht 1 Deze opdracht doe je in een groepje van vier. Nodig: A3-papier, zwarte stift. Om vlees te kunnen eten, worden er dieren geslacht. In jouw gemeente waren er vanaf 1850 veel slachterijen en vleesfabrieken

Nadere informatie

bijlagen groep 5 en 6

bijlagen groep 5 en 6 bijlagen groep 5 en 6 bijlage 1 een stukje achtbaan Je hebt nodig: 2 brede planken. De ene plank moet ongeveer twee keer zo lang zijn als de andere. een paar tennisballen een stuk soepel karton plakband

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 1 Nederland Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist

Nadere informatie

Sorteer netjes! 1. Knip de kaartjes van bijlage 1 uit. Sorteer

Sorteer netjes! 1. Knip de kaartjes van bijlage 1 uit. Sorteer Sorteer netjes! 1 Knip de kaartjes van bijlage 1 uit. Sorteer a de rozen (*1) b de kleine bloemen (*2) c de bloemen zonder bladeren (*3) d de bloemen, niet tulpen (*4) Omcirkel de dieren. Omcirkel de dieren

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

Melkweg. Lekker warm. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Gas en stroom

Melkweg. Lekker warm. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Gas en stroom Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Lekker warm Wonen: Gas en stroom Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Lekker warm, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern

Nadere informatie

De boom staat op de berg Door Kim Wagemans

De boom staat op de berg Door Kim Wagemans De boom staat op de berg Door Kim Wagemans Doelgroep Deze lessuggesties zijn geschreven voor laaggeschoolde anderstaligen, richtgraad 1.1. (vanaf module 2). Werk bij voorkeur met kleine groepen (acht cursisten),

Nadere informatie

TAFELTASJE. Tafeltasje is een rugzak met daarin allemaal leuke spelletjes om de maal- en deeltafels in te oefenen. juf Tessa

TAFELTASJE. Tafeltasje is een rugzak met daarin allemaal leuke spelletjes om de maal- en deeltafels in te oefenen. juf Tessa TAFELTASJE Tafeltasje is een rugzak met daarin allemaal leuke spelletjes om de maal- en deeltafels in te oefenen. juf Tessa 0 INHOUD MAALTAFELBOEKJE... 2 SNELLE JELLE... 12 VIER OP EEN RIJ... 14 KRUISWOORDPUZZEL...

Nadere informatie

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten www.edusom.nl Thema Op het werk. Les14. Opdrachten Kofi is op het werk. De chef geeft opdrachten: zij zegt wat Kofi moet doen. De eerste opdracht is de rommel opruimen. Kofi moet de vloer vegen. Daarna

Nadere informatie

Werkblad 2 2 Solliciteren Vanaf halverwege Niveau A1...

Werkblad 2 2 Solliciteren Vanaf halverwege Niveau A1... Vragen vooraf Heb je wel eens gewerkt in je land van herkomst? Hoe heb je die baan gevonden? Heb je wel eens in Nederland naar werk gezocht? Hoe heb je dat gedaan? Hoofditem Fragment 1 Korte inhoud Milouska

Nadere informatie

Melkweg. Waar woon je? Lezen Alfa A. Het huis

Melkweg. Waar woon je? Lezen Alfa A. Het huis Melkweg Lezen Alfa A Waar woon je? Het huis Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Waar woon je?, 2015 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg

Nadere informatie

Melkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool

Melkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Wat leert je kind? Taal en ouders: de basisschool Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Wat leert je kind?, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn

Nadere informatie

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46 Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord

Nadere informatie

Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten groep 5 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les

Nadere informatie

de gereedschapskist the toolbox de aansteker the gas cutting lighter de bikhamer the chipping hammer de centerpunt the centerpoint de co2-tang

de gereedschapskist the toolbox de aansteker the gas cutting lighter de bikhamer the chipping hammer de centerpunt the centerpoint de co2-tang 2.2 Gereedschappen deel 1 de gereedschapskist the toolbox de aansteker the gas cutting lighter de bikhamer the chipping hammer de centerpunt the centerpoint de co2-tang the co2-rod de elektroden lastang

Nadere informatie

3. Lees om de beurt een rijtje, een zin of een stukje. 6. Kies nu een leeslijst uit de map naar keuze.

3. Lees om de beurt een rijtje, een zin of een stukje. 6. Kies nu een leeslijst uit de map naar keuze. Race lezen 1 leesracemap 1 timer 1. Neem een leesracemap naar keuze. 2. Neem elk een leesbundel uit de map. 3. Lees om de beurt een rijtje, een zin of een stukje tekst. 4. Wissel de rollen om. Nu heb je

Nadere informatie

Kern 3: doos-poes-koek-ijs

Kern 3: doos-poes-koek-ijs Kern 3: doos-poes-koek-ijs In deze kern leert uw kind: Letters: d - oe - k - ij z Woorden: doos, poes, koek, ijs, zeep Herhaling van de letters van kern 1 en 2 Deze nieuwe woorden en letters worden aangeboden

Nadere informatie

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. groep 4 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. Materiaal Oefenblad

Nadere informatie

In het midden van de ruimte zien jullie een glazen kastje met schoolmateriaal hangen. Vertel aan elkaar wat je ziet.

In het midden van de ruimte zien jullie een glazen kastje met schoolmateriaal hangen. Vertel aan elkaar wat je ziet. LEREN Ga naar de hoek leren en los de opdrachten op: Opdracht 1: schoolmateriaal Opdracht 2: de klas van 2018 Smartphone/camera Balpen OPDRACHT 1: SCHOOLMATERIAAL In het midden van de ruimte zien jullie

Nadere informatie

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien. Foto s uitbeelden 1 Doel: de leerlingen kunnen een eenvoudige handeling uitbeelden in houding en mimiek Benodigdheden: een fototoestel De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan

Nadere informatie

OPDRACHTEN BIJ THEMA 9 FEEDBACK

OPDRACHTEN BIJ THEMA 9 FEEDBACK OPDRACHTEN BIJ THEMA 9 FEEDBACK Van positieve feedback leer ik niets. INLEIDING Feedback geven en ontvangen moet je eerst oefenen en dan toepassen. In de opdrachten hieronder ga je ermee aan de slag. Doelstellingen

Nadere informatie

Themales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen.

Themales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen. Themales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent Nodig: tekenblaadjes en stiften, werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen. Opwarming: Zet de stoelen in een kring. Vraag aan de cursisten

Nadere informatie

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts Thema Gezondheid Lesbrief 5. De tandarts Inleiding Deze les gaat over praten bij de tandarts. Meneer Wong komt voor controle bij de tandarts. De tandarts kijkt of alle tanden en kiezen goed zijn. Wat leert

Nadere informatie

Lesbrief 01 - Handen Wassen en Desinfecteren

Lesbrief 01 - Handen Wassen en Desinfecteren Lesbrief 01 - Handen Wassen en Desinfecteren De lesbrief is bedoelt voor leerlingen van het speciaal onderwijs. De instructie door de docent Pak PRO 1 praktijkkaart 01 Handen wassen en desinfecteren. Leg

Nadere informatie

s Speelbrief ZO LEES IK PIPPO PIPPO-thema prentenboeken JULI 2017 Speelbrief - Juli p1

s Speelbrief ZO LEES IK PIPPO PIPPO-thema prentenboeken JULI 2017 Speelbrief - Juli p1 THEMA: OP VAKANTIE MET DE ALLERKLEINSTEN! s Speelbrief JULI 2017 Aapje Pippo gaat met de trein op reis. Bruintje Beer en peuter Max spelen aan de waterkant en nijntje logeert bij haar opa en oma. Allemaal

Nadere informatie

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Zwijsen jaargroep 7 naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Waar staat deze paddenstoel ongeveer? Teken op de kaart. Welke afstand of welke route fietsen de kinderen? naam route afstand Janna

Nadere informatie

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

U leert in deze les toestemming vragen. Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een

Nadere informatie

Wat weet jij over wonen? Dat ga je met je groepje opschrijven in een woordspin.

Wat weet jij over wonen? Dat ga je met je groepje opschrijven in een woordspin. Opdracht 1 Deze opdracht maak je in een groepje van vier. Nodig: 1 vel A3-papier, zwarte en een rode stift Wat weet jij over wonen? Dat ga je met je groepje opschrijven in een woordspin. Je doet het zo:

Nadere informatie

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen 1 Basisstof t/m 10 Lesdoelen De kinderen: kunnen hoeveelheden t/m ; kunnen een optelsom met voorwerpen t/m in de abstracte vorm noteren; kunnen werken met de rekentekens en. Materialen Klassikaal: Per

Nadere informatie

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. www.edusom.nl Opstartlessen Les 2. Wonen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

Nadere informatie

Week van de opvoeding

Week van de opvoeding In gesprek Voor ouders en hun kinderen vanaf ca. 12 jaar Het is heerlijk om een goed gesprek te voeren met iemand waar je veel van houdt. Maar soms lukt dat niet goed. Laat je daarom uitdagen tot een eerlijk

Nadere informatie

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe?

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Deze opdracht doe je alleen, in tweetallen of in een Maak een woordveld bij de tekst. Je mag

Nadere informatie

Programma Nederlands Praten

Programma Nederlands Praten Nederlands Praten 1 / Basisvaardigheden, hoofdstuk 3 Oefeningen werkwoorden hebben en zijn Oefening 1: Wat is het juiste werkwoord? (zijn) Jij ben/bent een leerling (zijn) Hij is/bent een man (zijn) Zij

Nadere informatie

Maarten Stevens

Maarten Stevens Maarten Stevens www.feest.co Volg ons! Speel je ons spel en wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten of wil je kans maken op leuke acties en aanbiedingen? Volg ons dan op Twitter en like ons op

Nadere informatie

ACTIVITEITEN GROEP 3 en 4

ACTIVITEITEN GROEP 3 en 4 ACTIVITEITEN GROEP 3 en 4 Wat zegt die grafiek? De indeling van de ochtend is als volgt: Schoolbrede start (15 minuten) Zie hoofdstuk Schoolbrede start. Deel 1 Tellen in een plaatje (20 minuten) De kinderen

Nadere informatie

Terwijl uw kind niet kijkt, pakt u één van deze dingen op en maakt u er geluid mee. Uw kind zegt wat het hoort.

Terwijl uw kind niet kijkt, pakt u één van deze dingen op en maakt u er geluid mee. Uw kind zegt wat het hoort. Luisterspelletjes Welk geluid hoor je? Uw kind doet de ogen dicht of krijgt een blinddoek voor. U laat allerlei geluiden horen die het moet raden. Bijvoorbeeld: in de handen klappen, op de deur kloppen,

Nadere informatie

Heb je iets vergeten? Vraag aan je collega of hij je kan helpen.

Heb je iets vergeten? Vraag aan je collega of hij je kan helpen. VERGETEN! Heb je iets vergeten? Vraag aan je collega of hij je kan helpen. Wat moet je doen? 1. Deze activiteit doe je in een groepje van 4 à 5 studenten. Je speelt een kwartetspel. Lees de instructies

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 1 bij 5.1 Doe de opdracht met de groep. Knip de kaartjes met antwoorden op deze pagina los. Geef iedere cursist een kaartje. Als er meer cursisten dan kaartjes

Nadere informatie

Wat ga je schrijven: een verklarende tekst. Voorbereiden op het schrijven: een film bekijken

Wat ga je schrijven: een verklarende tekst. Voorbereiden op het schrijven: een film bekijken Les 1: Verklaren hoe planten groeien Wat ga je schrijven: een verklarende tekst Hoe komt het eigenlijk dat planten groeien? Je schrijft een verklarende tekst voor leerlingen van een andere klas. Welke

Nadere informatie

- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen -

- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen - - je kan me wat - module 2 docere delectare movere je O kan ROC p e me n van S wat Amsterdam c h o o l - A nt2taalmenu.nl educatie m s t e r - d ROC a m van module Z Amsterdam u i d - O 2 o s t tekeningen

Nadere informatie

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Zwijsen jaargroep 7 naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Waar staat deze paddenstoel ongeveer? Teken op de kaart. Welke afstand of welke route fietsen de kinderen? naam route afstand Janna

Nadere informatie

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Antoniusschool Groep 5/6 Let op: deze heb je het hele schooljaar nodig! Hoe maak je een spreekbeurt? Mijn voorbereiding: 1. Je kiest

Nadere informatie

Carnavalsschilderij: Doel: Het stimuleren van de fijne motoriek en de hand oog coördinatie. Materiaal: Schilderspapier Verf Kwasten Plakband Schorten

Carnavalsschilderij: Doel: Het stimuleren van de fijne motoriek en de hand oog coördinatie. Materiaal: Schilderspapier Verf Kwasten Plakband Schorten Carnavalsschilderij: Het stimuleren van de fijne motoriek en de hand oog coördinatie Schilderspapier Verf Kwasten Plakband Schorten Leg al materialen klaar Vertel de kinderen dat ze iets over carnaval

Nadere informatie

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis 1 Woorden 1 de badkamer 2 het bed 3 de deur 4 de doek 5 de doos 6 de douche 7 het huis 8 de huiskamer 9 de kapstok 1 10 de keuken 11 de muis 12 de muur 13

Nadere informatie

Gezond thema: DE HUISARTS

Gezond thema: DE HUISARTS Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een

Nadere informatie