Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen
|
|
- Lennert Dekker
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten, zich aan elkaar voorstellen en afscheid van elkaar nemen. Dan gaan ze op zoek naar een andere gesprekspartner. Leg aan cursisten het verschil uit tussen het begroeten van jongeren en ouderen. Laat ze daar ook mee oefenen in de klas. Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist B 1. Hallo! 1. Hoi! 2. Hoe gaat het? 2. Het gaat goed, dankjewel. 3. Dit is Fatma. 3. Hallo, ik ben Eric. 4. Goedemorgen! 4. Goedemorgen! 5. Ik zal me even voorstellen. Ik ben Pim. 5. Ik heet Elena. 6. Dag! 6. Tot ziens! 7. Dit is Petrov. 7. Hoi Petrov. Mijn naam is Sam. 8. Ik ga nu naar huis. 8. Tot ziens! 9. Hoe gaat het? 9. Goed, en met jou? 10. Hoi, Mirko! 10. Hallo, Yuksel! Opdracht 3 bij 1.2 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Klaar? Dan leest cursist B de vragen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-1
2 Opdracht 4 bij 1.2 Praat samen. Jullie lopen op straat. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Hallo (zeg de naam van cursist B)! 2. Hoe gaat het? Cursist B 1. Hoi (zeg de naam van cursist A)! 2. Goed, en met jou? 3. Ook goed, dankjewel. 4. Hoi, ik zal me even voorstellen. Ik ben (noem je naam). 3. Dit is Amin. 4. Amin is mijn vriend. 5. Ik moet nu naar huis. 5. Oké, tot ziens! 6. Dag! Opdracht 5 bij 1.2 * Praat samen. Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je loopt met een vriend op straat. Je ziet cursist B op straat. Vraag aan cursist B hoe het gaat en stel je vriend voor. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent schrijft op het bord: Wie ben je? en Wat heb je? TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-2
3 De docent begint. Hij zegt wie hij is en wat hij heeft. Bijvoorbeeld: Ik ben Pieter en ik heb een fiets. De eerste cursist herhaalt wie de docent is en wat hij heeft. Dan vertelt hij over zichzelf. Bijvoorbeeld: Dit is Pieter en hij heeft een fiets. Ik ben Goran en ik heb een computer. De tweede cursist herhaalt de zinnen van de eerste cursist en vertelt over zichzelf. Ze moeten steeds iets anders verzinnen wat ze hebben. Ga zo door. Variatie 1 Is dit te moeilijk? Laat dan alleen herhalen wie de vorige cursist is en wie hij/zij zelf is. Variatie 2 Maak er een spel van, zoals Ik ga op vakantie en neem mee. Laat alle zinnen herhalen zoals in de uitleg staat beschreven. Wanneer een cursist vergeet wat een voorgaande cursist kan, is hij af. Wie als laatste overblijft, heeft gewonnen. Je kunt dit spel ook in kleine groepjes laten spelen. Opdracht 2 bij 1.3 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. 1. Wie ben jij? 1. Ik ben Helmut. 2. En wie zijn zij? 2. Zij zijn mijn twee dochters. 3. Heb je nog andere kinderen? 3. Ja, ik heb nog een zoon. 4. Ben je moe? 4. Ja, ik ben een beetje moe. 5. Hebben jullie een groot huis? 5. Nee, wij hebben een klein huis. 6. Heeft u internet? 6. Ja, ik heb internet. 7. Zijn jullie vanavond thuis? 7. Ja, wij zijn vanavond thuis. 8. Is de toets moeilijk? 8. Nee, de toets is makkelijk. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-3
4 9. Hebben zij een auto? 9. Ja, zij hebben een auto. 10. Heeft u contact met de juf? 10. Ja, ik heb contact met de juf. 11. Is Kim een meisje? 11. Nee, Kim is een jongen. 12. Hebben jullie een potlood? 12. Nee, wij hebben een pen. 13. Bent u in de klas? 13. Ja, ik ben in de klas. 14. Heb je veel speelgoed? 14. Nee, ik heb weinig speelgoed. 15. Is de man stil? 15. Nee, hij is druk. Opdracht 3 bij 1.3 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Lees ook het eerste woord van het antwoord: ja of nee. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Gebruik het woord dat cursist A heeft gezegd. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 4 bij 1.3 ** Vertel. Cursist A: vertel bij de eerste zes plaatjes iets over Samira. Gebruik hebben of zijn. Klaar? Dan vertelt cursist B bij de andere plaatjes over Marco. Gebruik hebben of zijn. Cursist A TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-4
5 Vertel. Cursist A: vertel bij de eerste zes plaatjes iets over Samira. Gebruik hebben of zijn. Klaar? Dan vertelt cursist B bij de andere plaatjes over Marco. Gebruik hebben of zijn. Cursist B Opdracht 1 bij 1.4 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Geef alle cursisten het vel met woorden dat op pagina 7 staat. Kies uit de volgende instructies: kruis aan zet een rondje om TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-5
6 onderstreep streep door. Bijvoorbeeld: zet een rondje om is. is Variatie 1 De docent maakt zelf een vel met woorden die voor de cursisten belangrijk zijn. Een leeg vel is te vinden op pagina 9. Doe de opdracht zoals hierboven beschreven. Variatie 2 De cursisten krijgen een leeg vel waarop zij eerst woorden moeten noteren die de docent dicteert. Doe dan de opdracht zoals hierboven beschreven. Variatie 3 De cursisten doen de opdracht in tweetallen. Deel dan onderstaande uitleg uit. Opdracht 2 bij 1.4 * Praat samen. Cursist A: kies een woord en lees het woord met één van deze zinnen: Kruis aan. Zet een rondje om. Onderstreep. Streep door. Cursist B: doe wat cursist A zegt. Cursist A: kijk of cursist B het goed heeft gedaan. Heb je vijftien woorden gelezen? Dan leest cursist B vijftien woorden en kiest ook bij elk woord één van de zinnen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-6
7 is bus juist thuis plan tekst foto tafel eten zien koken mes boven vol goud trui sterk kamer dier jammer lachen zeggen zand daar trap stuk bang beetje ijs hoofd TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-7
8 TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-8
9 Opdracht 1 bij 1.5 ** Speel het spel in kleine groepjes. Uitleg voor de docent: Op pagina 10 vind je een blad met de letters van het alfabet, met uitzondering van de letters Q en X. Knip de letters los, doe ze in een envelop en geef elk groepje een envelop. De eerste cursist pakt een letter uit de envelop en laat deze letter niet aan de andere cursisten zien. Hij noemt een woord dat met deze letter begint. De andere cursisten schrijven het woord op een papier. Dan bespreken ze de spelling. Daarna zegt de tweede cursist het alfabet op vanaf A tot en met de beginletter van het genoemde woord. De andere cursisten controleren of dit goed gaat. Vervolgens trekt de tweede cursist een nieuwe letter en noemt een woord met deze letter. De cursisten schrijven het woord weer op en bespreken de spelling. Dan zegt de derde cursist het alfabet op vanaf de beginletter van het vorige woord tot en met de beginletter van het nieuwste woord. Ga zo door. Variatie 1 Als alle cursisten twee rondes gespeeld hebben, maken ze zinnen met de woorden die ze hebben opgeschreven. Variatie 2 De groepjes wisselen van woordenlijst en maken zinnen met deze woorden. Variatie 3 De docent schrijft alle woorden op het bord en de groepjes moeten proberen binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk zinnen te maken met deze woorden. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-9
10 A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Y Z TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-10
11 Opdracht 2 bij 1.5 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Zeg de cursisten dat ze op alfabetische volgorde (voornaam) moeten gaan staan. Variatie 1 Kennen de cursisten elkaars namen niet of niet goed? Laat ze dan hun naam op een briefje schrijven. Ook kun je eerst nog de volgende opdracht laten doen: loop door de klas, ga naar een cursist die je niet kent en vraag zijn/haar naam. Klaar? Zoek een andere gesprekspartner die je niet kent. Variatie 2 De opdracht bij variatie 1 kan nog uitgebreid worden met een spellingsoefening. De tweetallen vragen elkaar naar de spelling van hun voornaam en schrijven deze op een papier. De spreker controleert of zijn/haar naam goed is gespeld. Variatie 3 Hebben de cursisten moeite met de alfabetische volgorde? Laat één of meer cursisten het alfabet opzeggen. Opdracht 1 bij 1.6 Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: Hang pagina 13 en 14 op twee verschillende plaatsen in het lokaal. Zeg het eerste woord van de lijst die op pagina 12 staat. De cursisten die denken dat het woord een korte klinker heeft, lopen naar de plaats waar het papier korte klinker hangt. De cursisten die denken dat het woord een lange klinker heeft, lopen naar de plaats waar het papier lange klinker hangt. Bespreek de uitspraak kort na en lees het volgende woord van de lijst. Variatie 1 De cursisten die de verkeerde klinker hebben gekozen, moeten gaan zitten. Wie als laatste nog staat, heeft gewonnen. Variatie 2 Laat een of meerdere cursisten de woorden oplezen. Bespreek de uitspraak per woord na. Waarom staat iemand bij het foute antwoord? Heeft de spreker de korte/lange klinker fout uitgesproken of heeft de luisteraar de korte/lange klinker niet goed gehoord. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-11
12 Variatie 3 Maak twee groepen. Beide groepen kiezen één cursist die de woorden opleest. Deze cursisten lezen tegelijkertijd het woord voor aan hun groep. Alle cursisten kiezen een plaats: korte klinker of lange klinker. Voor elke cursist die op de goede plaats staat krijgt de eigen groep een punt. De groep met de meeste punten heeft gewonnen. Variatie 4 Als variatie 3. Maar elk woord wordt door een andere cursist opgelezen. 1. hond 2. vies 3. krant 4. druk 5. boot 6. auto 7. punt 8. zien 9. hoi 10. tas 11. groep 12. mooi 13. oog 14. naast 15. tas 16. zon 17. dier 18. soep 19. school 20. zuur 21. bus 22. veel 23. vrij 24. bot 25. zin 26. acht 27. huis 28. week 29. taal 30. kind 31. wind 32. zoon TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-12
13 korte klinker TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-13
14 lange klinker TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-14
15 Opdracht 2 bij 1.6 * Praat samen. Cursist A: lees de twee woorden hardop. Cursist B: luister naar de twee woorden. Wat hoor je? Zeg je antwoord zo: kort kort lang lang kort lang lang kort Klaar? Doe daarna de opdracht met de plaatjes op dezelfde manier. Cursist A: antwoord 1. ziek schoon lang lang 2. nat naast kort lang 3. lees les lang kort 4. duur zus lang kort 5. hoi loopt kort lang 6. ver veel kort lang Praat samen. Cursist B: lees de twee woorden hardop. Cursist A: luister naar de twee woorden. Wat hoor je? Zeg je antwoord zo: kort kort lang lang kort lang lang kort Klaar? Doe daarna de opdracht met de plaatjes op dezelfde manier. Cursist B: antwoord 1. één en lang kort 2. baas baan lang lang 3. film diep kort lang 4. zien zin lang kort 5. bus buurt kort lang 6. taal tekst lang kort TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-15
16 Cursist A: antwoord 1. kort lang 2. kort kort 3. lang kort 4. kort lang 5. kort kort 6. kort lang TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-16
17 Cursist B: antwoord 7. lang kort 8. kort kort 9. lang kort 10. kort lang 11. lang lang 12. kort kort TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-17
18 Opdracht 1 bij 1.7 * Praat samen. Dit is je agenda. Cursist A: lees de vragen hardop. Cursist B: kijk in je agenda en geef antwoord. 1. Op welke dagen heb je Nederlandse les? 2. Hoe laat ga je bij Yasmina eten? 3. Op welke dag moet je naar de tandarts? Hoe laat moet je daar zijn? 4. Op welke dag ga je naar de film? Met wie ga je naar de film? juni week 23 week 23 juni 3 maandag donderdag 6 tandarts om 14:20 Nederlandse les van 9:00 tot 11:30 4 dinsdag vrijdag 7 Nederlandse les film met Ivan om 19:45 van 13:30 tot 16:00 5 woensdag zaterdag 8 zondag 9 eten bij Yasmina om 18:30 Praat samen. Dit is je agenda. Cursist B: lees de vragen hardop. Cursist A: kijk in je agenda en geef antwoord. 1. Op welke dagen heb je Nederlandse les? 2. Hoe laat ga je bij Yasmina eten? 3. Op welke dag moet je naar de tandarts? Hoe laat moet je daar zijn? 4. Op welke dag ga je naar de film? Met wie ga je naar de film? TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-18
19 oktober week 43 week 43 oktober 21 maandag donderdag 24 Nederlandse les tandarts om 8:35 van 10:00 tot 12:00 22 dinsdag vrijdag 25 eten bij Yasmina Nederlandse les om 19:00 van 10:00 tot 12:00 23 woensdag zaterdag 26 Nederlandse les van 13:30 tot 15:30 zondag 27 film met Sanne om 13:30 Opdracht 2 bij 1.7 ** Praat samen. Welke afspraken heb jij deze week? Schrijf drie afspraken in de agenda. Schrijf ook de tijd op. Cursist A: Vertel welke afspraken je deze week hebt. Klaar? Dan vertelt cursist B over zijn/haar afspraken. december week 51 week 51 december 16 maandag donderdag dinsdag vrijdag 20 TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-19
20 18 woensdag zaterdag 21 zondag 22 Praat samen. Welke afspraken heb jij deze week? Schrijf drie afspraken in de agenda. Schrijf ook de tijd op. Cursist A: Vertel welke afspraken je deze week hebt. Klaar? Dan vertelt cursist B over zijn/haar afspraken. maart week 11 week 11 maart 11 maandag donderdag dinsdag vrijdag woensdag zaterdag 16 zondag 17 Opdracht 1 bij 1.8 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag. Cursist B: lees het antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-20
21 1. Hoe heet jij? 1. Ik heet Jacob. 2. Hoe heten je ouders? 2. Mijn moeder heet Marga en mijn vader heet Frans. 3. Wie ben jij? 3. Ik ben Halima. 4. En wie is dat? 4. Dat is Hans. 5. Ben je getrouwd? 5. Ja, ik ben getrouwd. 6. Is je neef getrouwd? 6. Nee, hij is niet getrouwd. 7. Heeft Nadia kinderen? 7. Ja, ze heeft drie kinderen. 8. Heeft u kinderen? 8. Nee, ik heb geen kinderen. 9. Heb jij kinderen? 9. Ja, ik heb een dochter. 10. Heb je broers en zussen? 10. Ja, ik heb twee zussen. 11. Heeft Yunus broers en zussen? 11. Ja, hij heeft één broer. 12. Is dat je tante? 12. Nee, dat is mijn moeder. 13. Zijn dat je ouders? 13. Nee, dat zijn mijn oom en tante. 14. Heb je opa s en oma s? 14. Ja, drie. De vader van mijn vader is dood. 15. Hebben je opa en oma veel kleinkinderen? 15. Ja, ze hebben tien kleinkinderen. Opdracht 2 bij 1.8 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Bedenk zelf een antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 3 bij 1.8 ** Praat samen. Kijk naar de foto s. Vertel over de families op de foto s. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-21
22 Cursist A: Cursist B: TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-22
23 Opdracht 1 bij 1.9 ** Praat samen. Kijk naar de plaatjes. Wat zie je op het plaatje? Gebruik een en de of het. Voorbeeld: Dit is een oma. De oma is oud TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-23
24 Opdracht 1 bij 1.10 Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Laat alle cursisten een leeg papier pakken. Zeg wat ze op het papier moeten tekenen. Gebruik bekende woorden en bekende voorzetsels als: in, naast, onder, boven, tussen. Voorbeeld: Teken een huis met een dak. Teken een deur en twee ramen. Teken een boom naast het huis. Is de tekening klaar? Geef de cursisten dan een paar potloden / stiften van een bekende kleur. Geef vervolgens instructies hoe ze de dingen moeten inkleuren. Voorbeeld: Maak het dak rood. Maak de lucht oranje. Variatie 1 Laat cursisten elkaar instructies geven voor het inkleuren van de tekening. Verdeel daarvoor de groep in tweetallen. Geef per tweetal een paar potloden / stiften van een bekende kleur. Laat de cursisten elkaar instructies geven hoe ze de dingen moeten inkleuren. Variatie 2 Als er geen kleurpotloden of stiften zijn, maar wel verschillende kleuren schoolkrijt of whiteboardstiften, laat dan één cursist de tekening op het bord maken. Als de tekening klaar is, geven de cursisten om de beurt een instructie hoe een voorwerp op de tekening moet worden ingekleurd met de aanwezige kleuren. Opdracht 2 bij 1.10 Speel het spel met de groep. Speel het spel Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Neem een bekend voorwerp in gedachten dat zichtbaar is voor de cursisten. Ze moeten raden welk voorwerp het is. Voorbeeld: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is rood. Is het de deur? De appel? Nee, het is de trui van Souad. Je kunt dit spel ook in kleine groepjes laten spelen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-24
25 Opdracht 3 bij 1.10 ** Praat samen. Kijk naar de plaatjes. Wat zie je? Gebruik de kleuren. Voorbeeld: Ik zie een appel. De appel is rood Opdracht 4 bij 1.10 ** Wat zie je? Kijk om je heen. Vertel wat je ziet. Vertel ook welke kleur het heeft. Voorbeeld: Ik zie een tafel. De tafel is donkerbruin. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-25
26 Opdracht 5 bij 1.10 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: Maak twee of drie groepjes. De groepjes moeten om de beurt een nieuwe zin zeggen als in opdracht 4 bij Voor elke goede zin krijgt de groep een punt. Dan is de volgende groep aan de beurt. De groep met de meeste punten heeft gewonnen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 1-26
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Nederland
Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. 1. Moet je morgen naar de tandarts? 1. Nee, ik moet morgen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Geld
Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Boodschappen
Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Praat samen. Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 8 Opleidingen
Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke
Nadere informatieInhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126
Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL 8 1 Ziek 8 2 Plus en min 14 3 Wat moet en wat is goed? 20 4 De bel 26 Woorden 32 LES 2: VRIJE TIJD 38 1 Naar de film 38 2 Rada wil fit zijn 44 3 Vrije tijd 50 4 Ik ben
Nadere informatieTaalklas.nl Plus Cursistenmateriaal
Opdracht 1 Nieuwe woorden Lees het woord Bedek het woord Schrijf het woord in de zin Klopt het? de computer Bart speelt vaak spelletjes op de In de leer ik hoe internet en e-mail werken de computerles
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Boodschappen
Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.
Nadere informatieHerhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN
STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 1 bij 5.1 Doe de opdracht met de groep. Knip de kaartjes met antwoorden op deze pagina los. Geef iedere cursist een kaartje. Als er meer cursisten dan kaartjes
Nadere informatieThema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag
Thema Op het werk. Demet TV Lesbrief 8. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt
Nadere informatieHotel Hallo - Thema 1 Hallo
Hotel Hallo - Thema 1 Hallo opdrachten VISITE 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en leg
Nadere informatiewerkbladen thema 1 naar een nieuwe school
werkbladen thema 1 naar een nieuwe school 1.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Tarik en Zoera gaan naar de inburgeringscursus. waar / niet
Nadere informatieThema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts
Thema Gezondheid Lesbrief 5. De tandarts Inleiding Deze les gaat over praten bij de tandarts. Meneer Wong komt voor controle bij de tandarts. De tandarts kijkt of alle tanden en kiezen goed zijn. Wat leert
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Geld
Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!
Nadere informatieBasisexamen inburgering in het buitenland. Auteurs: Karine Bloks-Jekel, Willemijn de Graaf, Marieta Plattèl, Rian Senden, Rosanne Vermaat
TAALCOMPLEET Basisexamen inburgering in het buitenland Inburgeringsexamen buitenland 1e druk 2014 ISBN Inburgeringsexamen buitenland: 978-94-90807-21-4 Copyright: KleurRijker B.V., info@kleurrijker.nl
Nadere informatieOPA EN OMA DE OMA VAN OMA
Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld
Nadere informatieThema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts
Thema Gezondheid Lesbrief 5. De tandarts Inleiding Deze les gaat over praten bij de tandarts. De man (meneer Onuso / Bashir) komt voor controle bij de tandarts. De tandarts kijkt of alle tanden en kiezen
Nadere informatieThema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein
Thema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein brengt zijn dochter Ama naar school. Hij praat met een moeder van een ander kind op het schoolplein. De moeder heet. Waar werkt? Wat leert u in
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 8 Opleidingen
Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.1 ** Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op pagina 2 vind je een blad met beroepen
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag
Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt hem
Nadere informatieThema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school
Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school brengt zijn dochter Ama voor het eerst naar school. Hij praat met de juf. Ama is al op een peuterspeelzaal geweest. Is Ama verlegen? Wat
Nadere informatieOpstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen
www.edusom.nl Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen Het is belangrijk om veel woorden te leren. In deze extra les vindt u extra woorden bij de Opstartlessen 1 t/m 5. Kijk ook eens naar
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek. Maria en
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken
Thema Op zoek naar werk. Demet TV Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek. Maria
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieThema Gezondheid. Les 5. De tandarts
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 5. De tandarts Inleiding Deze les gaat over praten bij de tandarts. Meneer Bashir komt voor controle bij de tandarts. De tandarts kijkt of alle tanden en kiezen
Nadere informatieUitleg bij de spellingskaartjes.
Uitleg bij de spellingskaartjes. 1. De BLAUWE kaartjes zijn bedoeld om alleen te oefen met de spellingskaartjes 2. Met de Paarse kaartjes mag je met zijn tweeën oefenen met de spellingskaartjes 3. De Groene
Nadere informatieWat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?
Les 1: Een poëziekaart maken Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart Lees over Verbonden zijn. Verbonden zijn De Nieuwsbegrip leesles gaat over de ramadan. Tijdens de
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken
http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek.
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten
Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten Kofi is op het werk. De chef geeft opdrachten: zij zegt wat Kofi moet doen. De eerste opdracht is de rommel opruimen. Kofi moet de vloer vegen. Het is weer netjes
Nadere informatieWat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?
Les 1: Een poëziekaart maken poëziekaart Lees over Verbonden zijn. Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een Verbonden zijn De Nieuwsbegrip leesles gaat over de ramadan. Tijdens de ramadan voelen
Nadere informatieflitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas.
flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas. Beste ouders, Van de leerkracht van uw kind heeft u een setje flitsletters ontvangen. Flitsen is het kort (enkele seconden) laten
Nadere informatieLesbrief 3. De fysiotherapeut.
MDS-65 speakerstand Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De fysiotherapeut. Inleiding Deze les gaat over praten met de fysiotherapeut. Een man, meneer Kaya, belt de fysiotherapeut. Hij maakt een afspraak. Hij
Nadere informatieLesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS
Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS Lesidee: Wat is weg? Speel dit spel met een klein groepje. Leg steeds vijf tot acht kaarten open op tafel. Geef de cursisten even de tijd om alle foto s in
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 7 Werken
Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet
Nadere informatiePraat-plaat. aad/thema/ik werkblad 1
Thema Praat-plaat aad/thema/ werkblad 1 Strip aad/thema/ werkblad 2 aad/thema/ werkblad 3 a aad/thema/ werkblad 3 b Knipblad aad aad/thema/ werkblad 4 Stripverhaal hallo ben aad ben een man ben geboren
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieThema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag
www.edusom.nl Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. Kofi gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef
Nadere informatieVan je juf of meester krijg je een plaatje. Er zijn vier verschillende plaatjes.
Opdracht 1 Deze opdracht doe je in een groepje van vier. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Er zijn vier verschillende plaatjes. 1. Zoek in de klas naar een klasgenoot met een ander plaatje dan
Nadere informatieMelkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B De deur op slot Wonen: Veilig wonen Colofon Melkweg: De deur op slot, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van
Nadere informatieHotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN
Hotel Hallo - Thema 2 Hallo opdrachten TELEVISIE KIJKEN 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer
Nadere informatieOpstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.
www.edusom.nl Opstartlessen Les 2. Wonen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
Nadere informatieThema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang
Thema Kinderen en school. Demet TV Lesbrief 9. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. belt naar een kinderdagverblijf. Is er plaats? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat inschrijven
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om
Nadere informatieThema Op het werk. Les14. Opdrachten
www.edusom.nl Thema Op het werk. Les14. Opdrachten Kofi is op het werk. De chef geeft opdrachten: zij zegt wat Kofi moet doen. De eerste opdracht is de rommel opruimen. Kofi moet de vloer vegen. Daarna
Nadere informatieVoor jezelf? Les 1 Welkom!
Voor jezelf? Les 1 Welkom! Welkom! Dit is de cursus Voor jezelf? Wil je voor jezelf beginnen? Droom je ervan een eigen bedrijfje te starten? Zou je dit ook kunnen? In deze cursus ga je dit onderzoeken.
Nadere informatieInleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.
INHOUD Inleiding 8 DEEL 1 13 Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. Les 2 - Wie is het? 19 A1 - Ik kan de persoonsnamen gebruiken.
Nadere informatieSTEENSOEP OMA VERTELT EEN VERHAAL
Hotel Hallo - Thema 6 Hallo opdrachten STEENSOEP 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en leg
Nadere informatieAlles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.
Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.
Nadere informatieThema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang
www.edusom.nl Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. Ze belt naar een kinderdagverblijf. Is er een plaats vrij? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat
Nadere informatieLeesboekje de school
Leesboekje de school Leesboekje De School Pagina 1 Dit is de juf. Dit is de meester. Dit is de leerling. Dit is de groep. Dit is de pen. Dit is het potlood. Dit is het boek. Dit is de map. Dit is het papier.
Nadere informatieDeze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe?
Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Deze opdracht doe je alleen, in tweetallen of in een Maak een woordveld bij de tekst. Je mag
Nadere informatieThema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?
www.edusom.nl Thema Op het werk Les 13. Hoe werkt de machine? Kofi is op het werk. Kofi moet aan de machine werken. De chef vertelt Kofi eerst hoe de machine werkt. Dan werkt Kofi met de machine. De machine
Nadere informatieSPROET DE BRUID DE BRUILOFT
opdrachten Nog meer Hotel Hallo - Thema 6 Wat een feest! SPROET DE BRUID 1 Knip de strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken
Nadere informatieUitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6
Uitprobeerpakket Toetsboek 4 groep 4 blok 6 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
Nadere informatiePraat-plaat. post. aad/thema/post werkblad 1
Thema Praat-plaat aad/thema/ werkblad 1 Strip aad/thema/ werkblad 2 aad/thema / werkblad 3 a aad/thema / werkblad 3 b Knipblad kees aad/thema / werkblad 4 Stripverhaal de ik schrijf een kaart aan kees
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 7 Werken
Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 1 bij 7.1 ** Uitleg voor de docent: Op pagina 2 vind je kaartjes met woorden en een contract. Knip de kaartjes los en doe ze in een envelop. Ieder tweetal krijgt
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieAls je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.
Thema 5 Les 1: De angst: Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. De schrik: Als iemand ineens achter je staat, dan schrik je. Je bent dan ineens
Nadere informatieTAKENBOEK DEEL 1 0-A1
TAKENBOEK DEEL 1 0-A1 Basisleergang Nederlands voor anderstaligen Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) Nicky Heijne Marten Hidma Karolien Kamma Vrije
Nadere informatieThema Op het werk. Les 15. Vrij vragen
www.edusom.nl Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen Kofi is op het werk. Hij wil een dag vrij. Hij vraagt het aan de vrouw op het kantoor. Zou het Kofi lukken? Souad komt op kantoor. Zij wil ook een dag
Nadere informatieWANNEER KAN JIJ? Wat moet je doen?
WANNEER KAN JIJ? Je studeert aan de universiteit. Je studeert diergeneeskunde. Je moet een werkje maken voor het vak Fysica. Je collega s hebben niet allemaal op hetzelfde moment les. Wanneer kunnen jullie
Nadere informatie1 DISK, Boom Amsterdam
aan dit woord gebruik je om uit te drukken dat iets met iets anders verbonden is al al dit woord gebruik je om uit te drukken dat iets eerder gebeurt dan je dacht alles, allemaal bij in de buurt van iets
Nadere informatieLesleidraad. Beste docent
2 Lesleidraad Beste docent De zomer van Atlas komt eraan. Honderden anderstaligen kunnen zich de laatste week van juni inschrijven voor het zomeraanbod bij Atlas. We willen de cursisten de kans geven om
Nadere informatiewerkbladen thema 5 werk
werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur
Nadere informatieLesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.
groep 4 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. Materiaal Oefenblad
Nadere informatieWERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA
WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA Verhalen van de Hodja: Hassan en de tijgers Introductie van het verhaal - DILIT-luisteren: o De cursisten gaan per 2 zitten (bij voorkeur 2 cursisten met dezelfde moedertaal
Nadere informatieThema Nederlandse cultuur en gewoontes
http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Lesbrief 32. Mag ik even uitpraten? Wat leert u in deze les? Eén lange zin maken van twee korte zinnen. Je mening geven. Veel succes! Deze les
Nadere informatieBezoek een bedrijf. Wat kun je en wat weet je na deze lesbrief?
Bezoek een bedrijf! Bezoek een bedrijf Je gaat op bezoek bij een bedrijf dat je zelf mag uitzoeken. Het is de bedoeling dat je bij het bedrijf gaat kijken, vragen stellen en goed oplet wat ze er allemaal
Nadere informatieWOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras -
WOORDEN VERANDEREN Kies een woord uit het woordpakket. gras - grap Schrijf dit woord in je schrift. glas kras Maak een nieuw woord door één letter grijs te veranderen. Zoek zoveel mogelijk nieuwe woorden.
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?
Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? is op het werk. moet aan de machine werken. De chef vertelt eerst hoe de machine werkt. Dan werkt met de machine. De machine doet het niet. roept een
Nadere informatieAanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?
Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1 Inleiding Dit is informatie over de Toets Gesproken Nederlands (of TGN) 1. De TGN maakt deel uit van het inburgeringsexamen buitenland. Moet u de TGN
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen Inleiding heeft een afspraak met de manager voor een sollicitatiegesprek. Deze les gaat over het eerste deel van het
Nadere informatieRV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / 8 3124 SG Schiedam Tel.: 010-4717036 / 010-2470164
R.K. Basisschool De Vlinder RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / 8 3124 SG Schiedam Tel.: 010-4717036 / 010-2470164 GOEDE STUDIEGEWOONTEN Bij goed studeren (leren) of huiswerk maken
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen Inleiding heeft een afspraak met de manager voor een sollicitatiegesprek. Deze les gaat over het eerste deel van het
Nadere informatieLes 35. Een nieuw paspoort
http://www.edusom.nl Thema Het stadhuis Les 35. Een nieuw paspoort Wat leert u in deze les? Informatie over het aanvragen en verlengen van uw paspoort of identiteitskaart. Vragen stellen bij het loket.
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?
Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? is op het werk. moet aan de machine werken. De chef vertelt eerst hoe de machine werkt. Dan werkt met de machine. De machine doet het niet. roept een
Nadere informatieOpstartlessen. Les 1. Kennismaken
www.edusom.nl Opstartlessen Les 1. Kennismaken Wat leert u in deze les? Uzelf voorstellen Kennismaken Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam HET GESPREK
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN Opdracht 1 de groente pinnen de suiker de supermarkt Opdracht 7 Hoi Ramon! Ik eet graag rijst met kip. En ik drink altijd water bij het eten. Maar ik vind
Nadere informatiePRAATPRET DOE EN PRAAT BOEKJE VOOR THUIS
PRAATPRET DOE EN PRAAT BOEKJE VOOR THUIS Thema 1: Ik (lichaam/familie) Dit boekje is van:................. Logo gemeente Auteursteam Projectgroep Kinderklanken & Peuterpraat Margriet van Engen Maaike Preijde
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om
Nadere informatieIn je kracht. Werkboek voor deelnemers
In je kracht Werkboek voor deelnemers Uitleg Mijn toekomst! Benodigdheden: Werkblad Mijn toekomst! (je kunt het Werkblad meegeven om thuis na te lezen, maar dit is niet noodzakelijk) Voor iedere deelnemers
Nadere informatieThemales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen.
Themales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent Nodig: tekenblaadjes en stiften, werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen. Opwarming: Zet de stoelen in een kring. Vraag aan de cursisten
Nadere informatiewerkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd
werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd 6.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken Badria wordt vandaag 5 jaar. Jan koopt een boek voor Badria.
Nadere informatieLesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten
groep 6 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene
Nadere informatieoptellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen
1 Basisstof t/m 10 Lesdoelen De kinderen: kunnen hoeveelheden t/m ; kunnen een optelsom met voorwerpen t/m in de abstracte vorm noteren; kunnen werken met de rekentekens en. Materialen Klassikaal: Per
Nadere informatieThema Informatie vragen bij een instelling
http://www.edusom.nl Thema Informatie vragen bij een instelling Les 29. Bellen over een probleem Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over een probleem op het werk. Woorden die aangeven hoe vaak
Nadere informatie