WOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras -

Transcriptie

1 WOORDEN VERANDEREN Kies een woord uit het woordpakket. gras - grap Schrijf dit woord in je schrift. glas kras Maak een nieuw woord door één letter grijs te veranderen. Zoek zoveel mogelijk nieuwe woorden. Oefen opdracht NIEUWE WOORDEN MAKEN Kies een woord uit het woordpakket. sterk - kers Schrijf dit woord in je schrift. ster

2 Kijk goed naar de letters. rest trek Maak nieuwe woorden met de letters van het woord. Schrijf deze woorden ook in je schrift. Oefen opdracht

3 VRAGEN BEDENKEN Kies een woord uit het woordpakket. Maak met dat woord een vraagzin. Schrijf de vraag in je schrift. Schrijf het antwoord eronder. welk fruit vind jij lekker? ik vind een appel lekker Stel opdracht RARE ZINNEN Maak met de woorden uit het woordpakket rare zinnen. de slurf van de zebra is nieuw

4 Zet onder elk woord uit het woordpakket een streep. Kijk of je de woorden goed hebt geschreven. Stel opdracht

5 ALS IK EEN WAS, DAN ZOU IK Kies een woord uit het woordpakket. Gebruik dat woord in de zin: als ik een was, dan zou ik Maak de zin af en schrijf hem in je schrift. Zet een streep onder het woord uit je woordpakket. als ik een leeuw was, dan zou ik in afrika wonen. Stel opdracht GALGJE De spelleider kiest een woord uit het woordpakket. Iedereen zet in het schrift voor elke letter een punt. En schrijft onder elke punt een cijfer. Om de beurt wordt een letter geraden. Voor elke foute letter komt er een stukje van de galg......

6 Opdracht samenwerkend leren

7 OEFENBOEKJE MAKEN Kies een woord uit het woordpakket. Schrijf het woord op een strookje papier. Kijk of je het woord goed hebt geschreven. Kies nu een ander woord. Schrijf dit woord op een ander strookje papier. Kijk weer of je het goed hebt geschreven. Als je klaar bent, mag er een nietje in je boekje. Oefen opdracht LETTER VOOR LETTER Kies een woord uit het woordpakket. Lees het zachtjes voor jezelf. h - a - r - p Zeg het woord letter voor letter. Schrijf het woord letter voor letter in je schrift. Kijk of je het woord goed hebt geschreven.

8 Oefen opdracht

9 LETTERGREPEN Kies een woord uit je woordpakket. achter ach - ter Schrijf het woord in je schrift. beroep be - roep gordijn gor - dijn Verdeel het woord in stukjes. hond hond Schrijf het woord in stukjes op. eigen ei - gen Kijk of je geen letters bent vergeten Let op! Sommige woorden kun je niet in stukjes verdelen

10 Oefen opdracht VERGROTEN EN VERKLEINEN Kies een verkleinwoord uit het woordpakket. huisje - huis Schrijf het woord in je schrift. boompje - boom Laat nu de verkleining weg. Schrijf het nieuwe woord ook op. - huis - huisje Doe dit met alle verkleinwoorden. - boom - Dek het eerste rijtje af met een blaadje. Schrijf het verkleinwoord er weer achter. Kijk aan het eind of de woorden goed zijn.

11 Oefen opdracht

12 ALFABETSPEL Pak een blaadje met het alfabet. gr A p B rood Kies een woord uit je woordpakket. lu C ht Kijk goed naar de letters. man D je bo E ken Schrijf het woord bij een letter sto F van het alfabet. G etal Probeer bij elke letter een woord te schrijven. Creatieve opdracht WOORDEN OPBOUWEN Kies een woord uit het woordpakket. k

13 Lees het zachtjes voor jezelf. kei keiz Schrijf de eerste letter op. keize Schrijf de eerste en de tweede keizer letter eronder. Ga zo door tot het hele woord er staat. Oefen opdracht

14 WOORDEN AFBREKEN Kies een woord uit het woordpakket. nicht Lees het zachtjes voor jezelf. nich ni Schrijf het woord in je schrift. n Schrijf het woord nog een keer, maar laat de laatste letter weg. Ga zo door tot je nog maar één letter hebt. Oefen opdracht WOORDEN ZOEKEN Kies een woord uit het woordpakket. s stapje Schrijf de letters onder elkaar. t tien

15 a apen Zoek bij elke letter een woord van a arts je woordpakket. r rots Schrijf dat woord achter de letter. t tafel Kun je geen woord vinden? Verzin er dan zelf een. Oefen opdracht

16 MET JE VINGER SCHRIJVEN Kies een woord uit het woordpakket. Lees het zachtjes voor jezelf. Schrijf het woord met je vinger op je tafel. Eerst met grote losse letters. Daarna het hele woord aan elkaar. Schrijf dan het woord in je schrift. Kijk of je het goed hebt geschreven Creatieve opdracht MOEILIJKE LETTERS Kies een woord uit het woordpakket. Lees het woord zachtjes voor jezelf. worst fruit Schrijf het woord in je schrift. getal Kijk of je het goed geschreven hebt. boompje Schrijf met een gekleurde pen nog een keer de moeilijke letters.

17 Creatieve opdracht (zelf nog de moeilijke letters met een gekleurde pen overschrijven)

18 GEKLEURDE LETTERS Kies een woord uit het woordpakket. Lees het zachtjes voor jezelf. Schrijf het woord in je schrift, maar geef elke letter een andere kleur. Kijk of je het woord goed hebt geschreven. Creatieve opdracht (zelf nog een woord met gekleurde letters opschrijven) SIERLETTERS Kies een woord uit het woordpakket. Lees het woord zachtjes voor jezelf. Schrijf het woord in je schrift. Gebruik sierletters. Strand schelpen strik Creatieve opdracht

19 ACHTERSTEVOREN Kies een woord uit het woordpakket. Schrijf het woord in je schrift. tafel - lefat - tafel sterk - krets - sterk Schrijf het woord nu achterstevoren. Schrijf het letter voor letter over. Schrijf het woord weer achterstevoren. Nu heb je weer het goede woord. Kijk of je het goed hebt geschreven. Oefen opdracht WOORDSLANG Kies een woord uit je woordpakket. bakker - rokje eerst -

20 Schrijf dit woord in je schrift. tafel - later - r Kijk naar de laatste letter. Zoek een woord in je pakket met deze letter. Schrijf dit woord achter het eerste woord. Kun je geen woord vinden? Verzin er dan zelf een. Zoek daarna eerst weer in je woordpakket. Creatieve opdracht

21 ZINNEN MAKEN (1) Kies een woord uit het woordpakket. op het strand Lees het woord zachtjes voor jezelf. ligt een schelp Maak een zin met het woord. Schrijf de zin in je schrift. Zet een streep onder het woord uit je pakket. Kijk of je het woord goed hebt geschreven. Stel opdracht ZINNEN MAKEN (2) Kies twee woorden uit je mijn moeder zit op woordpakket. een bank in het park Maak een zin met de woorden. Schrijf de zin in je schrift. Zet een streep onder de woorden uit je pakket. Kijk of je de woorden goed hebt geschreven.

22 Stel opdracht

23 EEN WOORD MET DE LETTER De spelleider schrijft een woord op en zegt Het is een woord met de letter De anderen schrijven allemaal een woord op waarin die letter voorkomt. Is het woord geraden? Een punt voor de winnaar. Heeft niemand het goed? Dan zegt de spelleider nog een letter. Opdracht voor samenwerkend leren WOORDENBINGO Iedereen schrijft 6 woorden op uit het woordpakket. Kijk of ze goed zijn geschreven. De spelleider noemt willekeurige woorden en schrijft deze woorden ook op. Wie heeft het eerst BINGO? Een punt voor de winnaar. Opdracht voor samenwerkend leren

24 GEDICHT Kies een woord uit je woordpakket. Lees het zachtjes voor jezelf. Maak met dit woord een gedicht. de muis, de egel en de vos, wonen samen in het bos. Kijk of je het woord goed hebt geschreven. Stel opdracht PUZZELEN Kies een woord uit het woordpakket. n Schrijf het woord op ruitjespapier. k a s t e n In elk vakje een letter. c a

25 c h t l i c h t a Kies een ander woord. t s t e r Gebruik een letter van het eerste woord. p i t De woorden gaan van links naar rechts. En van boven naar beneden. Creatieve opdracht

26 EEN DROOM Kies voor jouw droom woorden uit het woordpakket. Bedenk met deze woorden een verhaal. Schrijf je verhaal op. Zet een streep onder de woorden uit het woordpakket. Teken een wolk om je droom. Stel opdracht STRIPVERHAAL Teken het eerste poppetje. Schrijf op wat dit poppetje zegt. Teken een spreekballon om de zin. Teken het andere poppetje. Schrijf op wat dit poppetje zegt. Teken een spreekballon om de zin. Zet een streep onder de woorden uit het woordpakket. Stel opdracht (zelf eventueel nog een poppetje met een spreekballon tekenen)

27 ER WAS EENS Kies minstens 5 woorden uit het woordpakket. Bedenk hiermee een sprookje. Begin met Er was eens. Zet een streep onder de woorden van het woordpakket. Ben je klaar? Kijk of de woorden goed zijn geschreven. Stel opdracht RIJMEN Kies een woord uit het woordpakket. worst Lees het woord zachtjes voor jezelf. korst dorst Schrijf het woord in je schrift. Kijk of je het woord goed hebt geschreven. Bedenk woorden die er op rijmen. Schrijf die woorden eronder.

28 Stel opdracht

29 TEKENEN MET WOORDEN Bedenk waarover je gaat tekenen. Schrijf dit bovenaan de bladzijde. Bedenk wat je allemaal gaat tekenen. Maar teken geen lijntjes. Ga tekenen met woorden. Gebruik de woorden uit je woordpakket. Kijk na elk woord of je het goed hebt geschreven. Creatieve opdracht (voorbeeld er nog bij plakken, lukt niet op de computer) LETTERS WEGLATEN Schrijf een woord op uit het woordpakket. Maar laat er twee letters uit weg. De ander schrijft het hele woord erachter. Kijk of het goed geschreven is. Na vijf woorden ga je wisselen. p. a. t plant.. a p grap Opdracht samenwerkend leren

30 ZON VAN WOORDEN Kies een rij woorden uit je woordpakket met dezelfde beginletter(s). Lees de woorden zachtjes voor jezelf. Schrijf de beginletter(s) in het midden van de zon. Schrijf de woorden er bij. Kijk of je ze goed hebt geschreven. Creatieve opdracht (voorbeeld er nog bij plakken, lukt niet op de computer) WOORDEN AFMAKEN Kies een woord uit het woordpakket. Schrijf de eerste twee letters van st stroop het woord in je schrift. stip steel Geef het schrift aan je medespeler. Die probeert het woord te raden.

31 Ga door tot het woord geraden is. Kijk of het woord goed geschreven is. Opdracht samenwerkend leren

32 WOORDEN ONTHOUDEN De spelleider schrijft 4 woorden op uit het woordpakket. De woorden worden hardop gezegd. De anderen luisteren eerst goed. Daarna schrijven ze de woorden op. Weet je alle vier woorden nog? Dan verdien je een punt. Heb je alle vier woorden ook goed geschreven? Nog een punt. Opdracht samenwerkend leren ALFABETISCHE VOLGORDE Zoek eerst naar woorden die beginnen appel met een a. Zoek dan woorden die bal beginnen met een b. bes fruit Als je twee woorden vindt die beginnen getal

33 met dezelfde letter, dan kijk je ook naar gewoon de tweede letter (bijv. bal en bes). a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z Creatieve opdracht of opdracht samenwerkend leren

34 HOEVEEL LETTERS? Kies één van de woordpakketten (A of B) Zoek alle woorden op met 2 letters en de - grot schrijf ze in je schrift. we fors Zoek dan alle woorden op met 3 letters. stro Ga zo door tot je alle woorden hebt opgeschreven. Welk woord heeft de meeste letters? Oefen opdracht DICTEE GEVEN

35 Kies een woord uit het woordpakket. Zeg dit woord tegen je medespeler. Die schrijft het woord op, zonder te kijken naar de woorden op het bord. Nu kiest je medespeler een woord uit het woordpakket. Ga zo door tot ieder vijf woorden heeft. Kijk samen of de woorden goed zijn geschreven. Opdracht samenwerkend leren

36 LETTERS DOOR ELKAAR Kies een woord uit het woordpakket. r k k u k u r k Schrijf de letters van het woord door elkaar in je schrift. Zet onder de eerste letter een streep. Geef je schrift aan je medespeler. Die probeert het woord te raden. Kijk of het woord goed is geschreven. Opdracht samenwerkend leren SAMEN EEN VERHAAL MAKEN Maak een zin met een woord uit ik koop een nieuwe jas. het woordpakket. de jas is blauw. Schrijf de zin in je schrift. Dan kiest je medespeler een woord en

37 maakt een zin die bij de eerste zin past. Ga zo door. Maak er samen een verhaal van. Klaar? Zet een streep onder de woorden van het woordpakket. Opdracht samenwerkend leren

38 DOBBELSTEEN GOOIEN Gooi om de beurt met de dobbelsteen. Het aantal ogen bepaalt hoeveel woorden je mag opschrijven. Kies de woorden uit het woordpakket. Schrijf ze in je schrift. Wie heeft het eerst 20 woorden opgeschreven? Kijk of je ze goed hebt geschreven. Opdracht samenwerkend leren LANGE SLANG Pak een rond papiertje. Kies woorden uit het woordpakket. Schrijf deze woorden achter elkaar op. Begin op de buitenrand. Ga door tot je in het midden bent. Kijk na elk woord of je het goed hebt geschreven. Knip als laatste de slang uit. Creatieve opdracht

39 WOORDEN ONTHOUDEN Lees het woordpakket twee keer goed over. Kijk niet meer naar het bord. Welke woorden weet je nog? Schrijf die woorden op in je schrift. Hoeveel woorden heb je goed geschreven? Schrijf de fout geschreven woorden goed over. Oefen opdracht LETTER ZOEKEN Kies een woord uit het woordpakket. paus Kijk goed naar de letters. stift post Schrijf het woord in je schrift. stil Zet een streep onder één van de letters. Zoek in het woordpakket woorden met dezelfde letter. Schrijf ze ook in je schrift.

40 Kijk of je de woorden goed hebt geschreven. Oefen opdracht

41 SCHRIJVEN MET EEN POTLOOD Kies een woord uit het woordpakket. Gooi met de dobbelsteen. Schrijf het woord met een 1: rode potlood 4: oranje potlood 2: blauwe potlood 5: zwarte potlood 3: groene potlood 6: paarse potlood Kijk of je het woord goed hebt geschreven. Creatieve opdracht PIRAMIDE Kies een woord uit het woordpakket. eerst Schrijf het in het midden van je schrift. fruit rest grijs schip mee Kies twee nieuwe woorden. ijzer zee

42 school ijs Schrijf ze onder het eerste woord. Kies daarna drie nieuwe woorden. Schrijf ze onder de andere woorden. Ga zo door. Kijk steeds of je de woorden goed hebt geschreven. Oefen opdracht

43 GEHEUGEN SPEL Schrijf 4 woorden op uit het woordpakket. Kijk of je ze goed hebt geschreven. Zeg de woorden tegen je medespeler. Je medespeler luistert eerst goed en schrijft ze daarna op. Kijk samen of de woorden goed zijn onthouden en kijk of de woorden goed zijn geschreven. Opdracht samenwerkend leren GANZENBORD MET WOORDEN Gooi om de beurt met de dobbelsteen. Het aantal ogen bepaalt welk woord je op moet schrijven. Gooi je zes, dan schrijf je het zesde woord op. Tel verder vanaf het laatst opgeschreven woord. Begin bij het eerste woord van woordpakket A. Wie is het snelst bij het laatste woord van woordpakket B? Opdracht samenwerkend leren

44 LETTERS VAN JE NAAM Kies één van de woordpakketten (A of B). w worst Kijk goed naar de woorden. leeuw i gips Met welke letter begint je naam? ik Zoek in het woordpakket woorden met kist deze letter. m mast Doe hetzelfde met de andere letters van je naam. Kijk steeds of je de woorden goed hebt geschreven. Creatieve opdracht EEN WOORD MET DE LETTER Je kiest één van de woordpakketten. Je schrijft een woord op en zegt: Het is een woord met de letter

45 Je medespeler schrijft een woord op waarin die letter voorkomt. Niet geraden? Dan zeg je nog één van de letters. Wel geraden? Dan kiest je medespeler een woord. Opdracht samenwerkend leren

46 Na het uitprinten, heb ik de opdrachtkaarten nog opgevrolijkt met plaatjes uit ons oefenboek van woordspel. Daarna heb ik ze per soort op gekleurd papier geplakt, zodat goed herkenbaar is om welke soort opdracht het gaat. Bij moeilijker opdrachten heb ik een ster in de hoek geplakt. Als laatste heb ik ze gelamineerd. Deze kaarten kunnen vanaf groep 4 gebruikt worden. Je kunt gezamenlijk ermee aan het werk gaan (bijv. de laatste 20 minuten), maar je kan het ook als extra werk gebruiken na de dagtaak.