werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

Transcriptie

1 werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

2 1.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Tarik en Zoera gaan naar de inburgeringscursus. waar / niet waar tweede ronde filmkijken 1 2 Welke dag is het vandaag? Op welk dag is de cursus? woensdag / donderdag woensdag / donderdag derde ronde filmkijken 1 2 Wat vraagt Badria? a. Mag ik die brief nog even zien? b. Ik wil de brief zien. Hoe weet Jan van de inburgeringscursus? a. Hij ziet het aan de stropdas van Tarik. b. Hij heeft geholpen bij het intake-gesprek. 3 Wat zegt de docent? a. U bent zeker op tijd. Een dag te vroeg zelfs. b. U bent een dag te laat. naar een nieuwe school 2

3 1.1a vragen stellen met een andere cursist Ga naar een andere cursist. Stel de vragen op dit werkblad. Schrijf de antwoorden op. Wissel van rol. Ga naar een volgende cursist. Doe dezelfde opdracht. Stel de vraag: antwoord cursist 1 antwoord cursist 2 antwoord cursist 3 Wat is je voornaam? Kun je dat spellen? Wat is je achternaam? Kun je dat spellen? Hoe oud ben je? naar een nieuwe school 3

4 1.1b vragen stellen alleen Gebruik de tabel van werkblad 1.1A. Kies een cursist (1, 2 of 3). Stel hem/haar voor aan de groep. 1 Dit is 2 Zijn/haar achternaam is 3 Hij/zij is jaar oud. naar een nieuwe school 4

5 1.2 kennismaken met de hele groep Luister naar de docent. Zeg de zinnen na. Formeel: Goedemorgen, mag ik me even voorstellen? Ik ben Wat is uw naam? Ik kom uit Waar komt u vandaan? Ik woon in... Wat is uw woonplaats? Dank u wel. Tot ziens. Informeel: Hallo, ik ben. Wie ben jij?/hoe heet jij? Ik kom uit.. Uit welk land kom jij? Ik woon in Waar woon jij? Bedankt. Tot ziens. naar een nieuwe school 5

6 Groeten Goedemorgen. Goedemiddag. Goedenavond. Hallo! Hoi! Hoe gaat het (met jou/u)? Goed, en met jou/u? Alles goed? Dag! Tot morgen! Tot volgende week. Tot ziens. naar een nieuwe school 6

7 1.3 WAT HOORT BIJ U? WAT HOORT BIJ JIJ? met 3 of 4 andere cursisten Gebruik de zinnen van werkblad 1.2. Welke zinnen horen bij u (formeel)? Welke zinnen horen bij jij (informeel)? Zet de zinnen in de juiste kolom. jij u naar een nieuwe school 7

8 1.4a het honderdveld met de hele groep Luister naar de docent. Welk getal noemt hij/zij? Zet een cirkel om dat getal naar een nieuwe school 8

9 1.4b het honderdveld met een andere cursist Eén van u is A. De ander is B. A: Noem een getal uit het honderdveld. B: Zet een cirkel om het getal. A: Kijk naar het antwoord van A. Is het goed? Wissel van rol naar een nieuwe school 9

10 1.4c het honderdveld met een andere cursist Eén van u is A. De ander is B. A: Noem een getal uit het honderdveld. B: Schrijf het getal op. A: Kijk naar het antwoord van A. Is het goed? Wissel van rol naar een nieuwe school 10

11 1.5a DE AGENDA met de hele groep U ziet een lege agenda. Luister naar de docent. Vul de agenda in. Kijk daarna naar de agenda van uw buurman of buurvrouw. Zijn de antwoorden hetzelfde? maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag ochtend middag avond naar een nieuwe school 11

12 1.5b DE AGENDA alleen Wat doet u volgende week? Vul de agenda in. Vul in: groepsles - computerles - e-learning - praktijkopdrachten Kijk daarna naar de agenda van uw buurman of buurvrouw. Zijn de antwoorden hetzelfde? maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag ochtend middag avond naar een nieuwe school 12

13 1.6 Wat heb ik geleerd in dit thema? alleen Wat heeft u geleerd in dit thema? Wat kunt u goed? Wat kunt u nog niet zo goed? Wat gaat u nog oefenen? Vul het schema in. Dit ga ik nog oefenen: Ik kan met iemand kennismaken. Ik kan iemand groeten. Ik kan een lesrooster lezen en een agenda gebruiken. Ik kan schoolwoorden begrijpen en gebruiken. Ik kan de computer aanzetten, klikken en slepen met de muis. Ik kan de instructies op de computer begrijpen. Ik kan mijn naam spellen. Ik kan tot 100 tellen. Ik ken de maanden van het jaar. Ik kan een woord opzoeken in de woordenlijst op de computer. naar een nieuwe school 13