Spreekopdrachten thema 3 Vervoer
|
|
- Simon Bogaerts
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag. Cursist B 1. Goedemiddag. 2. Ik wil naar de Kerkstraat. Hoe duur is dat? 2. Dat kost 7, Dat is duur. Kan het ook voor 5,-? 3. Nee, ik heb een vaste prijs per kilometer. 4. Oké. Ik wil niet lopen. Ik ga met u mee. 4. Goed, stap maar in. 5. Dank u wel. Opdracht 2 bij 3.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-1
2 Opdracht 3 bij 3.1 ** Knip dit blad door. Cursist A: vraag hoe cursist B reist naar de plaatsen op de plaatjes. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan vraagt cursist B hoe cursist A reist naar de plaatsen op de plaatjes. Voorbeeld Cursist A: Hoe reis jij naar school? Cursist B: Ik ga op de fiets. Cursist A: vraag hoe cursist B reist naar de plaatsen op de plaatjes. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan vraagt cursist B hoe cursist A reist naar de plaatsen op de plaatjes. Voorbeeld Cursist A: Hoe reis jij naar school? Cursist B: Ik ga op de fiets. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-2
3 Opdracht 5 bij 3.3 ** Vertel. Cursist A: vertel wat je elke dag doet en hoe laat. Klaar? Dan vertelt cursist B. Voorbeeld Ik sport elke dag om half acht. Cursist A: 8.15 uur uur uur uur Cursist B: 9.00 uur uur uur uur TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-3
4 Opdracht 6 bij 3.3 ** Cursist A: vraag hoe laat cursist B de dingen op de plaatjes doet. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan stelt cursist B de vragen. Voorbeeld Cursist A: Hoe laat eet jij je ontbijt? Cursist B: Ik eet mijn ontbijt om half acht Opdracht 1 bij 3.4 Jullie zijn op het station. Cursist A: je reist met de trein. Cursist B: je bent conducteur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen. Mag ik u iets vragen? Cursist B 1. Natuurlijk. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-4
5 2. Hoe laat vertrekt de trein naar Amersfoort? 2. Die vertrekt om 9.15 uur. 3. Op welk spoor moet ik dan zijn? 3. De trein vertrekt van spoor Moet ik ook nog overstappen? 5. Oké, dank u wel. 4. Ja, u moet in Utrecht overstappen. Daar vertrekt de trein van spoor 11 om Graag gedaan. Goede reis. Opdracht 2 bij 3.4 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je bent op het station. Je wilt naar Groningen. Cursist B: je bent conducteur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 1 bij 3.5 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. 1. Wie is die man? 1. Dat is de conducteur. 2. Wat ligt daar op straat? 2. Dat is een tasje. 3. Waar vertrekt de trein? 3. De trein vertrekt van spoor vijf. 4. Wanneer vertrekt de trein? 4. De trein vertrekt om half tien. 5. Welke trein gaat naar Utrecht? 5. De sneltrein gaat naar Utrecht. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-5
6 6. Waarom ga je met de bus? 6. Omdat ik de trein gemist heb. 7. Hoe ga je naar school? 7. Ik ga met de auto naar school. 8. Hoeveel trams staan daar? 8. Daar staan zes trams. 9. Hoe laat neem jij de trein? 9. Ik neem de trein om één uur. 10. Hoeveel mensen werken hier? 10. Hier werken 23 mensen. 11. Welk hoofdstuk lees je? 11. Ik lees hoofdstuk drie. 12. Waar is het station? 12. Het station is in het midden van de stad. 13. Hoe duur zijn die schoenen? 13. De schoenen zijn vijftig euro. 14. Wat koop je bij de bakker? 14. Ik koop brood bij de bakker. 15. Wie rijdt er in de taxi? 15. De chauffeur rijdt in de taxi. Opdracht 2 bij 3.5 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Bedenk zelf een antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 4 bij 3.5 ** Cursist A: bedenk een vraag met het plaatje en het woord. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan bedenkt cursist B vragen en geeft cursist A antwoord. Voorbeeld Cursist A: Wanneer ga je naar school? Cursist B: Ik ga op maandag en woensdag naar school. wanneer Cursist A: TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-6
7 1. wat 2. hoe 3. wie 4. waar 5. welk(e) 6. waarom 7. wanneer 8. hoeveel Cursist A: bedenk een vraag met het plaatje en het woord. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan bedenkt cursist B vragen en geeft cursist A antwoord. Voorbeeld Cursist A: Wanneer ga je naar school? Cursist B: Ik ga op maandag en woensdag naar school. wanneer Cursist B: 1. waarom 2. wie 3. hoe 4. waar TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-7
8 5. wanneer 6. welk(e) 7. hoeveel 8. wat Opdracht 1 bij 3.6 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. 1. Hoe laat kom je naar mij toe? 1. Ik kom om acht uur. 2. Waar komt Arjen vandaan? 2. Hij komt uit Baarn. 3. Wat komt u hier doen? 3. Ik kom een afspraak maken. 4. Waar ga je naartoe? 4. Ik ga naar mijn vriend Wat gaan jullie doen? 6. Wij gaan naar een feest. 6. Wie komen er naar het feest? 7. Mijn familie en mijn vrienden komen. 7. Gaan zij ook naar de slager? 8. Nee, zij gaan naar de bakker. 8. Gaan de kinderen naar school? 9. Nee, de kinderen gaan naar huis. 9. Komt Pieter morgen ook? 10. Ja, Pieter komt morgen ook. 10. Gaat Sonja met de tram naar het werk? 11. Nee, zij gaat met de metro naar het werk. 11. Gaat deze trein naar Roermond? 12. Ja, deze trein gaat naar Roermond. 12. Komen Hans en Ria ook? 13. Nee, zij komen niet. 13. Ga je naar het station? 14. Ja, ik ga naar het station. 14. Kom je wel op tijd? 15. Ja, ik kom op tijd. 15. Wat gaat Farid doen? 16. Hij gaat boodschappen doen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-8
9 Opdracht 2 bij 3.6 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Bedenk zelf een antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 1 bij 3.7 Jullie zijn op het werk. Cursist A: je bent vandaag te laat. Cursist B: je bent de baas van cursist A. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen. 2. Ja, er stond een file op de snelweg. Cursist B 1. Goedemorgen. Wat ben jij laat! 2. Was het een lange file? 3. Ja, wel vijftien kilometer. 3. Vervelend hoor. 4. Ja, inderdaad. Opdracht 2 bij 3.7 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je bent te laat op je werk. Cursist B: je bent de baas van cursist A. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-9
10 Opdracht 3 bij 3.7 ** Je moet vandaag werken. Je hebt de trein gemist. Je belt je baas. Wat zeg je? Bedenk samen wat je tegen je baas zegt. Klaar? Voer dan het gesprek. Cursist A: bel je baas en voer het gesprek. Cursist B: neem de telefoon op en voer het gesprek. Klaar? Dan belt cursist B de baas. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-10
11 Opdracht 1 bij 3.9 Jullie zijn op straat. Cursist A: je zoekt de markt en vraagt de weg. Cursist B: je wijst de weg naar de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Sorry, mag ik wat vragen? Cursist B 1. Ja, natuurlijk. 2. Weet u waar de markt is? 2. Ja, dat is niet ver. U moet eerst oversteken. Daarna loopt u rechtdoor tot het eind van de straat. Dan gaat u naar links. Naast het station is de markt. 3. Dus aan het eind van de straat moet ik naar rechts? 4. Hoeveel minuten is het lopen? 3. Nee, aan het eind van de straat moet u naar links. 4. Ongeveer vijf minuten. 5. Oké. Dank u wel. 5. Graag gedaan! Opdracht 2 bij 3.9 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je kunt de weg niet vinden. Cursist B: je wijst cursist A de weg. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-11
12 Opdracht 3 bij 3.9 ** Cursist A: je bent bij de bakker. Je wilt naar het station. Vraag de weg. Cursist B: wijs de weg naar de bakker. Gebruik de kaart. ziekenhuis bakker school markt tandarts slager station supermarkt park Opdracht 4 bij 3.9 ** Gebruik de kaart van opdracht 3. Cursist B: je bent bij het station. Je wilt naar het park. Vraag de weg. Cursist A: wijs de weg naar het park. Opdracht 5 bij 3.9 ** Gebruik de kaart van opdracht 3. Bedenk zelf waar je bent en waar je naartoe wilt. Wijs elkaar de weg. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-12
13 Opdracht 1 bij 3.10 Knip dit blad door. Cursist A: lees de woorden hardop. De onderstreepte lettergreep krijgt de klemtoon. Cursist B: lees mee. Zet een streep onder de lettergreep waar je de klemtoon hoort. Cursist A Cursist B 1. radio 1. radio 2. provincie 2. provincie 3. eiland 3. eiland 4. verkeer 4. verkeer 5. ingang 5. ingang 6. station 6. station 7. reden 7. reden 8. beneden 8. beneden Opdracht 2 bij 3.10 Cursist B: lees de woorden hardop. De onderstreepte lettergreep krijgt de klemtoon. Cursist A: lees mee. Zet een streep onder de lettergreep waar je de klemtoon hoort. Cursist A Cursist B 1. uitgang 1. uitgang 2. kilometer 2. kilometer 3. minuut 3. minuut 4. nemen 4. nemen 5. conducteur 5. conducteur 6. vertrekken 6. vertrekken 7. afstand 7. afstand 8. proberen 8. proberen TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-13
14 Opdracht 3 bij 3.10 * Knip dit blad door. Cursist A: lees de woorden hardop. Cursist B: lees mee. Zegt cursist A de klemtoon goed? Cursist A Cursist B 1. sleutel 1. sleutel 2. bushalte 2. bushalte 3. chauffeur 3. chauffeur 4. bereiken 4. bereiken 5. ongeluk 5. ongeluk 6. veilig 6. veilig 7. binnenkort 7. binnenkort 8. instappen 8. instappen Opdracht 4 bij 3.10 * Cursist B: lees de woorden hardop. Cursist A: lees mee. Zegt cursist B de klemtoon goed? Cursist A Cursist B 1. gebeuren 1. gebeuren 2. snelweg 2. snelweg 3. metro 3. metro 4. vervelend 4. vervelend 5. vervoer 5. vervoer 6. kruispunt 6. kruispunt 7. seconde 7. seconde 8. kwartier 8. kwartier TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-14
15 Opdracht 1a bij 3.11 In opdracht 1a, 1b, 1c, 1d en 1e oefen je met het leren van nieuwe woorden. Je gaat deze woorden leren: de buurvrouw het balkon het afval het vliegtuig Schrijf de betekenis van de woorden op. Weet je niet wat het woord betekent? Zoek het dan op in het woordenboek. de buurvrouw het balkon het afval het vliegtuig Opdracht 1b bij 3.11 Knip dit blad door. Cursist A: lees de woorden hardop. Cursist B: lees mee. Spreekt cursist A de woorden goed uit? Let op de klemtoon en de moeilijke klanken. Klaar? Dan leest cursist B de woorden hardop. Cursist A Goed? Cursist B Goed? de buurvrouw ja / nee de buurvrouw ja / nee het balkon ja / nee het balkon ja / nee het afval ja / nee het afval ja / nee het vliegtuig ja / nee het vliegtuig ja / nee Opdracht 1c bij 3.11 TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-15
16 Cursist A: kies een woord. Teken het woord. Cursist B: raad het woord. Klaar? Dan tekent cursist B een woord. Kies uit deze woorden: de buurvrouw het balkon het afval het vliegtuig Opdracht 1d bij 3.11 ** Maak zinnen met de woorden. Schrijf ze op. Voorbeeld appel Ik vind appels lekker buurvrouw 2. balkon 3. afval 4. vliegtuig TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-16
17 Opdracht 1e bij 3.11 ** Je ziet vier woorden. Schrijf bij ieder woord zo veel mogelijk woorden op die met het woord te maken hebben. de buurvrouw het balkon TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-17
18 het afval het vliegtuig TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-18
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieThema 3 Vervoer. Inhoudsopgave
Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8
Nadere informatie2.7 In de supermarkt **
2.7 In de supermarkt ** Je hoort. Ze gaat naar de supermarkt. In de supermarkt zoekt ze alle boodschappen. Maar ze kan de koffie niet vinden. Ze vraagt het aan iemand die in de supermarkt werkt. verkoper
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Boodschappen
Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER Opdracht 1 de fietser oversteken de bushalte de file Opdracht 8 Hoi Özkan, Gisteren was ik naar een feestje in Amsterdam. Ik had geen vervoer / fiets toen ik
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. 1. Moet je morgen naar de tandarts? 1. Nee, ik moet morgen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Geld
Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Geld
Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN Opdracht 1 het gas de buren de woning de keuken Opdracht 11 1. De man werkt in de tuin. 2. De man leest in de woonkamer. 3. De man staat in de keuken. 4. De vrouw
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld
Nadere informatieEen retour Rotterdam
71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart
Nadere informatiede aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.
Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 7 Werken
Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Nederland
Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 8 Opleidingen
Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Boodschappen
Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Praat samen. Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieSpreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld in
Nadere informatieLesbrief 8. Een taxi bellen
www.edusom.nl Opstartlessen Lesbrief 8. Een taxi bellen Wat leert u in deze les? Een taxi bellen. Het tegenovergestelde van dingen zeggen. Zeggen wat u mooi vindt, of waar u gek op bent. Veel succes! Deze
Nadere informatiewerkbladen thema 5 werk
werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur
Nadere informatieIN DE TREIN LES 1. Meer of minder
Stad, dorp en platteland LES 1 IN DE TREIN Hoi! Ik ben Benan. Ik ben bij mijn opa en oma in Den Haag geweest. Nu brengt opa mij met de trein naar Zwolle. Ik woon in een dorp in de buurt van Zwolle. JE
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieLesbrief 1. Bij de huisarts
Thema Gezondheid Lesbrief 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts beantwoorden. Veel
Nadere informatieOp Voeten en Fietsen 1
Op Voeten en Fietsen 1 Hoe ga jij naar school? Een uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 2017-2018 groep 5/6 Je ziet de hoofdingang van een school. Op de weg en de stoep voor de school zie je
Nadere informatieKijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs.
Spreken niveau A1 www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel
Nadere informatieThema Nederlandse cultuur en gewoontes
http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Lesbrief 32. Mag ik even uitpraten? Wat leert u in deze les? Eén lange zin maken van twee korte zinnen. Je mening geven. Veel succes! Deze les
Nadere informatieOpstartlessen. Les 1. Kennismaken
www.edusom.nl Opstartlessen Les 1. Kennismaken Wat leert u in deze les? Uzelf voorstellen Kennismaken Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam HET GESPREK
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 8 Opleidingen
Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.1 ** Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op pagina 2 vind je een blad met beroepen
Nadere informatie5 Verkeer en vervoer
5 Verkeer en vervoer Deze module gaat over Verkeer en vervoer. Je kunt de weg vinden in je eigen dorp op stad. Je kunt de weg vragen. Je maakt gebruik van het openbaar vervoer. De film Maatschappelijke
Nadere informatieLes 1. Bij de huisarts
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts
Nadere informatieSpreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieenkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt
Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor
Nadere informatieJeugd Verkeerskrant 1 Hoe ga jij naar school?
Jeugd Verkeerskrant Hoe ga jij naar school? en uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 07-08 groep 7/8 School Start Geef je mening Bekijk de stellingen. Ben je het eens of oneens met deze stellingen?
Nadere informatieMelkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Goede reis Reizen Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Goede reis, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 1 bij 5.1 Doe de opdracht met de groep. Knip de kaartjes met antwoorden op deze pagina los. Geef iedere cursist een kaartje. Als er meer cursisten dan kaartjes
Nadere informatieTe huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement
51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer
Nadere informatieKies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.
21 21 HOOFDSTUK 2 Te laat! WOORDEN 1 Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 2 Ron,! De bus komt bijna! 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag. 4 We komen
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieapril 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur
april 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur Buschauffeur Refrein: Buschauffeur, buschauffeur, waar ga jij naartoe? Doe je deur maar open. Anders moet ik lopen. En van
Nadere informatieSpreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Oefentoets spreken Dit is een oefentoets voor cursisten die klaar zijn met het programma voor niveau A1. Hier zijn een paar tips om de oefening
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND Opdracht 1 een afspraak maken het Nederlandse landschap Sinterklaas het kaartje Opdracht 13 Carola Hadassa Carola Hadassa Carola Hadassa Opdracht 18 Hallo,
Nadere informatieThema Nederlandse cultuur en gewoontes
http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Les 32. In het openbaar vervoer Wat leert u in deze les? Van alles over het openbaar vervoer in Nederland. Uitdrukkingen. Vragen stellen over
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieLes 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts
Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we een nieuwe strategie leren. Deze strategie heet vragen stellen. We gaan
Nadere informatieLes 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het voorspellen?
Les 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vorige week zijn we begonnen met voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het
Nadere informatieSpreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt. SPREKEN NIVEAU A1
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Les 3: Wat zeg je? De supermarkt In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen in de supermarkt. De audio-fragmenten
Nadere informatieFilm Leer meer en Bekijk onze film over beperkingen van kinderen in het verkeer.
De afgelopen weken hebben de kinderen op speelse wijze verkeerslessen gevolgd. U heeft vast wel de werkjes op de groep gezien of de verhalen van de kinderen gehoord. We zijn enthousiast over de themakist
Nadere informatieLeesboekje de omgeving
Leesboekje de omgeving Leesboekje De Omgeving Pagina 1 Dit is de winkel. Dit is de supermarkt. Dit is de bakkerij. Dit is de slagerij. Dit is de boekhandel. Dit is de snackbar. Dit is de bibliotheek. Dit
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.
http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. Wat leert u in deze les? Moeten en hoeven gebruiken. Vragen hoe het met uw kind gaat. Veel succes! Deze les is ontwikkeld
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN Opdracht 1 de groente pinnen de suiker de supermarkt Opdracht 7 Hoi Ramon! Ik eet graag rijst met kip. En ik drink altijd water bij het eten. Maar ik vind
Nadere informatie2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands
SPREKEN EXAMEN I Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten 2002/2003 Opgavenboekje Examennummer kandidaat: Aanwijzingen Staatsexamen Nederlands NT als tweede taal 2 U gaat een spreektoets maken. De toets
Nadere informatieSpreken. Wat zeg je? SPREKEN NIVEAU A1
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Wat zeg je? In dit boekje ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld op straat, in de bus, bij de
Nadere informatieThema Op zoek naar werk
http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk Les 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw, Maria, gaat weer naar de winkel om over werk te
Nadere informatieLes 2. Naar het ziekenhuis.
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 2. Naar het ziekenhuis. Wat leert u in deze les? De weg vragen. Om herhaling en verduidelijking vragen. Je naam spellen. Vragen stellen en beantwoorden. Veel succes!
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag
Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt hem
Nadere informatieSpreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)
Spreekoefeningen (voor het inburgeringsexamen - spreken) Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen Eet u vaak brood? Wat voor groente eet u vaak? Wat vindt
Nadere informatieReizen. Voor beginnende sprekers van
Voor beginnende sprekers van het Nederlands (NIVEAU 0-A1+) bekijk foto / plaatje / ding / mens Module 9: deze module is onderdeel van een vijftiendelige serie praat samen wijs aan luister naar begeleider
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD Opdracht 1: de pinpas de geldautomaten het geld het bedrag Opdracht 8 1. Hij betaalt in Nederland met de euro. 2. Wij wisselen geld. 3. Je hebt briefjes en munten.
Nadere informatieAlgemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase
Algemene instructies voor de Integratielessen "Welkom,." Introductiefase 1. "We hebben de afgelopen weken al veel teksten gelezen. Deze teksten hebben we samengevat, we hebben vragen erbij gesteld, gekeken
Nadere informatie5.1 De kaart van Nederland
LB 0-5. De kaart van Nederland Wat betekent dit bord, denk je? Welke zin hoort bij welk woord? Trek lijnen. Een schaalstok...... geeft de vier windrichtingen op de kaart aan. Een legenda...... geeft aan
Nadere informatieCursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 8 Openbaar vervoer
Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 8 Openbaar vervoer 1 Woorden 1 de agent 2 de auto 3 de bestuurder 4 de bus 5 de fiets 6 het hek 7 de herfst 8 de lente 9 de rails 1 10 de stad 11 de step 12 het stoplicht
Nadere informatieThema Op zoek naar werk
Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager
Nadere informatieHerhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatieDeel D Spreken - Thema 11 Milieu
Deel D Spreken - Thema 11 Milieu Stel een vraag. Je buren gaan op vakantie. Jij gaat voor hun poezen zorgen. Je weet niet wat de poezen moeten eten en hoe vaak ze moeten eten. Wat vraag je aan je buren?
Nadere informatieHoofdstuk 5 Extra spreekopdrachten 1, 2, 3, 4 en 5
Hoofdstuk 5 Extra spreekopdrachten 1, 2, 3, 4 en 5 Uw antwoorden bij de opdrachten 1 tot en met 5 moeten kort zijn. U hebt 20 seconden spreektijd. Soms staan er plaatjes of een stukje tekst bij de opdracht.
Nadere informatieThema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag
www.edusom.nl Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. Kofi gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef
Nadere informatieKijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.
Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om
Nadere informatieUw antwoorden bij de opdrachten 1 tot en met 5 moeten kort zijn. U hebt 20 seconden spreektijd.
Hoofdstuk 5 - Extra spreekopdrachten 1, 2, 3, 4 en 5 Uw antwoorden bij de opdrachten 1 tot en met 5 moeten kort zijn. U hebt 20 seconden spreektijd. Soms staan er plaatjes of een stukje tekst bij de opdracht.
Nadere informatieLes 35. Een nieuw paspoort
http://www.edusom.nl Thema Het stadhuis Les 35. Een nieuw paspoort Wat leert u in deze les? Informatie over het aanvragen en verlengen van uw paspoort of identiteitskaart. Vragen stellen bij het loket.
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieNT2. Examen I: Spreken. Voorbeeldexamen. Opgavenboekje. Staatsexamen Nederlands als tweede taal. Examennr. kandidaat: Aanwijzingen
Examen I: Spreken Tijdsduur ± 30 minuten Opgavenboekje 2009 Voorbeeldexamen Examennr. kandidaat: Aanwijzingen U gaat een spreektoets maken. De toets bestaat uit twee delen. Elk deel begint met een korte
Nadere informatieThema In en om het huis.
http://www.edusom.nl Thema In en om het huis. Les 23. Veilig verkeer Wat leert u in deze les? Hoe kinderen veilig kunnen spelen op straat Praten met de buren over de buurt en het verkeer Woorden met een
Nadere informatie1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat
opdracht 1: KIES DE GOEDE REDEN 1 Ik vind dat benzine voor auto's duurder moet zijn,... a omdat dan minder mensen auto rijden. b omdat dan iedereen auto kan rijden. c omdat benzine niet lekker is. 2 Ik
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje
Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager
Nadere informatieVeilig in het verkeer
Veilig in het verkeer Tegenwoordig hebben we het maar makkelijk. We kunnen overal naar toe waar we maar heen willen gaan. (Behalve misschien naar de maan). Met de bus of de boot. Met de trein of het vliegtuig.
Nadere informatieWat zie je er leuk uit!
89 89 HOOFDSTUK 6 Wat zie je er leuk uit! WOORDEN 1 Kies uit: kort paars steil krullen kapper 1 Het haar van de vrouw is niet zwart. Het is! 2 Gisteren ben ik bij de geweest. 3 Mijn zoon heeft in zijn
Nadere informatieREGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.
61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis
Nadere informatieOpstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.
www.edusom.nl Opstartlessen Les 2. Wonen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
Nadere informatieDICTEE WOORDEN 1. DICTEE WOORDEN 1.1 1. ik 2. jij 3. ja 4. zij 5. hij. 6. wij 7. nee 8. de baby 9. het kind 10. de naam
DICTEE WOORDEN 1 DICTEE WOORDEN 1.1 1. ik 2. jij 3. ja 4. zij 5. hij DICTEE WOORDEN 1.2 1. vijf 2. nul 3. zes 4. één 5. vier 6. tien DICTEE WOORDEN 1.3 1. de rug 2. de bus 3. de arm 4. de buik 5. de fiets
Nadere informatieDeel D Spreken - Thema 1 Thuiskomen
Deel D Spreken - Thema 1 Thuiskomen 1. Leven jouw opa en oma nog? (grootmoeder) 2. Kun jij zelf een kast in elkaar zetten? (handig) 3. Waarom doet de stofzuiger het niet? (stekker) Je neef stelt jou een
Nadere informatieWerkblad Meander Thema 1: Onderweg
Werkblad Meander Thema 1: Onderweg 1.1 Vakantiebestemmingen Schrijf 1, 2, 3, 4, 5, en 6 1. De reis start in Nederland 2. België is klein, dat gaat snel 3. Frankrijk is groot, pffff.wat duurt het lang!!
Nadere informatieWie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam. 2... kom je vandaan? a Hoe b Waar
5 5 HOOFDSTUK 1 Wie ben jij? WOORDEN 1 1 Ik... Paula. a heet b naam 2... kom je vandaan? a Hoe b Waar 3 Ik ga... mijn vriend naar het restaurant. a uit b met 2 1 Mijn... is Derek. a huisnummer b naam 2
Nadere informatieMelkweg. Lijn 5. Lezen Alfa A. Reizen
Melkweg Lezen Alfa A Lijn 5 Reizen Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Lijn 5, 05 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg +. Stichting Melkweg
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.
http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 12. In de pauze. Wat leert u in deze les? Iemand gelijk geven. Nee zeggen. Uw mening geven. Van twee woorden één woord maken. Veel succes! Deze les is ontwikkeld
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieLetters, woorden, boeken
Melkweg Lezen van Alfa B naar Alfa C Letters, woorden, boeken Participatie: De bibliotheek Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Colofon Melkweg: Letters, woorden, boeken, 2016 Dit boekje
Nadere informatieArgus Clou Aardrijkskunde Groep 3 Proeflessen Mensen op wielen Malmberg, s-hertogenbosch 2
Aardrijkskunde Proeflessen Leerling Groep 3 Thema 3 Mensen op wielen Argus Clou Aardrijkskunde Groep 3 Proeflessen Mensen op wielen Malmberg, s-hertogenbosch 2 Argus Clou Aardrijkskunde Groep 3 Proeflessen
Nadere informatie2.1.1 Werkblad: Hoor je een vraag?
2.1.1 Werkblad: Hoor je een vraag? Zet een vraagteken achter de zin als je een vraag hoort. Als je geen vraag hoort, zet je een punt. 1. Suiker en melk 11. Ik werk hier 2. Koekje erbij 12. Jij werkt hier
Nadere informatiePraat-plaat. aad/thema/ik werkblad 1
Thema Praat-plaat aad/thema/ werkblad 1 Strip aad/thema/ werkblad 2 aad/thema/ werkblad 3 a aad/thema/ werkblad 3 b Knipblad aad aad/thema/ werkblad 4 Stripverhaal hallo ben aad ben een man ben geboren
Nadere informatieThema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag
Thema Op het werk. Demet TV Lesbrief 8. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek. Maria en
Nadere informatie1. Ik ga met de bus. 1. Bekijk de foto. Praat met je begeleider. 2. Luister naar het gesprek Ik ga met de bus (1). Je hoort Deborah en Annet.
? 1. Ik ga met de bus 1. Bekijk de foto. Praat met je begeleider. Wat zie je op de foto? Ga je wel eens met de bus of de tram? Waar ga je dan naartoe? Hoe vind je het om met de bus of de tram te reizen?
Nadere informatie