VRAGEN OM BEVESTIGING

Transcriptie

1 VRAGEN OM BEVESTIGING 1. VRAAG : Punt , vierde lid, b), van het bestek verplicht de cncessiehuder zich te schikken naar een klachtennrm van 7 ntvankelijke klachten p bezrgingen als minimale kwaliteitseis vr de krantenbezrging (perceel 1). Uit uw antwrd van 10 april 2015 p vraag 14 met betrekking tt het bestek in verband met de definitie van het begrip "ntvankelijke" klacht, maken wij p dat dit begrip wrdt mschreven in het ntwerp van cncessievereenkmst als "een klacht die p gepaste wijze geregistreerd is via het klachtensysteem bedeld in artikel 5.3.2, en die betrekking heeft p een tekrtkming van de Cncessiehuder waardr niet aan de bezrgingsvrwaarden vldaan is" Aangezien punt 2.3 van het bestek verduidelijkt dat er beslist is "m de kwaliteitseisen die vr de huidige dienstverlening gelden minstens p hetzelfde niveau te handhaven", kunt u ns bevestigen dat wij crrect hebben begrepen dat een klacht maar p gepaste wijze geregistreerd is via het klachtensysteem bedeld in artikel 5.3.2, wanneer ze ten minste vldet aan de vrwaarden die mmenteel van tepassing zijn p de berdeling van de ntvankelijkheid van de klachten? In geval van een psitief antwrd, zu het behud van de huidige kwaliteit van de dienst impliceren dat ten minste de vlgende cumulatieve vrwaarden in acht wrden genmen: de klacht met wrden vergeznden dr de uitgever, vereenkmstig een vraf pgezet systeem van registratie, rapprtering en behandeling van de klachten, uiterlijk 15 werkdagen nadat het feit zich heeft vrgedaan dat aanleiding heeft gegeven tt de klacht; de klacht met geadresseerd zijn via brief, fax, f telefn, dr een abnnee van de uitgever, die z zijn ntevredenheid laat blijken ver de bezrging van de kranten; de klacht met gegrnd zijn, gelet p het niveau van diensten waarte de cncessiehuder zich verbnden heeft in de cncessievereenkmst. De klacht ver het tijdstip van de bezrging is enkel niet-ntvankelijk in de gevallen die pgesmd zijn in de cncessievereenkmst: bijv. betreft wettelijke feestdagen (mdat kranten p die dagen niet wrden bezrgd) bijv. betreft niet-erkende f niet-gevalideerde adressen (mdat die adressen niet erkend f gevalideerd zijn dr de schuld van de uitgever) bijv. betreft ntegankelijke brievenbussen (de bezrging geschiedt dan tijdens de nrmale rnde ttdat de abnnee (i) zijn brievenbus vrij tegankelijk maakt vr het publiek, (ii) dit meldt aan de cncessiehuder en (iii) de tegankelijkheid wrdt vastgesteld dr het uitreikingskantr) bijv. vermacht ANTWOORD : De interpretatie van de Kandidaat-inschrijver ver de vrwaarden inzake ntvankelijkheid van de klachten kan niet wrden bevestigd. Artikel 2.3 van het bestek verwijst naar de minimale kwaliteitseisen die pgesmd zijn in artikel van het bestek en waaraan de ffertes meten vlden m cnfrm te zijn met het bestek; men vindt daar minimale eisen wat betreft het beheer en de fllw-up van de klachten (artikel , vierde lid). De Kandidaat-inschrijvers wrden uitgendigd m hun eigen klachtensysteem vr te stellen, met inachtneming van deze minimale kwaliteitseisen. De precieze vrwaarden van de ntvankelijkheid van de klachten wrden bepaald dr het klachtensysteem dat vrgesteld wrdt dr de Kandidaatinschrijver. De kwaliteit van het vrgestelde klachtensysteem (inclusief de strengheid in verband met vrwaarden vr ntvankelijkheid van de klachten) zal deel uitmaken van de berdeling van de ffertes p basis van het kwaliteitscriterium. 1

2 2. VRAAG : Tabel 4 van bijlage E van het bestek geeft de verdeling tussen geadresseerde en nietgeadresseerde tijdschriften. Het ntwerp van cncessievereenkmst vr de bezrging van erkende tijdschriften definieert niet-geadresseerde tijdschriften als "tijdschriften (...) die niet-geadresseerd aan de Cncessiehuder wrden aangeleverd, zals bepaald in punt 1 van artikel De bezrging gebeurt p basis van een lijst van adressen van abnnees die vraf dr de Uitgever aan de Cncessiehuder bezrgd is". Wij begrijpen verigens uit uw antwrd van 9 april 2014 ver de aankndiging van cncessie en de prep tt het indienen van kandidaturen dat de bezrging van erkende tijdschriften nder het stelsel van pstabnnement het vrwerp zal uitmaken van de dienstencncessie die wrdt geregeld dr de artikelen 40 tt 47 van het kninklijk besluit van 24 april 2014 hudende reglementering van de pstdienst (vraag m bevestiging, vraag 1). Kunt u ns bevestigen dat vereenkmstig de bepalingen van het vrmelde besluit, het huidige stelsel van pstabnnement, dat met name inhudt dat de niet-geadresseerde tijdschriften die dr de uitgevers zuden zijn afgegeven, wrden geadresseerd, dus van tepassing zal blijven p de afgifte en bezrging van de tijdschriften? ANTWOORD : De cncessiegever kan bevestigen dat het huidige nderscheid tussen geadresseerde tijdschriften en niet-geadresseerde tijdschriften behuden blijft (inclusief de verschillende regels van tarifering). De Uitgevers behuden dus de twee pties m tijdschriften aan de Cncessiehuder af te leveren. Het staat de Cncessiehuder vrij de middelen en methdes te kiezen vr de bezrging van deze tijdschriften aan de abnnees. 3. VRAAG : De punten , eerste lid en , eerste lid van het bestek (pp. 25 en 28) en punt 5.3.1, tweede lid van de vrmelde ntwerpen van vereenkmst zeggen dat de bezrgingsvrwaarden niet van tepassing zijn in geval van vermacht en het vlgende: "Als gevallen van vermacht wrden nder meer beschuwd natuurrampen, verstrmingen, brand, rlgsdaden, gewapende cnflicten, pvrdering dr een penbare verheid, zware wintertestand". Aangezien punt 2.3 van het bestek verduidelijkt dat er beslist is "m de kwaliteitseisen die vr de huidige dienstverlening gelden minstens p hetzelfde niveau te handhaven", kunt u bevestigen dat de vrwaarden waarin een geval van vermacht mmenteel in aanmerking wrdt genmen, van tepassing zullen blijven p de cncessie, k als ze niet uitdrukkelijk wrden begd in de vrmelde ntwerpen van vereenkmst (en dat daarm deze psmming niet vlledig is)? ANTWOORD : De Cncessiegever kan bevestigen dat de psmming van de gevallen van vermacht niet vlledig is en delt p alle mstandigheden die lsstaan van de wil van de cntractanten, die bij het indienen van de fferte nvrspelbaar zijn en die tt gevlg hebben dat de uitvering van de cncessie nder de aanvankelijke vrwaarden absluut nmgelijk wrdt gemaakt. 4. VRAAG : Punt 6.5 van het bestek staat het de inschrijver te m nder bepaalde vrwaarden een berep te den p nderaannemers. Het bepaalt k dat de cncessiehuder als enige aansprakelijk is ten aanzien van de cncessiegever. De punten en van het bestek alsk punt 12 van de ntwerpen van cncessievereenkmst vermelden de sancties waaraan de cncessiehuder zich bltstelt, wanneer die met name de sciale wetgeving niet naleeft. Kunt u ns bevestigen dat p de cncessiehuder de straffen zuden kunnen wrden tegepast waarvan sprake in het bestek en de ntwerpen van cncessievereenkmst indien deze nderaannemers f ndernderaannemers de sciale wetgeving niet naleven? ANTWOORD : We bevestigen. 2

3 VRAGEN OM VERDUIDELIJKING 5. VRAAG : Punt 6.5 van het bestek zegt: "Indien de Inschrijver een berep det p rechtstreekse f nrechtstreekse nderaannemers m essentiële nderdelen waarmee bedeld wrdt srtering, transprt en bezrging van de Cncessie uit te veren, dan dient hij in de BAFO-fase en ten laatste vrafgaandelijk aan de gunning van de cncessie wat betreft de typecntracten die hiervr gebruikt (zullen) wrden, te beschikken ver een beslissing van de Administratieve Cmmissie ter regeling van de Arbeidsrelatie". Welk standpunt zal de cncessiegever innemen indien, nadat een kandidaat is uitgeslten van de berdeling f van de nderhandeling ver de ffertes wegens zijn hgere prijs mdat deze kandidaat met werknemers werkt, uit het advies van de Cmmissie blijkt dat de kandidaat die wrdt beschuwd als diegene die de meest vrdelige prijs heeft gebden, met schijnzelfstandigen werkt? ANTWOORD : Indien blijkt dat een inschrijver schijnzelfstandigen vrstelt, schrijft artikel 1.6 van het bestek vr: "[zal] de Cncessiegever vaststellen dat de Inschrijver valt nder de uitsluitingsgrnden zals aangegeven in de aankndiging van cncessie en zal de Cncessiegever vergaan tt effectieve uitsluiting van de Inschrijver." Het is vr de Cncessiegever in dit stadium niet mgelijk te bepalen wat zijn standpunt zal zijn in verband met een inschrijver die uitgeslten is wegens zijn hgere prijs mdat hij met werknemers werkt, in het licht van de vaststelling dat de kandidaat die wrdt beschuwd als diegene die de meest vrdelige prijs heeft gebden, met schijnzelfstandigen werkt. 6. VRAAG : Punt van het bestek vermeldt het kninklijk besluit van 24 april 2014 hudende reglementering van de pstdienst als reglementaire basis vr de bezrging van de kranten en tijdschriften, als reglementering die p de cncessie van tepassing is. Kunt u ns bevestigen dat deze reglementering, alsk de essentiële eisen die eruit vrtvleien en de sancties vr de niet-naleving ervan, van tepassing zullen zijn p alle inschrijvers, aan wie de dienst van algemeen ecnmisch belang inzake persdistributie tegewezen zu wrden? Kunt u k bevestigen dat het bestek in dat pzicht en nder andere verwijst naar artikel 148bis van de wet van 21 maart 1991, p grnd waarvan het kninklijk besluit van 24 april 2014 genmen is en naar de vrwaarden die daarin wrden gesteld? ANTWOORD : Punt van het bestek vermeldt de artikelen 40 tt 47 van het kninklijk besluit van 24 april 2014 als reglementaire basis vr de DAEB persdistributie. Deze artikelen zijn van tepassing p de inschrijver(s) aan wie de DAEB zu wrden tegewezen. Het bestek verwijst naar (i) artikel 2 van de wet van 6 juli 1971, (ii) artikel 141, 1 bis van de wet van 21 maart 1991 en (ii) de artikelen 40 tt 47 van het kninklijk besluit van 24 april VRAGEN OM PRECISERING 7. VRAAG : Punt 1.13 van het bestek zegt: "De Inschrijver zal duidelijk aangeven in zijn fferte welke infrmatie als vertruwelijk dient behandeld te wrden dr de Cncessiegever. De Cncessiegever verbindt zich erte deze infrmatie p generlei wijze penbaar te maken". Wij stellen vast dat de vertruwelijkheid van de dcumenten p verschillende niveaus kan wrden beschuwd. Behalve het geval van een gerechtelijke prcedure die uitdrukkelijk wrdt geregeld in het bestek (punt 1.13, p. 14), wrdt de kwestie van de vertruwelijkheid k beschuwd p het niveau (i) van de circulatie van de dcumenten binnen het BIPT en de Staat, (ii) de inhud van de mtivering van de gunningsbeslissing en (iii) van de stukken die aan het administratieve dssier zijn tegevegd. 3

4 Kunt u ns verduidelijken, met name wat de drie vrmelde niveaus betreft, he de infrmatie die in de fferte van de inschrijvers als vertruwelijk aangeduid is, "vertruwelijk behandeld" zal wrden dr de cncessiegever? Wat betekent het engagement van de cncessiegever m deze infrmatie p generlei wijze penbaar te maken? ANTWOORD : Het BIPT, dat in deze prcedure ptreedt namens en vr rekening van de Belgische Staat draagt zrg vr het bewaren van de vertruwelijkheid van de gegevens die dr bedrijven wrden verstrekt en die dr het bedrijf als vertruwelijke ndernemings- en fabricagegegevens wrden beschuwd in de zin van artikel 6, 1, 7, van de wet van 11 april 1994, betreffende de penbaarheid van bestuur, vereenkmstig artikel 23 van de BIPT-statuutwet van 17 januari De prcedure die wrdt vastgesteld in artikel 23 van de statuutwet is van tepassing p het niveau van de inhud van de mtivering van de gunningsbeslissing en p het niveau van de pstelling van een administratief dssier. Deze prcedure garandeert dat vertruwelijke infrmatie in principe niet penbaar zal wrden gemaakt. In geval van een rechtsprcedure zal de vlledige vertruwelijke versie van het administratief dssier enkel wrden meegedeeld aan de rechtbanken, die het zakengeheim garanderen bij de behandeling van de geschillen. Een niet-vertruwelijke versie zal wrden meegedeeld aan de andere partijen in de zaak, buiten de betrkken inschrijver; deze laatste zal inzage krijgen in de vertruwelijke infrmatie die p hem betrekking heeft. Wat betreft de uitwisseling van dcumenten tussen het BIPT en de Belgische Staat, is het duidelijk dat de Belgische Staat, als Cncessiegever, inzage met kunnen hebben in vertruwelijke infrmatie, terwijl de vertruwelijkheid ervan wrdt geëerbiedigd ten pzichte van derden. 8. VRAAG : Punt 6.5 van het bestek staat het de inschrijver te m een berep te den p rechtstreekse f nrechtstreekse nderaannemers mits bepaalde vrwaarden wrden nageleefd. Kunt u ns verduidelijken in welke mate de nrechtstreekse nderaannemers geïdentificeerd meten wrden in de fferte van de inschrijvers? ANTWOORD : De rechtstreekse en nrechtstreekse nderaannemers die essentiële nderdelen waarmee bedeld wrdt srtering, transprt en bezrging van de cncessie uitveren, meten in de fferte geïdentificeerd wrden. VRAAG OM CORRECTIE 9. VRAAG : Punt van de Nederlandstalige versie van het bestek en van de vrmelde ntwerpen van vereenkmst zeggen, wat betreft de delmatigheidsprikkels: "Indien wegens een efficiënte uitefening van de DAEB ( )" Wij stellen echter vast dat er een fut is geslpen in de Franstalige versie van het bestek en van de vrmelde ntwerpen van vereenkmst, die mgekeerd zeggen: "Si, en raisn d une mise en œuvre inefficace du SIEG ( )". Mgen wij u vragen de Franstalige versie van het bestek te crrigeren en in vereenstemming te brengen met de Nederlandstalige versie? ANTWOORD : De Franstalige versie bevat inderdaad een fut in punt (vierde regel van de paragraaf "Incitants à faire preuve d'efficacité") van het bestek en in punt van de ntwerpen van vereenkmst vr de bezrging van erkende kranten en erkende tijdschriften (vijfde regel). Het wrd "inefficace" met wrden vervangen dr "efficace". 4

5 VERZOEK OM DOCUMENTEN 10. VRAAG : Het ffertefrmulier en het prijsfrmulier zijn enkel beschikbaar in papieren versie. Mgen wij u vragen ns deze dcumenten te bezrgen in Wrd-versie? ANTWOORD : De gevraagde dcumenten wrden per aan de kandidaten verznden. 5