Multiple choice tentamenvragen bij De Organisatie als Hulpmiddel (2008)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Multiple choice tentamenvragen bij De Organisatie als Hulpmiddel (2008)"

Transcriptie

1 1 Multiple choice tentamenvragen bij De Organisatie als Hulpmiddel (2008) Advies aan de docent Je kunt deze lijst met vragen gebruiken als kennis één van de leerdoelen is bij dit vak. Door individuele toetsen check je of de student de stof voldoende kent (begrippen, theorieën, verbanden). Gebruik deze lijst van tentamenvragen vrijelijk: verbeter vragen en antwoorden, vul aan met andere vragen, schrap vragen die je niet zinvol vindt. Maak je eigen lijst met MCvragen! Soms slaan twee vragen op hetzelfde onderwerp. De formulering van de ene vraag verraadt daarbij soms in belangrijke mate het goede antwoord van de andere vraag. In een tentamen moeten dus niet beide vragen zitten. Gooi de antwoorden door elkaar en houd zelf het model met de goede antwoorden; voorzie de antwoorden respectievelijk van de letters a, b, c en d. Een MC-tentamen moet minstens 30 vragen tellen om discriminerend te zijn. 40 of meer vragen is beter. Als je niet over apparatuur beschikt om de antwoorden te lezen en de scores te berekenen, is het goed te bedenken dat bij vier antwoordmogelijkheden per vraag, gemiddeld een kwart van de vragen goed wordt beantwoord, als de student de antwoorden willekeurig aankruist! Bij 40 vragen zijn dat dus 10 vragen Uit de overige 30 vragen moet blijken of de student de stof kent. Van die overige vragen moet dus (ruim) de helft (16) goed zijn om enige kennis van zaken te tonen. Voor het leerdoeleninzicht en vaardigheden zijn deze vragen niet geschikt Voor het vergroten van inzicht kun je de open vragen en opdrachten gebruiken en de vragen aan de lezer in het boek. Voor het ontwikkelen van vaardigheden gebruik je de oefeningen en opdrachten op deze website. Kennis, inzicht en vaardigheden dragen alle drie bij tot het competent samenwerken in een (multiculturele) organisatie en de basiskwalificering voor managementfuncties. In de lijst met vragen betekenen: C = correct F = fout P = plaats waar de betreffende tekst staat 1 Hbo-competenties zijn C: de eisen waaraan iemand moet voldoen om een beroep op hbo-niveau te kunnen uitoefenen. F: marketinggames waarin hbo-ers een competitie doen om bepaalde doelen te scoren. F: de eisen waaraan iemand moet voldoen om aan een hbo-studie te kunnen beginnen. F: de eisen waaraan een hbo-er moet voldoen om de competitie met andere studenten te kunnen aangaan. P: inleiding 2 Tot de algemene hbo-competenties behoort niet C: wetenschappelijk onderzoek doen. F: brede professionalisering. F: creativiteit en complexiteit in handelen.

2 2 F: probleemgericht werken. P: inleiding 3 Tot de algemene hbo-competenties behoort niet C: commercieel denken. F: wetenschappelijke toepassing. F: sociaal-communicatieve bekwaamheden. F: besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. P: inleiding H.1 4 Een organisatie is C: een duurzaam, doelgericht, geregeld samenwerkingsverband. F: een groep mensen die samen iets doet. F: een systeem van informatie en communicatie dat door mensen is opgezet. F: een activiteit om een maatschappelijk doel te realiseren. P: F: Studenten krijgen voor het eerst te maken met een organisatie als ze op stage gaan. F: Een sportvereniging kan niet worden beschouwd als een echte organisatie. P: Een georganiseerde werknemer is C: lid van een vakbond. F: praktisch ingesteld. F: taakgericht. F: in vaste dienst. P: Om als organisatie te functioneren zijn nodig: C: mensen. C: doelen. C: middelen. F: theorieën. F: klanten. P: H C: Organisatietheorie beschrijft structuren en processen binnen organisaties. F: Organisatieleer beschrijft hoe je een organisatie het beste kunt inrichten. P: Je kunt organisaties onderscheiden naar onder andere C: doelstelling.

3 3 C: grootte. C: leeftijd. C: structuur. P: Volgens Gastelaars is een kenmerk van een dienstverlenende organisatie niet: C: een financiële relatie tussen klanten en dienstverleners. F: een gerichte transactie tussen uitvoerenden en klanten. F: een specifiek effect in de toestand van de klant als oogmerk. F: werken vanuit de centrale waarden van de organisatie. P: Een selectiebureaucratie kenmerkt zich door C: het toepassen van algemene rechtsregels op individuele klanten. F: anonieme, kortstondige, gestandaardiseerde transacties met klanten. F: gespecialiseerde dienstverlening, gericht op diepgaande transacties met klanten. F: langdurige contacten met individuele klanten op vrijwillige basis. P: Dienstverlening op basis van zorgarrangementen houdt in C: zeer ingrijpende en langdurige dienstverlening aan klanten die van deze hulp afhankelijk zijn. F: kortstondige materiële hulp aan klanten die daarmee uit de zorgen zijn. F: het toepassen van algemene rechtsregels op individuele klanten. F: professionele adviezen aan klanten met juridische problemen. P: Het verschil tussen een stichting en een vereniging is C: dat een stichting geen leden kent en een vereniging wel. F: dat een stichting leden kent en een vereniging niet. F: dat een stichting een bestuur heeft en een vereniging niet. F: dat een stichting een ideëel doel heeft en een vereniging niet. P: C: Een vereniging is ook een organisatie. C: Een instelling is ook een organisatie. P: en 1.3 en C: Nieuwe leden van een verenigingsbestuur worden gekozen door de leden. C: Nieuwe leden van een stichtingsbestuur worden benoemd door het zittende bestuur. P:

4 4 C: In het aangeklede model lijkt een stichting sterk op een vereniging, wat betreft de invloed van direct betrokkenen. F: Een stichting heeft een wettelijk verplichte adviesraad die het bestuur adviseert over het te voeren beleid. P: C: Stichtingen en verenigingen hebben geen winstoogmerk. F: Mocht een vereniging geld overhouden, dan moet dat worden uitgekeerd aan de leden. P: De oorspronkelijke functie van een stichting was: C: het beheren van een vermogen voor een goed doel. F: het benutten van een vermogen voor een commercieel doel. F: mensen zonder werk aan een baan helpen. F: arme mensen van voedsel en kleding voorzien. P: Een systeem is C: een geheel van samenhangende delen dat zichzelf in wisselwerking met de omgeving in stand houdt. F: een apparaat dat kan werken zonder tussenkomst van de mens. F: een deel van de werkelijkheid dat geheel kan worden afgesloten van de omgeving. F: elke activiteit die min of meer systematisch gebeurt, dus toeval uitsluit. P: De meeste welzijnsinstellingen zijn ontstaan door C: particulier initiatief vanuit de maatschappij. F: wetgevende initiatieven door de overheid. F: patiëntenverenigingen. F: verzekeringsmaatschappijen. P: De rol van de overheid op het gebied van welzijnsinstellingen is gericht op de twee volgende zaken: C: voorschriften. C: financiering. F: aanwijzing bestuurders. F: samenwerking tussen instellingen. P: Het welzijnswerk wordt beïnvloed door de markt via C: de wensen van zijn klanten. F: de directe betalingen door klanten. F: de prijs van de aangeboden diensten.

5 5 F: de kosten van voorlichting. P: Tot de marktpartijen behoort ook: C: de verzekeringsmaatschappijen. F: de rijksoverheid. F: de lokale overheid. F: het management van welzijnsinstellingen. P De informatiestromen van een systeem zijn: C: input, output en feedback. F: informatie, communicatie en controle. F: top-down en bottom-up informatie. F: bevelen en adviezen. P: C: In een organisatie bestaat de output uit hulp aan cliënten. F: In een organisatie bestaat de feedback uit geld en personeel. P: 3.5 en De throughput van een systeem is C: het geheel van activiteiten in een systeem dat ervoor zorgt dat de input wordt omgezet in output. F: het doormodderen met beperkte middelen om een gegeven doel te bereiken dat eigenlijk niet met de gegeven middelen te realiseren is. F: het organiseren van informatie over de toestand waarin een systeem zich bevindt. F: het veranderen van de omgevingssituatie waarin een systeem zich bevindt. P: C: In een organisatie bestaat de input uit opdrachten, richtlijnen, voorschriften en geld. C: In een organisatie bestaat de throughput uit het samenspel van de medewerkers. P: 3.8 en De efficiëntie van een organisatie wordt vergroot door C: arbeidsverdeling en specialisatie. F: inzet van meer middelen. F: inzet van meer personeel. F: vermindering van het management. P: Arbeidsverdeling vereist C: coördinatie van taken.

6 6 F: autonomie van de medewerkers. F: top-down-management. F: bottom-up-informatie P: C: samenwerking is een vorm van afstemming van bezigheden tussen mensen met verschillende taken. C: De functie van coördinatie is vooral het sturen van informatie naar de verschillende medewerkers. P: Het streven naar invloed van de samenleving op de doelen en werkwijze van particuliere instellingen heet C: externe democratisering. F: bureaucratisering. F: interne democratisering. F: bestuurlijke vernieuwing. P: Feedback is in essentie: C: checken of de doelen worden bereikt en of de omgeving zich wijzigt. F: vergroten van de input. F: verbeteren van de communicatie in de instelling. F: verbeteren van het management van de instelling. P: De mate waarin de beoogde doelen worden bereikt is C: de effectiviteit. F: de efficiëntie. F: het ondernemerschap. F: de duurzaamheid. P: H De mate waarin de middelen worden ingezet voor het bereiken van de beoogde doelen is C: de efficiëntie. F: de effectiviteit. F: de stuurbaarheid. F: de financierbaarheid. P: C: Kenmerk van de profitsector is dat de klant de aanbieder van producten zelf rechtstreeks betaalt. F: Kenmerk van de non-profitsector is dat de producten van de aanbieder gratis zijn. P: 3.11

7 7 36 Not-for-profit wil zeggen: C: hoewel de organisatie geen winst nastreeft, behandelt zij haar doelgroep wel als klanten die kwaliteit willen. F: hoewel de organisatie geen winst nastreeft, maakt zij in feite wel winst door niet alle inkomsten te gebruiken voor de beoogde doelen. F: de klant mag niet betalen voor de ontvangen diensten. F: de overheid is bereid eventuele tekorten van de organisatie aan te zuiveren. P: Kenmerkend verschil tussen profit- en non-profitorganisaties is C: dat bij profitorganisaties de klant direct aan de organisatie voor geleverde diensten betaalt, bij non-profitorganisaties is er geen directe financiële band tussen klant en instelling. F: dat profitorganisaties een professioneel management hebben, terwijl non-profitorganisaties worden geleid door vrijwilligers. F: dat de overheid voor profitorganisaties geen wetgevend kader geeft, terwijl dat wel gebeurt voor non-profitorganisaties F: dat bij profitorganisaties mensen in loondienst werken, terwijl dat niet mag bij nonprofitorganisaties. P: Kort gezegd is een doel: C: een gewenste situatie. F: de feitelijke situatie. F: een motief tot handelen. F: een vastgelegd besluit. P C: Organisaties hebben zowel hoofddoelen als nevendoelen. C: De officiële doelen van een instelling zijn vastgelegd in de statuten. P Bij ingebouwde hulpverlening C: is de hulpverlening niet het hoofddoel van de organisatie, maar de hoofdtaak van een afdeling binnen die grotere organisatie. F: is hulpverlening het hoofddoel van de organisatie, en zijn er andere doelen (niet hulpverlening) van afdelingen binnen die grotere organisatie. F: heeft een organisatie een aantal hoofddoelen, waaronder hulpverlening. F: huurt een organisatie hulpverlening in indien dat nodig is voor leden van die organisatie. P: De feitelijke doelen van een organisatie zijn af te leiden uit C: de werkwijze van de organisatie. F: de statuten van de organisatie.

8 8 F: de beleidsplannen van de organisatie. F: de ervaringen van klanten van die organisatie. P: F: Tot de interne doelen van een organisatie behoort het streven naar tevredenheid van de subsidiegever. F: Tot de externe doelen behoort het veiligstellen van de continuïteit van de organisatie. P: 4.5 en C: Tot de externe doelen van een organisatie behoort het streven naar tevredenheid van de klanten. C: Tot de interne doelen behoort het streven naar een prettig werkklimaat voor de medewerkers. P: 4.5 en F: Tot de doelbepalers van non-profitorganisaties behoren niet de klanten. C: De corporate identity van een organisatie geeft kleur aan haar missie. P: Volgens de auteurs is het belangrijk C: dat je persoonlijke doelen en de doelen van de organisatie niet geheel samenvallen. F: dat je persoonlijke doelen en de doelen van de organisatie geheel samenvallen. F: dat je persoonlijke doelen en de doelen van de organisatie nergens overlappen. F: Iis er geen oordeel te geven over de overeenkomsten en verschillen van je persoonlijke doelen en de doelen van de organisatie. P: De structuur van een organisatie is C: de min of meer vaste relatie tussen de onderdelen van de organisatie. F: de opeenvolging van processen in een organisatie. F: de richting van de communicatie in een organisatie (top-down of bottom-up). F: de plaats van de organisatie in het krachtenveld van subsidiegevers en klanten. P: C: In een grote organisatie is meer behoefte aan een precieze taakverdeling dan in een kleine organisatie. F: Een voorbeeld van een taak is: baliemedewerker. P: Intake doen, huisbezoek afleggen en administratie bijhouden zijn voorbeelden van het structureren van de volgende zaken binnen een organisatie: C: taken. F: functies.

9 9 F: afdelingen. F: hiërarchie. P: C: Overeenkomstige functies zijn gebundeld in afdelingen. C: Een functie bestaat uit een geheel van samenhangende taken. P: C: De leiding stuurt de organisatie naar het gewenste doel. C: Coöptatie betekent dat een bestuur zelf nieuwe leden aantrekt als aanvulling nodig is. P Kenmerk van een horizontale organisatie is C: dat alle functionarissen in de organisatie op gelijk niveau staan en er dus geen hiërarchische verschillen zijn. F: dat de uitvoerende functionarissen zich niet boven of onder de klanten stellen, maar daarmee op gelijk niveau staan. F: dat de leiding en de medewerkers binnen een organisatie op eenzelfde kennis- en opleidingsniveau zitten. F: dat alle functionarissen in de organisatie op gelijk salarisniveau zitten. P: Een voorbeeld van een platte organisatie is: C: een advocatencollectief. F: een afdeling binnen een ziekenhuis. F: de ambtelijke structuur van een gemeentehuis. F: het leger. P; Kenmerk van een verticale organisatie is C: dat functionarissen en afdelingen op verschillend hiërarchisch niveau staan. F: dat de uitvoerende functionarissen zich op grond van hun deskundigheid boven de klant stellen. F: dat de medewerkers binnen een organisatie de leiding adviseren over het te voeren beleid. F: dat de organisatie ondergeschikt is aan externe doelbepalers of subsidiegevers. P: Een voorbeeld van een verticale organisatie is: C: de rooms-katholieke kerk. F: een advocatencollectief. F: een studentenvereniging. F: een coöperatief bedrijf. P: 5.6

10 10 58 C: Een verticale organisatie heeft een bevelstructuur. C: In een lijnstructuur heeft iedere medewerker één directe baas boven zich. P: Voordeel van een lijnstructuur is onder andere: C: snelle besluitvorming. F: invloed van de medewerkers op de besluitvorming. F: invloed van specialisten op de besluitvorming. F: snelle communicatie tussen verschillende afdelingen. P: Span-of-control betekent: C: het aantal medewerkers waaraan een leidinggevende direct leidinggeeft. F: het aantal afdelingen dat het management onder zich heeft. F: het aantal directe collega s waarmee een functionaris te maken heeft. F: het totale aantal medewerkers in een organisatie. P: Depth-of-control betekent: C: het aantal lagen waaraan een leidinggevende direct of indirect leidinggeeft. F: het aantal medewerkers waaraan een leidinggevende direct leidinggeeft. F: het aantal directe collega s waarmee een functionaris te maken heeft. F: het totale aantal medewerkers in een organisatie. P: C: De span-of-control neemt toe als de depth-of-control in een organisatie afneemt en omgekeerd. C: De effectieve span-of-control ligt tussen de 5 en 15 medewerkers. P: Kenmerk van een functionele organisatie is C: dat voor elk functioneel deelaspect in de organisatie een eigen leidinggevende is. F: dat elke functionaris zelf bepaalt hoe hij of zij de toegewezen taken het beste kan uitvoeren. F: dat leidinggevenden en medewerkers binnen een organisatie overleggen over de manier waarop taken moeten worden uitgevoerd. F: dat de organisatie taken uitvoert in opdracht van externe doelbepalers of subsidiegevers. P: Voordeel van een functionele structuur is onder andere: C: inzet van specialisten is goed mogelijk. F: snelle besluitvorming. F: duidelijke beleidslijnen voor elke medewerker. F: snelle communicatie tussen verschillende afdelingen.

11 11 P: Kenmerk van een lijn-stafstructuur is C: dat de leiding zich laat informeren en adviseren door specialisten. F: dat functionarissen zelf bepalen hoe zij de toegewezen taken uitvoeren op grond van adviezen van specialisten binnen de organisatie. F: dat specialisten bepalen hoe de leiding medewerkers aanstuurt. F: dat stafleden binnen de organisatie de leiding krijgen over functionarissen. P: Nadeel van een lijn-stafstructuur is onder andere: C: risico dat staffunctionarissen ontevreden worden als hun adviezen onvoldoende worden opgevolgd. F: te trage besluitvorming. F: geen duidelijke beleidslijnen voor elke medewerker. F: uitholling van de bevoegdheden van de lijnfunctionaris. P: De structuur die divisies verdeelt naar blokken, clusters of kolommen, wordt aangeduid met C: F, P, G of M. F: A, B, C of D. F: X, Y en Z. F: D, C en K. P: Tot de voordelen van een divisiestructuur behoort onder andere: C: dat de divisies sneller kunnen inspelen op veranderingen in de markt. F: dat een divisie optimaal gebruik kan maken van de kennis en ervaring van andere divisies. F: dat divisiemedewerkers divisiebelang en concernbelang in hun taken kunnen combineren. F: dat divisies hun eigen stafdiensten kunnen instellen zonder daar andere divisies financieel mee te belasten. P: Tot de nadelen van een divisiestructuur behoort onder andere: C: dat een divisie niet optimaal gebruikmaakt van de kennis en ervaring van andere divisies. F: dat de divisies niet snel kunnen inspelen op veranderingen in de markt. F: dat divisies ten onrechte gebruik blijven maken van de centrale stafdiensten. F: dat divisies een beroep blijven doen op de mensen en middelen van het hele concern. P: De divisies in een grote dienstverlenende organisatie hebben alle een eigen klantengroep waaraan zij specifieke diensten leveren. Dit is een voorbeeld van een C: M-structuur. F: G-structuur.

12 12 F: P-structuur. F: F-structuur. P: De divisies in een grote welzijnsorganisatie zijn elk gespecialiseerd in een bepaald soort dienstverlening. Dit is een voorbeeld van een C: P-structuur. F: G-structuur. F: M-structuur. F: F-structuur. P: De afdelingen van een grote welzijnsorganisatie werken elk in hun eigen wijk in de gemeente. Dit is een voorbeeld van een C: G-structuur. F: P-structuur. F: M-structuur. F: F-structuur. P: De afdelingen van een groot bedrijf maken elk een onderdeel van een complex apparaat. Dit is een voorbeeld van een C: F-structuur. F: G-structuur. F: M-structuur. F: P-structuur. P: Kenmerk van een matrixstructuur is C: het verbinden van verticale structuren door horizontale contacten en samenwerking. F: dat elke medewerker zowel in een verticale als in een horizontale structuur wordt geplaatst. F: dat een chef zowel een (verticale ) afdeling als een (horizontaal) overleg aanstuurt. F: dat elke medewerker optimale vrijheid krijgt om zelf te beslissen met wie hij of zij samenwerkt. P: De matrixstructuur kan problemen opleveren ten aanzien van C: de besluitvorming. F: de communicatie. F: de motivatie. F: de kosten. P: Tot de voordelen van een project- of matrixstructuur behoort onder andere:

13 13 C: vergroting van inter- of multidisciplinaire samenwerking tussen divisies of afdelingen. F: meer duidelijkheid over wie de leiding heeft over de medewerkers in de matrixstructuur. F: dat tijdelijke teams zich gemakkelijk laten ontbinden als de taak klaar is. F: dat teamleden bij gebleken geschiktheid permanent in projectgroepen kunnen worden gezet. P: Tot de nadelen van een project- of matrixstructuur behoort onder andere: C: projectleden lopen het risico dat ze met twee bazen worden geconfronteerd, waardoor conflicten kunnen ontstaan. F: de kennis en ervaring van de projectgroepleden verdwijnen uit het concern, nadat het project is gerealiseerd. F: de inzet van specialisten is in een project weinig flexibel, omdat de deelnemers ook taken moeten blijven doen in hun eigen afdeling. F: projecten worden over het algemeen alleen gestart voor onbelangrijke zaken, om het concern als geheel geen schade te laten oplopen voor het geval het project mislukt. P: F: In instellingen en bedrijven zie je zelden of nooit vaste matrixstructuren, bijna altijd alleen tijdelijke. C: Bij een zuivere projectstructuur is de structuur eenmalig. P: 5.10 en Een project kent de volgende drie vaste structuurkenmerken: C: een opdrachtgever, een projectleider en een aantal projectmedewerkers. F: een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. F: een interne contactpersoon, een externe contactpersoon en persoon voor de diagonale contacten in de matrix. F: een vaste vergaderfrequentie, een vaste vorm van verslaglegging en een eindrapportage. P: De vaste structuurelementen van een organisatie zijn volgens H. Mintzberg: C: de strategische top, het middenkader, de operationele kern, de technostructuur en de ondersteunende staf. F: het leidinggevende management, de uitvoerende medewerker, de ondersteunende diensten en de medewerkers die de organisatie representeren voor de buitenwereld. F: de horizontale, de verticale en de diagonale structuren. F: top-down-communicatie en bottom-up-communicatie. P: C: Tot de ondersteunende staf behoren de administratieve diensten zoals het secretariaat, de receptie, de telefonisten en de kantine. C: Tot de technostructuur behoren de adviseurs op het gebied van onderzoek, scholing, marktverkenning en dergelijke. P: 5.12

14 14 82 De strategische top van een organisatie heeft volgens H. Mintzberg de neiging de besluitvorming C: te centraliseren. F: te decentraliseren. F: te delegeren. F: te standaardiseren. P: De operationele kern van een organisatie heeft volgens H. Mintzberg de neiging tot C: professionaliseren. F: balkaniseren. F: centraliseren. F: standaardiseren. P: De volgende figuur : is een organisatieschema van C: Mintzberg. F: Deming. F: Likert. F: Taylor. P: Twee belangrijke kenmerken van een professionele organisatie zijn C: grote zelfstandigheid van uitvoerende medewerkers. C: beperkte coördinatie tussen uitvoerende medewerkers. F: lage opleiding van uitvoerende medewerkers.

15 15 F: grote zelfstandigheid van de ondersteunende diensten. P De linking-pin-structuur is ontworpen door C: R. Likert. F: H. Mintzberg. F: F. Taylor F: W.E. Deming P: De volgende figuur : A C B is een schema van C: de besluitvormingsgebieden van drie functionarissen in een entente. F: de autonomie en overlap van afdelingen in een functionele structuur. F: de doeleinden van leidinggevenden op niveau A, B en C. F: de beslissingsgebieden van specialisten in de staf (B), leidinggevende in afdelingen (A) en de concernleiding (C). P: De ententestructuur wordt relatief vaak gebruikt in een C: platte, gedemocratiseerde organisatie. F: hiërarchische, strak geleide organisatie. F: matrix. F: complexe organisatie met divisies. P: Een organogram is C een getekend organisatieschema. F: een schaalmodel van een organisatie. F: een afbeelding van alle medewerkers.

16 16 F: een afbeelding van alleen de leidinggevenden. P: In een organogram is lijnbevoegdheid aangegeven met C: een verticale lijn. F: een horizontale lijn. F: een rechthoek. F: een diagonaal. P In een organogram is adviesbevoegdheid aangegeven met C: een horizontale lijn. F: een verticale lijn. F: een cirkel. F: een diagonaal. P F: De formele structuur en de informele structuur van een organisatie vallen meestal nagenoeg compleet samen. F: Een organisatie is het beste in het oplossen van onverwachte problemen als iedereen handelt conform de formele structuur. P: Het volgende schema is een voorbeeld van C: een matrixstructuur. F: een ententestructuur. F: een linking pinstructuur. F: een divisiestructuur. P: 5.16

17 17 91 Het nut van het vaststellen van de postroute in een organisatie is C: ontdekken wat de communicatie- en organisatiestructuur van die instelling is. F: controleren hoe snel de inkomende post bij de juiste medewerker komt. F: bevorderen dat de uitgaande post op tijd de deur uitgaat. F: beschermen van de privacy van klanten. P: Volgens organisatiedeskundigen De Jong en Lievegoed geldt voor de levensloop van organisaties het volgende: C: organisaties kennen een soort cyclus van productie- en bedrijfsontwikkeling. F: organisaties kennen geen levensfasen zoals bij levende organismen. F: alleen producten maken een soort levenscyclus door. F: elke werknemer maakt een aantal fasen door in een organisatie. P: De belangrijkste reden voor samenwerking binnen de organisatie is: C: bundeling van kwaliteiten. F: met de tijd meegaan. F: een prettiger sfeer onder medewerkers. F: eigen afdelingen voor elke leidinggevende. P: Tot de risico s van samenwerking behoort C: verschillen in persoonlijke doelen, werkervaring, taakopvatting en dergelijke. F: te veel verschillende persoonlijkheden, culturen en dergelijke. F: verschillen in taken, rangen, beloning en dergelijke. F: te veel gerichtheid op één gezamenlijk doel. P: Belbin onderscheidt een aantal verschillende soorten rollen in teams. Dit aantal is C: drie (naar vakinhoud, organisatorische positie en persoonlijkheid). F: vier (naar vakinhoud, organisatorische positie en macht). F: twee (naar organisatorische positie en persoonlijkheid). F: één (naar macht). P: Een vormer is iemand die C: visies uitdraagt. F: anderen probeert te veranderen. F: de groep vorm probeert te geven. F: wil dat de regels worden nageleefd. P: 6.3

18 18 97 C: Een stuiterbal brengt chaos; dat is niet alleen maar negatief: het kan helpen een vastgelopen team weer in gang te zetten. F: Een team kan alleen goed functioneren als alle teamrollen erin verenigd zijn. P: De roos van Leary is zo genoemd omdat C: zijn schema lijkt op een kompasroos. F: zijn organisatieschema lijkt op de blaadjes van een roos. F: in zijn optiek aan elk team een aantal doornen zitten die kunnen prikken. F: leidinggevenden hun organisatie reorganiseren zoals een rozenkweker zijn tuintje. P Leary onderscheidt de volgende dimensies in de relaties tussen medewerkers: C: macht en samenwerking. F: macht en vriendschap. F: samenwerking en tegenwerking. F: openheid en tempo. P: F: Het nut van roddel in een organisatie is dat veel meningen gehoord kunnen worden, waardoor de organisatie beter kan inspelen op wat er leeft in de organisatie. C: Roddel behoort tot het informele communicatiecircuit van een organisatie. P: F: Voor gelden andere privacyregels dan voor geschreven communicatie. F: In hulpverleningsorganisaties is het verplicht dat elke hulpverlener de e- mailcorrespondentie van klanten met collega s kan lezen, of er altijd een cc tje van krijgt. P: C: Hoe meer lagen in een organisatie, hoe meer stortingen in de communicatie ontstaan. C: Hoe korter de communicatielijnen, hoe efficiënter de organisatie kan werken. P: De twee essentiële vormen van kritiek zijn: C: zakelijke. C: persoonlijke. F: motiverende. F: storende. P: F: Kritiek op de werkwijze in de organisatie valt onder: C: zakelijke kritiek.

19 19 F: persoonlijke kritiek. F: ongewenste kritiek. F: klokkenluiderschap. P: Voor persoonlijke kritiek geldt dat zij C: slaat op kwaliteiten of gedragingen van personen. F: slaat op zaken die niet te maken hebben met het werk. F: per definitie beledigend is. F: voor de organisatie geen functie heeft. P: De term klokkenluider slaat in een organisatie op C: iemand die interne missstanden aan de kaak stelt. F: iemand die wel de klok heeft horen luiden, maar niet weet waar de klepel hangt. F: iemand die bekend staat als een persoon die altijd op alles kritiek heeft. F: goed doordacht nieuw beleid dat klinkt als een klok. P: F: De positie van klokkenluiders is in Nederland wettelijk goed beschermd; zij krijgen zelfs van overheidswege een beloning voor hun kritische inbreng. F: klokkenluiders komen per definitie alleen voor in de particuliere sector, niet bij de overheid. P De drie in het boek genoemde soorten conflicten gaan over C: doelen. C: middelen. C: personen. F: klanten. F: financiers. F: regels. P: F: Conflicten over doelen hebben alleen een zakelijke inhoud en geen emotionele lading. C: Als in een conflicten tussen personen posities op het spel staan, wordt het een belangen- of machtsconflict. P: De twee fasen in de aanpak van een conflict zijn: C: conflictbeheersing. C: conflictoplossing. F: conflictanalyse. F: conflictontkenning.

20 20 P: Wie in het aanpakken van conflicten zich zowel inzet voor de zaak als voor het behoud van de relatie is een C: onderhandelaar. F: wegloper. F: vechter. F: verzoener. P: Wie in het aanpakken van conflicten zich alleen inzet voor de zaak en niet voor het behoud van de relatie is een C: vechter. F: wegloper. F: onderhandelaar. F: verzoener. P: C: Voor een arbiter als conflictoplosser is het nodig dat alle betrokken partijen diens rol en uitspraak accepteren. F: Een bemiddelaar in conflicten moet de zijde kiezen voor de partij die het meest gelijk heeft. P: Gevolgen van conflicten zijn doorgaans: C: verwarring, loutering of ondergang van sommige betrokkenen. F: chaos en daarna helderheid. F: nieuwe machtsposities en nieuwe doelen. F: het vertrek van de conflictmakers en de komst van nieuw, neutraal personeel. P: C: Een besluit is het meest effectief als het een oplossing biedt voor een probleem én de steun heeft van alle betrokkenen. F: Als voor een besluit unanimiteit vereist, kan één deelnemer aan de besluitvorming het besluit tegenhouden. P: Tot de voordelen van een besluit bij loting behoort niet: C: in bijna alle gevallen toepasbaar. F: snelheid. F: neutraliteit. F: gelijke verdeling van de lasten voor alle betrokkenen. P:

21 21 Tot de voordelen van een besluit bij consensus behoort niet: C: snelheid. F: participatie van alle betrokkenen. F: acceptatie van alle betrokkenen. F: hoge kwaliteit van het besluit. P: Twee belangrijke voordelen van een zelfsturend team zijn: C: het vermogen snel te reageren op de vraag van de klant. C: de toename van de arbeidssatisfactie van de betrokken medewerkers. F: het ontstaan van groupthink. F: vermindering van de kans op conflicten tussen personeel en leiding. P: Twee belangrijke nadelen van en zelfsturend team zijn: C: de kans op afschuiven van taken door gebrek aan sturing van bovenaf. C: de kans op het ontstaan van eigen koninkrijkjes binnen de organisatie. F: een sterke kans op toename van het ziekteverzuim onder het personeel door te veel vrijheid. F: de vermindering van de productiviteit van het team door te veel vrijheid. P: C: Zelfsturende teams zijn alleen mogelijk als de teamtaak afgebakend, samenhangend en meetbaar zijn. F: Zelfsturing vereist van de teamleden in het algemeen geen bijzondere kennis en vaardigheden. P: en C: Een cultuur ook een organisatiecultuur bestaat uit opvattingen, uitingen en gedragingen. F: Materiële voorwerpen, zoals gebouwen en gereedschappen, behoren niet tot de cultuur. P: Normen zijn C: opvattingen over wat hoort. F: principes om gedrag te beoordelen. F: gebruiken die ingeburgerd zijn. F: wettelijk voorgeschreven richtlijnen. P: De opvatting dat iemand trouw dient te zijn aan zijn team is C: een waarde. F: een norm. F: een gebruik.

22 22 F: een uiting. P: 7.1 NUMMER C: Uitingen zoals kleding en andere uiterlijke kenmerken kenmerken een (sub)cultuur. F: Binnen een organisatie bestaan geen rituelen. P: Iemand leren wat de organisatiecultuur aan gedrag en uitingen verwacht heet C: socialisatie. F: inburgering. F: inwerkperiode. F: sanctionering. P: Twee belangrijke effecten op de leden van het behoren bij een subcultuur zijn: C: identiteit. C: zekerheid. F: vrijheid. F: legitimiteit. P: De dimensies van de organisatieculturen volgens Deal en Kennedy zijn: C: risico en snelheid van beslissen. F: ouderdom en omvang van de organisatie. F: mens- en taakgericht. F: plat of hiërarchisch georganiseerd. P: De beschrijving van pathologische kenmerken van organisaties is van C: Kets de Vries en Miller. F: Mintzberg. F: Deal en Kennedy. F: Harrison. P: Managers die hun personeel niet vertrouwen en voortdurend controleren, creëren de volgende organisatiecultuur: C: paranoïde. F: dwangneurotisch. F: schizoïde. F: depressief. P:

23 23 Harrison onderscheidt de volgende cultuurtypen in organisaties: gericht op C: taken, personen, machtsverhoudingen of rollen. F: producten of productieprocessen. F: korte, middellange of op lange termijn. F: interne processen, externe processen of de relatie tussen beide. P: Het TOPOI-model voor interculturele communicatie is ontworpen door C: Hoffman. F: Hofstede. F: Pinto. F: Schermer. P: 131 Twee van de dimensies die Hofstede onderscheidt zijn: C: machtsafstand. C: individualisme/collectivisme. F: kunstzinnigheid. F: medemenselijkheid. P: Twee van de dimensies die Hofstede onderscheidt zijn: C: machtsafstand. C: masculiniteit/feminiteit. F: kwaliteit/kwantiteit. F: religie. P: De cultuur van traditionele samenlevingen is volgens Pinto C: fijnmazig. F: grofmazig. F: verouderd. F: masculien. P: Het DSM-model van Pinto houdt in C: drie stappen zetten:de eigen cultuur leren kennen, leren kennen van die van de ander en ten slotte adequaat gedrag kiezen. F: Door Samenwerking Meer bereiken: door samenwerken leren wat culturen aan elkaar hebben. F: Doorzetten als Samenwerking Moeilijk lijkt te gaan: vanuit een positieve grondhouding de ander tegemoet treden. F: Doordachte Strategieën van het Management: management gericht op het samenbinden van medewerkers uit verschillende culturen. P:7.3.3

24 Volgens Schermer zijn de centrale normen in de moderne cultuur C: vernieuwing en individuele verantwoordelijkheid. F: samenwerking en communicatie. F: individuele verantwoordelijkheid en centraal gezag. F: gezin en samenleving. P: Kenmerken van een overlevingscultuur zijn: C: wantrouwen van gezag en benutting van alle mogelijke middelen om te overleven. F: samenwerking en eerbied voor het gezag. F: collectieve verantwoordelijkheid en kleine machtsafstand. F: vrijheid, gelijkheid en broederschap. P: Gezag van familieoudsten wijst op C: een traditionele cultuur. F: een moderne cultuur. F: een overlevingscultuur. F: een overgangscultuur. P: F: Bij mensen is de cultuur de factor die het sterkst het gedrag bepaalt. F: Iemands leeftijd, geslacht en maatschappelijke positie hebben weinig invloed op zijn gedrag. 139 Ahmed woont sinds kort als vluchteling in Nederland; hij is afkomstig uit Afghanistan, waar hij bij de douane werkte. Hij zoekt nu werk. De volgende organisatiestructuur zal vermoedelijk het beste bij hem passen: C: lijnorganisatie. F: staforganisatie. F: matrixorganisatie. F: professionele organisatie. 140 Anne-Lyse woont sinds kort in Nederland, waar ze haar studie maatschappelijk werk heeft afgerond; zij is afkomstig uit Zweden. Zij zoekt nu werk. De volgende organisatiestructuur zal vermoedelijk het beste bij haar passen: C: professionele organisatie. F: lijnorganisatie. F: matrixorganisatie. F: staforganisatie. 141 Een allochtoon is iemand

25 25 C: waarvan ten minste een van de ouders buiten Nederland is geboren. F: waarvan beide ouders in het buitenland moeten zijn geboren. F: waarvan beide ouders in Nederland zijn geboren. F: waarvan een van de ouders in Nederland moet zijn geboren. P: Johnny is geboren op de Nederlandse Antillen en heeft Antilliaanse ouders. Johnny is per definitie C: een allochtoon. F: een autochtoon. F: een niet-westerse autochtoon. F: een westerse allochtoon. P; Bij etno-marketing zoekt een bedrijf C: aansluiting bij de etnische achtergrond van zijn klanten. F: aansluiting bij de etnische achtergrond van zijn personeel. F: aansluiting bij de etnische samenstelling van de bevolking als geheel. F: verdeling van wit en zwart personeel. P: Het omzetten van een monoculturele organisatie in een multiculturele heet C: interculturalisatie. F: multiculturalisering. F: verallochtonisering. F: allochtonisering. P: McGregor onderscheidt twee typen managers. Zij zien hun personeel als C: lui en dom of gemotiveerd en bekwaam. F: autochtoon of allochtoon. F: ongeschoold of geschoold. F: traditioneel of modern. P: De verwachtingen van de leiding ten aanzien van het gedrag van het personeel leidt tot C: gedrag van het personeel dat klopt met die verwachtingen. F: gedrag van het personeel dat strijdig is met die verwachtingen. F: bijstelling van de verwachtingen van de leiding aan het feitelijke gedrag van het personeel. F: onzekerheid bij het personeel over wat voor gedrag wordt verwacht. P: Opleiding, leeftijd en werkervaring zijn factoren die invloed hebben op C: de plaats in een arbeidsorganisatie.

26 26 F: de mate van arbeidssatisfactie. F: de vraag welke cao van toepassing is. F: de duur van de proefperiode. P: Humanisering van de arbeid betekent: C: het werk zodanig te veranderen dat de arbeidssatisfactie toeneemt. F: meer mensen aan werk helpen, waardoor het aantal werklozen afneemt. F: bevorderen dat meer ouderen aan het werk blijven of opnieuw aan werk komen. F: bevorderen dat meer vrouwen en allochtonen in hogere functies terechtkomen. P: F: Bij het solliciteren zet je je motivatie voor de aangeboden baan in je cv. F: De auteurs raden aan om bij een sollicitatiegesprek zelf geen vragen te stellen. P: en De wettelijke proeftijd is: C: twee maanden. F: een maand. F: afhankelijk van de sector in het bedrijfsleven. F: afhankelijk van de afspraak tussen werkgever en werknemer. P: Tijdens de proeftijd C: mogen beide partijen met onmiddellijke ingang het dienstverband beëindigen. F: mag de werkgever met onmiddellijke ingang het dienstverband beëindigen. F: mag de werknemer met onmiddellijke ingang het dienstverband beëindigen. F: mogen beide partijen in overleg de functie herzien. P: F: De inwerkperiode duurt officieel net zo lang als de proefperiode. F: Tijdens de inwerkperiode kan de werknemer nog geen gebruikmaken van advies en begeleiding van collega s; dat kan pas nadat de nieuwe werknemer zich heeft bewezen. P: Een beoordelingsgesprek is gericht op C: de rechtspositie van de werknemer. F: de leidinggevende capaciteiten van de werkgever. F: de rol van de ondersteunende collega s. F: de motivatie van de werknemer. P: en Bij een functioneringsgesprek zijn beide partijen, werknemer en leidinggevende,

27 27 C: gelijkwaardig. F: in een ongelijke positie: de werknemer wordt beoordeeld in zijn functioneren. F: in een ongelijke positie: de werknemer dient zich uit te spreken over de rol van de leidinggevende. F: vrij om te beslissen wiens functioneren aan bod komt, dat van de werknemer of dat van de leidinggevende of van collega s. P: Het gebruikelijke model van een slechtnieuwsgesprek tussen chef en werknemer is C: de chef brengt het slechte nieuws kort en duidelijk. F: de chef stelt de werknemer eerst op zijn gemak, zodat de klap minder hard aankomt. F: de chef vraagt de werknemer of hij enig idee heeft waar dit gesprek over zal gaan. F: chef en werknemer overleggen eerst over de onderwerpen die beiden in dit gesprek aan de orde willen stellen. P: F: Tijdens een slechtnieuwsgesprek heeft de werknemer recht op juridische bijstand. F: Wettelijk is een exitgesprek verplicht als een werknemer ontslag neemt. P: en C: Hoe men jouw positie noemt in een organisatie, dus wat je bent, geeft aan welke functie je hebt in die organisatie. C: Wat je gewoonlijk feitelijk doet in die organisatie, volgt uit je takenpakket. P: 9.2 en Wanneer een werknemer last heeft van emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde persoonsbekwaamheid spreken we van C: burn-out. F: stress. F: normale dip. F: onbekwaamheid. P; Tot de symptomen van burn-out hoort niet: C: overdreven vrolijkheid. F: negativisme. F: hoofdpijn. F: angst. P: Sanctiemacht is het vermogen een ander C: te belonen of te straffen. F: te straffen. F: te belonen.

28 28 F: te ontlopen. P: Als iemand gezag heeft betekent dat C: dat anderen vinden dat die persoon over het algemeen juist denkt en handelt. F: dat die persoon zich kan beroepen op zijn formele machtspositie. F: dat die persoon een uitgebreid sociaal netwerk benut om invloed uit te oefenen. F: dat die persoon invloed heeft op de verdeling van de middelen die anderen nodig hebben. P: C: De verschillende lagen in een organisatie hebben de neiging hun macht of invloed aan te wenden om hun positie te verstevigen. F: De coördinatoren in een organisatie hebben feitelijk de meeste macht in een nonprofitorganisatie P: Een rechtspositie is C: het geheel van afgesproken rechten en plichten in een arbeidssituatie. F: het geheel van rechten van de werknemer. F: het geheel van plichten van de werkgever. F: de feitelijke positie van een medewerker binnen een arbeidsorganisatie. P: F: Een stagecontract voor een stagiair mag niet in strijd zijn met de cao voor de medewerkers in diezelfde organisatie. C: De letters cao staan voor: collectieve arbeidsovereenkomst. P: 10.2 en Welke van de volgende overeenkomsten is geen arbeidsovereenkomst? C: vrijwilligerscontract F: leerarbeidsovereenkomst F: cao F: oproepovereenkomst P: C: Een uitzendkracht is in dienst van het uitzendbureau. C: Een gedetacheerde werknemer is in dienst van het bedrijf dat hem in een ander bedrijf laat werken. P: 107 en De ABVA/KABO is C: een vakbond voor personeel bij de overheid en in de gesubsidieerde instellingen. F: een werkgeversorganisatie in de gesubsidieerde sector.

29 29 F: het overlegorgaan van werkgevers en werknemers in de gesubsidieerde instellingen. F: een vakbond uitsluitend voor rijksambtenaren. P: De Arbowet stelt eisen op de volgende gebieden binnen een arbeidsorganisatie: C: de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van het personeel. F: de veiligheid voor personeel. F: de gezondheid van personeel. F: het welzijn van personeel. P: Het maken van een risico-inventarisatie is krachtens de Arbowet C: verplicht. F: afhankelijk van de economische sector waarin het bedrijf opereert. F: een aanbeveling aan werkgevers. F: verplicht als de werknemers erom verzoeken bij hun werkgever. P: De ondernemingsraad van een bedrijf of instelling heeft ten aanzien van het te voeren arbobeleid C: instemmingrecht. F: adviesrecht. F: informatierecht. F: geen enkel vastgeld recht. P: De niveaus van management in een organisatie zijn C: top-, midden- en lagermanagement. F: hoog en laag management. F: algemeen en specifiek management. F: hoog- en laagopgeleid management. P: F: Het bepalen van het strategisch beleid is de taak van het operationeel management. C: Het middenmanagement houdt zich vooral bezig met tactisch het zogenaamde management. P: Managing diversity richt zich op C: het bevorderen van heterogeniteit in de personeelssamenstelling. F: het ontwikkelen van een breed managementpakket, van strategisch tot en met operationeel management. F: het stroomlijnen van de besluitvorming binnen de verschillende managementlagen. F: het ontwikkelen van een breed, divers aanbod van goederen of diensten.

30 30 P: Als het management zich vooral bezighoudt met het op tijd leveren van de producten aan de klant spreken we van C: taakgericht leiderschap. F: groepsgericht leiderschap. F: participatief leiderschap. F: autoritair leiderschap. P: Bij participatief leiderschap geldt het volgende. C: De leidinggevende neemt uiteindelijk de beslissing. F: De beslissing ligt in handen van het personeel. F: De beslissing moet worden gesanctioneerd door de ondernemingsraad. F: De meerderheid van leidinggevenden en personeel is doorslaggevend. P: Hersey en Blanchard hanteren in hun model over situationeel leiderschap de volgende twee dimensies: C: de motivatiegraad van het personeel. C: de bekwaamheid van het personeel. F: de financiële risico s van het bedrijf. F: de omvang van het klantenbestand. P: De door Hersey en Blanchard aanbevolen manier van leidinggeven in een hoog taakvolwassen situatie is: C: delegeren. F: opdragen. F: uitleggen. F: overleggen. P: Een ondernemingsraad is wettelijk verplicht als een bedrijf of instelling in de volgende situatie: C: 50 of meer werknemers. F: 100 of meer werknemers. F: omzet 10 miljoen euro of meer. F: de meerderheid van de werknemers verzoekt erom. P: SWOT staat voor C: Strength, Weaknesses, Opportunities en Threads. F: Strategie voor Welzijnswerk, Opleidingen en Trainingen.

31 31 F: SamenWerking in Opleiding en Taakstelling F: Sterke Waarden Overwinnen Tegenslag P: Bij een analyse van kansen en bedreigingen wordt gebruikgemaakt van de factoren die kunnen worden samengevat als C: DRETS. F: RISKS. F: SWOT. F: KISS. P: Een portfolioanalyse is gericht op C: de marktpositie van de organisatie. F: de kostenontwikkeling van de organisatie. F: het aanbod van de concurrenten. F: de samenstelling van het personeel. P: Het tactisch beleid van een organisatie richt zich op C: het vergroten van de efficiency. F: het zoeken van de juiste tactieken om de concurrenten te verslaan. F: het oplossen van dagelijkse storingen in het productieproces. F: het verbeteren van de effectiviteit. P: Leidinggevende Waterman constateert dat een medewerker in de afdeling regio Noord ziek is; hij herverdeelt de taken nu zo dat het werk in regio Noord zo goed mogelijk kan doorgaan. Dit is een voorbeeld van C: operationeel management. F: tactisch management. F: strategisch management. F: crisismanagement. P: SMART staat voor: C: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. F: slim (Engels: smart). F: Strategisch en Maakbaar Aanvalsplan met Revolutionaire Tactieken. F: Een beleidsmethodiek ontworpen door de Amerikaanse bedrijfskundige John Smart. P:

32 32 In Europa ontstond de noodzaak bij het bedrijfsleven om meer kwaliteit te leveren door concurrentie uit C: Japan. F: Amerika. F: India. F: Rusland P: Het systeem van Total Quality Management werd ontworpen door C: Philip Crosby. F: Bill Cosby. F: Frits Philips. F: Makimoto Yakuzi. P: Apparaten die op de Europese markt worden gebracht moeten voldoen aan de C: Europese CE-normen. F: internationale ISO-normen. F: EFQM-normen. F: internationale TQM-normen. P: en De directeur van de zorginstelling Uw Belang houdt zijn personeel voor: wij moeten zo werken dat de klant tevreden is. Hij definieert kwaliteit vanuit het volgend perspectief: C: klantgericht. F: filosofisch. F: procesgericht. F: waardegericht. P: C: Het procesgericht perspectief van kwaliteit gaat ervan uit dat als een product op een zorgvuldige wijze wordt gemaakt, het eindproduct ook goed is. C: Het risico van een productiegericht perspectief van kwaliteit is, dat in het productieproces niet voldoende gelet wordt op efficiëntie. P: In een kwaliteitsplan moet in ieder geval beschreven worden C: welk kwaliteitscriterium, welke norm en welke beleidsinstrumenten gehanteerd zullen worden. F: welke externe kwaliteitstoetsing gehanteerd zal worden. F: welke best-practice als voorbeeld zal worden genomen. F: hoe de verantwoordelijke medewerkers zullen worden beloond als de doelstellingen worden gehaald. P:

33 In het 7-S model staat de S voor: C: de omschrijvingen van zeven organisatieaspecten die alle beginnen met de letter S. F: zeven niveaus van samenwerking binnen een organisatie. F: zeven verschillende methodieken om een organisatie door te lichten. F: de zeven sterke punten uit de SWOT-analyse. P: De PDCA-cyclus van Deming houdt in C: Plan, Do, Check en Act. F: Produce, Develop, Compete en Attack. F: Personeel, Directie, Consumenten en Aandeelhouders. F: Plannen, Doen, Communiceren en Actief zijn. P: In een veranderingsmatrix worden de volgende subsystemen van een organisatie onder de loep genomen: C: beleid, organisatie en personeel. F: input, throughput, output en feedback. F: organisatie als geheel, afdeling en individu. F: bedrijf, productie en markt. P: Volgens de auteurs worden organisatieveranderingen in belangrijke mate afgedwongen door C: veranderde externe omstandigheden, zoals demografische veranderingen of opgelegde bezuinigingen. F: ontevreden personeel, bijvoorbeeld over taken en beloning. F: een nieuwe directie die haar stempel wil drukken op de organisatie. F: min of meer autonome interne processen binnen de organisatie, zoals uitbreiding van de administratieve systemen voor registratie. P C: Volgens Scott en Greiner (en Keuning en Eppink) leidt groei van een organisatie tot besturingsproblemen die herstructurering van de organisatie vereisen. C: Dat er zoveel verschillende beleidsinstrumenten zijn ontwikkeld, is begrijpelijk als je bedenkt, dat sommige zich alleen richten op een analyse van het verleden, andere op een analyse van het heden en weer andere op de wensen voor de toekomst van de organisatie. P: en Macrotheorieën over organisaties gaan over C: de plaats van organisaties in hun maatschappelijke omgeving. F: de structuren en processen binnen organisaties. F: de vormen van samenwerking tussen medewerkers. F: de motivatie en prestaties van individuele medewerkers. P: 13.1

Inhoud Organisaties en soorten instellingen Kenmerken van een organisatie Profit: winst als doel Non-profit en not-for-profit: ideëel doel

Inhoud Organisaties en soorten instellingen Kenmerken van een organisatie Profit: winst als doel Non-profit en not-for-profit: ideëel doel IX 1 Organisaties en soorten instellingen............................................. 1 1.1 Kenmerken van een organisatie....................................................... 2 1.1.1 Definitiekwesties.......................................................................

Nadere informatie

Inhoud Organisaties en soorten instellingen Kenmerken van een organisatie Profit: winst als doel Non-profit en not-for-profit: ideëel doel

Inhoud Organisaties en soorten instellingen Kenmerken van een organisatie Profit: winst als doel Non-profit en not-for-profit: ideëel doel V 1 Organisaties en soorten instellingen.... 1 1.1 Kenmerken van een organisatie.... 3 1.1.1 Definitiekwesties.... 3 1.1.2 Indelingscriteria.... 6 1.2 Profit: winst als doel.... 8 1.2.1 De rol van de markt...

Nadere informatie

Inhoud. 2.3 De rechtsvorm van een instelling 34 2.3.1 De stichting 34 2.3.2 De vereniging 35 BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562 005

Inhoud. 2.3 De rechtsvorm van een instelling 34 2.3.1 De stichting 34 2.3.2 De vereniging 35 BSL - ALG_BK_1KMM - 1872_9789031352562 005 Inhoud Inleiding 1 5 Het karakter van dit boek 1 5 Wijzigingen in de vierde druk 1 6 Doelgroepen 1 6 Hbo-competenties 1 7 De leerdoelen van dit boek 1 9 De opbouw van het boek 20 Praktijk en theorie 2

Nadere informatie

Klassieke scholen: de organisatie is de machine en het management de bestuurder

Klassieke scholen: de organisatie is de machine en het management de bestuurder Samenvatting door een scholier 823 woorden 23 januari 2013 4,9 8 keer beoordeeld Vak M&O criteria organisaties onderscheiden: - grootte: omzet of aantal personeel - product of output: goederen of diensten

Nadere informatie

Managen: alle activiteiten die nodig zijn om een organisatie te besturen en in verandering te brengen.

Managen: alle activiteiten die nodig zijn om een organisatie te besturen en in verandering te brengen. Management P1 Auteurs: André Weber en Aldert Doelen. Managen: alle activiteiten die nodig zijn om een organisatie te besturen en in verandering te brengen. Organiseren: een aantal mensen dat zich als eenheid

Nadere informatie

22 Kwaliteit en kwaliteitszorg 23

22 Kwaliteit en kwaliteitszorg 23 22 Kwaliteit en kwaliteitszorg 23 Waarom aandacht voor kwaliteit? Verhoudingen in de non-profit sector worden steeds zakelijker, ook bij organisaties die met vrijwilligers werken. De klant wil kwaliteit.

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel. Organisatie & Management. donderdag 23 juni uur uur

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel. Organisatie & Management. donderdag 23 juni uur uur SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel Organisatie & Management donderdag 23 juni 2016 12.45 uur - 14.15 uur SPD Bedrijfsadministratie Organisatie & Management donderdag 23 juni 2016 B / 6 2016 NGO-ENS

Nadere informatie

Management. Auteur: Mitchell Janssen Vakgebied: Management Beschrijving

Management. Auteur: Mitchell Janssen Vakgebied: Management Beschrijving Management Auteur: Mitchell Janssen Vakgebied: Management Beschrijving Alles wat we leren wordt gedaan vanuit het 7S- model van McKinsey, dit model is gebaseerd op de 500 beste bedrijven over de wereld.

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Bedrijfs- en afdelingsorganisatie

Hoofdstuk 3 Bedrijfs- en afdelingsorganisatie Hoofdstuk 3 Bedrijfs- en afdelingsorganisatie Paragraaf 3.1 1. Afdelingsstructuur a. Noem de soorten afdelingen die in bedrijven binnen de mobiliteitsbranche gebruikelijk zijn. b. Onder welke voorwaarden

Nadere informatie

Samenvatting M&O Hoofdstukken 1,2,4,5

Samenvatting M&O Hoofdstukken 1,2,4,5 Samenvatting M&O Hoofdstukken 1,2,4,5 Samenvatting door Jan 1215 woorden 5 oktober 2017 7,7 1 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 1 Organisatie: een samenwerkingsverband van mensen die

Nadere informatie

HOE LAAT IK MEDEWERKERS

HOE LAAT IK MEDEWERKERS MANAGEMENT Een zelfstandige medewerker is een tevreden medewerker HOE LAAT IK MEDEWERKERS ZELFSTANDIG FUNCTIONEREN? De ene mens is de andere niet. Sommigen zijn blij met een chef die aan hen geducht leiding

Nadere informatie

Het Management Skills Assessment Instrument (MSAI)

Het Management Skills Assessment Instrument (MSAI) Het Management Skills Assessment Instrument (MSAI) Het zelfbeoordelingsformulier Het doel van deze evaluatie is om u te helpen bij het bepalen van de belangrijkste aandachtsvelden van uw leidinggevende

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE & MANAGEMENT DINSDAG 8 MAART UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 6

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE & MANAGEMENT DINSDAG 8 MAART UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 6 SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ORGANISATIE & MANAGEMENT DINSDAG 8 MAART 2016 14.45 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie B / 6 Opgave 1 Vitens: van restproduct naar super-pokon 1 Vraag 1 Vraag

Nadere informatie

Verantwoording bij de zevende druk V Over de auteurs VII Inleiding 1

Verantwoording bij de zevende druk V Over de auteurs VII Inleiding 1 Inhoud Verantwoording bij de zevende druk V Over de auteurs VII Inleiding 1 1 Denken over organisatie en management 5 1.1 Introductie 6 1.2 Ontstaan van het vakgebied 7 1.3 Ontwikkeling van handel en ontstaan

Nadere informatie

Kwaliteitszorg met behulp van het INK-model.

Kwaliteitszorg met behulp van het INK-model. Kwaliteitszorg met behulp van het INK-model. 1. Wat is het INK-model? Het INK-model is afgeleid van de European Foundation for Quality Management (EFQM). Het EFQM stelt zich ten doel Europese bedrijven

Nadere informatie

6, Inleiding. 1.2 Management. 1.3 Doelstellingen van een organisatie. Samenvatting door een scholier 1195 woorden 16 oktober 2001

6, Inleiding. 1.2 Management. 1.3 Doelstellingen van een organisatie. Samenvatting door een scholier 1195 woorden 16 oktober 2001 Samenvatting door een scholier 1195 woorden 16 oktober 2001 6,7 136 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans klas 4 boek van m&o in balans toets h1 en h2 Hoofdstuk 1 Interne organisatie 1.1 Inleiding

Nadere informatie

URGERSCHAP ORGANISATIES. AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je een verzorgde brief schrijven. - Kun je op een juiste manier werkwoorden vervoegen.

URGERSCHAP ORGANISATIES. AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je een verzorgde brief schrijven. - Kun je op een juiste manier werkwoorden vervoegen. AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je een verzorgde brief schrijven. - Kun je op een juiste manier werkwoorden vervoegen. URGERSCHAP - Schrijf je op een juiste manier in meervoud. - Gebruik je hoofdletters

Nadere informatie

woensdag 16 november 2011 Hoofdstuk 9 Structurering

woensdag 16 november 2011 Hoofdstuk 9 Structurering Hoofdstuk 9 Structurering Organiseren van activiteiten Tweezijdige invloed op organiseren: externe afstemming interne afstemming geen beste manier van organiseren/situatiegebonden Organisatiestructuur

Nadere informatie

Naar de kern. Thema 1: De kern van het ondernemen ...

Naar de kern. Thema 1: De kern van het ondernemen ... Thema 1: De kern van het ondernemen overheid klanten leveranciers leefomgeving onderneming werknemers... mede-eigenaars drukkingsgroepen en actiecomités U Ondernemen doet iemand in de eerste plaats uit

Nadere informatie

Samenvatting M&O Hoofdstuk 1

Samenvatting M&O Hoofdstuk 1 Samenvatting M&O Hoofdstuk 1 Samenvatting door Wietske 861 woorden 31 mei 2016 0 keer beoordeeld Vak M&O 1.1 Waarom een eigen bedrijf? Motieven om een eigen bedrijf op te richten Je kunt moeilijk werken

Nadere informatie

Samenvatting Management

Samenvatting Management Samenvatting Management Week 1 Het 7S model en Mintzberg zijn beiden te gebruiken om een organisatie te bekijken. Bij Mintzberg gaat het om: Hoe moeten organisaties effectief functioneren om hun doelen

Nadere informatie

Inleiding... 9. Hoofdstuk 2: Positie van de leidinggevenden op middenkaderniveau

Inleiding... 9. Hoofdstuk 2: Positie van de leidinggevenden op middenkaderniveau Inhoud Inleiding... 9 Hoofdstuk 1: Managen versus leidinggeven... 13 1.1 Management... 13 1.2 Leiding geven... 13 1.3 Competenties en taakaspecten van de leidinggevende... 16 1.4 Samenvattend... 16 Hoofdstuk

Nadere informatie

Gras groeit sneller door eraan te trekken!

Gras groeit sneller door eraan te trekken! Gras groeit sneller door eraan te trekken! Ontwikkel de competenties van je medewerkers Ton van Dongen en Jan Harmen Rietman Thema, uitgeverij van Schouten & Nelissen 1 waarom zijn competenties belangrijk?

Nadere informatie

Prestatie-indicator. aanwezigheid bij bijeenkomsten, arbeidstijden Schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid Ethisch en integer handelen

Prestatie-indicator. aanwezigheid bij bijeenkomsten, arbeidstijden Schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid Ethisch en integer handelen Voorbeelduitwerking kerntaak 4 Kerntaak 4: 4 Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie. Werkproces 4.1: Gedraagt zich als verantwoord werknemer bij het uitvoeren van het werk. Omschrijving:

Nadere informatie

Medewerkerstevredenheidsonderzoek

Medewerkerstevredenheidsonderzoek Medewerkerstevredenheidsonderzoek Dit medewerkerstevredenheidsonderzoek bestaat uit een aantal standaard onderwerpen die vaak gebruikt worden in medewerkerstevredenheidsonderzoeken. Afhankelijk van de

Nadere informatie

Organisatie principes

Organisatie principes Organisatie principes Een overzicht van organisatie principes die als richtsnoer dienen bij het vormgeven van flexibele, innovatieve organisaties. Deze principes zijn gebaseerd op de Moderne Sociotechniek.

Nadere informatie

Conclusies veranderen van organisatiecultuur

Conclusies veranderen van organisatiecultuur Hoofdstuk 11 Conclusies veranderen van organisatiecultuur In dit deel heb ik de basisprincipes en ingrediënten beschreven van de voor cultuurveranderingen in organisaties. 114 Leiders in cultuurverandering

Nadere informatie

Rapportage Werksoorten. BIJ Voorbeeld. support@meurshrm.nl. Naam: Datum: 02.04.2015. Email:

Rapportage Werksoorten. BIJ Voorbeeld. support@meurshrm.nl. Naam: Datum: 02.04.2015. Email: Rapportage Werksoorten Naam: BIJ Voorbeeld Datum: 02.04.2015 Email: support@meurshrm.nl BIJ Voorbeeld / 02.04.2015 / Werksoorten (QWSN) 2 Inleiding Wat voor type werkzaamheden spreken jou aan? Wat voor

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Organisatie en personeel

Samenvatting Management & Organisatie Organisatie en personeel Samenvatting Management & Organisatie Organisatie en personeel Samenvatting door een scholier 1683 woorden 21 oktober 2008 6,6 88 keer beoordeeld Vak M&O Hoofdstuk 1: Organisaties en organisatiestructuren.

Nadere informatie

De kernvragen bij een organisatiediagnose

De kernvragen bij een organisatiediagnose De kernvragen bij een organisatiediagnose 1. Is duidelijk waarom de organisatie bestaat (de missie)? 2. Zijn de doelen gecommuniceerd en toetsbaar? 3. Maakt de strategie duidelijk hoe doelen gehaald gaan

Nadere informatie

VRAGENLIJST LERENDE ORGANISATIE (op basis van Nelson & Burns) 1

VRAGENLIJST LERENDE ORGANISATIE (op basis van Nelson & Burns) 1 VRAGENLIJST LERENDE ORGANISATIE (op basis van Nelson & Burns) 1 Onderstaande diagnostische vragenlijst bestaat uit 12 items. De score geeft weer in welke mate uw organisatie reactief, responsief, pro-actief

Nadere informatie

Bedrijfskunde (BDKVPAVF03) Les 1: introductie

Bedrijfskunde (BDKVPAVF03) Les 1: introductie Bedrijfskunde (BDKVPAVF03) Les 1: introductie Ten eerste... Welkom Planning Toetsing Literatuur Leerdoelen Website Waarom bedrijfskunde? Het vak bedrijfskunde geeft een oriëntatie op het vakgebied Management

Nadere informatie

WERELDS Diversiteits-trainingen

WERELDS Diversiteits-trainingen WERELDS Diversiteits-trainingen Diversiteitsmanagement Interculturele Communicatie Diversiteit voor politici Interculturele personele gespreksvoering Integreren in uw organisatie (voor allochtone medewerkers)

Nadere informatie

Zelfsturing Waar hebben we het over? Zelfsturing (binnen bestaande modellen)? Zelfsturende teams? Zelfsturende organisatie?

Zelfsturing Waar hebben we het over? Zelfsturing (binnen bestaande modellen)? Zelfsturende teams? Zelfsturende organisatie? Zelfsturing Waar hebben we het over? Zelfsturing (binnen bestaande modellen)? Zelfsturende teams? Zelfsturende organisatie? Waarom hot? Veelal is het motief vanuit financieel oogmerk in kader van kostenreductie,

Nadere informatie

Kenmerken BedrijfsMaatschappelijk Werk:

Kenmerken BedrijfsMaatschappelijk Werk: De bedrijfsmaatschappelijk werker helpt bij het tot stand laten komen van gezondere arbeidsverhoudingen en meer welzijn binnen het bedrijf of de instelling. Op die manier ontstaat bij werknemers een grotere

Nadere informatie

Teamkompas voor Zelfsturing

Teamkompas voor Zelfsturing Teamkompas voor Zelfsturing Wat is het teamkompas: Met dit instrument kun je inzicht krijgen in de ontwikkeling van je team als het gaat om effectief samenwerken: Waar staan wij als team? Hoe werken wij

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE EN MANAGEMENT DONDERDAG 18 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE EN MANAGEMENT DONDERDAG 18 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ORGANISATIE EN MANAGEMENT DONDERDAG 18 JUNI 2015 11.45 UUR 14.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Organisatie en management Donderdag 18 juni 2015 B / 7 2015 NGO -

Nadere informatie

Thema 4. Leiding geven, plannen en controleren

Thema 4. Leiding geven, plannen en controleren Thema 4 Leiding geven, plannen en controleren 1. Controleren Het controleproces bestaat uit 3 fasen 1 2. Leiding geven Bron: De Tijd (20/11/2014) a) Leiderschap is het vermogen om groepen of individuen

Nadere informatie

2 Situationeel leidinggeven

2 Situationeel leidinggeven 2 Situationeel leidinggeven Inleiding 3 Stijlen 3 Taxeren 4 Taken 5 Vragenlijst 6 Maturity-schaal 7 Leidinggevende stijl 10 Analyse stijl-maturity 15 1 2 Situationeel leidinggeven Inleiding Situationeel

Nadere informatie

QUINN-MODEL. CompetenZa info@competenza.nu www.competenza.nu

QUINN-MODEL. CompetenZa info@competenza.nu www.competenza.nu QUINN-MODEL In onze adviestrajecten en gesprekken met opdrachtgevers maken wij vaak gebruik van het zgn. Quinn-model. Een handig hulpmiddel om samen, met een zo objectief mogelijke blik, naar het bedrijf

Nadere informatie

Arbeidsomstandigheden

Arbeidsomstandigheden t b r o n s e k Arbeidsomstandigheden T Inleiding Wettelijke regels Veiligheid, gezondheid en welzijn Rechten en plichten Uitvoering arbobeleid Inleiding Johan ter Veer, administratief medewerker bij blikfabriek

Nadere informatie

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties Het gaat om de volgende zeven verandercompetenties. De competenties worden eerst toegelicht en vervolgens in een vragenlijst verwerkt. Veranderkundige

Nadere informatie

NORMEN KWALITEITSLABEL SOCIAAL WERK

NORMEN KWALITEITSLABEL SOCIAAL WERK NORMEN KWALITEITSLABEL SOCIAAL WERK Opzet De normen zijn afgeleid van de vastgestelde Kwaliteitswaarden van de branche Sociaal Werk. Ze zijn ingedeeld in drie hoofdgroepen, die de opzet van deze Branchecode

Nadere informatie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie 5.1 Aan de slag! Arbeid = werk Vacature = een advertentie voor een baan geplaatst door een werkgever Solliciteren = jezelf voorstellen / presenteren aan een werkgever Sollicitatiebrief = jezelf voorstellen

Nadere informatie

Een marketingplan in twaalf stappen

Een marketingplan in twaalf stappen Reekx is gespecialiseerd in het adviseren van organisaties en detacheren van specialisten op het gebied van het efficiënt managen van informatiestromen. Kijk op onze website www.reekx.nl voor actuele informatie

Nadere informatie

Inleidend hoofdstuk 11 Waarom dit boek? 11 Voor wie is dit boek bedoeld? 12 Wat kun je van je lectuur verwachten? 12 Overzicht van het boek 13

Inleidend hoofdstuk 11 Waarom dit boek? 11 Voor wie is dit boek bedoeld? 12 Wat kun je van je lectuur verwachten? 12 Overzicht van het boek 13 Inhoud Inleidend hoofdstuk 11 Waarom dit boek? 11 Voor wie is dit boek bedoeld? 12 Wat kun je van je lectuur verwachten? 12 Overzicht van het boek 13 Auteurs 15 Deel 1. Het ziekenhuis als organisatie:

Nadere informatie

Vul hieronder als eerste jouw naam in en de datum waarop je deze scan hebt ingevuld!!

Vul hieronder als eerste jouw naam in en de datum waarop je deze scan hebt ingevuld!! 4.1 Personeelsbeleid: 1.4 funtioneringsprocedure. 9c Competentiescan blz. 1 van 6 Vragen competentiescan POP Overige Functies Bij de beoordeling geldt: maak een keuze uit: 1 = o / 2 = m / 3 = v / 4 = rv

Nadere informatie

Situationeel leidinggeven

Situationeel leidinggeven Situationeel leidinggeven Inleiding Situationeel leidinggeven wil zeggen dat leidinggeven dat de manager zijn/haar stijl moet aanpassen aan de eisen van de situatie. Inschattingsvermogen en flexibiliteit

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer De stichting, hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Maatschappijleer De stichting, hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting Maatschappijleer De stichting, hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 1508 woorden 29 juni 2004 6,2 28 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Samenvatting hoofdstuk 1 de stichting:

Nadere informatie

Handreiking situationeel leidinggeven

Handreiking situationeel leidinggeven Handreiking situationeel leidinggeven Inleiding Bij het voeren van personeelsgesprekken is het belangrijk dat je ruimte laat voor de medewerker. Je gaat met hem de dialoog aan over zijn functioneren en

Nadere informatie

Thema 1. Inleiding tot het management

Thema 1. Inleiding tot het management Thema 1 Inleiding tot het management 1. Management: definitie MANAGEMENT verwijst naar het voortdurend nemen van beslissingen en het ontplooien van activiteiten (proces) tijdens het plannen, organiseren,

Nadere informatie

Veranderkracht. Doelen / werkwijze. Een genuanceerd beeld van de veranderkracht van jouw team.

Veranderkracht. Doelen / werkwijze. Een genuanceerd beeld van de veranderkracht van jouw team. Test naam Readiness scan Veranderen Datum 10-4-2013 Ingevuld door Peter Jansen Ingevuld voor Peter Jansen Team Testteam Context Studie: werk- of projectgroepen (PGO) Veranderkracht Een genuanceerd beeld

Nadere informatie

De organisatie als hulpmiddel

De organisatie als hulpmiddel De organisatie als hulpmiddel De organisatie als hulpmiddel Klaas Schermer Peter Quint Bohn Stafleu van Loghum Houten 2008 Ó 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij Alle rechten

Nadere informatie

Veranderen en Beïnvloeden. Koen Toye VSPW Kortrijk

Veranderen en Beïnvloeden. Koen Toye VSPW Kortrijk Veranderen en Beïnvloeden Koen Toye VSPW Kortrijk Veranderende maatschappij De organisatie als ding(vroeger) Sterke verdeling in hokjes Helder Stevige structuur Weinig flexibiliteit Sterke duidelijkheid

Nadere informatie

Key success actors. De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen. Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management

Key success actors. De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen. Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management Key success actors De rol van middenmanagement bij strategische veranderingen Onderzoek door Turner en de Rotterdam School of Management 1 Key success actors De rol van middenmanagement bij strategische

Nadere informatie

Directie. Vormgeving, Concept development. Administratie. Logistiek Sales Marketing

Directie. Vormgeving, Concept development. Administratie. Logistiek Sales Marketing Quickscan Danique Beeks Studentnummer: 2054232 Advanced Business Creation Stagebedrijf: JH Busines Promotions Bedrijfsbegeleider: John van den Heuvel Datum: 26 augustus 2013 JH Business Promotions heeft

Nadere informatie

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend. Naam student: Studentnummer: Evaluatieformulier meewerkstage CE In te vullen door de bedrijfsbegeleider van de stage biedende organisatie voorafgaand aan het eindgesprek met de stagedocent. De stagiair

Nadere informatie

Je ontwikkelt een gedeelde HR-visie en vertaalt deze in strategische doelstellingen, die passen binnen het strategisch meerjarenplan van KORTRIJK.

Je ontwikkelt een gedeelde HR-visie en vertaalt deze in strategische doelstellingen, die passen binnen het strategisch meerjarenplan van KORTRIJK. Functiebeschrijving HR - Manager KORTRIJK Functiegegevens Functiebenaming: Team: Loonschaal: HR-manager KORTRIJK P & O (Loon & Tijd + HR) A5a-A5b Plaats in de organisatie Je bent lid van het managementteam

Nadere informatie

Praktijkgerichte Scholing tot praktijkmanager

Praktijkgerichte Scholing tot praktijkmanager Praktijkgerichte Scholing tot praktijkmanager Leergang voor de praktijkmedewerker/praktijkmanager van de tandarts/huisartsenpraktijk. voor data of voor in-company verzoeken 1 De praktijkmanager kan een

Nadere informatie

Training Omgaan met Agressie en Geweld

Training Omgaan met Agressie en Geweld Training Omgaan met Agressie en Geweld 2011 Inleiding In veel beroepen worden werknemers geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag, waaronder agressie. Agressie wordt door medewerkers over het algemeen

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE & MANAGEMENT DINSDAG 6 OKTOBER UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ORGANISATIE & MANAGEMENT DINSDAG 6 OKTOBER UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ORGANISATIE & MANAGEMENT DINSDAG 6 OKTOBER 2015 14.15 UUR 15.45 UUR SPD Bedrijfsadministratie Organisatie & management B / 6 Case The Greenery: wie gaat er nog

Nadere informatie

Naslagwerk KOERS. Producten van dit documenten zijn:

Naslagwerk KOERS. Producten van dit documenten zijn: Naslagwerk KOERS Dit document is bedoeld om ieder individu een eigen beeld te laten formuleren van de eigen koers als werkend mens en vervolgens als functionaris. Daarna kun je collectief de afdelingskoers

Nadere informatie

Waar kies je voor? Colofon: Dit is een uitgave van de Centrale Ondernemingsraad van Unilever in Nederland

Waar kies je voor? Colofon: Dit is een uitgave van de Centrale Ondernemingsraad van Unilever in Nederland Waar kies je voor? We leven in een dynamische tijd. De wereldeconomie staat voor uitdagingen die in tientallen jaren niet zo groot zijn geweest. Ook het bedrijfsleven moet zich voortdurend aanpassen aan

Nadere informatie

Inhoud en competenties leer-werkboeken

Inhoud en competenties leer-werkboeken Inhoud en competenties leer-werkboeken Ik, leren en werken Voorbereidende interne stage Hoofdstuk 1 Voorbereiding op de stage In dit hoofdstuk staat de competentie Leren centraal. De deelnemer maakt kennis

Nadere informatie

Groei in Leiderschap & Management - Jaaropleiding

Groei in Leiderschap & Management - Jaaropleiding Groei in Leiderschap & Management - Jaaropleiding Zakenwijzer Het is tijd voor nieuw en ander leiderschap en management We kunnen ons niet meer verloven te blijven doen wat we deden. Als alles verandert,

Nadere informatie

Bedrijfspresentatie. Euroforce B.V.

Bedrijfspresentatie. Euroforce B.V. Bedrijfspresentatie Algemeen is opgericht in 2001 en is begonnen als uitzendorganisatie, inmiddels heeft Euroforce zich ontwikkeld tot een breder dienstverlenende organisatie en hebben we veel ervaring

Nadere informatie

ISM: BPM voor IT Service Management

ISM: BPM voor IT Service Management ISM: BPM voor IT Service Management ISM: BPM voor IT Service Management Het jonge IT-vakgebied wordt bestookt met allerlei frameworks om grip te krijgen op de input en output: ITIL, ASL, BiSL, COBIT en

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Beleid en doelstellingen / directieverantwoordelijkheid

Hoofdstuk 2 Beleid en doelstellingen / directieverantwoordelijkheid Hoofdstuk 2 Beleid en doelstellingen / directieverantwoordelijkheid 2.1 KAM beleidsverklaring De directie van Axent Groen BV onderschrijft het volgende KAM-beleid: Het beleid is er op gericht te willen

Nadere informatie

Hiërarchische structuur platte structuur - piramideachtig: smal aan de top, breed van onderen - horizontale organisatie

Hiërarchische structuur platte structuur - piramideachtig: smal aan de top, breed van onderen - horizontale organisatie Samenvatting door een scholier 1027 woorden 9 april 2004 6,7 43 keer beoordeeld Vak Informatica Samenvatting hoofdstuk 14: Informatie in organisaties Inleiding Begrippen informatie en organisatie: onlosmakelijk

Nadere informatie

BROCHURE Workshop Coachend Leidinggeven. Coachend Leidinggeven. Sales Force Consulting

BROCHURE Workshop Coachend Leidinggeven. Coachend Leidinggeven. Sales Force Consulting BROCHURE Workshop Coachend Leidinggeven Coachend Leidinggeven Sales Force Consulting inleiding Leidinggeven aan de alledaagse uitvoering van het werk, is één van de belangrijkste kerntaken van elke manager.

Nadere informatie

Strategisch beleidsplan O2A5. De dialoog als beleid

Strategisch beleidsplan O2A5. De dialoog als beleid Strategisch beleidsplan O2A5 De dialoog als beleid Bij de tijd, open, boeiend en passend, dat zijn zowel het onderwijs als de werkwijze van O2A5. We hebben dan ook gekozen voor een vernieuwende en eigentijdse

Nadere informatie

Situationeel leiding geven. Dr. Paul Hersey (Center for Leadership Studies, California, USA)

Situationeel leiding geven. Dr. Paul Hersey (Center for Leadership Studies, California, USA) Vraag vooraf: wat is je (natuurlijke) stijl van leiding geven? Door wie of wat wordt deze bepaald? Vragenlijst leiderschapsstijlen De effectiviteit van de leider is afhankelijk van de wisselwerking tussen

Nadere informatie

Functiebeschrijving Teamleider Huisvesting (facilitair)

Functiebeschrijving Teamleider Huisvesting (facilitair) Functiebeschrijving Teamleider Huisvesting (facilitair) Groot Hoogwaak levert een professionele bijdrage aan het aanbod van woon-, zorg-, en welzijnsvoorzieningen voor ouderen in Noordwijk. Dit aanbod

Nadere informatie

Besluit op de organisatie van het ambtelijk apparaat van de gemeente Zuidhorn.

Besluit op de organisatie van het ambtelijk apparaat van de gemeente Zuidhorn. Het college van de gemeente Zuidhorn; gelet op artikel 160 van de Gemeentewet; gehoord de OR; B E S L U I T : vast te stellen het: Besluit op de organisatie van het ambtelijk apparaat van de gemeente Zuidhorn.

Nadere informatie

De belangrijkste historische ontwikkelingen/stromingen met betrekking tot organisaties: Scientific management =

De belangrijkste historische ontwikkelingen/stromingen met betrekking tot organisaties: Scientific management = Samenvatting door K11 2233 woorden 8 november 2015 5,4 1 keer beoordeeld Vak M&O H4; Organisaties en besluitvorming 4.1 Organisatietheorieën Organisaties vertonen verschillen en overeenkomsten. De overeenkomsten

Nadere informatie

Catharina Stichting visie op zelfsturing

Catharina Stichting visie op zelfsturing Catharina Stichting visie op zelfsturing Verhalende versie Binnen Catharina Stichting werken we steeds nadrukkelijker op basis van zelfsturing. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat we werken vanuit

Nadere informatie

STRATEGIE IMPLEMENTATIE SUCCESFACTOREN

STRATEGIE IMPLEMENTATIE SUCCESFACTOREN STRATEGIE IMPLEMENTATIE FACTOREN 9 FACTOREN VOOR STRATEGIE IMPLEMENTATIE STRATAEGOS.COM STRATEGIE IMPLEMENTATIE ALS CONCURRENTIEVOORDEEL 1 2 3 4 5 Om succesvol te zijn en blijven moeten organisaties hun

Nadere informatie

TOT HIER EN NIET VERDER! OVER ONGEWENSTE OMGANGSVORMEN OP HET WERK EN WAT JE ER TEGEN KUNT DOEN DE KLACHTENREGELING VAN WSD (VEREENVOUDIGDE VERSIE)

TOT HIER EN NIET VERDER! OVER ONGEWENSTE OMGANGSVORMEN OP HET WERK EN WAT JE ER TEGEN KUNT DOEN DE KLACHTENREGELING VAN WSD (VEREENVOUDIGDE VERSIE) TOT HIER EN NIET VERDER! OVER ONGEWENSTE OMGANGSVORMEN OP HET WERK EN WAT JE ER TEGEN KUNT DOEN DE KLACHTENREGELING VAN WSD (VEREENVOUDIGDE VERSIE) Inhoud Algemeen 2 Seksuele intimidatie 4 Agressie en

Nadere informatie

. Winstgevendheid door wenbaarheid. Wendbare organisaties bieden zekerheid voor de toekomst. 24 april 2012

. Winstgevendheid door wenbaarheid. Wendbare organisaties bieden zekerheid voor de toekomst. 24 april 2012 . Winstgevendheid door wenbaarheid Wendbare organisaties bieden zekerheid voor de toekomst 24 april 2012 wie zijn wij Optines Consultancy is als HRM business partner gespecialiseerd in verandermanagement,

Nadere informatie

Domein 7 Management en organisatie

Domein 7 Management en organisatie Domein 7 Management en organisatie Domein 7 Management en organisatie Subdomein Thema s Indicatoren 7a. Inrichting van de organisatie - Strategie - Organisatiestructuur 7a.1 Strategie 7a.2 Organisatiestructuur

Nadere informatie

Geschiedenis van leidinggevende stijlen

Geschiedenis van leidinggevende stijlen Geschiedenis van leidinggevende stijlen Aan het begin van de vorige eeuw zijn de eerste theorieën over management en leiderschap geformuleerd. Tegen de achtergrond van de industriële revolutie stonden

Nadere informatie

Moduleopdracht Management en Organisatie

Moduleopdracht Management en Organisatie Naam : N. Doornink Studentnummer : 4387824 Datum : zondag 9 februari 2014 Opleiding : MBO Management en Organisatie Module : Management en Organisatie Docent : De heer H. Kippersluis Voorwoord ----- Sinds

Nadere informatie

INTEGRITEITSCODE WONINGVERENIGING NEDERWEERT 2018

INTEGRITEITSCODE WONINGVERENIGING NEDERWEERT 2018 INTEGRITEITSCODE WONINGVERENIGING NEDERWEERT 2018 Als kleine woningcorporatie zijn we goed geworteld in ons werkgebied Nederweert. Wij staan midden in de samenleving en zijn oprecht betrokken bij het wel

Nadere informatie

Transi4e%&% leiderschap%

Transi4e%&% leiderschap% Odin development compass Wanneer u in uw organisatie teams vormt of ontwikkelt, en mensen wilt ondersteunen in hun groei, wilt u ongetwijfeld weten wat de werkelijke kracht is van iedereen. Het Odin Development

Nadere informatie

Beroepsmatige instelling Bij beroepsmatige instelling wordt gekeken naar wat u motiveert en welke doelstellingen u op werkgebied heeft.

Beroepsmatige instelling Bij beroepsmatige instelling wordt gekeken naar wat u motiveert en welke doelstellingen u op werkgebied heeft. Pagina 1 van 21 BIP-werkgerelateerde persoonlijkheidsvragenlijst Dit rapport geeft een overzicht van uw positie op de vier persoonlijkheidsdimensies die relevant zijn voor het functioneren in een werkomgeving:

Nadere informatie

TAKEN EN PROFIEL. van de mentor

TAKEN EN PROFIEL. van de mentor TAKEN EN PROFIEL van de mentor Mei 2011 MNN / regio Stichting Mentorschap Amsterdam 1 Inleiding In deze notitie zijn de taken en het profiel van de mentor beschreven. Bij het opstellen van deze notitie

Nadere informatie

Sturing van sociale gebiedsteams. Ferry Wester Gert Wildeboer

Sturing van sociale gebiedsteams. Ferry Wester Gert Wildeboer Sturing van sociale gebiedsteams Ferry Wester Gert Wildeboer 1 Wat gaan we doen? Een klein beetje theorie Hoe sturen gemeenten gebiedsteams aan? Hoe doet de gemeente Assen dit? Hoe zouden jullie dit doen?

Nadere informatie

Ondernemingsplan Opella

Ondernemingsplan Opella Ondernemingsplan Opella 02 08 Op weg naar 2020 Bijzonder en gewoon Zorgdienstverlener Opella ondersteunt mensen op allerlei manieren, waarbij het zo zelfstandig mogelijk leven en wonen voorop staat. Ondanks

Nadere informatie

Thema 2. Bedrijfsstructuur

Thema 2. Bedrijfsstructuur Thema 2 Bedrijfsstructuur 0. Inleiding ORGANISEREN is het proces van het regelen van mensen en andere middelen om samen een doel te bereiken. Organiseren betekent de keuze van HORIZONTALE indeling VERTICALE

Nadere informatie

Thermometer. Selectie 1: (Deelnemers in selectie: 3) Geslacht Vrouw. Ensize Marketing Ensize Marketing

Thermometer. Selectie 1: (Deelnemers in selectie: 3) Geslacht Vrouw. Ensize Marketing Ensize Marketing Thermometer Selectie 1: (Deelnemers in selectie: 3) Geslacht Vrouw 5 van 5 hebben de analyse afgerond (100 %) Datum analyse: 7-3-2018 Datum van afdrukken: 8-3-2018 - - - Inhoudsopgave 3 Inleiding 4 Overzicht

Nadere informatie

Projectmatig creëren. Samenvatting Hoofdstuk 15. Klas: TP11 Tommie Melis

Projectmatig creëren. Samenvatting Hoofdstuk 15. Klas: TP11 Tommie Melis Projectmatig creëren Samenvatting Hoofdstuk 15 Klas: TP11 Tommie Melis De projectleider. De spil in het spel Projectmatig creëren: Essentieel bij projectmatig creëren is dat alle betrokkenen zich als mens

Nadere informatie

UITWERKING webcase human factors

UITWERKING webcase human factors UITWERKING webcase human factors webcase: opdracht 1 Leidinggeven is het sturen van het gedrag van anderen in de gewenste richting. Door het geven van leiding streef je in de jouw rol als leidinggevende

Nadere informatie

DEFINITIES COMPETENTIES

DEFINITIES COMPETENTIES DEFINITIES COMPETENTIES A. MENSEN LEIDINGGEVEN A1 Sturen Geeft op een duidelijke manier richting aan een team, neemt de leiding op zich, zet mensen en middelen zodanig in dat doelen met succes worden bereikt.

Nadere informatie

SWOT - analyse. november 2007 van Dromen naar Scoren 1

SWOT - analyse. november 2007 van Dromen naar Scoren 1 SWOT - analyse Een handige methode om uw organisatie te leren kennen en te kijken waar uw organisatie staat en naartoe moet, is de SWOT-analyse. De vier letters staan voor Strengths, Weaknesses, Opportunities

Nadere informatie

Competentieprofiel: Voorbeeld

Competentieprofiel: Voorbeeld Competentieprofiel: Voorbeeld deelnemer opdrachtgever HFMtalentindex 07-07-2015 Dit rapport is gegenereerd met het HFMtalentindex Online Assessmentsysteem. De gegevens in dit rapport zijn gebaseerd op

Nadere informatie

10 Tips bij een reorganisatie

10 Tips bij een reorganisatie Marianne Eisma advocaat legal 10 Tips bij In het Arbeidsrecht gaat het erom het juiste proces te volgen om het uiteindelijke doel te bereiken. U moet daarvoor de tijd nemen, te snelle en niet goed voorbereide

Nadere informatie

Lean management vaardigheden

Lean management vaardigheden Lean management vaardigheden Lean management : meer dan tools Je gaat met Lean aan de slag of je bent er al mee bezig. Je ziet dat Lean over een set prachtige tools beschikt en je beseft dat het ook een

Nadere informatie