Onteigening in de gemeente Deurne VROM

Transcriptie

1 Onteigening in de gemeente Deurne VROM «Onteigeningswet» Percelen, begrepen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Deurne- West Besluit van 23 december 1996 no tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Deurne van 2 juli 1996, no. 43a, tot onteigening als bedoeld in Titel IV der onteigeningswet Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 1996 no. MJZ Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken en van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur. Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Deurne van 12 juli 1996, no Gelet op Titel IV der onteigeningswet en Titel V der Gemeentewet. De Raad van State gehoord (advies van 6 december 1996 no. W ). Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 december 1996 no. MJZ , Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken. Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van Deurne van 2 juli 1996, no. 43a, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, 1, der onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen en perceelsgedeelten. Overwegingen Ingevolge voornoemd artikel 77 van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen en perceelsgedeelten zijn begrepen in het ter plaatse vigerende Bedrijventerrein Deurne- West der gemeente Deurne. Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de gemeente Deurne de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van het zojuist genoemde bestemmingsplan. De in het onteigeningsplan begrepen gronden zijn in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Deurne-West onder meer aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden (BI, BII, BIII) en Groenvoorzieningen. Het betreft hier globale bestemmingen, welke door burgemeester en wethouders van Deurne niet nader overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening behoeven te worden uitgewerkt. De door de gemeente Deurne ter plaatse voorgestane wijze van planuitvoering strekt tot de realisering van een aantal bedrijfsterreinen, genaamd Rijt-west, Rijt-oost en Grote Bottelwest, alsmede de aanleg van een ontsluitingsweg aan de westzijde van Deurne met bijbehorende groenvoorzieningen. In de vorengeschetste wijze van planuitvoering is voldoende inzicht verschaft door middel van de bij voornoemd bestemmingsplan behorende kaarten, voorschriften en toelichting, welke stukken bij de tervisielegging, als bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 80, tweede lid, der onteigeningswet, met de overige onteigeningsstukken ter inzage zijn gelegd. Voorts zijn onder meer overgelegd de tekeningen Bestemmingsplan Deurne West, inrichtingsschets met tekeningnummer respectievelijk v en v. Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 84, eerste lid, der onteigeningswet met ingang van 12 juli 1996 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen op de secretarie der gemeente Deurne. Gedurende deze termijn zijn tegen het raadsbesluit bij Ons schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door: a. mr. F. A. van Kemenade te Eindhoven namens H. J. Hebben te Liessel, b. Bouw Combinatie Deurne B.V. te Deurne en Bouwburo Van Santvoort Neunen/Eersel B.V. te Nuenen, c. mr. P. L. J. M. van Dun te Tilburg namens P. A. J. van den Eijnden en J. A. C. van den Eijnden-Lembers beiden te Deurne. Aan het bepaalde in artikel 86, tweede lid, der onteigeningswet, inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84 bedenkingen naar voren hebben gebracht, vanwege Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich in persoon of bij gemachtigde te doen horen, is voldaan. Overwegingen ten aanzien van de naar voren gebrachte bedenkingen Ingevolge artikel 84, derde lid, van de onteigeningswet kunnen belanghebbenden, die tijdig hun zienswijze bij het gemeentebestuur naar voren hebben gebracht, gedurende de in het eerste lid van artikel 84 genoemde termijn schriftelijk bij ons bedenkingen naar voren brengen tegen een raadsbesluit als het onderwerpelijke. Uit de overgelegde stukken is gebleken, dat de reclamant onder a. zijn bedenking tegen de wijze waarop een poging tot minnelijke verwerving heeft plaatsgevonden en zijn bedenking of voldoende is aangetoond, dat de voorgenomen onteigening urgent is, niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht als zienswijzen bij het gemeentebestuur naar voren heeft gebracht. Het bepaalde in artikel 84, derde lid, der onteigeningswet strekt ertoe, dat alleen door de gemeenteraad gekende en niet erkende zienswijzen door de Kroon beoordeeld kunnen worden. De reclamant onder a. kan derhalve niet in zijn voormelde bij Ons naar voren gebrachte bedenkingen worden ontvangen. De reclamant onder a., rechthebbende op het mede ter onteigening aange- Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 1

2 wezen perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, nr. 2140, is van mening, dat de voorgenomen onteigening van dit perceel niet nodig is nu hij de op dit perceel rustende (bedrijfs)bestemming zelf wenst te verwezenlijken. Zijn taxi- en (personen) vervoerbedrijf past, aldus de reclamant, binnen de voorschriften van het ter uitvoering staande bestemmingsplan. Het indicatieve karakter van de ter plaatse aangeduide wegenstructuur doet daaraan zijn inziens niet af. De gemeente dient volgens de reclamant aan te geven hoe het definitieve verloop van de in casu bedoelde weg zal zijn, opdat niet nodeloos wordt onteigend. Uit het terzake ingestelde onderzoek is gebleken, dat de reclamant thans in Liessel, een nabij gelegen kerkdorp, een taxi- en (personen)vervoerbedrijf exploiteert onder de naam Taxi-Tours Harry Hebben. De reclamant wil dit bedrijf, dat momenteel 5 taxi s, 5 grote touringcars en 5 kleine bussen omvat, verplaatsen omdat op de huidige locatie geen uitbreidingsmogelijkheden zijn. Gelet hierop heeft de reclamant in 1995 het onderwerpelijke perceel aangekocht ten einde aldaar te kunnen overgaan tot de realisering van een bedrijfshal met kantoorruimten, onderhoudsvoorzieningen, een wasstraat en een kantine. Het resterende gedeelte van het perceel zal volgens de plannen van de reclamant ingericht worden als parkeerterrein. Met het oog daarop heeft de reclamant inmiddels een schetsontwerp ter zake laten vervaardigen, welk ontwerp bij het onderzoek is overhandigd. Naar aanleiding hiervan is van de zijde van gemeente bij het onderzoek medegedeeld, dat er geen bezwaar tegen bestaat indien de reclamant zijn bedrijf realiseert op de wijze zoals op bedoeld schetsontwerp staat aangegeven. Voorts is bij het onderzoek van de zijde van de gemeente medegedeeld, dat zij voornemens is de ontsluitingsweg aan te leggen op de wijze zoals op de hiervooraangehaalde inrichtingsschets is aangegeven. Om die reden is de gemeente van mening dat het noordelijk gedeelte van het onderwerpelijke perceel verworven dient te worden in verband met de aanleg van die weg en de ten noorden daarvan geprojecteerde bedrijfskavels. De reclamant heeft daartegen, zo is bij het onderzoek verder vernomen, in principe geen bezwaar. Op grond van vorengeschetste omstandigheden moet worden aangenomen, dat de reclamant, die zich bereid heeft verklaard aan de gemeente een exploitatiebijdrage te voldoen, inderdaad bereid en in staat het bestemmingsplan ter plaatse van het perceel voor zover daarop niet de ontsluitingsweg is geprojecteerd zelf te verwezenlijken. Ten aanzien van het vorenbedoelde perceelsgedeelte, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart, achten Wij mitsdien de noodzaak tot onteigening voorshands onvoldoende aangetoond, weshalve aan het raadsbesluit tot onteigening te dien aanzien de goedkeuring wordt onthouden. De reclamanten onder b., rechthebbenden op de mede ter onteigening aangewezen percelen kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, nos (ged.) en 2203 voeren allereerst aan, dat zij bedenkingen hebben tegen de door de gemeente Deurne ter zake gevolgde procedure, waarbij naar hun mening voorbijgegaan is aan de eisen van behoorlijk bestuur. Met name het feit dat de gemeente voorafgaand aan het raadsbesluit, en zelfs tot op het moment van indiening van het geschrift met bedenkingen, afgezien van een algemeen schrijven, op geen enkele wijze initiatieven genomen heeft om in contact te treden ten einde door middel van overleg tot een eventuele minnelijke schikking te komen. Voor zover de bedenkingen betrekking hebben op het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, no (ged.), behoeft hierop thans niet te worden ingegaan, aangezien aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het genoemd perceelsgedeelte betreft, om de hierna onder Overige overwegingen te vermelden redenen de goedkeuring wordt onthouden. Het ter zake ingestelde onderzoek heeft uitgewezen, dat de gemeente zich ten aanzien van deze reclamanten inderdaad niet heeft gehouden aan de in het algemeen te volgen gedragslijn, dat door een gemeente niet eerder tot terinzagelegging van een onteigeningsplan wordt overgegaan dan nadat met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving van de betrokken gronden op zijn minst een aanvang is gemaakt. Van de zijde van de gemeente zijn voorts geen omstandigheden aangevoerd, die in het onderwerpelijke geval een afwijking van deze gedragslijn zouden kunnen rechtvaardigen. In verband hiermede dient, omwille van de rechtsbescherming van de justitiabelen en een zorgvuldige besluitvorming inzake onteigening, aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het betrekking heeft op voornoemd perceel, no. 2203, de goedkeuring te worden onthouden. In verband hiermee behoeft op de overige bedenkingen van de reclamanten thans niet nader te worden ingegaan. De bedenkingen van de reclamant onder c. heeft betrekking op het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie Q, no. 83 (ged.). Op deze bedenkingen behoeft thans niet nader te worden ingegaan, aangezien aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het genoemd perceelsgedeelte betreft, om de hierna onder Overige overwegingen te vermelden redenen de goedkeuring wordt onthouden. Overige overwegingen Met betrekking tot het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, no (ged.), is uit de overgelegde stukken gebleken, dat de tenaamstelling als bedoeld in de artikelen 80, tweede lid, 2, onder b., en 83, eerste lid, 3, der onteigeningswet niet in overeenstemming is met de kadastrale registratie. Te dezen is derhalve niet voldaan aan het vereiste van de artikelen 80 en 83 van de onteigeningswet, zodat het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het dit perceelsgedeelte betreft, niet voor goedkeuring in aanmerking komt. Het terzake ingestelde onderzoek heeft voorts uitgewezen, dat de gemeente voorafgaand aan de tervisielegging van het onteigeningsplan met de eigenaar van het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie M, no. 2, geen contact heeft gezocht over de minnelijke verwerving van diens eigendom. De gemeente heeft zich ten aanzien van deze eigenaar derhalve niet gehouden aan de in het algemeen te volgen gedragslijn, dat door een gemeente niet eerder tot terinzagelegging van een onteigeningsplan wordt overgegaan dan nadat met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving van de betrokken gronden op zijn minst een aanvang is gemaakt. Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 2

3 Van de zijde van de gemeente zijn voorts geen omstandigheden aangevoerd, die in het onderwerpelijke geval een afwijking van deze gedragslijn kunnen rechtvaardigen. In verband hiermede dient, omwille van de rechtsbescherming van de justitiabelen en een zorgvuldige besluitvorming inzake onteigening, aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het betrekking heeft op voornoemd perceel, no. 2, de goedkeuring te worden onthouden. Bij het terzake ingestelde onderzoek is verder gebleken, dat de gemeente Deurne op onteigening van de mede in het onteigeningsplan begrepen percelen kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, nos. 816 en 1928 (ged.) en sectie Q, nos. 83 (ged.), 103 (ged.), 104 (ged.), 458 (ged.) en 459 (ged.), niet langer prijsstelt. In verband hiermee wordt aan het raadsbesluit tot onteigening, voor zover het deze gronden betreft, de goedkeuring onthouden. Gezien het vorenstaande komt het raadsbesluit voor zover het strekt tot onteigening van de percelen kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, nos. 816, 1928 (ged.), 2201 (ged.) en 2203 en sectie M, no. 2 en sectie Q, nos. 83 (ged.), 103 (ged.), 104 (ged.), 458 (ged.) en 459 (ged.), alsmede van het gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, no. 2140, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende lijst en kaart, niet voor goedkeuring in aanmerking. Ten aanzien van de overige in het onteigeningsplan begrepen gronden moet het in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Deurne worden geacht, dat zij de eigendom daarvan verkrijgt en bestaan er geen termen aan genoemd raadsbesluit de goedkeuring te onthouden. Beslissing Wij hebben goedgevonden en verstaan: vorengenoemd besluit van de raad van Deurne goed te keuren, behoudens voor zover het strekt tot onteigening van de percelen kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, nos. 816, 1928 (ged.), 2201 (ged.) en 2203 en sectie M, no. 2 en sectie Q, nos. 83 (ged.), 103 (ged.), 104 (ged.), 458 (ged.) en 459 (ged.), alsmede van het gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, no. 2140, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende lijst en kaart, aan welk deel van het raadsbesluit de goedkeuring wordt onthouden. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State. s-gravenhage, 23 december 1996 Beatrix. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Margaretha de Boer. Volgnummer Perceel kadas- Grootte van het perceel Grootte van het door de Grootte van het gedeelte Grootte van het gedeelte van het traal bekend volgens de registers raad ter onteigening ten aanzien waarvan ten aanzien waarvan grondplan gemeente van het kadaster aangewezen gedeelte goedkeuring wordt goedkeuring wordt Deurne verleend onthouden Sectie nummer ha a ca ha a ca ha a ca ha a ca 4 B ± ± Behoort bij Koninklijk besluit van 23 december 1996, no Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 3

4 als eigenaar van de grond of rechthebbende op een beperkt recht waaraan de grond is onderworpen. De bekendmaking van het ontwerponteigeningsplan, met mededeling van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen, heeft plaatsgevonden op 11 april 1996 door publikatie op de in de gemeente gebruikelijke wijze en voorts door publikatie in het Weekblad voor Deurne en in de Nederlandse Staatscourant. 2. Zienswijzen/bezwaarschriften Raadsbesluit Onteigening bestemmingsplan Bedrijventerrein Deurne-west De Raad der gemeente Deurne 1. Ontwerp-onteigeningsplan Het bij zijn besluit van 15 september 1994 vastgestelde en bij besluit van gedeputeerde staten van Noord- Brabant van 8 mei 1995 gedeeltelijk goedgekeurde bestemmingsplan Bedrijventerrein Deurne-West is op 22 februari 1996 onherroepelijk geworden door een mededeling van die datum van de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat de behandeling van bij die Afdeling ingestelde beroepen door intrekking van lopende beroepen en verzoeken om voorlopige voorziening was geëindigd. In verband met de noodzaak tot het uitvoeren van voormeld bestemmingsplan moet de gemeente kunnen beschikken over percelen en perceelsgedeelten, zoals nader aangegeven op het door burgemeester en wethouders vastgestelde en als zodanig gewaarmerkte en aan dit besluit gehechte ontwerp-onteigeningsplan. De gemeente heeft pogingen ondernomen om langs minnelijke weg te komen tot verwerving in gemeente-eigendom van bedoelde percelen/perceelsgedeelten. Die pogingen hebben nog niet in alle gevallen geleid tot in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd resultaat. In die gevallen zal onteigening noodzakelijk kunnen zijn. Daarop betrekking hebbende afzonderlijke kennisgevingen zijn gezonden aan degenen, die in de kadastrale registers staan vermeld Naar aanleiding van het ontwerp-onteigeningsplan zijn zienswijzen/ bezwaarschriften ingediend door: a. Bouwcombinatie Deurne B.V./Bouwbureau Van Santvoort Nuenen-Eersel B.V., Postbus 321 te Deurne, bij brief van 24 april 1996, ingekomen 25 april 1996; b. Mr. G. R. A. G. Goorts, namens L. H. M. van Zeeland, Hemelrijkseweg 17 te Deurne, bij brief van 25 april 1996, ingekomen 1 mei 1996, nader aangevuld bij brief van 14 mei 1996, ontvangen 15 mei 1996; c. mevrouw W. P. Eevers-Brouwers, Past. Jacobsstraat 29 te Deurne, bij brief van 1 mei 1996, ingekomen 9 mei 1996; d. Mr. F. A. van Kemenade, namens H. J. Hebben, Loon 14a te Liessel, bij brief van 10 mei 1996, nader aangevuld bij brief van 21 mei 1996, ontvangen 22 mei 1996; e. mr. P. L. J. M. van Dun, namens de heer en mevrouw P. A. J. van den Einden, Industrieweg 12 te Deurne, bij brief van 8 mei 1996, ingekomen op 10 mei 1996; f. de heer L. C. Verhees, Strausslaan 15 te Deurne, bij brief van 10 mei 1996, ingekomen 10 mei Ontvankelijkheid De sub 2 vermelde zienswijzen/ bezwaarschriften zijn ingediend binnen de onder 1 genoemde periode van tervisielegging, zodat reclamanten in hun zienswijzen/bezwaren kunnen worden ontvangen. 4. Inhoud van de zienswijzen/ bezwaarschriften Brief a Reclamanten stellen, dat zij een constructieve benadering van de gemeente verwachten waar het gaat om de realisering van gemeenschappelijke Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 4

5 belangen. Voor hen geldt als doelstelling het verkrijgen van bouwvolume en het bewaken van de continuïteit in de bedrijfsvoering. Zij zijn bereid tot nader overleg, doch maken op voorhand bezwaren tegen onteigening. Brief b Reclamant meent, dat de gemeente in strijd met de Onteigeningswet handelt door de onderhandelingen met zijn cliënt pas aan te vangen (op 25 april 1996) nadat de onteigeningsprocedure in gang is gezet (vanaf 12 april 1996). Zijn cliënt heeft reeds in 1994 aan de gemeente kenbaar gemaakt, dat hij gronden wilde ruilen en daarvoor compensatie wenste in de vorm van percelen aan de Duifweg en de Kwadestaartweg. Deze gronden bleken vervolgens zonder nader overleg aan een derde te zijn toegewezen. Reclamant betwist, dat cliënts grond nodig is voor de uitvoering van het bestemmingsplan, aangezien hem uit met de gemeente en bezwaarmakers gesloten overeenkomsten is gebleken, dat een deel van het plan en met name het gedeelte dat mede de grond van zijn cliënt omvat niet zal worden uitgevoerd. Om die reden is er naar het inzicht van reclamant geen belang bij onteigening. Brief c Reclamante wijst erop, dat de aan te leggen weg een functie vervult voor geheel Deurne en niet alleen voor het bedrijventerrein Deurne-west. Door de wegaanleg worden haar percelen (Q 458 en 459 ged.) op onaanvaardbare wijze doorsneden. Daardoor ontstaan minder bruikbare restpercelen. Uit de met haar tot dusverre gevoerde onderhandelingen is onvoldoende komen vast te staan, dat de gemeente bereid is tot compensatie van de daarvoor te verwachten schade. Brief d Reclamants bezwaar heeft betrekking op het feit, dat zijn cliënt op diens perceel zelf de aldaar gelegde bestemming wil (doen) ontwikkelen ten behoeve van de vestiging van een taxien (personen)vervoerbedrijf. Uit dien hoofde is onteigening niet geboden. Brief e Reclamant stelt, dat zijn cliënten, die samen eigenaar zijn van perceel Q 83 (in het zienswijzegeschrift wordt abusievelijk G 83 vermeld), op zich geen probleem hebben met het voornemen tot onteigening, doch wel met onteigening van alleen dàt gedeelte van het perceel, dat op het kaartje met een donkere kleur is aangegeven. Gevolg van alleen die onteigening is, dat de resterende perceelsgedeelten (op een door reclamant meegezonden kaartje met A en B aangeduid) niet meer op adequate wijze kunnen worden gebruikt voor het weiden/houden van paarden en schapen. Die gedeelten zullen alsdan te klein zijn, niet goed meer bereikbaar ten gevolge van de aanleg van de weg, alsmede feitelijk ook niet meer te gebruiken voor andere dan genoemde doeleinden. Reclamant verlangt dan ook in dit verband, dat het gehele perceel Q83 in de onteigening wordt betrokken, danwel tenminste inclusief het met de letter A aangeduide deel. Het met de letter B aangeduide perceelsgedeelte zou buiten de onteigening kunnen blijven, indien zekerheid kan worden geboden dat reclamants cliënten het naastliggende perceel (Q 84) in eigendom kunnen verwerven en alsdan voor meergenoemde doeleinden kunnen aanwenden. Brief f Reclamant maakt bezwaar tegen de voorgenomen onteigening, aangezien hij zelf met eigen middelen en in overleg met derden zijn perceel wil ontwikkelen. Hij is wel bereid om in dat verband met de gemeente te overleggen over een nadere uitwerking daarvan. 5. Overwegingen 5.1 Algemene overwegingen m.b.t. onteigening Onder punt 1 van dit besluit is aangegeven waarom onteigening als instrument om het bestemmingsplan te kunnen uitvoeren achter de hand moet kunnen worden gehouden. In die zin is onteigening altijd een uiterste middel. Vanzelfsprekend en dat in de kennisgeving naar de betrokken eigenaren ook medegedeeld is het beleid van de gemeente primair gericht op verwerving langs minnelijke weg, dat wil zeggen: het via onderhandelingen als gelijkwaardige partijen komen tot een overeenkomst met de grondeigenaar. In het algemeen gesproken kunnen voorzover nodig in die onderhandelingen ook elementen worden ingebracht die niet rechtstreeks op de te verwerven percelen betrekking hebben, maar voor de betreffende grondeigenaar wel een belangrijke rol spelen, zoals het mede aankopen van andere dan de te onteigenen perceelsgedeelten, het voorhanden zijn van compensatiegronden, eventuele gevolgen van bedrijfsverplaatsing of -beëindiging enz. De onteigening sec kan evenwel alleen maar zien op die percelen of delen daarvan die binnen de begrenzing van het bestemmingsplan vallen. Buiten de plangrens gelegen percelen mogen derhalve niet in het onteigeningsbesluit worden betrokken. Voorts overwegen wij, dat onteigening in algemene zin mogelijk is ten behoeve van een voorziene infrastructuur (aanleg van wegen en voorzieningen van openbaar nut en groenvoorzieningen, inclusief de aanleg van de interne binnen een bedrijvenbestemming begrepen ontsluitings- en toegangswegen, parkeervoorzieningen e.d.). Het laatste geldt ook in het geval een grondeigenaar (bijvoorbeeld een projectontwikkelaar) stelt bereid te zijn tot het zelf realiseren van infrastructuur. In verband hiermee zijn in het onderhavige onteigeningsplan zoals percelen waarop de bestemmingen Verkeersdoeleinden en Groenvoorzieningen rusten, als bedrijfsdoeleindenbestemmingen met een eigen infrastructuur opgenomen. Verder is van belang, zo blijkt in algemene zin uit de Kroonjurisprudentie, dat onteigening noodzakelijk is als de betreffende grondeigenaar niet in staat geacht kan worden zelf het bestemmingsplan op zijn percelen uit te voeren in de vorm waaraan de gemeente behoefte heeft (lees: in het algemeen belang is). Het komt er dan op neer, dat een solide en ervaren projectontwikkelaar, die reële plannen heeft ingediend die op korte termijn door hem kunnen worden gerealiseerd, een onteigening kan afweren, mits hij niet onder alle omstandigheden vasthoudt aan zelfverwezenlijking van voorzieningen van openbaar nut. 5.2 Overwegingen n.a.v. de zienswijzen/bezwaren Ad brief a Het bezwaar is in te algemene bewoordingen gesteld om te kunnen concluderen, dat reclamanten geacht moeten worden in staat te zijn de op hun percelen (B 2201, grondplannummer 3, en B 2203, grondplannummer 23) rustende bestemming Bedrijfsdoeleinden I Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 5

6 te realiseren. In dat verband zijn de bezwaren dan ook niet steekhoudend. Er behoeft overigens aan een constructieve benadering van reclamanten door de gemeente geen twijfel te bestaan. Ad brief b Artikel 17 van de Onteigeningswet schrijft voor, dat de onteigenende partij tracht hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen. De wet schrijft niet expliciet minnelijk overleg tijdens de administratieve onteigeningsprocedure voor. Er wordt blijkens de Memorie van Toelichting op artikel 17 slechts geëist, dat minnelijk overleg aan de gerechtelijke procedure vooraf dient te gaan. De Kroon verlangt uit een oogpunt van behoorlijk bestuur dat de gemeente bij voorkeur voordat de gemeenteraad tot onteigening besluit, minnelijk overleg met de rechthebbenden pleegt over de aankoop van onroerende zaken. In de literatuur wordt ervan uitgegaan, dat aan een en ander genoegzaam wordt voldaan als tijdens de tervisielegging van het ontwerp-onteigeningsplan met de onderhandelingen over minnelijke verwerving een aanvang is gemaakt en ten tijde van het raadsbesluit voldoende aannemelijk is, dat die onderhandelingen vooralsnog niet tot het gewenste resultaat zullen leiden. Wij kunnen ons met dit uitgangspunt verenigen. Het bezwaar van reclamant op dit punt is derhalve ongegrond. Ten tijde van de door hem bedoelde grondruil was nog geen zekerheid over de definitieve inhoud en vormgeving van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Deurne-west, zodat toen bij reclamants cliënt geen verwachtingen konden zijn gewekt over de noodzaak tot aankoop c.q. ruiling van diens percelen. Reclamants bezwaar, dat de gemeente geen belang heeft bij onteigening van het perceel van zijn cliënt, omdat het bestemmingsplan ter plaatse niet zou worden uitgevoerd, kan evenmin stand houden. Het perceel B 816 heeft in het bestemmingsplan de bestemming Bedrijfsdoeleinden II b-ii gekregen. Krachtens de doeleindenomschrijving zijn de aldus bestemde gronden behalve voor de vestiging van bedrijven tevens bestemd voor de realisering van waterhuishoudkundige voorzieningen (planvoorschriften artikel 6, lid 1, sub d). Met de eigenaar van een zuidelijk van de Beukelsdijk gelegen perceel is door burgemeester en wethouders weliswaar terecht zoals reclamant stelt overeengekomen, dat de bestemming voor wat betreft industriële activiteiten niet zal worden uitgevoerd, maar dat laat onverlet dat realisering van de bestemming op het punt van de waterhuishoudkundige voorzieningen (i.c. de aanleg van een waterbergingsvijver voor het gehele bestemmingsplan) wel degelijk noodzakelijk is. In dat verband heeft de gemeente dan ook dringend behoefte aan het perceel van reclamants cliënt en kan dit perceel derhalve niet buiten de onteigening blijven. Ad brief c Wat betreft het bezwaar inzake onaanvaardbare doorsnijding van percelen van reclamante wordt verwezen naar de algemene overwegingen in punt 5.1 van dit besluit. Compenserende maatregelen kunnen in het algemeen onderdeel uitmaken van de (voort te zetten) onderhandelingen met reclamante. Ad brief d Verwezen wordt naar de volgende overwegingen onder punt 5.1. Binnen de op het perceel van reclamants cliënt geldende bestemming Bedrijfsdoeleinden B-1 wordt voorzien in de aanleg van een toegangs-/ontsluitingsweg. Hoewel het bestemmingsplan een inrichtingsschets kent, heeft de daarin opgenomen wegenstructuur ter plaatse van het perceel nog een indicatief karakter en staat het definitieve verloop van evenbedoelde weg derhalve nog niet vast. In verband daarmee wordt vooralsnog uitgegaan van verwerving van het gehele perceel en kan onteigening dus wel degelijk geboden zijn. Het bezwaar is derhalve niet gegrond. Ad brief e Ten aanzien van deze bezwaren wordt eveneens verwezen naar de algemene overwegingen onder punt 5.1, met name wat betreft de beperking van de onteigening tot binnen de bestemmingsplangrens vallende perceelsgedeelten en de mogelijke inbreng van de bezwaren in de voort te zetten onderhandelingen. De bezwaren worden ongegrond geacht. ad brief f Ten aanzien van dit bezwaar geldt in gelijke mate hetgeen bij brief a is overwogen over het te algemene karakter van de bewoordingen. Ook deze bezwaren achten wij ongegrond. Samenvatting Gezien het vorenstaande kunnen de ingediende zienswijzen/bezwaren niet leiden tot aanpassing van het onteigeningsplan. Het ter visie gelegde ontwerp kan onverkort worden vastgesteld en ter goedkeuring aan de Kroon worden aangeboden. Los daarvan zullen de pogingen om tot minnelijke verwerving te geraken voorzover nodig worden voortgezet. 6. Besluit De raad der gemeente Deurne; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Deurne van 14 juni 1996, nr. 43; gelet op het bepaalde in titel IV van de Onteigeningswet; Besluit: ter uitvoering van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Deurne-West ten name van de gemeente Deurne te onteigenen de onroerende zaken zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende grondplankaart no. B-I-17-9 en vermeld op de eveneens bij dit besluit behorende Staat van te onteigenen eigendommen. Vastgesteld in de openbare vergadering van 2 juli De voorzitter. De secretaris. Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 6

7 Onteigening krachtens titel IV Onteigeningswet ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volkshuisvesting Bestemming Bedrijventerrein Deurne-West Grondplan Te Van het perceel, bij het kadaster bekend gemeente Deurne nummer onteigenen grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca bungalow, loods, B 1928 Stichting der Missiezusters hok, erf van den Heiligen Antonius, Wilhelminastraat 27, 5721 KG Asten weiland B 2200 Brouwers, Henricus Wilhelmus, geb , landbouwer, i.a.g.g.g.m. Aarts, Maria Ernestina Johanna, geb , Vuchtvenweg 5, 5752 RL Deurne bouwland B /5 Van Santvoort Nuenen/ Eersel BV, Berg 2, 5671 CC Nuenen 4/5 Bouwcombinatie Deurne BV, Derpsestraat 41, 5751 KB Deurne weiland B 2140 Hebben, Henricus Johannes, geb , ondernemer, g.m. De Wit, Antonia Francisca, geb , Loon 14a, 5757 AC Liessel bouwland B 96 Maatschappij van Welstand, postbus 1088, 5602 BB Eindhoven. Het perceel is belast met een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, sub b van de Belemmeringswet Privaatrecht huizen, garage B /3 Steegs, Cornelis, overleden 1/3 Steegs, Gerardus, geb Helmondseweg 54, 5751 GE Deurne 1/3 Steegs, Johannes Andreas, geb , i.a.g.g.g.m. Van de Ven, Dorothea Maria, geb , Zandbosweg 16, 5751 CE Deurne bouwland B 1680 Ververs, Carolus Marie, chirurg, geb , o.h.vw.g.m. Liems, Ina Jacqueline,Strausslaan 9, 5751 EE Deurne bouwland M 1 zie grondplanno. 7 Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 7

8 Grondplan Te Van het perceel, bij het kadaster bekend gemeente Deurne nummer onteigenen grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca bouwland M 2 Verhees, Leonardus Cornelius, geb , i.a.g.g.g.m. Van der Heijden, Henrica Maria, geb , Strausslaan 15, 5751 EE Deurne heide, bouwland B 816 Van Zeeland, Leonardus Henricus Maria, geb , g.m. Van der Heijden, Francisca Johanna Huberdina, Hemelrijkseweg 17, 5752 RD Deurne. Het perceel is belast met een zakelijk recht als bedoeld in art. 5 lid 3 B Privaatrecht bouwland B 1471 Vermeltfoort, Barbara Arnolda Maria, geb , w.v. Goossens, Willem Arnoldus, Schijndelseweg 10, 5491 TB St. Oedenrode bouwland B 1470 Welten, Henricus Theodorus, ondernemer, geb , i.a.g.g.g.m. Van Duren, Martha Johanna, geb , Brouwhuisweg 22, 5756 BB Vlierden stal, cultuurgrond Q 83 Van den Eijnden, Petrus Antonius Josephus, transporteur, geb , i.a.g.g.g.m. Lammers, Johanna Allegonda Catharina, geb , Industrieweg 12, 5753 PC Deurne waterloop Q 90 Waterschap De Aa, Postelstraat 49, 5211 CX s-hertogenbosch cultuurgrond Q 458 Eevers, Antonius Gerardus, landbouwer, geb , i.a.g.g.g.m. Brouwers, Wilhelmina Petronella, Pastoor Jacobsstraat 29, 5751 JC Deurne cultuurgrond, stal, Q 459 1/3 zie grondplanno. 15 schuur 1/3 Evers, Johannes Marinus, geb , Vlierdenseweg 81, 5753 AB Deurne 1/3 Eevers, Josina, geb , Vlierdenseweg 81, 5753 AB Deurne huis, cultuurgrond Q 101 Manders, Petrus Marinus, geb. veestal , i.a.g.g.g.m. Van den Eijnden, Francina Maria, geb , Vlierdenseweg 106, 5753 AG Deurne huis, tuin, werkplaats, Q 576 Manders, Johannes Petrus, garage, weiland geb , St. Jozefstraat 47a, 5753 AS Deurne Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 8

9 Grondplan Te Van het perceel, bij het kadaster bekend gemeente Deurne nummer onteigenen grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca huis, tuin Q 106 Elbers, Jacobus Wilhelmus, geb , Vlierdenseweg 100, 5753 AG Deurne bouwland Q 105 1/2 Munsters, Cornelis Maria, bedrijfsdirecteur, geb , o.h.vw.g.m. Verhoeven, Maria Antonia Wilhelmina, Kastanjedreef 3, 5571 AE Bergeijk 1/2 Munsters, Francisca Johanna, huisvrouw, geb , g.m. Van Oosterhout, Johannes Embertus Josephus, Vlierdenseweg 97a, 5753 AC Vlierden cultuurgrond Q 103 1/6 Manders, Cornelia Josephina, geb , i.a.g.g.g.m. Van Mierlo, Jacobus Johannes, Lochterweg 36, 5425 VZ Mortel 1/6 Manders, Johanna Martina, huisvrouw, geb , i.a.g.g.g.m. Van Deurssen, Antonius Johannes, geb , Vlierdenseweg 104, 5753 AG Deurne 1/6 Manders, Josephina Theresia, geb , g.m. Evers, Marinus, Merlenbergseweg 6, 5754 AX Deurne 1/6 Manders, Maria, geb , g.m. Vendrig, Wilhelmus, Zandstraat 20, 5712 XZ Someren 1/6 Manders, Martina Josepha, huisvrouw, geb , g.m. Manders, Karel Adrianus, geb , Heitveldweg 9, 5704 BJ Brouwhuis 1/6 Manders, Petrus Marinus, geb , i.a.g.g.g.m. Van den Eijnden, Francina Maria, geb , Vlierdenseweg 106, 5753 AG Deurne huis, tuin Q 104 1/2 Mennen, Henricus Johannes Martinus, onderhoudsmonteur, geb , i.a.g.g.g.m. Van Deurssen, Maria Francina Petronella, geb , Vlierdenseweg 104, 5753 AG Vlierden 1/2 Van Deurssen, Maria Francina, paardenverzorgster, geb , i.a.g.g.g.m. Mennen, Henricus Johannes Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 9

10 Grondplan Te Van het perceel, bij het kadaster bekend gemeente Deurne nummer onteigenen grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca Martinus, geb , Vlierdenseweg 104, 5753 AG Deurne weiland, bouwland B 2203 zie grondplanno. 3 Het perceel is belast met een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3 sub b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht Behoort bij het besluit van de Raad van Deurne van 2 juli 1996, no. 43a. Uit: Staatscourant 1997, nr. 20 / pag. 8 10