Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Transcriptie

1 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr januari 2011 Besluit van 27 december 2010, no tot goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Hengelo van 27 april 2010, nr. 09G201016, tot onteigening krachtens artikel 77 van Titel IV van de onteigeningswet. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 18 november 2010, nr. BJZ , Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken. Gelezen de brief van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo van 29 april 2010, kenmerk 09G201016/ Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.4 van de Crisis- en herstelwet. De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 december 2010, no. W /IV). Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 21 december 2010, nr. BJZ , Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken. Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Hengelo van 27 april 2010, nr. 09G201016, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen gedeelten van de percelen, kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie N, nos. 662 en 522, onderscheidenlijk de grondplannummers 1 en 2. Overwegingen Het raadsbesluit tot onteigening Op grond van artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Hengelo op 10 november 2009 vastgestelde bestemmingsplan Waterpark Veldwijk Noord (verder te noemen: het bestemmingsplan). Omdat het bestemmingsplan ten tijde van het nemen van het raadsbesluit nog niet onherroepelijk van kracht was, heeft de raad aan zijn besluit de voorwaarden verbonden dat: a) niet tot dagvaarding zal worden overgegaan voordat onherroepelijk is beslist over het bestemmingsplan ten aanzien van de ter onteigening aangewezen percelen; b) het onteigeningsbesluit vervalt indien en voor zover in hoogste instantie goedkeuring wordt onthouden aan het bestemmingsplan ten aanzien van de ter onteigening aangewezen percelen. Noodzaak en urgentie Het plangebied ligt binnen de wijk Berflo Es die ingrijpend wordt geherstructureerd om aan de toekomstige behoeften te voorzien van een verjongende en vergrijzende bevolking. Het bestemmingsplan ziet in dat verband op de verdere ontwikkeling van een voormalig waterwingebied, het VITENSterrein, tot een parkachtige omgeving waarin een brede school en een daarin opgenomen multifunctionele accommodatie (MFA) zullen worden gebouwd. De MFA zal onder meer onderdak bieden aan het buurthuiswerk, een bibliotheek en diverse zorgvoorzieningen. In de bestaande gebouwen ten dienste van de voormalige waterwinning (Rijksmonument) zullen mogelijk horeca- en educatieve voorzieningen een plaats krijgen. Het park en het openbaar groen geeft de inwoners van Berflo Es de gelegenheid in de eigen wijk te recreëren. Op de in de onteigening begrepen perceelsgedeelten rusten de bestemmingen Maatschappelijk (M), Groen (G) en Verkeer (V). Op de te onteigenen gronden zullen de brede school en de MFA worden gebouwd. Daarnaast zullen infrastructurele werken worden uitgevoerd voor de aanleg van het park, openbaar groen en de ontsluiting van het plangebied. 1 Staatscourant 2011 nr januari 2011

2 In de door de gemeente Hengelo voorgestane wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het bestemmingsplan met de daarbij behorende voorschriften, kaart en toelichting. Uit het raadsbesluit blijkt dat de in de onteigening begrepen gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan. Met de uitvoering van het bestemmingsplan wenst de gemeente zo spoedig mogelijk een aanvang te kunnen nemen, mede met het oog op het kunnen openen van de brede school in september Bedenkingen Het raadsbesluit tot onteigening van 27 april 2010, nr. 09G201016, heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 6 mei 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen binnen de gemeente Hengelo. De openbare kennisgeving van het raadsbesluit heeft op 29 april 2010 plaatsgevonden in de lokaal verschijnende De Twentsche Courant Tubantia. Belanghebbenden is van het raadsbesluit mededeling gedaan bij brief van 29 april Tegen het raadsbesluit tot onteigening zijn bij Ons tijdig schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door: 1) mr. W. van de Wetering namens Ter Steege Vastgoed Rijssen B.V. te Rijssen, verder te noemen: de reclamante onder 1); 2) NS Poort namens NS Vastgoed B.V. te Utrecht, verder te noemen: de reclamante onder 2). Overeenkomstig artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet zijn de reclamanten in de gelegenheid gesteld zich te doen horen. De reclamanten hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Overwegingen naar aanleiding van de bedenkingen De reclamante onder 1) is eigenares van het gedeeltelijk mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie N, no. 662 (grondplannummer 1). In haar bedenkingen geeft de reclamante onder verwijzing naar en herhaling van haar bij de raad naar voren gebrachte zienswijzen in de eerste plaats te kennen dat met haar niet serieus is onderhandeld. Er is een bieding uitgebracht en niet meer dan dat. Wel heeft de gemeente inmiddels aangegeven dat zij wil praten over de aankoop van het gehele eigendom van de reclamante onder 1), maar onduidelijk blijft of de gemeente een serieus totaalbod wil uitbrengen. In de tweede plaats beroept de reclamante onder 1) zich op het recht van zelfrealisatie. In dat kader miskent de gemeente, aldus de reclamante, dat het aan haar is om een onderzoek te doen naar de mogelijkheid van zelfrealisatie. Daarnaast betwist de reclamante het door de gemeente gebezigde tegenargument dat de noodzaak van openbare aanbesteding van de bouw van de brede school en de MFA aan zelfrealisatie in de weg zou staan. De bevoegdheid om te onteigenen is niet louter bedoeld om de gemeente in de positie te brengen dat zij openbaar kan aanbesteden. De reclamante kan desgewenst ook zelf aanbesteden. Ten aanzien van het onderdeel van de bedenkingen van de reclamante onder 1) dat zich richt tegen het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór de terinzagelegging van het ontwerpraadsbesluit tot onteigening is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kan een gemeente tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen. In het bijzonder overwegen Wij dat Ons uit de overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de reclamante in 2005 het VITENS-terrein heeft aangekocht, met het oog op het daarop kunnen bouwen van woningen. Het toen geldende bestemmingsplan bood weliswaar daartoe geen kansen, maar in de stedenbouwkundige visie uit 2003 was ruimte gelaten voor een meerzijdige gebiedsontwikkeling, inclusief woningbouw. In 2007 heeft de gemeente blijkens de toelichting op het bestemmingsplan de visie met betrekking tot woningbouw in het plangebied losgelaten. Vanaf 2008 is 2 Staatscourant 2011 nr januari 2011

3 de gemeente in bespreking met de reclamante om het gehele terrein aan te kopen. In het minnelijk overleg is het element van de beleidswijziging betrokken en is ook gesproken over compensatie door middel van ontwikkellocaties elders binnen Hengelo. De gecompliceerde beoordeling van de waarde van de grond heeft niet tot oplossingen geleid. Op 11 januari 2010 heeft de gemeente een concreet schriftelijk bod uitgebracht op het mede in de onteigening begrepen gedeelte van het perceel van de reclamante onder 1). Niettemin blijft de gemeente bereid tot overleg over aankoop van het gehele terrein van de reclamante onder 1). Naar Ons oordeel blijkt uit de overgelegde stukken dat de gemeente in voldoende mate serieus overleg heeft gevoerd met de reclamante onder 1). Nu het ten tijde van het raadsbesluit niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg binnen afzienbare termijn tot een oplossing zou leiden, heeft de raad teneinde de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan te verzekeren, in zoverre tot onteigening mogen besluiten. De bezwaren terzake van de reclamante onder 1) geven Ons geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden. Ten aanzien van het onderdeel van de bedenkingen van de reclamante onder 1) dat zich richt op het zelfrealisatiebeginsel overwegen Wij allereerst in het algemeen dat de gemeente bij een voorgenomen onteigening moet aantonen dat het doel waarvoor onteigend wordt niet op een andere manier te bereiken is. Van belang hierbij is dat wanneer een grondeigenaar aangeeft bereid en in staat te zijn om de aan zijn grond gegeven bestemming zelf te realiseren, onteigening in beginsel niet noodzakelijk is. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien de gemeente een andere vorm van planuitvoering wenst dan de grondeigenaar. Onteigening is dan pas gerechtvaardigd indien de gemeente aantoont dat in het publieke belang dringend behoefte bestaat aan de door haar gewenste vorm van planuitvoering. Welke vorm van planuitvoering in het publieke belang is staat in eerste instantie ter beoordeling van het gemeentebestuur. Of de grondeigenaar zelf tot planuitvoering in staat is hangt af van de door de gemeente gekozen vorm van planuitvoering. In verband daarmee moet de grondeigenaar zich op de hoogte kunnen stellen van die door de gemeente gewenste vorm. Over het algemeen kan deze worden gevonden in de toelichting op het bestemmingsplan of de bijbehorende voorschriften en/of de beschrijving in hoofdlijnen bij het bestemmingsplan. Andere mogelijke uitzonderingen kunnen zijn dat de grondeigenaar niet over voldoende aaneengesloten grond beschikt om de bestemming zelf op doelmatige wijze te kunnen realiseren of als de te onteigenen grond geen afzonderlijk deel van het te realiseren complex kan vormen. Wanneer er sprake is van een bestemmingsplan dat integraal moet worden uitgevoerd kan de grondeigenaar eveneens geen beroep op zelfrealisatie doen, indien hij daarvoor onvoldoende grond bezit. In het bijzonder overwegen Wij dat Ons uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek is gebleken dat de reclamante onder 1) in haar brief van 2 februari 2010 aan de gemeente stelt dat zij beginsel bereid is om te komen tot uitvoering van de in het bestemmingsplan aan haar gronden gegeven bestemming. Ons is niet gebleken dat de reclamante in de eerdere overleggen met de gemeente reeds zou hebben aangegeven ter plaatse zelf te willen realiseren, ook al betrof dit inmiddels niet meer de mogelijkheid van woningbouw. Op of na 2 februari 2010 heeft de reclamante onder 1) de gemeente evenmin een concreet plan van uitvoering overgelegd. Wij zijn in dit verband van oordeel dat het niet aan de gemeente is om een onderzoek te doen naar de mogelijkheid van zelfrealisatie. Het is aan de grondeigenaar om terzake initiatieven te ontplooien. Naar Ons oordeel is door de gemeente voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van het bestemmingsplan, gelet op de geplande opening van de school in september 2012, zodanig urgent is dat verder uitstel van de grondverwerving in redelijkheid niet van de gemeente kan worden verlangd. Onder deze omstandigheden mocht de raad naar Ons oordeel tot onteigening besluiten om de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan te verzekeren. Voor zover de reclamante onder 1) in haar bedenkingen aanvoert dat de gemeente ten onrechte de aanbestedingsplicht van de gemeente aanvoert als argument tegen zelfrealisatie overwegen Wij dat dit onderdeel van de bedenkingen hier dan ook geen verdere bespreking meer behoeft. Ook dit onderdeel van de bedenkingen van de reclamante onder 1) geeft Ons geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden. De reclamante onder 2) is eigenares van het gedeeltelijk mede in de onteigening begrepen perceel, kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie N, no. 522 (grondplannummer 2). De reclamante onder 2) voert in haar bedenkingen in de eerste plaats aan dat de gemeente onvoldoende minnelijk overleg met haar heeft gevoerd. Er is geen sprake van een serieus bod. De gemeente volgt een zodanig strakke planning dat er weinig tijd is om het uitgebrachte bod te onderzoeken en daarop te reageren. 3 Staatscourant 2011 nr januari 2011

4 In de tweede plaats betwist zij de noodzaak van de onteigening omdat de gemeente niet heeft onderzocht of de reclamante onder 2) het bestemmingsplan ter plaatse zelf zou kunnen uitvoeren. Ten aanzien van het onderdeel van de bedenkingen van de reclamante onder 2) dat zich richt tegen het gevoerde minnelijk overleg verwijzen Wij allereerst naar hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben overwogen bij de bespreking van de bedenkingen terzake van de reclamante onder 1). In het bijzonder is Ons uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek gebleken dat er al vanaf 2005 contacten zijn tussen de NS en de gemeente over de aankoop van het perceel van de reclamante onder 2). Op 12 januari 2010 is door de gemeente een schriftelijk bod gedaan op het mede in de onteigening begrepen perceelsgedeelte van de reclamante onder 2). Tot op heden zijn de gemeente en de reclamante nog in overleg. Vooralsnog stuit een succesvol minnelijk overleg af op de prijs. Hierover merken Wij op dat de bepaling van de hoogte van de schadeloosstelling op voet van artikel 40 van de onteigeningswet bij uitsluiting is voorbehouden aan de burgerlijke rechter in de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure en in deze goedkeuringsprocedure dan ook niet getoetst kan worden. Naar Ons oordeel blijkt uit de overgelegde stukken dat de gemeente in voldoende mate serieus overleg heeft gevoerd met de reclamante onder 2). Nu het ten tijde van het raadsbesluit niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg binnen afzienbare termijn tot een oplossing zou leiden, heeft de raad teneinde de tijdige uitvoering van het bestemmingsplan te verzekeren, in zoverre tot onteigening mogen besluiten. De bezwaren terzake van de reclamante onder 2) geven Ons geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden. Ten aanzien van het onderdeel van de bedenkingen van de reclamante onder 2) dat ziet op de mogelijkheid van zelfrealisatie verwijzen Wij allereerst naar hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben overwogen bij de bespreking van de bedenkingen terzake van de reclamante onder 1). In het bijzonder is Ons uit de overgelegde stukken en uit het onderzoek gebleken dat de functionele bestemmingen op het perceelsgedeelte van de reclamante onder 2), te weten openbaar groen en wegen, zich overeenkomstig Ons bestendig beleid niet lenen voor zelfrealisatie. Uit oogpunt van doelmatigheid kan de gemeente de verwezenlijking van deze bestemmingen zelf ter hand nemen. Ter gelegenheid van het horen is Ons gebleken dat, zoals ook blijkt uit hetgeen hierover hiervoor is opgemerkt, de bezwaren van de reclamante onder 2) met name van financiële aard zijn. Er is voor Ons dan ook geen aanleiding om aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden. Overige overwegingen Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Hengelo worden geacht, dat de gemeente de eigendom verkrijgt van de in het raadsbesluit ter onteigening aangewezen perceelsgedeelten. Ook overigens zijn er geen redenen om aan het raadsbesluit geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden. Beslissing Wij hebben goedgevonden en verstaan: Met inachtneming van de onteigeningswet zoals deze luidde vóór 31 maart 2010, het besluit van de raad van de gemeente Hengelo van 27 april 2010, nr. 09G201016, goed te keuren. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat door toezending daarvan aan de gemeente zal worden bekendgemaakt. Dit besluit zal met het raadsbesluit in de Staatscourant worden geplaatst. s-gravenhage, 27 december 2010 Beatrix. De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus 4 Staatscourant 2011 nr januari 2011

5 RAADSBESLUIT Registratienummer: 09G Behandelend ambtenaar: T.H. Timmers Sector: PF Port. Houder: EI Onderwerp: Onteigening Waterpark Veldwijk Noord De raad van de gemeente Hengelo, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, besluit: 1. reclamanten in hun zienswijzen te ontvangen; 2. de ingebrachte zienswijzen van mr. W van de Wetering, verbonden aan Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen te Enschede, namens de eigenaar Ter Steege Vastgoed Rijssen B.V. en de ingebrachte zienswijzen van mevrouw mr. I.K. Roskam van NS Poort te Utrecht ongegrond te verklaren onder verwijzing naar de in het onteigeningsplan opgenomen Nota behandeling zienswijzen ; 3. ter uitvoering van het bestemmingsplan Waterpark Veldwijk Noord en conform titel IV op basis van artikel 77 lid 1, onder 1 Onteigeningswet, ten name van de gemeente Hengelo, te onteigenen de percelen, welke op het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplan staan aangegeven en op de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen percelen zijn vermeld; 4. te bepalen dat: a. niet tot dagvaarding zal worden overgegaan voordat onherroepelijk is beslist over het bestemmingsplan Waterpark Veldwijk Noord ten aanzien van de ter onteigening aangewezen percelen; b. dit onteigeningsbesluit vervalt indien en voor zover in hoogste instantie goedkeuring wordt onthouden aan het bestemmingsplan Waterpark Veldwijk Noord ten aanzien van de ter onteigening aangewezen percelen; 5. van dit besluit kennis te geven aan de betrokken eigenaren en bekende rechthebbenden door middel van publicatie in Typisch Hengelo en de Twentsche Courant Tubantia ; op het gemeentelijke publicatiebord en het verzenden van een schriftelijke kennisgeving aan betrokken eigenaren en bekende rechthebbende/belanghebbenden. 6. het college van burgemeester en wethouders op te dragen c.q. te machtigen om namens de raad, ter voldoening aan het bepaalde in art. 84 van de Onteigeningswet en in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, de voor de uitvoering van dit besluit vereiste handelingen, alsmede alle overige handelingen die hiervoor noodzakelijk zijn, uit te voeren. 27 april 2010 De gemeenteraad van Hengelo, De griffier. De voorzitter. 5 Staatscourant 2011 nr januari 2011

6 LIJST VAN TE ONTEIGENEN PERCELEN C.Q. PERCEELSGEDEELTEN Onteigening ten behoeve van de realisatie van het bestemmingsplan Waterpark Veldwijk Noord. nummer van het grondplan van de onroerende zaak kadastrale aanduiding, gemeente Hengelo te onteigenen ter grootte van grootte ha a ca als ha a ca sectie Nummer ten name van: Woning met bedrijvigheid Erf Tuin Loodsen kantoor trafo Pompgebouw noodwoning grond enz N 662 1/1 eigendom: Ter Steege Vastgoed Rijssen BV., Reggesingel 32, 7461 AK Rijssen. Publiekrechtelijke Beperkingen t.b.v. DE STAAT(ONDERWIJS, CULTUUR en WETENSCHAP- PEN). Besluit op basis van monumentenwet 1988 Watertoren ea N 522 1/1 eigendom: NS Vastgoed B.V., Stationshal 17, 3511 CE UTRECHT. Behoort bij onteigeningsplan Waterpark Veldwijk Noord, grondplan (tekeningnummer BGI- TKT-0009) Behoort bij raadsbesluit dd.: 27 april 2010, nummer 09G mij bekend, de griffier. 6 Staatscourant 2011 nr januari 2011