Onteigening in de gemeente Eindhoven VROM

Transcriptie

1 Onteigening in de gemeente Eindhoven VROM «Onteigeningswet» Percelen begrepen in het Bestemmingsplan Welschap D Besluit van 14 januari 1999 no tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van Eindhoven van 6 juli 1998, no. 132, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet Wij Beatrix, bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 december 1998 no. MJZ , Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken, en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directoraat- Generaal Openbaar Bestuur. Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Eindhoven van 16 juli 1998, kenmerk Gz/98J Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad van State gehoord (advies van 24 december 1998 no. W ). Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer a.i. van 11 januari 1999, no. MJZ , Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken. Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van Eindhoven van 6 juli 1998, no. 132, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de percelen en het perceelsgedeelte bij dat besluit aangewezen. Overwegingen Ingevolge voornoemd artikel 77 van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen en het ter onteigening aangewezen perceelsgedeelte zijn begrepen in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan Welschap D van de gemeente Eindhoven. Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de gemeente Eindhoven de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van het zojuist genoemde bestemmingsplan. De in het onteigeningsplan begrepen gronden hebben in het bestemmingsplan Welschap D de bestemmingen Militair luchtvaartterrein, Militaire randzone, Water met ecologische verbindingszone en Openbare weg. In de gemeente Eindhoven wordt thans de VINEX-lokatie Meerhoven gerealiseerd. Omdat de gemeente Eindhoven niet beschikte over alle gronden die nodig zijn voor de ontwikkeling van de desbetreffende VINEXlokatie, is op 11 mei 1993 een convenant gesloten tussen de gemeenten Eindhoven en Veldhoven en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie en Ministerie van Financiën). Met bedoeld convenant hebben de partijen zich onder meer verplicht de nodige medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de noodzakelijke onroerend-zaaktransacties en planologische maatregelen ter voorbereiding op de toekomstige ontwikkelingen rond het vliegveld, mede in relatie tot de afbakening van het plangebied Meerhoven. De door de gemeente Eindhoven voorgestane wijze van planuitvoering van het bestemmingsplan Welschap D strekt tot realisering van de noordelijke uitbreiding van de vliegbasis Eindhoven. Een en ander mede met het oog op de verplaatsing van het zogenaamde Technisch Areaal van de bestaande vliegbasis Eindhoven (Vliegveld Welschap). In de wijze van planuitvoering is onder meer inzicht verschaft door middel van overlegging van de bij het bestemmingsplan Welschap D behorende kaart, toelichting en voorschriften. Voorts is overgelegd een schetsontwerp gedateerd 7 september Het raadsbesluit tot onteigening heeft ingevolge artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet met ingang van 16 juli 1998 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen op de secretarie van de gemeente Eindhoven. Binnen deze termijn zijn tegen het raadsbesluit bij Ons schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door: a. C.P.C. Dams en J.W.C. Vos te Eindhoven, b. W.J.C. Beijer te Schaijk en H.L.J.M. van Dongen te Zeeland namens M.W.C. van Rooij te Eindhoven en c. mr M.B.Ph. Geeraedts te s-hertogenbosch namens: E.R. Boshoff te Oirschot J.A. de Laat te s-hertogenbosch en P.J. Roymans te Valkenswaard. Aan artikel 86, tweede lid, van de onteigeningswet, inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84 bedenkingen naar voren hebben gebracht, vanwege Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich in persoon of bij gemachtigde te doen horen, is voldaan. Overwegingen ten aanzien van de naar voren gebrachte bedenkingen De reclamanten onder a., rechthebbenden op het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie G, no. 127, stellen op de eerste plaats dat de wijze van onderhandelen van de gemeente Eindhoven onvoldoende is geweest. Zo zou er in eerste instantie overeenstemming zijn bereikt over te totale schadeloosstelling. Echter, de uiterste datum waarop de notariële akte zou moeten zijn verleden, zoals in de koopovereenkomst als voorwaarde was neergelegd, was zonder nadere berichtgeving van de zijde van de gemeente verstreken. Hierop hebben de reclamanten de verdere onderhandelingen afgebroken. De reclamanten stellen het onredelijk te vinden dat thans tot onteigening wordt overgegaan terwijl zij eerder medewerking hebben verleend, maar dat de onderhandelingen door nalaten van de gemeente niet tot een overeenkomst hebben geleid. Ook het bod dat door de gemeente is gedaan achten de reclamanten te laag. De reclamanten stellen zich op het standpunt dat zij voldoende aangeboden moeten krij- Uit: Staatscourant 1999, nr. 27 / pag. 6 1

2 gen om elders een bedrijf aan te kopen of dat er een regeling getroffen moet kunnen worden waarbij de reclamant Dams tot zijn vijfenzestigste levensjaar een uitkering krijgt. overwegen Wij dat in het algemeen niet eerder tot onteigening behoort te worden overgegaan, dan nadat een redelijke doch vruchteloos gebleken poging is ondernomen om hetgeen onteigend moet worden langs minnelijke weg te verwerven. Aan deze eis is naar Ons oordeel genoegzaam voldaan, indien voor de eerste tervisielegging van het onteigeningsplan met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving een aanvang is gemaakt en ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen vooralsnog niet tot het gewenste resultaat zullen leiden. Uit het onderzoek, alsmede uit de overgelegde stukken, is gebleken dat de gemeente en de reclamanten sedert maart 1994 met elkaar in onderhandeling zijn. Een en ander heeft geleid tot overeenstemming, die, vanwege de overschrijding van de in de koopovereenkomst uiterste termijn, niet tot daadwerkelijke eigendomsoverdracht heeft geleid. Overeenstemming langs minnelijke weg is vooralsnog niet mogelijk gebleken. Nu ten tijde van het nemen van het raadsbesluit voldoende aannemelijk was, dat minnelijke verwerving vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort heeft de gemeenteraad teneinde op een redelijk tijdstip tot de uitvoering van het onderwerpelijke bestemmingsplan te kunnen overgaan in beginsel tot onteigening van het desbetreffende perceel kunnen besluiten. Overigens is uit het ter zake ingestelde onderzoek gebleken dat de reclamanten en de gemeente Eindhoven, behoudens goedkeuring van de raad van Eindhoven, opnieuw overeenstemming hebben bereikt over de (ver)koop van de grond. Ten aanzien van het bod dat door de gemeente is gedaan overwegen Wij dat de bedenkingen dienaangaande van financiële aard zijn. Aangezien de onteigeningswet belanghebbenden een volledige schadeloosstelling waarborgt, kunnen bedenkingen van financiële aard de goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening niet in de weg staan. De vaststelling van de hoogte van de schadeloosstelling geschiedt in het kader van de gerechtelijke procedure. De reclamanten onder a. stellen vervolgens dat er geen recht op onteigening bestaat omdat het plan zoals dat in eerste instantie bestond, is gewijzigd. Gebouwen die op de grond van de reclamanten waren gepland zijn elders gerealiseerd. Voorts stellen de reclamanten dat er geen ruimtelijk ontwikkelingsbelang aanwezig is ten aanzien van de realisering van de bestemming Water met ecologische verbindingszone op de grond van de reclamanten. Een dergelijke zone kan ook elders worden gecreëerd zonder dat daarvoor het woongedeelte van de reclamanten moet wijken. De reclamanten zijn dan ook van mening dat er een onredelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Dit blijkt des te meer uit het feit dat de gemeente wel meewerkt aan het handhaven van de woning plaatselijk bekend Landsardseweg 30. overwegen Wij dat, voor zover deze zijn gericht tegen de bestemmingen die aan de grond van de reclamanten in het onderhavige bestemmingsplan zijn gegeven, deze bedenkingen van planologische aard zijn. Dergelijke bedenkingen behoren evenwel in eerste instantie in het kader van de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven procedure naar voren te worden gebracht en dienen derhalve in de onderhavige onteigeningsprocedure buiten beschouwing te blijven. Voor zover de reclamanten stellen dat de gebouwen, die naar de mening van de reclamanten gepland waren op onder meer hun grond, reeds elders zijn gerealiseerd, overwegen Wij dat uit het ter zake ingestelde onderzoek, alsmede uit de overgelegde stukken is gebleken dat het verlies van de Staat aan zowel grond als gebouwen van het Technisch Areaal-complex ten behoeve van de VINEX-locatie Meerhoven gecompenseerd dient te worden. Voor zover de reclamanten een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel, in verband met het handhaven van het woongedeelte plaatselijk bekend Landsardseweg 30, overwegen Wij dat, gelet op de andere situering van de opstallen van de reclamanten ten opzichte van de opstallen op voornoemd adres, alsmede gelet op de vorm van uitvoering van de bestemmingen, handhaving van de bebouwing waarvan de reclamanten de eigenaren zijn, niet tot de mogelijkheden behoort. De reclamanten onder a. stellen ten slotte dat de onteigening niet in het publieke belang is en dat er geen sprake is van urgentie. De reclamanten achten het niet waarschijnlijk dat Defensie op korte termijn investeringen gaat doen in een nieuw terrein. Het is, zo stellen de reclamanten, maatschappelijk niet meer aanvaard dat ten behoeve van defensieve doeleinden grote investeringen worden gedaan. De reclamanten achten de onteigening van gronden voor Defensie in een tijd van wereldvrede een zaak waarvan het publieke belang niet zo zwaar weegt waarvoor het persoonlijk belang van de reclamanten moet wijken. De reclamanten zijn van mening dat het terrein waarover Defensie op dit moment beschikt een zodanige oppervlakte heeft dat onteigening van de grond van de reclamanten niet noodzakelijk is. Te dien aanzien overwegen Wij, dat de gemeente Eindhoven in overleg met de gemeente Veldhoven en het Ministerie van Defensie met het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan heeft gekozen voor in het publieke belang grondtransacties. Door bedoelde grondtransacties zou het Technisch Areaal worden verplaatst naar de lokatie zoals vastgelegd in het bestemmingsplan, waar ook het perceel van de reclamanten is gelegen. Zonder deze grondtransacties zal de VINEX-lokatie Meerhoven niet (verder) ontwikkeld kunnen worden. De keuze van de lokatie waarnaar het Technisch Areaal zal worden verplaatst is overigens een planologisch aspect. Uit het ter zake ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat op de vliegbasis Eindhoven de luchttransportfunctie van de Koninklijke Luchtmacht worden geconcentreerd. Het inmiddels op de vliegbasis gevestigde luchttransportsquadron, dat onder meer een humanitaire hulpverleningstaak heeft, dient zo spoedig mogelijk operationeel te kunnen zijn. Gelet op het vorenstaande is het naar Ons oordeel duidelijk dat de defensieve bestemming een algemeen belang is. De reclamant onder b., rechthebbende op de mede ter onteigening aangewezen percelen kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie G, nos. 124, 126 en 133, stelt dat hij al voor de derde keer moet verhuizen omwille van het Uit: Staatscourant 1999, nr. 27 / pag. 6 2

3 vliegveld Welschap, waarbij steeds tot overeenstemming is gekomen zonder onteigening. Ook nu was er in principe overeenstemming bereikt over de verkoop van zijn percelen. Een overeenkomst inzake de verkoop van de gronden van de reclamant, waarbij hij het persoonlijk recht van gebruik en bewoning van de woning met ± 3078 m 2 ondergrond en tuin kon behouden, kon echter niet worden ondertekend aangezien Defensie hier niet mee instemde. Hierop bood de gemeente, zo stelt de reclamant, het woonrecht aan voor wat betreft de woning en een perceel ter grootte van 1000 m 2. Dit zou een stuk grond betreffen in de randzone, waar een hoofdontwatering en beplantingszone zal worden gerealiseerd en waarvan Defensie niet de eigendom zal verkrijgen. De reclamant stelt inmiddels bereid te zijn in te stemmen met de verkoop van zijn gronden indien hij het persoonlijk recht van gebruik en bewoning van zijn woning met ± 1960 m 2 ondergrond en tuin kan behouden. Met betrekking hiertoe heeft de reclamant, ten tijde van het mondeling naar voren brengen van zijn zienswijzen, een nader voorstel gedaan aan de gemeente alsmede een tekening met betrekking tot dit voorstel overgelegd. In het voorstel van de reclamant resteert meer grond achter en opzij van de woning voor de reclamant en kan hij het stalgedeelte met daarin de aansluitingen op de nutsvoorzieningen behouden. In het geval de reclamant deze grond niet kan behouden zal men genoodzaakt zijn alle nutsvoorzieningen opnieuw aan te leggen. van de reclamant overwegen Wij het volgende. Uit het ter zake ingestelde onderzoek is gebleken dat Defensie in ieder geval heeft ingestemd met een voortgezet gebruik van ± 1000 m 2 grond door de reclamant. De onderwerpelijke bestemming Water met ecologische verbindingszone zal niet worden gerealiseerd vóór uiterlijk 1 april 2028, dan wel na het overlijden van de huidige bewoners. Gelet op het feit, dat zowel de gemeente als Defensie in ieder geval voor wat betreft de ± 1000 m 2 kunnen instemmen met voortgezet gebruik door de reclamant achten Wij de noodzaak en urgentie tot onteigening van dit gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie G, no. 124, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart en lijst, voorshands niet aangetoond. Om deze redenen wordt aan het raadsbesluit tot onteigening te dien aanzien de goedkeuring onthouden. Met betrekking tot het voorstel van de reclamant om naast de ± 1000 m 2 een extra oppervlakte ter grootte van ± 960 m 2 te kunnen behouden overwegen Wij het volgende. Uit het ter zake ingestelde onderzoek is naar voren gekomen, dat tussen de huiskavel en het nieuwe hek rond de uitbreiding van de vliegbasis een ecologische verbindingszone zal worden aangelegd. De nog aan te leggen zone krijgt wisselende breedtes, variërend van 30 tot 80 meter. Indien de reclamant de beschikking houdt over de door hem voorgestelde oppervlakte grond zal de ecologische verbindingszone tussen zijn huiskavel en het nieuwe hek rond de uitbreiding van de vliegbasis ± 40 meter breed worden. Gelet op het vorenstaande valt vooralsnog niet in te zien dat ook de onteigening van de grond ter grootte van ± 960 m 2 een zodanig algemeen belang is dat het persoonlijke belang van de reclamant bij het behoud van deze grond hiervoor moet wijken. Te dien aanzien achten Wij de onteigening van deze grond niet gerechtvaardigd zodat het raadsbesluit tot onteigening voor wat betreft dit gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie G, no. 124, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart en lijst, niet voor goedkeuring in aanmerking komt. De reclamanten onder c., rechthebbenden op het mede ter onteigening aangewezen perceel kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie G, no. 117, stellen zich in de eerste plaats op het standpunt dat de voorgenomen onteigening niet in het belang van de volkshuisvesting dan wel de ruimtelijke ontwikkeling is. De reclamanten erkennen het volkshuisvestingsbelang zoals dat bestond ten tijde van meergenoemd convenant van 11 mei Echter, zo stellen de reclamanten, de verplaatsing van het Technisch Areaal is inmiddels gerealiseerd op een andere lokatie die reeds in eigendom aan Defensie toebehoorde. Hierdoor, zo menen de reclamanten, is de aanvankelijke beoogde lokatie voor het Technisch Areaal, in het geheel niet meer nodig voor het volkshuisvestingsbelang. Ook het publieke belang wordt niet meer gediend vanwege het feit dat het Technisch Areaal definitief op een andere dan de te onteigenen lokatie is gerealiseerd. Gelet hierop is de noodzaak tot onteigening naar de mening van de reclamanten komen te vervallen. verwijzen Wij naar hetgeen Wij hebben overwogen ten aanzien van de bedenkingen van de reclamanten onder a. met betrekking tot de stelling dat het Technisch Areaal reeds elders gerealiseerd is. Wij benadrukken te dien aanzien dat het onderhavige bestemmingsplan onder andere strekt tot compensatie van het verlies van zowel grond als gebouwen van het Technisch Areaal-complex, ten behoeve van de VINEX-lokatie Meerhoven. Met de uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan wordt dan ook een publieke taak van de gemeente Eindhoven uitgeoefend. Gezien het vorenstaande kan in de bedenkingen van de reclamanten onder a. en c. geen aanleiding worden gevonden aan het raadsbesluit tot onteigening geheel of gedeeltelijk de goedkeuring te onthouden. Overige overwegingen Zoals in het vorenstaande reeds is overwogen wordt ten aanzien van het gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie G, no. 124, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende lijst en kaart, de goedkeuring aan het raadsbesluit tot onteigening onthouden. De verwerving van de overige in het onteigeningsplan begrepen gronden moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Eindhoven worden geacht en er bestaan ook overigens te dien aanzien geen termen aan het raadsbesluit tot onteigening de goedkeuring te onthouden. Beslissing Wij hebben goedgevonden en verstaan: vorengenoemd besluit van de raad van Eindhoven goed te keuren, behoudens voor zover het strekt tot onteigening van het gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Strijp, sectie Uit: Staatscourant 1999, nr. 27 / pag. 6 3

4 G,no. 124, zoals nader aangegeven op de bij dit besluit behorende lijst en kaart, aan welk deel van het raadsbesluit de goedkeuring wordt onthouden. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State. s-gravenhage, 14 januari 1999 Beatrix. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.P. Pronk. Volgnummer Perceel Grootte van het perceel Grootte van het door Grootte van het gedeelte Grootte van het gedeelte van het kadastraal volgens de registers de raad ter onteigening ten aanzien waarvan ten aanzien waarvan bekend van het kadaster aangewezen gedeelte goedkeuring wordt goedkeuring wordt gemeente Strijp verleend onthouden Sectie nummer ha a ca ha a ca ha a ca ha a ca 3 G ± ± Behoort bij Koninklijk besluit van 14 januari 1999 nr Uit: Staatscourant 1999, nr. 27 / pag. 6 4

5 Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 juni 1998, nr. 132; overwegende: dat het voor de realisering van het bestemmingsplan Welschap D noodzakelijk is tot onteigening over te gaan van de op de gewaarmerkte bijlage OG genoemde kadastrale percelen en perceelsgedeelte; dat met de eigenaren van de percelen, tot op heden, geen overeenstemming is verkregen over de minnelijke aankoop daarvan; dat ingevolge artikel 80 van de onteigeningswet het onteigeningsplan met ingang van 16 april 1998 gedurende vier weken voor eenieder ter inzage heeft gelegen in het Informatiecentrum van het Stadskantoor, Stadhuisplein 10, alsmede in de leeskamer van het gebouw van de Technische Diensten, Frederik van Eedenplein 1 te Eindhoven; dat hiervan tevoren door publicatie in het weekblad Groot Eindhoven, editie stad van 15 april 1998, alsmede op de gebruikelijke wijze openbare kennisgeving is gedaan op het publicatiebord in de hal van het Stadskantoor, waarbij is gewezen op de mogelijkheid tot het zowel schriftelijk als mondeling indienen van zienswijzen; dat tegen het onteigeningsplan zienswijzen zijn ingediend door: 1 de heer A.G.P.M. van Ham, namens de Publiekrechtelijke Rechtspersoon Het Waterschap De Dommel, gevestigd te 5283 WB Boxtel, Bosscheweg 56, bij mondelinge zienswijze van 27 april 1998; 2 de heer C.P.C. Dams en zijn partner mevrouw J.W.C. Vos, wonende Landsardseweg 14, 5657 AB Eindhoven, bij mondelinge zienswijze van 11 mei 1998; 3 de heer M.W.C. van Rooij, Landsardseweg 30, 5657 AB Eindhoven, tezamen met zijn adviseurs de heer H.L.J.M. van Dongen en de heer W.J.C. Beijer, bij mondelinge zienswijze van 13 mei 1998; 4 de heer E.R. Boshoff, Slingerbos 26, 5688 GH Oirschot, mede namens de overige eigenaren van het perceel, de heer J.A. de Laat, Gravin Helenastraat 2, 5221 CB s-hertogenbosch en de heer P.J. Roymans, Merendreef 12, 5553 CD Valkenswaard, bij brief van 8 mei 1998, ontvangen op 12 mei 1998, nr. 98J Deze zienswijze is nader toegelicht bij brief van 8 juni 1998, ontvangen op 10 juni 1998, nr. 98J010022, alsmede per gelijkluidend faxbericht van 8 juni 1998, ontvangen op 8 juni 1998 nr. 98J009889, van mr M.B.Ph. Geeraedts, van advocatenkantoor Bijleveld & Partners; 5 mevrouw Dankers-van de Ven en de heer K. Dankers, Scherpenering 102, 5657AA Eindhoven, bij brief van 5 juni 1998, ontvangen op 9 juni 1998, nr. 98J009935; dat hij van oordeel is, met overname van de argumentatie van burgemeester en wethouders, dat reclamanten genoemd onder 1 t/m 4 in hun zienswijzen kunnen worden ontvangen en de zienswijze van reclamanten genoemd onder 5 niet ontvankelijk is; dat hij de motivering van burgemeester en wethouders inzake het ongegrond zijn van de ingediende zienswijzen tot de zijne maakt; gelet op de bepalingen van de onteigeningswet; besluit: I de onder 1 t/m 4 genoemde zienswijzen ontvankelijk te verklaren en de onder 5 genoemde zienswijze niet ontvankelijk te verklaren; II de onder 1 t/m 4 genoemde zienswijzen ongegrond te verklaren; III ten name van de gemeente Eindhoven te onteigenen de percelen grond, zoals in gele kleur zijn aangegeven op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte grondplantekening nr. OG en onderstaande gewaarmerkte lijst vermeldende de grootte van het perceel en de te onteigenen grootte alsmede de namen van alle zakelijk rechthebbenden, welke onteigening zal plaatsvinden in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volkshuisvesting ter verkrijging van de eigendom over gemelde percelen welk zijn begrepen in het bestemmingsplan Welschap D, zulks om uitvoering te kunnen geven aan dit bestemmingsplan; de percelen en de te onteigenen grootte zijn hieronder vermeld: Volgnr Gegevens van het perceel volgens het kadaster Te onteigenen Eigenaar c.q. eigenaren zoals bij het Bijl. A Gemeente Strijp grootte kadaster bekend Sectie Nr. Soort Grootte Naam en voornamen eigendom ha a ca ha a ca 1 G 130 bouwland ± /1 eigendom: Van de Ven, Maria weiland Wilhelmina, geboren , boerderij woonadres: Scherpenering 102, 5657 AA schuren Eindhoven, weduwe van Dankers Petrus, Gerardus 2 G 127 huis schuur /1 eigendom: Dams, Cornelis Petrus bouwland Cornelis, geboren , woonadres: Landsardseweg 14, 5657 AB Eindhoven Uit: Staatscourant 1999, nr. 27 / pag. 6 5

6 Volgnr Gegevens van het perceel volgens het kadaster Te onteigenen Eigenaar c.q. eigenaren zoals bij het Bijl. A Gemeente Strijp grootte kadaster bekend Sectie Nr. Soort Grootte Naam en voornamen eigendom ha a ca ha a ca 3 G 124 huis, stal /1 eigendom: Van Rooij, weiland Martinus Wilhelmus Cornelis, geboren , woonadres: Landsardseweg 30, 5657 AB Eindhoven, gehuwd met in algehele gemeenschap van goederen Van den Boomen, Wilhelmina Petronella Maria, geboren G 126 weiland /1 eigendom: Van Rooij, Martinus Wilhelmus Cornelis, geboren , woonadres: Landsardseweg 30, 5657 AB Eindhoven, gehuwd met in algehele gemeenschap van goederen Van den Boomen, Wilhelmina Petronella Maria, geboren G 133 weiland /1 eigendom: Van Rooij, Martinus Wilhelmus Cornelis, geboren , woonadres: Landsardseweg 30, 5657 AB Eindhoven, gehuwd met in algehele gemeenschap van goederen Van den Boomen, Wilhelmina Petronella Maria, geboren G 117 bouwland /3 eigendom: De Laat, Johannes Antonius, geboren , woonadres: Gr Helenastr 2, 5221 CB 's- Hertogenbosch 1/3 eigendom: Roymans, Petrus Josephus, geboren , woonadres: Meerendreef 12, 5553 CD Valkenswaard, gehuwd met in algehele gemeenschap van goederen Hertroys, Anna 1/3 eigendom: Boshoff, Edwin Rudolf, geboren: , woonadres: Slingerbos 26, 5688 GH Oirschot, gehuwd met het huwelijksgoederenregiem is onbekend Warris, Judith, geboren G 115 waterloop /1 eigendom: Publiekrechtelijk 8 G 125 waterloop /1 eigendom: Publiekrechtelijk 9 G 128 waterloop /1 eigendom: Publiekrechtelijk 10 G 129 waterloop /1 eigendom: Publiekrechtelijk Uit: Staatscourant 1999, nr. 27 / pag. 6 6

7 IV dit besluit ter goedkeuring aan de Kroon voor te dragen en tevens ingevolge artikel 84 van de onteigeningswet gedurende één maand voor eenieder ter inzage te leggen met ingang van 16 juli Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 juli Het advies van de Raad van State, het nader rapport en het oorspronkelijke ontwerp-besluit worden gepubliceerd in bijvoegsel Adviezen Raad van State bij Stcrt. 47 van 9 maart Uit: Staatscourant 1999, nr. 27 / pag. 6 7