Bestuursformatieplan

Transcriptie

1 Bestuursformatieplan Datum: 20 maart 2012 Auteur: Status: FZ en PZ i.s.m. werkgroep concept Notitie bestemd voor Bestuur / GMR / directies Route: Gewijzigde planning Toezending aan bestuur 21 maart april Voorlopige vaststelling in bestuursvergadering 29 maart april Toezending aan medezeggenschapsorganen en directeuren 2 april april Bespreken in directeurenoverleg 12 april juni 2012 Eventuele bijstelling Bespreking in GMR 10 mei mei 2012 Definitieve vaststelling in extra Bestuursvergadering, gehoord hebbende Directieoverleg en GMR 14 juni 2012 Publicatie na 10 mei 2012 Kenmerk: Versie: Concept Inhoudsopgave Tekstueel concept (wijzigingen in blauw) Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

2 Bestuursformatieplan Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

3 Inhoudsopgave Voorwoord... 4 Relatie tussen (bestuurs-)begroting en (bestuurs-)formatieplan... 5 Algemene uitgangspunten... 6 Leerlingenaantallen O2A Functiemix Personeelsverloop Werkgelegenheidsgarantie Verklarende woordenlijst Bijlage 1 Leerlingenaantallen O2A Bijlage 2 Prognose formatieoverzicht Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

4 Voorwoord Voor u ligt het bestuursformatieplan van de Stichting Openbaar Onderwijs Alblasserwaard- Vijfheerenlanden (O2A5). Dit plan geeft de uitgangspunten aan die gehanteerd worden bij de vaststelling van de formatieve middelen voor het schooljaar , zowel op school- als op bovenschools niveau. O2A5 is ambitieus en wil het openbaar onderwijs in de regio blijven profileren. Er is een structuur waarbinnen de faciliteiten en voorwaarden voor een optimale kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd zijn. Alles draait uiteindelijk om het primaire proces. O2A5 streeft naar een optimale inzet van de personeelsformatie van iedere afzonderlijke school. Daarbij is de school uitgangspunt van handelen. Vastgesteld moet worden dat evenals in het vorige bestuursformatieplan er door de bezuinigingen en het verminderde aantal leerlingen (150 kinderen) nadrukkelijk sprake is van minder handen voor de klas. Kwalitatief goed onderwijs te geven met goed toegerust personeel vereist personeelsbeleid in een meerjarenperspectief. In de CAO (2.7)) voor het primair onderwijs is de verplichting opgenomen inhoud te geven aan het meerjarenformatiebeleid voor de komende 4 jaar gebaseerd op de meerjarenbegroting. Het plan is meer dan in voorgaande jaren gericht op de toekomst. Het kijkt op een zorgvuldig onderbouwde wijze vooruit. Dat is in een periode van krimp een absolute must en voorwaar een uitstekende prestatie. De eindverantwoordelijkheid voor een goede financiële huishouding en een adequate personeelsplanning op alle scholen ligt bij het bestuur. Het vereist duidelijke afspraken omtrent de kaders waarbinnen de afzonderlijke scholen vrij zijn in de besteding van de middelen en de inzet van het personeel. Dit bestuursformatieplan vormt de basis voor deze eindverantwoordelijkheid van het bestuur. Het bestuursformatieplan dient voor 1 mei 2012 door het bestuur vastgesteld te worden, na instemming van de personeelsgeleding van de GMR (art. 17c reglement GMR). Met de GMR is afgesproken het plan op 10 mei te bespreken, daarna zal definitieve vaststelling door het bestuur plaatsvinden. A. J. M. van der Lee directeur bestuurder O2A5 Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

5 Relatie tussen (bestuurs-)begroting en (bestuurs-)formatieplan Op basis van het werkelijk aantal leerlingen, de gewichten van de leerlingen en de leeftijd van het personeel per 1 oktober 2011 is het schoolbudget voor het schooljaar 2012/2013 berekend. Berekening en toekenning vanuit het ministerie volgen in de maand mei Aan de hand van deze berekening is door schooldirecteuren de school specifieke begroting opgesteld. Deze specifieke schoolbegrotingen worden verwerkt in de herziene bestuursbegroting. Het bestuursformatieplan is van toepassing voor het schooljaar 2012/2013. De begroting is van toepassing voor het kalenderjaar Het bestuursformatieplan kan niet worden gezien als een op zich zelfstaande personele begroting. De personele bezetting is een wezenlijk onderdeel van de totale begroting. In de Herziene Begroting 2012 is de ruimte vastgelegd voor de uitgaven aan formatie c.q. het schoolformatieplan. Op basis van de prognose van het toekomstig aantal leerlingen zijn door de schooldirecteuren ook de ontwerp begrotingen 2013, 2014 en 2015 opgesteld. Binnen deze ontwerpbegrotingen is de ruimte t.b.v. de toekomstige formatie opgenomen. Zowel het bestuursformatieplan als de begroting van O2A5 moeten worden voorgelegd aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). Voor het bestuursformatieplan is instemmingsrecht van de personeelsgeleding aan de orde. Voor de bestuursbegroting is adviesrecht van de gehele GMR van toepassing. Het begrip bestuursformatieplan wordt wel in de CAO genoemd, maar komt in de WMS (Wet Medezeggenschap Scholen) niet voor. De instemmingsbevoegdheid van de (P)GMR geldt slechts voor de vaststelling of wijziging van de formatie (artikel 17a en c GMR reglement). Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

6 Algemene uitgangspunten 1. Werkelijke salariskosten Het besluit om per het Arnhems Model niet meer te gebruiken bij de berekening van de personele inzet is geeffectueerd. Dit houdt in dat gewerkt wordt op basis van werkelijke persneelskosten. Voor het schooljaar e.v. is met deze methodiek gewerkt. 2. Toekenning formatie per De berekening van de lumpsum vindt plaats per school, rekening houdend met de schoolkenmerken als omvang van de school, de gewichten van de leerlingen én de leeftijd van het onderwijzend personeel per teldatum 1 oktober. De toekenning van de lumpsum vindt plaats op stichtingsniveau. Het bestuur van de stichting verdeelt de inkomsten vervolgens over de scholen. Binnen O2A5 worden de schoolspecifieke toekenningen ten gunste van de betreffende school gebracht. Tussentijds verloop van personeel wordt opgevangen binnen de schoolbegroting, tenzij sprake is van verplichte mobiliteit (zie punt 2.c. tussentijdse verplichte mobiliteit). De rijksbekostiging gaat uit van 1fte op gemiddeld 25 kinderen. In het jaar 2012 worden voorbereidingen getroffen om met ingang van het schooljaar eventueel nieuw beleid in te voeren inzake toekenning van de lumpsum op basis van aanvullende criteria. Dit afhankelijk van besprekingen met directeuren en de GMR. Variabele personeelskosten worden bovenschools opgevangen: a. Bapo-kosten Binnen O2A5 worden de kosten van bapo-verlof bovenschools afgerekend. Hierdoor zal een individuele school geen voordeel of nadeel ondervinden van het wel of niet opnemen van bapo-verlof binnen de school. Binnen de rijksvergoeding is 2% opgenomen ter dekking van de werkgeverslasten bapo-verlof. Deze per school toegekende vergoeding wordt bovenschools gebracht cq. in mindering gebracht op het schoolbudget. Voor het schooljaar 2012/2013 wordt verwacht dat deze vergoeding op bestuursniveau ,00 bedraagt. De werkelijke werkgeverskosten bapo- verlof worden voor het schooljaar 2012/2013 geschat op ,00. Verrekening van de over- en onderschrijding van de bapo-kosten vindt per school plaats; de méér kosten worden gefinancierd vanuit de Bestemmingsreserve Personeelskwaliteit, zolang dat noodzakelijk is. b. Betaald ouderschapsverlof Vanuit de schoolbudgetten wordt naar rato van het aantal leerlingen het bedrag van ,00 afgedragen. Vanuit dit bovenschools budget worden de kosten van betaald ouderschapsverlof betaald. c. Tussentijdse verplichte mobiliteit Het schoolbudget is niet berekend op tussentijdse verplichte mobiliteit van personeelsleden. In geval van tussentijdse verplichte mobiliteit vindt zo nodig verrekening plaats via de Bestemmingsreserve Personeelskwaliteit. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

7 d. Tussentijds groeileerlingen De extra toekenning in verband met groeileerlingen op bestuursniveau wordt berekend volgens de nieuwe Groeiregeling per 1 augustus 2010 van het Ministerie OCenW. Een regeling die in principe zodanig is dat vrijwel geen enkel bestuur gebruik kan maken van groeitelling. Wederom een impliciete bezuiniging. Binnen O2A5 is overeengekomen, dat wanneer er sprake is van tussentijdse groei op schoolniveau, de betreffende school een beroep kan doen op de Bestemmingsreserve Onderwijskwaliteit. Dit blijft gehandhaafd voor het schooljaar 2012/2013. e. Gedeelde verantwoordelijkheid begroting Ook per 1 augustus 2012 is en blijft de school uitgangspunt van handelen. Binnen het spanningsveld van maximale vrijheid voor de schooldirecteuren en de bestuursverantwoordelijkheid voor het geheel moet de beheersing van de personeels- en materiële kosten plaatsvinden. Enerzijds zijn daarvoor kaders nodig. Anderzijds moet er ook beleidsvrijheid zijn op de werkvloer. De integraal verantwoordelijk schooldirecteur richt zich op een goede kwaliteit van het onderwijs. De schooldirecteur is zelf verantwoordelijk voor de begroting van de school. Zowel op bestuursniveau als op schoolniveau zijn de personele en materiële kosten inzichtelijk. Het in beperkte mate schuiven tussen materieel en personeel is toegestaan. Voor zover besluiten van een schooldirecteur consequenties hebben die (meerjarige) personele verplichtingen tot gevolg hebben, moet dit voldoende beschreven en onderbouwd zijn in het schoolformatieplan (verantwoordelijkheid schooldirecteur) als onderdeel van het schooljaarplan. Daarbij moet het totaal aan verplichtingen bekend en beschreven zijn en dient vooraf goedkeuring aan de betreffende regiodirecteur te worden gevraagd. f. Het afspiegelingsbeginsel bij krimp Een vermindering van de bekostiging heeft consequenties voor de personele bezetting op schoolniveau. Om te komen tot evenredige personele consequenties per leeftijdsgroep en per categorie uitwisselbare functies wordt het afspiegelingsbeginsel gehanteerd. Het afspiegelingsbeginsel waarborgt dat voor en na de onvrijwillige mobiliteitsprocedure de leeftijdsopbouw van het personeel op een school verhoudingsgewijs zoveel mogelijk gelijk is. Dat houdt in dat een schooldirecteur bij een vermindering van de bekostiging per categorie uitwisselbare functies de werknemer met het kortste dienstverband aanwijst voor onvrijwillige mobiliteit. Er zijn uitzonderingsmogelijkheden, waarbij afgeweken kan worden van het afspiegelingsbeginsel, door het aanwijzen van een unieke functie of een onmisbare medewerker. Door toepassing van het afspiegelingsbeginsel, worden werknemers op basis van objectieve criteria aangewezen voor onvrijwillige mobiliteit (voorgaande onder verwijzing naar de Notitie Toelichting op het mobiliteitsbeleid). Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

8 Leerlingenaantallen O2A5 Het actuele leerlingaantal is van groot belang voor de bekostigingscomponent. De officiële leerlingtelling is volgens voorschrift altijd op 1 oktober. Het aantal van 1 oktober is van belang voor de bekostiging in het daarop volgend jaar. Het aantal leerlingen van is van invloed op de personele component voor het schooljaar 2011/2012, de materiële component voor het kalenderjaar Het aantal leerlingen van is van invloed op de personele component voor het schooljaar 2012/2013, de materiële component voor het kalenderjaar Deze systematiek wordt aangeduid met de T-1 systematiek en is van toepassing binnen O2A5. 80% van onze bekostiging is bestemd voor personeel. Daling op deze beide teldata hebben onmiddellijk grote invloed op de personele bekostiging van het boekjaar Het leerlingenaantal heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: Feitelijk leerlingaantal 2011 O2A5 Per 1 januari 2011 is BBS De Wilgenhoek toegetreden tot O2A5. In onderstaand overzicht is deze school opgenomen in de leerlingaantallen van O2A5 over de afgelopen jaren (2007 t/m 2010). 1 oktober 2007: 3766 leerlingen 1 oktober 2008: 3764 leerlingen 1 oktober 2009: 3696 leerlingen 1 oktober 2010: 3653 leerlingen 1 oktober 2011: 3499 leerlingen Het feitelijk leerlingenaantal op stichtingsniveau laat een daling zien van 154 leerlingen t.o.v In het bestuursformatieplan werd een daling van het leerlingaantal per 1 oktober 2011 voorzien van -2,3% ten opzichte van Het feitelijke leerlingenaantal per 1 oktober 2011 laat een daling zien van -4,2% ten opzichte van Prognose leerlingaantallen Om een juiste inschatting te maken van de te verwachten leerlingenaantallen hebben we bij het vaststellen van de meerjarenbegroting gebruik gemaakt van de kennis van de directeuren over de te verwachten leerlingaantallen per school. De dalende trend in de feitelijke leerlingenaantallen heeft zich eerder ingezet dan geprognosticeerd. De bijgestelde prognose van de leerlingaantallen laat het volgende beeld zien: 1 oktober 2012: 3369 leerlingen 1 oktober 2013: 3246 leerlingen 1 oktober 2014: 3185 leerlingen Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

9 De prognoses van de leerlingenaantallen (zie bijlage 2) voor de komende jaren vormen de basis voor het te formuleren beleid. Het dalend leerlingaantal betekent dat er binnen O2A5 alleen invulling van mogelijke vacatures moet plaatsvinden door personeelsleden die al bij O2A5 werken. Krimpregio De gemeentes waarbinnen O2A5 haar scholen heeft, hebben inmiddels geconstateerd dat de Ablasserwaard/Vijfheerenlanden een krimpregio mag worden genoemd. Vanuit de diverse gemeentes is een werkgroep samengesteld van burgemeesters, gemeentesecretarissen, vertegenwoordigers uit de woningbouwcorporaties, onderwijs etc. om de te voorziene problematiek te bespreken. Namens het onderwijs neemt onze directeur/bestuurder deel aan deze bovengemeentelijke werkgroep. Krimp heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid van de kleine kernen en het voorzieningenniveau. Gemeentelijk is men er in eerste instantie op gericht om de school en het dorpshuis en eventueel andere voorzieningen in de kleine kern in stand te willen houden als dat enigszins mogelijk is. Een prima uitgangspunt. Dit vergt goede monitoring. Soms zijn er in de kleine kernen zelfs meerdere basisscholen van verschillende denominatie. In het belang van leefbaarheid en behoud van voorzieningen gaat O2A5 de besprekingen over samenwerking zeker nier uit de weg. Ook de vorming van brede kindcentra soms wellicht tussen twee kleine kernen is een bespreekbare optie. Hele kleine scholen hebben uiteindelijk geen toekomst. Een school met minder dan 23 kinderen komt voor bekostiging niet meer in aanmerking. Het ziet er naar uit dat de openbare school in Noordeloos om die reden in het cursusjaar zal moeten worden gesloten. Een uiterst vervelende situatie voor kinderen, ouders en leerkrachten. Kinderen zullen noodgedwongen een andere school moeten zoeken. De gevolgen voor het personeel laten zich niet moeilijk raden. De nu werkzame groep heeft werkgelegenheidsgarantie en dient om die reden straks op een andere school geplaatst te worden. Vanwege de bijzondere situatie en het feit dat nu al kan worden geanticipeerd op de sluiting is het vanzelfsprekend dat deze leerkrachten bij voorrang een andere baan krijgen aangeboden op Belangstellingspercentage Het belangstellingspercentage openbaar onderwijs kan het best vergeleken worden met het marktaandeel dat het openbaar onderwijs in de kern of in de wijk of in de totale gemeente c.q. regio heeft. De cijfers worden geleverd door de gemeenten en worden tweejaarlijks geactualiseerd, waarbij de acht gemeenten niet alle acht hetzelfde ritme hebben. Het overzicht belangstellingspercentage dat op basis hiervan in voorgaande jaren gepresenteerd werd was om die reden nooit volledig actueel en gaf te weinig informatie om gedegen conclusies te kunnen trekken of scherpe meetbare doelstellingen te trekken. Jaarlijks hebben we tot nu toe op het niveau van de stichting de doelstelling geformuleerd om het marktaandeel te laten stijgen. Door nu per kern de zaak in beeld te brengen op basis van het aantal geboortes kan de ambitie op stichtingsniveau taakstellend vertaald worden naar het schoolniveau. We zien grote verschillen in de belangstellingspercentages. Het spreekt voor zich dat in de kern Arkel, waar alleen openbaar onderwijs is, de percentages vele malen hoger zijn dan in de wijk west in Leerdam waar vier denominaties terug te vinden zijn. De analyse per kern zal op schoolniveau tot relevante acties moeten leiden, die onderdeel worden van het jaarplan van de school en straks deel uit kunnen maken van de managementcontracten met de afzonderlijke schooldirecteuren. Het strategisch beleid voorziet in acties t.b.v. marketing en profilering. Helaas moet worden vastgesteld dat in een aantal kernen en op het niveau van de totale stichting het belangstellingspercentage terugloopt. Ook dit heeft gevolgen voor de werkgelegenheid. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

10 Actuele ontwikkelingen 1. Teruglopende inkomsten Helaas moet worden vastgesteld dat landelijk blijkt dat de bekostiging vanuit het Rijk bij lange na niet meer kostendekkend is. Het is met name het verschil in personele bekostiging en de daadwerkelijke personele kosten die ook O2A5 dwingt tot flinke bezuinigingen in de personele sfeer. Expliciete bezuinigingen zoals het schrappen van de middelen bestuur en management, de bezuiniging op de groeiregeling, de bezuinigingen passend onderwijs, afnemende subsidies van de lokale overheden, maar ook sluipende bezuinigingen zoals het niet voldoende compenseren van stijgende pensioenpremies alsmede de tekortschietende bekostiging van de materiële instandhouding en de helaas fors verminderde inkomsten als gevolg van krimpende leerlingaantallen zijn redenen om structureel in te grijpen in de uitgaven. Dat betekent nadrukkelijk minder handen voor de klas. 2. Passend onderwijs Met de invoering van Passend onderwijs verdwijnen de leerlinggebonden financiering (Igf) en de landelijke indicatiestelling voor het (v)so. Scholen worden verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die zich aanmelden: op de eigen school of op een andere school. Samenwerkingsverbanden gewijzigd Om de zorgplicht waar te kunnen maken, moeten scholen met elkaar samenwerken. Wettelijk worden de volgende zaken geregeld: Er komt een vaste, geografisch afgebakende, regionale indeling van samenwerkingsverbanden, die in zowel het po als vo gelijk is. (V)so-scholen in de clusters 3 en 4 nemen daaraan deel. Er zal worden vastgelegd welke gemeenten (postcodes) één regio vormen. De taken van het samenwerkingsverband worden uitgebreid. Het zorgplan bevat: De wijze waarop passend onderwijs kan worden gerealiseerd. De onderwijszorgprofielen van de scholen die deelnemen aan het samenwerkingsverband maken hier onderdeel van uit. De afspraken (procedure en criteria) over de verdeling en besteding van zorgmiddelen De afspraken (procedure en criteria) over de toewijzing van ondersteuning voor leerlingen in het reguliere onderwijs. De procedure voor plaatsing in het sbo en de clusters 3 en 4 van het (v)so. De scholen voor sbo, so en vso moeten worden betrokken bij de besluitvorming over de toelaatbaarheid van leerlingen. De manier waarop ouders worden geïnformeerd over de wijze waarop de zorg voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte is ingericht. M.b.t. het samenwerkingsverband gelden al meer specifieke afspraken. Elke nieuwe indicatie per 1 aug wordt gemeld aan het SWV Het bestuur van O2A5 heeft besloten dat het SWV verder zorgt voor de ondersteuning waar de leerling recht op heeft, b.v. het aanstellen van een onderwijsassistente. Per 1 augustus 2012 zullen de middelen voor alle geïndiceerde leerlingen verschuiven van het bestuur van O2A5 naar het SWV De zorg voor deze leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte volgt vanuit het SWV De verschuiving van de LGF middelen van het bestuur naar het SWV heeft consequenties voor de personele bezetting. Immers er zijn nu personeelsleden op ingezet waaraan inmiddels verplichtingen zijn ontstaan. Bij het wegvallen van de LGF middelen blijven deze verplichtingen bestaan. Het streven is om Passend onderwijs per 1 augustus 2013 in te voeren. Helaas gaat de invoering gepaard met een bezuiniging van 300 miljoen euro Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

11 Functiemix Met het Convenant Leerkracht hebben sociale partners en de minister van OCW afgesproken dat de versterking van de aantrekkelijkheid van het beroep leraar nodig is. De afspraken in het Convenant Leerkracht om de positie van de onderwijssector op de arbeidsmarkt te verstevigen, brengt veel veranderingen met zich mee. Met de invoering van de Functiemix krijgen scholen extra middelen om leraren in hogere salarisschalen te belonen. Gekoppeld aan deze investering zijn doelstellingen afgesproken voor de zogenaamde functiemix. 1. Invoering Functiemix O2A5 beleidsmatig Doel Binnen O2A5 dient de functiemix conform de cao PO te worden ingevoerd. Er moet enerzijds worden voldaan aan de gestelde voorwaarden en criteria in de cao PO, anderzijds is er beleid nodig om tot een invoering en ontwikkeling te komen die passend is bij O2A5. Binnen O2A5 is in juli 2010 de Beleidsnota ontwikkeling functiemix O2A5 vastgesteld, waarin onder meer het volgende is verwoord: de visie en uitgangspunten ten aanzien van de invoering van de functiemix; de promotiecriteria waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een LB functie; de sollicitatieprocedure die gevolgd wordt bij een vacature voor een LB functie; invoering van bekwaamheidsdossier als instrument voor de werknemer om professionele ontwikkeling vast te leggen en mogelijk aan te tonen dat wordt voldaan aan de promotiecriteria voor een LB functie. Evaluatie Uit de kwalitatieve evaluatie onder schooldirecteuren kunnen de volgende conclusies worden getrokken; Er is op positieve wijze uitvoering gegeven aan de Beleidsnota. De promotiecriteria worden gehanteerd en passend ervaren voor de LB functie. De sollicitatieprocedure is op juiste wijze toegepast, met name de deelname van een collega directeur aan de procedure wordt als zeer positief ervaren. De gesprekkencyclus verloopt goed, de directeuren zijn goed toegerust om deze gesprekken te voeren. De invoering van bekwaamheidsdossier is nog onvoldoende gerealiseerd en moet als doel opgenomen worden in de komende schooljaren. 3. Invoering Functiemix O2A5 cijfermatig Doel 2011 Per peildatum heeft O2A5 in totaal 209,9683 fte leerkrachten in dienst. Van deze 209,9683 fte dient 19%, zijnde 39,8940 geplaatst te zijn in LB. Dit percentage heeft een direct verband met de uitspraak dat binnen o2a5 geen ruimte is in de LC schaal. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

12 Realisatie 2011 De gerealiseerde functiemix binnen O2A5 per is als volgt: Schaal LA LB Totaal aantal leerkrachten 175,1626 fte 34,8057 fte 209,0683 fte Hieruit blijkt dat het aantal te behalen fte(39,8) niet volledig is gehaald: Per Doel LB Gerealiseerd LB Tekort aantal leerkrachten 39,8940 fte 34,8057 fte 5,0883 fte Het behaalde percentage per komt uit op 16,58% op bestuursniveau, terwijl 19% in ons geval verplicht is. 4. Vooruitblik, tot De consequenties van het niet behalen van de doelstelling zijn op dit moment onbekend. Het ministerie heeft op landelijk niveau inmiddels gecontroleerd. (PO raad geeft aan 14,8% gehaald ipv verplichte 16%) Op het moment van schrijven van dit bestuursformatieplan is nog niet gecommuniceerd hoe het verder gaat ten aanzien van de uitbetaling van de tweede tranche. Dit is afhankelijk gesteld van de behaalde doelen op sector niveau. Einddoel Per 1 augustus 2014 moet per school minimaal 30% van de leraren in een LB functie zijn benoemd. Op bestuursniveau is dat minimaal 46%. Uitgangspunt voor deze berekening is het personeelsbestand leerkrachten in LA en LB op peildatum van 209,0683 fte. Gebaseerd op een gelijk blijvend personeelsbestand, zijn de tussendoelen en einddoel op bestuursniveau ofwel binnen O2A5 als volgt: Peildatum Bestuursniveau Aantal leerkrachten Schoolniveau (*) in LB functie % 56,6914 fte 18% % 73,4889 fte 24% % 96,5854 fte 30% (*) dit zijn de minimaal te realiseren percentages op schoolniveau ofwel per brinnummer. In de meerjarenplanning Functiemix richt O2A5 zich op het verplichte percentage van 46% op bestuursniveau. Dit betekent dat het minimale percentage van 30% op schoolniveau wordt losgelaten en elke school 46% van de leerkrachten in LB moet plaatsen. Afwijkingen van dit verplichte percentage van 46% dient goed onderbouwd te zijn en per school gespecificeerd vastgelegd te worden. Dit kan alleen in overleg met de regiodirecteur. Bij krimp van aantal leerlingen en daarmee krimp van het personeelsbestand zal het aantal fte dat in een LB functie geplaatst moet worden, evenredig dalen. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

13 Per 1 oktober 2011 is er een leerlingen aantal van en per 1 augustus 2011 is er een personeelsbestand van 209,0683 fte. Dit levert een personeelsratio op van 16,66. De prognose van het aantal leerlingen op bestuursniveau in de komende jaren, levert bij een gelijke personeelsratio een prognose op van het verplichte aantal fte leerkrachten dat O2A5 op bestuursniveau in LB moet plaatsen: Peildatum Prognose aantal leerlingen Prognose aantal leerkrachten LA en LB naar ratio Bestuursniveau Aantal leerkrachten in LB functie op bestuursniveau , % 54,5996 fte , % 68,1933 fte , % 87,9411 fte De meerjarenplanning Functiemix zal jaarlijks geactualiseerd worden. De promotie van leerkrachten naar een LB functie dient minimaal het verplichte percentage te zijn, echter moet ook op lange termijn passend zijn binnen de schoolbegroting, rekening houdend met dalende leerlingenaantallen. In de periode tussen en ligt een periode van 2 jaar waarin scholen binnen hun schoolplan keuzes moeten maken op welk beleidsterrein een LB functie een bijdrage kan leveren aan het realiseren van de doelen in het schoolplan dan wel een bijdrage kan leveren aan de beleidsontwikkelingen binnen de school. Begeleiding van directeuren door regiodirecteuren is hierbij mogelijk. In deze periode dienen leerkrachten in LB geplaatst te worden als ze voldoen of gaan voldoen aan de promotiecriteria. Dit kan gerealiseerd worden door het volgen van HBO+ scholing (Master of nieuwe opleiding Leer-Kracht LB), op basis van een scholingsovereenkomst. Deze scholingsmogelijkheden en de mogelijkheid om HBO+ niveau vast te stellen middels certificering EVC en/of HBO+ toets wordt door de werkgroep Functiemix in het schooljaar nader onderzocht. De werkgroep Functiemix zal in het schooljaar en actief blijven om de invoering van de Functiemix beleidsmatig en cijfermatig verder te ontwikkelen en begeleiden. Indicatie gevolgen bekostiging De meerkosten die gevolg zijn van de gerealiseerde inschaling in LB functie zien er als volgt uit: peildatum aantal leerkrachten meerkosten per meerkosten per , , , , ,00 Cumulatief 34, , ,00 75% voor rekening Min OCenW 8.778, ,25 25% voor rekening bestuur 2.926, ,75 De meerkosten komen ten laste van de schoolbegroting. Per saldo zullen er daardoor minder leerkrachten op de school werkzaam zijn. De kwaliteit van die leerkrachten zal dan wel zijn toegenomen. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

14 Functieboek Binnen O2A5 is een Functieboek vastgesteld met daarin de functies die binnen het primair onderwijs binnen het eigen bestuur beschikbaar zijn, voorzien van functiebeschrijvingen en salariëring. Het Functieboek biedt zicht op loopbaanmogelijkheden aan het zittende personeel en nieuw personeel. Per 1 augustus 2010 is het Functieboek uitgebreid en geactualiseerd. Er zijn geen vernieuwingen te verwachten, waarmee het huidige Functieboek opnieuw wordt vastgesteld. Functiebouwwerk Functiebouwwerk op bestuursniveau Het functiebouwwerk bestaat uit die functies uit het Functieboek O2A5 die structureel in de formatie zijn opgenomen. Jaarlijks wordt bezien of wijziging of inkrimping van het functiebouwwerk gewenst is. Ten gevolge van de vermindering van bekostiging door daling van aantal leerlingen zal een inkrimping van het functiebouwwerk aan de orde zijn voor de komende schooljaren. (zie bijlage 1. Meerjaren formatieoverzicht 2012/2013, 2013/ /2015 en 2015/2016). Dit zal jaarlijks in het bestuursformatieplan worden vastgesteld en toegelicht. Functiebouwwerk op schoolniveau Bij het samenstellen van het functiebouwwerk per school is de toegekende formatie op schoolniveau leidend. Op schoolniveau wordt tijdens de formatiebesprekingen vastgesteld welke functies uit het Functieboek O2A5 in aantal en omvang worden ingezet voor het schooljaar 2012/2013. Hiermee ontstaat het functiebouwwerk per school. De (P)MR geeft jaarlijks haar instemming aan het formatieplan als onderdeel van het jaarplan en daarmee aan het functiebouwwerk per school. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

15 Personeelsverloop Om een werkgelegenheidsgarantie af te geven voor personeel dat in vaste dienst is benoemd en voor (verlengd) tijdelijk aangestelden met uitzicht op een vast dienstverband, voor de komende drie schooljaren, is een zorgvuldige onderbouwing nodig. Inzicht in het verloop van personeel over de afgelopen jaren is in beeld gebracht. Kalenderjaar Personeel in aantal Personeel in fte Uitstroom in aantal Uitstroom in percentage Uitstroom in fte ,6 21 7,1% 16, ,8 16 5,5% 12, ,8 14 4,7% 10, ,7 21 5,8% 15, , ,7% * 12,9 * percentage gebaseerd op uitstroom in fte Bovenstaand geeft het aantal personeelsleden en het totaal in fte aan per 1 januari van het betreffende kalenderjaar. Voor het kalenderjaar 2011 was een uitstroompercentage voorzien van 5,3%, gebaseerd op een gemiddelde van de laatste 3 jaren van O2A5, wat zou resulteren in een uitstroom van 20 personeelsleden voor 14,5 fte. In 2011 zijn zoals voorzien een aantal van 20 personeelsleden uit dienst gegaan bij O2A5. Het betreft echter veel mensen met een lage werktijdfactor waardoor het aantal fte wat uitstroomt kleiner is dan verwacht, namelijk 12,9 fte. Dit resulteert in een uitstroompercentage van 4,7%. De uitstroom die in de loop van 2011 is ontstaan, vond plaats op eigen verzoek van personeel (9 personen), in het kader van (pre)pensioen (7 personen), op grond van wederzijds goedvinden (1 persoon) en vanwege de afloop van een langdurige vervanging cq. het verstrijken van de termijn van de benoeming (3 personen). Per heeft O2A5 een aantal van 358 personeelsleden in dienst (inclusief tijdelijk aangestelden, exclusief ziektevervanging), in totaal 269,05 fte op bestuursniveau. Bij een verwachte uitstroom van 5,1% (een gemiddelde van de laatste drie jaren) betekent dit dat in het kalenderjaar 2012 naar verwachting 18 personeelsleden voor 13,72 fte O2A5 gaan verlaten. Vergrijzing en uitstroom De vergrijzing in het onderwijs heeft zijn weerslag in een grotere uitstroom in de komende jaren; veel ouderen zullen uitstromen naar (pre)pensioen. De gemiddelde uittredeleeftijd in het onderwijs is gestegen. Een belangrijke oorzaak ligt in het feit dat het langer doorwerken fiscaal aantrekkelijk is gemaakt en qua pensioenopbouw een hoog rendement oplevert. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

16 In het kader van de vergrijzing wordt een verwachting van het natuurlijk verloop weergegeven. Onder natuurlijk verloop valt de uitstroom vanwege gebruik maken van (pre)pensioen; het vinden van een andere baan; minder werken b.v. na zwangerschapsverlof, verhuizing etc. etc. Aangezien de uitstroom op grond van (pre) pensioen een goed te prognosticeren onderdeel is van het natuurlijk verloop, is dit een belangrijk onderdeel van de hierna volgende meerjaren personeelsplanning. Te verwachten uitstroom Om de krimp van het aantal leerlingen binnen O2A5 te kunnen opvangen, is een goed inzicht in het personeelsbestand een noodzaak. De verhouding tussen de terugloop in leerlingenaantallen en de uitstroom van personeel is inzichtelijk gemaakt. Binnen O2A5 zijn de personeelsleden van 59 jaar en ouder in beeld gebracht en is in individuele gesprekken met directeuren met hen gesproken over de wensen ten aanzien van de afbouw van hun loopbaan in het onderwijs. Deze informatie is tevens basis voor de gesprekkencyclus van de komende jaren ten aanzien van inzet en professionalisering en overdracht van kennis en vaardigheden. De voornemens om met (pre)pensioen te gaan, zijn in beeld gebracht en resulteert in een meerjaren personeelsplanning. Bestuursniveau O2A5 terugloop leerlingenaantallen (2012 e.v. betreft prognoses) saldo Leerlingen aantallen per 1 oktober Afname aantal leerlingen t.o.v. vorig schooljaar Afname bekostiging ( per leerling) Formatieoverschot in fte t.o.v. vorig schooljaar (max per leerkracht) ,0 9,3 8,8 4,4 33,5 Bestuursniveau O2A5 uitstroom personeel saldo Uitstroom voornemens (pre)pensioen in fte Gemiddeld uitstroom over de laatste 5 jaar: 12 fte per jaar Te realiseren overige natuurlijk verloop/uitstroom 8,2 2,5 5,1 6,8 22,6 9, ,8 9,5 6,9 5,2 25,4 Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

17 De afname in fte op grond van het teruglopend aantal leerlingen blijft onder de 12 fte per jaar. Gebaseerd op historische gegevens zou dit formatieoverschot via natuurlijk verloop opgevangen moeten kunnen worden. De voornemens van personeelsleden geven aan dat 22,6 fte in de periode van 2012 tot met 2015 zullen uittreden op grond van (pre)pensioen. Er is echter een formatieoverschot in de periode van 2012 t/m 2015 van 33,5 fte. In de jaren tot 2015 dient een overig natuurlijk verloop van 10,9 fte gerealiseerd te worden. Dit lijkt op grond van de historische gegevens haalbaar en aannemelijk. In de jaren 2016 en 2017 zullen nog 9 fte gebruik gaan maken van de (pre)pensioen regeling. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in het jaar 2013 er sprake is van een relatief lage uitstroom op grond van (pre)pensioen, waardoor in 2013 een lager natuurlijk verloop zou kunnen plaatsvinden. In het kader van meerjaren personeelsplanning is het van belang om de uitstroom van personeel in beeld te houden. Dit wordt jaarlijks in het bestuursformatieplan voor de komende 4 jaar gepresenteerd. Meerjaren personeelsplanning In dit meerjaren bestuursformatieplan zijn de actuele leerling-prognoses voor de komende jaren opgenomen. Dit biedt inzicht in het dalend leerlingenaantal dat wordt geprognosticeerd voor de komende jaren. Een dalend leerlingenaantal gaat gepaard met ingrijpende consequenties. Bij een daling zal de lumpsumbekostiging verminderen, wat ook gevolgen heeft voor de personele bezetting. De directeuren hebben voor de eigen school een meerjarenbegroting opgesteld, waaruit een personeelsbehoefte is doorgerekend. Dit dient afgezet te worden tegen een meerjaren personeelsplanning. Doel is om tijdig in te spelen op een kwantitatieve discrepantie die ontstaat in de komende jaren tussen de personeelsbehoefte enerzijds en de bestaande personele bezetting anderzijds. Dat kan door het inzetten van een aantal maatregelen: 1. Het ontstaan van nieuwe verplichtingen voorkomen De belangrijkste beleidsuitspraak is dat het ontstaan van verplichtingen moet worden voorkomen. Concreet betekent dit dat tijdelijke medewerkers maximaal één jaar bij O2A5 kunnen werken. Dit geldt zowel voor een tijdelijke benoeming in de reguliere formatie als voor een tijdelijke benoeming in een vervangingsbetrekking. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

18 Het voorkomen van verplichtingen is mogelijk door: A. Het benoemen van tijdelijke medewerkers voor de periode van maximaal één jaar. Tijdelijke medewerkers kunnen maximaal voor één jaar worden benoemd. Het dienstverband dient binnen 1 jaar te eindigen en zal niet worden verlengd. Pas na een blokkeringsperiode van meer dan drie maanden kan de medewerker weer worden ingezet. De medewerker kan dan opnieuw worden benoemd voor een periode van maximaal één jaar. In het schooljaar is dit in de praktijk gebracht. Dit heeft enerzijds geleid tot het minimaliseren van herbenoemingsverplichtingen, maar anderzijds geleid tot ongewenste wisselingen binnen de schoolorganisatie gedurende het lopende schooljaar. Door een tijdige en heldere communicatie aan de werknemer wordt geprobeerd deze impopulaire maatregelen zo correct mogelijk door te voeren. B. Payrolling. Payrolling is een vorm van het ter beschikking stellen van werknemers aan opdrachtgevers, waarbij de opdrachtgever zelf verantwoordelijk is voor de werving, selectie en begeleiding van de werknemer. De betrokken werknemer wordt geplaatst op de payroll van de payroll-organisatie. De payroll-organisatie is vervolgens de juridisch werkgever. De payroll-constructie kan worden ingezet om een wachtgeldverplichting te voorkomen als O2A5 een medewerker vanuit kwaliteitsoogpunt wil behouden voor het onderwijs, na afloop van de maximale benoemingsperiode van één jaar. Gezien het kostenaspect van de payroll-constructie dient voorafgaande een uitgebreide kosten- en batenanalyse te worden gemaakt. De mantelovereenkomst wordt op bestuursniveau getekend. De inzet van een werknemer via payroll wordt in overleg met de schooldirecteur en regio directeur besloten en bepaald. 2. Stimuleren externe mobiliteit buiten het onderwijs De achterliggende gedachte hierbij is te vinden in het ziekteverzuimbeleid. Uit de ziekteverzuimgegevens wordt duidelijk in welke leeftijdscategorieën het ziekteverzuim hoog is. De ervaring leert dat bij het ziekteverzuim met een psychische oorzaak regelmatig sprake is van een loopbaanvraagstuk. O2A5 wil hierop anticiperen door het stimuleren van externe mobiliteit buiten het onderwijs. Hierbij kan worden gedacht aan het voeren van individuele gesprekken en het aanbieden van outplacementtrajecten. 3. Vasthouden aan de pensioenleeftijd Gelet op de krimp waarmee O2A5 te maken heeft, zal een verzoek van een personeelslid in een OP functie om door te werken na de pensioenleeftijd vooralsnog niet worden gehonoreerd. 4. Gebruik maken van de eigen vervangerspool O2A5 heeft een Vervangerspool ingericht. In deze pool worden jonge, talentvolle, ervaren, en enthousiaste medewerkers geplaatst, die O2A5 vanuit kwaliteitsoogpunt wil behouden voor het onderwijs. Deze medewerkers zijn flexibel inzetbaar bij vervanging van (langdurig) ziekteverlof en zwangerschaps- en bevallingsverlof. Bij uitstroom van een medewerker, op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, wordt bekeken of de vervangende poolleerkacht kan worden benoemd in de vrijgekomen reguliere formatie. Als dit het geval is, ontstaat er ruimte in de vervangerspool voor een poolleerkracht. De gedachte is dat deze ruimte kan worden ingevuld door een interne leerkracht, die voldoet aan de door O2A5 gestelde kwaliteitseisen. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

19 Vanuit het Vervangingsfonds mag 4% van de totale formatie worden ingezet in de Vervangerspool. Het personeel dat hierin wordt opgenomen (de poolleerkrachten) moeten echter voor 98% worden ingezet voor bovengenoemde vervangingswerkzaamheden. Om die reden moet jaarlijks worden bekeken hoe zwaar de vervangerspool kan worden ingericht, zodat de 98%-eis kan worden gewaarborgd. Gelet op de krimp en het feit dat de mogelijkheid aanwezig is dat er bij aanvang van het schooljaar nog geen herplaatsing op een andere school gerealiseerd is voor werknemers die verplicht moeten mobiliseren, zullen boventallige werknemers ook geplaatst gaan worden in de Vervangerspool. Het voornemen is om de maximum toegestane omvang in de Vervangerspool hiervoor te benutten. Door het Vervangingsfonds is aan O2A5 toestemming verleend om in het schooljaar een aantal van maximaal 10,9 fte te plaatsen in de Vervangerspool. Een verzoek tot continuering voor het schooljaar wordt ingediend. 5. Boventalligheid inzetten t.b.v. kwaliteitsverbetering Wanneer de hierboven genoemde maatregelen zijn benut, is er altijd de mogelijkheid om creatief en meer beleidsrijk om te gaan met eventuele boventalligheid. De stichting heeft in haar strategisch beleidsplan een groot aantal ambities geformuleerd. Om die ambities te verwezenlijken kan met boventallig personeel een extra tijdelijke kwaliteitsimpuls gerealiseerd worden. Hierbij valt te denken aan Het tijdelijk inzetten van een van onze leerkrachten als functionaris die de lichamelijke opvoeding c.q. het bewegingsonderwijs een kwaliteitsimpuls geeft. Het inzetten van boventallige leerkrachten om het godsdienst onderwijs en humanistisch vormingsonderwijs kwalitatief vorm te geven. Leerkrachten tijdelijk extra inzetten om kwaliteitsimpuls op (zeer) zwakke scholen te geven. Intervisie mogelijk maken door boventallige vervangers in te zetten, waarmee in het kader van passend onderwijs de pedagogische en didactische kwaliteiten van leerkrachten een extra impuls krijgen Een calamiteiten pool opzetten met excellente leerkrachten die gedurende het schooljaar bij calamiteiten op een andere school, helpen problemen op te lossen (z.g. vrijwillige mobiliteit). Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

20 Werkgelegenheidsgarantie Elk jaar opnieuw zal, met inachtneming van het hierna volgende, aan het begin van het schooljaar de werkgelegenheidsgarantie voor personeel dat in vaste dienst is benoemd en (verlengd) tijdelijk aangestelden met uitzicht op vast dienstverband voor de komende drie schooljaren worden afgegeven. Daarbij zal aan deze medewerkers voor deze periode het bestaande salarisuitzicht worden gegarandeerd. Op basis van het personeelsverloop van de voorgaande jaren wordt voor 2012 een verwacht uitstroompercentage van 4,7%, zijnde 12,9 fte gehanteerd. Voor het komende schooljaar is een aanzienlijke daling van het leerlingenaantal (156) aan de orde, wat neerkomt op een terugloop in formatie van 6 fte. Door de bezuinigingen van het Rijk zijn er nog 5 fte minder aanwezig. De terugloop van het leerlingaantal en de bezuinigingen veroorzaken een daling van 11 fte. Het is de verwachting dat deze tendens zich voortzet. Ook de navolgende twee schooljaren / is er sprake van een daling van het leerlingenaantal. Dat kan op basis van natuurlijk verloop worden opgevangen, mits er geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan. Gelet op het meerjarenperspectief van het natuurlijk verloop en de te verwachten daling van het aantal leerlingen geven wij met dit bestuursformatieplan opnieuw bovengenoemde werkgelegenheidsgarantie voor drie jaar af. Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

21 Verklarende woordenlijst B&M BAPO CAO-PO DUO FPE FTE GGL GMR GPL LGF LIO OP OOP PAB RDDF SBO VF/PF WIA WSNS Gelden t.b.v. bestuur en management. Bevordering arbeidsparticipatie ouderen Collectieve arbeidsovereenkomst primair onderwijs Dienst Uitvoering Onderwijs (voorheen CFI) formatieplaatseenheid Full time equivalent Gewogen gemiddelde leeftijd Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Gemiddelde personeelslast Leerling gebonden financiering Leraar in opleiding Onderwijzend personeel Onderwijsondersteunend personeel Personeels- en arbeidsmarkt beleid Risico dragend deel van de formatie Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt Vervangingsfonds / Participatiefonds Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Weer Samen Naar School Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

22 Bijlage 1 Leerlingenaantallen O2A5 Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23

23 Bijlage 2 Prognose formatieoverzicht Conceptversie 19 april 12 Bestuursformatieplan O2A5 / /23