DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Transcriptie

1 Uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/28 Vlaamse overheid Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie afdeling openbaarheid van bestuur Boudewijnlaan 30 bus BRUSSEL T : F : 02/ Mail: openbaarheid@vlaanderen.be Dossiernummer: OVB/2015/28 DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie; Gelet op het oorspronkelijke verzoek d.d. 17 december 2014 dat namens xxx werd gericht aan de Openbare Afvalstoffenmaatschappij (hierna OVAM) waarbij om de openbaarmaking en overlegging werd verzocht van de voor- en nameldingen zoals gedaan in kennisgevingsdossier BE Overheidsopdracht Verdiepingsbaggerwerken Antwerpse dokkencomplex Rechteroever 4 de Havendok, zoals die door OVAM dienden te worden bijgehouden conform artikel 16 van de EVOA-Verordening nr. 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen; Gelet op de beslissing van OVAM d.d. 24 december 2014 waarbij geweigerd werd om deze documenten mee te delen, zich daartoe beroepend op artikel 14,4 en artikel 15, 1, 8 van het decreet betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het beroepschrift d.d. 22 januari 2015 van xxx tegen de weigering van OVAM; Gelet op de registratie van het beroepschrift op 26 januari 2015; Gelet op de verlenging van de beslissingstermijn in toepassing van artikel 24, 1, tweede lid, openbaarheidsdecreet, meegedeeld aan beroeper bij schrijven van 18 februari 2015; Wat de ontvankelijkheid betreft: Overwegende dat het aanvankelijk verzoek van THV Verdieping 4H4 dateert van 17 december 2014; dat de in beroep aangevochten beslissing dateert van 24 december 2014; dat in deze beslissing de beroepsmogelijkheid en -modaliteiten, zoals voorgeschreven in artikel 35 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, werden vermeld; dat het beroepschrift de datum draagt van 22 januari 2015;

2 Overwegende dat daaruit volgt dat het beroep, dat werd ingesteld op 22 januari 2015, binnen de in artikel 22, lid 2 van het decreet van 26 maart 2004 gestelde termijn van 30 dagen is ingediend; Overwegende dat het beroepschrift bijgevolg ontvankelijk is; Wat de gegrondheid betreft: Overwegende dat in overeenstemming met artikel 7, tweede lid van het Openbaarheidsdecreet het recht op passieve openbaarheid betrekking heeft op bestuursdocumenten; dat op grond van deze bepaling elke instantie in principe verplicht is aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste bestuursdocumenten; dat de openbaarmaking slechts kan geweigerd worden mits toepassing wordt gemaakt van één of meerdere uitzonderingsgronden, zoals gestipuleerd in de artikelen 11 tot en met 15 van voormeld decreet; Overwegende dat de verzoeker OVAM verzocht om de openbaarmaking van de voor- en nameldingen zoals gedaan in kennisgevingsdossier BE Overheidsopdracht Verdiepingsbaggerwerken Antwerpse dokkencomplex Rechteroever 4de Havendok, zoals die door OVAM dienden te worden bijgehouden conform artikel 16 van de EVOA-Verordening nr. 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen; Overwegende dat OVAM dit verzoek tot openbaarmaking heeft geweigerd op grond van artikel 14, 4 en 15, 1, 8 van het Openbaarheidsdecreet met als motivering dat er in dit dossier nog gerechtelijke procedures lopende zijn; dat de verzoeker hiertegen in beroep is gegaan en verzoekt om alsnog de gevraagde afschriften te krijgen; Overwegende dat de beroepsinstantie, om met kennis van zaken te kunnen oordelen, bij mailbericht d.d. 27 januari 2015 OVAM om toelichting heeft aangeschreven en bij mailberichten van 30 januari 2015 van OVAM een antwoord alsook de betrokken documenten mocht ontvangen; Overwegende dat het thans toekomt aan de beroepsinstantie om ten gronde te oordelen; Overwegende dat uit de toelichting door OVAM en beroeper blijkt dat het voorwerp van het verzoek kan worden gekaderd als volgt; Overwegende dat de problematiek zich situeert in het kader van het project verdieping van het dokkencomplex rechteroever in de Haven van Antwerpen ; dat voor de realisatie van dit project over de looptijd van enkele jaren zeer grote hoeveelheden baggerspecie moeten uitgebaggerd en verwerkt worden; dat deze werkzaamheden zodoende gepaard gaan met de overbrenging van afvalstoffen; Overwegende dat de beroeper op 15 mei 2013 kennis nam van de overheidsopdracht Verdiepingsbaggerwerken Antwerpse dokkencomplex Rechteroever, 4de havendok ; dat die overheidsopdracht in hoofdzaak baggerwerkzaamheden omvat met verontreinigde baggerspecie; dat binnen dit kader de OVAM-toelating d.d. 5 augustus 2013 voor grensoverschrijdend transport van baggerspecie moet worden gesitueerd (Beslissing Kennisgeving BE ); dat voor de uitvoering van de betreffende werken het aannemingsbedrijf xxx werd aangesteld en dat zij gebruik maakte van de voormelde OVAM-toelating van 5 augustus 2013; uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/28 pagina 2 van 6

3 Overwegende dat het verzoek tot openbaarmaking in kwestie betrekking heeft op de individuele voormeldingen en nameldingen die per transport in het kader van kennisgeving BE door de kennisgever moeten doorgestuurd worden aan OVAM; dat de kennisgever verplicht is op basis van de EG- Verordening 1013/2006 om elk transport ten minste 3 dagen voor het vertrek voor te melden bij de bevoegde autoriteiten (cf. artikel 16 b)); dat na ontvangst van het transport op de plaats van bestemming de bevoegde autoriteiten binnen de 3 dagen na ontvangst een bevestiging van de ontvangst van de ontvanger krijgen via een namelding (cf. artikel 16 d)); dat het niet naleven van deze verplichting tot vooren namelden van elk transport binnen een bepaalde kennisgeving op basis van artikel 11 d) van de Verordening 1013/2006 kan leiden tot het niet-goedkeuren door een of alle van de betrokken autoriteiten van kennisgevingen die nadien werden ingediend; dat, indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten geen goedkeuring aan een kennisgeving geeft, geen transporten meer kunnen uitgevoerd worden onder deze kennisgeving; Overwegende dat de OVAM op 24 december 2014 in de bestreden beslissing aan de verzoeker het volgende meedeelde: "Gelet op het feit dat er momenteel in dit dossier nog gerechtelijke procedures lopende zijn kan de OVAM niet ingaan op uw verzoek. Een eerste procedure is de procedure voor de Raad van State tot schorsing sing en nietigverklaring van de OVAM beslissing dd. 5 augustus 2013 met betrekking tot het kennisgevingsdossier BE , waarbij xxx optreden als verzoekende partijen. Een tweede procedure loopt voor de rechtbank van koophandel waarbij u als verzoekende e partij tracht gevolgen te koppelen aan de door u beweerde onwettigheid van de OVAM beslissing dd. 5 augustus De OVAM treedt in deze procedure op als tussenkomende partij. Wij beroepen ons voor deze weigeringsbeslissing op de artikelen 14, 4 en 15, 1, 8 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. In de beslissing van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur dd. 17 oktober 2014, op basis van een verzoek van xxx in een gelijkaardig dossier, is opgenomen dat deze uitzonderingsgrond op de openbaarheid erop gericht is het eerlijk verloop van de rechtspleging te vrijwaren. Een essentieel onderdeel van het recht op een eerlijk proces is het beginsel van de gelijkheid der wapens in een proces. Het beginsel van wapengelijkheid houdt in dat elke partij het recht heeft haar argumenten te doen gelden in omstandigheden die haar niet benadelen ten opzichte van de tegenpartij. De uitzonderingsgrond belet ook dat een instantie zou worden verplicht in een rechtsgeding de tegenpartij informatie ter beschikking te stellen die vervolgens tegen haar gebruikt zou worden. Uw huidig verzoek tot openbaarheid houdt onmiskenbaar verband met de lopende procedure voor de Raad van State waarbij men een vernietiging wil bekomen van de OVAM beslissing dd. 5 augustus 2013 met betrekking tot het kennisgevingsdossier BE en de procedure voor de rechtbank van koophandel waarbij u tracht rechtsgevolgen te koppelen aan de door u beweerde onwettigheid van deze beslissing. Wij zijn dan ook van mening dat het belang van de openbaarheid in casu niet opweegt tegen de bescherming van de rechtspleging in het burgerlijk en administratief rechtsgeding en de mogelijkheid een eerlijk proces te verkrijgen.". Overwegende dat OVAM aan de beroepsinstantie voorts meedeelde dat er, naast deze procedures opgenomen in de weigeringsbeslissing, ook nog de procedure ingeleid door de beroeper xxx voor de Raad uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/28 pagina 3 van 6

4 van State tot nietigverklaring van de beslissing van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen dd. 14 oktober 2013 is; dat OVAM tussenkomende partij is in deze procedure omdat eisers aanhalen dat de beslissing van de OVAM dd. 5 augustus 2013 houdende toestemming voor de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen zoals omschreven in kennisgeving BE een onwettige beslissing zou zijn; dat de OVAM daarnaast nog andere procedures heeft lopen in gelijkaardige kennisgevingsdossiers, ingeleid door andere baggerbedrijven; Overwegende dat op grond van de uitzonderingsgrond van artikel 14, 4 (niet-milieu-informatie) en artikel 15, 1, 8 (milieu-informatie) van het Openbaarheidsdecreet een aanvraag tot openbaarmaking moet worden afgewezen als het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid een eerlijk proces te verkrijgen; dat het om een relatieve uitzonderingsgrond gaat; dat eerst moet worden onderzocht of de openbaarmaking het beschermde belang schaadt; dat, als er belangenschade is, het te beschermen belang vervolgens moet worden afgewogen tegen het belang van de openbaarheid; dat de openbaarmaking enkel mag worden bevolen als daarmee een hoger belang wordt gediend dat zwaarder doorweegt dan het door de uitzonderingsgrond beschermde belang; Overwegende dat de uitzonderingsgrond van artikel 14, 4 en 15, 1, 8 van het Openbaarheidsdecreet het eerlijk verloop van de rechtspleging wil vrijwaren; dat een essentieel onderdeel van het recht op een eerlijk proces het beginsel van de gelijkheid der wapens in een proces is; dat het beginsel van de wapengelijkheid inhoudt dat elke partij het recht heeft haar argumenten te doen gelden in omstandigheden die haar niet benadelen ten opzichte van de tegenpartij; dat de bestaansreden van de geciteerde uitzonderingsgrond vooral daarin gelegen is, te verhinderen dat de openbaarheid van bestuur waaraan één partij onderworpen is, afbreuk doet aan de wapengelijkheid; dat zonder deze uitzonderingsgrond één partij op grond van de openbaarheid van bestuur zou kunnen worden verplicht stukken in het gerechtelijk debat te brengen die tegen haar zaak pleiten, daar waar de andere partij enkel die elementen die haar eis ondersteunen, kenbaar mag maken om het oordeel van de rechter te beïnvloeden; dat de uitzonderingsgrond van artikel 14, 4 en 15, 8 een correctief op de openbaarheid is om te beletten dat een instantie zou worden verplicht in een rechtsgeding de tegenpartij informatie ter beschikking te stellen die vervolgens tegen haar wordt uitgespeeld; Overwegende dat de bedoelde uitzonderingsgrond niet op een abstracte manier mag worden ingeroepen; dat concreet moet worden aangetoond dat de gevraagde bestuursdocumenten verband houden met een bestaand rechtsgeding en tegen de betrokken instantie kan worden aangewend; Overwegende dat de OVAM momenteel verwikkeld zit in een reeks gerechtelijke procedures waarbij de sector van de baggeraars bezwaren uiten tegen de goedkeuring tot uitvoer van baggerspecie naar Nederland; Overwegende dat uit het onderzoek door de beroepsinstantie is gebleken dat het voorwerp van het openbaarheidsverzoek in casu onmiskenbaar verband houdt met de beslissing van OVAM d.d. 5 augustus 2013 houdende de toestemming voor de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen zoals omschreven in kennisgeving BE ; dat met betrekking tot deze beslissing enkele procedures bij de Raad van State en bij (de Voorzitter van) de rechtbank van koophandel aanhangig zijn; dat in enkele van deze procedures zowel de beroeper als OVAM betrokken partijen zijn; Overwegende dat de beroeper opwerpt dat het voorwerp van de gevraagde openbaarmaking geen verband houdt met de gerechtelijke procedures waarnaar OVAM verwijst; dat de mededeling van de voor- uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/28 pagina 4 van 6

5 en nameldingen louter een uitvoeringsmodaliteit van de OVAM-beslissing van 5 augustus 2013 uitmaken; dat deze meldingen louter feitelijk informatie is omtrent de mogelijk gedane transporten, aldus de beroeper; Overwegende dat de gevraagde voor- en nameldingen volgens de beroepsinstantie echter onlosmakelijk verband houden met de betwiste beslissing van OVAM d.d. 5 augustus 2013; dat na een eventueel negatief oordeel over de geldigheid van de OVAM-beslissing d.d. 5 augustus 2013 het de beroepsinstantie zeer aannemelijk lijkt dat ook de transporten die in het kader van deze betwiste beslissing d.d. 5 augustus 2013 plaatsvonden, zullen worden geviseerd; dat immers de beroeper ook een geding voert voor de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel (waarin de OVAM en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen zijn tussengekomen) met als doel een verbod te verkrijgen om verder uitvoering te geven aan de betreffende overheidsopdracht voor o.m. het transport van baggerspecie door xxx; dat deze procedure momenteel weliswaar on hold staat in afwachting van een uitspraak bij de Raad van State maar dat zij nadien ongetwijfeld zal dienen hernomen te worden; dat de transporten die plaatsvonden in het kader van een door de beroeper betwiste beslissing van OVAM d.d. 5 augustus 2013 volgens de beroepsinstantie, in tegenstelling tot de opvatting van de beroeper, niet als op zich staande feiten kunnen worden beschouwd die zomaar vallen los te koppelen van de betwiste beslissing van OVAM d.d. 5 augustus 2013; dat de gevraagde transportmeldingen wel degelijk materiaal kunnen vormen voor de beroeper om, zoals gesteld in de bestreden beslissing d.d. 24 december 2014, rechtsgevolgen te koppelen aan de beweerde onwettigheid van de OVAM-beslissing d.d. 5 augustus 2013; Overwegende dat OVAM niet kan worden verplicht mee te werken aan een voor haar eventueel ongunstige afloop van een rechtsgeding; dat de afweging van dit belang tegenover het belang gediend met de openbaarmaking niet tot een ander oordeel leidt; dat de beroepsinstantie geen enkel hoger belang ziet ten dienste waarvan de openbaarmaking zou moeten worden bevolen ten koste van de OVAM; dat er trouwens specifieke regels gelden die de inzagemogelijkheden bepalen van documenten betreffende zaken die aanhangig zijn bij de Raad van State of bij de burgerlijke rechtbanken; Overwegende dat uit het voorafgaande wordt besloten dat op grond van de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 14, 4 en 15, 1, 8 van het Openbaarheidsdecreet het ingestelde beroep, wat betreft het verzoek tot openbaarmaking van de transportmeldingen van de baggerspecie door xxx, als ongegrond moet worden beschouwd; Na beraadslaging, BESLUIT: Het beroepschrift dat namens xxx werd ingesteld tegen de beslissing van de OVAM d.d. 24 december 2014 houdende de weigering g tot openbaarmaking van de voor- en nameldingen zoals gedaan in kennisgevingsdossier BE Overheidsopdracht Verdiepingsbaggerwerken Antwerpse dokkencomplex Rechteroever 4de Havendok wordt als ontvankelijk en ongegrond beschouwd. Brussel, 27 februari uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/28 pagina 5 van 6

6 Voor de beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur, Bruno ASSCHERICKX Voorzitter uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/28 pagina 6 van 6