DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Transcriptie

1 Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Afdeling Kanselarij Boudewijnlaan 30, bus Brussel tel. secretariaat: 02/ fax secretariaat: 02/ Dossiernummer : OVB/2011/22 DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie; Gelet op het oorspronkelijke verzoek van xxx dd. 12 januari 2011, dat aangetekend werd meegestuurd met een begeleidend schrijven van xxx, gericht aan het OCMW Mechelen, waarbij werd verzocht om een afschrift te verlenen van de volgende documenten (naar aanleiding van een aanvraag tot referentieadres bij het OCMW): - Het gemotiveerd verslag van de Raadsvergadering dd. 21 december Gelet op het feit dat het OCMW Mechelen heeft nagelaten om binnen de decretaal voorgeschreven termijn een beslissing te treffen; Gelet op het beroepschrift van xxx dd. 30 januari 2011 tegen de ontstentenis van beslissing van het OCMW Mechelen; Gelet op de registratie van het beroepschrift op 31 januari 2011; Wat de ontvankelijkheid betreft: Overwegende dat het oorspronkelijke verzoek dateert van 12 januari 2011; dat op 30 januari 2011, de datum waarop het beroepschrift werd ingesteld, de decretaal voorziene antwoordtermijn van vijftien dagen was verstreken, zonder dat er een beslissing werd genomen door het OCMW Mechelen; Overwegende dat door het feit dat het OCMW Mechelen heeft nagelaten om binnen de decretaal voorgeschreven termijn een beslissing te nemen over de vraag tot openbaarmaking, 1

2 de termijn om beroep in te stellen geen aanvang heeft genomen conform artikel 22, derde lid, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Overwegende dat het ingediende beroepschrift dd. 30 januari 2011 dan ook tijdig werd ingesteld; Overwegende dat wordt vastgesteld dat in casu de documenten waarvan een afschrift wordt gevraagd, ontegensprekelijk informatie van persoonlijke aard bevatten; Overwegende dat voor de openbaarmaking van informatie van persoonlijke aard, conform artikel 17, 2, tweede lid van het decreet van 26 maart 2004, de aanvrager moet aantonen dat hij rechtstreeks en persoonlijk in zijn rechtssituatie kan worden geraakt door ofwel (1) de informatie, (2) de beslissing waarop de informatie betrekking heeft of (3) de beslissing ter voorbereiding waarvan het document dat de informatie bevat, werd opgesteld; dat in datzelfde artikel 17, 2, in fine echter wordt vermeld dat dit belang niet moet worden aangetoond indien de informatie van persoonlijke aard over de aanvrager zelf handelt; Overwegende dat in casu wordt vastgesteld door de beroepsinstantie dat de informatie van persoonlijke aard betrekking heeft op xxx, de verzoeker zelf en dat derhalve wordt vastgesteld dat hij over het vereiste belang beschikt; Overwegende immers dat xxx op 12 januari 2011 zijn oorspronkelijk verzoek tot openbaarmaking zelf had ingediend en ondertekend, zodat op dat ogenblik geen belang diende te worden aangetoond, daar de informatie van persoonlijke aard op hemzelf betrekking heeft; Overwegende dat nu bij de beroepsprocedure moet worden vastgesteld dat het beroep werd ingesteld door xxx; dat zij in haar beroepsschrift uitdrukkelijk heeft gesteld dat zij optrad in naam en voor rekening van xxx; dat de beroepsinstantie, om elke twijfel daaromtrent weg te nemen, aan xxx heeft gevraagd om die volmacht voor te leggen; dat de beroepsinstantie daarop,via mail, in kennis werd gesteld van de uitdrukkelijke schriftelijke volmacht van xxx aan xxx om in zijn naam beroep in te stellen bij de beroepsinstantie en de openbaarmaking te vragen van beide voormelde bestuursdocumenten; Overwegende dat de beroepsinstantie dan ook moet vaststellen dat de informatie van persoonlijke aard die voorkomt in de opgevraagde documenten betrekking heeft op xxx en dat hij als oorspronkelijke verzoeker daaromtrent geen belang hoeft aan te tonen; dat xxx, die het beroepschrift indiende, evenmin dat belang hoeft aan te tonen, daar zij uitdrukkelijk optreedt namen xxx; Overwegende dat het ingestelde beroep dan ook als ontvankelijk wordt beschouwd; Wat de gegrondheid betreft: Overwegende dat overeenkomstig artikel 7, tweede lid van het decreet van 26 maart 2004 het recht op passieve openbaarheid betrekking heeft op bestuursdocumenten; dat op grond van deze bepaling elke instantie in principe verplicht is aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste bestuursdocumenten; 2

3 Overwegende dat de openbaarmaking slechts kan geweigerd worden, mits toepassing wordt gemaakt van één of meerdere uitzonderingen, zoals gestipuleerd in de artikelen 11 tot en met 14 van voormeld decreet; Overwegende dat verzoeker met zijn verzoekschrift bij het OCMW Mechelen een afschrift wenste te verkrijgen van de volgende documenten (naar aanleiding van een aanvraag tot referentieadres bij het OCMW): - Het gemotiveerd verslag van de Raadsvergadering dd. 21 december Overwegende dat het aan de beroepsinstantie toekomt, nu het is gevat in beroep, en gelet op het feit dat het OCMW Mechelen heeft nagelaten om een beslissing te nemen, om te beoordelen in hoeverre er wettelijke of decretale uitzonderingsgronden kunnen worden ingeroepen om de openbaarmaking van de hiervoor vermelde documenten uit het gevraagde dossier niet of slechts gedeeltelijk toe te staan; Overwegende dat de beroepsinstantie bij haar onderzoek heeft vastgesteld dat in uitvoering van art. 62 bis van de OCMW-wet, de beslissing aangaande de gevraagde individuele hulpverlening schriftelijk en aangetekend werd toegestuurd (op 5 januari 2011) aan xxx, met vermelding van de motivering van de beslissing en de beroepsmogelijkheden; Overwegende dat uit het onderzoek door de beroepsinstantie voorts is gebleken dat het gevraagde gemotiveerd verslag van de Raadsvergadering dd. 21 december 2010 eigenlijk de beraadslaging is van het bijzonder comité sociale zaken dd. 21 december 2010; dat bij het OCMW Mechelen de bevoegdheid om individuele beslissingen te nemen met betrekking tot maatschappelijke dienstverlening door de ocmw-raad immers werd gedelegeerd aan het bijzonder comité; dat dergelijke dossiers niet meer worden voorgelegd aan de ocmw-raad en dat in casu het bijzonder sociaal comité heeft beslist in naam van de ocmw-raad; Overwegende dat er bijgevolg geen verslag is van de OCMW-raad dd. 21 december 2010; dat er wel een beraadslaging is geweest binnen het bijzonder comité Sociale Zaken, doch dat het verslag daarvan zeer summier is in de notulen dd. 21 december 2010; dat wordt vastgesteld dat er geen decretale of wettelijke uitzonderingsgronden kunnen worden ingeroepen om de openbaarmaking daarvan (uittreksel uit de notulen van het bijzonder comité Sociale Zaken dd. 21/12/2010 met betrekking tot dat punt) te weigeren; dat het ingestelde beroep, wat dit onderdeel betreft, dan ook als gegrond moet worden beschouwd; Overwegende dat daarnaast een afschrift wordt gevraagd van het gemotiveerd advies van xxx aan het Sociaal Comité; dat het hier gaat om het essentieel sociaal verslag van de maatschappelijk werker aan het bijzonder comité Sociale Zaken; Overwegende dat het ocmw Mechelen naar aanleiding van het ingediende beroepschrift argumenteert dat het geen openbaarmaking kan toestaan van het gemotiveerd negatief advies van xxx aan het Sociaal Comité, verwijzende naar de toepassing van artikel 62, zesde lid van het ocmw-decreet van 19 december 2008 dat stelt dat de vergaderingen van de bijzondere comités niet openbaar zijn; dat ze daarmee impliciet verwijst naar de toepassing van artikel 13, 3 van het openbaarheidsdecreet; Dat artikel 13, 3 voorziet dat een aanvraag tot openbaarmaking moet afgewezen worden als die openbaarmaking afbreuk doet aan het geheim van de beraadslagingen van de organen van de instanties die zijn genoemd in artikel 4, 1, 3 tot 10 van het decreet; 3

4 Overwegende dat artikel 48 van datzelfde ocmw-decreet echter stelt dat het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verplicht is aan iedere natuurlijke persoon en iedere rechtspersoon of groepering ervan die erom verzoekt, de besluiten van de raad voor maatschappelijk welzijn en andere bestuursdocumenten openbaar te maken door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat het gemotiveerd advies van xxx aan het Sociaal Comité binnen het OCMW moet worden beschouwd als een document in het bezit van een OCMW, zoals bedoeld in voormeld artikel 48 van het ocmw-decreet en derhalve ook als een bestuursdocument in de zin van het openbaarheidsdecreet; dat dergelijk document dan ook principieel voor openbaarmaking in aanmerking komt; Overwegende dat de beroepsinstantie de mening is toegedaan dat het geheim van een zitting van een orgaan binnen het ocmw, wanneer het over personen gaat, als doel heeft het publiek af te schermen van de beslissingen in het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; dat dit echter niet voor gevolg kan hebben dat de betrokken persoon zelf wordt verhinderd kennis te nemen van beslissingen en de bestuursdocumenten die hem zelf betreffen; dat er in casu dan ook geen toepassing kan gemaakt worden van artikel 13, 3 van het openbaarheidsdecreet; Overwegende dat het OCMW Mechelen voorts ook nog argumenteert dat het gevraagde advies van xxx zeer persoonlijke en vertrouwelijke informatie bevat over xxx, de aanvrager van het referentieadres; dat ze daarmee eigenlijk wil verwijzen naar de toepassing van artikel 13, 2 van het openbaarheidsdecreet, waarbij de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen wordt beschermd; Overwegende dat de beroepsinstantie wel akkoord gaat met het feit dat er inderdaad persoonlijke informatie omtrent xxx voorkomt in het advies van xxx; dat de beroepsinstantie echter vaststelt dat het hier de gegevens van verzoeker zelf betreffen (waaraan bijgevolg onmogelijk afbreuk kan worden gedaan) ; dat xxx als beroepsindiener immers optreedt in naam en voor rekening van xxx, zoals hiervoor werd uiteengezet bij het onderzoek naar de ontvankelijkheid van het beroepschrift; Overwegende dat de beroepsinstantie dan ook moet vaststellen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van xxx, door de openbaarmaking van de informatie die voorkomt in het advies van xxx aan het Sociaal Comité; Overwegende dat de beroepsinstantie van oordeel is dat er voorts geen decretale of wettelijke uitzonderingsgronden in aanmerking komen om de openbaarmaking van het gevraagde advies te weigeren; Overwegende dat het ingestelde beroep, wat dit onderdeel betreft, dan ook gegrond is; Na beraadslaging, BESLUIT: 4

5 Het beroepschrift van xxx dd. 30 januari 2011 tegen de ontstentenis van beslissing van het OCMW Mechelen wordt als ontvankelijk en gegrond beschouwd. Bijgevolg dienen de gevraagde bestuursdocumenten openbaar te worden gemaakt door er een afschrift van te verstrekken: - Een uittreksel uit het gemotiveerd verslag van het bijzonder comité Sociale Zaken dd. 21 december 2010 (stuk met betrekking tot de vraag van xxx). Brussel, 22 februari 2011 Voor de beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur, Bruno ASSCHERICKX Voorzitter 5