PROJECTBESCHRIJVING SAMEN IN DEN HAAG

Transcriptie

1 PROJECTBESCHRIJVING SAMEN IN DEN HAAG Leerlijn Theater Thema Onze Stad Groep 5 en 6 April 2016

2 Cultuuronderwijs op zijn Haags Leerlijn Theater Thema Onze Stad Groep 5 en 6 April 2016 Let op: Dit is een werkversie en gebruikt in de pilot. Het materiaal is nog niet definitief vastgesteld. Deze projectbeschrijving wordt regelmatig geactualiseerd. Kijk voordat u ermee aan de slag gaat op voor de nieuwste versie. Hierbij treft u een projectbeschrijving: waarmee u een project van 6-8 lessen van 45 min. kunt uitvoeren; waarin veel ruimte is voor uw eigen inbreng; waarop u uw lesvoorbereidingen kunt baseren. De structuur van de projectbeschrijving is gebaseerd op het doorlopen van het creatief proces. Na de introductie van het project oriënteert de leerling zich op de inhoud van het thema en doorloopt drie deelopdrachten waarin de leerling steeds onderzoekt, uitvoert, presenteert en evalueert. Bij elke stap van het creatief proces zijn reflectievragen geformuleerd. Maak hieruit een keuze of formuleer zelf passende vragen. 2

3 SAMEN IN DEN HAAG 1. Introductie van het project In dit project maken de leerlingen kennis met hun eigen wijk, de locaties, de bewoners en hoe ze zich er voelen. Het project kan op verschillende manieren worden geïntroduceerd: U, een collega of een acteur/trice, verkleed en in de rol van oud heertje of dametje komt onverwacht de klas in. Hij/zij is de weg kwijt, letterlijk en figuurlijk. En weet niet meer hoe thuis te komen. Hij/Zij is eenzaam en heeft hulp nodig. Laat de leerlingen zelf met oplossingen komen. Deel de kaart van Den Haag uit aan de tafelgroepjes. Geef de leerlingen een stickertje en laat ze allemaal opzoeken waar ze wonen. Bezoek Google Maps op het digibord. Zoom in op Den Haag. Vraag de kinderen of ze hun eigen wijk kunnen vinden. Waaraan ze het herkennen, en wat ze herkennen. Speel het theatrale StadSpeelSpel uit de bijlage. 2. Oriëntatie 2.1. Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek over het thema onze stad en de wijk waarin de leerlingen wonen en hoe goed ze de stad en haar bewoners kennen. Dit kan aan de hand van de volgende vragen: Zou je met je ogen dicht van huis naar school kunnen lopen? Wat betekent je thuis voelen voor jou? Is het belangrijk om je ergens thuis te voelen? Voel je je wel eens niet thuis in de wijk waar je woont? Wat heb je nodig om je thuis te voelen? Ken jij alle mensen die om je heen wonen? Heb je wel eens gedroomd dat je ergens anders woonde? Zou je ergens anders op de wereld willen wonen? Hoe ziet jouw lievelingswoning eruit? Wanneer voelde jij je voor het laatst eenzaam? Kun je je ook eenzaam voelen met heel veel mensen om je heen? Woon je liever samen of alleen? 2.2. Oriëntatie op het thema Oriëntatiemogelijkheden: Kringgesprek: De wijk in beeld. Wat is er bijzonder, belangrijk, anders, leuk of gek aan jouw wijk? Wat kun je zo verzinnen en wat kun je op internet vinden? Wat is een stad en wat is een stadsdeel? Hoeveel stadsdelen heeft Den Haag en hoe heet de wijk waarin je woont? Staat 3

4 de school in dezelfde wijk als waar je woont? Op welke plekken kom je samen om iets te doen met elkaar? (Foto)lijst: De wijk in beeld. Breng de wijk rondom de school in beeld door bijvoorbeeld samen met de leerlingen een lijst met herkenningspunten zoals winkels en openbare gebouwen of kunst te maken. Maak eventueel een wandeling in de wijk. En maak foto s van herkenningspunten. Let op! Deze herkenningspunten heeft u nodig in diverse vervolgopdrachten, bijvoorbeeld bij het onderzoek bij deelopdracht 1 Theatersport Hints en de opdracht Scene maken bij het uitvoeren van deelopdracht 1. Verbeelden en vertellen: Ik loop naar huis en Laat de leerlingen hun ogen dichtdoen en de route die ze lopen naar huis zo levendig mogelijk te vertellen. Wat komen ze tegen onderweg? Zijn er bijzondere plekken? De fantastische wijk. De leerlingen maken een fantasietekening van de route door de wijk die ze regelmatig afleggen (bijvoorbeeld die van huis naar school). De leerlingen letten op wat ze tegenkomen, wat belangrijke plekken voor ze zijn. Een variatie hierop: De leerlingen maken hun eigen wijkkaart. Het hoeft niet te kloppen. Het mag ook de voor hen ideale wijk zijn. Wat zouden zij graag willen zien in de wijk, laat ze bijvoorbeeld nieuwe straatnamen verzinnen. Tip: Gebruik als inspiratie en ter bevordering van de fantasieontwikkeling de boekenserie De Waanzinnige Boomhut van Andy Griffiths en Terry Denton van uitgeverij LANNOO, bekijk de trailer op Lees het interview met de schrijver op Laat de leerlingen een stukje wijk verzinnen zoals een nieuwe verdieping in de boomhut. Spelopdracht. In mijn fantastische wijk. Laat de leerlingen in kleine groepjes zelf een scene bedenken, oefenen en presenteren met als locatie hun zelfverzonnen stukje wijk. Wat voor personages wonen er? Wat gebeurd er? Nodig een kunstenaar of bekende Hagenaar uit die in de wijk woont. Laat hem vertellen over zijn werk en hoe hij tegen de wijk aankijkt. Is het een inspirerende wijk? Reflectievragen Oriëntatie SAMEN IN DEN HAAG Heb je iets nieuws ontdekt in de wijk? Hoe komt het dat je dat nog niet wist? Hoeveel wist jij van Den Haag? Hoe komt het dat je zoveel wel of niet weet? Maakt het jou wat uit waar je woont en wat je daarvan weet? Ken je het verschil tussen Hagenees en Hagenaar? Ben jij een Hagenaar of een Hagenees? 3. Deelopdracht 1: Samen 3.1. Onderzoek Samen Maak een keuze uit de onderstaande onderzoeksopdrachten: 4

5 Theatersport Hints. Speel het spel Hints met gebruik van de lijst met de herkenningsplekken zoals de winkels uit de wijk. De Turkse bakker, de bloemenkraam, de visboer, het buurthuis, het theater, de bibliotheek, ect. Interview over de wijk. Vraag de leerlingen om thuis hun ouders, broertje/zusje, opa of oma te interviewen over de wijk waarin ze wonen. Weten zij andere dingen dan de leerlingen zelf? Zorg dat de leerlingen de meest opmerkelijke feiten noteren en laat ze dit vertellen in de klas. Ontmoetingsplekken in de wijk. Bespreek met elkaar: Op welke plekken komen de leerlingen het liefst of het vaakst? Waar ontmoeten ze de meeste mensen? Onderzoek het buurthuis en/of cultuuranker. Bekijk met de leerlingen of er een buurthuis en/of cultuuranker in de buurt is. Wat organiseren ze allemaal voor de buurt? Komen de leerlingen daar wel eens? Wat is het verschil tussen een buurthuis of cultuuranker? Rondleiding in het theater. Beantwoord de volgende vragen: Hoe ziet dit theater eruit? Is dit altijd een theater geweest of eerst iets anders? Wat betekent het theater voor de buurt? Dialogen in de wijk. Verzin een dialoog tussen twee mensen uit de wijk. Bijvoorbeeld tussen de Turkse bakker en de wijkagent. Verzamel samen met de leerlingen mogelijke personages. Bepaal waar het gesprek over zou kunnen gaan. Reflectievragen Onderzoek Samen Wisten jouw ouders meer of minder dan jij van Den Haag? Hoe komt dat denk je? Heb je het theater in de buurt al eens bezocht? Wat viel je toen het meest op? Hoe is het om een leuke dialoog te bedenken? 3.2. Uitvoeren Samen Maak een keuze uit de volgende opdrachten: Warming-up: Ik hou van In de kring. Wie ben je en wat is jouw hobby. De eerste speler zegt: Ik ben Amir en ik hou van voetballen en maakt daarbij een passende beweging. De tweede speler herhaalt vorige zin en vult aan: Dat is Amir en hij houdt van voetballen. Ik ben Maaike en ik hou van karate. Met de bewegingen erbij. Zo gaan we de hele kring langs. Geïmproviseerde scene: Het clubhuis. In groepjes van 5 of 6 leerlingen. Vertel het verhaal dat de spelers een eigen vriendenclubje hebben. Ze hebben meegedaan aan een wedstrijd om de wijk leuker te maken, door een mooie maquette te maken voor een nieuwe speeltuin. Daarmee hebben ze de hoofdprijs gewonnen van 1000 euro. Nu is de afspraak dat ze daar samen wat mee mogen gaan doen. Maar de meningen zijn verdeeld. Geef de spelers een paar minuten de tijd om voor zichzelf te bedenken wat de verschillende ideeën zijn over hoe het geld te besteden. Zet een tafel en wat stoelen neer. De scene begint met de brief dat ze gewonnen hebben. Laat vervolgens de scene uitspelen. Let op dat ze de blijdschap van het winnen goed uitspelen en vervolgens het meningsverschil en het conflict dat er uit voortkomt. Let op: Het conflict hoeft niet meteen te worden opgelost. De scene is veel spannender als het niet wordt opgelost maar er bijvoorbeeld ruzie komt. Bespreek de scènes na. Kon je je goed inleven in de situatie? Was het moeilijk om het conflict te spelen? Pitch. De leerlingen bedenken in tweetallen een groepsactiviteit voor in het buurthuis. Ze bepalen de doelgroep. Het mag een fantasie activiteit zijn. Door middel van een zogenaamde pitch (een korte presentatie), mogen ze de anderen overtuigen dat dit het allerbeste idee is. Scene maken. De locatie. In groepjes van 3 à 4 spelers. Verzin een korte scene bij de verschillende locaties in de wijk zoals; een winkel, het park, de school, de speeltuin, etc. Gebruik hiervoor de lijst met de verzamelde herkenningspunten uit de verzamelopdracht bij de oriëntatie. De scene heeft een duidelijk begin, midden en eind. De spelers bepalen wie ze zijn 5

6 en wat er gebeurd. De leerlingen laten de scenes aan elkaar zien. Het publiek geeft tips en tops. Dialoog. De wijkbewoners. De leerlingen bedenken welke wijkbewoner ze willen spelen en oefenen de dialoog met elkaar. Het is interessant als het ergens over gaat, een probleem, een misverstand of een conflict. Ze oefenen de dialoog en leren de tekst uit het hoofd. Ze spelen de dialogen voor aan de rest van de groep. Rap: Oh oh Beluister het lied Oh Oh Den Haag. De leerlingen mogen zelf een rap bedenken over Den Haag of hun wijk. Of nodig een kunstenaar uit in de klas: Een rapper die een workshop geeft aan de leerlingen over hoe je een goede rap maakt en uitvoert. Reflectievragen Uitvoeren Samen Hoe verliep het bedenken van een scene? Waar ben je beter in, in het verzinnen of in het spelen? Moest je veel improviseren? Wat vond je het leukst om te doen van de spelopdrachten? Waarom? 3.3. Presenteren Samen De spelopdrachten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden: Maak een keuze uit bovenstaande opdrachten en presenteer deze aan bijvoorbeeld de ouders. Oefen en verbeter bijvoorbeeld de locatiescenes een aantal keer. Reflectievragen Presenteren Samen Was het gemakkelijk om een scene te bedenken? Hoe ging het uitbeelden van de scene? Hebben jullie goed samengewerkt bij het maken en uitvoeren? Ben je tevreden over je presentatie? 3.4. Evalueren Samen Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces. Hoe was het om je te verdiepen in je wijk? Wat heb je geleerd dat je nog niet wist over de stad/je wijk? Hoe verliep het omzetten van een idee naar een scene? Hoe verliep het repeteren en het presenteren? 4. Deelopdracht 2: Alleen 4.1. Onderzoek Alleen Maak een keuze uit onderstaande onderzoeksopdrachten: 6

7 Kringgesprek. Alleen of eenzaam. Onderzoek het gevoel eenzaamheid. Bespreek met de leerlingen of ze het gevoel van eenzaamheid kennen en wat ze van dit gevoel vinden. Bespreek of alleen hetzelfde is als eenzaamheid en of het fijn is om alleen te zijn. Laat de leerlingen situaties, mensen en ervaringen noemen. Is er misschien een straatmuzikant in de wijk? Wil hij/zij komen spelen in de klas? Hoe voelt hij/zij zich? Hoe is het om alleen te spelen voor de voorbijgangers? Monoloog over jezelf in de wijk. Vertel de leerlingen dat je toneelspelen vaak samen doet, maar ook wel eens alleen. Soms heb je een tekst die je hardop uitspreekt alleen op het toneel. Een overpeinzing bijvoorbeeld. Je gedachten hard op uitsprekend. Bespreek met de leerlingen of ze wel eens over iets nadenken dat geschikt is voor een monoloog. Iets dat er bijvoorbeeld gebeurd is op school of in de wijk? Worden ze wel eens gepest? Hoe voelt dat dan? Hoe zou je willen dat het anders was, of dat het opgelost werd? Het is eigenlijk ook een soort van hardop filosoferen met jezelf of vanuit een rolfiguur. Bezoek een voorstelling, passend bij het thema, in het theater bij u in de buurt. Reflectievragen Onderzoek Alleen Wat vind je ervan dat sommige mensen eenzaam zijn? Als je alleen bent, ben je dan ook eenzaam? Hoe was het om een onderwerp te bedenken voor je monoloog? Hoe verliep het maken en spelen van een monoloog? Hoe vind je het om alleen toneel te spelen voor de groep? 4.2. Uitvoeren Alleen In dit onderdeel gaan we een boekje maken over de buurtbewoners. Speloefeningen ter voorbereiding: Scene. Het interview. In tweetallen. Eén speler is een bekende en beroemde Hagenaar, de andere speler is de reporter. De ontmoeting vindt plaats op straat en begint met de zin: Mag ik u iets vragen, bent u niet. Dan start het interview. Is het een aardige of arrogante beroemde Hagenaar? Heeft hij wel of geen zin in een interview? Heeft hij/zij geen tijd? Vindt hij/zij het leuk of vervelend om herkend te worden? Improvisatie. Aanbelspel. Hebt u een kopje suiker te leen? Eén speler zit op een stoel in het midden van het speelvlak. Hij weet nog niet wie hij gaat spelen. De andere speler gaat aanbellen. Hij bepaalt bij wie er aangebeld wordt en waarom. De speler op het speelvlak accepteert wat er aangeboden wordt en speelt erin mee. Bijvoorbeeld: De wijkverpleegkundige belt aan om een oude mevrouw te komen wassen. De brandweer belt aan want er hangt een vreemde lucht in het pand er is alleen een klein kind in huis. De verkoper belt aan om een stofzuiger te verkopen. Improvisatie. Zomaar een praatje. Op de bank in het park. Eén speler speelt de eenzame vrouw of man die elke dag in het park zit. Eén of meerder spelers mogen inspringen om een gesprekje aan te knopen. Ze bedenken eerst wie ze zijn en wat ze komen doen in het parkje. Bijvoorbeeld een oude man vraagt; Mag ik hier even komen zitten? Ik ben zo moe van het lopen en heb zo n pijn in mijn linkerbeen. We wisselen steeds van spelers. Het maken van het burenboekje: 7

8 De leerlingen gaan een buren- of wijkbewoners boekje maken. In dit boekje komen foto s, tekeningen en de interviews. Denk aan buren van school of buren van de leerlingen zelf. Of bijzondere wijkbewoners, mensen in het bejaardenhuis, ect. Mensen die ze nog niet kennen. Naar wie zijn de leerlingen nieuwsgierig? Bedenk van tevoren hoe het boekje eruit moet komen te zien. Bijvoorbeeld iedere leerling krijgt een gekleurd A4. Aan de ene kant kan een tekening komen en de andere kant het interview. Idee: In plaats van een burenboekje kunt u er ook een krantje over de wijk van maken. Doe er dan ook verhalen bij over de bijzondere locaties in de wijk bij of over bekende wijkbewoners. Wanneer nodig, bespreek dan eerst met de leerlingen wat een interview is, welke vragen ze wel en niet kunnen stellen, waarom ze iets willen weten en hoe ze kunnen doorvragen. De leerlingen kennen vast een aantal buren, maar ook een aantal buren nog niet. Laat ze bedenken of er een reden is dat ze bepaalde buren nog niet kennen, wie ze willen interviewen en waarom. De leerlingen bedenken in tweetallen een aantal vragen en gaan met elkaar op pad voor het interview. Misschien mogen ze tijdens het interview een foto maken. Tip: Neem een klein cadeautje mee voor de mensen die je gaat interviewen. Bijvoorbeeld een tekening. Na het interview kunnen de leerlingen een tekening maken of de foto gebruiken die ze hebben gemaakt: een portret van de buurvrouw of van haar/zijn huisdier of favoriete hobby. Zet het boekje in elkaar. Wanneer het mogelijk is, is kopiëren ook leuk zodat iedereen een boekje krijgt. Speloefening na afloop van het interview: Monoloog. Ik denk dus ik ben. Als je veel alleen bent, ga je hardop in jezelf praten. De leerlingen schrijven of improviseren een korte monoloog. Dit kan vanuit henzelf en iets dat hen bezig houdt, maar ook vanuit een rolfiguur. Of van wat ze hebben meegekregen uit het interview. Bijvoorbeeld de buurvrouw die hardop aan het mopperen is omdat de buren zo n lawaai maken. Reflectievragen Uitvoeren Alleen Je belt aan bij de buren. De deur gaat open.en dan.wat doe je dan? Wat is je eerste vraag? Wat zou je zeggen als de buren niet willen meedoen? Reflectievragen na afloop van het interview: Wat vond je ervan om een onbekende te bezoeken. Leuk, spannend of gek? En waarom? Waarom heb je deze vragen gekozen om te stellen? Zou je nog eens een interview met iemand willen doen? Waarom wel/ niet? Hoe is het om in je eentje toneel te spelen? 4.3. Presenteren Alleen Presentatiemogelijkheden: Presenteer het interview kort aan elkaar. Hang de interviews een tijdje in de school/klas. Zet een paar interviews in de schoolkrant. 8

9 Reflectievragen Presenteren Alleen Ben je tevreden met hoe jouw blaadje eruit ziet? Waarom wel/niet? Ben je tevreden met het burenboekje? Waarom wel/niet? Op welke manieren kun je mensen ook interviewen? 4.4. Evalueren Alleen Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces: Heb je iets geleerd over eenzaamheid wat je hiervoor nog niet wist? Hoe verliep het opstellen van vragen voor het interview? Hebben jullie het interview aangepakt zoals jullie bedacht hadden? Hoe verliep de samenwerking? Wat was jou bijdrage? 5. Deelopdracht 3: Voor elkaar 5.1. Onderzoek Voor elkaar Onderzoeksopdrachten ter voorbereiding van de eindpresentatie. Kringgesprek. Bespreek met de leerlingen wat ze zouden willen doen als afsluiting van het project, met het thema: Voor elkaar. Is het een idee om iets voor de wijk of wijkbewoners te doen. Voor wie willen ze een presentatie geven? Zijn er bijvoorbeeld eenzame mensen die uitgenodigd kunnen worden of alle mensen die geïnterviewd zijn? Bedenk samen een geschikte locatie voor de presentatie. Toneelspelen doe je altijd voor publiek, voor elkaar dus. Het is dan ook belangrijk dat een toneelstukje aantrekkelijk is voor het publiek. Bespreek met de leerlingen waar ze allemaal op moeten letten. Denk aan verstaanbaarheid, mise-en scene en decor. Maar ook aan een spannend of interessant verhaal, met verschillende personages, goede dialogen of monologen. Bespreek wat de leerlingen aan het publiek willen laten zien of vertellen. Bespreek of de presentatie een verhaal vormt of dat het losse scenes zijn. Bespreek of er talenten zitten in de klas en uit de buurt die een rol hebben tijdens de presentatie. Bijvoorbeeld iemand die een muziekinstrument bespeeld. Bespreek hoeveel tijd er is om te oefenen. Locatie of straattheater. Zoek een locatie voor de presentatie buiten de school. Bijvoorbeeld het theater in de buurt, het buurthuis, bejaardenhuis, de etalages van de winkels, ect. Of: Organiseer een vossenjacht door de wijk of een theatraal buurtfeest. Reflectievragen Onderzoek Voor elkaar Elke Haagse buurt heeft een eigen wijkcentrum/buurthuis. Vind je dat belangrijk? Is er een plek in jouw wijk voor kinderen? Is de kantine van de voetbalclub hetzelfde als de het buurthuis? Waarom is de gekozen locatie geschikt voor de presentatie? 5.2. Uitvoeren Voor elkaar Maak een plan van aanpak. Ontwerp een uitnodiging of een flyer. Met een duidelijke tekst en een aansprekend beeld. Hiermee informeren de leerlingen het potentiele publiek over de presentatie. 9

10 Laat de leerlingen de buurt in gaan om iedereen uit te nodigen, ook de mensen die zijn geïnterviewd. Nodig een kunstenaar uit in de klas. Bijvoorbeeld een theatermaker die vaak op locatie werkt. En kan helpen met de presentatie. Of een toneel schrijver die kan helpen met het schrijven van een stuk. Oefen ook een keer op de locatie. Reflectievragen Uitvoeren Voor elkaar Hoe verliep het maken van het plan van aanpak? Is de uitnodiging of flyer gelukt zoals je hem bedoelde? Waarom wel/niet? Wat heb je geleerd van de kunstenaar? Wat was het grootste verschil tussen het oefenen in de klas en het oefenen op locatie? 5.3. Presenteren Voor elkaar Presenteer één of een combinatie van de bovenstaande mogelijkheden door middel van: Locatie of straattheater met optredens voor de buurt. Een toneelstuk voor de bewoners van het bejaardenhuis. Een wijkshow met optreden voor en door de buurt. Zijn er organisaties die bijvoorbeeld hapjes kunnen verzorgen, wonen er nog meer talenten in de wijk? Is er een buurman/vrouw die iets wil laten zien? interview met de redactie van de wijkkrant. Reflectievragen Presenteren Voor elkaar Hoe is het om nieuwe mensen te ontmoeten? Had je deze mensen anders ook ontmoet? Waarom wel/niet? Hoe is het om op te treden voor andere mensen dan van school of familie? 5.4. Evalueren Voor elkaar Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces: Hoe verliep het maken van het plan voor een presentatie? Heb je daarin goed samengewerkt? Heb je dingen bedacht die je eigenlijk een beetje eng of spannend vond om te doen? Wat dan? Hoe verliep het oefenen? Heb je je goed kunnen houden aan de gemaakte afspraken? 6. Algemene beoordeling Voor het beoordelen van de leerlingprestaties kunt u gebruik maken van het beoordelingsformulier. De vier beoordelingscriteria zijn afgestemd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en de uitgangspunten van CoH. De leerlingprestaties in het gehele project worden meegenomen. Voor leerlingen vanaf groep 5 of 6 is een zelfbeoordelingsformulier beschikbaar. U kunt zelf inschatten in hoeverre uw leerlingen in staat zijn het formulier te gebruiken. 10

11 Voor het gebruiken van de formulieren is een korte toelichting beschikbaar. Het beoordelingsformulier voor de leerkracht vindt u op pagina 11. Het beoordelingsmodel voor de leerling vindt u op pagina 12, gevolgd door de toelichting op het beoordelingsmodel op pagina 13. Beoordelingsmodel In te vullen door de leerkracht Naam leerling: Groep: School: Datum: Discipline: Project: ± - nvt 1. Samenhang Oriëntatie, Onderzoek en Resultaat De samenhang tussen de verschillende fases in het creatief proces Toelichting: Zeggingskracht Resultaat en Presentatie De zeggingskracht van het werk en de wijze van presenteren Toelichting: Reflectie Zinvol mondeling/schriftelijk reflecteren op oriëntatie, onderzoek, resultaat en presentatie Toelichting: Attitude Concentratie, doorzettingsvermogen, inzet, nieuwsgierigheid en samenwerking Toelichting: Tops Het volgende is echt goed gegaan: Tip Wat zou kunnen verbeteren:

12 In te vullen door de leerling Beoordelingsmodel Naam leerling: Groep: School: Datum: Discipline: Project: Resultaat en Presentatie Hoe vind je het resultaat en hoe vind je je presentatie ervan? nvt Toelichting: Ik vind het resultaat , omdat en de presentatie vind ik , omdat Onderzoeken Hoe heb jij onderzocht en in hoeverre is je dat gelukt? nvt Toelichting Ik heb gekozen voor : omdat, Reflectie Hoe waren je antwoorden op de reflectievragen? nvt Toelichting: Werkhouding Hoe ging het werken aan je opdracht? nvt Toelichting: Tops en Tips Wat ging erg goed en wat kan beter? Tops: Tips: Extra Is er nog iets wat je wilt opmerken? Wat betekenen de smileys? goed of uitstekend voldoende 12

13 ruim voldoende nog geen voldoende Toelichting op het beoordelingsmodel 1. Samenhang Oriëntatie, Onderzoek en Resultaat Hier beoordeelt u de samenhang tussen de verschillende stappen uit het creatief proces. De leerling heeft zich met de groep georiënteerd op het project o.a. door deelname aan het filosofisch gesprek. De leerling heeft in totaal drie onderzoekjes uitgevoerd. De leerling heeft een product gemaakt of resultaat bereikt. 2. Zeggingskracht Resultaat en Presentatie Hier beoordeelt u de zeggingskracht van het gemaakte product of het bereikte resultaat. De zeggingskracht wordt bepaald door de combinatie van de keuze en toepassing van de: 1. Betekenis: datgene wat het product uitdrukt. Dat wat het betekent: het verhaal / de voorstelling. Het gaat om de betekenis die de leerling wil uitdrukken maar ook om de betekenis die de beschouwer aan het beeld geeft. 2. Vorm: de vormgevingselementen die het resultaat bepalen, ruimte, kleur, textuur, compositie en vorm(soorten), herhaling, contrast, frasering, articulatie, etc. 3. Materiaal en techniek: het gebruik van de materialen, technieken, apparatuur, voorwerpen, attributen, belichting, geluid, kostuums, grime, decorstukken, instrumenten etc. 3. Reflectie Bij elke stap van het creatief proces komt reflectie aan bod. Dat kan in de vorm van vragen die de leerling mondeling beantwoordt, een gesprekje of een schriftelijk verslag. Ook de zelfbeoordeling van de leerling kunt u hierin meenemen. 4. Attitude Hier beoordeelt u de verschillende aspecten van de werkhouding van de leerling: de concentratie, het doorzettingsvermogen, de inzet, de nieuwsgierigheid en de mate van samenwerking. 5. Tops Er zijn altijd positieve opmerkingen te plaatsen. Noem er twee! 6. Tip Noteer hier een aandachts- of verbeterpunt. Dat kan over alle bovenstaande beoordelingspunten gaan. 13