Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 6 oktober 2016

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 6 oktober 2016"

Transcriptie

1 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 6 oktober 2016 Agenda documenten 2016_10_06_Agenda cie M&S_def 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten 3 Verslagen Verslag cie M&S 8_september_2016 Verslag CF _def 4 Ingekomen stukken 5 Vaststellen toezeggingenlijst. Toezeggingenlijst M&S Rekenkameronderzoek: Hulp bij maatwerk. Een onderzoek naar de hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo Raadsvoorstel Rekenkameronderzoek Hulp bij maatwerk Rapport HULP-BIJ-MAATWERK_RKUtrecht Tabellenboek uitkomsten telefonische enquête Hulp bij het Huishouden DEF 6.2 Commissiebrief Aanpassingen HbH beleid Raadbrief aanpassingen HbH beleid KPMG Plexus_Bureau HHM_Onderzoek normering HH gemeente Utrecht Beleidsregels Wmo 2016 gemeente Utrecht 7 Agenda Integratie Vluchtelingen 7.1 Commissiebrief Overzichtsnotitie integratie van asielzoekers en statushouders t.b.v. bijeenkomst 29 september 2016 Commissiebrief overzichtsnotitie integratie asielzoekers en statushouders (M&S) Bijlage 1 Overzichtsnotitie integratie asielzoekers en vluchtelingen (M&S) Bijlage 2 Oplegger gespreksnotitie (M&S) Bijlage 3 overzichtsnotitie Cijfers en Trends Bijlage 4 Verslag Stadsgesprek integratie 8 Commissiebrief Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2016 Commissiebrief MS - RTZ Beleidsregel RTZ2016 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2016_evaluatierapport 9 Raadsbrief Scenarios toekomst tippelzone De Baan Raadsbrief van BW inzake toekomstscenario's tippelzone augustus 2016 Bijlage 1 Scenario's voor toekomst De Baan aan de Europalaan 29 juni 2016 v-def Bijlage 2 Concept Handleiding Publieke Waarde Cyclus 10.1 Commissiebrief Kwartaalinformatie Werk en Inkomen tweede kwartaal 2016 Commissiebrief BW inzake dashboardbrief Werk en Inkomen tweede kwartaal augustus 2016 Dashboard Werk en Inkomen 2e kwartaal 2016 Monitor Participatiewet 2e kwartaal Commissiebrief Marktbewerkingsplan Utrechtse Werktafel Brief Marktbewerkingsplan Utrechtse Werktafel Marktbewerkingsplan 2016 Utrechtse Werktafel 10.3 Memo Beantwoording vragen de heer Post PvdA inzake garantiebanen Memo Antwoorden op vragen Post PvdA inzake garantiebanen

2

3 Agenda documenten _10_06_Agenda cie M&S_def Agenda commissie Mens en Samenleving 6 oktober 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus CE Utrecht Telefoon / commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl Agenda commissie Mens en Samenleving van 6 oktober 2016 Uitnodiging voor de openbare vergadering van de commissie Mens en Samenleving, die wordt gehouden op: - donderdagochtend 6 oktober 2016 van 9.30 tot uur - donderdagmiddag 6 oktober 2016 van tot uur - donderdagavond 6 oktober 2016 vervalt Deze vergadering vindt plaats in de raadzaal van het stadhuis. Op de agenda is per vergaderpunt indicatief het behandeltijdstip opgenomen. De leden van het college zijn uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de behandeling van de onderwerpen die betrekking hebben op hun portefeuille. Donderdagochtend: wethouder Diepeveen Donderdagmiddag: vervolg wethouder Diepeveen en wethouder Everhardt DONDERDAGOCHTEND 6 oktober 2016 Voorzitter: de heer van Waveren De agendapunten 1 t/m 5 worden per dagdeel herhaald. 1. Opening en mededelingen 2. Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten 3. Verslagen - Het verslag van de commissie Mens en Samenleving van 8 september 2016 ter vaststelling - Het verslag van de Subcommissie Controle en financiën van 23 mei 2016, ter kennisname. 4. Vaststellen toezeggingenlijst 5. Ingekomen stukken 1

4 Agenda commissie Mens en Samenleving 6 oktober 2016 Rekenkamer en Wethouder Diepeveen Beleidsvelden: Cultuur, Welzijn, Zorg en Maatschappelijke Ondersteuning, Wijkgericht werken en participatie, Het Utrechts Archief 6. Raadsvoorstel Rekenkamerrapport Onderzoek naar hulp bij het huishouden in samenhang met commissiebrief Aanpassingen Hulp bij het Huishouden beleid uur De Rekenkamer Utrecht heeft onderzoek gedaan naar de hulp bij het huishouden in de gemeente Utrecht. Met dit onderzoek wil de rekenkamer inzicht bieden in de manier waarop het nieuwe Utrechtse beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt. Centraal daarbij staan het perspectief van de klant en de gemeentefinanciën. Met motie 2016/129 heeft het college de opdracht gekregen om direct na de zomer een voorstel naar de raad te brengen over hoe de hulp bij het huishouden in Utrecht wordt vormgegeven. De wethouder heeft daarnaast toegezegd om de uitkomsten van het onderzoek van de Rekenkamer naar de hulp bij het huishouden én het objectieve onderzoek naar de norm Schoon Huis en de urennorm (opgelegd door de Centrale Raad van Beroep) met elkaar te verbinden en mee te nemen in het beleid. 7. Agenda Integratie Vluchtelingen uur Op 1 juni 2016 vond het door de raad en het college georganiseerds Stadsgesprek Integratie Vluchtelingen plaats. Op 29 september heeft een vervolgbijeenkomst plaats gehad. Het door de gemeente geïnventariseerde overzicht van (deels al lopende) integratie initiatieven van inwoners of instanties, de gemeente en het rijk is daarbij o.a. onderwerp van gesprek geweest. Het bovengenoemde inventarisatie-overzicht én de opbrengst van de bijeenkomst 29 september vormen de basis voor bespreking in de vergadering van raadscommissie Mens en Samenleving van 6 oktober. Het overzicht zal hierna worden aangepast tot een definitieve Agenda Integratie vluchtelingen en is bedoeld als handvat voor betrokken bewoners, vluchtelingen, professionals en lokale overheden bij de integratie van vluchtelingen nu en zo nodig in de toekomst. DONDERDAGMIDDAG 6 oktober 2016 Voorzitter: mevrouw Bouazani De agendapunten 1 t/m 5 worden per dagdeel herhaald. Vervolg Wethouder Diepeveen Beleidsvelden: Cultuur, Welzijn, Zorg en Maatschappelijke Ondersteuning, Wijkgericht werken en participatie, Het Utrechts Archief 2

5 Agenda commissie Mens en Samenleving 6 oktober Commissiebrief Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten uur Geagendeerd door de heer Post, PvdA: De PvdA verbaast zich erover dat het zo lang heeft moeten duren voordat de betrokkenen duidelijkheid hadden over de inhoud van de regeling, te meer omdat deze regelingen in grote lijnen overeen komt met de regeling die gold in De PvdA is daarnaast benieuwd naar de ambitie van het college voor de jaren 2017 en verder en de wijze waarop het college het bereik en de bekendheid van deze regeling onder de mensen die er recht op hebben wil verbeteren. Ook de samenhang met de ziektekostenverzekering is daarbij van belang. Zo verbaast het de PvdA in de Jaarstukken 2015 te lezen dat van de extra 1 mln. uit de voormalige Wtcgmiddelen maar liefst 0,47 mln. niet is uitgegeven, omdat niet iedereen die recht heeft op deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering voor minima daadwerkelijk gebruik maakt van deze mogelijkheid. Mede aan de hand van de bespreking in de commissie wil de PvdA beoordelen welke verbeteringen er in de regeling voor de jaren 2017 en verder moeten worden aangebracht. Wethouder Everhardt Beleidsvelden: Werk en Inkomen, Jeugdzorg en Volksgezondheid, Juridische Zaken 9. Raadsbrief Scenario's toekomst tippelzone 'de Baan' uur De leden van de commissie Stad en worden ook uitgenodigd voor de bespreking van dit agendapunt. Eventuele vragen met een ruimtelijk karakter worden zo mogelijk door wethouder Everhardt beantwoord. Geagendeerd door mevrouw Uringa, CU, mevrouw Rajkowski, VVD en mevrouw Metaal, CDA. De fracties van de ChristenUnie, CDA en VVD zijn blij dat de evaluatie van de tippelzone (na toezegging 2,5 jaar geleden) bij de Raad ligt. De evaluatie omvat interessante feiten over de zone en mogelijke scenario's voor afbouw of verplaatsen. Ook stelt het college voor een 'publieke waarde cyclus' in de vorm van een multiloogtafel3 te starten met betrokkenen. De genoemde partijen willen eerst met elkaar en de wethouder in gesprek over de evaluatie, aanvullende vragen stellen en van gedachten wisselen of alle scenario's op tafel liggen. Ook willen we in gesprek over het voorstel over de Multiloogtafel3 en weten of hier draagvlak voor is of dat een ander procesvoorstel de voorkeur verdient. De genoemde partijen zouden vooraf met elkaar en de wethouder in gesprek over de evaluatie, aanvullende vragen stellen en van gedachten wisselen of alle scenario's op tafel liggen. Ook zijn de fracties benieuwd naar draagvlak voor de Multiloogtafel3 of dat een ander procesvoorstel de voorkeur verdient. 3

6 Agenda commissie Mens en Samenleving 6 oktober Commissiebrief Kwartaalinformatie Werk en Inkomen tweede kwartaal 2016 i.s.m. commissiebrief Marktbewerkingsplan Utrechtse Werktafel uur. Geagendeerd door de heer Post, PvdA De PvdA is bezorgd over de uitvoering van de banenafspraak in de regio Midden- Utrecht. In het marktbewerkingsplan staat dat slechts 37% van de doelstelling voor eind 2016 is gerealiseerd. Het plan constateert terecht dat nog een flinke slag te maken is en dat dit zorgen baart. De PvdA is er echter niet van overtuigd dat met het aangekondigde versnellingsplan ervoor zorgt dat de ambitie van 1145 garantiebanen eind 2016 wel gehaald gaat worden. De PvdA wil o.a. van de wethouder weten wat hij, ook als voorzitter van de arbeidsmarktregio, gaat doen om harde afspraken te maken met bedrijven. Ook wil de PvdA weten op welke wijze wordt bevorderd dat de banen ook echt duurzaam zijn, mede gelet op een aantal versoepelingen in de wet- en regelgeving (o.a. het meetellen van detacheringen). Bovendien wil de PvdA weten hoe ver de gemeente zelf is met het invullen van garantiebanen bij de gemeente Utrecht. De eerder beloofde informatie hierover hebben we nog niet ontvangen. De PvdA heeft het college verzocht deze informatie vóór de commissiebespreking alsnog te sturen. Daarnaast is de PvdA benieuwd naar de evaluatie van de pilot OpMaat/NieuwBeschut en, met name de beoogde vervolgstappen. Dit laatste vooral in het licht van de toekomstige wettelijke verplichtingen om beschut werk te realiseren, zoals beoogde in het Sociaal Akkoord en de Participatiewet. De fractie heeft het college verzocht de evaluatie en de beoogde vervolgstappen vóór de commissiebespreking naar de commissie te sturen. Ten slotte is de PvdA benieuwd naar de uitvoerbaarheid van de oplossing voor het verstrekken van computers voor kinderen van asielzoekers die niet in het eerste jaar instromen in het voortgezet onderwijs. Griffie: de door de PvdA fractie gevraagde, aanvullende informatie van het college wordt bij de vergaderstukken gevoegd op 3 oktober DONDERDAGAVOND 6 oktober 2016 Vervalt. Utrecht, 22 september 2016 Hoogachtend, De voorzitter van de commissie Mens en Samenleving, De heer S. van Waveren 4

7 3 Verslagen 1 Verslag cie M&S 8_september_ Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus CE Utrecht Telefoon Fax Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september 2016 Verslag door: Geertjan Benus (in opdracht van de griffie, eindredactie vóór aanbieding van het verslag aan de griffie). Datum verslag: 16 september 2016 Vaststelling verslag: De commissie stelt dit verslag definitief vast in de vergadering van oktober Eventuele wijzigingen op dit verslag worden verwerkt in het verslag van die vergadering. Aanwezig: 8 september s middags: De voorzitter, mevrouw G. Bouazani en de wethouders V. Everhardt, K. Diepeveen, K. Geldof, en voorts de leden mevrouw A.M. Podt (D66), mevrouw S. Schilderman (D66), de heer P. van Corler (GroenLinks), mevrouw M. de Regt (GroenLinks), de heer D. Gilissen (VVD), mevrouw J. Tielen (VVD), de heer M. Eggermont (SP), mevrouw M. Metaal (CDA), mevrouw B.Dibi (PvdA), mevrouw M. Haage (PvdA), de heer E. Derks (PvdA), mevrouw E. Ootes (Student & Starter), de heer J. Koppelaar (Student & Starter), mevrouw R. Freijtag (Student & Starter). Bovendien is de heer M. Kiewik (commissiegriffier) aanwezig en mevrouw I. Arets (commissiesecretaris). 8 september s avonds: De voorzitter de heer S. van Waveren, wethouder J. Kreijkamp, burgemeester J. van Zanen en voorts de leden mevrouw S. Scholten (D66), mevrouw H. de Boer ( GroenLinks), mevrouw B. Paardekooper (GroenLinks), mevrouw Q. Rajkowski (VVD), de heer D. Gilissen (VVD), de heer M. Eggermont (SP), de heer T. Schipper (SP), mevrouw M. Metaal (CDA), mevrouw M. Haage (PvdA), de heer S. Oost (Stadsbelang Utrecht), mevrouw J. Inkelaar (ChristenUnie). Overigens zijn aanwezig van de griffie, de heer M. Kiewik (commissiegriffier) en mevrouw I Arets (commissiesecretaris). En overigens: Ambtelijke vertegenwoordigers van gemeentelijke afdelingen. Niet aanwezig: Agenda: 0. Inhoudsopgave 1. Opening en mededelingen Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten Verslagen van en voor de commissie Mens en Samenleving Vaststellen toezeggingenlijst Ingekomen stukken Commissiebrief Antidiscriminatie Agenda Vaststellen privacy-verordening Gemeenschappelijke regeling Het Utrechts Archief (HUA) Wijziging Gemeenschappelijke regeling GGD Regio Utrecht Tweede technische begrotingswijziging aanbieden van het Initiatiefvoorstel Vaststellen van de Verordening Raadgevend Referendum Utrecht Raadsbrief Initiatiefvoorstel Referendumverordening Lijst van toezeggingen Opening en mededelingen Opening 8 september s middags De voorzitter, mevrouw Bouazani, opent de vergadering om uur en heet de aanwezigen welkom. Zij heet in het bijzonder mevrouw Ootes welkom en wenst haar veel succes. Zij is fractieondersteuner in de fractie Student & Starter. De voorzitter heeft geen berichten van verhindering ontvangen. De punten die betrekking hebben op de portefeuilles van de wethouders Diepeveen, Geldof en Everhardt staan op de agenda. Om uur vangt het vragenuurtje van de raad aan. Om die reden vervalt het desbetreffende agendapunt in deze commissie. Mededelingen vanuit de commissie of vanuit het College Geen. Pagina 1 van 22

8 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Heropening 8 september s avonds De voorzitter, de heer Van Waveren, heropent de vergadering omstreeks uur. Hij heet alle aanwezigen welkom en schetst waarover de vergadering zal gaan. Raadsvoorstellen die de commissie de A status geeft, zal de raad behandelen op 15 september aanstaande en voorstellen die commissie de B-status geeft, behandelt de raad op 22 september of later als nodig. 2. Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten Inventarisatie van de te bespreken agendapunten in de middagvergadering van 8 september 2016 De voorzitter neemt de voorgestelde agendapunten door. Navraag bij de commissie leert haar dat de onderwerpen gemeenschappelijke Regeling Het Utrechts Archief en de gemeenschappelijke regeling GGD regio Utrecht zonder discussie met de A status door kunnen naar de raad. 60 Inventarisatie van de te bespreken agendapunten in de avondvergadering van 8 september 2016 De voorzitter stelt de voorgestelde te bespreken agendapunten conform vast. 3. Verslagen van en voor de commissie Mens en Samenleving a. Verslag van de openbare vergadering van de commissie Mens en Samenleving van 15 juni Bespreking van het verslag in de middagvergadering van 8 september 2016 Geen opmerkingen. De commissie stelt dit verslag op dit onderdeel conform vast. Bespreking van het verslag in de avondvergadering van 8 september 2016 De commissie stelt dit deel van het verslag conform vast. 70 b. Het verslag van de openbare vergadering van de commissie Mens en Samenleving van 21 juni 2016 De commissie stelt dit verslag conform vast. c. Verslag van de openbare vergadering van de commissie Mens en Samenleving van 23 juni 2016 Bespreking van het verslag in de middagvergadering van 8 september 2016 De commissie heeft geen opmerkingen over dit deel van het verslag en stelt het verslag conform vast. Bespreking van het verslag in de avondvergadering van 8 september 2016 De commissie stelt dit desbetreffende deel van het verslag conform vast Vaststellen toezeggingenlijst De middagvergadering Geen opmerkingen. De avondvergadering Geen opmerkingen, geen vragen. 5. Ingekomen stukken 8 september in de middag Geen september in de avond Geen. 6. Commissiebrief Antidiscriminatie Agenda Deze brief is geagendeerd door de fracties van D66, PvdA en door de SP. Mevrouw Podt (D66) vindt het mooi dat de stad betrokken is bij het maken van deze agenda. De agenda staat vol met beoogde activiteiten maar zij mist de resultaten. Wat moeten de activiteiten opleveren en hoe kan de raad te weten komen of de beoogde resultaten zijn behaald? Zij vraagt de wethouder de resultaten concreter te maken en aan te geven of er een evaluatiemoment komt. Zij doet de suggestie de makers van dit plan hierbij te betrekken. Met betrekking tot meldingsbereidheid pleit mevrouw Podt voor betere informatie naar mensen die een melding maken of een aangifte doen. Veel meer mensen melden gebeurtenissen niet omdat ze het gevoel hebben dat er niets meer gebeurt. Zij heeft bij Artikel Eén gemerkt dat die organisatie nauwgezet informatie geeft over wat met een melding gebeurt. Vaak zijn daarbij verschillende partijen betrokken. Melders ervaren dan al gauw een blackbox: waar komt de melding terecht en wat gebeurt ermee? Pagina 2 van 22

9 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Zij verneemt graag meer over een systeem met track en tracé waarnaar gevraagd is bij de Regenboog Agenda. Daarbij is dan goed te volgen wat er met een melding of aangifte gebeurt. Dat is niet alleen relevant voor LHBTers, maar voor iedereen die aangifte van discriminatie wil doen. De wethouder zou dit bespreken in het ronde tafel overleg. Dat viel destijds tussen twee wethouders in. Dit is mogelijk van de radar verdwenen. Zij verneemt hierover graag iets meer. Zij pleit ook voor verbetering van het proces van aangifte doen. Zij gaat in op de geconstateerde onbekendheid van mensen met de organisatie Artikel Eén. Zij verneemt graag van de wethouder wat hij wil doen om de bekendheid van deze organisatie bij het publiek te vergroten. Zij vernam dat haar activiteiten waren opgestart maar ook weer stopgezet. Dat laatste zou zij betreuren. En ook dat de werkdruk bij Artikel Eén stevig is. Bij het vergroten van de bekendheid zou aan die werkdruk ook iets gedaan moeten worden. Zij vraagt of de wethouder bij het vergroten van de bekendheid daarmee rekening kan houden. Mevrouw Dibi (PvdA) dankt het college voor deze Antidiscriminatieagenda. Zij vindt het goed dat die nu voorligt. Zij beschouwt in deze tijd van grote tegenstellingen een dergelijk plan als meer dan ooit van belang voor het dichter bij elkaar brengen van mensen en het voorkomen van discriminatie. In het plan zelf staan heel veel activiteiten beschreven waarvan de PvdA uiteraard geen tegenstander is. Ook haar fractie mist mét haar collega mevrouw Podt de resultaten. Het gaat om activiteiten op hoofdlijnen en de vraag is wat het resultaat ervan zal zijn. Minder discriminatie op de arbeidsmarkt? Het college spreekt over de onmogelijkheid de discriminatie op de arbeidsmarkt exact te meten. Het gaat vaak om kwetsbare jongeren. Wanneer onbekend is om welke jongeren het gaat, zal het meten inderdaad een groot probleem zijn. Zij vraagt het college dit te concretiseren. Dit geldt ook voor alle andere activiteiten in het plan. De heer Koppelaar (Student & Starter) vraagt of mevrouw Dibi het met hem eens is dat een bredere definitie van kwetsbare jongeren ruimte biedt om beleid breed toe te passen en problemen aan te pakken. Wanneer het college de definitie verengt, verwacht hij dat het juist moeilijker wordt specifieke problemen aan te pakken. Mevrouw Dibi (PvdA) vindt dat het juist andersom is. Zij vindt een aanpak gericht op kwetsbare jongeren belangrijk. Bekend is dat de gemeente dit al jarenlang analyseert en dat al jarenlang bekend is dat discriminatie op de arbeidsmarkt bestaat vooral als het gaat om allochtone jongeren. Daarop is dan ook specifieke aanpak nodig. Bij allochtone jongeren is de werkloosheid vier keer zo hoog dan bij autochtone. De gemeente moet daarop dan specifiek inzoomen. Met een breed beleid komt zij er niet. Dan is één en ander ook niet controleren. Het zal in de huidige situatie niet bekend zijn of het cijfer naar beneden gaat; zij wil dat wel weten. De PvdA diende met een groot deel van de raad de motie etnisch profileren in. Daarover wordt ook iets gezegd in het plan. De PvdA mist het concrete onderdeel stopformulieren. Zij hoort graag hoe het college daarmee omgaat. Mevrouw Podt (D66) begreep dat er een proces gaande is waarbij de burgemeester hierop terugkomt. Zij is vooral benieuwd naar wanneer zij hierover meer verneemt. Mevrouw Dibi (PvdA) beschouwt deze inbreng van mevrouw Podt als een ondersteuning. Zij is niet volledig op de hoogte van deze toezegging. Zij verneemt de bevestiging hiervan graag van de wethouder. De PvdA diende een motie in over anoniem solliciteren. Ook daarover wordt momenteel gesproken. Sinds de indiening is nu bijna een jaar verstreken. Zij vraagt wanneer de raad de evaluatie kan verwachten. Zij is heel erg benieuwd naar hoe het staat met de pilot anoniem solliciteren. Zij leest hierover geen informatie in het rapport. Zij kan zich voorstellen dat met haar heel veel andere partijen hier wel benieuwd naar zijn. Ook mevrouw Podt sprak over Artikel Eén. Zij is blij met de toezegging van de burgemeester dat deze organisatie meer middelen zal ontvangen. Zij heeft begrepen dat het aantal meldingen weliswaar zwaarder wordt maar dat het over het geheel genomen stabiel blijft. Zij steunt de vraag van mevrouw Podt naar mogelijkheden ervoor te zorgen dat mensen vaker melding maken, vooral jongeren. De vraag naar voorlichting stijgt aanzienlijk. Zij leidt daarvan af dat de preventieve poot van de Antidiscriminatieagenda momenteel begint te werken. Zij verneemt graag van de wethouder dat hij dit ondersteunt en dat hij dit zal faciliteren wanneer nodig. Zij begreep van jongeren dat ze het lastig vinden om naar het spreekuur te gaan. Zij wil graag weten hoe dat spreekuur momenteel loopt en of er reden is dit door te zetten. Komen daar voldoende jongeren? Krijgt de gemeente voldoende signalen en doet de gemeente daarmee ook iets? Of is er mogelijk een andere werkwijze nodig, bijvoorbeeld met het bezoeken van de jongeren door het college zelf? De heer Eggermont (SP) ziet een verschoven beeld als gevolg van recente ontwikkelingen. Binnen allochtone gemeenschappen vindt veel discriminatie plaats. In dit stuk is daarvoor geen aandacht. De SP vraagt voor de onderlinge discriminatie in de toekomst aandacht in het gehele Antidiscriminatiebeleid. Mevrouw Dibi (PvdA) vraagt hiervan voorbeelden. De heer Eggermont (SP) attendeert op het televisieoptreden van een oud raadslid voor het CDA in deze gemeente. Hij krijgt meer signalen over haat en nijd en over de manier waarop men omgaat met ex moslims. Dit hoort wat hem betreft een onderdeel te zijn van de Antidiscriminatieagenda. Onduidelijk was voor zijn fractie het onderdeel cultuurverschillen docenten-leerlingen-ouders. De SP zou graag willen benadrukken dat onder cultuurverschillen discriminatoire uitingen niet kunnen vallen. In dat licht vraagt hij meer toelichting op die frase en wat het college in dat opzicht doet. Pagina 3 van 22

10 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september In het stuk is te lezen dat veel jongeren moeite hebben met hoe bepaalde zaken in de media gepresenteerd worden. Het college noemt in dat licht een website. Bij de bestudering daarvan blijkt dat die desbetreffende site niet per se gericht is op integratie. Die site is erop gericht dat mensen zoals ze zijn zouden moeten worden geaccepteerd. Daar kunnen zaken aan vastzitten dat mensen geaccepteerd willen worden wanneer vinden zij het normaal vinden om groepen te discrimineren. In dat licht heeft hij moeite met acceptatie van de mens die iemand is. Zo vindt onderling ook uitsluiting en discriminatie plaats. De heer Koppelaar (Student & Starter) schaart zich achter de vraag van mevrouw Dibi over het maandelijkse spreekuur van de wethouder over discriminatie op de arbeidsmarkt. Ook hij wil graag weten hoe het ermee gaat en of dat spreekuur concrete zaken heeft opgeleverd en of er problemen zijn opgelost. Hij roept de wethouder op de agenda concreter te maken. De aanpak van vele zaken, ligt verscholen in onderliggende agenda's. Hij vraagt waarom die aanpak niet gewoon in deze overkoepelende agenda staat De heer Van Corler (GroenLinks) vervangt de woordvoerder van GroenLinks op dit onderwerp, mevrouw Tara Scally. Zij gaf hem mee aandacht te vragen voor de combinatie van verschillende groepen. Als voorbeeld noemt hij bicultureel en LHBT. Hij noemt in dit verband ook roze en blauw bij de politie en zaken die bij elkaar komen. Daarbij vraagt zij ook aandacht voor verschillende gronden waarop mensen gediscrimineerd worden. Mevrouw Tielen (VVD) sluit zich aan bij de inbreng van D66 over onder meer meldingsbereidheid. Zij is in dat licht ook benieuwd naar cijfers over het aantal meldingen en aangiften. Zij sluit zich ook aan bij de woorden van de heer Eggermont over alle vormen van discriminatie. Daarbij staat het woord gelijkwaardigheid centraal wat haar betreft. Dat is in de eerste alinea genoemd en komt in het stuk verder niet meer terug. Zij vraagt hiervoor meer aandacht. Ten slotte vraagt zij hoe het staat met de meldingen en aangiften in het ACZ en de noodopvang als het gaat om homodiscriminatie. Mevrouw Metaal (CDA) sluit zich aan bij de zorgen die de heer Eggermont uitte over de aandachtfunctionarissen die cultuurverschillen tussen docenten-leerlingen-ouders onder de aandacht brengen. Zij vraagt het college de rechten en de cultuurverschillen daarin te verduidelijken. Cultuurverschillen mogen geen rechtvaardiging zijn van discriminatie. Zij krijgt signalen van kinderen die op basisscholen al heel vroeg elkaar doelgericht uitsluiten. Zij vindt die ontwikkeling heel zorgelijk. Zij sluit zich aan bij de vragen van de dames Tielen en Podt Wethouder Diepeveen zet uiteen dat deze agenda nadrukkelijk bedoeld is als een gezamenlijke agenda van vele partijen en Utrechters die meegewerkt hebben aan de tot standkoming daarvan en zich ook verantwoordelijk voelen voor de uitvoering. Daarin speelt de werkgroep Integratie en Acceptatie een belangrijke rol. De wethouder verwijst in dit verband ook naar de aanbiedingsbrief. In die brief worden alle betrokken organisaties genoemd. Het gaat om een breed platform. Waardevolle en goede stadsgesprekken zijn gevoerd, vooral ook omdat die gesprekken heel veel opleverden over de beleving van mensen. Het besef is gegroeid dat discriminatie in deze stad een groeiend fenomeen is, hoe verwerpelijk dat ook is. De gestage stijging in de afgelopen jaren blijkt ook uit de Utrecht Monitor. Daarbij is discriminatie op de arbeidsmarkt de belangrijkste bron ervan. De wethouder vindt de Utrecht monitor het belangrijkste medium als het gaat om het concreter benoemen van resultaten. De Utrecht monitor geeft een algeheel beeld van de stad, van het maatschappelijk klimaat, van hoe de bevolking zich in haar stad voelt. Hoe staat het met het gevoel gediscrimineerd te worden. De wethouder beseft dat veel werk te verrichten is om die stijgende lijn om te vormen tot een dalende. Hij noemt in dit verband de programmabegroting als het belangrijkste meetmoment. Als een moment voor evaluatie staat 2020 in deze nota. De wethouder bevestigt dat dat een heel eind weg is. Veel zal dan in de tussentijd gebeuren. Hij noemt in dat verband het etnisch profileren, en het gebruik van de term allochtoon. Het is zijn voornemen minimaal één keer per jaar een commissiebrief te sturen over de voortgang. In die brief zou het college de breedte ingaan op de stand van zaken in de uitvoering van de agenda, welke nieuwe activiteiten zich aandienen, welke zaken goed gaan en welke zaken extra accent nodig hebben. Met de werkgroep Integratie en Acceptatie zijn afspraken gemaakt over de monitoring zodat ook het brede veld daarbij betrokken is. Mevrouw Dibi (PvdA) vraagt de wethouder en hoe ervoor te zorgen dat de gemeente beschikt over harde cijfers. Gesproken is over kwetsbare jongeren. Jongeren die gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt zijn niet per definitie kwetsbaar. Zij wil graag één op één kunnen toetsen en het bij elkaar brengen van banen en jongeren. In dit verband leest zij wel over het trainen van werkgevers. Mevrouw Podt (D66) wil zich daarbij een beetje aansluiten en daarop iets verder ingaan. Als zij spreekt over resultaten, spreekt zij niet alleen over zaken die het bestuur terugziet in de monitor, maar ook over individuele activiteiten. Het is niet altijd duidelijk wat daaruit moet komen. Zij wil zich kunnen aansluiten bij wat uit de Utrecht Monitor komt. Wethouder Diepeveen zegt in de richting van mevrouw Dibi en in de richting van mevrouw Podt te zullen nagaan of met grotere nauwkeurigheid de resultaten te omschrijven zijn op de verschillende deelaspecten en hoe Pagina 4 van 22

11 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september dat te kunnen meten zonder een heel uitvoerige meetfabriek op te zetten. Daar waar dit mogelijk is en relevant zal het college hiervoor het nodige optuigen. Mevrouw Dibi (PvdA) dankt de wethouder voor zijn toezegging. Zij interpreteert die toezegging als dat het doel van het college is het percentage te verlagen en dat het college dan ook inzichtelijk maakt waar de jeugdwerkloosheid het grootst is. Mevrouw Tielen (VVD) vindt dat de discussie zich teveel eendimensionaal ontwikkelt. Jeugdwerkloosheid en discriminatie hebben ergens wel een soort van overlap. Zij bestrijdt als zijn die twee zaken eendimensionaal aan elkaar gecorreleerd. Een andere wethouder heeft een plan van aanpak Jeugdwerkloosheid waarover de raad enige tijd geleden correspondentie ontving. Zij vraagt de wethouder die twee discussies niet met elkaar te verwarren en alleen de overlap te benoemen en het daarbij te laten. De voorzitter kan zich daarin vinden. Zij gaat nu terug naar de wethouder. Wethouder Diepeveen wilde ongeveer zeggen wat mevrouw Tielen zei. Hij is geen wethouder die belast is met de aanpak van Jeugdwerkloosheid. Hij is wel coördinerend wethouder op het vlak van bestrijding van discriminatie. Hij zal waar die relatie bestaat tussen discriminatiebestrijding en jeugdwerkloosheid die relatie leggen. Dan gaat het wel precies daarover en niet over het brede fenomeen van jeugdwerkloosheid. Hij verwijst daarvoor naar de andere wethouder, andere beleidslijnen en verantwoordingsmechanismen. Hij heeft toegezegd te gaan kijken naar of het mogelijk is behaalde resultaten concreter te benoemen zodat daarover in de komende tijd bestuurlijk goed van gedachten is te wisselen. Mevrouw Podt pleitte voor betere informatie over wat met de melding gebeurt. Dit lijkt hem een goed gesprekspunt met Artikel Eén Midden Nederland. Hij weet niet precies wat Artikel Eén op dat vlak doet. De wethouder wil graag met deze organisatie in gesprek over of dit zou kunnen helpen en over wat de organisatie nog meer kan doen op dat vlak. Mevrouw Podt (D66) vindt dat Artikel Eén dit al goed doet. Het probleem ontstaat vaak zodra meerdere partijen betrokken raken. Zij adviseert de wethouder het gesprek te verbreden met ook andere partijen. Wethouder Diepeveen merkt op dat overleg tussen die partijen gaande is. Dit heeft ook te maken met waar mensen zich kunnen melden. Het gaat dan ook niet om één instantie. Daarachter moeten de instanties goed met elkaar samenwerken en onderling schakelen. Hij bevestigt dat Artikel Eén heel veel doet, onder meer door het geven van informatie op scholen, op allerlei wijkbijeenkomsten, op voorlichtingsbijeenkomsten. Zowel mevrouw Podt als mevrouw Dibi spraken daarover en zij pleitten ervoor de organisatie daartoe voldoende in staat te stellen en haar daarvoor toe te rusten. Het college gaf dit jaar extra geld en neemt zich voor dit volgend jaar ook te doen. De wethouder herhaalt dat het college wat nodig is, zal regelen met Artikel Eén. Te zien is dat juist in de sfeer van preventie en voorlichting extra tijd gaat zitten. Het college wil dat in de komende tijd nog verder uitbreiden en opbouwen. Gezamenlijk is geconstateerd dat de bewustwording rond het thema en de bereidheid om te melden en actie te ondernemen, echt nog wel impulsen kan gebruiken. De burgemeester zal terugkomen op het etnisch profileren. Hierover wordt momenteel gesproken ook in de Driehoek en ook landelijk zal het ministerie binnenkort daarover naar buiten komen. Dit kan binnenkort worden besproken met het college. Mevrouw Aliat (beleidsadviseur Diversiteit) informeert de commissie op verzoek van de wethouder over het Spreekuur. Zij neemt het waar voor haar collega. Ze beschikt op dit moment niet over de cijfers. Uit de discussie leidt zij af dat het van belang is dit te achterhalen. De voorzitter bevestigt dat de wethouder heeft toegezegd de commissie een voortgangsbrief te zullen schrijven. Zij doet de suggestie die cijfers daarin mee te nemen. Mevrouw Aliat (beleidsadviseur) brengt in dat daarbij een andere adviseur en een andere wethouder betrokken zullen zijn. Wethouder Diepeveen antwoordt in dit verband richting mevrouw Tielen te willen toezeggen de cijfers van onder meer de politie over de meldingsbereidheid in de voortgang te zullen melden. De heer Eggermont wees op het fenomeen van onderlinge discriminatie in groepen met een niet-westerse afkomst. De wethouder vindt onderlinge discriminatie niet fijngevoelig. Alle inwoners van Utrecht zijn Utrechters. Het gaat om de bevolking waarbij groepen niet apart worden gezet. Hij neemt aan dat dat toch niet de bedoeling is van de heer Eggermont. Hij benadrukt dat deze Antidiscriminatieagenda discriminatie breed benoemt op alle mogelijke vlakken: sekse, leeftijd, afkomst. En daarmee adresseert het college ook wat de heer Eggermont bedoelt met zijn opmerking. Het lijkt de wethouder logisch dat deze vorm van discriminatie valt onder deze Agenda in een inclusieve benadering. Het college spreekt veel met organisaties van migranten. Daarvoor is aandacht. De heer Eggermont (SP) is het eens met de wethouder over dat deze vorm van discriminatie zou moeten vallen onder deze agenda. Hij ziet dit niet benoemd. Wanneer de wethouder een probleem heeft met de term onderling, merkt hij op dat de wethouder goed weet wat hij hiermee bedoelt. Die uitsluiting vindt ook daadwerkelijk plaats. Dat is niet te ontkennen. Het lijkt hem nuttig om daarover niet op een vage inclusieve wijze daarover te zwijgen, maar dit ook te benoemen en dit ook daadwerkelijk op te nemen in deze agenda en na te gaan welke activiteiten nodig zijn om mensen te ondersteunen om ook die discriminatie te bestrijden. Wethouder Diepeveen attendeert de heer Eggermont op de acties vanuit de gemeente na de recente spanningen in Turkije. Gesprekken worden gevoerd met verschillende groepen uit de Turkse gemeenschap, juist ook om met hen te spreken over hoe in Nederland mensen met conflicterende opvattingen met elkaar omgaan. Pagina 5 van 22

12 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Het college gaat intimidatie en bedreiging tegen. Op verschillende manieren was dit aan de orde via onder meer het bondgenotennetwerk en via specifieke gesprekken met groepen. Daarover schreef het college ook een brief. De heer Eggermont (SP) vindt dat ook goed. Ook als het gaat om uitsluiting van ex moslims vindt hij het van belang dat onderwerp dan ook te bespreken in een dergelijke Agenda. Hij vindt dat daarvoor expliciet aandacht nodig is. Hij benadrukt in de stad te merken dat dit een probleem is. Wethouder Diepeveen gaat graag hierover nog eens in gesprek met de commissie. Hij heeft niet gelezen als zou dit hiervan geen deel uitmaken. De heer Eggermont stelt dat hierop speciale accenten te leggen zijn. Dat lijkt hem een gesprek waard. De heer Eggermont bezocht ook een website. Op die website zou het niet zozeer gaan om integratie naar meer om acceptatie van zoals iemand is. Daar kan de wethouder de heer Eggermont niet helemaal volgen. Hij stelt voor daarover buiten de vergadering nog eens nader te spreken. Richting de heer Koppelaar zegt de wethouder geen dubbel werk te willen doen met de Agenda 22 en de Regenboog Agenda. Zijn inzet komt voort uit een eerdere motie van de PvdA en de Partij voor de Dieren. Die motie is verworpen maar het college heeft daarover gezegd niet een gemeentelijk plan te zullen leveren maar meer een gezamenlijke agenda. Dat is de huidige stand van zaken. Hij hoorde mevrouw Tielen goed; zij sprak over alle vormen van discriminatie in aansluiting op de inbreng van de heer Eggermont. Het lijkt de wethouder de moeite waard daarover in de komende tijd nog eens te spreken. Gesproken is over specifieke meldingen vanuit het AZC. De wethouder weet dat nauw contact bestaat tussen verschillende organisaties zoals het COC, Prisma, de mensen van het AZC. Hij organiseerde nog een bestuurlijk gesprek met verschillende geledingen om ervoor te zorgen dat de lijnen kort zijn. Zijn beeld is dat het tot nog toe om een heel beperkt aantal meldingen gaat. Hij neemt zich voor daarop nog een aanvulling te geven. Mevrouw Aliat (beleidsondersteuning) bevestigt dat een bestuurlijk overleg heeft plaatsgevonden. In dat overleg sloegen het AZC, Artikel Eén Midden Nederland en het COC de handen ineen in het samenstellen van een brochure. Zij zullen die brochure op 22 september bespreken met het AZC om na te gaan of die informatie alle partijen beslaat. Het gaat dan om het te volgen traject en de gewenste richting. Het is de bedoeling om de informatie op te nemen in een welkomstmap met daarbij telefoonnummers in verschillende talen gepresenteerd. Daarnaast zijn binnen vluchtelingenwerk en binnen AZC s vertrouwenspersonen aangesteld. Die kunnen helpen om de gewenste richting te bepalen in het geval er incidenten zijn. De voorzitter kan zich voorstellen dat de raadsleden de brochure willen inzien. Wethouder Diepeveen gaat in op de inbreng van de heer Van Corler over biculturelen en LHBT. Zoals te lezen is het college in de Antidiscriminatieagenda recentelijk gestart met het project Veilige Haven. Daar gaat het juist om laagdrempelige hulpverlening, bewustwording en om mensen te helpen bij hun acceptatie van wie zij zijn. De heer Eggermont (SP) vroeg samen met mevrouw Metaal naar de culturele achtergrond op scholen. Hij vraagt een nadere duiding van wat het college daarmee precies bedoelt. Achtergrondverschillen mogen wat hem betreft niet gebruikt worden voor vergoelijking van discriminatie. Wethouder Diepeveen is dat met de heer Eggermont eens. Hij neemt in dit verband een voorbeeld aan Canada als immigratiesamenleving. Daar ziet hij dat de achtergrond van mensen wel degelijk ook gezien mag worden en ook een plek krijgt. Juist in het onderwijs waar gewerkt wordt met jonge mensen, is het heel belangrijk om dat ook te kunnen bezien en te benoemen als een rijkdom en daarvan over en weer te kunnen leren. Hij kan zich daarbij iets voorstellen in een goed pedagogisch klimaat. Tegelijkertijd begrijpt hij de huiver aan de andere kant voor het zo mogelijk hiermee onduidelijk worden en is er te weinig een zoektocht naar gemeenschappelijkheid. Door het benoemen van achtergronden en verschillen, het zoeken naar gemeenschappelijkheid een beter resultaat kan hebben. Deze inzet is in het onderwijs en zo moet die ook zijn wat de wethouder betreft. Mevrouw Tielen (VVD) doet de suggestie dan onderscheid te maken tussen gelijkwaardigheid en gelijkheid. Daar waar in het onderwijs de gelijkwaardigheid wordt bestreden begint de benadering pijn te doen. Wethouder Diepeveen vindt dat mevrouw Tielen hiermee de spijker op zijn kop slaat en zij hiermee de titel van de Antidiscriminatieagenda parafraseert: wel verschillend niet apart. De voorzitter recapituleert de gedane toezeggingen en rondt daarmee de bespreking van dit agendapunt af Vaststellen privacyverordening 2016 In de gemeente geldt nu de Privacyverordening De Privacyverordening 2003 geeft al een goede basis voor de Utrechtse wijze van verwerkingen. In die verordening is een privacy coördinator benoemd en vastgelegd is dat elke Dienst een contactpersoon krijgt. Tevens zijn hierin de rollen en verantwoordelijkheden neergelegd. Door voortgaande ontwikkelingen is de Privacyverordening 2003 niet meer van deze tijd. De Privacyverordening 2016 borgt met regels voor specifieke verwerkingen en het voorschrijven van een PIA (Privacy Impact Analysis) de wijze waarop de gemeente Utrecht omgaat met verwerkingen. Het raadsvoorstel is aan de orde geweest in de Raadsinformatiebijeenkomst van 25 augustus. Op vrijdag 2 september ontving de commissie een toelichtende commissiebrief met de titel privacyverordening Utrecht Die brief is als bijlage toegevoegd. De fractie van D66 bij monde van mevrouw Schilderman wilde graag met andere fracties in discussie over op welke punten de privacyverordening is aan te passen. Pagina 6 van 22

13 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Mevrouw Schilderman (D66) vindt het fijn dat nu een actualisatie van de Privacyverordening voorligt. De laatste dateert uit Het college lijkt op de goede weg om van de privacy prioriteit te maken. In 2016 is privacy eigenlijk geen keuzeonderwerp. Privacy hoort wat D66 betreft aan de basis van ieder nieuw beleid te liggen: niet privacy by choice maar privacy by design. Dat betekent dat privacy direct meegenomen wordt bij het ontwerp van een nieuw systeem. D66 is de insprekers dankbaar die hun ervaringen, expertise en meningen hebben gedeeld in de Raadsinformatiebijeenkomst. Zij vindt het fijn dat de wethouder naar aanleiding hiervan alvast enkele aanpassingen heeft doorgevoerd. Dat had wat haar betreft eerder in het proces gekund. D66 is erg benieuwd welke rol het college de inwoners toedicht op het gebied van privacy. Zij vraagt waarom het college de inwoners en/of professionals niet om hun mening heeft gevraagd. Waarom zijn inwoners die hun hulp hebben aangeboden niet geconsulteerd? Zij krijgt hierop graag de reactie van het college. Inwoners hebben het recht op inzage in de verwerking van persoonsgegevens. Dat is gelukkig bij wet geregeld. Een website met privacyinformatie zoals in de brief wordt voorgesteld, is wat haar betreft ook een stap in de goede richting. Zij vraagt of de wethouder de wettelijke rechten en procedures daarin ook wil opnemen. Wanneer zal deze website er komen? Wanneer komt het bijna een jaar geleden toegezegde openbare register datalekken? Inzage in de over personen opgeslagen gegevens vindt D66 een fundamenteel recht. Meerdere mensen hebben gezegd problemen te hebben ondervonden met het vragen van inzage in hun eigen gegevens. De gemeente zegt dat het om slechts enkele gevallen gaat. Meerdere insprekers zeiden niet aangekomen te zijn bij de privacyfunctionaris met hun klacht. Dat kan het lage aantal gevallen ook verklaren. Hoe zal de wethouder de toegang tot die informatie waarborgen? Is de wethouder van plan om die waarborg te verankeren in de verordening? Met betrekking tot het cameratoezicht zegt het college bezig te zijn met de registers van camera s in de openbare ruimte. Zij vraagt of het college daarmee wil zeggen dat het op dit moment niet bekend is waar camera's staan en van wie ze zijn. Zo niet, mag zij dan aannemen dat een dergelijk register op zeer korte termijn beschikbaar is? Daarnaast is haar fractie blij met een register. De betrokkene wil graag de informatie op de locatie zelf hebben. Tijdens de Raadsinformatiebijeenkomst kwam ook de idee naar voren op de camera zelf zichtbaar te maken van wie die is, wat de camera filmt en wat er gebeurt met de gegevens. D66 wil graag weten wanneer het college hiermee aan de slag gaat. Wat kan zij verwachten van de inzet van het college op dit gebied? D66 vroeg eerder om een nadere duiding van pseudonimisering versus anonimisering. Zij vindt het fijn dat het college in de tekst van de verordening duidelijk maakt waarin het verschil zit. D66 is wel benieuwd waarom de keuze voor pseudonimisering of anonimisering bij de afdeling blijft. Veel discussie is mogelijk over in welke gevallen pseudonimisering echt nodig is. Het voorbeeld dat de wethouder in de brief geeft, is bijzonder treffend. Dit voorbeeld zou ook opgelost kunnen worden door iets van een codering van een wijk. De voorkeur van D66 gaat uit naar anonimiseren tenzij. Dat bevordert de privacy van de Utrechters. Bovendien is het dan mogelijk de verzamelde data gemakkelijker publiekelijk beschikbaar te stellen voor de toepassing van big data. De herbruikbaarheid van data is juist veel groter bij anonimisering. Bij pseudonimiseren is het risico op privacylekken veel te groot. De geanonimiseerde data zijn waarschijnlijk vrij direct beschikbaar te stellen. De vraag is wie uiteindelijk het laatste woord heeft over het anonimiseren van de data? Waar wordt de beslissing genomen? Zij vraagt hierop de reactie van de wethouder. De heer Gilissen (VVD) hoopt dat mevrouw Schilderman het met hem eens is dat het gebruik van data, ook open data, en het gebruik van geanonimiseerde data en het gebruik van gepseudonimiseerde data bij kan dragen aan de dienstverlening van de gemeente of aan de kwaliteit van het beleid van de gemeente. Hoe ziet mevrouw Schilderman de rol van de functionaris van de gegevensbescherming in het adviseren van afdelingen bij de keuze om wel of niet te anonimiseren of te pseudonimiseren? Hij neemt aan dat het hier gaat om een collectief geheel en dat de betrokken functionaris daarin een rol kan spelen. Mevrouw Haage (PvdA) neemt aan dat D66 het met haar eens is dat het gebruik van big data in ieder geval een risico met zich meebrengt. Tegenovergesteld aan de woorden van de heer Gilissen merkt zij op dat het weliswaar de dienstverlening kan verbeteren, maar in het geval de gemeente de data niet in eigen hand houdt, het risico kan bestaan dat met de over elkaar heen te leggen lagen informaties de anonimiteit verdwijnt. Is D66 het met haar eens dat de gemeente de data zoveel mogelijk in eigen hand moet houden? Mevrouw Schilderman (D66) ziet met deze inbreng twee kanten aan het verhaal. Zij bevestigt dat dat risico in ieder geval bestaat, zeker bij pseudonimiseren. Het gaat dan om subjecten die een andere naam krijgen. Daarmee verdwijnt het privacyrisico. Wanneer voldoende lagen gegevens over elkaar gelegd worden is het inderdaad mogelijk achter de werkelijke namen te komen. Zij zou die weg niet compleet willen afsluiten. Om die reden hanteert zij het uitgangspunt anonimiseren tenzij. Daarna is er een mogelijkheid voor een goed overwogen en beargumenteerde uitzondering. Met betrekking tot de rol van de privacyfunctionaris staat nu in de verordening dat de keuze is gelaten aan de betrokken afdeling. Daar wordt dan de beslissing genomen. Zij ziet liever de privacyfunctionaris die afweging maken en het besluit nemen. Mogelijk is dit te ondervangen. Zij vindt de desbetreffende tekst nu te ambigu. Er zou zeker sprake kunnen zijn van een wisselwerking wanneer de heer Gilissen daar naar op zoek is. De heer Gilissen (VVD) vindt dat laatste zeker waar. Hij zal in zijn eigen bijdrage stil staan bij het belang van bewustwording en cultuur in het omgaan met data. Hij wil de waarborgen en de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie leggen. Daarmee vergroot en stimuleert de organisatie de bewustwording. Hij houdt het Pagina 7 van 22

14 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september voor mogelijk straks verder te discussiëren na de reactie van de wethouder. Voor hem is het en en : waarborg organiseren en de keuze zo laag mogelijk in de organisatie. Mevrouw Schilderman (D66) is om die reden blij met het geld dat daarvoor is uitgetrokken en met de stappen gezet om meer contactpersonen verantwoordelijk te maken voor gegevensbescherming, ook op andere plekken in de afdeling. Toch denkt zij dat risico's die met big data-toepassingen te maken hebben vrij groot zijn en ook soms verder gaan en technisch inzicht vragen over wat te doen wanneer data vrijkomen. Mogelijk is dit iets om over na te denken. Zij verwacht dat daarover straks nader gesproken kan worden. Zij vervolgt haar inbreng in haar termijn. De heer Eggermont (SP) vond de vraag van mevrouw Haage een goede: in wiens handen is de verantwoordelijkheid over het geheel? Hij vraagt of dat mogelijk precies het punt is bij pseudonimisering: dat het alleen zin heeft wanneer de organisatie telkens dezelfde sleutel gebruikt. Het is dan wel de vraag waar die sleutel dan is. Hoe veilig is die? Wanneer die vrij komt wordt uiteindelijk alles mogelijk om de informatie op persoonlijk niveau terug te krijgen. Hij vraagt hoe mevrouw Schilderman daartegen aankijkt. Mevrouw Schilderman (D66) verwijst naar de discussies hierover in de Raadsinformatiebijeenkomst. Zij vernam in die bijeenkomst dat de sleutel bij een externe partij ligt waarop de gemeente in enige mate invloed heeft. Zij verneemt daarover graag meer van de wethouder. Zij kan zich hiervan nuttiger toepassingen voorstellen. Stel de organisatie wil intern gegevens hergebruiken, maar de hergebruiker heeft niet de juiste clearance om bij de oorspronkelijke persoonsgegevens te komen, dan kan zij zich het gebruik hiervan voorstellen. De vraag is dan hoe dat bedrijf te controleren is dat in dit geval de versleuteling bewaart. Dat zijn zeker vragen om over na te denken. Zij ziet dat zeker ook als risico. Om die reden stipt zij dit onderwerp ook aan in deze commissie. Haar voorkeur ligt bij anonimiseren omdat de risico's dan minder groot zijn. Zij gaat vervolgens in op de Privacy Impact Analysis (PIA). Zij vindt het fijn dat de wethouder een zin toevoegt over dat de functionaris gegevensbescherming een bindend advies over de PIA geeft. Dat lost de vraag uit de tekst niet helemaal op van wie de keuze maakt of welk systeem uiteindelijk gebruikt gaat worden of niet. Zij doet het college de suggestie daar nog even naar te kijken. Nu lijkt het alsof de PIA beslist met een bindend advies. Zij vraagt de wethouder erop toe te zien dat de gemeente duidelijk omschrijft dat de functionaris gegevensbescherming beslist met het advies van de PIA. D66 wil daarmee bereiken dat duidelijk is wie beslist over of een bepaald systeem of een bepaalde procedure wordt ingevoerd. Daarover valt hier en daar te discussiëren. Zij vraagt de reactie van de wethouder hierop. Verder kijkt haar fractie uit naar het landen van de wijzigingen in de Privacyverordening in de gemeente en de besteding van het extra geld voor privacy. Zij vraagt of de raad daarover meer geïnformeerd kan worden en wanneer. Mevrouw Haage (PvdA) merkt op dat in de Raadsinformatiebijeenkomst bleek dat er iets mis is met hoe deze privacyverordening op dit moment is gepresenteerd. Zij dank mevrouw Schilderman voor de organisatie van die bijeenkomst. Zij vond de bijeenkomst zeer leerzaam. De PvdA vindt het antwoord op de kernvraag ontbreken wie eindverantwoordelijk is en wat het doel is van de Privacyverordening. Het doel zou de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moeten zijn wat haar fractie betreft en het naleven en bevorderen van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. De naamgeving is drie keer anders. Het lijkt ook een beetje op een intern stuk, behalve de afkorting RIB zag zijn nog heel veel afkortingen die zij heeft moeten opzoeken. De vraag is voor wie dit stuk is geschreven. Is dit niet ook geschreven om de privacy van de bewoners te beschermen zodat zij in die verordening hun rechten kunnen nagaan. Verbetering en kwaliteit worden ook niet besproken. Zij doelt dan op de huidige stand van zaken. Sinds 2003 is veel gebeurd in het kader van digitaal werken. Het is goed dat dit nu allemaal verbeterd wordt. Misschien is nog een slag te maken. Zij wil graag weten of daar nog kansen liggen. De PvdA geeft nog enkele kaders mee voor de wethouder. Ook in de aanvullende brief zijn de kaders nog niet allemaal even goed uitgewerkt in de ogen van haar fractie. Zij legt onder meer de vraag voor wat een persoonsgegeven is. Wanneer valt een gegeven onder persoonsgegevens. Gaat het dan om iemands schoenmaat, iemands postcode, of geldt dit alleen als het een combinatie is van geboortedatum en postcode. Het is goed om dat bestuurlijk gezien helder te hebben. De heer Gilissen (VVD) merkt op dat in de Wet persoonsgegevens omschreven is welke gegevens daarop betrekking hebben. Het gaat dan om een hele heldere juridische definitie. Of is deze opmerking van mevrouw Haage een opmaat naar iets anders? Mevrouw Haage (PvdA) antwoordt op die laatste vraag ontkennend. Deze voorziening valt onder wetgeving. Zij is het met de heer Gilissen eens dat die wetgeving niet herhaald hoeft te worden. Soms hoort zij in debatten over privacy dat bewoners zich al druk maken wanneer bij wijze van spreken hun postcode wordt gevraagd, terwijl dat mogelijk niet de privacy schendt van burgers. Misschien gaat het hier om een inleiding die niet per se in de verordening zelf staat. Misschien moet de gemeente voor bewoners helder maken welke gegevens in ieder geval verzameld mogen worden; welke wel en welke niet. Dat zou helderheid verschaffen en nuttig zijn. De heer Gilissen (VVD) is het eens met het betoog van mevrouw Haage: de gemeente moet duidelijk zijn over wat zij doet met persoonsgegevens: hoe zij die verwerkt, welke rechten en waarborgen mensen hebben. De vraag is alleen of die informatie in de verordening thuis hoort. Hij denkt dat die informatie niet in de verordening Pagina 8 van 22

15 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september thuishoort. Het zal vooral gaan om uitwerking waarbij de raad een vinger aan de pols zou kunnen houden. Eigenlijk is dit het aanvullend juridisch kader waarbinnen de gemeente privacy- en persoonsgegevens verwerkt. Mevrouw Schilderman (D66) is het eens met de inbreng van de heer Gilissen. Zij vindt dat mevrouw Haage een goede suggestie deed om na te gaan of de informatie die zij op het oog heeft, hieraan is toe te voegen. Zij las in een brief van het college dat het momenteel werkt aan een website. Mogelijk is het een goed idee om op die website een algemene toelichting te geven op wat persoonsgegevens zijn, welke wet wat regelt, wat de status is van de Privacyverordening ten opzichte van andere bestaande regelgeving die iets zou kunnen verhelderen. Zij vraagt of mevrouw Haage dat een goed idee vindt. Mevrouw Haage (PvdA) beantwoordt beide vraagstellers met een ja. Zij vindt dat in de Verordening opgenomen moet worden hoe burgers inzage kunnen krijgen; dat zegt iets over het recht dat zij hebben. Als het aan haar ligt zou de toegang tot de gegevens voor burgers ook niet digitaal georganiseerd moeten worden. Mensen moeten wat haar betreft ervoor kunnen kiezen om voor de informatie naar het stadskantoor te gaan om na te gaan hoe het met hun gegevens zit. Zij vraagt wie de leveranciers controleert van de gemeente. Ook dat is niet scherp omschreven. Zij hoorde goede inbreng van D66. Één ervan is het bewustzijn vergroten van veiligheidsgevolgen bij medewerkers. Het voorbeeld van hoe met datalekken is omgegaan, noemt zij als voorbeeld van aandacht die dit onderwerp niet verdient. Zij pleit voor meer aandacht hiervoor. Vanwege voortschrijdende techniek zijn van big data sneller privacygegevens te herleiden. De methodes van dataverzameling zouden wat haar fractie betreft openbaar gemaakt moet worden zodat het beter controleerbaar is. Het is haar voorkeur om dat zoveel mogelijk in eigen beheer te houden en niet uit te besteden. Verder is zij er benieuwd naar hoe de wethouder denkt over de rol van de IRM-er (Integraal Resultaatgericht manager). De resultaatgericht manager is verantwoordelijk voor het eindresultaat van beleid. De vraag is of de manager ook nog verantwoordelijk moet zijn voor de bescherming van de privacy. Zij verwijst hierbij naar artikel 2 van de verordening en noemt het gestelde hierin een beetje dubbel. De heer Gilissen (VVD) noemt de bevordering van het bewustzijn met betrekking tot de persoonsgegevens als reden om de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie neer te leggen. Elke medewerker die met persoonsgegevens te maken heeft zou zich daarvan bewust moeten zijn. Het is in zijn ogen van belang het bewustzijn in de hele organisatie in leven te houden. Mevrouw Schilderman (D66) denkt dat mevrouw Haage refereert aan een discussie in de Raadsinformatiebijeenkomst: één functionaris die zowel verantwoordelijk is voor het vinden van het lek als voor het oplossen ervan. Dat heeft een perverse prikkel in zich om maar niet al te hard te zoeken naar een lek binnen het eigen systeem wanneer iemand ook verantwoordelijk is voor het dichten van het lek. Wanneer mevrouw Haage dit bedoelt, is zij heel benieuwd naar het antwoord daarop. Wanneer zij deze vraag anders bedoelde, verneemt ze dat ook graag. Mevrouw Haage (PvdA) doelde daarop. In antwoord op de inbreng van de heer Gilissen bevestigt zij ook van mening te zijn in verband met de bewustwording de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie neer te leggen. Hij onderscheidt bewustwording van de eindverantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen. Dat kan weleens botsen zoals mevrouw Schilderman zei. Het lijkt haar juist goed om in de gemeentelijke organisatie bewustwording op gang te brengen op alle niveaus. In dit verband noemt zij ook het belang van specialisme. Zij vraagt zich af of dat specialisme goed tussen de oren te krijgen is bij 4000 ambtenaren. De heer Gilissen (VVD) vindt het bruggetje van mevrouw Haage de benadrukking van het belang te blijven investeren in de digitale dienstverlening. De gemeente moet wat hem betreft ook geld vrijmaken voor datagedreven sturing en alles wat daarmee samenhangt. Hij dankt mevrouw Schilderman voor het initiatief met een Raadsinformatiebijeenkomst over dit onderwerp. Dat heeft geleid tot goede inzichten. Dit schept de discussie over privacy en over het denken over privacyvraagstukken binnen de gemeente. Dit heeft geleid tot een brief van de wethouder. Die brief verheldert veel. De VVD vindt vooral het aspect van bewustzijn belangrijk. Het gaat dan om de bewustwording binnen de ambtelijke organisatie. Privacy brengt voorzorgsmaatregelen met zich mee. Deze verordening regelt de structuur, niet de uitvoering. Deze verordening biedt voldoende waarborgen om om te gaan met persoonsgegevens binnen de gemeente Utrecht. De heer Gilissen merkt op in bijzondere tijden te leven waarin steeds meer mogelijk is dankzij nieuwe technologieën. Dankzij die technologieën weten mensen steeds meer en kunnen zij steeds meer meten. De VVD wil dat ook graag. Hij wil graag weten hoe de stad werkt en hoe de stad slim kan omgaan met verkeersstromen. Dan is het soms nodig om met een ANPR-camera kentekens te registreren of verkeersstromen en patronen in beeld te brengen. Hij verwacht dat die technologie steeds verder zal gaan. Hij verwacht ook dat de gemeente steeds achter de feiten zal aanlopen. De VVD wil ook graag met een open mind tegenover nieuwe technologieën staan en de ruimte bieden om de dienstverlening van de gemeente Utrecht, maar ook de kennis te verbeteren waarmee beleid is aan te scherpen. Het perspectief om met open en big data verder te kunnen, vindt de VVD positief en omarmt de fractie. Dat wil wel zeggen dat de gemeente bepaalde waarborgen biedt. De VVD vindt privacy belangrijk en is van mening dat de regie in eerste instantie bij Utrechters zelf ligt als het gaat om de vraag welke persoonsgegevens wel of niet worden verwerkt. Dan is de discussie te voeren over wat wel en wat niet in een verordening is te regelen. Zijn fractie ziet het vooral als de afbakening van het juridisch instrumentarium van de gemeente Utrecht in aanvulling op de algemene Europese verordening over Pagina 9 van 22

16 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september persoonsgegevens en de Nationale Nederlandse wet. Wat dat betreft loopt de gemeente Utrecht vooruit. De VVD vindt dat op zich een goede stap. Daarmee laat de gemeente zien hoe zij in gemeenteland met persoonsgegevens kan omgaan. De verordening biedt waarborgen in de vorm van privacy bij design bij het ontwikkelen van nieuwe structuren en methodes. En zij biedt ook garanties in de vorm van een Privacy Impact Assessment. Dat assessment zorgt ervoor dat voordat een stap gezet wordt goed de consequenties worden nagegaan voor de privacy en de verwerking van persoonsgegevens. De VVD vindt dit richtinggevende kaders die in de toekomst verder moeten worden uitgewerkt en die van praktische handvatten moeten worden voorzien, zoals de manier waarop de gemeente Utrechters de mogelijkheid biedt de eigen persoonsgegevens in te zien waarover de gemeente beschikt. Dat hoort als het aan de VVD ligt niet expliciet in de verordening thuis. Hij kan zich wel voorstellen dat formuleringen in de verordening toegankelijker te maken zijn door niet zozeer over de betrokkene te spreken maar over dat elke Utrechter recht heeft op inzage in zijn of haar gegevens. Mevrouw Schilderman (D66) begrijpt hieruit dat de heer Gilissen van mening is dat de manier waarop inzage geregeld moet zijn binnen de gemeente geen plek heeft in de verordening. Het recht op inzage is al geregeld bij de wet. In de praktijk blijken mensen niet bij de juiste personen terecht te komen en geen bevredigend antwoord te krijgen op de vraag welke persoonsgegevens verwerkt worden en of daarvoor een onderbouwing is en dergelijke vragen. Waarom vindt de heer Gilissen dan dat zoiets heel fundamenteels zoals de uitwerking van een fundamenteel recht, geen plaats heeft in de Utrechtse verordening? De heer Gilissen (VVD) merkt op dat mevrouw Schilderman het zelf al zegt: het gaat hier om een uitwerking. Uitwerkingen horen wat hem betreft niet in de tekst van verordeningen thuis. Door het expliciet te vermelden in de verordening zal de praktijk niet veranderen. In art. 35 van de wet Bescherming Persoonsgegevens staat dat de betrokkene, de bewoner van dit land, van de gemeente Utrecht, recht heeft om te weten welke persoonsgegevens zijn verwerkt. Dat herhaalt de gemeente in artikel 14 een beetje kil onder rechten betrokkene. Het hebben van inzagerecht is op die manier geregeld. Hij is het wel eens met mevrouw Schilderman is de in zijn ogen terechte vraag hoe ervoor te zorgen dat het college alles in het werk stelt om dat proces te stroomlijnen zodat mensen die niet over internet beschikken zoals mevrouw Haage terecht opmerkte, naar een balie kunnen of schriftelijk een aanvraag kunnen doen. Mensen die wel over internet beschikken kunnen dan gebruik maken van de website. De gemeente zou met voorrang het vereenvoudigen van de inzage moeten oppakken. Hij herhaalt zijn stellingname met betrekking tot de verordening als het gaat om tekstuele toevoegingen dienaangaande. De heer Gilissen is van mening dat met deze verordening een goede basis voorligt en dat de gemeente Utrecht haar verantwoordelijkheid ook echt pakt door als één van de eerste gemeenten werk te maken van het vertalen van Europese en landelijke regelgeving met de eigen Privacyverordening. De VVD-fractie is behoorlijk tevreden over het voorliggende en zij wacht het antwoord van de wethouder af. Mevrouw Metaal (CDA) dankt de wethouder voor de extra brief naar aanleiding van de Raadsinformatiebijeenkomst. Ze leest in deze verordening over de Privacy Impact Assessment dat dat stuk wordt opgesteld door het organisatieonderdeel dat de verwerking van de persoonsgegevens gaat toepassen. Daarvoor is iets te zeggen omdat die afdeling de gegevens het beste kan beoordelen. Toch kan ze zich voorstellen dat de convergentie zich hier iets te nadrukkelijk inzet, puur vanuit de vraag welke gegevens de gemeente nodig heeft. In dat licht zou zij een tegenlezing willen opnemen in het protocol door een andere instantie of organisatieonderdeel of door een andere functionaris om onafhankelijk van de afdeling te kunnen nagaan of de gegevens die verzameld worden wel zo nodig zijn. Over het Privacyprotocol Afvalpassen dat in concept gereed is, vraagt zij of de raad daarover nog te spreken komt en zo ja, wanneer. Haar voorkeur is dit ook in de raad te bespreken. De heer Eggermont (SP) beschouwt het laatste onderwerp van mevrouw Metaal als een brug voor hem naar een ander onderdeel van dezelfde brief, namelijk dataminimalisatie. Hij merkt op dat het opslaan van persoonsgegevens bij de afvalpassen niet functioneel is. Het gaat namelijk om een sleutel. Het is niet nodig om op te slaan aan wie welke sleutel is gegeven. In die zin vindt hij Privacy Protocol Afvalpassen overbodig. Hij pleit ervoor hier geen persoonlijke informatie op te slaan omdat functioneel gezien niets met de gegevens gebeurt. De voorzitter vraagt de commissie zich te beperken tot het raadsvoorstel. Mevrouw Schilderman (D66) merkt op dat schriftelijke vragen gesteld zijn over de passen. In de antwoorden zegt het college dat die gegevens wel in enige mate gebruikt en bewaard worden. Dat was voor haar niet een compleet bevredigend antwoord. Wat haar betreft kunnen de persoonsgegevens hier er vanaf. Zij krijgt die bevestiging graag van de wethouder. De heer Eggermont (SP) licht toe dit voorbeeld te geven omdat dit onderwerp vooral over de uitvoering gaat. Hij merkt op dat mevrouw Schilderman veel nuttige vragen stelde. Hij zal ze niet herhalen. Hij vraagt op welke wijze deze verordening een doorwerking heeft op allerlei persoonsgegevens die bij organisaties verzameld worden waarvoor de gemeente verantwoordelijkheid heeft. Hij doelt dan op organisaties zoals die voor de jeugdzorg, de Wmo, en die andere zorgtaken hebben. Hoe staat één en ander tot elkaar in verhouding? Pagina 10 van 22

17 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Mevrouw De Regt (GroenLinks) merkt op dat heel veel zinnige dingen zijn gezegd over de inhoud. Zij zal die niet herhalen. Zij dankt mevrouw Schilderman voor de organisatie van de Raadsinformatiebijeenkomst en zij gaat in op het proces. Zij maakte niet eerder een Raadsinformatiebijeenkomst mee met zoveel consequenties voor het voorliggende raadsvoorstel. Zij complimenteert de ambtelijke ondersteuning voor de verwerking daarvan. Het debat lijkt nu te volgen op de verordening. Het leek GroenLinks aardig als de verordening was gevolgd op het debat. Zij krijgt daarop graag de reactie van de wethouder. Zij merkt dit ook op omdat momenteel het wachten is op de jaarevaluatie van de privacyfunctionaris. De raad ontving die evaluatie nog niet. Zij vraagt of het college een conceptrapportage van de evaluatie van het functioneren van de privacyfunctionaris gebruikt heeft als input bij het voorliggende raadsvoorstel. Mevrouw Freytag (Student & Starter) liep bij het lezen aan tegen de frase nieuwe wijze van gegevensverwerking. Zij vraagt in welke gevallen het om nieuwe verwerking gaat. Hoeveel vrijheid is hierin om de scope van de gegevens te verbreden voor de verzameling van gegevens goedgekeurde functies zonder daarvoor een PIA uit te voeren? Zij vraagt of regelmatig wordt gekeken naar het soort gegevensverwerking op afdelingen. Loopt het management daar regelmatig langs. Zij is ook benieuwd naar de rapportage over de datalekken. Daarvoor zou een website komen. Zij zou het interessant vinden dit eventueel in de jaarstukken te verwerken zodat de raad steeds en voortdurend op de hoogte is van het aantal datalekken. Dit lijkt haar relevante informatie gezien de controlerende taak van de raad. Met betrekking tot het inzagerecht wil zij graag weten of dit kan worden meegenomen in de processen. Hierover is al eerder gesproken. Zij vraagt of de wethouder inzagerecht en recht op correctie en verwijdering in zijn aanstaande brief wil meenemen. Korte schorsing en heropening van de commissievergadering. Wethouder Geldof benadrukt dat het college het waarborgen van privacy en het waarborgen van een consciëntieuze manier van omgaan met persoonsgegevens, van het allergrootste belang vindt. De Europese regelgeving treedt in 2018 in werking. Daarop vooruitlopend wil het college de Privacyverordening actualiseren, mede omdat deze verordening uit 2003 stamt en omdat sindsdien de tijd niet heeft stil stond, ook als het gaat om de mogelijkheden op technisch gebied. Het college wil hiermee open en transparant omgaan. Om die redenen maakte het college deze actualisatie. In de Raadsinformatiebijeenkomst kwamen casussen aan de orde, ook naar aanleiding van contacten met de G4. Het gaat om gewijzigde regelgeving. Daarop wilde het college een verordening maken. Het college heeft de informatiebeveiligingsdienst van de VNG geconsulteerd over wat in de verordening op te nemen, gelet ook op de nieuwe regelgeving. Dat was de aanvliegroute. Mevrouw Schilderman (D66) had gevraagd waarom het college ervoor kiest inwoners of inwoners die specifiek hun hulp boden om mee te denken over deze verordening niet te raadplegen. Zeker gezien het aantal wijzigingen en zaken die nog op de rol staan naar aanleiding van de Raadsinformatiebijeenkomst. Kennelijk was hier en daar het nodige te verbeteren. Wethouder Geldof antwoordt dat het college momenteel bezig is met een verordening die de interne kaders stelt. Mevrouw Schilderman heeft gelijk wanneer zij zegt dat het college breder had kunnen vragen. Hij verwijst in dit verband ook naar de desbetreffende vraag van mevrouw De Regt: was het niet beter geweest eerst een debat te voeren om dan pas wijzigingen door te voeren? De wethouder zet uiteen dat het college juist aan de hand van alle nieuwe regelgeving een concept heeft gemaakt. Daarbij is consciëntieus gekeken naar wat hierin op te nemen. Hij hoorde in de Raadsinformatiebijeenkomst ook inbreng die bijna werkvoorschriften werden. Dit is een verordening van de gemeente waar kaders in liggen zoals de gemeente die binnen de organisatie uitvoert. Een aantal zaken wordt genoemd, zoals wie verantwoordelijk is. Dit is de aanpak waarvoor het college koos om tot een kaderstuk te komen. De wethouder beseft dat hiermee ook heel veel uitwerking noodzakelijk werd. Centraal staat hierbij de vraag hoe een bewoner zijn of haar rechten kan leren kennen, wat mogelijk is, hoe een en ander in elkaar steekt. Het college neemt zich voor die informatie te presenteren op de website. De verordening herhaalt niet wat in de wet al is geregeld. In de wet is het recht op inzage, op correctie, op verwijdering van gegevens al geregeld. Via de website kunnen mensen hun rechten leren kennen. De wethouder wil deze website aan het eind van dit jaar gereed hebben. In de loop van de tijd zal het college nieuwe items daarin opnemen. De wethouder neemt zich voor daarbij ook informatie te betrekken over datalekken waarover meldingen zijn gedaan bij de autoriteit persoonsgegevens. Mevrouw Schilderman vroeg ook naar de registers met camera's. De wethouder onderscheidt dan de camera's voor de openbare orde van de camera s op bedrijfsterreinen. De gemeente sloot met bedrijven een convenant. Verder inventariseert het college wat andere partijen op basis van andere regiems in de stad neerzetten. Het college wil ook daarvan een overzicht hebben. Duidelijk moet zijn waar in de stad camera s staan. De Utrechtse bevolking heeft er recht op om dat te weten. Als voorbeeld noemt hij de camera's geplaatst in het kader van De Milieuzone. In de Raadsinformatiebijeenkomst is ook gevraagd of het mogelijk is om onder meer het eigenaarschap en de targetting van de camera te kunnen aflezen. Het college gaat na of dat mogelijk is. Hierbij denkt hij aan een Pagina 11 van 22

18 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september telefoonnummer waar de positie van de camera is op te geven en waar onder meer de vraag te beantwoorden is wie de eigenaar is. Mevrouw Schilderman (D66) kan het eens zijn met de wethouder over de inzet. Zij vat dit antwoord op als een bevestiging van dat het college, deze gemeente, geen overzicht heeft van de camera's die zijn geplaatst. Soms wordt het ondernemers toegestaan camera's te plaatsen die gedeeltelijk de openbare weg filmen. Zij vraagt of de wethouder nu heeft gezegd dat het onduidelijk is waar die camera s staan, voor hoe lang de toestemming is gegeven, en wat met de camera precies wordt gefilmd. Wethouder Geldof antwoordt dat dit wel bekend is. Het gaat daarbij om bedrijven met welke de gemeente convenanten heeft. Daarbij geeft de gemeente voorschriften aan de bedrijven. Dan is een en ander bekend. De wethouder beseft dat er andere instanties zijn die op basis van een ander regiem, op basis van andere regelgeving (bijvoorbeeld rond het station bij de NS) camera's hebben geplaatst. Het college wil dat goed in beeld hebben en werkt aan een totaaloverzicht. Het college wil ook andere organisaties daarop bevragen. Het gaat dan daarbij om instanties die op basis van andere wetten en regelgeving camera's plaatsten. Van belang is dat de inwoner die informatie ook kan inwinnen. Mevrouw Schilderman (D66) is erover gerust dat daarover geen twijfel meer hoeft te bestaan. Als het gaat over camera's die onder andere regiems vallen is het nu een beetje de vraag waar die informatie is. Zij vraagt of daaronder ook camera's kunnen vallen die ook de openbare weg filmen waarop de gemeente nu geen zicht heeft. Wethouder Geldof antwoordt dat dit het geval kan zijn, maar dat er dan iets op basis van een ander regiem is geregeld. De heer Roest (ambtelijke ondersteuning) noemt als voorbeeld Paardenveld bij het politiebureau. Daar hangen twee camera s aan de buitenkant. Die staan op de openbare weg en bewaken het politiebureau zodat mensen daar niet zomaar naar binnen kunnen rijden. Dat is een ander regiem dan een gemeentelijk. De vraag is dan of daar de openbare weg gefilmd mag worden. Die vraag is alleen te beantwoorden vanuit de Politiewet. Wethouder Geldof zet uiteen dat in het geval van de politie de wetgeving een andere is dan de gemeentelijke. De gemeente heeft die betrokkenheid wel als het gaat om bedrijven, organisaties, of een winkelcentrum. De gemeente sluit dan een convenant met de betrokken organisatie. De organisatie moet het ook aanmelden bij de Autoriteit Persoonsgegevens dat een dergelijke registratie wordt gevoerd en moet zich ook houden aan de voorwaarden. Mevrouw Schilderman sprak over de in haar ogen gewenste lijn anonimiseren tenzij. De wethouder bevestigt dat dat de bedoeling is. Wanneer anonimiseren mogelijk is omdat bepaalde onderzoeken met anonieme data mogelijk zijn die de gemeente wil doen met verschillende datasets, wil de gemeente ook dat dat geanonimiseerd plaatsvindt. Dan heeft pseudonimiseren geen zin. Het is mogelijk dat de gemeente voor bepaalde onderzoeken wel moet werken met gepseudonimiseerde gegevens omdat de herleidbaarheid naar een persoon niet gewenst is, maar wel naar een enititeit of een nummer zodat vergelijking mogelijk is, bijvoorbeeld in de tijd. De wethouder schat in dat het goed is om de informatie met betrekking tot anonimiseren tenzij te verhelderen, omdat anomimiseren de lijn is. Het komt vaak voor dat het college data nodig heeft voor een bepaalde termijn. De data in de systemen zijn dan niet geanonimiseerd. Maar zodra ze voor onderzoek worden gebruikt, moeten die data eerst geanonimiseerd worden. De niet-anonieme data blijven dan wel in het systeem zitten. De data die in het onderzoek betrokken worden zijn niet tot personen herleidbaar. De functionaris voor de gegevensbescherming heeft het laatste woord over pseudonimiseren. Hij noemt in dit verband het begrip bindend advies. Vrijblijvendheid ontbreekt bij de toepassing van dat begrip. Die functionaris beoordeelt de Privacy Impact Assessment en kan daarover ook vragen stellen. Uiteindelijk geeft die functionaris een bindend advies over bijvoorbeeld hoe een registratie in elkaar moet zitten, welke gegevens gebruikt mogen worden en welke niet. Ook hierbij is dataminimalisatie het streven. De sleutel bij pseudonimiseren is in handen van een softwareleverancier. Die heeft de sleutel op een beveiligd deel van zijn server. Bij de gemeente hebben het hoofd informatiebeveiliging, het hoofd informatievoorziening en de functionaris voor de gegevensbescherming daartoe toegang. Mevrouw Haage (PvdA) merkt op dat haar zorgen niet alleen betrekking hebben op de vraag welke mensen van de gemeente Utrecht toegang hebben tot de sleutel, maar vooral ook welke mensen uit het bedrijfsleven daar bij kunnen. Wanneer deze gegevens eigendom zijn van het bedrijf en ze daarom ook op de server staan van dat bedrijf, heeft de gemeente niet in de hand welke mensen van dat bedrijf bij de gegevens van de gemeente kunnen. Zij vindt dat een weeffout. Mevrouw Schilderman (D66) voegt daaraan toe dat er allerlei situaties kunnen bestaan waarin de sleutel gelekt kan worden. Op dit moment heeft een bedrijf waarvan de gemeenteraad de naam niet kent, die sleutel. Die is dus niet goed te controleren in zijn functioneren. Stel er is sprake van een lek, dan is dat niet bekend bij de gemeente. De heer Eggermont (SP) merkt op dat op het moment waarop de sleutel wordt neergelegd bij een particulier bedrijf, dat bedrijf ook failliet kan gaan. Hij vraagt of duidelijk is wat er dan met de sleutel gebeurt. Die sleutel is nodig voor de pseudonimisering van gegevens. Dan zijn ook andere onderzoeken niet meer te doen. Wethouder Geldof antwoordt dat de sleutel bij pseudonimisering één richting is. Na pseudonimisering zijn de personen niet meer herleidbaar, dan is een en ander niet meer terug te vertalen naar de originele dataset. De sleutel staat bij een bedrijf op een beveiligd deel van de website. Met de sleutel heeft de gemeente bij pseudonimisering van een nieuwe gegevensset dezelfde pseudonimiseringsalgoritme. Zo heeft hij dit begrepen van zijn Pagina 12 van 22

19 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september functionaris voor de gegevensbescherming. De sleutel staat op de server bij dit bedrijf maar de data niet. Ook dat is belangrijk om te weten. De heer Van Impelen (hoofd Gegevenbescherming) bevestigt dat de sleutel bij een trusted third party is gestationeerd of bij een notaris. Het gaat dan om de beoordeling door de gemeente welke organisatie een vertrouwd sleutelbeheerder kan zijn. De data staan op de server van de gemeente. De sleutel komt naar Utrecht en de data op de server van de gemeente wordt de gepseudonimiseerd met behulp van de sleutel. Bovendien is sprake van functiescheiding. Dan gaat het om de functionaris die de data selecteert. Een andere data-analist gaat met de gepseudonimiseerde gegevens aan de slag. Die functionarissen komen niet met elkaar in contact. In organisatorisch opzicht zijn hiervoor enkele waarborgen ingebouwd. Mevrouw Haage (PvdA) merkt op dat het punt van haar fractie blijft staan, ook al staat alleen de sleutel bij het bedrijf en staan de data bij de gemeente. De heer Gilissen zei zojuist al hoe de gemeente daarover op dit moment denkt: big data is ook big business. Data zijn te verkopen. Zij vertrouwt niet op dergelijke sleutels bij particuliere bedrijven ondergebracht. Met die sleutel zijn uit allerlei big data privé gegevens te achterhalen. Dat is niet het doel waarvoor de Privacyverordening is geschreven. Zij vindt dit daar niet bij passen. Het gaat hierbij om bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Wanneer de gemeente dit uitbesteedt aan een particulier bedrijf, is de sleutel niet meer van de gemeente. De heer Gilissen (VVD) heeft niet gezegd dat big data big business is. Hij heeft gezegd dat de gemeente met big data haar dienstverlening kan verbeteren, niet om geld te verdienen maar om Utrechters vooruit te helpen. Hij zet uiteen dat de sleutel geen sleutel is maar een algoritme. Zowel de data zijn nodig als de sleutel. De gegevens gaan niet van de server van de gemeente Utrecht af. De gegevens blijven in beheer van de gemeente. De software maakt van herleidbare gegevens niet-herleidbare gegevens. Bovendien is dat proces niet omkeerbaar. De voorzitter wil graag voorkomen dat dit debat een college pseudonimisering wordt. Zij biedt een korte gelegenheid voor het stellen van aanvullende vragen Mevrouw Schilderman (D66) gaat in op het niet omkeerbaar zijn. Zij weet uit de praktijk dat dit anders kan uitpakken. Zij begrijpt dat het niet de bedoeling is dat die processen omkeerbaar zijn en dat de gemeente de sleutel ook niet zal gebruiken om van de gepseudonimiseerde gegevens tot de persoon herleide gegevens te maken. Dat dit mogelijk is, kan verschillende oorzaken hebben. Zij wil graag weten hoe de wethouder in het licht hiervan zijn eigen opmerking ziet dat het omgekeerde proces niet mogelijk is. Mevrouw Haage (PvdA) stelt voor dat de raad de verordening op dit punt zal wijzigen en kondigt een amendement aan van haar fractie. De heer Gilissen (VVD) hoopt dat mevrouw Schilderman het met hem eens is dat het hier gaat om de sleutel en dat data en sleutel beide nodig zijn om achter de gegevens te kunnen komen. Voor het omkeren van het proces zijn ook de gegevens nodig die op de website van de gemeente staan. Hij ziet hierin een dubbele veiligheid. Mevrouw Schilderman (D66) merkt op dat wanneer zowel de data als de sleutel toegankelijk zijn, het proces omkeerbaar is. Op het moment waarop iets aan de sleutel mis is, is het proces ook omkeerbaar. Zij herhaalt haar desbetreffende informatie. Zij vindt de stelling van de wethouder dat het niet mogelijk is, redelijk stellig en niet zo eerlijk naar het publiek. Wethouder Geldof zal in een brief nader ingaan op de werking van de sleutel. Hij benadrukt dat de pseudonimisering één richting opgaat. Daarna zijn de persoonsgegevens niet meer terug te herleiden met de sleutel en de gepseudonimiseerde data. Daarop is het systeem gebaseerd. Hij zal in een brief ingaan op de gestelde vragen en op de vraag wie waar wat zou kunnen doen. Hij benadrukt dat het college grote waarde hecht aan de privacy van inwoners en aan de bescherming van hun persoonsgegevens. Juist dat wat de raad nu vreest, wil het college voorkomen. Hij bevestigt dat meer zekerheid bestaat bij het anonimiseren van gegevens. Hij koppelt dit ook aan de door het college gewenste transparantie. De raad en de inwoners hebben recht op deze informatie. Hij vervolgt zijn beantwoording met in te gaan op het door het college beoogde bewustzijn in de organisatie met de aanstelling van de door hem genoemde functionarissen. Het gaat hierbij ook om het opsporen van (potentiële) datalekken. Zo zijn data op een openbaar toegankelijke map ontdekt die daar niet hadden mogen staan. Naar degelijke situaties wordt voortdurend gezocht. Dit desbetreffende bestand is gevonden door iemand die steekproefsgewijs een controle uitvoerde. Die activiteiten wil de gemeente blijven doen, ook met het oog op de bevordering van bewustzijn. De meldingen bij de Autoriteit Persoonsgegevens zal het college ook benutten om het bewustzijn intern te bevorderen. Privacy gaat voor een belangrijk deel over de techniek, maar wellicht voor een belangrijker deel gaat het over mensen, hoe ze werken en wat ze beseffen in het hanteren van persoonsgegevens en daarom alleen dat doen dat is toegestaan. Mevrouw Haage sprak over de eindverantwoordelijkheid. Het doel is inderdaad de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat staat ook in de wetgeving. Als het gaat om de eindverantwoordelijkheid, berust die bij het college. Zo is dat ook gesteld in de wet Bescherming Persoonsgegevens. Pagina 13 van 22

20 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september De vraag wat een persoonsgegeven is, staat in de wet zoals de heer Gilissen al zei. Ook dat zal het college meenemen in de informatie. De wet geldt inderdaad niet wanneer het gaat om gegevens die niet behoren tot persoonsgegevens. De oproep om de toegang niet louter digitaal te maken zal hij meenemen naar het college. Het is zijn intentie het mogelijk te maken dat mensen op het stadhuis een afspraak maken, wanneer zij liever een gesprek hebben. Hij maakt daarbij de kanttekening dat Utrecht in dat opzicht geen onbeperkte capaciteit heeft. Wanneer mensen vragen wat de gemeente van hen weet, moet de gemeente dat in beeld kunnen brengen. Duidelijk is dat het inzagerecht veel werk kan opleveren. De wethouder benadrukt dat de gemeente beschikt over veel verschillende registraties die nooit ontworpen zijn om met elkaar verbonden te worden. Het is wettelijk niet toegestaan om zomaar informatie uit de ene registratie naar de andere mee te nemen wanneer een item niet nodig is voor het doel van de registratie. Dat maakt het zoeken lastig. Nadere informatie is gevraagd over een voorgekomen datalek dat beoordeeld werd als een beperkt risico. De melding is gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit wordt wel altijd meegenomen in de cyclus-documenten. Daarin zal deze informatie terugkomen. Bovendien beschikt de gemeente straks ook over een website met informatie over dit onderwerp. Het resultaat van een integraal resultaatgericht manager (IRM) gaat ook over het waarborgen van de privacy, over de verantwoordelijkheid bij een datalek. Een dergelijk lek kan opgemerkt zijn door iemand van buiten. Alle burgers kunnen datalekken melden. De functionaris voor de gegevensbescherming ziet erop toe dat zaken die niet goed zijn, worden aangepakt. Het zou zijn eer te na zijn om bij constatering van zaken die niet goed functioneren, niets te doen. Dat zou ook de eer te na zijn van van de IRM-er. Bij die functionaris ligt de verantwoordelijkheid. Het college is hierop ook voortdurend alert en speurt actief naar zaken die niet goed functioneren. De gemeente Utrecht is een van de weinige gemeenten met een Privacyverordening en nu al met een nieuwe regelgeving. Hij verneemt van andere gemeenten dat ze graag willen weten wat de gemeente Utrecht heeft gemaakt om daarmee hun voordeel te kunnen doen. Soms is er onhelderheid over wat wel en wat niet gemeld moet worden bij de autoriteiten. Dan wordt vaak met die autoriteiten telefonisch contact opgenomen. De desbetreffende wet is sinds 1 januari in werking. Uiteraard zal het college de meldingen in een cyclusdocument meenemen. Die wet is sinds 1 januari in werking. In de komende jaarstukken zullen ze voor de eerste keer gepubliceerd worden, maar ook in de Berap of in de Voorjaarsnota. Richting mevrouw Metaal zet de wethouder uiteen dat de functionaris gegevensbescherming de taak heeft van tegenlezing. Die functionaris heeft een onafhankelijke positie. Die kan zeggen dat zaken anders moeten of dat zaken ontbreken. Deze functionaris heeft een directe lijn naar het college. Als het gaat om het tegenlezen en punten van aandacht is het voor deze functionaris mogelijk om direct te escaleren richting het college. Ook als zaken nog slechts de verkeerde richting ingaan is het mogelijk om dat tegen te houden. De wethouder zal de informatie met betrekking tot de afvalpassen en het privacyprotocol eind oktober toesturen. In de schriftelijke antwoorden was gemeld waarvoor het college bepaalde gegevens nodig heeft. Ook daarvoor geldt dataminimalisatie. De heer Eggermont vroeg op welke wijze deze verordening een doorwerking heeft naar organisaties waarvoor de gemeente een verantwoordelijkheid heeft. Het gaat dan om organisaties die zelf een privacyprotocol moeten hebben. Zij moeten ook zelf bij de autoriteit persoonsgegevens melden welke gegevens zij registreren met daarbij de reglementen die zij toepassen. Die zijn zelf verantwoordelijk voor hun gegevens en vallen eigenstandig onder de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Mevrouw De Regt vroeg of een concept gebruikt is van de jaarevaluatie van de privacyfunctionaris. De wethouder zal de commissie medio/eind oktober die evaluatie toezenden. Hij kan in dit verband meedelen dat de ervaringen van deze functionaris gebruikt zijn. Veel werk is te verzetten als het gaat om het (nader) stroomlijnen van zaken nu met deze nieuwe functionaris. De heer Gilissen (VVD) vraagt of de wethouder kan toezeggen dat op de website van de gemeente Utrecht duidelijk zal worden gemeld waar mensen terecht kunnen wanneer zij vragen hebben over de verwerking van persoonsgegevens door Buurtteams of organisaties. Voor de doorsnee Utrechter kan het verschil heel erg klein zijn. Hij pleit voor een actieve intermediairfunctie van de gemeente zodat burgers bij het juiste postadres uitkomen wanneer zij vragen hebben over dit soort onderwerpen. Wethouder Geldof merkt in dit verband op dat Utrecht beschikt over een aardig aantal verbonden partijen. Hij zal nagaan welke informatie daarvoor is mee te nemen. Het is wel mogelijk om te melden waar mensen informatie die ze zoeken kunnen vinden. Het college zal de andere organisaties daarop bevragen en de zo verkregen informatie meenemen. Wanneer andere organisaties de informatie waar het hier om gaat niet toegankelijk hebben gemaakt, zal het college hen daarop aanspreken. Hij benadrukt in dit verband dat het college niet over alles gaat. Mevrouw Freytag vroeg of geregeld gekeken wordt naar bestaande registraties. De wethouder zet uiteen dat zodra de wens bestaat een registratie te wijzigen, de gemeente de PIA zal toepassen om na te gaan of de wijziging nodig is. Dataminimalisatie blijft het devies. Pagina 14 van 22

21 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september 2016 De voorzitter merkt op dat de bespreking twee termijnen heeft. Zij vraagt de commissie in de tweede termijn aan te geven hoe dit raadsvoorstel naar de raad zal gaan. Zij recapituleert de gedane toezeggingen. Tweede termijn Mevrouw Schilderman (D66) gaat in op het recht op inzage. Zij vroeg dat beter te organiseren en waarom dit geen plek heeft in de verordening. Het recht is bij wet geregeld. Eigen kaders en regels zijn te stellen als het gaat om de vraag hoe daaraan vorm te geven. Daarvoor zijn wat haar betreft argumenten te geven. Zij wil graag weten hoe de wethouder dit ziet en welke mogelijkheden hij hiertoe ziet. Zij vraagt hierop een eerste reactie van de wethouder. Zojuist is ook iets gezegd over het specifieke protocol voor de afvalpas. Zij wil graag weten wanneer zij dat protocol kan verwachten. Zal dat naar de raad gestuurd worden en kan de raad daarover dan nog spreken? Dit ook gegeven de niet geheel bevredigende beantwoording van de schriftelijke vragen. Zij geeft aan dit raadsvoorstel de B-status mee naar de raad. Zij wil graag weten hoe de stukken die besproken zijn in dit raadsvoorstel verwerkt zullen worden. Zij vindt het inzagerecht nog een punt en zij vindt de uitspraken die zojuist zijn gedaan over het niet omkeerbaar zijn van pseudonimiseren erg bijzonder. Daarover wil zij nader van gedachten wisselen met het college. De heer Eggermont (SP) merkt op richting mevrouw Schilderman dat mevrouw Haage zojuist sprak over het amenderen van het raadsvoorstel. Hij vraagt of mevrouw Schilderman daar ook aan denkt. Of is mevrouw Schilderman eerst geïnteresseerd in het antwoord van de wethouder en zal zij op grond daarvan mogelijk nog amendementen schrijven. Hij vraagt naar de status van wat zij nog in de raad wil bespreken. Mevrouw Schilderman (D66) antwoordt dat wanneer de wethouder haar inbreng overneemt, zij het raadsvoorstel niet hoeft te amenderen. Zij herhaalt haar inbreng over inzagerecht en de procedure. Dat moet op enige wijze een plek krijgen in de verordening. Dat zal afhankelijk zijn van wat de wethouder straks gaat zeggen en opschrijven. Wanneer de heer Eggermont daar benieuwd naar is, kan zij hem een volledige lijst geven van aandachtspunten die zij nader wil bespreken. Mevrouw Haage (PvdA) is de draad kwijt over het proces. Zij had gedacht dat de commissie allerlei zaken meegaf aan de wethouder en dat hij de raad een nieuw aangepast stuk zal voorleggen. Het is dan aan de raad om te bepalen of de raad daarvoor eerst nog een commissievergadering wil hebben of dat het stuk dan direct naar de raad kan. Zij vraagt de voorzitter of het proces zo gevoerd zal worden. De voorzitter legt deze vraag voor aan de wethouder. Wethouder Geldof antwoordt in een brief te hebben geschreven een aantal zaken mee te zullen nemen in een strekt ter vervanging. Dan ontvangt de raad een raadsvoorstel strekt ter vervanging. Uit een aantal punten dat hij in deze commissievergadering vernam, zullen extra verduidelijkingen voortkomen. Dan lijkt het hem dat dat stuk naar de raad kan worden doorgestuurd. De voorzitter concludeert dat dit raadsvoorstel niet meer terug zal komen in de commissie. De heer Gilissen (VVD) vraagt mevrouw Haage de kaders toe te lichten van het door haar aangekondigde amendement. Mevrouw Haage (PvdA) beschikt nog niet over het dictum. Dat hangt vooral af van wat de wethouder al dan niet daarover zal opnemen. Zij vindt dat het anonimiseren zoveel mogelijk in overheidshanden moet blijven: de sleutel en de data. Bij onderzoek op de hogeschool mogen gegevens niet zomaar op externe servers neergezet worden. Daarover zijn de regels veel strikter. Meer in die trend zou zij ook willen kijken naar gegevens van de burgers die op de server van de gemeente zouden moeten staan. Sleutels en gegevens van burgers horen niet op externe servers te staan. Zij zal nog even bezig zijn met haar amendement. De heer Gilissen (VVD) dankt voor de inbreng van zijn collega's en de wethouder voor diens beantwoording. In de eerste termijn zei hij veel vertrouwen te hebben in de goede uitwerking van de kaders. Dit raadsvoorstel zou wat hem betreft met de A status door kunnen naar de raad. Hij wacht met veel interesse het raadsvoorstel strekt ter vervanging af. De heer Eggermont (SP) lijkt het nuttig dit raadsvoorstel met de B-status aan te houden in afwachting van het raadsvoorstel strekt ter vervanging. 910 Wethouder Geldof merkt op dat mevrouw Schilderman inging op de afvalpas; hij herhaalt zijn toezegging daarover een brief te schrijven in de tweede helft van oktober. In zijn brief aan de commissie ging hij ook in op het recht op inzage en gaf hij een toelichting op artikel 14. Die zat bij de bijlage. Als het gaat om een verordening van de gemeente, worden zaken soms een intern werkvoorschrift. Die kunnen wel eens wijzigen wanneer een organisatie verandert. Hij zal vooral ingaan op het recht op inzage en de toelichting daarop iets uitbreiden. Hoe dat organisatorisch vorm te geven is niet bestemd voor een verordening. Dat is de verantwoordelijkheid van het college. Mevrouw Haage vroeg waar de data staan. De wethouder zei al dat de gegevens voor pseudonimiseren niet op de server staan van een softwareleverancier. Hij zal dit zo toegankelijk mogelijk uitleggen in zijn brief aan de raad. Het is van belang dat de burger en de raad zicht hebben op waar wat staat. Pagina 15 van 22

22 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september 2016 De voorzitter concludeert dat dit raadsvoorstel in de raad van 22 september als een strekt ter vervanging behandeld zal worden. Zij vraagt of die datum haalbaar is. Wethouder Geldof antwoordt bevestigend. 920 De voorzitter rondt hiermee de bespreking van dit agendapunt af. 8. Gemeenschappelijke regeling Het Utrechts Archief (HUA) Als gevolg van wijziging van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (Wgr) moet de Gemeenschappelijke regeling (hierna GR) van Het Utrechts Archief (HUA) worden gewijzigd. Het bestuur van Het Utrechts Archief heeft daartoe een wijzigingsvoorstel toegestuurd. Dit document is door het algemeen bestuur van Het Utrechts Archief vastgesteld, als voorstel aan de gemeenteraad en de minister. De regeling kan worden gewijzigd bij besluit van de raad van de gemeente en de minister gezamenlijk. Dit punt gaat met de A-status zonder discussie door naar de raad Wijziging Gemeenschappelijke regeling GGD Regio Utrecht Op 14 januari 2016 heeft de gemeenteraad het college toestemming verleend om in te stemmen met de wijziging van de gemeenschappelijke regeling van de GGD regio Utrecht. Voor wijziging van de gemeenschappelijke regeling is unanimiteit vereist. Dit punt gaat met de A-status zonder discussie door naar de raad. De voorzitter schorst de vergadering om uur tot uur. 10. Tweede technische begrotingswijziging 2016 Dit onderwerp is eerder besproken in de subcommissie Controle en Financiën. Naar aanleiding van die bespreking is de toelichting en het voorstel aangepast. Drie keer per jaar wordt de (meerjaren) begroting aangepast middels een begrotingswijziging. De reactie van de subcommissie Controle en Financiën op het raadsvoorstel is na 29 augustus 2016 naar de commissie Mens en Samenleving gestuurd en bij de stukken gevoegd Het viel de heer Eggermont (SP) op dat uiteindelijk veel wijzigingen gemaakt moesten worden, waaronder een tabel. Hij legt de vraag voor hoe het bestuur dit zal verbeteren zodat dit soort zaken minder voorkomen. Dit maakt het lastig voor raadsleden om de informatie te verwerken. Hij pleit voor eenduidigheid als het gaat om de begroting. Hij verneemt hierover graag meer informatie van de wethouder Financiën. Wethouder Kreijkamp zet uiteen dat wat hem betreft een technische wijziging ook een technische wijziging moet zijn. Het proces is zodanig dat de subcommissie daar in haar professionaliteit naar kijkt. Het zou dan zonder discussie met de A status in de raad gebracht moeten kunnen worden. In de afgelopen jaren is als het gaat om de scheidslijn technische wijzigingen en andere wijzigingen een grijs gebied geconstateerd. Toen is daar extra scherp naar gekeken. Hij verwacht dat dit euvel nu verholpen is. Hij licht toe dat de wijzigingen die nu zijn doorgevoerd, een omissie is van het college. Als het gaat om de optelvraagstukken bij de tabellen, worden die veroorzaakt door een aantal zaken; op het laatste moment maakt het college nog een aantal wijzigingen. Het college moet dat in het vervolg voorkomen. Met de business controllers wordt momenteel gekeken naar de mogelijkheden om het systeem te verbeteren waarmee gewerkt wordt. De wethouder benadrukt dat het om mensenwerk blijft gaan. Wanneer het college omissies ziet, worden die hersteld, is het niet hier dan later. Hij merkt op dat wanneer financiële stromen verkeerd zouden gaan, het college daar vanzelf achter komt. Het college streeft er naar de technische wijziging volledig technisch te laten blijven en dit goed te bespreken in de subcommissie. De wethouder wil met de griffier bespreken in hoeverre een automatische procedure naar de raad mogelijk is. De voorzitter vraagt of dit punt met de A-status door kan naar de raad. De heer Oost (Stadsbelang Utrecht) kan instemmen met de tweede technische begrotingswijziging 2016 met uitzondering van punt 3 inzake de bibliotheek. Hij kondigt over dat punt een amendement aan bij de raadsbehandeling van dit voorstel. De voorzitter concludeert dat dit agendapunt doorgaat naar de raad van 22 september met de B-status. Hij reserveert voor de behandeling in de raad 10 minuten. 11. Aanbieden van het Initiatiefvoorstel Vaststellen van de Verordening Raadgevend Referendum Utrecht In samenspraak met de referendumcommissie stelden mevrouw Scholten van D66 en de heer Eggermont van de SP, een nieuwe referendumverordening op. Hierin zijn de aanbevelingen meegenomen uit het draaiboek over uitvoering van een referendum in Utrecht, zijn bepaalde artikelen verduidelijkt en is aansluiting gezocht bij de nieuwe Referendumwet die op 1 juli 2015 in werking trad. Tevens is de tekst geoptimaliseerd op klare taal en de inhoud op 'slim regelen'. Bij de stukken zit ook de raadsbrief Initiatiefvoorstel Referendumverordening met de mening van het college over het initiatiefvoorstel Verordening raadgevend referendum Utrecht en Verordening raadplegend referendum Utrecht. Pagina 16 van 22

23 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Raadsbrief Initiatiefvoorstel Referendumverordening Geagendeerd door D66 en SP. De burgemeester is aanwezig bij de bespreking. Het gaat om referendumverordeningen die zijn voorbereid en ingediend door D66 en de SP. De commissie heeft een brief van het college hierover ontvangen. Eind vorig jaar is over de voorstellen gesproken aan de hand van een raadsvoorstel aan de kant van het college. Besloten is dat voorstel niet door te geleiden naar de raad en een werkgroep te formeren samengesteld uit raadsleden om een verbeterd voorstel aan de raad voor te leggen Mevrouw Scholten en de heer Eggermont nemen plaats in het zetelvak voor het college, vak C. De voorzitter licht toe op welke wijze de commissie dit voorstel zal bespreken. Toelichting van de agenderende partijen De heer Eggermont (SP) las ter voorbereiding van dit debat over dit initiatiefvoorstel de notulen van de raadsvergadering van 3 december 2009 na. In deze raadsvergadering blokkeert een raadsmeerderheid de initiatiefnemers de mogelijkheid om een raadgevend referendum te organiseren. Sindsdien nam hij zich voor wanneer de mogelijkheid zich zou voordoen de referendumverordening zo aan te passen dat de kiesgerechtigden de mogelijkheid zouden krijgen een raadgevend referendum te organiseren zonder de ondersteuning van een raadsmeerderheid. Sindsdien is de Wet Raadgevend Referendum in het leven geroepen. Die wet diende als voorbeeld voor het initiatiefvoorstel. De centrale wijziging betreft de opsplitsing in tijd van het proces voor de gemeenteraad om tot een besluit te komen en het moment waarop kiesgerechtigden te mobiliseren zijn om over dit besluit een raadgevend referendum te houden. Bij het besluit hoort direct duidelijk te zijn of het referendabel is zodat de kiesgerechtigden niet achteraf te maken krijgen met onzekerheid daarover nadat zij het initiatief namen voor een referendum. Met betrekking tot artikel 4 zoals opgenomen in de verordening voor het raadgevend referendum merkt de heer Eggermont op begrepen te hebben van de afdeling juridische zaken dat dit nog niet helemaal waterdicht is zoals nu is opgeschreven maar dat het wel waterdicht gemaakt kan worden. De heer Eggermont hoopt dat voor iedereen de bedoeling van artikel 4 duidelijk is: dat niet per ongeluk een raadsbesluit al in werking is getreden voordat het proces is afgerond om tot een referendum te komen. Hij hoopt dat de commissie dit wil meenemen in de discussie. Mevrouw Scholten (D66) zet uiteen dat er voor twee afzonderlijke verordeningen gekozen is voor de beide soorten referenda. Het gaat om verschillende instrumenten die ook heel verschillend tot stand komen. De initiatiefnemers waren van mening dat de afzonderlijke beschrijving van de regels de overzichtelijkheid ten goede komt. Zij wachten de discussie af om na te gaan of een politieke meerderheid bestaat in deze raad voor beide soorten referenda. De rol van de gemeenteraad wordt in het voorstel ten aanzien van het raadgevend referendum gewijzigd. In de referendumverordening 2011 en ook in het voorstel zoals de raad dit eind 2015 besprak, zijn naar het oordeel van de raad diverse uitzonderingsgronden. Die uitzonderingsgronden bestaan in dit voorstel niet, met uitzondering van de bescherming van kwetsbare groepen en hun plek in de samenleving. Daarmee is er minder tot geen mogelijkheid om op politieke gronden een referendum tegen te houden en hebben Utrechters een ruimere mogelijkheid een besluit van de raad te corrigeren wanneer ze daaraan behoefte hebben. Bovendien stelt de raad niet meer de vraagstelling vast. De referendumcommissie stelt die vraagstelling vast. De rol van de referendumcommissie verandert daarmee ook op twee punten: (1) De commissie stelt de datum vast. De voorzitter van het centraal stembureau consulteert de commissie nu. En (2) de commissie stelt de vraagstelling vast zoals die op de stemkaart wordt gepubliceerd. De referendumcommissie heeft aangegeven nu graag eerst het commissiedebat af te wachten alvorens een reactie te geven op het voorstel. De initiatiefnemers maken van die reactie graag gebruik na dit debat. De commissie Mevrouw Haage (PvdA) brengt een viertal punten in waarover ook haar fractie niet voor de volle 100% eens is. Zij is over een aantal van deze punten benieuwd hoe de commissie hierover denkt: (1) Zij vindt het een goede zaak dat raadgevend en raadplegend uit elkaar zijn gehaald. Beide zijn in afzonderlijke verordeningen verwerkt. Dat is duidelijker dan de verordening uit Bovendien maakt het gemakkelijker om het raadplegend referendum er uit te amenderen. Sommige PvdA-ers daar daarvan van harte voorstander. (2) Het raadgevend referendum kent een opkomstdrempel van 30%. De vraag is of dit wenselijk is. Zij kijkt in dit verband naar het Oekraïnereferendum. De vreemde situatie bestond dat voorstanders voor de keuze stonden om strategische redenen al dan niet thuis te blijven en tegenstanders hoefden die weging niet te maken. In de praktijk zal de uitslag van het referendum toch wel als zwaarwegend worden gezien. In dat opzicht vraagt de PvdA zich af waarom die drempel hier in te brengen. De raad volgde keurig de uitslag van het niet geldige burgemeestersreferendum als gevolg van de opkomst van slechts 9%. (3) De keuze is gemaakt voor absolute aantallen in plaats van percentages met de drempels voor aanvragen. Haar fractie vroeg zich af waarom die keuze is gemaakt. Een percentage van het aantal kiesgerechtigden, lijkt een betere afspiegeling. In dit verband kijkt zij naar de ambitie van de stad om door te groeien in Pagina 17 van 22

24 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september inwonersaantallen. In theorie blijft deze verordening tientallen jaren geldig. Dan wordt de drempel procentueel steeds lager bij het opnemen van absolute aantallen. De keuze om in de plaats van twee, drie stappen in te bouwen vindt haar fractie logisch. (4) Met betrekking tot de uitzonderingsgronden merkt mevrouw Haage op dat de beoordelingsruimte door de raad geschrapt is. Dat lijkt haar fractie logisch. Tegelijkertijd blijft het altijd een beetje politiek. Het is voor de raad best heel moeilijk om dit apolitiek te beoordelen. Ze twijfelt over of dit in de toekomst veel verandering zal veroorzaken. Een politieke partij is niet voor niets een politieke partij. Een politieke partij vindt ook iets van het onderwerp bij een referendumvraag. Mevrouw Paardekooper (GroenLinks) brengt in dat voor haar fractie een referendum een waardevol en belangrijk instrument en een van de instrumenten is om de bevolking te raadplegen en de stad ermee te laten vormgeven. GroenLinks kan voor een groot deel instemmen met de voorliggende conceptverordening met uitzondering van één redelijk belangrijk punt: het raadplegend referendum. Haar fractie overweegt door middel van een amendement dit deel uit het voorstel te schrappen met als meest principiële reden dat raadsleden bij het nemen van het besluit genoodzaakt zijn ruggespraak te houden met de bevolking. Dat lijkt haar fractie principieel. Het voorleggen van belangrijke besluiten aan de bevolking gebeurt soms wanneer het de politiek uitkomt of wanneer de politiek er zelf niet uitkomt. De mening van haar fractie is dat de politiek zelf uit kwesties zou moeten komen. Haar ervaring is dat doorgaans draken van referenda verschijnen. Ze is benieuwd naar de reactie van de commissie hierop. Haar fractie twijfelt over het aantal handtekeningen nodig voor het definitieve verzoek. In dit voorstel is dat aantal Haar fractie denkt aan een aantal van De achterliggende reden is dat tegenstanders van een beleid dat hen persoonlijk raakt vaak veel implicieter gemotiveerd zijn, veel vocaler zijn en meer belangen hebben bij het ophalen van handtekeningen. Voorstanders zitten daarin minder fanatiek omdat het vaak gaat om zaken die van algemeen belang zijn. Die hebben minder de neiging om zich uit te spreken. Het aantal mag wat haar fractie betreft iets hoger omdat het gemakkelijker wordt handtekeningen op te halen en vanwege zo mogelijk persoonlijke belangen als het gaat om de motieven van tegenstanders. Mevrouw Metaal (CDA) is van mening dat referenda een goed middel kunnen zijn om de mening weer te geven en op te halen van belanghebbenden. Haar fractie vindt wel dat referenda dan met mate gebruikt moeten worden. Het voorstel in deze vorm maakt het voor haar fractie lastig te oordelen om verschillende redenen. Het CDA is verbaasd over de non-reactie van het college op de voorstellen. Als niet-jurist en geen referendumdeskundige vond zij het lastig om zich door de materie heen te werken met alle artikelen die verwezen naar een verordening die ook nog eens nog niet was aangenomen. Zij vond het lastig zonder die inkadering de politieke implicaties hiervan te doorgronden. Zij kan wel degelijk meegaan met de verlaging van de drempels voor participatie en dus ook voor een raadgevend referendum. Zij maakt zich zorgen om het raadgevend referendum vanwege de argumentatie die mevrouw Paardekooper zojuist gaf. Ze vraagt zich af wat dit gaat betekenen voor een werkdruk van een beoordelingscommissie en griffie met de behoorlijk laagdrempelig in te dienen verzoeken. Wat gaat dit betekenen voor de ambtelijke organisatie? Zij is bezorgd over het aantal uren menskracht dat hiervoor nodig zal zijn. Een te lage drempel kan ook gevolgen hebben voor de verwachtingen die mensen hebben over wat te doen met de uitslagen van de referenda; hoe ze behandeld en overgenomen worden. Daarbij sluit zij zich aan bij de zorgen die mevrouw Haage van de PvdA zojuist verwoordde. Het is lastig, zelfs bij een ongeldig referendum om de uitslag te negéren. Zij vraagt het college waarom het advies dit voor te leggen aan de referendumcommissie. Die commissie adviseert rondom het proces van een referendum. Waarom zou een ambtelijke organisatie niet adviseren of reageren op beleid dat gevormd gaat worden waarmee het college moet werken. Zij is daarom wel heel benieuwd naar een ambtelijke reactie op de beleidsstukken. In die zin vindt zij het jammer dat een referendumcommissie nu heeft gezegd de raad nu eerst af te wachten, terwijl de input van de referendumcommissie wat haar betreft belangrijk had kunnen zijn voor hoe haar fractie tegenover dit voorstel staat. Haar fractie staat niet onwelwillend tegenover de beide voorstellen. Zij vindt het op deze wijze wel onvoldragen. Zij zou graag een advies willen hebben van een referendumcommissie, een inkadering van ambtenarij die hiermee moet werken om na te gaan of dit werkbaar is. Zij kan persoonlijk dat niet inschatten en vindt het daarom lastig hierover een oordeel te geven. Mevrouw Inkelaar (ChristenUnie) sluit zich graag aan bij de inbreng van het CDA. Ook zij had graag de reactie van de referendumcommissie willen horen. Een aardig aantal veranderingen wordt nu voorgesteld. De commissie zou goed in staat zijn om daarover een goed advies mee te geven. Zij hoopt dat dat advies nog zal verschijnen en dat de raad dat advies nog kan meenemen in de overwegingen. In december is hierover al gesproken. Daarbij is gezegd dat de ChristenUnie terughoudend is als het gaat om het instrument van referenda. Het gaat om een zwaar instrument, het is kostbaar en kan verwachtingen wekken die uiteindelijk moeilijk waar te maken zijn. Pagina 18 van 22

25 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Een eventueel voorstel van GroenLinks om een raadplegend referendum af te schaffen, zou haar fractie steunen. Ook steunt zij het voorstel de drempel te verhogen. Die drempel mag staan tegenover de kostbaarheid van het instrument. Wat haar fractie betreft zal aan de representatieve democratie voorrang gegeven moeten worden. Zij liep tegen enkele taalfouten aan en adviseert de opstellers het stuk daarop door te lopen voordat de indieners het voorstel publiceren Mevrouw Rajkowski (VVD) merkt op dat op 18 maart 2014 de aanwezige raadsleden gekozen zijn als volksvertegenwoordiger. Zij gaat ervan uit dat de gemeenteraad weet wat de kiezers en de inwoners willen met de gemeente Utrecht. In de democratie zoals die is ingericht, kunnen inwoners één keer in de vier jaar kiezen voor volksvertegenwoordigers. Die moeten vervolgens hun stinkende best doen. De meeste inwoners vinden één keer per vier jaar stemmen meer dan genoeg. Ze legt de vraag voor wat het nut is van referenda. De vraag is of inwoners wel zo vaak naar de stembus willen. Wil de raad uiteindelijk hieraan zoveel geld uitgeven? Wat zegt dat over de kwaliteit van de volksvertegenwoordigers? De VVD gelooft in participatie, en in Utrecht maken we Samen, maar niet in referenda. Een raadplegend referendum waarbij de politiek de inwoners vraagt naar hun mening en wat de inwoners willen, klinkt in haar oren als onkunde van de volksvertegenwoordiger. Zij herbenoemt dit referendum als Ik-weet-nietwat-het-volk-wil-referendum. Het raadgevend referendum klinkt toch ook sympathiek maar ook die functioneert niet goed. Hier komen vooral nee stemmers op af. Soms bedoelen mensen niet echt nee, maar gaat het hen meer om de stem tegen - als voorbeeld noemt zij het Oekraïne-referendum. Het formuleren van de vraag in het referendum is veel bepalender voor de uitslag dan het referendum zelf. Het is ook nog maar de vraag wat met de uitkomst zal gebeuren. Een referendum zet groepen mensen tegen elkaar op, terwijl het omgekeerde nodig is in Utrecht. Veel geld wordt verspild en irritaties worden uitgewisseld. Ook de euforie van de winnaars is van korte duur, vooral wanneer zij gaan zien wat de politiek gaat doen met de uitslag in het geval van cherry picking. Als de raad dan toch een referendum wil houden, pleit zij voor een referendum waarbij inwoners zich mogen uitspreken voor of tegen referenda, in de hoop dat dat dan de laatste keer is. De VVD neemt zich voor twee amendementen in te dienen; (1) waarin beslispunt 1. (raadgevend referendum) wordt geschrapt en beslispunt 4 automatisch aangepast en (2) waarin beslispunt 2. (raadplegend referendum) ook wordt geschrapt en automatisch beslispunt 4 wordt aangepast. Zij hoopt op steun van de raad. Zij doet een oproep aan de gemeenteraad als volksvertegenwoordigers te laten zien aan Utrecht dat zij weten waarom op hen gestemd is en dat zij ook weten wat Utrechters met Utrecht willen. De beantwoording door de indieners De heer Eggermont (SP) zal ervoor zorgdragen dat de taalfouten er uit worden gehaald. Met de huidige referendumverordening met een percentage op 3% van het aantal, zou hij uitkomen op het aantal van stemmen. In die zin is al gekozen voor een hoger aantal dan nu in de referendumverordening staat Ten tweede geeft hij mee dat de gemeente nul referenda heeft gehad sinds de mogelijkheid bestaat in Utrecht van het houden van een referendum. Zijn fractie vraagt zich af waarvoor vrees bestaat. Mocht het aantal referenda enorm stijgen onder invloed van deze verordening, is die altijd nog aan te passen. Hij raadt een amendement in eerste instantie op dit punt af. Hij geeft toe dat wanneer de raad dit aanneemt dit onderdeel uitmaakt van de regels. Met betrekking tot de opkomstdrempel hebben de initiatiefnemers er juist voor gekozen zoveel mogelijk aan te sluiten bij het hele proces van het landelijk raadgevend referendum. Vooral ook om de te zetten stappen zo duidelijk mogelijk te laten zijn voor de bewoners van de stad en waaraan voldaan moet worden. Hij begrijpt dat landelijk diezelfde discussie speelt over het opkomstpercentage. Het lijkt hem onhandig om hier in Utrecht voor een andersoortige procedure te kiezen dan landelijk. Hij zou graag met de procedure hier in Utrecht zoveel mogelijk willen blijven aansluiten bij de landelijke procedure. Op het moment waarop de landelijke procedure wijzigt zou die wijziging ook in Utrecht door te voeren zijn. De heer Eggermont begrijpt dat sommige raadsleden de toelichting mogelijk niet helemaal duidelijk vonden. Het is mogelijk om na te gaan in hoeverre die toelichting te verduidelijken is. Gevraagd is waarom absolute aantallen zij genoemd en geen percentages. Hiermee sluiten de initiatiefnemers aan bij wat landelijk wordt gedaan. Landelijk worden de absolute aantallen ook gegeven. Aan de andere kant is het de bedoeling voor inwoners duidelijk te hebben waaraan zij moeten voldoen in het hele proces. Met de verwachte doorgroei naar inwoners in 2040 zal het aantal niet gauw onder de 2,5% van het aantal kiesgerechtigden gaan dalen. Wanneer de aantallen te laag blijken, is altijd nog te besluiten om die aantallen te verhogen. Het principiële punt van mevrouw Rajkowski pareert de heer Eggermont met op te merken dat de fracties in dat opzicht van elkaar verschillen. Hij is het eens met mevrouw Paardekooper dat het een nuttig maar ultimum remedium is. Mevrouw Scholten (D66) gaat in op de opmerkingen met betrekking tot onvoldragenheid en het proces. Pagina 19 van 22

26 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Ze geeft een toelichting op het proces en zet uiteen dat een verbeterde versie van de huidige verordening, in december vorig jaar besproken is. Daarbij is uitgebreid in een Raadsinformatiebijeenkomst van gedachten gewisseld met de referendumcommissie over veel van de wijzigingen daarin. Bovendien heeft een commissiedebat plaatsgevonden. De indieners werkten door op de eerder gezette stappen vooral als het gaat om wijzigingen in volgorde. In die zin neemt zij het op voor het oordeel van de referendumcommissie dat het hier om een politieke uitspraak gaat. Daarover is in de Raadsinformatiebijeenkomst gesproken met de referendumcommissie. De heer Eggermont stelde destijds ook vragen hierover. Dit is ook te zien in de toelichting op het voorstel. Geprobeerd is de verschillen met het voorstel dat voorlag helder te maken met de huidige verordening. Mevrouw Haage sprak over de uitzonderingsgronden en dat politiek politiek blijft. Mevrouw Scholten bevestigt dat politiek politiek blijft. Formeel juridisch in deze verordening heeft de raad minder mogelijkheid om uitzonderingsgronden te bedenken waarom de raad het niet zou willen. Zij ziet in dat opzicht uit naar de praktijk. Meerdere mensen zeiden iets over een amendement om het raadplegend referendum te schrappen. De indieners kozen voor beide soorten referenda omdat de gemeente daarover nu ook beschikt. Zij wilden hiermee op de praktijk vooruit lopen in het geval de wens bestond een raadplegend referendum ook mogelijk te maken. Uit de discussie kreeg zij een beeld van hoe de commissie hier inzit wanneer een amendement hierop wordt ingediend. De andere optie is dat de indieners een ander voorstel voorleggen met daaruit het raadplegend referendum geschrapt. De voorzitter stelt voor in de tweede termijn te inventariseren wat in dit opzicht een zinvolle route is. Burgemeester Van Zanen nam kennis van de inbreng van mevrouw Metaal. Hij zet uiteen dat dit een onderwerp is dat echt alleen bedoeld is voor de raad. Hij complimenteert de initiatiefnemers met dit initiatief. De burgemeester vindt het plezierig dat de raad nog contact heeft met de referendumcommissie. De commissie heeft gezegd nu eerst het politieke proces te willen afwachten. De reactie van de referendumcommissie lijkt hem van belang ook omdat die commissie een andere rol krijgt van de raad. Hij vraagt de raad zich te realiseren dat de referendumcommissie tot nu toe adviserend is geweest en niet besluitvormend. Hij neemt aan dat de raad zich daarvan rekenschap geeft. Vanuit juridisch oogpunt vraagt de burgemeester aandacht voor de termijn bestemd voor het in werking laten treden en dat die op te schorten is in het geval van een inleidend verzoek. Eerder zijn daarover bedenkingen geuit vanuit juridisch oogpunt. Hij beveelt de raad aan de juridische houdbaarheid daarvan na te gaan. Het voorstel is gedaan enkele uitsluitingsgronden te schrappen. Daartegen is in juridisch opzicht geen bezwaar. Dit betreft een politiek oordeel. De wijziging in de bepaling van het aantal geldige verzoeken, vindt zowel het college als de ambtelijke ondersteuning niet onlogisch. De toelichting zoals die is geredigeerd door de heer Eggermont, is buitengemeen helder, plezierig en te waarderen maar niet echt geschikt als formele definitieve toelichting. Veel wordt verwezen naar de opvatting van de heer Eggermont. Daarmee wordt zij als toelichting bij een vastgestelde verordening niet geschikt. Wellicht is die nog door de raad aan te passen. Tweede termijn 1210 De voorzitter vraagt de commissie in de tweede termijn een aantal punten mee te nemen. Hij recapituleert de inbreng uit de commissie waarbij het de vraag is of de raad de beslispunten 1 en 2 in stand wil laten, hij noemt de opkomstdrempel, de vraag percentages of absolute aantallen? Wanneer hierover consensus bestaat kan de commissie dit alvast meegeven aan de indieners. Een aantal fracties heeft zijn oordeel klaar en een aantal fracties wil nog het nodige nagaan. Het zou jammer zijn wanneer extra stappen worden gezet terwijl het oordeel nagenoeg compleet is. In dat opzicht vraagt hij de commissie ook hierop in te gaan. Mevrouw Paardekooper (GroenLinks) geeft dit voorstel de B-status omdat zij vasthoudt aan een amendement om het raadplegend referendum te schrappen. GroenLinks wil ingrijpen op het aantal handtekeningen dat nodig is voor het definitieve verzoek. Het is nog niet zo lang mogelijk om ook digitaal handtekeningen te zetten. Dat maakt het gemakkelijker om handtekeningen aan te leveren en om die reden mag wat haar betreft het aantal handtekeningen omhoog Mevrouw Rajkowski (VVD) hanteert liever percentages dan aantallen. Bij wijziging van het aantal stemgerechtigden, zouden steeds de aantallen moeten worden aangepast. Dat neemt niet weg dat de referendumcommissie van tevoren kan zeggen welk aantal bij welk percentage hoort. Zij is het eens met het verhogen van de drempel, en ook met het schrappen van het raadplegend en raadgevend referendum. Mevrouw Haage (PvdA) dankt de indieners en de burgemeester voor de beantwoording. Zij dankt vooral de burgemeester voor diens inbreng over een beetje juridische houdbaarder. Pagina 20 van 22

27 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Haar fractie geeft aan dit raadsvoorstel graag de B-status mee naar de raad. Zij verwacht dat partijen uit de nodige nog door te voeren aanpassingen kunnen komen. Zij vernam dat amendementen worden overwogen. Zij neemt het nodige hiervoor mee terug naar haar fractie omdat zij de argumentatie ook goed vindt: absolute aantallen zijn helderder. Ze geeft dit raadsvoorstel de B-status mee naar de raad; zij zal over andere punten met GroenLinks en andere fracties om de tafel gaan om na te gaan welk amendement is in te dienen. Mevrouw Inkelaar (ChristenUnie) is het eens met het schrappen van het raadplegend referendum. Ook is zij het eens met het omhoog brengen van de drempel voor steunbetuigingen. Voor de ChristenUnie is de keuze voor absolute aantallen of percentages geen halszaak. Zij zal met haar fractie het voorstel bespreken om ook het raadgevend referendum te schrappen Mevrouw Metaal (CDA) dankt de burgemeester voor zijn iets uitgebreidere toelichting. Ook zij geeft dit raadsvoorstel de B-status. Ze wil graag weten of de indieners nog in gesprek zullen gaan met de referendumcommissie. Zij stipt in dit verband de taak van de referendumcommissie aan en merkt op te waken voor een te politieke rol. Zij is benieuwd naar de reactie van die commissie. Zij wil die graag kunnen meenemen in een vervolgbespreking. Het antwoord van de indieners Mevrouw Scholten (D66) gaat in op het antwoord van mevrouw Metaal. Zij bevestigt dat de indieners voordat het voorstel in de raad besproken wordt, contact zullen opnemen met de referendumcommissie zodat de indieners en de raad over haar mening beschikken voordat besluitvorming plaatsvindt in de raad De heer Eggermont (SP) zet uiteen dat de initiatiefnemers nog moeten afstemmen over het raadplegend referendum. Zijn fractie wil het graag afschaffen. Wat de SP betreft komt er een aangepast raadsvoorstel. De mogelijkheid bestaat altijd een amendement in te dienen. Wanneer de indieners een aangepast raadsvoorstel voorleggen aan de raad, is een amendement overbodig. Over de aantallen is gesproken. Mevrouw Rajkowski raamt de groei van de stad erg vooruitstrevend. Voor een verschil tussen 7500 naar 8000 is 8% groei nodig. Dan gaat het over een behoorlijk aantal jaren. Deze referendumverordening is in 2011 aangepast en in 2015 aangepast. Hij verwacht dat de verordening eens in de paar jaar zal worden aangepast. Hij is al in zijn inleiding ingegaan op artikel 4 in verband met de wet. De burgemeester heeft daarover ook gesproken. Hij verneemt non-verbaal van de ambtelijke ondersteuning dat de verwachting bestaat dat dit juridisch rond te maken is. Hij begrijpt dat de indieners er aan moeten werken het zo te formuleren dat het juridisch helemaal correct is. Hij wil graag het gesprek voeren over de exacte eisen aan de toelichting als het ook gaat om leesbaarder en eenvoudiger te begrijpen tekst. Mevrouw Scholten (D66) complimenteert de heer Eggermont voor diens bijdrage. Hij heeft absoluut het meeste werk gedaan in de voorbereiding van deze bespreking De voorzitter concludeert dat de initiatiefnemers zowel de tekst van de verordening als de toelichting zowel juridisch als tekstueel zullen nalopen en aanpassen. De commissie zal een aangepast voorstel krijgen. De initiatiefnemers zullen het advies inwinnen van de referendumcommissie. De uitkomst daarvan zal bij het raadsvoorstel gevoegd worden. De initiatiefnemers zullen overwegen of zij het raadplegend referendum uit het voorstel halen. Een aantal overwegingen met betrekking tot amendementen passeerde de revue. Uit de bespreking bleek dat de commissie zoveel mogelijk de lijn wil volgen van de landelijke wetgeving. In de komende tijd zal duidelijk worden wanneer het aangepaste voorstel gereed is voor behandeling in de raad. De commissie geeft de B-status aan het voorstel. De voorzitter schat in dat voor de bespreking hiervan in de raad een uur nodig zal zijn. De voorzitter dankt de commissie voor haar inbreng en sluit de vergadering om uur. Pagina 21 van 22

28 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 8 september Lijst van toezeggingen d.d. 8 september 2016 Wethouder Diepeveen 1290 Welzijn Commissiebrief Antidiscriminatie Agenda De wethouder komt jaarlijks met een voortgangsbrief met daarin o.a. informatie over de meldingsbereidheid en de opkomst op spreekuren. De wethouder gaat bekijken hoe op de verschillende onderdelen/deelaspecten de resultaten wat specifieker te benoemen zijn. Wethouder Geldof Publieksdienstverlening Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 De wethouder zegt toe de website met informatie over o.a. de rechten van bewoners, de omschrijving van de diverse begrippen en verwijzingen naar andere organisaties eind van dit jaar te lanceren. De wethouder zegt toe te werken aan een totaaloverzicht van de camera s in het openbaar gebied en de beschrijving van hun gebruiksdoel, ook die van camera s die onder een ander regime vallen (einde 1e kwartaal 2017). De wethouder gaat de verordening, op basis van de aanvullende raadsbrief en het commissiedebat, aanpassen. In de commissievergadering is o.a. toegezegd de begrippen anonimiseren en bindend advies van de functionaris voor de gegevensbescherming nader te beschrijven. De wethouder zal de raad in een brief nader informeren ten aanzien van het bezit van de sleutel door derden m.b.t. het pseudonimiseren van gegevensets in combinatie met het teruggeleiden naar gegevens van inwoners. De wethouder zegt toe de privacymeldingen op te nemen in de Jaarstukken. De wethouder zal de evaluatie met betrekking tot de functionaris privacyverordening komt in oktober naar de raad. De wethouder komt in oktober met een brief over de afvalpassen en het bijbehorende privacyprotocol. Pagina 22 van 22

29 2 Verslag CF _def VERSLAG Subcommissie Controle en Financiën 23 mei 2016 van uur Deelnemers Subcommissie: Peter van Corler (voorzitter), Bas Meijer, Marleen Haage, Dimitri Gilissen, Michel Eggermont, Cees Bos. Secretaris-adviseur: Joost Gerrits. Overige deelnemers: Merel van Hall (Raadsgriffier), Ed de Haan (strategisch adviseur), Rob Bouman (BDO), Anja Eling (team Audit), Judith van Schaik (IB Financiën), Peter van den Berg (Voorzitter Rekenkamer), Gerth Molenaar (secretaris Rekenkamer), Verder aanwezig voor toelichtingen: Cynthia Bloemers (Utrechtse Vastgoed Organisatie), Annemarie Koolenbrander (Bestuur&concernstaf), Hester de Feiter (strategisch adviseur). Afwezig met kennisgeving: Jeroen Kreijkamp (portefeuillehouder financiën), Reinhild Freytag (subcie), Frank Halsema (concernmanager Financiën en Control). Behandeling agendapunten 1. a. Opening en mededelingen. - De voorzitter verwelkomt de nieuwe secretaris-adviseur dhr. Gerrits. b. Vaststellen agenda. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 2. Verslag van 11 april Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. De volgende actiepunten staan nog open: - Uit de subcommissievergadering van : Actie 1 Griffie: Mw. Van Hall zal de inventarisatie (o.a. financiële) instrumenten, benaderd vanuit het snijvlak met participatie, agenderen/ meenemen in de ideeënmarkt. (Noot: de initiatievenmarkt vindt plaats tbv de VJN op 19 mei a.s.). - Uit de subcommissievergadering van : Actie 1 Griffie: Dhr. Kiewik verwerkt de opmerkingen in de concept geactualiseerde verordening op de subcommissie. De planning is dat voor het zomerreces een aantal geactualiseerde raadsverordeningen ter besluitvorming voorligt aan de raad. Stavaza: de opmerkingen zijn verwerkt. Secretaris-adviseur subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 1

30 Mevr. Van Hall geeft aan dat de punten met de komst van dhr. Gerrits opgepakt zullen worden. 3. Ingekomen en verzonden stukken. De leden nemen kennis van: In van de NBA en VNG: Accountantscontrole Sociaal Domein 2015, apr-16. De leden bespreken bij de agendapunten: Bij punt 4: In van de accountant: 2 e conceptrapport van bevindingen jaarrekening 2015, mei-16. Bij punt 4: In van het college: concept-reactie op het accountantsrapport, apr-16. Bij punt 6: In van de rekenkamer: jaarplan Bij punt 7: In van team audit: jaarplan Bij punt 8: In van de accountant: opdrachtbevestiging/jaarplan Bij punt 9: Memo Verkoop ander dan gemeentelijk vastgoed. 4. Tweede concept accountantsrapport van bevindingen en concept collegereactie. Achtergrond: Het 1 e concept van het accountantsrapport en tevens de mondelinge reactie van het college zijn besproken in het toen nog geheime deel van de subcommissievergadering 11 april jl.. De leden hebben daarna ook een conceptadvies in aanbouw van de secretaris ontvangen, en evt. aanvullingen/opmerkingen meegegeven. Het concept-advies wordt na deze vergadering (23 mei 2016) bijgewerkt, per mail aan de leden voorgelegd, en het definitieve advies wordt aangeboden voor de commissievergadering Mens & Samenleving van 15 juni as. Bespreking: T.a.v. van de Sociale verzekeringsbank (SVB) wordt besproken: Dhr. Bouman licht toe dat de accountcontrole van het SVB op 31 mei as. wordt afgerond. Er wordt uitgegaan van een 5% foutmarge. Waarschijnlijk worden er onregelmatigheden aangetroffen. Het definitieve accountantsrapport zal gereed zijn in de 1e of 2e week van juni. Daarmee is behandeling in de Raadscommissie van Mens & Samenleving van 15 juni as. haalbaar. Dhr. Meijer vraagt naar het percentage van goedkeuring. De onzekerheidsmarge wordt hierdoor namelijk beïnvloed. Dhr. Bouman beantwoord dat dit vrij technisch is. Het kan in het risico zitten, maar in dit geval zit het in de rechtmatigheidsfout. T.a.v. het Stationsgebied wordt besproken: Dhr. Bouman legt uit dat er geen bijzonderheden zijn geconstateerd. T.a.v. de concept reactie van het college wordt besproken: Dhr. De Haan meldt dat er één aanpassing gedaan zal worden m.b.t. de WIA voorziening in definitieve versie. Opgenomen zal worden dat de WIA-voorziening in 2016 aangepast zal worden. Mevr. Van Secretaris-adviseur subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 2

31 Hall vraagt of t.b.v. van de transparantie aangegeven kan worden op welke wijze de WIAvoorziening aangepast zal worden. Dhr. De Haan geeft aan dit te zullen doen. 5. Verantwoording 2015 en Voorjaarsnota T.a.v. de website van de Meerjaren Perspectief Stedelijke Ontwikkeling en de leesbaarheid van de digitale versie van de jaarstukken geeft dhr. Gilissen een compliment. De leesbaarheid is goed. Het gemak waarmee de Voorjaarsnota (VJN) gevonden kan worden op de website van de gemeente Utrecht is daarentegen niet zo groot. T.a.v. de Voorjaarsnota 2016 stelt mevr. Haage dat deze ingewikkeld is. Onderwerpen die in de Management samenvatting staan zijn niet helder terug te vinden in de VJN. Ze geeft het voorbeeld dat het college de raad voorstelt om tot en met 2020 in totaal ruim 90 miljoen te investeren in de groei van de stad. Mevr. Haage kan niet vinden op welke wijze het college tot deze 90 miljoen komt. Tot slot geeft mevr. Haage aan dat er allerlei afkortingen in de Voorjaarsnota staan, waarvan het niet duidelijk is wat ze betekenen. Dhr. Bos haakt aan bij mevr. Haage en geeft het voorbeeld dat er 46 miljoen wordt geactiveerd voor bereikbaarheid. Dat heeft een beslag op de kapitaallasten en dit komt niet terug in het programma bereikbaarheid. Dhr. de Haan antwoordt hierop dat de ruimte in de budgetten Meerjaren Perspectief Bereikbaarheid (MPB) zit. Dhr. Bos vraagt daarop om een verdere uitwerking van het programma bereikbaarheid. Voorts stelt dhr. Bos dat de investering voor de Van Zijstweg mogelijk vooruit loopt op de invoering van het nieuwe BBV en vraagt om meer informatie over het doen van deze investeringen. Dhr. De Haan beantwoordt dat dit geen opmaat is naar het nieuwe BBV, omdat deze wijze van investeren reeds al mogelijk is onder het huidige BBV. Mevr. Koolenbrander licht toe dat er nu al een mogelijkheid is om specifieke maatregelen voor te leggen aan de raad. Dhr. Meijer vindt de stukken dit jaar grondiger dan andere jaren. Het is hiermee wel een flink pak papier, maar de paragrafen zijn uitvoerig en geven een goede toelichting. Dhr. Meijer vindt dit prettig, maar geeft daarbij wel aan dat anderen mogelijk liever een beknopte VJN zien. Deze volledigheid voorkomt echter wel technische vragen. Mevr. Van Hall vraagt om meer aandacht voor de uitwerking van de wijze waarop de bestedingsvoorstellen worden verwerkt. Mevr. Haage stelt dat de niet alleen een verdere uitwerking van de wijze waarop de bestedingsvoorstellen worden verwerkt noodzakelijk is, maar dat ook de wijze waarop de wethouder Financiën omgaat met dekkingsvoorstellen van grote invloed is. Het komt voor dat de wethouder aangeeft in de raad dat een dekkingsvoorstel inhoudelijk niet haalbaar is, terwijl later blijkt dat het voorstel wel mogelijk was. Dhr. Meijer vindt dat voor iedereen de keuzes inzichtelijk moeten zijn om middelen te Secretaris-adviseur subcommissie 3

32 kunnen (her)alloceren. Het huidige voorstel is nu wel een kaartenhuis, waarin veel onderwerpen aan elkaar gerelateerd zijn. Toch vindt hij dat alle partijen voorstellen moeten doen om de beschikbare middelen van het resultaat 2015 aan te wenden. Dhr. Bos geeft aan dat zijn voorkeur uitgaat naar een aparte raadsbrief met dekkingsvoorstellen. Dhr. Meijer stelt hierop dat de dekkingsvoorstellen een integrale afweging vragen met de rest van de VJN, waarop dhr. Gilissen aangeeft dat de dekkingsvoorstellen als een apart raadsbesluit bij de stukken van de VJN zit. De subcommissie komt tot de conclusies dat met het huidige raadvoorstel voor de dekkingsvoorstel de beleidsmogelijkheden voldoende helder aan de raad worden voorgelegd. Dhr. Gilissen vraagt aan de raadsgriffier om de werkgroep Vernieuwing VJN/PB te vragen om een reactie op de VJN. Mevr. Van Hall stemt hier mee in. Dhr. Corler vindt dat de lijst met het vertrouwelijke Risico Model onvoldoende leesbaar is, omdat het is opgesteld op A3 formaat. Hij vraagt of dit aangepast kan worden aan het digitaal werken. Dhr. Bos vindt dat de vastgoedlijst onleesbaar is. Er wordt geconcludeerd dat er een mailronde zal plaatsvinden voor de op te nemen onderwerpen in de brief van de Subcommissie aan de Commissie M&S met advies over de VJN en de jaarstukken. T.a.v. de eerder door het college gedane toezegging m.b.t. de lijst Verbonden Partijen wordt nagezocht wat de stand van zaken is van deze toezegging. Dhr. Gilissen vindt dat de herleidbaarheid van moties en toezeggingen verbeterd kan worden in de VJN en jaarstukken. Hij stelt voor om in de stukken te refereren naar de betreffende moties en/of toezeggingen waar dit opportuun is. Mevr. Van Hall antwoordt dat een bewakingsvoorstel in de maak is waarmee duidelijk de stand van zaken van moties en toezeggingen bijgehouden zal gaan worden. 6. Jaarplan Rekenkamer De voorzitter Dhr. Van den Berg geeft een toelichting op het Jaarplan Rekenkamer 2016 en dankt de raadsleden voor de eerder gegeven inbreng voor het Jaarplan bij de bijeenkomst van 7 januari jl. Hij geeft aan dat inmiddels het onderzoek m.b.t. Tivoli Vredenburg is afgerond. M.b.t. het onderzoek Informatie voorziening aan raad over sociaal domein geeft de dhr. Van Den Berg aan dat de Rekenkamer op dit moment geen aanleiding ziet om een onderzoek te starten (zie ook opmerking hierna). Voor het onderzoek WMO Hulp bij het Huishouden zijn een enquête en verdiepende interviews gehouden. De planning is om het rapport in de zomer aan te bieden voor feitelijk wederhoor en kort daarna bij het college voor bestuurlijk wederhoor. Het onderzoek Participatiewet zou in G4-verband worden opgepakt. De werkdruk is momenteel hoog de bij de Rekenkamers van de G4 en de Secretaris-adviseur subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 4

33 prioriteiten verschillen, daarom komt er op korte termijn geen gezamenlijke aanpak voor dit onderzoek. De Rekenkamer Utrecht gaat wel zelf aan de slag met deelonderwerpen uit het onderzoek. Dhr. Meijer vraagt naar het Onderzoek Decentralisaties, casus Utrecht. Dhr. Van den Berg antwoordt dat de eerste fase van dit onderzoek van de Algemene Rekenkamer in samenwerking met een aantal lokale rekenkamers (casusgemeenten) gaande is. Er wordt momenteel in kaart gebracht op welke wijze de steden het beleid t.a.v. de decentralisaties hebben ingericht. Dhr. Van den Berg wil dit landelijk onderzoek in samenhang met een eigen onderzoek uitvoeren. Dhr. Molenaar verwijst in aanvulling op het onderwerp informatievoorziening sociaal domein - naar de nieuwe indicatoren die in de VJN zijn opgenomen en refereert aan kanttekeningen bij het cliëntervaringsonderzoek Wmo. De Rekenkamer is in afwachting van de volgende voortgangsrapportage waarbij het eventueel nieuwe suggesties zal doen. In dat geval zal er eventueel door de Rekenkamer een brief aan de raad verzonden worden. De Rekenkamer is hier echter momenteel nog niet uit. Het is ingewikkeld om voor het sociaal domein tot één overzichtelijke graphic te komen. Dhr. Gilissen geeft in dit licht aan dat hij de Rekenkamer mee wil geven dat als er geen kritische noten zijn, de Rekenkamer dit ook aan de raad kenbaar kan maken. Mevr. Haage stelt de vraag of de Rekenkamer aan de Subcommissie controle & financiën moet rapporteren of aan de volledige raad? Dhr. Van den Berg antwoordt dat dit terugkomt in de nieuwe verordening en dat niet alle fracties zijn vertegenwoordigd in de Subcommissie. De voorzitter meldt dat afstemming met de subcommissie rapportage aan de volledige raad niet in de weg hoeft te staan. (Redactionele noot: in de Verordening Rekenkamer Utrecht 2013 is het volgende opgenomen: De subcommissie controle en financiën fungeert als commissie voor de Rekenkamer en onderhoudt namens de raad het contact met de Rekenkamer. Voor wat betreft de rapportage worden: De bestuurlijke nota en nota van bevindingen [ ] aan de raad aangeboden, inclusief een bestuurlijke reactie van het college en een nawoord en een raadsadvies van de rekenkamer.) 7. Jaarplan Team Audit Mevr. Eling geeft een toelichting op het Jaarplan van Team Audit. Team Audit zet komende stevig op vernieuwende innovatieprojecten via het project Organisatiedelen in control. Een tweede innovatieproject is Automatisering van controles: toepassing van robotisering, waarin wordt verkend of automatisering van controles nuttig kan zijn voor de gemeente. Het derde innovatietraject richt zich op Controle en verantwoording in een netwerkorganisatie. Daarnaast voor Team Audit overige onderzoeken uit naar doelmatigheid en doeltreffendheid, zoals een audit naar het ziekteverzuim, naar efficiency vastgoed en naar Secretaris-adviseur subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 5

34 inkopen en aanbesteden. De onderzoeken naar rechtmatigheid verlopen moeizaam i.v.m. een tekort aan personele bezetting. Dit wordt waarschijnlijk aan het einde van dit jaar opgelost. Over twee maanden rapporteert Team Audit de vernieuwingsplannen aan de directieraad. Dhr. Gilissen vraagt of de uitkomsten van het innovatieproject Automatisering van controles: toepassing van robotisering in de Subcommissie aan de orde kan komen. Dhr. Meijer vraagt hierop of dat alle eindrapportages van Team Audit naar de raad verzonden kunnen worden. Mevr. Eling geeft aan dat dit gebeurt als een onderzoek politieke relevantie heeft. Eerder is in de Subcommissie de mogelijkheid besproken dat Team Audit de decentralisaties zou onderzoeken. Dhr. Corler ziet dit onderzoek nu niet terugkomen en vraagt of Team Audit de decentralisaties onderzoekt. Mevr. Eling antwoordt dat in het kader van de interne controle de decentralisaties onderzocht zullen worden. De focus ligt dan vooral op het betalingsproces per factuur en de PGB s. Dhr. Meijer vraagt naar het eventueel oppakken van het onderzoek naar het Privacy Charter. Mevr. Eling antwoordt dat in het huidige Jaarplan keuzes gemaakt moesten worden. Er wordt door Team Audit voor 2016 ingezet op de innovatieprojecten en hierdoor past een onderzoek naar het Privacy Charter niet in het programma. 8. Opdrachtbevestiging werkzaamheden accountantscontrole 2016 ( jaarplan ) incl. concept-raadsvoorstel. Dhr. Corler stelt vast dat de zes aandachtspunten in de opdrachtbevestiging ook de speerpunten zijn die de Subcommissie ziet. Dit zijn: sociaal domein, IT-systemen, inkoop & aanbesteding, grondexploitatie en projecten, invoering Vpb en Wet Markt & Overheid, en de follow-up op bevindingen en aanbevelingen inzake het onderzoek van de raad en rekenkamer naar subsidies. 9. Verkoop ander dan gemeentelijk vastgoed. Mevr. Bloemers licht de memo over de verkoop van ander dan gemeentelijk vastgoed toe. Er zijn mogelijkheden om niet-maatschappelijk vastgoed te verkopen. De huidige WOZ-waarde is van de totale vastgoedportefeuille is 1,3 mrd. met een boekwaarde van 1,1 mrd.. Hierin zitten ook gebouwen als Tivoli Vredenburg en scholen. Een deel van het bezit is strategisch, waardoor er een klein gedeelte overblijft voor verkoop. Secretaris-adviseur subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 6

35 Dhr. Bos geeft aan dat de vraag was of er businesscases opgesteld kunnen worden voor vervreemding van niet-maatschappelijk vastgoed. In de memo wordt nu beschreven op welke huidige wijze vervreemding van niet-maatschappelijk vastgoed geschiedt. Hij stelt dat daarmee de vraag niet is beantwoord. De voorzitter concludeert dat dhr. Bos de mogelijkheid heeft om hierop in de commissie Mens & Samenleving op terug te komen. Dhr. Bos constateert dat de Vastgoedlijst op een groter formaat is aangeleverd dan vorig jaar, hierdoor is de leesbaarheid minder. Hij vraagt daarom of de lijst weer in de oude stijl aangeleverd kan worden. 10. Vervolg nieuw BBV. Mevr. Koolenbrander licht toe de wijzigingen n.a.v. het vernieuwde BBV toe. De bijbehorende presentatie wordt naar de leden van de Subcommissie g d. De nieuwe wet is per 1 april 2016 van kracht. Aangezien het huidige begrotingstraject al loopt zal er bij de begroting een wijzigingsvoorstel worden bijgevoegd. Dit wijzigingsvoorstel wordt geagendeerd voor de subcommissie van 3 oktober. De inzet is om de zaken waar mogelijk te vereenvoudigen. Zo komen er uniforme taakvelden. Er worden 38 nieuwe beleidsindicatoren toegevoegd (waarvan er al 10 in de huidige begroting staan). Ook wordt de wijze van het rapporteren van de overhead gewijzigd. Er komt een apart overzicht van overhead volgens een algemene definitie. Bij overhead bij projecten moet op een transparante wijze worden toebedeeld. Overhead wordt verplaatst van programma s naar algemene ondersteuning. Alle afschrijving naar zullen naar technische levensduur gedaan worden. Dat botst met de huidige begrotingssystematiek voor investering met maatschappelijk nut. Dhr. Bos vraagt of de wijze van afschrijven financiële implicaties heeft? Mevr. Koolenbrander geeft aan dat dit niet zo is, de vormgeving wordt alleen anders. De wijzigingen voor 2017 zijn niet budgettair en alleen technisch. Dhr. Meijer vraagt naar de 2% verdisconteringsvoet. Mevr. Koolenbrander antwoordt dat deze wel budgettaire consequenties heeft. Voorts vraagt dhr. Meijer hoe het zit met de overhead van de Verbonden Partijen en of zij dit ook moeten opsplitsen? Mevr. Koolenbrander antwoordt dat dit niet het geval is. Dhr. Meijer wil graag een mogelijkheid later uitgebreider bij stil te staan bij het vernieuwde BBV. Mevr. Van Hall geeft aan dat dit georganiseerd zal gaan worden. Secretaris-adviseur subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 7

36 11. Jaarplan Het jaarplan wordt elke vergadering geactualiseerd, wijzigingen zijn schuin gearceerd. Alle vergaderingen vinden plaats in Stadhuis Perskamer. Datum en tijdstip 2016 Onderwerpen Zodra gereed/aan de orde POS/erfpacht extern financieren (planning volgt). Vervolg invoering Vpb (zie CF en CF evt. incl. toelichting door controller LR) Ma. 29 augustus 18.00u 19.30u Ma. 3 oktober 17.30u 19.30u Ma. 14 november 17.30u 19.30u Vergadering subcommissie 2e Technische Wijziging Evaluatie jaarrekeningcontrole Toezegging 1127 in commissie S&R: Centraliseren financieel beheer (zie SR nav dossier Galgenwaard). Vervolg Financiële werkwijzen raad, initiatief bij dhr. Meijer (zie CF ). Delegatie-overleg (30 min): Overleg accountant, voorzitter, dhr. Meijer, secretaris-adviseur, evt. andere leden subcommissie, team Audit, Financiën. Voortgang controle 2016 (inhoud, proces, financiën). Vergadering subcommissie (90 min): Concept Managementletter 2016 van de accountant (in aanwezigheid accountant). Evt. Concept Reactie van het college op de Managementletter. Programmabegroting Advies aan commissie M&S en S&R over bovenstaande punten. Delegatie-overleg (30 min): Overleg accountant, voorzitter, dhr. Meijer, secretaris-adviseur, evt. andere leden subcommissie, team Audit, Financiën. - Stand van zaken controle 2016 en nadere afspraken. Vergadering subcommissie (90 min): - 3e Technische Wijziging Jaarlijkse scan risicomanagement. - Onderwerpen/ aandachtspunten voor onderzoeken in jaarplannen auditteam, Rekenkamer, accountant en evt. subcie. - Vaststellen jaarplan subcommissie Rondvraag en sluiting. Er zijn geen vragen gesteld tijdens de rondvraag. Secretaris-adviseur subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 8

37 5 Vaststellen toezeggingenlijst. 1 Toezeggingenlijst M&S Toezeggingelijst commissie Mens en Samenleving d.d. 22 september 2016 nummer datum agendapunt pf. houder portefeuille onderwerp behandelaar antwoord 16/T1381 cie. M&S Geldof ICT en datagedreven sturing T Kruse (ICT en (antwoord nog niet beschikbaar) datagedreven sturing) Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 / afvalpassen Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening De wethouder komt in oktober met een brief over de afvalpassen en het bijbehorende privacyprotocol. 16/T1380 cie. M&S Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 /functionaris privacyverordening Geldof ICT en datagedreven sturing Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening De wethouder zal de evaluatie met betrekking tot de functionaris privacyverordening in oktober naar de raad sturen. T Kruse (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1379 cie. M&S Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 / privacymeldingen Geldof ICT en datagedreven sturing Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening De wethouder zegt toe de privacymeldingen op te nemen in de Jaarstukken. T Kruse (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1378 cie. M&S Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 / pseudonimiseren Geldof ICT en datagedreven sturing Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 De wethouder zal de raad in een brief nader informeren ten aanzien van het bezit van de sleutel door derden m.b.t. het pseudonimiseren van gegevensets in combinatie met het teruggeleiden naar gegevens van inwoners. T Kruse (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1377 cie. M&S Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 / aanpassen verordening Geldof ICT en datagedreven sturing Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening De wethouder gaat de verordening, op basis van de aanvullende raadsbrief en het commissiedebat, aanpassen. In de commissievergadering is o.a. toegezegd de begrippen anonimiseren en bindend advies van de functionaris voor de gegevensbescherming nader te beschrijven. T Kruse (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) 1

38 16/T1376 cie. M&S Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 / camera s Geldof ICT en datagedreven sturing Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening De wethouder zegt toe te werken aan een totaaloverzicht van de camera s in het openbaar gebied en de beschrijving van hun gebruiksdoel, ook die van camera s die onder een ander regime vallen. T Kruse (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1375 cie. M&S Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening 2016 / website Geldof ICT en datagedreven sturing Raadsvoorstel Vaststellen Privacyverordening De wethouder zegt toe de website met informatie over o.a. de rechten van bewoners, de omschrijving van de diverse begrippen en verwijzingen naar andere organisaties eind van dit jaar te lanceren. T Kruse (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1374 cie. M&S Commissiebrief Antidiscriminatie Agenda / deelaspecten Diepeveen Welzijn De wethouder gaat bekijken hoe op de verschillende onderdelen/deelaspecten de resultaten wat specifieker te benoemen zijn. M Manders (Welzijn) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1373 cie. M&S Commissiebrief Antidiscriminatie Agenda Diepeveen Welzijn De wethouder komt jaarlijks met een M Manders voortgangsbrief met daarin o.a. informatie over de (Welzijn) meldingsbereidheid en de opkomst op spreekuren. (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1351 cie. M&S Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn 2015 Jansen Dierenwelzijn Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn De wethouder gaat in een volgend jaarverslag het gebruik van dierengebruik bij evenementen opnemen. Dierenwelzijn (antwoord nog niet beschikbaar) 2

39 16/T1350 cie. M&S /T1349 cie. M&S Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn 2015 Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn 2015 Jansen Dierenwelzijn Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn De wethouder gaat, in overleg met wethouder geldof, in het kader van het project 60 jaar terug in de tijd kijken naar een ruimer paardenweitje. Wilma Breijer (Dierenwelzijn) Jansen Dierenwelzijn Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn De wethouder zal de wens tot registratie van dierenmishandeling bij Een Veilig Huis ook onder de aandacht van wethouder Diepeveen brengen. Dierenwelzijn Het paard is in de parken waar gewerkt wordt: Zocherpark Singelgebied, Zilveren Schaats, Park Bloeyendael, Griftpark, Park Oog in Al. Het paard heeft in die parken voldoende ruimte om daar te pauzeren. Het werk is nooit een hele week achter elkaar; meestal op woensdag en zaterdagen omdat er dan bewoners zijn om te helpen met het werk. Het paard stond af en toe in het kleine weitje in het Griftpark, maar met de opdrachtnemer/eigenaar is afgesproken dat het paard daar niet meer neergezet zal worden. (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1348 cie. M&S Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn 2015 Jansen Dierenwelzijn Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn De wethouder zal bij de burgemeester het verzoek tot een aparte code dierenmishandeling in de BVH-registratie (basisregistratie huiselijke geweld) onder de aandacht brengen zodat dat landelijk onder de aandacht kan worden gebracht. Dierenwelzijn (antwoord nog niet beschikbaar) 3

40 16/T1347 cie. M&S Commissiebrief Handhavingsprogra mma's 2016 Van Zanen Openbare orde en veiligheid -Commissiebrief Handhavingsprogramma's De burgemeester zegt de commissie, via tussenkomst van wethouder Van Hooijdonk, binnen een week een memo toe t.a.v. het fiets verwijderen in de Twijnstraat en uitleg over de handhavingstoepassing bij hinderlijk, dan wel gevaarlijk gestalde fietsen in het algemeen. Openbare orde en veiligheid De raadscommissie M&S is op 29 juni 2016 per memo geinformeerd. 16/T1346 cie. M&S Commissiebrief Handhavingsprogra mma's 2016 Van Zanen Openbare orde en veiligheid Commissiebrief Handhavingsprogramma's Openbare orde De burgemeester gaat n.a.v. de en veiligheid Raadsinformatiebijeenkomst en commissiebehandeling de praktische toepassingswijze van de handhaving in de horeca nog eens tegen het licht houden, waarbij hij aangeeft dat het handhavingsprincipe overeind blijft en komt daarop terug in een brief. (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1345 cie. M&S Commissiebrief 3e Voortgangsrapporta ge Meedoen naar Vermogen Diepeveen Zorg en Commissiebrief 3e Voortgangsrapportage maatschappelijk Meedoen naar Vermogen. - De wethouder e ondersteuning verstrekt een overzicht van de budgetverdeling cliëntondersteuning en informatie de wijze waarop de toegang tot de buurteams is georganiseerd. J Pijnacker (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1344 cie. M&S Commissiebrief 3e Voortgangsrapporta ge Meedoen naar Vermogen Diepeveen Zorg en Commissiebrief 3e Voortgangsrapportage maatschappelijk Meedoen naar Vermogen. - De wethouder neemt e ondersteuning de suggestie voor een kwartaal-dashbord over en komt terug op de wijze van invulling. Erik Loomans (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) 4

41 16/T1342 cie. M&S Commissiebrief 3e Voortgangsrapporta ge Meedoen naar Vermogen Diepeveen Zorg en Commissiebrief 3e Voortgangsrapportage maatschappelijk Meedoen naar Vermogen. - De wethouder neemt e ondersteuning de suggestie voor een kwartaal-dashbord over en komt terug op de wijze van invulling (september). Erik Loomans (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1341 cie. M&S Commissiebrief Bundeling adviesen cliëntenraden Diepeveen Welzijn Zorg en maatschappelijke ondersteuning - Commissiebrief Bundeling advies- en cliëntenraden - De wethouder komt terug op de consequenties van herinrichting van het proces en de verwerking binnen de gemeente van de door organisaties gegeven adviezen en komt daar in het najaar op terug bij de commissie. K van Engelenhoven (Welzijn) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1340 cie. M&S Commissiebrief Bundeling adviesen cliëntenraden Diepeveen Welzijn Zorg en maatschappelijke ondersteuning - Commissiebrief Bundeling advies- en cliëntenraden. - De wethouder gaat bekijken hoe de stem van de GGZ en de LvG in de Bundeling kan worden vormgegeven en komt daar in het najaar op terug bij de commissie. K van Engelenhoven (Welzijn) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1339 cie. M&S Commissiebrief Bundeling adviesen cliëntenraden Diepeveen Welzijn Zorg en maatschappelijke ondersteuning - Commissiebrief Bundeling advies- en cliëntenraden. - De wethouder gaat, naar aanleiding van de door hen verstuurde brief, in gesprek met het Maatschappelijk Netwerk en komt daar in het najaar op terug bij de commissie. Welzijn (antwoord nog niet beschikbaar) 5

42 16/T1338 cie. M&S Raadsbrief Culturele Voorziening LRC Diepeveen Cultuur Cultuur - Raadsbrief Culturele Voorziening LRC en Raadsbrief Procesbeschrijving culturele voorzieningen Leidsche Rijn Centrum. - De wethouder gaat invulling geven aan de suggestie voor een programmaraad en komt in het najaar in de vorm van een notitie terug op een eventueel kader voor het proces van verdere planontwikkeling, de relatie met de te vormen programmaraad en de rol die deze programmaraad kan spelen t.a.v. de criteria voor de programmering. Bas Jongmans (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1337 cie. M&S Rondvraagpunt boekje rechten van ongedocumenteerd en Diepeveen Zorg en maatschappelijk e ondersteuning Welzijn - Rondvraagpunt boekje rechten van ongedocumenteerden. De wethouder komt in september met een update van het boekje. J Braat (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1336 cie. M&S Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn 2015 Geldof Openbare ruimte Dierenwelzijn - Commissiebrief Aanbiedingsbrief Jaarverslag Dierenwelzijn Wethouder Jansen geeft de suggesties tot beschrijving van zgn. Pareltjes voor dieren in de wijk en de herhaalde wens tot faunapassages door aan college Geldof (toezegging overhevelen). Wilma Breijer (Openbare ruimte) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1335 cie. M&S Rondvraagpunt loket bijzondere doelgroepen Geldof Werk en Inkomen Publieksdienstverlening - Rondvraagpunt loket bijzondere doelgroepen De wethouder gaat de mogelijkheid tot het maken van een afspraak aan het loket regelen Werk en Inkomen (antwoord nog niet beschikbaar) 6

43 16/T1334 cie. M&S Rondvraagpunt filmpje Dit is Utrecht Geldof Publieksdienstv erlening Publieksdienstverlening - Rondvraagpunt filmpje Dit is Utrecht. De wethouder zal het filmpje laten aanpassen waarbij de getoonde beelden een betere afspiegeling van de inwoners van de stad zullen tonen. Deadline: najaar 2016 Bestuursonderz oek (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1333 cie. M&S /T1332 cie. M&S Raadsbrief Onderzoeks- en Adviesteam TivoliVredenburg Raadsbrief Onderzoeks- en Adviesteam TivoliVredenburg Diepeveen Cultuur Cultuur / Raadsbrief Onderzoeks- en Adviesteam TivoliVredenburg - De wethouder zegt toe geen kwartaalrapportages meer te sturen. Diepeveen Cultuur Cultuur / Raadsbrief Onderzoeks- en Adviesteam TivoliVredenburg - Wethouder Diepeveen brengt bij wethouder Jansen/UVO de vraag vanuit de commissie onder de aandacht om op de langere termijn aandacht te hebben voor de beïnvloeding van de kapitaallasten ( o.a. door aandacht te hebben voor de rentelasten). R Heijnen (Cultuur) René Werkhoven (Cultuur) Deze toezegging wordt ambtelijk verwerkt in de verleningsbeschikking 2017 en is per brief van 12 juli 2017 door hoofd Culturele Zaken aan de stichting meegedeeld. (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1331 cie. M&S Raadsbrief Onderzoeks- en Adviesteam TivoliVredenburg Diepeveen Cultuur Cultuur / Raadsbrief Onderzoeks- en Adviesteam TivoliVredenburg - De wethouder zegt toe dat halverwege de cultuurnotaperiode (eind 2018/begin 2019) een brede maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA) naar de cultuursector in de stad zal worden uitgevoerd. Bas Jongmans (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1272 cie. M&S VJN / Bestuur en organisatie / Vergunningen Geldof Publieksdienstv erlening VJN / Bestuur en organisatie / Vergunningen - De wethouder gaat de commissie rond het einde van het jaar informeren rondom het volgsysteem van vergunningen én het meldingssysteem. Publieks dienstverlening (antwoord nog niet beschikbaar) 7

44 16/T1271 cie. M&S VJN / Bestuur en organisatie / Website Geldof Publieksdienstv erlening VJN / Bestuur en organisatie / Website - De wethouder gaat op de gemeentesite in het Engelstalige gedeelte een prominente knop naar toeristische informatie opnemen. Publieks dienstverlening (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1270 cie. M&S VJN / Bestuur en organisatie / Witgoed Geldof Publieksdienstv erlening VJN / Bestuur en organisatie / Witgoed - De wethouder gaat op de site de informatie over de inzameling van witgoed toelichten. Griffie (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1269 cie. M&S VJN / Bestuur en organisatie / Privacybeschermin g Geldof Publieksdienstv erlening VJN / Bestuur en organisatie / Privacybescherming - De wethouder organiseert een besloten bijeenkomst over privacybescherming en risicovermindering door de gemeente. Nynke Moning (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1268 cie. M&S VJN / Bestuur en organisatie / Code for America Geldof Publieksdienstv erlening VJN / Bestuur en organisatie / Code for America - De wethouder gaat de mogelijkheid van het Code for America principe voor de begroting na en komt daar schriftelijk op terug. Publieks dienstverlening (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1267 cie. M&S VJN / Bestuur en organisatie / Reisdocumenten Geldof Publieksdienstv erlening VJN / Bestuur en organisatie / Reisdocumenten - De wethouder informeert de commissie rondom de jaarwisseling over de mogelijkheid van thuisbezorging van reisdocumenten. Publieks dienstverlening (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1266 cie. M&S /T1265 cie. M&S VJN / Bestuur en organisatie / Ziekteverzuim Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel VJN / Openbare Van Zanen Openbare orde orde en veiligeheid / en veiligheid Cijfers dierenmishandeling VJN / Bestuur en organisatie / Ziekteverzuim - De wethouder informeert de commissie omtrent werk gerelateerd ziekteverzuim. VJN / Openbare orde en veiligeheid / Cijfers dierenmishandeling - De burgmeester zal evt. beschikbare cijfers m.b.t. dierenmishandeling aan de wethouder Jansen beschikbaar stellen. M Braams (Organisatie (vernieuwing) en personeel) Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 8

45 16/T1264 cie. M&S VJN / Openbare orde en veiligheid / Scooters VTH Van Zanen Vergunningen VJN / Openbare orde en veiligheid / Scooters VTH - De burgemeester zal de raad voor het slotdebat informeren over de mogelijkheden en het proces om de vervuilende scooters van VTH te vervangen door elektrische scooters danwel door fietsen. Handhaving en vergunningen Toezegging is afgehandeld. Zie bijgevoegde raadsbrief 16/T1263 cie. M&S VJN / Openbare orde en veiligheid / autobranden Van Zanen Openbare orde en veiligheid VJN / Openbare orde en veiligheid / autobranden - Openbare orde De burgemeester gaat de raad informeren over en veiligheid de mogelijkheden (o.a. cameratoezicht) tot aanpak van autobranden. (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1262 cie. M&S VJN / Openorde en veiligheid / cameratoezicht Van Zanen Openbare orde en veiligheid VJN / Openorde en veiligheid / cameratoezicht - De burgemeester komt na het zomerreces met beleidsregels ten aanzien van flexibel cameratoezicht. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1261 cie. M&S VJN / openbare orde en veiligheid / Stop-formulieren Van Zanen Openbare orde en veiligheid VJN / openbare orde en veiligheid / Stopformulieren - De burgemeester gaat het gebruik van de stop formulieren in de driehoek aan de orde stellen en gaat de raad voor het Slotdebat een procesbrief sturen. Openbare orde en veiligheid De gemeenteraad is op 24 juni 2016 schriftelijk geinformeerd. 16/T1260 cie. M&S VJN / Wijkgericht werken Diepeveen Wijkgericht werken en participatie VJN / Wijkgericht werken - De wethouder zal bij de participatie evaluatie, verwacht voor het einde van het jaar, niet alleen motie 155 te betrekken, maar ook andere gesprekken en contacten met de stad. Wijkgericht werken en participatie (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1259 cie. M&S VJN / Cultuur / Verbinding Utrechtse kerkenculturele veld Diepeveen Cultuur VJN / Cultuur / Verbinding Utrechtse kerkenculturele veld - De wethouder gaat na hoe de Utrechtse kerken in gesprek kunnen komen met het culturele veld over de mogelijkheden tot verbinding. R Heijnen (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1258 cie. M&S VJN / Cultuur / Stijljaar Diepeveen Cultuur VJN / Cultuur / Stijl-jaar - De wethouder komt voor de PGB met een brief naar de commissie m.b.t. het Stijl-jaar. Florens Booij (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) 9

46 16/T1257 cie. M&S VJN / Cultuur / Mediabeleid Diepeveen Cultuur VJN / Cultuur / Mediabeleid - De wethouder komt na de zomer, maar voor de PGB met een brief t.a.v. de evaluatie van het mediabeleid. Hans Goedkoop (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1256 cie. M&S VJN / Cultuur / Cultuurnota Diepeveen Cultuur VJN / Cultuur / Cultuurnota - De wethouder laat een eerste doorkijk maken van de sectorale effecten van de Cultuurnota op het gesubsidieerde veld en zo mogelijk ook daarbuiten. Bas Jongmans (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1255 cie. M&S VJN / Welzijn / rolstoelvriendelijke routes Diepeveen Zorg en VJN / Welzijn / rolstoelvriendelijke routes - De maatschappelijk wethouder komt na overleg met de e ondersteuning belangenorganisaties terug op het verzoek om rolstoelvriendelijke routes door de stad. A Jagers (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1251 cie. M&S /T1250 cie. M&S VJN / Welzijn / Loketfunctie ouderen VJN /Welzijn / Digitaal loket Meldingen openbare ruimten Diepeveen Diepeveen Zorg en VJN / Welzijn / Loketfunctie ouderen - De maatschappelijk wethouder gaat in overleg met wethouder Jansen e ondersteuning over een loketfunctie voor ouderen met een zorgindicatie en een woonwens. Zorg en maatschappelijk e ondersteuning VJN /Welzijn / Digitaal loket Meldingen openbare ruimten - De wethouder komt, in overleg met wethouder Geldof, terug op de toegankelijkheid binnen het Digitaal loket Meldingen openbare ruimten. W Smid (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) I van der Waal (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1249 cie. M&S /T1247 cie. M&S VJN / Welzijn / Actieplan woonzorg VJN / Welzijn / Lokale ombudsfunctie Diepeveen Diepeveen Zorg en VJN / Welzijn / Actieplan woonzorg - De maatschappelijk wethouder komt voor de begrotingsbehandeling e ondersteuning met een actieplan woonzorg op basis van de in de VJN geschetste lijnen. Zorg en VJN / Welzijn / Lokale ombudsfunctie - De maatschappelijk wethouder zegt toe de discussie met de raad en e ondersteuning de stad te entameren over de wenselijkheid en vorm van een lokale ombudsfunctie voor alle beleidsdomeinen. De wethouder zegt aanvullend toe een discussie voor tot opzet een tweede mening/burgerpanel te entameren. W Smid (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) Zorg en maatschappelijk e ondersteuning (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 10

47 16/T1245 cie. M&S /T1243 cie. M&S VJN /Welzijn Diepeveen Zorg en maatschappelijk e ondersteuning VJN / Jeugd en Volksgezondheid Everhardt Jeugd en Jeugdzorg VJN / Welzijn - De wethouder komt terug op het vraagstuk van de onderbesteding bij de HbH en de HHT. VJN /Jeugd en Volksgezondheid - De wethouder gaat achter de suggestie van de Zorgpolis (Overijssel) aan en komt daarop terug bij de commissie. Na de zomer. J Pijnacker (Zorg en maatschappelijk e Hilde Verduijn (Volksgezondhe id) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1242 cie. M&S VJN / Dierenwelzijn Jansen Dierenwelzijn VJN / Dierenwelzijn - De wethouder dringt bij het ministerie van economische zaken aan op het geclusterd verzamelen van informatie over dierenmishandeling (4e kwartaal 2016). Dierenwelzijn (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1241 cie. M&S VJN / Sport Jansen Sport VJN / Sport - De wethouder komt in december terug op de vraag over de terugloop van jeugdsportdeelname in Overvecht nav Verantwoording (sportintensivering). A Velthuis (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1240 cie. M&S VJN / Sport Jansen Sport VJN / Sport - De wethouder komt met een brief ten aanzien van de versterking van de ondersteuning van sportverenigingen. Louis Rabou (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1239 cie. M&S VJN / Sport Jansen Sport VJN / Sport - De wethouder komt eind december met een brief over de evaluatie van de samenwerking van Harten voor Sport en de VSU en gaat daarbij o.a. in op de rol van de bewegingsmakelaar. A Velthuis (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1238 cie. M&S VJN / Onderwijs Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek VJN / Onderwijs - De wethouder zal een nieuwe versie van de rapportage overgang vmbo/mbo naar de commissie sturen. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1237 cie. M&S VJN / Onderwijs Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek VJN / Onderwijs - De wethouder gaat in gesprek met de schoolbesturen over de daling van animo voor schoolzwemmen. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 11

48 16/T1236 cie. M&S VJN / Onderwijs Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek VJN / Onderwijs - De wethouder komt voor de PGB met de voortgangsrapportage Meerjarenprogramma onderwijshuisvesting. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1235 cie. M&S VJN / Onderwijs Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek VJN / Onderwijs - De wethouder komt na onderzoek en overleg met de gebruikers van de schoollocatie in LR/ t Zand bij de commissie terug met de uitkomsten van het onderzoek naar de verschillende scenario s (inclusief de sloopnieuwbouw variant). Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1234 cie. M&S VJN / Onderwijs Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek VJN / Onderwijs - De wethouder zegt toe de prognoses m.b.t. de verwachte aantallen leerlingen voor de internationale school extern te laten toetsen en de raad daarover te informeren. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1233 cie. M&S /T1232 cie. M&S /T1231 cie. M&S /T1230 cie. M&S VJN / Financiën Kreijkamp Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen VJN / Financiën Kreijkamp Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen VJN / Financiën Kreijkamp Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen VJN / Financiën Kreijkamp Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen VJN / Financiën - De wethouder zal zich voor de programmabegroting 2017 laten informeren omtrent de in Enschede gehanteerde Groene Leges. VJN / Fiannciën - De wethouder gaat na of de lasten rondom handhaving vergunningen m.b.t. gokken, horeca en prostitutie structureel te laag zijn en komt daar richting het slotdebat op terug. VJN / Financiën - De wethouder zal, via tussenkomst van de BghU (Belastingsamenwerking), de inzichtelijkheid in oninbare belastingen inzichtelijk maken voor de programmabegroting VJN / Financiën - De wethouder zal bij de volgende VJN een overzicht van beleidsvraagstukken zonder dekking na de meerjarenperiode verstrekken. Jasper Woeltjes (antwoord nog niet beschikbaar) (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen Jasper Woeltjes (antwoord nog niet beschikbaar) (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen ) Jasper Woeltjes (antwoord nog niet beschikbaar) (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen ) S Draad (antwoord nog niet beschikbaar) (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen 12

49 16/T1229 cie. M&S /T1228 cie. M&S VJN, Financiën Kreijkamp Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen VJN, Financiën Kreijkamp Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen VJN/Financiën - De wethouder zal voor het slotdebat komen met een denkrichting/financiering MPOHV (meerjarenprogramma onderwijs huisvesting. Financiën, VJN - Het college komt rondom de begroting met een voorstel met betrekking de activering van maatschappelijke activa. in het kader van de invoering van de nieuwe BBV. - De wethouder zal in het traject van de vernieuwing van de BBV (Besluit Begroten en Verantwoorden) terugkomen op het onderwerp rekenrente; rondom de begroting. S Guffens (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen Annemarie Koolenbrander (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen ) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1198 cie. M&S Raadsvoorstel Prostitutiepanden Hardebollenstraat Jansen Ruimtelijke ordening Raadsvoorstel Prostitutiepanden Ria Hardebollenstraat. De wethouder zegt toe de Konijnenberg raad zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor de (Ruimtelijke zomer, een procesbrief te sturen met betrekking ordening) tot de herbestemming van de aan te kopen panden en hun omgeving en de betrokkenheid daarbij vanuit de buurt. (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1224 cie. M&S Raadsvoorstel Visie Utrecht 'maakt kennis' met de bibliotheek van de 21e eeuw Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek Raadsvoorstel Visie Utrecht 'maakt kennis' met de bibliotheek van de 21e eeuw. De wethouder gaat de bibliotheek vragen de raad een activiteitenplan voor de vestigingen te verstrekken. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1223 cie. M&S Bibliotheek Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek Raadsvoorstel Visie Utrecht 'maakt kennis' met de bibliotheek van de 21e eeuw - De wethouder komt voor raadsbehandeling met nieuwe indicatoren. - De wethouder gaat de redactie van beslispunt 3 aanpassen met name t.a.v. de verwijzing tot instemming met het ondernemersplan. Onderwijs en bibliotheek Is afgedaan, zie bijgevoegde brief dd 20 mei 2016, kenmerk , onderwerp Aanvulling indicatoren op basis van de visie van de bibliotheek. Tekst zoals in de brief is ook opgenomen in de PB

50 16/T1222 cie. M&S Werk en Inkomen Everhardt Werk en Inkomen Raadsvoorstel Verordening U-pas De wethouder meldt dat in het college aandacht is voor kinderen van asielzoekers en ongedocumenteerden die niet onder de regeling in de verordening vallen en gaat nog even na hoe en wanneer daarover terug gecommuniceerd wordt naar de commissie. Mandy Leeuwis (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1218 cie. M&S Overige toezeggingen Everhardt Jeugd en Jeugdzorg Overige toezeggingen: De wethouder zal de uitwerking van de investering in de sociale basis met de raad delen. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1217 cie. M&S Uitvoeringsagenda Everhardt Jeugd en Jeugdzorg Uitvoeringsagenda. De wethouder zal jaarlijks bij de Uitvoeringsagenda rapporteren over de stand van zaken ten aanzien van onder andere van sturing en de bekostiging. Tevens zal hij daarbij een vooruitblik geven op de komende periode. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1215 cie. M&S Commissiebrief Advies Onderzoek speeltuinwerk Everhardt Jeugd en Jeugdzorg Commissiebrief Advies Onderzoek speeltuinwerk - Jeugd en De wethouder zal de raad een raadsvoorstel Jeugdzorg (inhoud en financiën) voorleggen. (De wethouder zal het datummoment daartoe via de toezeggingenlijst aangeven). (antwoord nog niet beschikbaar) 14

51 16/T1214 cie. M&S Raadsvoorstel Diepeveen Meedoen naar Vermogen, Transformatieagend a Maatschappelijke ondersteuning Zorg en Raadsvoorstel Meedoen naar Vermogen, maatschappelijk Transformatieagenda e ondersteuning Maatschappelijke ondersteuning (besproken als uitvoeringsnota en niet als raadsvoorstel) - De wethouder zal de input uit de vergadering van vandaag verwerken in een 2.0 versie van het raadsvoorstel (gepland voor september), waarbij de wethouder de uitkomsten van de commissiebespreking van de 3e voortgangsrapportage meedoen naar Vermogen en de bespreking van de VJN zal meenemen. Ellen van der VORST (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1201 cie. M&S Kwartaalinformatie Werk en Inkomen vierde kwartaal 2015 Everhardt Werk en Inkomen Kwartaalinformatie Werk en Inkomen vierde kwartaal De wethouder gaat de aantallen indicatiestellingen UWV bij de volgende monitor in beeld brengen. S Mateman (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1200 cie. M&S Kwartaalinformatie Werk en Inkomen vierde kwartaal 2015 Everhardt Werk en Inkomen Kwartaalinformatie Werk en Inkomen vierde kwartaal De wethouder treedt in overleg met wethouder Kreijkamp om in de Monitor/dashboard de diverse resultaten van de toestroom naar werk inzichtelijk te maken en zal daar rond de VJN op terugkomen. Einddatum: 8 juni Anouk Delsing (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1197 cie. M&S Gebruik bestrijdingsmiddele n sportvelden Jansen Sport Gebruik bestrijdingsmiddelen sportvelden. De wethouder informeert bij de gemeente Eindhoven over hun wijze van en resultaten van reduceren van het gebruik van bestrijdingsmethoden. Sport (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1196 cie. M&S Gebruik bestrijdingsmiddele n sportvelden Jansen Sport Gebruik bestrijdingsmiddelen sportvelden De wethouder informeert de commissie over de uitkomst van de pilot op de velden van Paperclip en Vechtzoom (gebruik fieldtopmachine) M van (antwoord nog niet beschikbaar) Koningsbruggen (Sport) 15

52 16/T1186 cie. M&S Cultuur- Raadsvoorstel Rekenkameronderz oek 'Een paleis voor de muziek. Een onderzoek naar de bouw Diepeveen Cultuur Wethouder Diepeveen zegt toe dat het rapport van de commissie Gehrels met een collegereactie bij de Voorjaarsnota beschikbaar komt. R Heijnen (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) 16/T1174 cie. M&S Dierenwelzijn - Commissiebrief toezeggingen dierenwelzijn Jansen Dierenwelzijn - De wethouder neemt de suggestie om het aantal dieren dat bij huisuitzettingen is betrokken mee in de jaarrapportage. - De wethouder gaat na of de cijfers van bij evenementen betrokken dieren bekend zijn na. - De wethouder zal de commissie t.z.t.een brief sturen over de nieuwe Wet natuurwetbescherming - De wethouder gaat na of er nog andere bronnen zijn als 114 voor het verkrijgen van cijfers. De cijfers worden via de jaarrapportage beschikbaar gesteld. - De wethouder zal de commissie het onderzoeksrapport van Tauw doen toekomen. Dierenwelzijn Combinatie met Toezegging Geldof 16/T1315. Deze toezegging is daarmee afgerond. 16/T1173 cie. M&S Onderwijs - Commissiebrief Voorhangprocedure Voorstel voor garantstelling aan de Stichting Bibliot Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek - De wethouder zal de commissie informeren als op basis van de gevolgen van een welstandsadvies de gedachte energielabel aanduiding (C) slechter zal uitpakken. - De wethouder zal de zorgen vanuit de commissie t.a.v. het salarisniveau bij de bibliotheek overbrengen. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 16

53 16/T1172 cie. M&S Onderwijs - Commissiebrief Uitkomsten onderzoek externe commissie UCK en commissiebrief Stand van Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek - De wethouder zegt toe de exploitatielasten van de Cultuurcampus inzichtelijk te maken. - De wethouder zegt een verkenning toe tot het in gezamenlijk beheer brengen van de cultuurcampus. I Lourenz (Onderwijs en bibliotheek) (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T1128 cie. M&S Juridische Zaken - Commissiebrief Beleidsregel incidentele evenementen in culturele instellingen Van Zanen Handhaving - De burgemeester zegt toe een lijst van culturele Handhaving en instellingen waarop de beleidsregel van vergunningen toepassing kan zijn aan de commissie te verstrekken (2e helft januari). - De burgemeester gaat de kwalificatie van de in de brief genoemde instellingen nader beschrijven. - De burgemeester zegt toe de gebruikmaking van de regeling te monitoren. (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T1082 cie. M&S Openbare Orde en Van Zanen Openbare orde Veiligheid - en veiligheid Commissiebrief 'Actualisering en ontwikkelingen coffeeshopbeleid', d De burgemeester is bereid om opnieuw te kijken naar de handhavingsstrategie en komt daarover in het eerste kwartaal 2016 met een voorstel naar de commissie. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T992 cie. M&S /T1042 cie. M&S /T1041 cie. M&S PGB Kreijkamp Financiën - Verkoop gemeentelijk vastgoed PGB Organisatie - BIG PGB Organisatie - Privacy functionaris Geldof Geldof Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen Organisatie(ver nieuwing) en personeel Organisatie(ver nieuwing) en personeel De wethouder komt in de subcommissie Controle en Financiën terug op de mogelijkheid van de verkoop van ander dan maatschappelijk gemeentelijk vastgoed. De raad ontvangt informatie over BIG (Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten). De raad ontvangt de jaarevaluatie van de privacy functionaris. C Bloemers (antwoord nog niet beschikbaar) (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen ) Wouter (antwoord nog niet beschikbaar) Bruijning (Organisatie (vernieuwing) H van Impelen (antwoord nog niet beschikbaar) (Organisatie (vernieuwing) en personeel) 17

54 15/T1039 cie. M&S PGB Geldof Organisatie - Innovatieteam Werk en Inkomen Publieksdienstv erlening De wethouder komt terug op de mogelijkheden van het innovatieteam op de dienstverlening bij W&I. Publieks dienstverlening (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T1037 cie. M&S PGB Organisatie - WOB Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel De wethouder zal de vraag om een onafhankelijk oordeel bij afweging wat op grond van de Wobopenbaar gemaakt wordt bij collega-wethouder Everhardt (Juridische Zaken) onder de aandacht gebracht worden. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T1023 cie. M&S /T1021 cie. M&S PGB OPenbare orde en veiligheid - Digitaal in ondertrouw PGB Openbare orde en veiligheid - Heling Van Zanen Burgerzaken Van Zanen Openbare orde en veiligheid De burgemeester komt terug op de mogelijkheid om digitaal in ondertrouw te gaan. De commissie wordt begin 2016 geã nformeerd over de uitkomsten rondom de aanpak van 'heling'. Burgerzaken Openbare orde en veiligheid Deze toezegging is afgedaan in de cie mens en samenleving van 28 januari. Wethouder Geldof heeft aangegeven dat er een pilot op dit onderwerp loopt in Den Bosch. Dat de gemeente Utrecht de uitkomst van de pilot afwacht en als de pilot geslaagd is, de gemeente Utrecht aanhaakt. (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T1019 cie. M&S /T1017 cie. M&S PGB Sport - Sportnota PGB Onderwijs - Cultuureducatie Jansen Sport De wethouder zal de raad eind 2016 de nieuwe Sportnota voorleggen. Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek De wethouder is bereid om bij de schoolbesturen navraag te doen over de signalen van problemen met de inkoop van cultuureducatie. Niek Toussaint (Sport) Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T941 cie. M&S Dierenwelzijn - Commissiebrief Jaarverslag Dierenwelzijn Overleg met Dierenbescherming Jansen Dierenwelzijn De wethouder zal de uitkomsten omtrent de onderhandelingen met de Dierenbescherming over het raamcontract rapporteren aan de commissie. De Kostenneutraliteit van chippen en neutraliseren wordt meegenomen in onderhandelingen met de Dierenbescherming. Wilma Breijer (Dierenwelzijn) Dit is meegenomen in het contract met de Dierenbescherming. Voor de uitvoering van dit contract is bij de VJN extra geld gevraagd en dit is door de raad toegekend (30 juni 2016). 18

55 15/T932 cie. M&S Onderwijs - Raadsvoorstel Meerjarenperspecti ef onderwijshuisvestin g ontwikkeling Integ Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal de raad voor het einde van het jaar informeren omtrent de gemeentelijke rol bij de IKC-ontwikkeling (integrale kind centra). Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T931 cie. M&S Onderwijs - Raadsvoorstel Meerjarenperspecti ef onderwijshuisvestin g Achterstalling ond Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal de raad informeren over de aanpak van achterstallig onderhoud van de huidige mfa's (multifunctionele accommodaties). De toezegging is eerder gedaan door de wethouder Vastgoed, de daarbij genoemde termijn wordt vanuit het college nog even nagegaan. Onderwijs en bibliotheek Afgedaan dmv commissiebrief dd 19 mei 2016, kenmerk , Aanpak 5 MFA's Leidsche Rijn en Nieuw Welgelegen 15/T890 cie. M&S Juridische Zaken - Everhardt Raadsvoorstel Nota verbonden partijen - Zienswijzen raad Juridische Zaken De burgemeester komt in het presidium terug op een modus over hoe de raad tijdig in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijzen kan geven op voorgelegde stukken. Y Roelofs (Juridische Zaken) (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T889 cie. M&S Juridische Zaken - Everhardt Raadsvoorstel Nota verbonden partijen - Werkwijze en kaders Juridische Zaken De burgemeester komt voor het einde van het jaar met een stuk waarin op basis van de huidige lijst van verbonden partijen, een reactie komt over de huidige werkwijze van die verbonden partijen en hoe het samenwerkingsinstrument zich verhoudt tot het nu voorliggende kader. Y Roelofs (Juridische Zaken) (antwoord nog niet beschikbaar) 19

56 15/T888 cie. M&S Juridische Zaken - Everhardt Raadsvoorstel Nota verbonden partijen - Paragraaf 'verbonden partijen' Juridische Zaken De burgemeester gaat de paragraaf 'verbonden partijen' na raadsbehandeling scherper uitwerken o.a. t.a.v. toezichtbeleid, dienstverleningsniveau, personeelszaken, maatschappelijke verantwoord ondernemen. De burgemeester zal hierover desgewenst ook de Subcommissie consulteren. Y Roelofs (Juridische Zaken) (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T804 cie. M&S /T803 cie. M&S /T802 cie. M&S VJN Kreijkamp Onderwijs - Stadsgesprek voortijdige schoolverlaters VJN Kreijkamp Onderwijs - Vroegtijdige Voorschoolse Opvang VJN Diepeveen Participatie en wijkgericht werken - Overzicht Domotica Onderwijs en bibliotheek Onderwijs en bibliotheek Zorg en maastchappelijk e ondersteuning De wethouder is bereid om samen met de raad een gesprek voor te bereiden. De wethouder komt, in overleg met de schoolbesturen, na de zomer met een visie. De wethouder zal in het najaar een bijeenkomst organiseren om met de commissie in gesprek te gaan over domotica. C Bont- Tiebosch (Onderwijs en bibliotheek) Onderwijs en bibliotheek M Brittijn (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T775 cie. M&S VJN Meedoen naar vermogen - Overzicht WMObudgetten Diepeveen Zorg en maastchappelijk e ondersteuning De wethouder gaat voor de PGB-behandeling een overzicht te verstrekken van de aanvragen, afwijzingen en toekenningen m.b.t. de WMOgelden over de afgelopen 3 jaar. Zorg en maatschappelijk e ondersteuning (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T831 cie. M&S VJN Sport - Netwerk 'Vitaal plus' (Amendement 22) Jansen Sport De wethouder zal, afhankelijk van de uitkomsten van de resultaten, bekijken of uitbreiding van het netwerk mogelijk is. Louis Rabou (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) 20

57 15/T823 cie. M&S VJN Openbare Orde en Veiligheid - Prostitutie Van Zanen Prostitutie De burgemeester neemt het verzoek om een onderzoek naar werkplekken voor prostituã s mee terug in het college en rapporteert daarover voor het slotdebat. Prostitutie (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T819 cie. M&S VJN Organisatievernieu wing - Plein laagdrempelige digitale vaardigheden Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel De gemeente organiseert een plein, de werkwijze van 'Den Haag' zal daarbij ingebracht worden. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T816 cie. M&S VJN Organisatievernieu wing - Payrolconstructies Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel De wethouder zal, mede na overleg met de vakbonden, bij de PGB hierop rapporteren. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T814 cie. M&S VJN Organisatievernieu wing - Pleinen Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel De wethouder gaat de raad over een maand rapporteren over de opbrengst van pleinen en de evt. participatie daarbij van raadsleden. Ook de mogelijkheid voor burgers om een plein aan te vragen komt daarbij aan de orde. S Arts (Organisatie (vernieuwing) en personeel) (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T812 cie. M&S VJN Organisatievernieu wing - Aanpak schijnconstructies/n aleving CAO Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel De wethouder komt hier, na overleg met de portefeuillehouder inkoop, op terug bij de commissie. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T742 cie. M&S Onderwijs - Raadsvoorstel Utrechtse onderwijsimpuls voor kwaliteit en excellentie - Evaluatie Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal de regeling na een jaar evalueren (o.a. t.a.v. de focus op primair of voortgezet onderwijs). Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 21

58 15/T733 cie. M&S /T721 cie. M&S Participatie - Raadsvoorstel Initiatievenfonds - Evaluatie Juridische Zaken - Commissiebrief WOB verzoeken Diepeveen Wijkgericht werken en participatie Van Zanen Ombudszaken/k lachtafhandelin g De wethouder zegt toe het Initiatievenfonds na een jaar te evalueren. De burgemeester zegt toe met een korte reactie (stand van zaken en vervolgacties) terug te komen op alle tijdens het debat gedane suggesties m.b.t. Wob-verzoeken en de (toegankelijkheid van) gemeentelijke informatie in algemene zin. Wijkgericht werken en participatie (antwoord nog niet beschikbaar) Edwin Rooke (antwoord nog niet beschikbaar) (Ombudszaken / klachtafhandelin g) 15/T717 cie. M&S Openbare Orde en Veiligheid - Raadsvoorstel Reactie op Regionaal Risicoprofiel en wensen ten aanzi Van Zanen Openbare orde en veiligheid De burgemeester komt terug op de naleving van de afspraken uit het Vewin-convenant m.b.t. de drinkwatervoorziening door het BRU. Openbare orde en veiligheid Is eerder al afgevoerd van lijst na onduidelijkheid door inadequate verslaglegging. 15/T712 cie. M&S /T697 cie. M&S /T696 cie. M&S Openbare Orde en Veiligheid - Raadsvoorstel Zienswijze jaarstukken 2014 en programmabegrotin g 2016 Commissiebrief Toezeggingen Wet Markt en Overheid Commissiebrief Toezeggingen Wet Markt en Overheid Van Zanen Openbare orde en veiligheid Kreijkamp Kreijkamp Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen De commissie krijgt een terugkoppeling t.a.v. de doelstelling rondom het weerstandvermogen (doel is op 1 zetten). De wethouder zegt toe te kijken naar de mogelijkheden van de Right to challenge/bewoners de mogelijkheid bieden om evt. activiteiten uit te voeren. De wethouder zal dit jaar bij de PGB een overzicht van de 'lijst van activiteiten' verstrekken die vallen onder de strekking van de Wet Markt en Overheid. In de daarop volgende jaren zal de wethouder bij de Jaarstukken rapporteren over de lijst. Openbare orde en veiligheid K Scholder (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen R Snoeijenbos (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen ) beantwoord in raadscommissiebrief 14 juni (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 22

59 15/T686 cie. M&S VOORHANGPROC EDURE Commissiebrief Wensen en bedenkingen ten behoeve van deelname verbonden partij c Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel De wethouder zal de commissie een nadere toelichting sturen over de intenties tot beschikbaarstelling van open source software. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T641 cie. M&S Openbare orde en veiligheid - Commissiebrief Stand van zaken en preventie van radicalisering en pl Van Zanen Openbare orde en veiligheid De burgemeester gaat de commissie schriftelijk nader informeren over de kwestie van de uit beeld geraakte jongen zonder paspoort. Openbare orde en veiligheid Het college informeert de raad periodiek over de aanpak en preventie van radicalisering, inclusief de ontwikkelingen in de (kwantitatieve) omvang van de problematiek. 15/T638 cie. M&S Onderwijs - Commissiebrief Transparantie in aanmeldingen in basisonderwijs Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal bij de evaluatie na twee schooljaren ook ingaan op de resultaten in andere steden. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) 15/T597 cie. M&S /T587 cie. M&S Openbare Orde en Veiligheid - Rondvraagpunt Cannabisclub Onderwijs - Raadsvoorstel Voortgangsrapporta ge Masterplannen onderwijshuisvestin g 2014 Everhardt Kreijkamp Volksgezondhei De burgemeester gaat bij het OM na of zij, als d (incl. gevolg van de uitspraak in Amsterdam, een verslavingszorg) uitspraak kunnen doen over de Utrechtse situatie. Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal de commissie t.z.t. informeren over de oplossingsrichtingen m.b.t. de problematiek bij de multifunctionele accommodatie Het Zand. Hilde Verduijn (Volksgezondhe id) Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) Deze gevraagde informatie is meegenomen in ciebrief dd. 19 mei 2016, kenmerk , Aanpak MFA's Leidsche Rijn en Nieuw Welgelegen (bijgevoegd bij 15/T931) 15/T579 cie. M&S Openbare Orde en Veiligheid - Raadsvoorstel Integraal Veiligheidsplan Van Zanen Openbare orde en veiligheid De burgemeester zegt toe om na een periode van b.v. een jaar te bekijken of extra inzet op preventie nodig is. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) 23

60 15/T572 cie. M&S /T473 cie. M&S Openbare Orde en Veiligheid - Rondvraagpunt glazenwassersbran che Programmabegrotin g Maatschappelijke ondersteuning/acco mmodaties. Van Zanen Openbare orde en veiligheid Diepeveen De burgemeester komt na overleg met de Vng en de regio terug op de aanpak van malafide glazenwassers Zorg en De wethouder gaat bij wethouder Jansen maastchappelijk aandacht vragen voor generatiebestendig wonen e ondersteuning en het verwijzen op de Utrecht-site naar de UVOsite. Openbare orde en veiligheid Zorg en maatschappelijk e ondersteuning (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 14/T457 cie. M&S /T440 cie. M&S /T414 cie. M&S /T211 cie. M&S /T167 cie. M&S Programmabegrotin g Jeugdzorg/Agenda 22. Programmabegrotin g Onderwijs/Onafhan kelijk ouder adviesen meldpunt Programmabegrotin g 2015 Sport/Roeiverenigin g Viking. Geldof Kreijkamp Wijk Vleuten de Meern Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal terugkomen op de toegankelijkheid van gebouwen van de gecontracteerde zorginstanties. De wethouder is bereid om met de initiatiefnemers van het Ouderadviesmeldpunt in gesprek te gaan. Jansen Sport De wethouder zal de commissie op de hoogte brengen van zijn gesprekken met de universiteit m.b.t. de roeivereniging Viking. Welzijn VJN/JS Diepeveen Zorg en maastchappelijk e ondersteuning Organisatie VJN/JS Everhardt Juridische Zaken De wethouder stuurt de commissie de evaluatie van de Meldcode Huiselijke Geweld zodra deze beschikbaar is. De wethouder beantwoordt via de burgemeester de vraag van mevr. Dibi over de stijging van proceskosten, c.q. het mogelijk falen van de inzet van mediairs. Wijk Vleuten de Meern Onderwijs en bibliotheek S van Meerkerk (Sport) Marike de Boer (Zorg en maatschappelijk e N Oosterwegel (Juridische Zaken) (antwoord nog niet beschikbaar) Deze toezegging wordt meegenomen in de uitwerking van motie 144: geef leerlingen en ouders een stem. Het streven is de commissie hierover voor de zomervakantie 2016 te informeren. Commissiebrief kenmerk naar aanleiding van motie 144 is 14 juni 2016 verstuurd. Daarmee kan deze toezegging worden afgedaan. (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 24

61 14/T166 cie. M&S Organisatie Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel De wethouder verstrekt de commissie inzicht in de cijfers omtrent de 'stimulering van jong talent'. Griffie (antwoord nog niet beschikbaar) 14/T256 cie. M&S Cie M&S 2013/149 Everhardt Commissiebrief betreffende 'Voortgangsbericht cannabisexperiment en' Volksgezondhei De wethouder informeert de commissie tijdig over d (incl. locatie-keuze social canabis club verslavingszorg) Hilde Verduijn (Volksgezondhe id) (antwoord nog niet beschikbaar) nummer datum agendapunt pf. houder portefeuille onderwerp behandelaar antwoord 16/T1357 Raad 30- Voorjaarsnota 2016 Van Zanen Wijk Noordwest zal na het reces het standpunt van het college Wijk Noordwest (antwoord nog niet beschikbaar) en eerste bestuursrapportage over de Amsterdamsestraatweg geven. 16/T1356 Raad /T1355 Raad /T1354 Raad /T1353 Raad Voorjaarsnota 2016 Everhardt en eerste bestuursrapportage 2016 Voorjaarsnota 2016 Kreijkamp en eerste bestuursrapportage 2016 Voorjaarsnota 2016 en eerste bestuursrapportage 2016 Voorjaarsnota 2016 en eerste bestuursrapportage 2016 Werk en Inkomen Economie, toerisme en citymarketing Van Zanen Openbare orde en veiligheid Everhardt Zorg en maatschappelijk e ondersteuning zal inzichtelijk maken hoeveel geld jaarlijks wordt besteed aan schuldhulpverlening. zal bij de eerstvolgende evaluatie beschrijven wat bedrijven, het Lokaal Economisch Fonds (LEF), Werk en Inkomen en Werkgeversservicepunt doen voor tot mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. zal nog voor het reces de dialoog met de Sterrenwijk op gang brengen en de raad daarover onmiddellijk na het reces rapporteren. zal na het reces het standpunt van het college over de Amsterdamsestraatweg geven. zal in kaart brengen wat de knelpunten zijn voor asielzoekers die op zoek zijn naar werk zal inzichtelijk maken hoeveel geld jaarlijks wordt besteed aan schuldhulpverlening. S Quak (Werk en Inkomen) Economie, toerisme en citymarketing Openbare orde en veiligheid J Braat (Zorg en maatschappelijk e ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 25

62 16/T1352 Raad /T1104 Raad /T1102 Raad Voorjaarsnota 2016 en eerste bestuursrapportage 2016 M 136: Niet voor het blok M 144: Geef leerlingen en ouders een stem Kreijkamp Kreijkamp Kreijkamp Onderwijs en bibliotheek Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen Onderwijs en bibliotheek zal bij de eerstvolgende evaluatie beschrijven wat bedrijven, het Lokaal Economisch Fonds (LEF), Werk en Inkomen en Werkgeversservicepunt doen voor tot mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zal de raad na de zomer meer informatie geven over meer voortgezet onderwijs, in het bijzonder in Leidsche Rijn. zal met Utrechtse schoolbesturen en partners aan de slag gaan om de doorstroming op scholen te verbeteren en in 2017 met de resultaten daarvan naar de raad komen. Wethouder kreijkamp zegt toe: - Het OnderzoeksAdviesTeam niet à à n advies uit te laten brengen, maar meerder scenario's in kaart te laten brengen, waaronder in ieder geval een scenario dat niet op de gemeentebegroting drukt en waarbij de momenteel toegezegde subsidie van 7,78 miljoen niet verhoogd wordt. - Deze scenario's vã³ã³r de Voorjaarsnota 2016 voor te leggen aan de gemeenteraad. Wethouder Kreijkamp zegt toe: - de mogelijkheden van een onafhankelijk platform te verkennen dat op basis van de informatiebehoefte van ouders en leerlingen op het gebied van onderwijs en zorg, zorg draagt voor onder meer: * aandacht voor onderwijskwaliteit, * een passende onderwijsplek, * het verbeteren van de informatieposiytie van ouders en leerlingen, * keuzemogelijkheden, medezeggenschap en participatie, - met als doel de positie van onderwijs en zrgvragers te versterken, de ouderbetrokkenheid te vergroten en de communicatie tussen ouders en school te verbeteren; - hierbij diverse ( meer of minder actieve ) oudergroepen in de stad te betrekken en de raad in het eerste kwartaal van 2016 over de Onderwijs en bibliotheek René Werkhoven (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen ) Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) Dd 14 juni 2016 is brief met kenmerk , onderwerp: uitvoering motie 144 Geef leerlingen en ouders een stem, verstuurd. 26

63 15/T1111 Raad /T1110 Raad /T953 Raad /T952 Raad /T349 Raad /T228 Raad Motie 131: Sticht een middelbare school in Leidsche Rijn/Vleuten De Meern Kreijkamp Voorstel inzake het Kreijkamp Meerjarenperspecti ef onderwijshuisvestin g (Jaargang 2015, nr. 84) - Voorstel tot Everhardt vaststelling van het Volksgezondheidsb eleid Utrecht , Bouwen aan een gezonde Voorstel tot Kreijkamp vaststelling van de Nota Inkoop : Waar(-de) voor ons geld (Jaargang 2015, nr Voorstel inzake aankoop defensieterrein en vaststellen grondexploitatie "Merwedekanaalzo ne Deelgeb Wethouder geldof zal de raad het aanbestedingsdocu ment over criteria voor het duurzaam inkopen voo Onderwijs en bibliotheek Onderwijs en bibliotheek Volksgezondhei d (incl. verslavingszorg) Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen Wethouder Kreijkamp zegt toe wederom in overleg met schoolbesturen te onderzoeken of een extra school gesticht kan worden in de wijken 9 of 10 en de raad hierover, inclusief de financiële gevolgen, te informaren bij de behandeling van het uitvoeringsplan van het Meerjarenperspectief onderwijshuisvesting. Wethouder Kreijkamp zal de raad in de Voorjaarsnota 2016 informeren over het resultaat van het gesprek met NUOVO over het organiseren van de doorgaande leerlijn in Overvecht. Wethouder Everhardt zal voor het einde van het jaar duidelijk maken op welke wijze de verdieping van het volksgezondheidsbeleid ook op de andere domeinen zal worden ingevuld. Wethouder Kreijkamp neemt motie 125 (Bij goede intenties horen scherpe doelen) over. Geldof Grondzaken Wethouder Geldof zal de raad uiterlijk medio december een notitie toesturen over het grondbeleid. Geldof Organisatie(ver nieuwing) en personeel Wethouder geldof zal de raad het aanbestedingsdocument over criteria voor het duurzaam inkopen voor het schoonmaken toesturen. Onderwijs en bibliotheek Onderwijs en bibliotheek Hilde Verduijn (Volksgezondhe id) Thea Smidverheul (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen ) Marc Lindhout (Grondzaken) Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) 27

64 14/T252 Raad Motie 2013/M023: Toekomst voor gevangenis Wolvenplein Van Zanen Openbare orde en veiligheid Motie: draagt het college op: - de veiligheidsrisico's voor Utrechters door het Masterplan kwalitatief in kaart te brengen; - de kosten en financiële risico's voor de gemeente Utrecht door het Masterplan in kaart te bregen; - deze bevindingen kenbaar te maken aan de staatssecretaris Veiligheid en Justitie en protest aan te tekenen tegen het verschuiven ven veiligheids- en financiële risico's naar de gemeente. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) 28

65 6.1 Rekenkameronderzoek: Hulp bij maatwerk. Een onderzoek naar de hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo Raadsvoorstel Rekenkameronderzoek Hulp bij maatwerk Voorstel van de Rekenkamer Opgesteld door Rekenkamer Vergadering Commissie Mens en Samenleving Vergaderdatum 6 oktober 2016 Jaargang en nummer Geheim Nee Rekenkameronderzoek: Hulp bij maatwerk. Een onderzoek naar de hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo 2015 De rekenkamer stelt de raad voor te besluiten om het college van burgemeester en wethouders te verzoeken: 1 Meer maatwerk toe te passen bij het beoordelen van aanvragen om hulp door meer rekening te houden met verschillen in de persoonlijke situatie van klanten. 2 De informatievoorziening aan nieuwe en bestaande klanten te verbeteren. 3 Te zorgen voor meer duidelijkheid waar klanten ondersteuning kunnen krijgen wanneer zij problemen ervaren rond de hulp bij het huishouden. 4 Het toezicht op de kwaliteit van geleverde hulp bij het huishouden te verbeteren. 5 Informatie uit het klantenbestand diepgaander te analyseren om tot betere begrotingen te komen en tot meer inzicht in het niet (langer) gebruik maken van de hulp bij het huishouden. 6 Klanten tijdig helderheid te geven over het al dan niet voortbestaan van de HHT-regeling vanaf 2017 en eventuele alternatieven daarvoor. Conclusie commissie De Rekenkamer, De secretaris, De voorzitter, dr. G. Molenaar drs. P.J.C.M van den Berg

66 Bijlages Eerdere besluitvorming Uitvoering

67 Context De Rekenkamer Utrecht heeft onderzoek gedaan naar de hulp bij het huishouden in de gemeente Utrecht. De gemeente is sinds 2007 verantwoordelijk voor deze hulp. Bij de invoering van Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) heeft het Rijk het beleid inhoudelijk gewijzigd en fors bezuinigd op het budget dat de gemeente daarvoor krijgt. In de WMO 2007 werd uitgegaan van het compensatiebeginsel terwijl de WMO 2015 spreekt over het geven van een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie. De gemeente Utrecht heeft het beleid voor de verstrekking van hulp bij het huishouden (hierna: HbH) in 2015 dan ook aangepast om deze beleidswijziging en bezuiniging te realiseren. De gevolgen daarvan grijpen rechtstreeks in op het dagelijks leven van veel kwetsbare inwoners van Utrecht. De uitvoering van het beleid heeft geleid tot veel onrust, bezwaren en juridische procedures. Met dit onderzoek wil de rekenkamer inzicht bieden in de manier waarop het nieuwe Utrechtse beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt. Centraal daarbij staan het perspectief van de klant en de gemeentefinanciën. Het onderwerp is regelmatig in het nieuws en in beweging onder druk van de maatschappelijke en politieke discussie en als gevolg van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in mei De gemeente Utrecht heeft aangekondigd dat de basisvoorziening hulp bij het huishouden vanaf 10 oktober 2016 met 26 uur per jaar wordt uitgebreid (van 78 naar 104 uur). Om invulling te geven aan de uitspraak van de rechter heeft de gemeente de bureaus KPMG Plexus en Bureau HHM nader onderzoek laten uitvoeren naar de vraag hoeveel tijd nodig is om een schoon en leefbaar huis te realiseren, om de omvang van de basisvoorziening beter te onderbouwen. Deze ontwikkelingen doen geen afbreuk aan de bruikbaarheid van onze onderzoeksresultaten. De rekenkamer verwacht met dit rapport een bijdrage te leveren aan verbeteringen van het beleid inzake hulp bij het huishouden. De hoofdconclusie van de rekenkamer over de beleidswijzigingen van de hulp bij het huishouden is dat er onvoldoende maatwerk is toegepast en de bezuiniging aanzienlijk hoger is uitgevallen dan nodig was. Het onvoldoende toepassen van maatwerk baseert de rekenkamer op het volgende: Bij de (her-)indicaties heeft 80% van de klanten met HbH1 en HbH PGB alleen de basisvoorziening van 78 uur per jaar (per oktober uur) gekregen. Deze klanten verschillen in behoorlijke mate qua woonsituatie, in de ernst van hun beperkingen en in de beschikbaarheid van hulp uit hun eigen netwerk, maar ontvangen bijna allemaal evenveel uren hulp. Na uitbreiding van de basisvoorziening voor alle klanten zal dat niet veranderen, al krijgt iedereen dan een maatje ruimer. Ongeveer de helft van de klanten geeft aan dat het met de toegewezen uren hulp niet lukt om het eigen huis voldoende schoon en leefbaar te houden. Het Wmo-loket heeft de herindicaties van bestaande klanten eind 2014 onder grote tijdsdruk uitgevoerd. In korte tijd is met man en macht gewerkt om de klantenpopulatie grotendeels te herindiceren. Daarbij heeft het Wmo-loket de nieuwe beleidsregels loyaal en strikt uitgevoerd. Deze regels zijn te sterk gebaseerd op de gedachte dat een standaardmaat geschikt is voor bijna alle klanten, boden in 2015 beperkte mogelijkheden tot maatwerk en de maatwerkmodules zijn terughoudend toegepast. De beleidsregels 2016 bieden meer ruimte om de omvang van de maatwerkmodules af te stemmen op de individuele situatie van de klant. Ruim drie kwart van de herindicaties is telefonisch of via dossieronderzoek uitgevoerd, terwijl een gesprek bij de klant thuis een beter inzicht geeft in de persoonlijke situatie en de ondersteuningsbehoefte. De sterke vermindering van de hulp, de beperkte ruimte om maatwerkmodules toe te passen en de herindicatie per telefoon of via dossieronderzoek, maken dat een deel van de klanten het gevoel heeft dat er niet naar hen geluisterd is. Naar aanleiding van bezwaarprocedures, huishoudcoaches en rechterlijke uitspraken moest een flink aantal indicaties later weer aangepast worden. Dat de herindicatieronde eind 2014 geen schoonheidsprijs verdiende, heeft de gemeente ook zelf ingezien.

68 Dat de bezuiniging hoger uitgevallen is dan nodig was, baseert de rekenkamer op het volgende: In 2015 bedraagt het batig saldo op HbH 2,8 miljoen (18% van het budget in 2015) en het batig saldo op HHT bedraagt 2,5 miljoen (75% van het budget in 2015). Feitelijk was er in 2013 al sprake van een batig saldo op het budget HbH van 0,7 miljoen in 2013, dat toenam tot 3,2 miljoen in Het batig saldo is ontstaan door gebrekkig onderbouwde en te voorzichtige ramingen. De gerealiseerde kosten voor 2015 en 2016 zijn lager dan begroot door vier factoren: Al minstens sinds 2012 vertoont het aantal klanten met hulp bij het huishouden een dalende trend, zowel in Utrecht als landelijk. Ondanks de extramuralisering in de zorg heeft deze trend zich doorgezet, terwijl de ramingen gebaseerd zijn op een gelijkblijvend aantal klanten vanaf Doordat het Rijk de Wtcg-korting afschafte, ging de netto eigen bijdrage voor de Wmo in 2015 omhoog, terwijl het gemiddeld aantal uren hulp omlaag ging. Daardoor werd de eigen bijdrage per uur HbH voor een deel van de klanten hoger dan de gangbare tarieven via de particuliere markt. Dit heeft waarschijnlijk bijgedragen aan de daling van het aantal klanten. Bij de ramingen werd daarmee geen rekening gehouden. Dat de eigen bijdrage in 2016 door de gemeente verlaagd is, zal niet bij alle vertrokken klanten bekend zijn. De gemeente had onvoldoende inzicht in de mate waarin afgegeven indicaties daadwerkelijk worden gebruikt en de oorzaken daarvan. De ramingen zijn gebaseerd op 100% verzilvering van de geïndiceerde uren. Klanten gebruiken in de praktijk niet alle uren waar zij volgens de afgegeven indicatie recht op hebben, maar gemiddeld 81% daarvan. In 2015 waren er 241 klanten met recht op zorg in natura (HbH1 en HbH2) die er geheel geen gebruik van maakten en 645 die minder dan twee derde van de uren verzilverden. Drie kwart van de klanten maakt geen gebruik van de mogelijkheid om aanvullende uren via de HHT-regeling bij te kopen. De noodzaak om het herziene beleid snel in gang te zetten en de bezuiniging te realiseren, heeft geprevaleerd boven een zorgvuldig onderzoek naar de daadwerkelijk aanwezige ruimte om de geboden uren huishoudelijke hulp bij klanten te verminderen. Doordat het aantal klanten en de mate van verzilvering lager waren dan geraamd, is meer bezuinigd dan nodig was om de structurele verlaging van de Integratie-uitkering Wmo van het Rijk op te vangen. De financiële doelen zijn ruimschoots gerealiseerd. Op de beschikbare budgetten zijn aanzienlijke overschotten ontstaan. Er zijn minder uren hulp geleverd dan mogelijk was geweest binnen het budget en er is onvoldoende inhoud gegeven aan de wettelijke eis om individueel maatwerk toe te passen op basis van zorgvuldig onderzoek naar de individuele situatie van de klant. Verder concludeert de rekenkamer het volgende. 1. Veel klanten van hulp bij het huishouden zijn kwetsbaar en de eigen kracht om meer zelf te doen of hulp in te roepen is vaak beperkt. De Wmo 2015 vraagt van gemeenten om een groter beroep te doen op de eigen kracht van burgers en om het mogelijk te maken dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Veel klanten geven aan dat hulp bij het huishouden voor hen belangrijk is om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Een aanzienlijke groep klanten krijgt geen of weinig extra schoonmaakhulp uit het eigen netwerk en kan het zich evenmin financieel permitteren om uren bij te kopen. Veel klanten zijn voor het verkrijgen van hulp bij het huishouden afhankelijk van de gemeente.

69 2. Ongeveer de helft van de klanten geeft aan niet genoeg te hebben aan het aantal uren hulp dat wordt verstrekt. Minder uren hulp betekent veelal dat er minder wordt schoongemaakt. De taken die volgens deze klanten onvoldoende gedaan worden, vallen grotendeels onder de takenlijst voor hulp bij het huishouden die de gemeente met aanbieders heeft opgesteld. De verminderde uren leggen niet zelden (te) veel druk op mantelzorgers en professionele hulpen. Sommige klanten doen nu meer zelf in het huishouden dan zij aan kunnen. De andere helft van de klanten geeft aan dat de hulp die zij krijgen voldoende is om een schoon en leefbaar huis te realiseren. De aangekondigde uitbreiding van de basisvoorziening HbH met 26 uur per jaar (gemiddeld een half uur per week) vanaf oktober 2016 betekent dus dat de helft van de klanten uitbreiding krijgt, terwijl zij dat niet nodig hebben om een schoon en leefbaar huis te realiseren. Een deel van de andere helft zal de uitbreiding met 26 uur juist wellicht niet genoeg vinden. 3. Afgezien van het aantal uren is een grote meerderheid van de klanten tevreden over de kwaliteit van de hulp en over de aanvraagprocedure en informatievoorziening; ongeveer de helft van de klanten wordt met het huidige beleid voldoende ondersteund. Een grote meerderheid van de klanten is tevreden over de aanvraagprocedure (68%), de informatievoorziening (68%) en de kwaliteit van de hulp (85%). Over het aantal uren HbH zijn beduidend minder klanten tevreden (39%). Ongeveer de helft van de klanten geeft aan dat het met de hulp van de gemeente lukt om het eigen huis schoon en leefbaar te houden. Met name klanten die zelf nog veel in het huishouden kunnen doen, die een klein huis hebben, een goede hulp hebben, hulp uit hun eigen netwerk krijgen en/of niet zo kieskeurig zijn, hebben vaker voldoende aan de basisvoorziening van 78 uur per jaar. 4. De informatievoorziening is voor het merendeel van de klanten toereikend, maar er is ook ruimte voor verbetering. Ruim twee derde van de klanten is tevreden over de huidige informatievoorziening. Klanten blijken echter niet altijd goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden en hun rechten. Zo weet de helft van de klanten niet dat zij gedurende het hele jaar gemiste uren mogen inhalen. Ook had de gemeente meer kunnen doen om bekendheid te geven aan de HHTregeling. 5. De HHT-regeling wordt minder gebruikt dan verwacht, maar de HHT is voor deze klanten wel een belangrijke uitweg om de gevolgen van de bezuiniging op te vangen. De mogelijkheid om uren bij te kopen met de HHT-regeling wordt door 23% van de klanten HbH1 en HbH-PGB benut. Gemiddeld kopen zij ongeveer 1 uur per week bij. Ondanks het lage tarief van 5 per uur vormt de inkomenspositie van 35% van de klanten een belemmering om hiervan gebruik te maken. De voorgenomen uitbreiding van de basisvoorziening vanaf oktober 2016 kan tot een lager gebruik van de HHT leiden. 6. Het toezicht van de gemeente op de kwaliteit van de geleverde hulp bij het huishouden is niet actief genoeg. De gemeente is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de voorziening die de klant krijgt en heeft daarover afspraken gemaakt in de raamcontracten met de aanbieders. De gemeente gaat onvoldoende na of aanbieders die afspraken ook daadwerkelijk realiseren. In de contracten met aanbieders van hulp bij het huishouden zijn ook enkele bepalingen opgenomen over het uitvoeren van metingen onder klanten en het toesturen van rapportages over klanttevredenheid. De gemeente stelt vooraf weinig voorwaarden aan de wijze waarop de klanttevredenheid gemeten dient te worden en vraagt de uitkomsten van de klanttevredenheidsmetingen niet bij de aanbieders op. De gemeente onthoudt zichzelf hiermee de gelegenheid om op een meer systematische manier geïnformeerd te worden over de tevredenheid onder klanten en waar nodig bij te sturen. Een nadere toelichting op deze conclusies is opgenomen in het rapport, evenals de onderliggende bevindingen. De rekenkamer doet zes aanbevelingen, die zijn verwoord in voorliggende beslispunten.

70 Beslispunt 1 Meer maatwerk toe te passen bij het beoordelen van aanvragen om hulp door meer rekening te houden met verschillen in de persoonlijke situatie van klanten. Argumenten 1.1 Ongeveer de helft van de klanten geeft aan niet genoeg te hebben aan het aantal uren hulp dat wordt verstrekt. Zie de toelichting bij conclusie Er is onvoldoende maatwerk toegepast. De kwaliteit van de (her)indicatiestelling en de toekenning van hulp op maat van de individuele situatie van de klant is onder druk komen te staan bij het implementeren van het gewijzigde beleid om de beoogde bezuinigingen op te vangen. Dit is te verbeteren door: a) Bij de indicatiestelling meer rekening te houden met verschillen in beperkingen van klanten, de woonsituatie en de omvang en samenstelling van het huishouden en hun sociaal netwerk. Dat zou kunnen door meer soorten maatwerkmodules te onderscheiden en/of bestaande maatwerkmodules ruimhartiger toe te passen, of door over te stappen op een heel andere methode om de omvang van de hulp te bepalen. Indien besloten wordt tot aanpassing van het beleid dan zal dat zijn beslag moeten krijgen in aangepaste beleidsregels. b) De gehanteerde normen voor de omvang van de basisvoorziening en de maatwerkmodules beter te onderbouwen (takenlijst met bijbehorende tijden, norm voor een schoon en leefbaar huis e.d.) waarmee de indicatiestelling zorgvuldiger kan verlopen en op meer begrip bij de klant zal mogen rekenen. De onderbouwing van de norm voor de omvang van de basisvoorziening is een goede stap, maar ook de benodigde omvang van maatwerkvoorzieningen moet zorgvuldig onderbouwd worden. c) Indicatiegesprekken standaard bij de klant thuis te voeren ook al kost dat meer tijd. d) Bestaande en nieuwe klanten actief te informeren dat zij om een herindicatie kunnen vragen als zij vinden dat de indicatie onvoldoende is om het huis schoon en leefbaar te houden of als hun situatie verslechterd is. e) Na te gaan of de nieuwe beleidsregels bij HbH2-klanten in de praktijk leiden tot voldoende hulp om een schoon en leefbaar huis te realiseren. De meest kwetsbare klanten te identificeren op basis van informatie uit de indicatiegesprekken en gemeentelijke registraties (op grond van risicofactoren zoals hoge leeftijd, alleenstaand zonder kinderen, instabiele gezondheid/ progressieve ziekte, financiële problemen, beperkt sociaal netwerk, stapeling van gebruik van voorzieningen). Als deze klanten een vaste contactpersoon bij het Wmo-loket en de aanbieder krijgen, kunnen deze vinger aan de pols houden en tijdig signaleren of de verstrekte ondersteuning nog toereikend is. Beslispunt 2 De informatievoorziening aan nieuwe en bestaande klanten te verbeteren. Argumenten 2.1 Informatievoorziening is voor merendeel klanten toereikend, maar er is ook ruimte voor verbetering. a) Bij het indicatiegesprek kan worden nagegaan op welke manier de klant bij voorkeur informatie ontvangt. Meerdere klanten gaven aan dat zij tevreden zijn over de telefonische en mondelinge informatie, maar dat zij ook graag meer schriftelijke informatie zouden willen en/of een vaste contactpersoon bij het Wmo-loket. Een groot deel van de klanten is niet in staat informatie op internet op te zoeken.

71 b) Concreet kan de informatievoorziening worden verbeterd door twee informatiekaarten uit te geven: een met informatie voor mensen die hulp bij het huishouden aanvragen en een voor klanten die de hulp gebruiken (zie bijlage 7 van het rapport). Deze informatie kan op de website geplaatst worden, maar zou ook op papier verstrekt kunnen worden. c) Ook goede afspraken met de aanbieders van hulp bij het huishouden over hoe te communiceren met de klant zijn belangrijk. Beslispunt 3 Te zorgen voor meer duidelijkheid waar klanten ondersteuning kunnen krijgen wanneer zij problemen ervaren rond de hulp bij het huishouden. Argumenten 3.1 Veel klanten van hulp bij het huishouden zijn kwetsbaar en de eigen kracht om meer zelf te doen of hulp in te roepen is vaak beperkt. Klanten zijn niet altijd op de hoogte van de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning. Sommige klanten ontvangen niet de hulp die geïndiceerd is of die zij nodig hebben, of zij hebben klachten over de kwaliteit van de hulp. Niet alle klanten beschikken over de energie, kennis en vaardigheden om zulke knelpunten zelf adequaat op te lossen. Overeenkomstig de Wmo kunnen zij gebruik maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. In Utrecht is dit primair belegd bij het buurtteam. Klanten zijn niet altijd op de hoogte van de mogelijkheden hiertoe. Gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep en de geringe eigen kracht, bevelen wij aan de klanten actief te informeren wie hen kan helpen als zij problemen ervaren met de hulp in het huishouden. Beslispunt 4 Het toezicht op de kwaliteit van geleverde hulp bij het huishouden te verbeteren. Argumenten 4.1 Het toezicht van de gemeente op de kwaliteit van de geleverde hulp bij het huishouden is niet actief genoeg. a) De rekenkamer beveelt de gemeente aan om als opdrachtgever actiever toezicht te houden op de kwaliteit van de aanbieders en de geleverde hulp. Eén van de stappen hierin is het daadwerkelijk opvragen en beoordelen van de klanttevredenheidsonderzoeken die aanbieders volgens het raamcontract jaarlijks moeten uitvoeren. De resultaten daarvan zou de gemeente beschikbaar kunnen maken voor de gemeenteraad en voor haar inwoners. b) De gemeente zou aanbieders ook aan moeten spreken op veel voorkomende klachten (in dit onderzoek: wisselende hulpen en de kwaliteit van invallers). Ook bespreking van veel voorkomende klachten en toetsing van bijvoorbeeld klachtenprocedures en privacyregelingen van aanbieders zouden periodiek onderdeel moeten uitmaken van het gemeentelijk toezicht. Beslispunt 5 Informatie uit het klantenbestand diepgaander te analyseren om tot betere begrotingen te komen en tot meer inzicht in het niet (langer) gebruik maken van de hulp bij het huishouden.

72 Argumenten 5.1 Begrotings- en realisatiecijfers over HbH de afgelopen jaren laten grote verschillen zien. De bezuiniging op HbH is aanzienlijk hoger uitgevallen dan nodig was. a) De analyse van trends in de omvang en samenstelling van het klantenbestand en daadwerkelijk gebruik van de geïndiceerde uren zijn relevant voor de begroting van het budget voor HbH. Vanwege het grote verschil tussen begroting en realisatie de afgelopen jaren, is het van belang om te komen tot een betere benutting van het beschikbare budget vanaf b) Vanwege het lage verzilveringspercentage is het ook van belang dat de gemeente beter inzicht krijgt in de redenen waarom geïndiceerde hulp niet of slechts gedeeltelijk gebruikt wordt. Door declaratiegegevens van aanbieders of informatie over geïnde bijdragen van het CAK op klantniveau te vergelijken met afgegeven indicaties kan de gemeente achterhalen om welke klanten het gaat. Door met deze klanten contact te leggen kan achterhaald worden of deze klanten de hulp niet meer nodig hebben, of dat zich problemen voordoen bij het gebruik van de afgegeven indicatie. c) Bij beëindiging van deelname is belangrijk te achterhalen wat de redenen hiervan zijn en deze redenen beleidsmatig te beoordelen. De telefonische enquête die in dit onderzoek wordt besproken bevat alleen informatie over de deelnemers begin 2016 en niet over de vrij forse uitstroom uit de regeling in het jaar daarvoor. Nader onderzoek naar de redenen van vertrek kan nuttige inzichten opleveren. Beslispunt 6 Klanten tijdig helderheid te geven over het al dan niet voortbestaan van de HHT-regeling vanaf 2017 en eventuele alternatieven daarvoor. Argumenten 6.1 De HHT-regeling wordt minder gebruikt dan verwacht, maar is voor deze klanten wel een belangrijke uitweg om de gevolgen van de bezuiniging op te vangen. Voor klanten die nu gebruik maken van de HHT is het van belang tijdig duidelijkheid te krijgen. Mocht de gemeente besluiten de HHT te stoppen, dan hebben zij tijd nodig om vervangende hulp te zoeken of herindicatie aan te vragen. Een deel van het HHT-budget wordt vanaf 2017 structureel aan de Integratie-uitkering toegevoegd. De gemeente is vrij te besluiten hoe zij deze middelen inzet en of zij de HHT-regeling in 2017 voortzet of niet.

73 Raadsbesluit Opgesteld door Vergadering Raadsorganen Ulsamer, L. (Linda) Gemeenteraad Vergaderdatum 3 november 2016 Jaargang en nummer Rekenkameronderzoek: Hulp bij maatwerk. Een onderzoek naar de hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo 2015 besluit 1 Meer maatwerk toe te passen bij het beoordelen van aanvragen om hulp door meer rekening te houden met verschillen in de persoonlijke situatie van klanten. 2 De informatievoorziening aan nieuwe en bestaande klanten te verbeteren. 3 Te zorgen voor meer duidelijkheid waar klanten ondersteuning kunnen krijgen wanneer zij problemen ervaren rond de hulp bij het huishouden. 4 Het toezicht op de kwaliteit van geleverde hulp bij het huishouden te verbeteren. 5 Informatie uit het klantenbestand diepgaander te analyseren om tot betere begrotingen te komen en tot meer inzicht in het niet (langer) gebruik maken van de hulp bij het huishouden. 6 Klanten tijdig helderheid te geven over het al dan niet voortbestaan van de HHT-regeling vanaf 2017 en eventuele alternatieven daarvoor. Aldus besloten in de vergadering van de raad, gehouden op 3 november 2016 De griffier mr. M. van Hall De voorzitter gemeenteraad mr. J.H.C. van Zanen

74 Rapport HULP-BIJ-MAATWERK_RKUtrecht Hulp bij maatwerk Een onderzoek naar de hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo 2015

75 Rekenkamer Utrecht Leden: Peter van den Berg (voorzitter) Hans van den Broek Gerard Bukkems Medewerkers onderzoek: Mario van den Berg Sylvia van Leeuwen (projectleider) Gerth Molenaar Johan Snoei Contactgegevens: Postadres: Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon: Website:

76 VOORWOORD Gemeenten zijn al sinds 2007 verantwoordelijk voor de hulp bij het huishouden. De komst van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en een forse bezuiniging op de uitkering van het Rijk voor de hulp bij het huishouden brachten veel in de samenleving teweeg. Net als veel andere gemeenten heeft de gemeente Utrecht het aantal uren huishoudelijke hulp dat verstrekt wordt, verlaagd. Dit beleid leidde in Utrecht tot veel bezwaarschriften. Voor de Rekenkamer Utrecht was de aanhoudende onrust aanleiding om begin 2016 een onderzoek te starten, naar de manier waarop het nieuwe beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt. Ook tijdens de uitvoering van ons onderzoek stond de beleidsontwikkeling niet stil. De gemeente Utrecht kwam landelijk extra in de schijnwerpers te staan door een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 18 mei De gemeente realiseerde een forse bezuiniging. Een belangrijk aandachtspunt dat tijdens ons onderzoek steeds weer naar voren kwam, is de noodzaak van meer maatwerk. Maatwerk in de vormgeving van het beleid, maatwerk bij het beoordelen van nieuwe aanvragen en herindicaties en maatwerk in de informatieverstrekking. Wij hopen dat dit rapport behulpzaam zal zijn om meer en beter maatwerk bij de huishoudelijke hulp tot stand te brengen. Aan dit onderzoek is meegewerkt door een groot aantal personen en organisaties, zowel binnen als buiten de gemeente. In het bijzonder noemen wij de klanten van hulp bij het huishouden en de medewerkers van diverse organisaties die wij geïnterviewd hebben, waaronder hulpen in de huishouding. De rekenkamer is allen erkentelijk voor hun medewerking aan dit onderzoek. Peter van den Berg, voorzitter Gerth Molenaar, secretaris Utrecht, 6 september

77 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 5 DEEL I HOOFDRAPPORT DOELSTELLING EN HOOFDVRAAG CONCLUSIES AANBEVELINGEN BESTUURLIJKE REACTIE COLLEGE VAN B&W NAWOORD REKENKAMER DEEL II ONDERZOEKSRAPPORT OVER DIT ONDERZOEK Aanleiding Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen Leeswijzer BELEID VOOR HULP BIJ HET HUISHOUDEN Inleiding Rijksbeleid Beleid gemeente Utrecht Voorbereiding hoofdlijnen van het beleid De voorziening schoon huis Uitvoering herindicaties Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) Hoogte eigen bijdrage De jongste ontwikkelingen GEBRUIK VAN HULP BIJ HET HUISHOUDEN Inleiding Bevindingen Toelichting op de bevindingen Aantal klanten en uren Verzilvering lopend recht op HbH Aanbieders

78 3.3.4 HHT-regeling Toelichting op de bevindingen over samenstelling gebruikersgroep Leeftijd en geslacht Inwonerenquête 2015 en enquête onder klanten HbH Schatting klanten HbH op basis van bevolkingsprognose INFORMATIE AAN KLANTEN Inleiding Informatie in het aanvraagproces Bevindingen Toelichting op de bevindingen Twee derde van de klanten tevreden over informatievoorziening Mondelinge communicatie en brieven sluiten aan bij de doelgroep Meer schriftelijke informatie en terugkoppeling gewenst Informatie gewenst over de eigen bijdrage en aanbieders Helft klanten niet goed op de hoogte van rechten Klanten met PGB slechtere informatiepositie Informatie vanuit aanbieders Extra kwetsbare klanten HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN DE PRAKTIJK Inleiding Bevindingen Toelichting op de bevindingen Mate van tevredenheid behandeling aanvragen HbH Bekendheid met criteria voor extra uren hulp (maatwerkmodules) Ervaringen met (her)indicatiegesprekken Mate van tevredenheid over HbH in het algemeen Mate van tevredenheid over het aantal uren hulp HbH Kwaliteit van de hulp Neveneffecten van het beleid Ideeën van klanten over HbH Mate van draagvlak voor het gemeentelijke beleid

79 6 DOELEN VAN DE GEMEENTE Inleiding Bevindingen Toelichting op de bevindingen Mate waarin een schoon en leefbaar huis wordt gerealiseerd Betekenis van het schoonmaakplan voor een schoon en leefbaar huis Oordeel over het bereiken van een schoon en leefbaar huis Belang van HbH voor zelfstandig kunnen blijven wonen Toelichting op bevindingen over versterken eigen kracht Gevolgen van vermindering van uren hulp Schoonmaakhulp uit het eigen netwerk KOSTEN VAN HULP BIJ HET HUISHOUDEN Inleiding Bevindingen Toelichting op de bevindingen Batig saldo op budget HbH Scenario raming budget HbH Budget HHT Eigen bijdragen BIJLAGE 1. NORMENKADER BIJLAGE 2. AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN BIJLAGE 3. GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN BIJLAGE 4. GERAADPLEEGDE EN GEÏNTERVIEWDE PERSONEN BIJLAGE 5. VERANTWOORDING ONDERZOEKSMETHODE BIJLAGE 6. CHRONOLOGISCH OVERZICHT BIJLAGE 7. ONDERWERPEN DIE RELEVANT ZIJN BIJ DE INFORMATIEVERSTREKKING

80 SAMENVATTING Aanleiding Gemeenten zijn sinds 1 januari 2007 verantwoordelijk voor de hulp bij het huishouden (HbH) voor de ondersteuning van mensen met een beperking. Bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) vanaf 1 januari 2015 heeft het Rijk het beleid inhoudelijk gewijzigd. Gemeenten hebben meer taken voor de maatschappelijke ondersteuning van burgers gekregen. Terwijl de Wmo 2007 gebaseerd was op het compensatiebeginsel, spreekt de WMO 2015 over het geven van een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie. De rijksoverheid verwacht dat gemeenten deze ondersteuning beter en tegen lagere kosten kunnen organiseren. De bezuiniging op de rijksuitkering die gemeenten voor de hulp bij het huishouden krijgen, loopt op tot 40% vanaf De gemeente Utrecht besloot naar aanleiding daarvan te bezuinigen op de hulp bij het huishouden en het beleid te herzien. Om het verlies van werkgelegenheid te verzachten kregen de gemeenten, en ook de gemeente Utrecht, extra geld van het Rijk (Huishoudelijke Hulp Toelage, HHT). Met deze HHT-regeling kunnen klanten extra uren hulp inkopen. In de periode februari tot en met 7 juli 2016 heeft de rekenkamer Utrecht onderzoek gedaan naar de hulp bij het huishouden. Centraal stond de vraag hoe het nieuwe beleid voor de hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt voor klanten en voor de financiën van de gemeente. Om hierin inzicht te krijgen hebben wij de ervaringen van klanten, aanbieders van hulp bij het huishouden, Wmo-consulenten en hulpen bij het huishouden in beeld gebracht en gegevens uit de administratie van de gemeente geanalyseerd. De bereidheid tot medewerking was groot (o.a. 48% respons bij een steekproef van 1000 klanten op onze telefonische enquête, 37 verdiepende gesprekken bij klanten thuis). Hoofdconclusie: onvoldoende maatwerk toegepast en bezuiniging is aanzienlijk hoger uitgevallen dan nodig was De noodzaak om het herziene beleid snel in gang te zetten en de bezuiniging te realiseren, heeft geprevaleerd boven een zorgvuldig onderzoek naar de daadwerkelijk aanwezige ruimte om de geboden uren hulp bij het huishouden bij klanten te verminderen. Doordat het aantal klanten en de mate van verzilvering lager waren dan geraamd, is meer bezuinigd dan nodig was om de structurele verlaging van de Integratie-uitkering Wmo van het Rijk op te vangen. De financiële doelen zijn ruimschoots gerealiseerd. Op de beschikbare budgetten zijn aanzienlijke overschotten ontstaan. Er zijn minder uren hulp geleverd dan mogelijk was geweest binnen het budget en er is onvoldoende inhoud gegeven aan de wettelijke eis om individueel maatwerk toe te passen op basis van zorgvuldig onderzoek naar de individuele situatie van de klant. De rekenkamer beveelt onder andere aan meer maatwerk toe te passen bij de beoordeling van aanvragen om hulp en de informatievoorziening en het toezicht op de kwaliteit van de hulp te verbeteren. Ook wordt aanbevolen de informatie uit het 5

81 klantenbestand diepgaander te analyseren om tot beter onderbouwde bedragen in de begroting en meer inzicht in de beleidsmatige en budgettaire risico s te komen. Helft van de klanten slaagt er onvoldoende in om het huis schoon en leefbaar te houden De helft van de klanten vindt de hulp die de gemeente verstrekt voldoende om het eigen huis schoon en leefbaar te houden. De andere helft geeft aan dat zij daar matig, slecht of niet in slagen. In hoeverre lukt het klanten met de toegewezen uren hulp van de gemeente om het huis schoon en leefbaar te houden 12% 1% 16% 16% 20% 35% Goed Voldoende Matig Slecht Niet Weet ik niet Wanneer klanten daar niet in slagen, gaat het relatief vaker om bestaande klanten die minder uren dan in het verleden krijgen, klanten met een persoonsgebonden budget (PGB) en klanten van 65 jaar en jonger. Het niet slagen komt vooral doordat er te weinig tijd beschikbaar is, doordat klanten zelf niet meer kunnen schoonmaken en doordat er taken blijven liggen. Klanten die er wel in slagen om het huis schoon en leefbaar te houden, kunnen zelf nog veel in het huishouden, hebben een makkelijk, klein huis, geven aan dat zij een goede hulp hebben, krijgen hulp uit hun netwerk en/of zijn minder kieskeurig. Het oordeel van de aanbieders en de medewerkers over het realiseren van een schoon en leefbaar huis is positiever dan dat van de klanten zelf. De eigen kracht van klanten van hulp bij het huishouden is beperkt Veel klanten van hulp bij het huishouden geven aan dat de hulp bij het huishouden voor hen belangrijk is om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Zij zijn vaker op hoge leeftijd, lager opgeleid, hebben een laag inkomen en hebben lichamelijke en/of psychische beperkingen. Daardoor beschikken zij over minder energie en vaardigheden om voor hun belang op te komen. Uit het onderzoek van de rekenkamer blijkt dat een aanzienlijke groep klanten geen of weinig extra schoonmaakhulp uit het eigen netwerk heeft gekregen en het zich evenmin financieel kan permitteren om uren bij te kopen. Hulp van derden en van vrijwilligersorganisaties hoe waardevol ook 6

82 is in de praktijk geen factor van betekenis om de bezuiniging op HbH te compenseren. Omdat zij niet over alternatieven beschikken, zijn veel klanten voor het verkrijgen van hulp bij het huishouden afhankelijk van de gemeente. Veel ontevredenheid onder klanten over het aantal uren hulp van de gemeente Over het aantal uren hulp van de gemeente is meer dan de helft (55%) van de klanten ontevreden, terwijl 39 % aangeeft tevreden tot zeer tevreden te zijn met het aantal uren hulp. Deze vrij grote spreiding in de scores illustreert ook dat er van onvoldoende maatwerk sprake is. Aanbieders van hulp bij het huishouden zijn van mening dat het aantal uren in de basisvoorziening in het algemeen toereikend is, medewerkers (hulpen bij het huishouden) ervaren een hoge werkdruk en zien dat er taken blijven liggen. De ontevredenheid over het aantal uren hulp bij het huishouden is groter onder de klanten met een PGB dan onder de klanten met zorg in natura. Te weinig maatwerk toegepast De rekenkamer is van oordeel dat er bij de indicaties hulp bij het huishouden te weinig maatwerk is toegepast. Klanten met hulp bij het huishouden zijn een gevarieerde populatie. Het merendeel is op hogere leeftijd, maar de klanten kunnen flink verschillen qua zelfredzaamheid, beperkingen, woonsituatie etc. Ondanks deze verschillen ontvangen de meeste klanten in 2016 dezelfde hoeveelheid hulp: alleen de basisvoorziening van 78 (straks 104) uur per jaar. Onder de klanten met HbH1is dit 83%, onder de 831 klanten met een PGB 65% en onder de 717 klanten met HbH2 12%. De maatwerkmodules zijn terughoudend toegepast. Klanten naar aantal uren hulp per week per soort hulp bij huishouden, in 2014 en HbH1 ZIN HbH PGB HbH2 ZIN 1,5 uur > 1,5-2 uur > 2-3 uur > 3-4 uur > 4 uur Ruim drie kwart van de herindicaties heeft eind 2014 telefonisch plaatsgevonden of via dossieronderzoek en minder dan een kwart van de situaties via een huisbezoek. Veel klanten zijn van mening dat het destijds meer een mededeling dan een gesprek 7

83 was en dat de persoonlijke situatie onvoldoende in beeld is gebracht en vinden dat hierdoor onzorgvuldige beslissingen genomen zijn. De beleidsregels Wmo 2015 en 2016 zijn volgens ons te sterk gebaseerd op de gedachte dat een standaardmaat geschikt is voor bijna alle klanten en houden onvoldoende rekening met verschillen tussen klanten in zelfredzaamheid, beperkingen en woonsituatie. Omdat op bestaande klanten met HbH2 niet zou worden bezuinigd, zijn deze niet betrokken in onze telefonische enquête. Toch zien we ook daar een (bescheidener) vermindering van het gemiddeld aantal toegekende uren hulp. Voor nieuwe klanten HbH2 en bij herindicatie van bestaande HbH2-klanten, gelden dezelfde beleidsregels als voor klanten met HbH1. De hulp bij het huishouden is volgens klanten heel belangrijk om zelfstandig te kunnen blijven wonen en om dingen te kunnen doen die zij belangrijk vinden. Vermindering van de uren hulp bij het huishouden heeft ervoor gezorgd dat er minder wordt schoongemaakt in het huishouden. Een kwart van de klanten ging zelf meer doen, maar dat gaat soms ten koste van de eigen gezondheid. Klanten geven aan dat zij na de bezuinigingen weinig extra schoonmaakhulp hebben gekregen uit hun eigen netwerk. Een kwart heeft extra hulp ingekocht via de HHT-regeling. Andere klanten vinden dit te duur (35%), hebben er geen behoefte aan (22%) of zijn niet van de regeling op de hoogte (24%). De rest gebruikt de regeling niet om andere redenen. Een klein deel van de klanten was niet goed van de HHT-regeling op de hoogte, maar zou deze alsnog willen gebruiken (3 tot 6%). Opbrengst bezuinigingen zijn hoger uitgevallen dan nodig was, betere onderbouwing van de bedragen in de begroting is gewenst De gemeente Utrecht besloot de rijksbezuiniging, oplopend tot 40% vanaf 2016, in één keer uit te voeren vanaf 23 maart Doordat ook het aantal klanten en de mate van verzilvering van de geïndiceerde uren lager zijn dan geraamd, is meer bezuinigd dan nodig was om bezuiniging op te vangen. Op de beschikbare budgetten zijn aanzienlijke overschotten ontstaan. Ontwikkeling lasten HbH en HHT, begroting, realisatie en saldo (bedragen x 1 miljoen) 20,8 21,1-0,3 20,6 19,8 0,7 22,2 19,0 3,2 3,4 15,6 0,9 12,9 2,5 2,8 3,4 14,0 Begr. Real. Saldo Begr. Real. Saldo Begr. Real. Saldo Begr. Real. Saldo Begr HbH HHT 8

84 Het door de gemeente geraamde budget voor hulp bij het huishouden (HbH en HHT) was in % lager dan in 2014 en in 2016 bijna 22% lager. De realisatiecijfers laten het dalend gebruik zien en de gerealiseerde lasten nemen in 2015 sterk af door het gewijzigde beleid. Vanaf 2013 wordt jaarlijks minder geld aan hulp bij het huishouden uitgegeven dan beschikbaar is. Het batig saldo liep in 2015 op tot 5,3 miljoen (incl. HHT). Dalend aantal klanten en daling gemiddeld aantal uren hulp bij het huishouden Het aantal klanten met hulp bij het huishouden via de Wmo neemt in Utrecht al enkele jaren af, ook vóór de invoering van het nieuwe beleid. In 2012 ontvingen mensen hulp bij het huishouden, in 2014 waren dat er nog 6.213, en begin 2016 was dat gedaald naar Dit betekent een daling over de periode van bijna 16%. Onder de Utrechters van 76 jaar en ouder maakt op dit moment 19% gebruik van HbH, onder de 86-plussers is dat bijna 26%. Het gemiddeld aantal uren hulp bij het huishouden dat klanten met HbH1 en HbH-PGB ontvangen, is van 2014 tot 2016 met bijna de helft gedaald. Het aantal uren hulp aan klanten met HbH2 daalde met 8%. Ontwikkeling aantal gebruikers hulp bij huishouden naar soort hulp ,1 Ontwikkeling gemiddeld aantal uren hulp bij huishouden per week naar soort hulp 2,9 1,7 3,9 3,8 2,1 3,6 3,5 3, HbH 1 ZIN HbH PGB HbH 2 ZIN HbH 1 ZIN HbH PGB HbH 2 ZIN Tevredenheid groot deel klanten over de aanvraagprocedure en de informatievoorziening Uit de telefonische enquête onder klanten met hulp bij het huishouden blijkt dat een groot deel (68%) van de nieuwe klanten (aanvang hulp na 1 januari 2015) tevreden is over de aanvraagprocedure via het Wmo-loket. Het loket is goed vindbaar, de procedure is eenvoudig ingericht en verloopt meestal snel. Over de informatievoorziening is 68% van de klanten tevreden. De focus van de gemeente op telefonische en mondelinge communicatie en een beperkt aantal brieven sluit goed aan bij de doelgroep. Toch zijn klanten niet altijd goed op de hoogte. Een groot deel van de HbH-klanten is niet in staat informatie op internet op te zoeken en bij een deel van de klanten is er behoefte aan meer schriftelijke informatie. Klanten kunnen actiever geïnformeerd worden over bijvoorbeeld de eigen bijdrage, de huishoudelijke hulp toelage, het inhalen van gemiste uren, beoordelingscriteria bij urenindicatie en de mogelijkheid tot herindicatie. De rekenkamer beveelt aan de informatievoorziening te verbeteren, bijvoorbeeld door meer schriftelijke informatie te verstrekken. 9

85 Tevredenheid klanten over verschillende aspecten van hulp bij huishouden Aanvraagprocedure nieuwe klanten (n = 69) 17% 51% 12% 8% 12% Informatievoorziening (n = 474) 5% 63% 11% 13% 1% 7% Kwaliteit van de hulp (n = 476) 26% 59% 7% 6% 1% Aantal uren hulp van gemeente (n = 476) 7% 32% 6% 39% 16% Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden Weet ik niet Tevredenheid over kwaliteit hulp, onvoldoende toezicht door gemeente Over de kwaliteit van de hulp bij het huishouden is het merendeel (85%) van de klanten tevreden. De kwaliteit kan (verder) worden verbeterd rondom de inzet van vervangende hulp bij ziekte, vakantiedagen of feestdagen, de beschikbaarheid van vaste hulpen en de kwaliteit van de vervangende hulpen. De gemeente heeft met de aanbieders wel kwaliteitsafspraken gemaakt, maar houdt niet actief genoeg toezicht op de naleving daarvan. Het contractmanagement van de gemeente bevat geen kwaliteitsaudits of andere periodieke toetsing op de geleverde kwaliteit. De gemeente kan bijvoorbeeld de klanttevredenheidsonderzoeken die aanbieders jaarlijks moeten uitvoeren opvragen en beoordelen en de resultaten daarvan beschikbaar maken voor de gemeenteraad en voor haar inwoners. Ook toetsing van bijvoorbeeld klachtenprocedures en privacyregelingen van aanbieders zou periodiek onderdeel moeten uitmaken van het gemeentelijk toezicht. Actualiteit De gemeente heeft aangekondigd dat de basisvoorziening vanaf oktober 2016 wordt uitgebreid naar 105 uur per jaar (gemiddeld 2 uur per week). Bij het afnemen van de enquête onder klanten was dat nog niet bekend. De rekenkamer tekent aan dat uit het rekenkameronderzoek blijkt dat vooral het ontbreken van maatwerk knelt. De hulp is onvoldoende afgestemd op de specifieke situatie van klanten. De spreiding in de scores over tevredenheid resp. ontevredenheid over het aantal uren is hier een goede illustratie van; 55% van de klanten is ontevreden of zeer ontevreden met het aantal uren hulp terwijl tegelijkertijd 39% zegt tevreden of zeer tevreden te zijn over het aantal uren dat zij krijgen. Het generiek verruimen van deze basisvoorziening speelt niet in op deze vrij grote differentiatie in de behoefte en is naar het inzicht van de rekenkamer dan ook niet afdoende. 10

86 DEEL I HOOFDRAPPORT DOELSTELLING EN HOOFDVRAAG De Rekenkamer Utrecht heeft onderzoek gedaan naar de hulp bij het huishouden in de gemeente Utrecht. De gemeente is sinds 2007 verantwoordelijk voor deze hulp. Bij de invoering van Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) heeft het Rijk het beleid inhoudelijk gewijzigd en fors bezuinigd op het budget dat de gemeente daarvoor krijgt. In de WMO 2007 werd uitgegaan van het compensatiebeginsel terwijl de WMO 2015 spreekt over het geven van een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie. De gemeente Utrecht heeft het beleid voor de verstrekking van hulp bij het huishouden in 2015 dan ook aangepast om deze beleidswijziging en bezuiniging te realiseren. De gevolgen daarvan grijpen rechtstreeks in op het dagelijks leven van veel kwetsbare inwoners van Utrecht. De uitvoering van het beleid heeft geleid tot veel onrust, bezwaren en juridische procedures. Met dit onderzoek wil de rekenkamer inzicht bieden in de manier waarop het nieuwe Utrechtse beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt. Centraal daarbij staan het perspectief van de klant en de gemeentefinanciën. De hoofdvraag van het onderzoek is: Hoe werkt het nieuwe beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uit voor klanten en voor de financiën van de gemeente? Het onderwerp is regelmatig in het nieuws en in beweging onder druk van de maatschappelijke en politieke discussie en als gevolg van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in mei De gemeente Utrecht heeft aangekondigd dat de basisvoorziening hulp bij het huishouden vanaf 10 oktober 2016 met 26 uur per jaar wordt uitgebreid (van 78 naar 104 uur). Om invulling te geven aan de uitspraak van de rechter heeft de gemeente de bureaus KPMG Plexus en Bureau HHM nader onderzoek laten uitvoeren naar de vraag hoeveel tijd nodig is om een schoon en leefbaar huis te realiseren, om de omvang van de basisvoorziening beter te onderbouwen. Deze ontwikkelingen doen geen afbreuk aan de bruikbaarheid van onze onderzoeksresultaten. Ondanks ongetwijfeld verdere ontwikkelingen verwacht de rekenkamer met dit rapport een bijdrage te leveren aan verbeteringen van het beleid inzake hulp bij het huishouden. CONCLUSIES Op basis van haar bevindingen zoals gepresenteerd in het onderzoeksrapport, komt de rekenkamer tot de volgende conclusies. 11

87 HOOFDCONCLUSIE: Er is onvoldoende maatwerk toegepast en de bezuiniging is aanzienlijk hoger uitgevallen dan nodig was. Het onvoldoende toepassen van maatwerk baseert de rekenkamer op het volgende: Bij de (her-)indicaties heeft 80% van de klanten met HbH1 en HbH PGB alleen de basisvoorziening van 78 uur per jaar (per oktober uur) gekregen. Deze klanten verschillen in behoorlijke mate qua woonsituatie, in de ernst van hun beperkingen en in de beschikbaarheid van hulp uit hun eigen netwerk, maar ontvangen bijna allemaal evenveel uren hulp. Na uitbreiding van de basisvoorziening voor alle klanten zal dat niet veranderen, al krijgt iedereen dan een maatje ruimer. Ongeveer de helft van de klanten geeft aan dat het met de toegewezen uren hulp niet lukt om het eigen huis voldoende schoon en leefbaar te houden. Het Wmo-loket heeft de herindicaties van bestaande klanten eind 2014 onder grote tijdsdruk uitgevoerd. In korte tijd is met man en macht gewerkt om de klantenpopulatie grotendeels te herindiceren. Daarbij heeft het Wmo-loket de nieuwe beleidsregels loyaal en strikt uitgevoerd. Deze regels zijn te sterk gebaseerd op de gedachte dat een standaardmaat geschikt is voor bijna alle klanten, boden in 2015 beperkte mogelijkheden tot maatwerk en de maatwerkmodules zijn terughoudend toegepast. De beleidsregels 2016 bieden meer ruimte om de omvang van de maatwerkmodules af te stemmen op de individuele situatie van de klant. Ruim drie kwart van de herindicaties is telefonisch of via dossieronderzoek uitgevoerd, terwijl een gesprek bij de klant thuis een beter inzicht geeft in de persoonlijke situatie en de ondersteuningsbehoefte. De sterke vermindering van de hulp, de beperkte ruimte om maatwerkmodules toe te passen en de herindicatie per telefoon of via dossieronderzoek, maken dat een deel van de klanten het gevoel heeft dat er niet naar hen geluisterd is. Naar aanleiding van bezwaarprocedures, huishoudcoaches en rechterlijke uitspraken moest een flink aantal indicaties later weer aangepast worden. Dat de herindicatieronde eind 2014 geen schoonheidsprijs verdiende, heeft de gemeente ook zelf ingezien. Dat de bezuiniging hoger uitgevallen is dan nodig was, baseert de rekenkamer op het volgende: In 2015 bedraagt het batig saldo op HbH 2,8 miljoen (18% van het budget in 2015) en het batig saldo op HHT bedraagt 2,5 miljoen (75% van het budget in 2015). Feitelijk was er in 2013 al sprake van een batig saldo op het budget HbH van 0,7 miljoen in 2013, dat toenam tot 3,2 miljoen in Het batig saldo is ontstaan door gebrekkig onderbouwde en te voorzichtige ramingen. 12

88 De gerealiseerde kosten voor 2015 en 2016 zijn lager dan begroot door vier factoren: Al minstens sinds 2012 vertoont het aantal klanten met hulp bij het huishouden een dalende trend, zowel in Utrecht als landelijk. Ondanks de extramuralisering in de zorg heeft deze trend zich doorgezet, terwijl de ramingen gebaseerd zijn op een gelijkblijvend aantal klanten vanaf Doordat het Rijk de Wtcg 1 -korting afschafte, ging de netto eigen bijdrage voor de Wmo in 2015 omhoog, terwijl het gemiddeld aantal uren hulp omlaag ging. Daardoor werd de eigen bijdrage per uur HbH voor een deel van de klanten hoger dan de gangbare tarieven via de particuliere markt. 2 Dit heeft waarschijnlijk bijgedragen aan de daling van het aantal klanten. Bij de ramingen werd daarmee geen rekening gehouden. Dat de eigen bijdrage in 2016 door de gemeente verlaagd is, zal niet bij alle vertrokken klanten bekend zijn. De gemeente had onvoldoende inzicht in de mate waarin afgegeven indicaties daadwerkelijk worden gebruikt en de oorzaken daarvan. De ramingen zijn gebaseerd op 100% verzilvering van de geïndiceerde uren. Klanten gebruiken in de praktijk niet alle uren waar zij volgens de afgegeven indicatie recht op hebben, maar gemiddeld 81% daarvan. In 2015 waren er 241 klanten met recht op zorg in natura (HbH1 en HbH2) die er geheel geen gebruik van maakten en 645 die minder dan twee derde van de uren verzilverden. Drie kwart van de klanten maakt geen gebruik van de mogelijkheid om aanvullende uren via de HHT-regeling bij te kopen. De noodzaak om het herziene beleid snel in gang te zetten en de bezuiniging te realiseren, heeft geprevaleerd boven een zorgvuldig onderzoek naar de daadwerkelijk aanwezige ruimte om de geboden uren huishoudelijke hulp bij klanten te verminderen. Doordat het aantal klanten en de mate van verzilvering lager waren dan geraamd, is meer bezuinigd dan nodig was om de structurele verlaging van de Integratie-uitkering Wmo van het Rijk op te vangen. De financiële doelen zijn ruimschoots gerealiseerd. Op de beschikbare budgetten zijn aanzienlijke overschotten ontstaan. Er zijn minder uren hulp geleverd dan mogelijk was geweest binnen het budget en er is onvoldoende inhoud gegeven aan de wettelijke eis om individueel maatwerk toe te passen op basis van zorgvuldig onderzoek naar de individuele situatie van de klant. 1 2 Korting op de eigen bijdrage van 33% op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Deze is per vervallen. Uitgaande van een indicatie van 78 uur HbH1 per jaar werd in 2015 een eigen bijdrage van circa 15 euro per uur bereikt bij een bruto verzamelinkomen van per jaar voor een eenpersoons huishouden en per jaar voor een meerpersoons huishouden. In 2016 is dat het geval bij bruto verzamelinkomen van per jaar voor een eenpersoons huishouden en per jaar voor een meerpersoons huishouden. 13

89 OVERIGE CONCLUSIES CONCLUSIE 1: Veel klanten van hulp bij het huishouden zijn kwetsbaar en de eigen kracht om meer zelf te doen of hulp in te roepen is vaak beperkt. De Wmo 2015 vraagt van gemeenten om een groter beroep te doen op de eigen kracht van burgers en om het mogelijk te maken dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Veel klanten van hulp bij het huishouden geven aan dat de hulp bij het huishouden voor hen belangrijk is om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Veel klanten vinden het moeilijk om afhankelijk te zijn en hulp te moeten vragen. Zij zijn vaker op hoge leeftijd, lager opgeleid, hebben een laag inkomen en hebben lichamelijke en/of psychische beperkingen. Daardoor beschikken zij over minder energie en vaardigheden om voor hun belang op te komen. Uit het onderzoek van de rekenkamer blijkt dat een aanzienlijke groep klanten geen of weinig extra schoonmaakhulp uit het eigen netwerk heeft gekregen en het zich evenmin financieel kan permitteren om uren bij te kopen. De bezuinigingen hebben er bij de meeste klanten toe geleid dat er minder schoongemaakt wordt. Voor zover de weggevallen hulp op eigen kracht wordt opgevangen, gaat het om meer zelf doen, meer hulp inkopen of meer hulp van familie. Hulp van derden en van vrijwilligersorganisaties hoe waardevol ook is in de praktijk geen factor van betekenis om de bezuiniging op HbH te compenseren. Omdat zij niet over alternatieven beschikken, zijn veel klanten voor het verkrijgen van hulp bij het huishouden afhankelijk van de gemeente. CONCLUSIE 2: Ongeveer de helft van de klanten geeft aan niet genoeg te hebben aan het aantal uren hulp dat wordt verstrekt. De helft van de klanten (met HbH1 en HbH PGB) geeft aan dat het hen met de hulp die zij krijgen onvoldoende lukt het huis schoon en leefbaar te houden. Het betreft niet alleen bestaande klanten, maar ook (in mindere mate) nieuwe. Minder uren hulp betekent veelal dat er minder wordt schoongemaakt. De taken die volgens deze klanten onvoldoende gedaan worden, vallen grotendeels onder de takenlijst voor hulp bij het huishouden die de gemeente met aanbieders heeft opgesteld. Sommige klanten geven aan dat dit leidt tot een slechtere gezondheid en een verminderd gevoel van welbevinden. De verminderde uren leggen niet zelden (te) veel druk op mantelzorgers en professionele hulpen. Sommige klanten doen nu meer zelf in het huishouden dan zij aan kunnen. De andere helft van de klanten geeft aan dat de hulp die zij krijgen voldoende is om een schoon en leefbaar huis te realiseren. De aangekondigde uitbreiding van de basisvoorziening HbH met 26 uur per jaar (gemiddeld een half uur per week) vanaf oktober 2016 betekent dus dat de helft van de klanten uitbreiding krijgt, terwijl zij dat niet nodig hebben om een schoon en leefbaar huis te realiseren. Een deel van de andere helft zal de uitbreiding met 26 uur juist wellicht niet genoeg vinden. Op basis van ons onderzoek kunnen wij niet aangeven hoe groot deze laatste groep zal zijn. 14

90 De uren bij klanten met HbH2 zijn bij de herindicatieronde eind 2014 op niveau gebleven. Bij aanvragen van nieuwe klanten HbH2 en bij herindicaties gelden wel dezelfde beleidsregels als voor HbH1 en HbH PGB. De mate waarin deze klanten HbH2 er in slagen met de toegekende hulp hun huis schoon en leefbaar te houden, is niet bekend. CONCLUSIE 3: Afgezien van het aantal uren is een grote meerderheid van de klanten tevreden over de kwaliteit van de hulp en over de aanvraagprocedure en informatievoorziening. Ongeveer de helft van de klanten wordt met het huidige beleid voldoende ondersteund. De berichtgeving in de media wekt de indruk dat vrijwel alle klanten ontevreden zijn over de hulp bij het huishouden die de gemeente biedt. Dat is niet het geval. Een grote meerderheid van de klanten is tevreden over de aanvraagprocedure (68%), de informatievoorziening (68%) en de kwaliteit van de hulp (85%). Over het aantal uren HbH zijn beduidend minder klanten tevreden (39%). Ongeveer de helft van de klanten geeft aan dat het met de hulp van de gemeente lukt om het eigen huis schoon en leefbaar te houden. Dat is het doel dat de gemeente met deze hulp nastreeft. Met name klanten die zelf nog veel in het huishouden kunnen doen, die een klein huis hebben, een goede hulp hebben, hulp uit hun eigen netwerk krijgen en/of niet zo kieskeurig zijn, hebben vaker voldoende aan de basisvoorziening van 78 uur per jaar. CONCLUSIE 4: Informatievoorziening is voor merendeel klanten toereikend, maar er is ook ruimte voor verbetering. Ruim twee derde van de klanten is tevreden over de huidige informatievoorziening. Vooral de mogelijkheid om telefonisch bij het Wmo-loket of tijdens het indicatiegesprek informatie te vragen wordt zeer op prijs gesteld. Ook klanten die tevreden zijn over de informatievoorziening, blijken echter niet altijd goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden en hun rechten. Zo weet de helft van de klanten niet dat zij gedurende het hele jaar gemiste uren mogen inhalen. Ook had de gemeente meer kunnen doen om bekendheid te geven aan de HHT-regeling, want 24% van de klanten is er niet van op de hoogte. Mondelinge informatie wordt niet altijd goed begrepen en onthouden, veel (vooral oudere) klanten zijn niet in staat zelfstandig informatie op internet op te zoeken en niet alle benodigde informatie is beschikbaar op de website van de gemeente. Bij een deel van de klanten is er behoefte aan meer schriftelijke informatie. Relevante onderwerpen zijn bijvoorbeeld de keuze uit aanbieders, de hoogte van de eigen bijdrage, beoordelingscriteria, het vervangen/ inhalen van gemiste uren, de mogelijkheid om extra uren bij te kopen via de HHT-regeling en de mogelijkheid om herindicatie aan te vragen (zie ook bijlage 7). 15

91 CONCLUSIE 5: De HHT-regeling wordt minder gebruikt dan verwacht, maar voor deze klanten is de HHT wel een belangrijke uitweg om de gevolgen van de bezuiniging op te vangen. De mogelijkheid om uren bij te kopen met de HHT-regeling wordt door 23% van de klanten HbH1 en HbH-PGB benut. Gemiddeld kopen zij ongeveer 1 uur per week bij. Ondanks het lage tarief van 5 per uur vormt de inkomenspositie van 35% van de klanten een belemmering om hiervan gebruik te maken. 22% heeft er geen behoefte aan. Een klein deel van de klanten (3 tot 6%) maakt er geen gebruik van omdat ze de regeling niet kennen of omdat ze niet weten hoe ze de hulp moeten aanvragen, terwijl zij dat wel zouden willen. De rest gebruikt de regeling niet om andere redenen. Een betere bekendheid van de regeling zou dus tot iets hoger gebruik kunnen leiden, maar ook dan zal lang niet het hele geraamde budget voor HHT worden gebruikt. De voorgenomen uitbreiding van de basisvoorziening vanaf oktober 2016 kan tot een lager gebruik van de HHT leiden. Het staat de gemeente vrij om te besluiten of zij de HHT-regeling in 2017 voortzet of niet, maar er is nog geen besluit genomen. CONCLUSIE 6: Het toezicht van de gemeente op de kwaliteit van de geleverde hulp bij het huishouden is niet actief genoeg. De gemeente is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de voorziening die de klant krijgt en heeft daarover afspraken gemaakt in de raamcontracten met de aanbieders. De klanten zijn vaak zeer afhankelijk van de geleverde hulp om met de beperkingen die zij hebben zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Hoewel de meeste klanten aangeven tevreden te zijn, heeft 7% van de klanten klachten over de kwaliteit van de hulp bij het huishouden en over de dienstverlening van de aanbieder. Sommige klanten melden hun onvrede bij de aanbieder, maar niet alle klanten zijn even assertief en mondig om die stap te zetten. De afspraken die de gemeente met de aanbieders heeft gemaakt, worden niet altijd nageleefd. De gemeente gaat onvoldoende na of aanbieders die afspraken ook daadwerkelijk realiseren. In de contracten met aanbieders van hulp bij het huishouden zijn ook enkele bepalingen opgenomen over het uitvoeren van metingen onder klanten en het toesturen van rapportages over klanttevredenheid. De gemeente stelt vooraf weinig voorwaarden aan de wijze waarop de klanttevredenheid gemeten dient te worden. In zogenoemde contracttafels met groepen aanbieders wordt dit onderwerp periodiek aan de orde gesteld, maar de gemeente vraagt de uitkomsten van de klanttevredenheidsmetingen niet bij de aanbieders op. De gemeente onthoudt zichzelf hiermee de gelegenheid om op een meer systematische manier geïnformeerd te worden over de tevredenheid onder klanten en waar nodig bij te sturen. 16

92 AANBEVELINGEN De rekenkamer doet een aantal aanbevelingen aan de gemeente. Daarbij realiseren wij ons dat het beleid momenteel sterk in beweging is en ter discussie staat als gevolg van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 over enkele beroepszaken en de onderbouwing van de basisvoorziening HbH. Bij het formuleren van onze aanbevelingen hebben wij rekening gehouden met het in gang gezette onderzoek naar de onderbouwing van de basisvoorziening en de op 17 mei 2016 door wethouder Diepeveen aangekondigde uitbreiding van de basisvoorziening HbH van 78 naar 104 uur per jaar, ingaand in oktober AANBEVELING 1: Pas meer maatwerk toe bij het beoordelen van aanvragen om hulp door meer rekening te houden met verschillen in de persoonlijke situatie van klanten. Zowel ons onderzoek als andere actuele inzichten duiden erop dat de kwaliteit van de (her)indicatiestelling en de toekenning van hulp op maat van de individuele situatie van de klant onder druk is komen te staan bij het implementeren van het gewijzigde beleid om de beoogde bezuinigingen op te vangen. Dit is te verbeteren door: Bij de indicatiestelling meer rekening te houden met verschillen in beperkingen van klanten, de woonsituatie en de omvang en samenstelling van het huishouden en hun sociaal netwerk. Dat zou kunnen door meer soorten maatwerkmodules te onderscheiden en/of bestaande maatwerkmodules ruimhartiger toe te passen, of door over te stappen op een heel andere methode om de omvang van de hulp te bepalen. Indien besloten wordt tot aanpassing van het beleid dan zal dat zijn beslag moeten krijgen in aangepaste beleidsregels. De gehanteerde normen voor de omvang van de basisvoorziening en de maatwerkmodules beter te onderbouwen (takenlijst met bijbehorende tijden, norm voor een schoon en leefbaar huis e.d.) waarmee de indicatiestelling zorgvuldiger kan verlopen en op meer begrip bij de klant zal mogen rekenen. De onderbouwing van de norm voor de omvang van de basisvoorziening is een goede stap, maar ook de benodigde omvang van maatwerkvoorzieningen moet zorgvuldig onderbouwd worden. Indicatiegesprekken standaard bij de klant thuis te voeren ook al kost dat meer tijd. Bestaande en nieuwe klanten actief te informeren dat zij om een herindicatie kunnen vragen als zij vinden dat de indicatie onvoldoende is om het huis schoon en leefbaar te houden of als hun situatie verslechterd is. Na te gaan of de nieuwe beleidsregels bij HbH2-klanten in de praktijk leiden tot voldoende hulp om een schoon en leefbaar huis te realiseren. De meest kwetsbare klanten te identificeren op basis van informatie uit de indicatiegesprekken en gemeentelijke registraties (op grond van risicofactoren zoals hoge leeftijd, alleenstaand zonder kinderen, instabiele gezondheid/ progressieve ziekte, financiële problemen, beperkt sociaal netwerk, stapeling van gebruik van voorzieningen). Als deze klanten een vaste contactpersoon bij het 17

93 Wmo-loket of de aanbieder krijgen, kunnen deze vinger aan de pols houden en tijdig signaleren of de verstrekte ondersteuning nog toereikend is. AANBEVELING 2: Verbeter de informatievoorziening aan nieuwe en bestaande klanten. Bij het indicatiegesprek kan worden nagegaan op welke manier de klant bij voorkeur informatie ontvangt. Meerdere klanten gaven aan dat zij tevreden zijn over de telefonische en mondelinge informatie, maar dat zij ook graag meer schriftelijke informatie zouden willen en/of een vaste contactpersoon bij het Wmo-loket. Een groot deel van de klanten is niet in staat informatie op internet op te zoeken. Concreet kan de informatievoorziening worden verbeterd door twee informatiekaarten uit te geven: een met informatie voor mensen die hulp bij het huishouden aanvragen en een voor klanten die de hulp gebruiken (zie bijlage 7). Deze informatie kan op de website geplaatst worden, maar zou ook op papier verstrekt kunnen worden. Ook goede afspraken met de aanbieders van hulp bij het huishouden over hoe te communiceren met de klant zijn belangrijk. AANBEVELING 3: Zorg voor meer duidelijkheid over waar klanten ondersteuning kunnen krijgen wanneer zij problemen ervaren rond de hulp bij het huishouden. Sommige klanten ontvangen niet de hulp die geïndiceerd is of die zij nodig hebben, of zij hebben klachten over de kwaliteit van de hulp. Niet alle klanten beschikken over de energie, kennis en vaardigheden om zulke knelpunten zelf adequaat op te lossen. Overeenkomstig de Wmo kunnen zij gebruik maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. In Utrecht is dit primair belegd bij het buurtteam. Klanten zijn niet altijd op de hoogte van de mogelijkheden hiertoe. Gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep en de geringe eigen kracht, bevelen wij aan de klanten actief te informeren wie hen kan helpen als zij problemen ervaren met de hulp in het huishouden. AANBEVELING 4: Verbeter het toezicht op de kwaliteit van geleverde hulp bij het huishouden. De rekenkamer beveelt de gemeente aan om als opdrachtgever actiever toezicht te houden op de kwaliteit van de aanbieders en de geleverde hulp. Eén van de stappen hierin is het daadwerkelijk opvragen en beoordelen van de klanttevredenheidsonderzoeken die aanbieders volgens het raamcontract jaarlijks moeten uitvoeren. De resultaten daarvan zou de gemeente beschikbaar kunnen maken voor de gemeenteraad en voor haar inwoners. De gemeente zou aanbieders ook aan moeten spreken op veel voorkomende klachten (in dit onderzoek: wisselende hulpen en de kwaliteit van invallers). Ook bespreking van veel voorkomende klachten en toetsing van bijvoorbeeld klachtenprocedures en privacyregelingen van aanbieders zouden periodiek onderdeel moeten uitmaken van het gemeentelijk toezicht. 18

94 AANBEVELING 5: Analyseer informatie uit het klantenbestand diepgaander om tot betere begrotingen te komen en tot meer inzicht in het niet (langer) gebruik maken van de hulp bij het huishouden. De analyse van trends in de omvang en samenstelling van het klantenbestand en daadwerkelijk gebruik van de geïndiceerde uren zijn relevant voor de begroting van het budget voor HbH. Vanwege het grote verschil tussen begroting en realisatie de afgelopen jaren, is het van belang om te komen tot een betere benutting van het beschikbare budget vanaf Vanwege het lage verzilveringspercentage is het ook van belang dat de gemeente beter inzicht krijgt in de redenen waarom geïndiceerde hulp niet of slechts gedeeltelijk gebruikt wordt. Door declaratiegegevens van aanbieders of informatie over geïnde bijdragen van het CAK op klantniveau te vergelijken met afgegeven indicaties kan de gemeente achterhalen om welke klanten het gaat. Door met deze klanten contact te leggen kan achterhaald worden of deze klanten de hulp niet meer nodig hebben, of dat zich problemen voordoen bij het gebruik van de afgegeven indicatie. Bij beëindiging van deelname is belangrijk te achterhalen wat de redenen hiervan zijn en deze redenen beleidsmatig te beoordelen. De telefonische enquête die in dit onderzoek wordt besproken bevat alleen informatie over de deelnemers begin 2016 en niet over de vrij forse uitstroom uit de regeling in het jaar daarvoor. Nader onderzoek naar de redenen van vertrek kan nuttige inzichten opleveren. AANBEVELING 6: Geef klanten tijdig helderheid over het al dan niet voortbestaan van de HHT-regeling vanaf 2017 en eventuele alternatieven daarvoor. Voor klanten die nu gebruik maken van de HHT is het van belang tijdig duidelijkheid te krijgen. Mocht de gemeente besluiten de HHT te stoppen, dan hebben zij tijd nodig om vervangende hulp te zoeken of herindicatie aan te vragen. Een deel van het HHTbudget wordt vanaf 2017 structureel aan de Integratie-uitkering toegevoegd. De gemeente is vrij te besluiten hoe zij deze middelen inzet en of zij de HHT-regeling in 2017 voortzet of niet. 19

95 BESTUURLIJKE REACTIE COLLEGE VAN B&W Met veel belangstelling heeft ons college kennis genomen van het onderzoeksrapport Hulp bij het huishouden van de Rekenkamer. Wij spreken onze waardering uit voor het uitgebreide onderzoek, dat inzicht biedt in de manier waarop het nieuwe beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt voor klanten en voor de financiën van de gemeente. Wij beschouwen het rapport als een welkome bijdrage en kunnen de conclusies die u trekt op hoofdlijnen onderschrijven. Uw bruikbare aanbevelingen nemen wij ter harte en werken wij verder uit in ons beleid en de dienstverlening. In het navolgende schetsen wij kort de maatschappelijke, juridische en bestuurlijke context waarbinnen wij uw rapport bezien hebben en geven wij tevens een inzicht in de wijze waarop wij de resultaten van uw onderzoek zullen benutten in de beleidsaanpassingen voor Hulp bij het Huishouden. Deze aanpassingen komen ook voort uit het reeds genomen besluit over verruiming van de uren bij de Voorjaarsnota, de uitvoering van bijbehorende moties 129/2016 en 93/2016 van de Raad en de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en het daarop gebaseerde objectieve onderzoek naar de minimale basisnorm. Context Zoals u in uw rapport constateert is hulp bij het huishouden (HbH) een regelmatig terugkerend onderwerp in het maatschappelijke en politieke debat. Het is een onderwerp dat mensen raakt. Nadat een jaar ervaring is opgedaan met het nieuwe beleid onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) heeft de Raad bij de Voorjaarsnota 2016 besloten de dienstverlening in de basisvoorziening op jaarbasis uit te breiden van 78 naar 104 uur. Dit betekent dat alle klanten HbH1 een half uur per week extra ontvangen voor hulp bij het huishouden. Uit uw rapport blijkt dat u kennis hebt genomen van ons besluit en de motivering daarvan. De maatschappelijke impact van de hulp bij het huishouden blijkt ook uit het aantal bezwaarschriften dat is ingediend toen het nieuwe beleid in werking trad. Deze juridische procedures hebben op 18 mei 2016 tot een uitspraak geleid van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De kern van deze uitspraak is dat de rechter meent dat het aantal uren HbH dat in de basisvoorziening wordt toegekend onafhankelijk en objectief moet worden onderbouwd. Wij hebben ter uitvoering van deze uitspraak opdracht gegeven aan KPMG Plexus en HHM om onderzoek te doen naar de onderbouwing van de urennorm. Zoals u weet is dit onderzoek afgerond en hebt u kennis kunnen nemen van de bevindingen. De uitkomst van dit onderzoek is gelet op de dwingende uitspraak van de CRvB- mede bepalend voor de inrichting van de voorziening Hulp bij het Huishouden. Uw conclusies Op hoofdlijnen delen wij uw conclusies. Wel plaatsen wij een kanttekening bij uw conclusie over de hoogte van de bezuiniging. 20

96 Uw hoofdconclusie is dat onvoldoende maatwerk is toegepast en de bezuiniging is hoger uitgevallen dan nodig was. Wij relateren daarbij uw conclusie over het onvoldoende toepassen van maatwerk met name aan de her-indiceringen, die in het najaar van 2014 zijn uitgevoerd ter voorbereiding op de Wmo 2015 en aan het houden van telefonische indicatiegesprekken. Wij komen hier bij de bespreking van de aanbevelingen op terug. Het is een feit dat in 2015 meer middelen zijn begroot voor Hulp bij het huishouden dan daadwerkelijk aan uitgaven zijn gedaan in dat jaar. De begroting overtrof de realisatie met 2,8 miljoen. U concludeert dat de begroting was gebaseerd op gebrekkig onderbouwde en te voorzichtige ramingen, waardoor het overschot is ontstaan. Wij menen dat de bewoording gebrekkig onderbouwd in dit licht een te zware kwalificatie is en hebben behoefte deze conclusie te nuanceren. Bij het opstellen van de begroting proberen wij dit zo realistisch mogelijk te doen met in inachtneming van de nodige behoedzaamheid. De begroting is tot stand gekomen in de zomer van 2014 op basis informatie uit het Regeerakkoord, aannames over het gebruik onder het nieuwe beleid en de risico s betreffende de kosten van HbH in het nieuwe stelsel. De Rekenkamer noemt een aantal van deze factoren. Aanvullend wijzen wij er op dat wij bij de ramingen ook zijn uitgegaan van een toename van het aantal rechthebbenden op hulp bij het huishouden, als gevolg van de toename van het aantal ouderen in combinatie met het beleid om ouderen langer thuis te laten wonen. Wij zijn uitgegaan van een gelijkblijvend gebruik van hulp bij het huishouden, hoewel er al jaren een landelijke dalende trend is. Rekening houden met dergelijke prognoses is belangrijk voor de betaalbaarheid op (middel) lange termijn van de voorziening. Ook zijn wij er vanuit gegaan dat de benutting van de indicaties voor hulp bij het huishouden ( de verzilvering ) toeneemt als de beschikbare uren voor HbH afnemen. Het klopt dat in 2015 deze prognoses (nog) niet zijn uitgekomen, maar dat doet niet af aan de relevantie van die verwachtingen. Tot slot zijn door het Rijk, na vaststelling van ons nieuwe beleid en gedurende het jaar, nog herstelacties gedaan om de effecten van de Rijksbezuiniging te temperen (zo is de aangekondigde Rijkskorting van 40% teruggebracht naar 32%). Deze herstelacties hebben wij niet meer kunnen verwerken in onze begroting. Reactie op uw aanbevelingen U geeft aan dat er meer maatwerk toegepast moet worden, waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in de persoonlijke situatie van klanten. Ook kan de informatievoorziening aan klanten en het toezicht op de kwaliteit van geleverde hulp verbeterd worden. Daarmee samenhangend moet meer duidelijkheid komen waar klanten ondersteuning kunnen ontvangen wanneer zij problemen rond de hulp bij het huishouden ervaren. Tot slot geeft u aan dat het klantenbestand diepgaander geanalyseerd kan worden om tot betere begrotingen en meer inzicht te komen. Uw aanbevelingen betrekken wij de komende periode bij de borging en verbetering van het beleid omtrent hulp bij het huishouden en de dienstverlening door het Wmo- 21

97 loket. Mede op basis van uw bevindingen maar ook op basis van signalen uit het veld, de opdrachten die de raad het college heeft gegeven (motie 93/2016 en 129/2016) en de resultaten van het onderzoek dat door KPMG en HHM is uitgevoerd, zullen wij in eerste instantie de volgende punten meenemen in ons beleid en onze dienstverlening: a) Verruiming basisuren In aansluiting op datgene dat bij de Voorjaarsnota 2016 is besloten en de recente uitkomst van het onderzoek van KPMG en HHM worden de minimale basisuren per 10 oktober 2016 uitgebreid naar 105 uur. (dit betekent ten opzichte van het besluit bij de voorjaarsnota een verruiming met nog één uur op jaarbasis en dit wordt meegenomen in het nieuwe beleid hulp bij het huishouden). b) Borging maatwerk Het bieden van maatwerk is en blijft de kern van ons beleid voor hulp bij het huishouden. Door herformulering van de beleidsregels zullen wij dit uitgangspunt beter borgen. Daarnaast willen wij de borging van het maatwerk versterken in het individuele onderzoek door elke klant een huisbezoek aan te bieden. c) Informatievoorziening aan klanten Wij gaan bezien hoe wij de informatievoorziening aan klanten verder kunnen verbeteren. Daarbij betrekken wij de Cliëntenraad Wmo en de aanbieders hulp bij het huishouden. d) In stand houden van Huishoudelijk Hulp Toelage (HHT) Wij zijn voornemens de HHT regeling te continueren omdat dit naast het behoud van werkgelegenheid, het ook de eigen kracht van klanten versterkt waardoor zij langer zelfstandig kunnen blijven. Maar ook omdat het klanten (HbH1) de gelegenheid biedt om meer hulp bij het schoonmaken te in te kopen wanneer zij dit willen. e) Toezicht op kwaliteit Uw aanbevelingen omtrent het toezicht op kwaliteit nemen wij ter harte. In samenspraak met de Cliëntenraad Wmo en de aanbieders hulp bij het huishouden gaan wij bekijken op welke wijze wij hier uitvoering aan kunnen geven. Wij danken u voor het onderzoek en zien de definitieve versie van uw rapport tegemoet. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht 30 augustus

98 NAWOORD REKENKAMER De Rekenkamer Utrecht dankt het college voor hun reactie op het rapport. Het college deelt onze conclusies op hoofdlijnen, en vindt onze aanbevelingen bruikbaar om het beleid voor hulp bij het huishouden en de dienstverlening te verbeteren. Het college plaatst kanttekeningen bij onze conclusie dat de begroting was gebaseerd op gebrekkig onderbouwde en te voorzichtige ramingen, waardoor het overschot van 18 % bij de huishoudelijke hulp is ontstaan. Het college acht de kwalificatie gebrekkig onderbouwd te zwaar. Voorzichtigheid bij het maken van ramingen valt bestuurlijk weliswaar goed te begrijpen, maar de veronderstelde verzilvering van 100% in 2015 terwijl deze in voorgaande jaren rond de 80% schommelde heeft wel een grote mate van voorzichtigheid in zich. Het budget liet ook in de beide voorgaande jaren al een behoorlijke onderuitputting zien, onder meer door de dalende tendens in het aantal klanten. Ook had de gemeente rekening kunnen houden met de sterke verhoging van de eigen bijdrage door het wegvallen van de WTCG-korting. Het was te verwachten dat dit tot minder gebruik van hulp bij het huishouden zou leiden. Onze conclusie over maatwerk relateert het college aan de herindicaties in het najaar van 2014, terwijl deze ook betrekking heeft op de huidige praktijk. In reactie op de aanbeveling om meer maatwerk toe te passen, noemt het college de herformulering van de beleidsregels en de huisbezoeken, en de uitbreiding van de basisvoorziening. Onduidelijk is of de gemeente nu echt maatwerk gaat toepassen of dat iedereen een maatje meer krijgt. De gemeente gaat namelijk in de bestuurlijke reactie niet in op de andere door ons genoemde manieren om inhoud te geven aan maatwerk, zoals: bij de indicatiestelling meer rekening houden met verschillen in beperkingen, woonsituatie en sociaal netwerk van klanten; en klanten actief informeren dat zij een herindicatie kunnen aanvragen als zij het niet redden met de toegekende uren of als hun situatie verslechtert. Het college meldt dat zij onze aanbevelingen de komende periode zal betrekken bij de verbetering van het beleid en de dienstverlening. Uit de reactie van het college blijkt niet duidelijk hoe zij dat precies gaat doen en of zij van plan is alle aanbevelingen geheel uit te voeren. Zo gaat het college niet in op aanbeveling 3 om klanten meer duidelijkheid te geven over cliëntondersteuning en aanbeveling 5 om het klantenbestand diepgaander te analyseren om tot betere begrotingen te komen en tot meer inzicht in de niet-gebruikers. Het college meldt dat zij de Huishoudelijke Hulp Toelage in 2017 wil voortzetten. Zij meldt echter niet hoe zij ervoor gaat zorgen dat de (potentiële) klanten beter op de hoogte zijn van deze regeling. Wij roepen de raad daarom op te vragen om een plan van aanpak waarin het college toelicht hoe zij de raadsbesluiten, en daarmee de aanbevelingen uit ons rapport, gaat implementeren. 3 De raadsbehandeling van het onderwerp Hulp bij het huishouden zien wij met belangstelling tegemoet. 3 Verordening Rekenkamer Utrecht 2013, artikel 11.7 stelt dat het College binnen 6 weken een plan van aanpak opstelt over de implementatie van de raadsbesluiten over de aanbevelingen. 23

99 DEEL II ONDERZOEKSRAPPORT 1 OVER DIT ONDERZOEK 1.1 AANLEIDING Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen met beperkingen en mensen met chronische psychische of psychosociale problemen. Deze ondersteuning moet er op gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven. Al op 1 januari 2007 werd de verantwoordelijkheid voor hulp bij het huishouden overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo 2007, waarmee gemeenten sindsdien verantwoordelijk zijn voor de verstrekking van deze hulp. Door wetswijzigingen werden gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor een groter aantal taken in de maatschappelijke ondersteuning. De rijksoverheid verwacht dat gemeenten deze zorg beter kunnen organiseren tegen lagere kosten, en bezuinigde fors op de rijksuitkering die de gemeenten voor deze taken krijgen. Van de totale maatschappelijke ondersteuning bestaat meer dan de helft van de verstrekkingen aan Wmo-klanten uit hulp bij het huishouden (SCP, 2016, p.61). Het kunnen organiseren en voeren van een eigen huishouding inclusief schoonhouden is een belangrijke voorwaarde om zelfstandig te kunnen blijven wonen en om te kunnen participeren in de samenleving. Ook in Utrecht ontvangt een groot aantal klanten deze vorm van zorg (5.506 per 1 januari 2016). Om de bezuinigingen van het Rijk per 1 januari 2015 op te vangen heeft de gemeente Utrecht de regels voor verstrekking van hulp bij het huishouden aangepast. Veel klanten kregen als gevolg daarvan vanaf maart 2015 minder uren hulp dan voorheen. De bezuinigingen op de hulp bij het huishouden hebben zowel landelijk als lokaal zeer veel media-aandacht gekregen. Rekenkamer Utrecht heeft onderzoek gedaan naar de hulp bij het huishouden die de gemeente Utrecht verstrekt (zie kader). Mensen met een beperking kunnen van de gemeente Utrecht op verschillende manieren hulp in de huishouding krijgen: 1. Hulp bij het huishouden 1 in natura (HbH1-ZIN): schoonmaakhulp voor inwoners die zelf in staat zijn de regie over hun huishouden te voeren. In natura betekent dat de zorg verleend wordt door een professionele aanbieder van hulp bij het huishouden, die daarvoor betaald wordt door de gemeente. 2. Hulp bij het huishouden 2 in natura (HbH2-ZIN): voor inwoners die zelf niet in staat zijn de regie over hun huishouden te voeren, bijvoorbeeld dementerende ouderen, psychiatrisch patiënten, zwakbegaafden en patiënten in de terminale fase. 24

100 De hulp maakt niet alleen schoon, maar ondersteunt ook bij de organisatie van het huishouden. De zorg wordt verleend door een professionele aanbieder van hulp bij het huishouden, die daarvoor betaald wordt door de gemeente. Voor het personeel aan deze klanten gelden hogere opleidingseisen dan bij HbH1. 3. Hulp bij het huishouden via een persoonsgebonden budget (HbH-PGB): de klant krijgt de beschikking over een budget waarmee hij/ zij zelf hulp inkoopt. De declaraties verlopen via de Sociale Verzekeringsbank Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT): klanten kunnen maximaal 3 uur hulp per week rechtstreeks inkopen bij een professionele aanbieder van hulp bij het huishouden tegen een gereduceerd tarief. Dat kan in aanvulling op de HbH1 voor 5 per uur of in plaats van de HbH voor 9-10,50 per uur, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. HbH1, HbH2 en HbH-PGB zijn alleen verkrijgbaar met een indicatie van het Wmoloket. De hulp wordt verstrekt op grond van de Wmo. De klant betaalt een eigen bijdrage aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). De hoogte daarvan hangt af van het inkomen en het eigen vermogen. HHT is een tijdelijke werkgelegenheidsmaatregel die niet onder de Wmo valt. Deze hulp is toegankelijk voor: mensen met een Wmo-voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel), met persoonlijke verzorging aan huis, met een indicatie voor een verpleeghuis, of met dementiezorg, huishoudens vanaf 67 jaar en mantelzorgers. Wie aan een van deze voorwaarden voldoet kan de hulp rechtstreeks inkopen bij een aanbieder van hulp bij het huishouden. De klant betaalt een vast (gereduceerd) tarief per uur rechtstreeks aan de organisatie die de zorg levert (en dus niet aan het CAK). De gemeente betaalt de resterende kosten aan de aanbieder. 1.2 DOEL VAN HET ONDERZOEK EN ONDERZOEKSVRAGEN Doel van het onderzoek De bezuiniging op de hulp bij het huishouden sinds 2015 heeft gevolgen voor veel kwetsbare inwoners van Utrecht en grijpen rechtstreeks in op hun dagelijks leven. Met dit onderzoek wil de rekenkamer inzicht bieden in de manier waarop het nieuwe beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uitwerkt. Centraal daarbij staan het perspectief van de klant en de gemeentefinanciën. Centrale vraag Hoe werkt het nieuwe beleid voor hulp bij het huishouden in de praktijk uit voor klanten en voor de financiën van de gemeente? 4 Bij persoonsgebonden budgetten wordt in de registratie van de gemeente geen onderscheid gemaakt tussen HbH1 en HbH2. Inhoudelijk gaat het vaak om HbH1, maar dat hoeft niet. 25

101 Deelvragen Voor de beantwoording van de centrale vraag worden de volgende deelvragen beantwoord: 1 Hoeveel mensen maken gebruik van hulp bij het huishouden via de gemeente Utrecht en welk soort en aantal uren hulp gebruiken zij? 2 Is de informatievoorziening van de gemeente aan klanten over het huidige beleid adequaat? 3 Hoe ervaren de klanten de hulp die zij onder het huidige beleid van de gemeente krijgen? 4 In hoeverre wordt de doelstelling schoon en leefbaar huis gerealiseerd? 5 Heeft het beleid van de gemeente ertoe geleid dat burgers die hulp bij het huishouden vragen nu meer zelf doen, meer hulp krijgen van mantelzorgers of vrijwilligers, of meer hulp zelf inkopen dan in 2014? 6 Wat waren de kosten van het beleid in 2014 en 2015 en hoe verhouden die zich tot het geraamde budget voor 2015 en de beoogde bezuiniging? Welk budget is er voor 2016 geraamd? De beantwoording van deze vragen is in belangrijke mate gebaseerd op een telefonische enquête onder 476 klanten van hulp bij het huishouden en uit verdiepende gesprekken met klanten thuis en (groeps-)gesprekken met WMO-consulenten, medewerkers van aanbieders en hulpen bij het huishouden. Daarnaast zijn documenten en gegevens uit registraties geanalyseerd. Bij de beantwoording van de onderzoeksvragen en beoordeling van het gemeentelijk beleid hebben wij een vooraf opgesteld normenkader gehanteerd. Voor het normenkader verwijzen wij u naar bijlage LEESWIJZER In hoofdstuk 2 beschrijven wij het beleid van het Rijk en van de gemeente Utrecht en de belangrijkste ontwikkelingen daarin. In de hoofdstukken 3 tot en met 7 beantwoorden wij de onderzoeksvragen en worden de bevindingen gepresenteerd en toegelicht. In het beoordelingskader (bijlage 1) is aangegeven welke onderzoeksvragen en normen in elk hoofdstuk aan de orde komen. Bijlage 2 bevat een lijst met afkortingen en begrippen. Voor de aanpak van het onderzoek en de verantwoording van de gebruikte bronnen en onderzoeksmethoden verwijzen wij naar bijlagen 3, 4 en 5. In bijlage 6 is een chronologisch overzicht van de belangrijkste feiten rondom het beleid voor hulp bij het huishouden. De uitkomsten van de telefonische enquête onder de gebruikers van hulp bij het huishouden zijn beschikbaar als aparte internetbijlage op onze website 26

102 2 BELEID VOOR HULP BIJ HET HUISHOUDEN 2.1 INLEIDING In dit hoofdstuk beschrijven wij de ontwikkelingen in het beleid voor de hulp bij het huishouden van de rijksoverheid en van de gemeente Utrecht. Bij enkele aspecten is hierbij gebruik gemaakt van de uitkomsten van de telefonische enquête onder klanten met HbH1 en HbH-PGB. Enkele opvallende punten die in dit hoofdstuk naar voren komen zijn: 1. De gemeente is sinds 2007 verantwoordelijk voor de hulp bij het huishouden aan mensen met een beperking. 2. De gemeente kreeg vanaf 2015 te maken met een structurele verlaging van de rijksuitkering voor hulp bij het huishouden oplopend tot 40% vanaf Kort voor de bezuiniging inging, maakte het Rijk bekend dat de gemeente een extra tijdelijke bijdrage kreeg: de huishoudelijke hulp toelage (HHT). 4. De gemeente Utrecht besloot de hele rijksbezuiniging in één keer te realiseren door vermindering van het aantal uren hulp aan klanten met een indicatie HbH1 en HbH-PGB. Bestaande indicaties HbH2 werden niet herzien. 5. De gemeente Utrecht verstrekt sinds 2015 een basisvoorziening van 78 uur per jaar en in bepaalde gevallen aanvullende maatwerkmodules. Doel van de hulp is een schoon en leefbaar huis. 6. De herindicaties zijn onder grote tijdsdruk uitgevoerd. Bij de herindicaties kreeg ongeveer 90% alleen de basisvoorziening, 10% van de klanten kreeg ook een maatwerkmodule. 871 klanten (16%) maakten bezwaar tegen de vermindering van de hulp die zij kregen. Bij 361 klanten is het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard. 778 klanten kregen bezoek van een huishoudcoach. 7. De Centrale Raad van Beroep oordeelde in mei 2016 dat de 78 uur hulp per jaar niet voldoende onderbouwd was. Het college heeft in mei 2016 aangekondigd dat zij de basisvoorziening vanaf oktober 2016 zal verhogen naar 104 uur per jaar. en dat zij een onderzoek gaat doen om de basisvoorziening beter te onderbouwen. 8. De netto eigen bijdrage werd in 2015 door het Rijk verhoogd voor alle klanten door afschaffing van de Wtcg-korting, waardoor de eigen bijdrage per uur hulp voor sommige klanten hoger werd dan de gangbare tarieven op de particuliere markt. In 2016 verlaagde de gemeente de eigen bijdrage weer voor een deel van de klanten. Via de hoogte van de eigen bijdrage kan de gemeente invloed uitoefenen op de omvang van het gebruik van HbH, de omvang van de baten voor de gemeente en de kosten voor de klant. Een chronologisch overzicht is opgenomen in Bijlage 6. 27

103 2.2 RIJKSBELEID Per 1 januari 2007 werd de verantwoordelijkheid voor huishoudelijke hulp aan mensen met een beperking overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo De gemeenten zijn sindsdien verantwoordelijk voor de verstrekking van deze hulp. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II (oktober 2012) werden omvangrijke decentralisaties en bezuinigingen in het sociaal domein aangekondigd. Het kabinet wilde daarmee de kostenontwikkeling in de zorg beheersen en tegelijkertijd de zorg en ondersteuning verbeteren door meer uit te gaan van de eigen kracht van burgers en meer maatwerk te gaan leveren. In de WMO 2007 werd uitgegaan van het compensatiebeginsel terwijl de WMO 2015 spreekt over het geven van een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie. Het recht op hulp bij het huishouden wordt een voorziening waar afhankelijk van de situatie een beroep op gedaan kan worden. Het gespecialiseerde en gefragmenteerde aanbod dient waar mogelijk beter op elkaar te worden afgestemd onder het adagium één gezin, één plan, één hulpverlener. De hulp bij het huishouden wilde het kabinet beperken tot een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. Er werd een structurele bezuiniging van 75% aangekondigd en vanaf 2014 zouden geen nieuwe klanten meer tot de hulp toegelaten worden. Het regeerakkoord bevatte ook voornemens om de aanspraken op intramurale zorg te beperken en mensen langer ondersteuning in de thuissituatie aan te bieden. 5 Tegen de bezuinigingen op de hulp bij het huishouden kwam veel protest uit de samenleving. In april 2013 sloot het kabinet een zorgakkoord, waarbij de bezuinigingen werden verminderd: vanaf 2014 mochten toch nieuwe klanten worden toegelaten en de structurele bezuiniging op hulp bij het huishouden werd 32% in 2015 en 40% vanaf 2016 (in plaats van 75%). Ook werd extra geld uitgetrokken voor zorgvernieuwing. 6 De nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) is op 8 juli 2014 goedgekeurd door de Eerste Kamer en op 1 januari 2015 van kracht geworden. Op grond van de Wmo 2015 werd de gemeente verantwoordelijk voor meer soorten zorg. Hun taak werd zo omschreven dat gemeenten veel beleidsvrijheid hebben: het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. 7 Anders dan in de Wmo 2007 is de hulp bij het huishouden niet meer expliciet in deze wet genoemd. Op 18 mei 2016 heeft de Centrale Raad voor Beroep een uitspraak Regering VVD-PvdA (29 oktober 2012). Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD-PvdA. Ministerie van VWS (24 april 2013). Resultaten zorgoverleg. Kamerbrief; VWS (25 april). Hervorming van de langdurige zorg. Kamerbrief. Ministerie van VWS (januari 2015). Memorie van Toelichting bij het voorstel voor de Wet maatschappelijke ondersteuning, p

104 gedaan waaruit blijkt dat gemeenten ook onder de Wmo 2015 moeten zorgen voor hulp bij het huishouden voor mensen met een beperking. Met de Wmo 2015 wil de regering ook bereiken dat mensen meer ondersteuning op maat krijgen, dat een groter beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en het sociale netwerk van mensen en waar mogelijk ook op vrijwilligers, en dat bespaard wordt op de zorgkosten. In juli 2014 kondigde het Rijk verder aan dat zij in 2015 en miljoen per jaar extra beschikbaar zou stellen voor een huishoudelijke hulp toelage (HHT), om de negatieve effecten op de werkgelegenheid in de thuiszorg te dempen. 8 De HHTregeling houdt in dat klanten zelf tegen een gereduceerd tarief (extra) hulp kunnen inkopen bij professionele aanbieder van hulp bij het huishouden. Gemeenten mochten het geld in 2015 niet gebruiken voor de al bestaande Wmo-voorziening HbH. 9 Over de hoogte en de voorwaarden van de HHT-bijdrage ontstond pas in het najaar van 2014 duidelijkheid. Gemeenten hadden daardoor weinig tijd om de uitvoering van de regeling voor te bereiden. In december 2015 maakten VNG, FNV, CNV en VWS opnieuw afspraken over een perspectief voor een gezamenlijke aanpak van de langdurige zorg en ondersteuning. Als gevolg daarvan krijgen gemeenten wat meer financiële armslag: zij krijgen de vrijheid om het budget voor HHT 2016 naar eigen inzicht te besteden aan hulp bij het huishouden voor de Wmo doelgroep en het budget voor de HHT wordt structureel toegevoegd aan de Integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging onder de noemer aanvullend budget vernieuwing n.a.v. overleg toekomstvaste langdurige zorg en ondersteuning. Landelijk gaat het om 40 miljoen in 2017, oplopend naar 100 miljoen vanaf Dit extra geld is toegevoegd aan de Integratie-uitkering Wmo. In mei 2016 nam de Tweede kamer een motie aan om niet langer voorwaarden te stellen aan de besteding van HHT-gelden anders dan dat deze gelden besteed worden aan de huishoudelijke verzorging in het kader van de Wmo. 11 Vanaf 2017 zal de huishoudelijke hulp voor Wlz-cliënten met een modulair pakket thuis overgeheveld worden naar de Wlz. Vanuit het principe geld volgt taak zal het Gemeentefonds dan met 30 miljoen worden verlaagd. 12 De financiële gevolgen van deze besluiten op landelijk niveau en voor de gemeente Utrecht zijn weergegeven in tabellen 2.1 en Ministerie van VWS (7 juli 2014). Stand van zaken arbeidsmarkt zorg. Kamerbrief. De voorwaarden waaronder de gemeenten dit bedrag mochten besteden staan in de Informatiekaart HHT, waarnaar wordt verwezen in de Septembercirculaire gemeentefonds In de loop van 2014 en 2015 werd dit bedrag verhoogd naar 270 miljoen voor 2 jaar. De bedragen per gemeente zijn opgenomen in aparte beschikkingen per gemeente en in de Septembercirculaire gemeentefonds Ministerie van BZK (16 september 2014). Septembercirculaire Gemeentefonds Ministerie van VWS (4 december 2015). Toekomstvaste langdurige zorg en ondersteuning. Kamerbrief. Ministerie van BZK (31 mei 2016). Meicirculaire Gemeentefonds 2016, p. 38. Tweede Kamer (19 mei 2016). Motie van het lid Keijzer, , nr Ministerie van BZK (31 mei 2016). Meicirculaire Gemeentefonds 2016, p

105 Tabel 2.1 Macrobudget van het Rijk voor Wmo, HbH en HHT (bedragen in miljoen) Integratie-uitkering Sociaal domein, onderdeel Wmo (nieuwe taken en centrumgemeentetaken) Integratie-uitkering Wmo 14 (taken Wmo 2007, o.a HbH) Daarin verwerkte korting op HbH -32% -40% -40% -40% -40% -40% -40% Daarin verwerkt aanvullend budget vernieuwing maatschappelijke ondersteuning (is onderdeel van Integratie-uitkering Wmo) 15 Decentralisatie-uitkering HHT (129) 201 (141) Bronnen: BZK, Diverse circulaires Gemeentefonds 2015 en Tabel 2.2 Rijksuitkeringen voor gemeente Utrecht (bedragen in miljoen) Integratie-uitkering Sociaal domein, onderdeel Wmo ,7 104,3 107,8 110,0 111,5 111,4 111,2 Integratie-uitkering Wmo 18 21,4 15,8 14,8 15,8 15,8 15,8 15,9 16,6 Waarvan toe te rekenen aan HbH 19 17,0 12,6 10,8 10,8 10,8 10,8 10,8 Decentralisatie-uitkering HHT 20 3,4 3,4 Bronnen: BZK, Mei- en Septembercirculaire Gemeentefonds 2015 en Gedeelte toe te rekenen aan HbH: College van B&W (4 maart 2015), Commissiebrief Aanpak ondersteuning transitie HbH Bron 2015: Ministerie van BZK. Septembercirculaire gemeentefonds Bron : Ministerie van BZK. Meicirculaire Gemeentefonds Bron 2014: Ministerie van BZK. Septembercirculaire Gemeentefonds 2014; Bron 2015: Ministerie van BZK, Meicirculaire Gemeentefonds 2015 en Ministerie van BZK, Septembercirculaire Gemeentefonds 2015; Bron : Ministerie van BZK, Meicirculaire Gemeentefonds Bron: Ministerie van BZK. Meicirculaire Gemeentefonds 2016, p. 30. Deze bedragen zijn opgenomen in de Integratie-uitkering Wmo vanaf Dit bedrag is inclusief het deel van het HHT-budget dat vanaf 2017 structureel is toegevoegd aan de Integratie-uitkering Wmo. Bron 2015: Ministerie van BZK, Meicirculaire Gemeentefonds Bron 2016: Ministerie van BZK, Decembercirculaire Gemeentefonds Ter toelichting: een bedrag van 60 miljoen voor 2015 is niet uitgegeven en overgeheveld naar 2016; 2015 ( = 69) en 2016 ( = 201). Bron: Ministerie van BZK (31 mei 2016). Meicirculaire Gemeentefonds Bedragen inclusief centrumgemeente-taken voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Bron: Ministerie van BZK (31 mei 2016). Meicirculaire Gemeentefonds Mutaties in de Integratie-uitkering Wmo uit het gemeentefonds worden in de begroting van de gemeente Utrecht niet automatisch verwerkt in het onderdeel individuele Wmo-voorzieningen. College van B&W (11 maart 2015). Aanpak ondersteuning transitie HBH, beantwoording SV 42. Brief aan de raad met bijlage: Aanpak ondersteuning transitie HbH1. Instellen team huishoudcoaches (4 maart 2015). Met de invoering van de Wmo 2015 kregen gemeenten grotere beleids- en bestedingsvrijheid binnen de wettelijke kaders van de Wmo. Binnen de Integratie-uitkering Wmo en in de circulaires van BZK is daarom geen apart bedrag meer opgenomen voor HbH. De hoogte van de integratie-uitkering Wmo is daarna diverse malen bijgesteld, bijvoorbeeld met prijscompensatie en vanwege taakverschuivingen tussen zorgwetten. Het gaat dus om een globale indicatie. Bron 2015: Ministerie van BZK (1 juni 2015). Meicirculaire Gemeentefonds Bron 2016: Ministerie van BZK (15 september 2015). Septembercirculaire Gemeentefonds

106 2.3 BELEID GEMEENTE UTRECHT Voorbereiding hoofdlijnen van het beleid Vanwege de bezuiniging op de rijksuitkering (tabel 2.1. en 2.2) heeft de gemeente Utrecht, net als veel andere gemeenten, besloten op de hulp bij het huishouden te bezuinigen en het beleid te herzien. De eerste schets van het huidige beleid werd gegeven in het Uitvoeringsplan Wmo eerste fase (december 2013): een collectieve voorziening schoonmaken van maximaal 1,5 uur per week en een maatwerkvoorziening voor mensen die meer hulp nodig hebben. Naar schatting zou 20% van de klanten gebruik maken van de maatwerkvoorziening. 21 Op 13 februari 2014 stelde de gemeenteraad dit plan vast. Een nadere uitwerking van het beleid is aan de gemeenteraad voorgelegd op 11 juli In de 2 e helft van 2014 is het nieuwe beleid verder voorbereid: een nieuwe verordening en beleidsregels werden opgesteld, de klanten werden geïnformeerd, de indicaties van klanten met HbH1 en HbH-PGB werden opnieuw vastgesteld en met de aanbieders werden inkoopcontracten afgesloten. De gemeente Utrecht besloot de bezuiniging, oplopend tot 40% vanaf 2016, in één keer uit te voeren en niet in meerdere stappen. 23 Er is ook besloten om niet te bezuinigen op hulp aan de meest kwetsbare klanten. De gemeente Utrecht rekent hiertoe mensen die hulp krijgen bij het schoonmaken en bij de regie op hun huishouden (klanten met HbH2). 24 De bezuiniging moest dus volledig gerealiseerd worden bij klanten die zelf de regie over hun huishouden kunnen voeren. Dat zijn klanten met HbH1 en HbH-PGB. De gemeente heeft besloten al deze klanten hulp bij het schoonmaken te blijven bieden, maar met een lager aantal uren. Ook voor nieuwe klanten bleef het mogelijk hulp aan te vragen De voorziening schoon huis De basisvoorziening In de Verordening Wmo 2015 en de Beleidsregels Wmo 2015 is beschreven welke uitgangspunten de gemeente gebruikt bij het beoordelen van aanvragen voor hulp bij Gemeente Utrecht (december 2013). Meedoen naar Vermogen. Wmo uitvoeringsplan eerste fase. College van B&W (11 juli 2014). Hulp bij het huishouden. Commissiebrief, kenmerk De korting in 2015 bedroeg 32 %. De beschikbare ruimte van 8% is onder meer gebruikt om de korting in te laten gaan op 23 maart 2015 (overgangsrecht). College van B&W (11 juli 2014). Hulp bij het huishouden. Commissiebrief, kenmerk Gesprekken van Rekenkamer Utrecht met medewerkers W&I en MO. Gemeente Utrecht, Notulen Vergadering Gemeenteraad Utrecht, 23e vergadering 30 oktober 2014, avond, agendapunt 4: Personen die nu gebruikmaken van hulp in het huishouden 2 (HH2) worden niet geherindiceerd. Gemeente Utrecht (december 2013). Meedoen naar Vermogen. Wmo uitvoeringsplan eerste fase; College van B&W (11 juli 2014). Hulp bij het huishouden. Commissiebrief, kenmerk Gesprekken van Rekenkamer Utrecht met medewerkers W&I en MO. De klanten met HbH-PGB zijn in de brief van 11 juli 2014 niet vermeld, maar voor hen gold het zelfde als voor klanten met HbH1. 31

107 het huishouden. 26 Op grond van deze nieuwe regels krijgen klanten in principe een voorziening schoon huis van 78 uur per jaar (1,5 uur per week). 27 Deze omvat het lichte en zware schoonmaakwerk en het wassen en drogen van grote/ zware spullen zoals bedden- en linnengoed). Onder de definitie schoon huis verstaat de gemeente een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden. Dat betekent niet dat het hele huis wordt schoongemaakt, maar alleen de woonkamer, de slaapkamer, sanitaire ruimten, de keuken en de gang. In de beleidsregels 2016 is daar de trap aan toegevoegd. 28 De overige ruimten, het balkon, de tuin, het verzorgen van huisdieren, het doen van boodschappen en de administratie horen er niet bij. Schoon huis wil zeggen dat deze vertrekken periodiek (maar niet wekelijks) schoongemaakt worden, zodat het huis niet vervuilt. Wat de gemeente een schoon huis noemt, kan anders zijn dan wat klanten zelf onder schoon verstaan. In overleg met de aanbieders heeft de gemeente een lijst opgesteld met werkzaamheden die onder de voorziening schoon huis vallen, soms met een frequentie er bij. 29 Tijdens de overlegtafel HbH tussen de gemeente en aanbieders ter voorbereiding van de aanbesteding voor 2015, hebben de aanbieders deze lijst geaccepteerd. Zij bespraken daarbij wel dat het niet mogelijk is alle taken op de lijst met de genoemde frequentie binnen de indicatie van 78 uur te doen. Er is dus geen verplichting om alle taken bij alle klanten uit te voeren. 30 Van de klant verwacht de gemeente dat deze zelf keuzes maakt en afspraken met de aanbieder vastlegt in een schoonmaakplan. Daarin moet worden afgesproken welke taken met welke frequentie in welke ruimte door de hulp bij het huishouden worden uitgevoerd. Aanvullende modules Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen klanten onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kunnen een of meer van de volgende aanvullende modules worden toegekend.: 31 Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren (bijvoorbeeld voor mensen met huisstofallergie, een longziekte of een ziekte waardoor zij sneller vervuilen): richtlijn 26 uur per jaar (0,5 uur per week); Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften (maaltijden): richtlijn 130 uur per jaar (2,5 uur per week); Per opgevolgd door de Verordening Wmo 2016 en de Beleidsregels Wmo Inhoudelijk bevatten deze voor de indicatie hulp bij het huishouden enkele kleine wijzigingen. Aanvankelijk werd dit de collectieve voorziening genoemd, later de basisvoorziening. Volgens de definities van de Wmo 2015 gaat het om een maatwerkvoorziening, omdat deze hulp alleen gebruikt kan worden door mensen met een indicatie van het Wmo-loket. Gemeente Utrecht (17 februari 2015). Beleidsregels Wmo Gemeenteblad Nr Gemeente Utrecht (3 september 2014). Tabel Beschrijving van de werkzaamheden in de collectieve voorziening. Gemeente Utrecht (3 september 2014). Verslag bijeenkomst 1 e overlegtafel HBH. Gemeente Utrecht (29 januari 2016). Beleidsregels Wmo Gemeenteblad Nr In de Beleidsregels Wmo 2015 waren dezelfde maatwerkmodules opgenomen. De richtlijnen voor het aantal uren per maatwerkmodule waren toen maximum aantal uren. Bron: Gemeente Utrecht (17 februari 2015). Beleidsregels Wmo Gemeenteblad Nr

108 Beschikken over schone kleding: richtlijn 26 uur per jaar (0,5 uur per week). In de beleidsregels 2016 is hieraan toegevoegd dat meerpersoonshuishoudens 13 uur per jaar (een kwartier per week) extra krijgen; Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar: maximaal 40 uur per week (indicatie voor maximaal 3 maanden). Klanten met deze module vallen onder de categorie HbH2; (Samen met de klant) organiseren van huishoudelijke taken: richtlijn 26 uur per jaar (0,5 uur per week). In uitzonderlijke gevallen kan maximaal nog 0,5 uur per week toegevoegd worden. Klanten met deze module vallen onder de categorie HbH2. In de beleidsregels Wmo 2015 was per maatwerkmodule een maximum aantal uren opgenomen, in de Beleidsregels Wmo 2016 is dit aantal uren een richtlijn, waarbij de afweging individueel gemaakt wordt. Doel van de hulp Doel van het beleid bleef een schoon en leefbaar huis. Van de klant die zelf de regie over zijn huishouden kan voeren, verwacht de gemeente dat deze zelf keuzes maakt en de taken prioriteert. De klant kan de uren (in overleg met de aanbieder) naar eigen inzicht inzetten. 32 Dat betekent dat de klant zelf kan kiezen welke werkzaamheden uitgevoerd moeten worden en hoe de uren verdeeld worden over het jaar. Door het nieuwe beleid zijn klanten met HbH1 en HbH-PGB meer dan in het verleden aangewezen op hun eigen kracht. Dat betekent dat zij meer schoonmaakwerk zelf moeten doen, meer hulp moeten vragen vanuit hun sociale netwerk (mantelzorg) of via informele zorg (vrijwilligerswerk) of zelf extra hulp moeten inkopen Uitvoering herindicaties Deze nieuwe beleidsregels Wmo 2015 zijn toegepast bij de herbeoordeling van alle toen lopende indicaties voor HbH1 en HbH-PGB. In september 2014 zijn deze klanten via een brief geïnformeerd over de bezuinigingen en het proces van herindicatie dat zou volgen. In de maanden oktober tot en met december 2014 zijn de herindicaties uitgevoerd door het Wmo-loket. De herindicaties (en dus de feitelijke verlaging van het aantal uren hulp) gingen in op 23 maart In drie maanden tijd zijn herbeoordelingen gedaan. De manier waarop dat gedaan werd, hing af van het aantal uren hulp dat de klant op dat moment had (tabel 2.3) Gemeente Utrecht (17 februari 2015). Beleidsregels Wmo Gemeenteblad Nr ; Gemeente Utrecht (29 januari 2016). Beleidsregels Wmo Gemeenteblad Jaargang 2016 Nr Dit sluit aan bij de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 1.2.1, waarin vermeld is dat gemeenten bij het leveren van ondersteuning eerst moeten kijken wat mensen zelf kunnen oplossen op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk. 33

109 Tabel 2.3 Werkwijze en aantallen herbeoordeling HbH1 en HbH PGB Urenindicatie Herbeoordeling via Aantal klanten Percentage < 2 uur HbH1 dossieronderzoek % 2 tot 4 uur HbH1 of < 4 uur PGB telefoongesprek % 4 uur hulp en/of PGB huisbezoek % Totaal % Bron: Opgave Wmo-loket van W&I d.d. 27 en 28 juli 2016 op basis van het werkbestand herindicaties. Uit tabel 2.3 blijkt dat ruim driekwart van de herindicaties telefonisch of via dossieronderzoek is uitgevoerd. Om zo n groot aantal herindicaties uit te voeren in korte tijd, was een enorme inspanning nodig van de medewerkers van het Wmo-loket (bijgestaan door extra ingehuurde uitzendkrachten). Zij moesten een zeer hoog werktempo aanhouden van 6 telefonische indicaties per dag (voorbereiden, gesprek voeren, indicatie stellen en beschikking maken). Het personeel kreeg als instructie mee dat voor de collectieve voorziening van 78 uur per jaar 34 een lichte toets moest worden uitgevoerd en voor extra maatwerkmodules een zware toets. Dat betekende dat zij terughoudend moesten zijn met het verstrekken van extra maatwerkmodules. Dit is ook gebleken uit gesprekken met de Wmo-consulenten. Volgens de instructie was het de verwachting dat 95% van de klanten uitsluitend toegang zou krijgen tot de collectieve voorziening en 5% een aanvullende maatwerkmodule. 35 Bij de herindicaties werd dat ongeveer 10%. 36 Bij 243 klanten die in de oude situatie 6 uur hulp of meer hadden, is de herindicatie door een tweede persoon beoordeeld en in 8 gevallen bijgesteld. De wethouder gaf aan dat deze extra controle gedaan werd vanwege de gemeentelijke zorgvuldigheidsplicht. 37 In de Beleidsregels Wmo 2015, die bij de herindicatieronde zijn gebruikt, was het aantal uren per maatwerkmodule HbH aan een maximum gebonden. 38 In de beleidsregels Wmo 2016 is de maximum-norm vervangen door een richtlijn voor een aantal uren per maatwerkmodule, waarbij de afweging van het aantal uren individueel wordt gemaakt. De Beleidsregels Wmo 2016 bevatten daardoor meer mogelijkheden tot maatwerk dan die van Klanten met HbH2 zijn in 2014 niet geherindiceerd, maar als hun indicatie afloopt gebeurt dat wel. Herindicaties en nieuwe aanvragen die sinds 15 september 2014 zijn ingediend, zijn beoordeeld op grond van de nieuwe regels. In de Beleidsregels Wmo 2015 en 2016 is namelijk geen uitzonderingspositie opgenomen voor bestaande of nieuwe klanten met HbH2. De beleidsregels voorzien in een maatwerkmodule voor regie met als richtlijn 26 uur per jaar Later is deze de naam collectieve voorziening veranderd in de naam basisvoorziening. Gemeente Utrecht (2014). Instructie tijdens informatiebijeenkomst voor medewerkers Wmo-loket. In het Wmo uitvoeringsplan 1 e fase (december 2013) was de verwachting nog dat dit 80% zou zijn. College van B&W (2 december 2014). Herbeoordeling hulp bij het huishouden. Commissiebrief; College van B&W (28 januari 2015). HBH en toezeggingen beleidsregels Wmo. Commissiebrief. Later is dit opgelopen tot circa 20% van de klanten met HbH1-ZIN en HbH-PGB, zie hoofdstuk 3 College van B&W (28 januari 2015). HBH en toezeggingen beleidsregels Wmo. Commissiebrief. Beleidsregels Wmo 2015, Tabel normering en definities hulp bij het huishouden. Dit betreft de maatwerkmodule (Samen met klant) organiseren van huishoudelijke taken. De 26 uur per jaar voor deze module waren in de Beleidsregels Wmo 2015 een maximum en in de Beleidsregels 34

110 Ingediende bezwaren In totaal hebben 871 klanten bezwaar aangetekend tegen de verlaging van hun uren hulp. Dit komt neer op 17% van de klanten (5.238) die met een herbeoordeling te maken kregen. Naar aanleiding hiervan schreef het college van B&W op 11 maart 2015 aan de raad dat er in de uitvoering zaken zorgvuldiger moeten en dat het terugkijkend beter was geweest meer tijd en energie te steken in de communicatie rond de gesprekken, klanten waren hier niet goed op voorbereid. Ook zijn niet alle gesprekken op een goede wijze gevoerd. 40 Van de ingediende bezwaren is 37% (gedeeltelijk) gegrond verklaard (318 klanten). De overige bezwaarschriften zijn ongegrond verklaard (361=41%), niet ontvankelijk verklaard (153=18%), ingetrokken (37=4%) of aangehouden in overleg (2). 41 Een aantal personen heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 9 maart 2015 deed de Rechtbank Midden Nederland een tussenuitspraak over 2 zaken. De rechter oordeelde dat de norm van 78 uur collectieve voorziening in redelijkheid was vastgesteld, maar dat de gemeente in deze gevallen onvoldoende onderzoek had gedaan naar de beperkingen van de klanten. 42 De rekenkamer heeft in de telefonische enquête onder klanten met hulp bij het huishouden gevraagd of zij bezwaar hebben gemaakt tegen het aantal uren dat de gemeente Utrecht had toegekend. Deze vraag is alleen voorgelegd aan de klanten die door de bezuiniging minder uren hulp kreeg toegekend. 87 van hen zeggen bezwaar te hebben gemaakt. 43 Daarvan is in 45% van de gevallen het bezwaar afgewezen, waarvan een klein deel vervolgens in beroep is gegaan. In 32% van de gevallen is het bezwaar toegekend en hebben deze klanten meer uren hulp bij het huishouden gekregen. Van de overige bezwaren wordt een deel nog behandeld (9%), heeft een deel geresulteerd in een bezoek van huishoudcoach (3%) en heeft een aantal respondenten niets meer gehoord van het bezwaar of weet men de status ervan niet. Huishoudcoaches Omdat bleek dat het niet alle klanten lukt het huishouden in de nieuwe situatie op een bevredigende manier in te richten, richtte de gemeente in maart 2015 een team huishoudcoaches op. De huishoudcoaches moesten bij de klanten thuis op bezoek gaan Wmo 2016 een richtlijn. Zij vormen een aanvulling op de basisvoorziening van 78, straks 104 uur per jaar. Bij klanten met deze maatwerkmodule moet voor alle uren HbH een schoonmaakhulp worden ingezet die aan bepaalde opleidingseisen voldoet. Gemeente Utrecht, 4 maart Aanpak ondersteuning transitie HbH. Instellen team huishoudcoaches. Bijlage bij Commissiebrief dd. 11 maart College van B&W (12 oktober 2015). Toezeggingen HbH. Commissiebrief. Rechtbank Midden Nederland (9 maart 2015). Uitspraak in zaak nummer UTR 15/98-T. ECLI:NL:RBMNE:2015:1394. Uit de verdiepende gesprekken blijkt dat het niet altijd gaat om klanten die een schriftelijk bezwaarschrift hebben ingediend, maar soms ook om klanten die gebeld hebben dat ze het niet met de verlaging eens waren. 35

111 om hen te helpen tot andere, structurele oplossingen te komen, de eigen mogelijkheden beter te benutten en hun netwerk te activeren. 44 Het team huishoudcoaches (met een gemiddelde bezetting van 10 fte) was ondergebracht bij U-Centraal en ging 23 maart 2015 van start. Oorspronkelijk was de inzet van huishoudcoaches gepland tot 30 september Dat is vervolgens verlengd tot 31 december U-Centraal heeft een tussenrapportage 46 en een eindrapport 47 over dit project opgesteld. Uit de eindrapportage blijkt dat in totaal klanten bij het team huishoudcoaches zijn aangemeld. Dat is 21% van de klanten met HbH1 en HbH PGB die een herindicatie hebben ontvangen. Dit betrof 793 klanten die bezwaar tegen de herindicatie hebben aangetekend en 236 klanten die door de aanbieders zijn aangemeld. Deze groep is dus niet representatief voor de totale groep klanten die gebruik maakt van HbH. Ruim een kwart van deze klanten wilde geen gesprek met een huishoudcoach en 7% werd niet bereikt. Met 668 klanten (65%) zijn een of meer gesprekken gevoerd en aan 621 klanten (60%) is ondersteuning geboden. Deze ondersteuning betrof in veel gevallen extra uitleg over de veranderingen en/of de mogelijkheid om verhaal te doen (443x), de inzet van vrijwilligers (100x) en het bijkopen van extra uren hulp (91x). 270 klanten zijn terugverwezen naar het Wmo-loket voor herziening van de indicatie HbH (uitbreiding van het aantal uren). De huishoudcoaches wijzen ook op een aantal specifieke bevindingen die te maken hebben met de vermindering van de HbH 48 : Urenverlaging: klanten vinden de verlaging fors en de ondergrens van 1,5 uur per week (te) laag; Beleving: kritiek op de urenverlaging en de wijze waarop dat is gegaan, hebben geleid tot boosheid, teleurstelling of verwarring; Kwaliteit HbH: met regelmaat klachten over HbH-hulpen en aanbieders, met name de frequente wisseling van hulpen, het niet-regelen van vervanging bij ziekte en administratieve problemen. In sommige gevallen zijn extra uren met terugwerkende kracht toegekend, maar kon de aanbieder die niet leveren. PGB: meerdere cliënten met een verlaagd PGB was het oude aantal uren blijven gebruiken en de SVB had die ook uitbetaald. Daardoor was hun budget voortijdig op College van B&W (11 maart 2015). Aanpak ondersteuning transitie HBH. Commissiebrief. Met bijlage Aanpak ondersteuning transitie HbH. Instellen team huishoudcoaches (4 maart 2015). College van B&W (4 november 2015). Toezegging commissievergadering verlenging inzet huishoudcoaches. Commissiebrief. College van B&W (12 oktober 2015). Toezeggingen HbH. Commissiebrief met bijlage UC Rapportage Project Huishoudcoaches (september 2015). U-Centraal (5 januari 2016). EIND Rapport Project Huishoudcoaches. U-Centraal (5 januari 2016). EIND Rapport Project Huishoudcoaches. 36

112 De rekenkamer heeft in de telefonische enquête onder klanten HbH gevraagd of zij een persoonlijk gesprek hebben gehad met een huishoudcoach. In totaal hebben 71 respondenten deze vraag bevestigend beantwoord. Bijna twee derde van hen (63%) zegt (zeer) tevreden te zijn over het gesprek met de huishoudcoach, bijna een kwart (24%) is er juist (zeer) ontevreden over Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) Zodra het Rijk meer duidelijkheid gaf over de HHT, heeft de gemeente via een spoedprocedure een rijksuitkering daarvoor aangevraagd en de regeling voor Utrecht uitgewerkt met de aanbieders. De HHT-regeling is binnen de kaders van het Rijk opengesteld voor een zo breed mogelijke doelgroep (zie kader in paragraaf 1.1). Zij kunnen maximaal 3 uur per week hulp bijkopen. Klanten met een HbH-indicatie betalen 5 per uur, andere klanten 9,00-10,50 (prijs afhankelijk van de aanbieder). Omdat het een werkgelegenheidsmaatregel is, moet de hulp worden afgenomen bij een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Het verschil tussen de kostprijs en de eigen bijdrage van de klant wordt door de gemeente bijgepast. Sommige klanten ruilden hun uren HbH1 in voor uren HHT tegen het lage tarief, omdat dit voor hen goedkoper was. In februari 2016 heeft de gemeente met de aanbieders afgesproken dat dit bij nieuwe klanten niet meer wordt toegestaan, omdat op die manier geen extra werkgelegenheid gecreëerd wordt, terwijl dat het doel van de regeling is. 49 De HHT-regeling was aanvankelijk door het Rijk ingesteld voor 2 jaar. In december 2015 heeft het Rijk de bestedingsmogelijkheden van het HHT-budget verruimd en is bekend geworden dat een deel van het budget structureel beschikbaar blijft. De gemeente Utrecht heeft de HHT-regeling in 2016 ongewijzigd voortgezet. Wat de gemeente na 2016 gaat doen met de HHT-regeling of het structurele budget, was begin augustus 2016 nog niet besloten Hoogte eigen bijdrage Klanten betalen voor de hulp bij het huishouden via de Wmo een eigen bijdrage aan het CAK. 50 De hoogte daarvan hangt af van het inkomen en het eigen vermogen. Per verviel de (landelijke) Wtcg-korting van 33% op de eigen bijdrage die klanten voor Wmo-voorzieningen betalen. Daardoor ging de eigen bijdrage die klanten bij gelijkblijvende zorgkosten moeten betalen met 50% omhoog. De hoogte College van B&W (23 februari 2016). Beantwoording toezeggingen 17 december Commissiebrief. Wanneer de gemeente in een Verordening vastlegt dat de klant een eigen bijdrage voor Wmovoorzieningen moet betalen, is de gemeente gebonden aan de regels van het Rijk zoals vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Wmo. In dit besluit is onder meer vastgelegd dat de bijdrage geïnd wordt door het CAK, welke bijdrage gemeenten maximaal in rekening mogen brengen en hoe de hoogte van inkomen en vermogen worden vastgesteld. 37

113 van de eigen bijdrage is van invloed om de omvang van het gebruik van de voorziening, de kosten voor de klant en de baten voor de gemeente. Het systeem waarmee de hoogte van de eigen bijdrage wordt berekend, is landelijk vastgelegd. Toch heeft de gemeente grote invloed op de hoogte van de eigen bijdrage. De gemeente kan namelijk allerlei parameters in het berekeningsmodel aanpassen, zoals: 1. het uurtarief dat bij de klant in rekening wordt gebracht (dit mag niet hoger zijn dan de prijs waarvoor de gemeente de zorg inkoopt, maar wel lager). 2. het (maximale) bedrag dat mensen met een laag inkomen betalen. 3. de inkomensdrempel, waar het inkomensafhankelijk deel van de eigen bijdrage begint te tellen. Klanten onder de inkomensdrempel betalen alleen het (maximale) bedrag voor mensen met een laag inkomen. 4. het percentage van het inkomen boven de inkomensdrempel dat meetelt voor het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage. Dit mag niet hoger zijn dan 15%, maar wel lager. 5. Benoemen van voorzieningen waarvoor geen eigen bijdrage in rekening wordt gebracht. 51 Verhoging of verlaging van de eigen bijdrage heeft niet alleen gevolgen voor de klant, maar ook voor de baten die de gemeente Utrecht ontvangt. Per 1 januari 2016 heeft de gemeente Utrecht de vierde parameter aangepast, van 15% naar 8%. Hierdoor ging de eigen bijdrage voor klanten met meer dan het drempelinkomen omlaag. Verder waren er kleine veranderingen in de overige parameters. Met een tool op de website van CAK kan de hoogte van de eigen bijdrage berekend worden. De rekenkamer heeft voor een veel voorkomende situatie met deze tool berekend hoe hoog de maximale eigen bijdrage per 4 weken is voor klanten uit de gemeente Utrecht met een laag tot modaal inkomen (tabel 2.4). Deze maximale bijdrage moet betaald worden zodra de werkelijke zorgkosten hoger zijn dan dit maximum. Zijn de werkelijke zorgkosten lager dan de maximale eigen bijdrage, dan betalen zij niet meer dan de werkelijke kosten van de zorg (in 2016 geldt 21 per uur voor HbH1 in natura, ofwel 84 per 4 weken bij 1 uur hulp per week). Tabel 2.4 laat zien dat de hoogte van de maximale eigen bijdrage in 2014 beduidend lager was dan in Dit komt vooral doordat de landelijke Wtcg-korting is komen te vervallen. Daarnaast speelt mee hoe de gemeente de parameters bij het CAK laat instellen. De bijstellingen door de gemeente Utrecht in 2016 hebben ertoe geleid dat de eigen bijdrage voor inkomens boven het minimum weer lager is geworden. 51 Binnenlands Bestuur (16 februari 2016). Gemeenten draaien weinig aan knoppen eigen bijdrage; Movisie (9 februari 2016). Inzet van huishoudelijke hulp. Keuzes voor gemeenten. Besluiten over de hoogte van de eigen bijdrage zijn van toepassing op (bijna) alle Wmo-maatwerkvoorzieningen en niet alleen op HbH. 38

114 Tabel 2.4 Maximale hoogte netto te betalen eigen bijdrage, in per periode van 4 weken Bruto belastbaar Eigen Maximale eigen bijdrage Wmo per 4 weken Te betalen inkomen per jaar (verzamelinkomen) vermogen 2014* bij 1,5 uur hulp (alleen AOW) 52 Geen 12,73 19,40 19,40 19, Geen 78,78 115,93 69,33 69, (modaal) Geen 159,96 237,08 133,94 126, (modaal) ,80 329,39 183,17 126,00 *: in 2014 was de zogenoemde Wtcg-korting van 33% nog van kracht. Bron: rekentool website CAK, 30 mei In deze tabel is uitgegaan van een 1-persoonshuishouden, gepensioneerd (geboren ), gebruikmakend van HbH1, geen andere Wmo-voorzieningen, geen opname in een verpleeginstelling en geen letselschadevergoeding. Wanneer een klant meerdere Wmomaatwerkvoorzieningen gebruikt, gaat de maximale eigen bijdrage niet omhoog (stapelingsregeling). In tabel 2.4 is te zien dat een alleenstaande met alleen AOW (verzamelinkomen ) in 2016 een maximale eigen bijdrage van 19,40 per 4 weken betaalt. In 2014 was dat nog 12,73. Omdat dit bedrag lager is dan de kosten van 1 uur HbH, verandert dit niet als een klant meer of minder uren hulp krijgt. Voor mensen met alleen de basisvoorziening van 1,5 uur per week komt dit neer op een bijdrage van ruim 3,23 per uur in 2015 en Bij een verzamelinkomen van (een alleenstaande AOW-er met ruim aanvullend pensioen) gold in 2014 een maximale eigen bijdrage van 78,78 per 4 weken. Deze ging in 2015 omhoog naar bijna 116. In 2016 is de eigen bijdrage weer verlaagd. Voor mensen met alleen de basisvoorziening van 1,5 uur per week komt dit neer op een bijdrage van ruim 19 per uur in 2015 en ruim 11,50 per uur in Klanten met meer uren hulp betalen dezelfde maximale eigen bijdrage. Omgerekend per uur is de eigen bijdrage dan lager. Voor klanten met een modaal inkomen zonder eigen vermogen komt de maximale eigen bijdrage in 2016 op bijna 134 per 4 weken. Dit bedrag wordt bereikt bij klanten die meer dan 6,4 uur hulp per 4 weken ontvangen. Bij klanten met dit inkomen en een eigen vermogen wordt het maximum bereikt bij 8,7 uur per 4 weken. Wie minder hulp ontvangt betaalt echter nooit meer dan 21 per uur. De eigen bijdrage voor de basisvoorziening van 1,5 uur hulp per week voor klanten met een modaal inkomen is dus 6 * 21 = 126 per 4 weken. Mensen met een hoger inkomen en vermogen die geen andere Wmo-zorg ontvangen, moeten de HbH dus geheel zelf betalen. Bij zulke hoge eigen bijdragen per uur zullen deze klanten waarschijnlijk op zoek gaan naar goedkopere alternatieven, bijvoorbeeld particuliere hulp. De hoogte van de eigen bijdrage is daarmee een factor die medebepalend is voor het beroep op en gebruik van HbH. 52 De AOW voor een alleenstaande die 100% AOW heeft opgebouwd is bruto per jaar incl. vakantiegeld. Dit is netto 1.081,77 per maand (bedragen vanaf 1 juli 2016). Bron: website Sociale Verzekeringsbank. 39

115 2.3.6 De jongste ontwikkelingen Uitbreiding basisvoorziening In de Voorjaarsnota 2016 heeft het College van B&W voorgesteld de basisvoorziening (voorheen collectieve voorziening genoemd) uit te breiden van 78 naar 104 uur per jaar (gemiddeld van 1,5 naar 2 uur per week). Wanneer de raad daarmee instemt, wil het college deze uitbreiding op 10 oktober 2016 laten ingaan. 53 Dit geldt voor alle klanten met HbH1, alle klanten met HbH-PGB en nieuwe klanten met HbH2 (klanten die pas vanaf een indicatie hebben). Zij zijn hierover op 17 mei 2016 per brief geïnformeerd. De bestaande klanten HBH2 hebben het aanbod niet gekregen, omdat zij nog hun oude, ruimere uren hebben. 54 Alleen in de brief aan de klanten met een PGB staat dat zij het aan de gemeente moeten melden als zij dit aanbod niet willen gebruiken. Eind juli 2016 hadden 39 klanten bij het Wmo-loket gemeld dat zij geen gebruik willen maken van deze uitbreiding. 55 Uitspraak Centrale Raad van Beroep Op 18 mei 2016 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in 2 zaken van Utrechtse klanten tegen de gemeente Utrecht. De rechter oordeelde dat de gemeente de norm en het aantal uren in de basisvoorziening en de toegekende maatwerkmodule onvoldoende objectief en onafhankelijk onderbouwd had. 56 Wethouder Diepeveen meldde dezelfde dag dat hij zo snel mogelijk een objectief en onafhankelijk onderzoek zal laten doen naar het aantal uren dat nodig is voor de basisvoorziening schoon huis. 57 Dit onderzoek wordt in de zomer van 2016 uitgevoerd. In juni 2016 liepen nog 34 beroeps- of hoger beroepszaken. Deze klanten krijgen allemaal hun oude indicatie terug. 58 De VNG stuurde twee ledenbrieven naar de leden van het college en de gemeenteraad met een duiding van de rechterlijke uitspraken en de consequenties daarvan voor het gemeentelijk beleid Gemeente Utrecht (12 mei 2016). Voorjaarsnota 2016 en Eerste Bestuursrapportage 2016; College van B&W (18 mei 2016). Uitspraak Centrale Raad van beroep over huishoudelijke hulp. Commissiebrief. Bron: Informatie Wmo-loket dd. 29 juli Bron: Brieven van het Wmo-loket aan klanten HbH over Verandering uren hulp in het huishouden, verzonden 17 mei 2016 en informatie Wmo-loket dd. 29 juli Centrale Raad van Beroep (18 mei 2016). Uitspraken in zaaknrs WMO15 (ECLI:NL:CRVB:2016:1402), WMO15 (ECLI:NL:CRVB:2016:1403) en WMO15 (ECLI:NL:CRVB:2016:1404). De rechter oordeelt onder meer dat geen inzicht bestaat in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning. Hetzelfde geldt voor prestaties die gericht zijn op het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding. College van B&W (18 mei 2016). Uitspraak Centrale Raad van beroep over huishoudelijke hulp. Commissiebrief. College van B&W (7 juni 2016). Beantwoording schriftelijke raadsvragen (kenmerk ). VNG (3 juni 2016). Wmo uitspraken Centrale raad van Beroep 18 mei 2016; VNG (20 juli 2016). Reparatiemogelijkheden i.v.m. de Wmo uitspraken van de CRvB van 18 mei

116 3 GEBRUIK VAN HULP BIJ HET HUISHOUDEN 3.1 INLEIDING In dit hoofdstuk geven wij antwoord op onderzoeksvraag 1: Hoeveel mensen maken gebruik van hulp bij het huishouden via de gemeente Utrecht en welke soort c.q. vorm van hulp gebruiken zij? Deze informatie is afkomstig uit de registratiesystemen van het organisatieonderdeel Werk & Inkomen van de gemeente Utrecht. Ook de Inwonerenquête 2015 biedt met enkele vragen over hulp bij het huishouden enig inzicht. 3.2 BEVINDINGEN Wij constateren over het recht op gebruik van hulp bij het huishouden het volgende: Over de omvang van het gebruik van de hulp: 1. Het aantal klanten HbH (lopend recht) is begin 2016 met in totaal klanten ruim 11% lager dan in 2014 (6.213) en bijna 16% lager dan in 2012 (6.535). 2. Het aantal uren recht op HbH is door de beleidswijziging in maart 2015 sterk gedaald. Begin 2016 is het aantal uren bijna gehalveerd ten opzichte van Het merendeel van de klanten krijgt alleen de basisvoorziening van 78 uur per jaar (ofwel 1,5 uur per week): 83% van alle klanten HbH1 en 65% van de klanten met HbH PGB. 3. Niet alle toegekende uren HbH (lopend recht) worden daadwerkelijk benut. Over 2015 bedroeg het verzilveringspercentage 81%. 4. Van de HHT-regeling maakt circa 25% van de HbH1 klanten gebruik. Zij hebben in 2015 hun uren HbH (78 per jaar) met gemiddeld 40 uur uitgebreid. 5. Het gebruik van HbH2 (aantal gebruikers en aantal uren recht) laat ten opzichte van 2012 ook een dalende tendens zien. Bij aanvragen van nieuwe klanten HbH2 en bij herindicaties van bestaande klanten HbH2 worden de nieuwe Beleidsregels Wmo toegepast. 6. Van de 14 aanbieders neemt Tzorg met ruim 65% (incl. de overname van TSN) de meeste klanten voor haar rekening. Over de samenstelling van de gebruikersgroep: 7. Driekwart van de gebruikers van HbH is vrouw. HbH1 wordt hoofdzakelijk door ouderen gebruikt: bijna 80% van de klanten is 66 jaar of ouder. Bij HbH2 bedraagt het percentage ouderen ruim 50%. 8. Bijna 19% van de Utrechtse bevolking van 76 jaar en ouder maakt gebruik van hulp bij het huishouden via de Wmo, bij de 86-plussers is het aandeel gebruikers toegenomen tot bijna 26%. 9. Door de verwachte groei en vergrijzing zal het aantal 65+-ers in Utrecht vooral tussen 2020 en 2030 toenemen. Bij een gelijkblijvend gebruik per leeftijdsgroep zal daarmee ook het gebruik van HbH toenemen. 41

117 3.3 TOELICHTING OP DE BEVINDINGEN Binnen de gemeente (i.c. bij Werk & Inkomen en het Wmo-loket) wordt een registratie bijgehouden op basis waarvan rapportages worden opgesteld over de ontwikkelingen in de omvang en samenstelling van de groep gebruikers van hulp bij het huishouden. Al naar gelang de doelgroep en het doel ervan zijn deze rapportages verschillend qua detaillering van informatie Aantal klanten en uren Uit de klantenregistratie van W&I blijkt over de samenstelling van het klantenbestand het volgende. Van de klanten (5.506 per 1 januari 2016) ontvangt 72% HbH1, 13% HbH2 en 15% HbH met een PGB. De gemeente kan inzichtelijk maken hoeveel inwoners een beroep op huishoudelijke hulp hebben gedaan en hoe hierover is besloten. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de besluiten op aanvragen voor HbH voor de periode Tabel 3.1 Besluiten op aanvragen van HbH via de Wmo (nieuwe aanvragen en verlenging van aflopende indicaties) Toekennen Afwijzen % 196 5,0% 194 5,3% 146 4,2% 71 2,4% Aanvragen Bron: W&I / Bijlage MvR d.d. 27 april Het beroep op hulp bij het huishouden laat een dalende tendens zien, die ook landelijk zichtbaar is. Sinds 2012 is het aantal aanvragen waarover een besluit is genomen met circa een kwart gedaald (van bijna tot ruim 3.000). Daarbij is het percentage afwijzingen vrijwel gehalveerd (van 5% naar 2,4%). Ter verklaring van deze trends kan onder meer gewezen worden op veranderingen in de wijze waarop aanvragen voor Wmo-voorzieningen worden behandeld. Halverwege 2011 is bij de dienstverlening eerst de stap vraagverheldering ingevoerd. Mensen worden gebeld als de vraag niet duidelijk is of niet thuis lijkt te horen bij de Wmo. Pas als duidelijk is dat een aanvraag kans van slagen heeft, wordt deze ingeboekt als aanvraag. Dat leidde tot een daling van het aantal aanvragen én afwijzingen. Tijdens het project herindicaties (gestart per september 2014 als onderdeel van de beleidswijziging, zie hoofdstuk 2) is naast vermindering van uren HbH ook een verdere daling zichtbaar van het aantal klanten met een lopend recht HbH. Dit betrof vooral HbH1 (-7%) en HbH PGB s (-12%), voor de periode september 2014 september Het aantal klanten met een lopend recht daalde met (van naar 4.886). Daarnaast waren er vanzelfsprekend ook nieuwe klanten in deze periode, 42

118 namelijk 657, zodat op 1 september 2015 het aantal klanten met een lopend recht HbH bedroeg ofwel circa 400 minder dan een jaar ervoor. 60 In het voorgaande is getoond hoe de besluiten (toekenningen, afwijzingen) zich hebben ontwikkeld de afgelopen jaren. Deze besluiten zijn op jaarbasis in beeld gebracht. Daarnaast is het zogenoemde aantal klanten met een lopend recht een belangrijk getal om inzicht te krijgen in de omvang van het klantenbestand HbH. Een lopend recht heeft betrekking op een bepaalde periode waarin mensen HbH ontvangen op basis van het indicatiebesluit. De telling hiervan laat zien hoeveel mensen op een peildatum daadwerkelijk recht hebben op HbH. Tabel 3.2 geeft inzicht in de ontwikkeling van de aantallen gebruikers van Wmovoorzieningen, in het bijzonder van HbH en daarbij onderscheiden soorten. Tabel 3.2 Aantal klanten lopend recht HbH op peildatum 1 januari (of 1 februari*), * 2015* 2016 Wmo algemeen HbH1 ZIN HbH2 ZIN HbH PGB HbH totaal Bron: registratie W&I / Excel MvR 27 april Uit deze cijfers komt naar voren dat het aandeel van HbH binnen Wmo algemeen 61 kleiner is geworden: van ruim 50% in 2012 tot krap 40% in Landelijk was dat 55% in 2015 (SCP, 2016). De stijging van het totaal aantal klanten is toe te schrijven aan het succes van de Regiotaxi. Het relatieve aandeel HbH is ook daardoor gedaald. Het aantal unieke klanten met een lopend recht op HbH is de afgelopen jaren gestaag afgenomen. Begin 2016 ten opzichte van 2012 met bijna 16%. Deze daling varieert al naar gelang de soort HbH: met circa 14% voor HbH1 en HbH2 en met circa 27% voor HbH PGB. Ook landelijk daalde het gebruik van huishoudelijke hulp (-8% in de periode ; SCP, 2016). Tabel 3.3 geeft inzicht in de ontwikkeling van het gesommeerde aantal verstrekte uren per week aan klanten met een lopend recht op HbH op de peildatum. Uit deze cijfers komt naar voren dat aantal verstrekte uren HbH na een lichte daling in de periode 2012 begin 2015 (-20%) in de loop van 2015 conform met en ten gevolge van het uitgevoerde beleid scherp is gedaald (-40%). Begin 2016 is het gesommeerde aantal uren HbH iets meer dan gehalveerd ten opzichte van Bron: W&I, bijlage MvR d.d. 27 april 2016 De ondersteuningsvormen die de Wmo biedt, zijn in de loop van tijd aangepast; In 2012 was dat anders dan in

119 Tabel 3.3 Gesommeerd aantal uren recht per week aan klanten met lopend recht HbH op peildatum 1 januari (of 1 februari*), * 2015* 2016 HbH1 ZIN HbH2 ZIN HbH PGB HbH totaal Bron: registratie W&I / Excel MvR 27 april In tabel 3.4 wordt getoond op basis van de voorgaande twee tabellen hoe het gemiddeld aantal uren per klant al naar gelang de soort HbH zich over de periode heeft ontwikkeld. Het zal geen verbazing wekken dat dit gemiddelde in 2016 beduidend lager ligt dan in de jaren ervoor. Deze daling is vooral ook zichtbaar bij HbH1 ZIN en HbH PGB. Voor beide soorten is het gemiddeld aantal uren in 2016 bijna gehalveerd ten opzichte van 2014 en eerder. Tabel 3.4 Gemiddeld aantal uren per week per klant lopend recht HbH op peildatum1 januari (of 1 februari*), * 2015* 2016 HbH1 ZIN 3,2 3,1 2,9 1,7 HbH2 ZIN 4,2 3,6 3,5 3,3 HbH PGB 4,0 3,9 3,8 2,1 HbH totaal 3,4 3,3 3,1 1,9 Bron: registratie W&I / Excel MvR 27 april 2016; berekening rekenkamer. Bij HbH2 ZIN is de daling van het gemiddelde aantal uren per klant minder geweest: van 4,2 in 2012 geleidelijk naar 3,3 uur in Dit is een daling van circa 20%. Anders dan voor HbH1 is het aantal uren voor bestaande klanten HbH2 tijdens de herindicatieronde eind 2014 niet verlaagd. In een commissiebrief (12 oktober 2015) wordt hierover het volgende gemeld: Het toegekende aantal uren ondersteuning HbH2 is bij alle klanten in stand gelaten. Het betreft 724 klanten op datum 1 september Vanaf september 2015 gaat de gemeente die klanten weer spreken en aflopende indicaties zullen omgezet worden naar de terminologie binnen het nieuwe model HbH. Het aantal (eerder) toegekende uren blijft in principe gelijk, tenzij de situatie van de klant is veranderd en meer ondersteuning noodzakelijk is. Het aantal uren hulp voor nieuwe klanten HbH2 wordt wel bepaald op grond van de nieuwe (soberder) beleidsregels. De beleidsregels Wmo 2016 bevatten overigens ook geen uitzonderingsbepalingen voor klanten met HbH2. Binnen de onderscheiden soorten HbH is een onderverdeling gemaakt naar het aantal uren recht per week. Tabel 3.5 geeft een overzicht van de veranderingen hierin over de periode Hieruit blijkt dat begin % van het aantal lopende klanten HbH1 ZIN per week recht heeft op 1,5 uur (i.c. de basisvoorziening van 78 uur op jaarbasis). Daarnaast zijn er klanten met maatwerkvoorzieningen, dat wil zeggen met recht op extra uren HbH per week. Deze groep valt uiteen in een groep klanten met 2 44

120 uur recht per week (8%) en met 3 uur per week (7%). In vergelijking met jaren ervoor is deze groep sterk in omvang afgenomen door de vermindering tot 1,5 uur per week. Binnen de doelgroep mensen met HbH2 ZIN is het aandeel dat meer uren ontvangt groter: 29% ontvangt tot maximaal 2 uur en ruim 50% tot maximaal 4 uur. De groep die 6 uur of meer ontvangt heeft een aandeel van bijna 20%. De verschuivingen in de tijd zijn minder ingrijpend dan bij HbH1. Van de klanten met een PGB ontvangt 65% tot 1,5 uur. Daarnaast bedraagt het aandeel klanten met 2 tot 4 uur 30%. De verschuivingen hierin zijn vergelijkbaar met die voor HbH1 ZIN. Tabel 3.5 Aantal klanten met lopend recht naar verdeling aantal uren per week naar soort HbH op peildatum 1 januari (of 1 februari*), , absoluut en in procenten (afgerond) * 2015* 2016 HbH1 ZIN ,5 uur 15% 15% 21% 83% > 1,5-2 uur 6% 9% 10% 8% > 2-3 uur 53% 48% 44% 7% > 3-4 uur 12% 15% 15% 1% > 4 uur 15% 13% 11% 1% HbH2 ZIN ,5 uur 6% 7% 9% 12% > 1,5-2 uur 6% 10% 12% 17% > 2-3 uur 34% 36% 35% 34% > 3-4 uur 15% 21% 21% 17% > 4 uur 38% 25% 22% 19% HbH PGB ,5 uur 7% 7% 8% 65% > 1,5-2 uur 3% 4% 4% 12% > 2-3 uur 38% 33% 33% 13% > 3-4 uur 15% 24% 27% 5% > 4 uur 37% 32% 28% 5% HbH totaal Bron: registratie W&I / MvR; berekening rekenkamer Verzilvering lopend recht op HbH In het voorgaande is het lopend recht op HbH getoond, dat wil zeggen de maximale hoeveelheid uren waarop klanten op grond van de indicatie aanspraak kunnen maken. In de praktijk kan de besteding en aanwending van deze uren, dat wil zeggen de feitelijk verleende hulp, hiervan afwijken. Met de term verzilveringspercentage wordt 45

121 aangeduid in welke mate het lopend recht op HbH daadwerkelijk wordt aangewend. Het verzilveringspercentage over 2015 bedroeg 81%. 62 Niet bekend is hoe hoog het percentage in voorgaande jaren precies was, maar dat schommelde rond 80%. In de contracten met aanbieders van hulp bij het huishouden was de verplichting opgenomen om minimaal 75% van de geïndiceerde uren te leveren. De inschatting bij de gemeente was dat dit percentage in 2015 sterk zou stijgen richting 100% als gevolg van de vermindering van de uren HbH en de eigen regie van klanten op de inzet van uren. Die verwachting is voor 2015 niet uitgekomen. Uit informatie van het CAK blijkt dat er in klanten met een lopend recht HbH1 waren die daar geheel geen gebruik van gemaakt hebben en 510 klanten die meer dan een derde van de beschikbare uren niet gebruikt hebben. Bij de HbH2- klanten waren 61 klanten die de hulp geheel niet gebruikt hebben en 135 die minder dan twee derde van de uren gebruikte. 63 Er zijn verschillende redenen waarom het lopend recht in de praktijk niet volledig wordt benut: er kan sprake zijn van uitval van de hulp door vakanties, ziekte, etc. Niet alle klanten willen een tijdelijke vervanger of deze is niet altijd beschikbaar; bij een deel van de klanten wordt de hulp voor de einddatum van de indicatie afgebroken door verbetering van de persoonlijke situatie, verhuizing, opname in een verpleeginstelling of overlijden; sommige klanten hebben wel een geldige indicatie maar maken er om uiteenlopende redenen geen gebruik van (zie hierna). als de klant zelf de hulp tijdelijk onderbreekt, bijvoorbeeld vanwege vakantie of ziekenhuisopname, worden de uren niet altijd ingehaald op een ander moment. Klanten blijken niet altijd goed geïnformeerd te zijn over het inhalen van uren. De gemeente heeft in juni 2016 met aanbieders afspraken gemaakt over het inhalen van uren die vanwege vakantie van de klant niet zijn ingezet. De afspraak is tot stand gekomen, omdat bleek dat aanbieders verschillende regels hanteerden voor het inhalen van uren bij vakanties van klanten. 64 Door dat verschil in regels zijn er klanten die ten onrechte uren HbH niet hebben kunnen verzilveren. Het op een ander moment inhalen van uren is toegestaan bij aaneengesloten vakanties tot maximaal zes weken. 65 Daarnaast is de vraag hoe aanbieders met het lopend recht op uren omgaan: wordt dit op jaarbasis bijgehouden of in perioden van vier weken, waarbij eventueel resterende uren daarna niet meer verzilverd (kunnen) worden en evenmin in een andere periode gecompenseerd Het verzilveringspercentage bedroeg 82% voor HbH1 en 78% voor HbH2. Voor HbH-PGB kan dit percentage over 2015 mogelijk bepaald worden na afrekening van de PGB s door de SVB. Gegevens van het CAK, verstrekt door W&I/ MvR dd. 4 juli 2016, Gemeente Utrecht (15 juni 2016). Besluiten en actiepunten Contracttafel HBH. Aan de Verordening Wmo 2016 is nieuw toegevoegd dat 6 weken aaneengesloten vakantie (of 13 weken samengestelde vakantie) binnen een kalenderjaar een maximum is om als ingezetene van de gemeente Utrecht te worden aangemerkt (artikel 1.1 sub 24). 46

122 Uit de telefonische enquête en de verdiepende gesprekken blijkt dat niet iedereen met een indicatie hulp bij het huishouden hiervan ook gebruikmaakt. Van de 620 personen met een indicatie die in de onderzoeksperiode telefonisch bereikt zijn, hebben er 42 aangegeven geen hulp bij het huishouden meer te ontvangen (6,8%). Meest genoemde redenen hiervoor: Ik heb geen hulp bij het huishouden meer nodig, mijn situatie is veranderd (6x genoemd); Ik vond de hulp bij het huishouden via de gemeente te duur / de eigen bijdrage te hoog (6x); Ik vond de kwaliteit van de hulp bij het huishouden niet goed (5x); Ik gebruik alleen nog hulp bij het huishouden met de huishoudelijke hulp toelage (2x); Ik vind 1,5 uur per week hulp bij het huishouden te weinig (2x); Ik heb zelf een hulp bij het huishouden genomen buiten de gemeente om (2x); Mijn indicatie is ingetrokken (2x). In de telefonische enquête geeft 12% van de klanten aan (waarschijnlijk) niet alle toegewezen uren hulp bij het huishouden te hebben gebruikt (zie figuur 3.6). Figuur 3.6 Heeft u in het afgelopen jaar alle toegewezen uren hulp bij het huishouden gebruikt (dus ook gemiste uren ingehaald)? 5% 7% 4% Ja, zeker 22% 62% Ja, waarschijnlijk wel Nee, waarschijnlijk niet Nee, zeker niet Weet ik niet Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, De klanten die niet alle toegewezen uren hebben gebruikt, hebben daarvoor verschillende redenen genoemd. De belangrijkste redenen (voor 30% van deze klanten) hadden met het aanbod te maken: er was onvoldoende personeel bij de aanbieder beschikbaar om een vervangende hulp te regelen, de vaste hulp kon de uren niet inplannen of er werd geen vervanger geregeld. Daarnaast geeft 29% van deze klanten die niet alle uren hebben gebruikt aan dat zij niet wisten dat het mogelijk was om de gemiste uren op een ander moment in te halen. Ook persoonlijke 47

123 omstandigheden bij de klant (op vakantie, in het ziekenhuis, verhuizing) worden als verklaring gegeven voor het niet verzilveren van alle toegewezen uren. Aan alle klanten is gevraagd of zij als de hulp een keer niet doorgaat, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, of die uren dan later ingehaald mogen worden. Hierop antwoordt 13% dat dat alleen mag binnen een periode van 4 weken, en 49% dat zij dat geheel zelf mogen bepalen. Een op de zeven klanten (15%) zegt dat het helemaal niet mag en 23% zegt het niet te weten. Gelet op deze antwoorden kunnen ook verschillen in de regels die aanbieders hanteren mogelijk in afwijking van hetgeen de gemeente hierbij met een soort knipkaart op jaarbasis voor ogen staat bijdragen aan het niet verzilveren van alle toegekende uren HbH Aanbieders De populatie klanten is ongelijk verdeeld over de aanbieders van huishoudelijke hulp. Tabel 3.7 geeft hiervan een overzicht. Tzorg is veruit de grootste aanbieder met 65% van de klanten. 20% van de klanten is verdeeld over de overige 13 aanbieders. 15% van de klanten heeft een PGB. Tabel 3.7 Aantal klanten met lopend recht per aanbieder, peildatum 1 januari 2016 Aanbieder Aantal klanten % Tzorg (incl. klanten TSN Thuiszorg *) ,1 ThuisHulp ZorgZaam / Stg. Zorggarant / Joost Zorgt Nederland BV / Axion Continu WZW / ThuisZorg Hart Voor Nederland / ThuisZorg Het Centrum / Stg. Zorgwacht, MERSON Care, Priva Zorg WMO, Stichting Curam Zorg, Kleurrijk Zorg, Good4life, Kijk Op Zorg ,7 PGB ,1 Totaal * Na faillissement van TSN Thuiszorg zijn klanten per 25 april 2016 overgegaan naar Tzorg. Bron: registratie W&I / MvR HHT-regeling Naast HbH kunnen klanten aanvullend uren bijkopen op basis van de HHT-regeling. Deze regeling is in 2015 van kracht geworden en verlengd in Voor HHT geldt een hoog en een laag tarief. De eerste maanden van 2015 konden klanten met een HbH1-indicatie alleen tegen het hoge tarief HHT inkopen. Vanaf 20 april 2015 konden HbH1 klanten voor het lagere tarief van 5 per uur uren bijkopen. 66 De gemeente betaalt dan gemiddeld 16,19. Tabel 3.8 laat zien hoeveel klanten in 2015 gebruik hebben gemaakt van HHT en hoeveel uren hiermee zijn gemoeid. 66 Gemeente Utrecht. Raamovereenkomst HbH Utrecht Zie artikel 23 en

124 Tabel 3.8 Klanten en uren HHT in 2015 Omschrijving Aantal Aantal Klanten HbH1 met HHT laag tarief (5 euro per uur) Aantal Klanten met HHT hoog tarief (9-10,50 euro per uur) 123 Aantal uren HHT laag tarief (5 euro per uur) Aantal uren HHT hoog tarief (9-10,50 euro per uur) Bron: registratie W&I / MvR. Zo n 25% van de klanten met HbH1 koopt HHT uren bij tegen het lage tarief. Op jaarbasis (herberekend rekening houdend met het feit dat dit in 2015 pas vanaf 20 april mogelijk is geworden) nemen zij gemiddeld 58 uur af met deze regeling. Op deze manier brengen zij hun uren huishoudelijke hulp (HbH1 + HHT) op gemiddeld 136 uur per jaar (ofwel 2,6 uur per week). 3.4 TOELICHTING OP DE BEVINDINGEN OVER SAMENSTELLING GEBRUIKERSGROEP Leeftijd en geslacht Uit de klantenregistratie van W&I (peildatum maart 2016) blijkt over de samenstelling het volgende. Driekwart van de klanten is vrouw. In tabel 3.9 is het gebruik van soorten HbH naar leeftijdsklasse opgenomen. Volgens verwachting blijkt hieruit dat HbH1 hoofdzakelijk door ouderen wordt gebruikt: bijna 80% van de klanten is 66 jaar of ouder. Bij HbH2 bedraagt dit percentage ruim 50%. Het aandeel mensen van 55 jaar of jonger is bij de gebruikers van HbH2 en klanten met een PGB veel groter dan bij HbH1, respectievelijk circa een kwart en bijna 10%. Tabel 3.9 Gebruik soorten HbH (lopend recht) naar leeftijdsklasse, peildatum maart 2016, in % Leeftijdsklasse HbH Onderscheiden naar type HbH: totaal HbH1 ZIN HbH2 ZIN HbH PGB < 55 14,1 9,6 27,9 24, ,6 11,5 20,6 17, ,3 19,7 17,2 25, ,5 35,3 18,3 24,3 > 86 20,5 23,8 15,9 8,2 Abs. (N) Bron: registratie W&I / MvR; berekening rekenkamer. Uit deze registratie is af te leiden welk deel van de Utrechtse bevolking gebruik maakt van hulp bij het huishouden (zie tabel 3.10). Uit de tabel blijkt dat bijna 19% van de bevolking van 76 jaar en ouder gebruik maakt van hulp bij het huishouden. Bij de 86- plussers is het aandeel toegenomen tot bijna 26%. Inwoners van 55 jaar en jonger maken vrijwel geen gebruik van hulp bij het huishouden (0,3%). Naarmate mensen ouder worden, doen zij dus vaker een beroep op deze voorziening van de gemeente. 49

125 Tabel 3.10 Percentage klanten met hulp bij het huishouden binnen de totale Utrechtse bevolking naar leeftijdsgroepen in 2016 Leeftijdsklasse Aantal gebruikers Aantal inwoners Percentage gebruikers Tot 55 jaar ,3% 56 jaar en ouder ,5% 66 jaar en ouder ,5% 76 jaar en ouder ,7% 86 jaar en ouder ,9% totale bevolking ,6% Bron: W&I (klantenregistratie) en IB Onderzoek (wistudata); berekening rekenkamer Inwonerenquête 2015 en enquête onder klanten HbH 2016 Op basis van de Inwonerenquête 2015 ( Ontvangt u op dit moment hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken)? ) onder Utrechters van 16 jaar en ouder is over de samenstelling van de gebruikersgroep van hulp bij het huishouden op hoofdlijnen het volgende te zeggen. Hierbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat in de beantwoording van deze vraag ook rekening moet worden gehouden met huishoudelijk hulp die mensen zelf organiseren en betalen. Het betreft dus niet uitsluitend de huishoudelijke hulp op basis van de Wmo. Circa 80% geeft aan geen hulp te ontvangen. De groep die wel hulp ontvangt, verkrijgt dit vooral van een betaalde hulp of organisatie: vrouwen iets meer dan mannen (respectievelijk 13% en 10%). Ruim 7% ontvangt hulp van familie, vrienden en/of buren. Het aandeel huishoudelijke hulp via een vrijwilligersorganisatie is met 0,4% heel bescheiden. Vooral ouderen (65+), maar ook de groep jarigen ontvangen meer dan gemiddeld huishoudelijke hulp, vooral van een betaalde hulp of organisatie. Voor ouderen geldt dat onder hen circa 10% hulp van familie, vrienden en/of buren ontvangt. Mensen met een hogere opleiding en hoger inkomen ontvangen ruim bovengemiddeld hulp van een betaalde hulp of organisatie. Deze groep is sterk ondervertegenwoordigd in het klantenbestand van de huishoudelijke hulp via de gemeente en organiseert de hulp dus meer op eigen kosten. Mensen met een lagere opleiding en lager inkomen betrekken hun hulp bovengemiddeld van familie, vrienden en/of buren. Ook de telefonische enquête, die de rekenkamer zelf heeft laten uitvoeren onder klanten met HbH1, biedt inzicht in de samenstelling van het klantenbestand. Bijna 80% is 65+ en woont alleen. Veel klanten van HbH zijn laag opgeleid en hebben een laag inkomen: 76% heeft een laag opleidingsniveau en 83% heeft een netto huishoudensinkomen van maximaal per maand. In dit opzicht wijkt deze populatie af van het profiel van de Utrechtse bevolking met huishoudelijke hulp, zoals dat naar voren komt uit de Inwonerenquête. 50

126 3.4.3 Schatting klanten HbH op basis van bevolkingsprognose Op basis van wat we weten over de huidige samenstelling van het klantenbestand HbH (tabel 3.9) in combinatie met gegevens over de bevolkingsontwikkeling en - prognose 2015 van Utrecht is indicatief iets te zeggen over de verwachte omvang van de leeftijdsklassen. Tabel 3.11 toont de bevolkingsontwikkeling en -prognose naar omvang en leeftijd. Tabel 3.11 Bevolkingsontwikkeling en -prognose Utrecht naar omvang en leeftijdsklassen (%) Bevolkingsontwikkeling en -prognose Leeftijdsklasse < 55 81,1 81,8 81,5 80,9 78, ,1 8,2 8,4 8,8 9, ,6 5,4 5,7 5,9 6, ,9 3,2 3,2 3,2 3,7 > 85 1,3 1,3 1,2 1,2 1,3 Abs Bron: W&I (klantenregistratie) en IB Onderzoek (wistudata); berekening rekenkamer. In de periode is de Utrechtse bevolking sterk gegroeid, waardoor het aantal 65+-ers ook licht is gestegen. Het aandeel jarigen nam in deze periode toe van 13,7% naar 14,1%, terwijl het aandeel 75+-ers van 5,2% naar 4,4% daalde. De bevolkingsprognose gaat uit van een verdere groei van de Utrechtse bevolking richting inwoners in Daarbij is ook sprake van vergrijzing: het aandeel van de oudere leeftijdsklassen zal vooral van toenemen. Aangezien het merendeel van de klanten HbH tot de ouderen behoort, mag op basis van deze demografische trend en bij gelijkblijvend gebruik binnen elke leeftijdsgroep verwacht worden dat het aantal klanten HbH daarbij ook zal toenemen. Het aandeel klanten HbH ten opzichte de totale bevolking in 2016 is 1,6%. Uitgaande van dit percentage zou de omvang van het klantenbestand kunnen toenemen van (peildatum maart 2016) tot in 2020 en in Echter, vanwege de vergrijzing en het feit dat vooral ouderen gebruik maken van HbH zal het klantenbestand bij gelijkblijvend gebruik per leeftijdsgroep in omvang verder toenemen, mogelijk tot klanten in 2030 (ofwel 2% van de bevolking in 2030). Hierbij wordt met nadruk opgemerkt dat het toekomstig beroep op én gebruik van HbH zal afhangen van meer factoren, die een dergelijke stijging van het aantal gebruikers kunnen afremmen of zelfs kunnen resulteren in een daling: sociaal-demografisch: de ontwikkeling van de bevolking in omvang en samenstelling, inbegrepen gezondheid en behoefte aan ondersteuning; sociaal-economisch: veranderingen in de opleiding, inkomens- en vermogenspositie van huishoudens, en dan met name van oudere huishoudens, zijn van invloed op de afweging van de kosten van HbH (eigen bijdragen) ten opzichte van alternatieven. De nieuwe generatie ouderen is gemiddeld fors hoger opgeleid, heeft een hoger inkomen en ook vaker een hoger vermogen (bijvoorbeeld door 51

127 meer eigen woningbezit). Deze veranderde samenstelling van de groep ouderen zal tot een lager gebruik van HbH per leeftijdsgroep leiden; sociaal-cultureel: trends als individualisering, verschuivende opvattingen over zorgverlening, zelfredzaamheid en mantelzorg e.d.; politiek-beleidsmatig: het complex aan maatregelen dat de overheid neemt om beleidsdoelen (waaronder langer zelfstandig thuis wonen, extramuralisering, bevorderen zelf- en samenredzaamheid e.d.) te realiseren, rekening houdend met politieke, budgettaire en juridische kaders. Deze factoren bepalen in samenhang het feitelijk gebruik dat van HbH gemaakt zal worden. Hierbij is het heel goed mogelijk dat onderscheiden factoren niet op dezelfde wijze van invloed zijn op de verwachte ontwikkeling van gebruik van HbH, maar elkaar bijvoorbeeld compenseren. Met behulp van scenario s zou de impact van verschillende factoren op het gebruik van HbH verder verkend kunnen worden. Het valt buiten het kader van dit onderzoek om een dergelijke verkenning uit te voeren. Wel is uit de ontwikkeling van het klantenbestand HbH (zie tabel 3.2) sinds 2012 af te leiden dat naast de demografische factoren vooral ook andere factoren van invloed zijn (geweest) op het aantal klanten HbH in 2015 en Immers, op grond van alleen de demografische ontwikkeling (groeiend inwonertal) had een gelijkblijvend of licht groeiend aantal klanten in de rede gelegen, terwijl de afgelopen jaren feitelijk zowel het aantal klanten als de uren zijn afgenomen. 52

128 4 INFORMATIE AAN KLANTEN 4.1 INLEIDING In dit hoofdstuk gaan wij in op de informatievoorziening aan klanten. (onderzoeksvraag 2). Onderwerpen die daarbij aan de orde komen, zijn onder andere: Welke informatie krijgen klanten en hoe wordt die informatie aangeboden? Sluit de wijze van informatievoorziening aan bij de doelgroep? Is de informatie voor de klanten voldoende en duidelijk? We zijn nagegaan welke informatie de gemeente het afgelopen jaar verstrekte aan klanten, en welke informatie in de periode eind medio 2015 aan klanten is verstrekt naar aanleiding van de herziening van het beleid. 67 Verder hebben we bij aanbieders nagevraagd hoe zij hun klanten informeren. Een andere belangrijke bron voor de beoordeling van de informatievoorziening zijn de ervaringen die klanten in de telefonische enquête hebben gemeld. De enquête geeft een representatief beeld van de opvattingen van klanten over de informatievoorziening. Vervolgens zijn in de verdiepende gesprekken met klanten thuis aanvullende vragen gesteld. Het beeld is verder aangevuld en ingekleurd met de uitkomsten van gesprekken met medewerkers van het Wmo-loket, observaties bij keukentafelgesprekken en klantcontacten in de 1 e en 2 e lijn van het Wmo-loket (zie ook bijlage 5). 4.2 INFORMATIE IN HET AANVRAAGPROCES In figuur 4.1 is weergegeven welke informatie voor de klant beschikbaar is en wordt verstrekt in de diverse fasen van het proces van het aanvragen van hulp bij het huishouden (van oriëntatie op de aanvraag tot levering van de hulp). Daarbij is uitgegaan van het proces zoals het op dit moment (per juni 2016) door de gemeente Utrecht wordt uitgevoerd. Bij de linker kolom (proces) in de figuur 4.1 is het gemeentelijke proces gemarkeerd met de kleur blauw en het proces dat start bij de aanbieder met de kleur groen. Bij de rechter kolom (informatievoorziening) is de afzender van de informatie eveneens met een kleur weergegeven (paars = gemeente, groen = aanbieder, zwart = overig). 67 De beleidswijziging is 23 maart 2015 van kracht geworden, maar het nieuwe beleid werd al eerder aangekondigd en in beschikkingen vastgelegd. In de beschikking werd dan vermeld dat per 23 maart het nieuwe aantal uren HbH gold. 53

129 Figuur 4.1 Informatievoorziening in het aanvraagproces De gemeente verstrekt algemene informatie over hulp bij het huishouden vooral via het internet. De aanbieders verstrekken informatie over hun aanbod via internet en soms via eigen folders. Voor algemene vragen en voor het aanvragen van hulp kunnen klanten bellen met het Wmo-loket. Burgers kunnen ook (mondelinge) informatie en ondersteuning vragen bij het buurtteam. De meeste klanten komen via de telefooncentrale (2 e lijn) bij het Wmo-loket binnen, maar een verzoek om HbH kan ook worden ingediend via een digitaal formulier op de website van de gemeente of schriftelijk via een formulier. Het Wmo-loket gaat na of de klant met deze vraag aan het juiste adres is, en zo ja, dan wordt een afspraak ingepland met een Wmo-consulent. Er is geen schriftelijke publieksinformatie over HbH voorhanden die aan klanten wordt verstrekt. Als een klant vraagt om informatie over aanbieders van HbH werd incidenteel een print van het overzicht op de website van de gemeente gemaakt en toegestuurd. Het gesprek met de Wmo-consulent kan telefonisch plaatsvinden of via een keukentafelgesprek aan huis. Deze keuze wordt klanten sinds januari

130 aangeboden. 68 Tijdens dit gesprek kan de Wmo-consulent vragen van de klant beantwoorden. Ook gaat de Wmo-consulent na of de klant behoefte heeft aan (informatie over) eventuele andere Wmo-voorzieningen. Tevens stelt de consulent vragen om de aanvraag om hulp bij het huishouden te beoordelen en het indicatiebesluit voor te bereiden. Het indicatiebesluit wordt per brief aan de klant bekend gemaakt. Sinds november 2015 stuurt het Wmo-loket een schriftelijk onderzoeksverslag met het indicatiebesluit mee. Dit is een wettelijke verplichting. In de brief met het besluit noemt de gemeente ook dat een eigen bijdrage moet worden betaald, met een verwijzing naar het CAK voor meer informatie. 4.3 BEVINDINGEN Wij constateren over de informatievoorziening aan klanten: Voor veel klanten is de informatievoorziening adequaat en zijn de klanten voldoende geïnformeerd: 1. Ruim twee derde van de geënquêteerde klanten is tevreden over de informatievoorziening over de mogelijkheden van hulp bij het huishouden. 2. De focus van de gemeente op mondelinge communicatie en de schriftelijke formele correspondentie sluiten goed aan bij de doelgroep. Er is een gedeelte van de klanten waar de manier van informatievoorziening beter kan. Deels geven klanten dit zelf aan (14%) en deels blijkt dit uit hun antwoorden op kennisvragen. Deze klanten zijn over bepaalde onderwerpen niet goed geïnformeerd: 3. De wijze van informatieverstrekking is voor een deel van de klanten te eenzijdig om goed geïnformeerd te worden. Er is vooral meer inhoudelijke schriftelijke informatie en schriftelijke terugkoppeling gewenst. 4. Klanten missen informatie over de hoogte van de eigen bijdrage en de aanbieders waaruit gekozen kan worden. 5. Klanten zijn niet altijd op de hoogte van hun rechten en mogelijkheden (zoals HHT, inhalen van uren, criteria urenindicatie, mogelijkheid tot herindicatie). 6. Klanten met PGB zijn iets vaker ontevreden over de informatievoorziening en missen vaker informatie dan klanten met zorg in natura. 7. De communicatie tussen aanbieders en klanten over het inhalen van uren en vervanging verloopt niet altijd goed. 8. De informatievoorziening is niet voldoende toegerust op extra kwetsbare klanten zonder sociaal netwerk. 68 Voor 2016 werden de reguliere indicatiegesprekken voornamelijk telefonisch gevoerd. 55

131 4.4 TOELICHTING OP DE BEVINDINGEN Twee derde van de klanten tevreden over informatievoorziening Uit de telefonische enquête komt naar voren dat ruim twee derde (69%) van de geënquêteerde klanten tevreden is over de informatievoorziening over de hulp bij het huishouden door de gemeente. Klanten die niet tevreden zijn (14%), noemen hiervoor verschillende redenen: dat informatie moeilijk te vinden is, niet begrijpelijk of niet duidelijk is, dat er informatie werd gemist over een of meer onderwerpen en dat de informatie niet past bij de situatie van de klant Mondelinge communicatie en brieven sluiten aan bij de doelgroep De gemeente zet sterk in op telefonische en mondelinge communicatie in het voortraject van oriëntatie en het aanvragen van hulp. Dat is laagdrempelig, want iedereen kan het Wmo-loket bellen voor informatie. Het maakt ook maatwerk in de informatievoorziening mogelijk doordat klanten hun eigen vragen kunnen voorleggen. Daarmee sluit de telefonische en mondelinge communicatie aan bij de behoefte van een groot deel van de doelgroep. Het Wmo-loket streeft er naar klanten een vaste contactpersoon toe te wijzen. Uit de verdiepende gesprekken met klanten blijkt dat dit in de praktijk niet altijd lukt. Het gevolg is dat klanten het telefonisch contact met het Wmo-loket als onpersoonlijk en onpraktisch ervaren, doordat de consulent waarmee is gesproken niet op de hoogte is van de persoonlijke situatie van de klant. De formele correspondentie van de gemeente met de klant gaat per brief, bijvoorbeeld het besluit over het ge(her-)indiceerde aantal uren HbH. Het Wmo-loket houdt bij het taalgebruik rekening met het lage opleidingsniveau van veel klanten. Voor de meeste klanten zijn de brieven duidelijk. Een deel van de klanten laat informatie (brieven e.d.) nalezen door familie en/of kinderen (die regelmatig ook de administratie in het huishouden op zich nemen). In een aantal gevallen heeft een zoon of dochter van de klant de communicatie geheel op zich genomen, omdat de klant dat zelf niet meer kan Meer schriftelijke informatie en terugkoppeling gewenst De gemeente legt bij het verstrekken van inhoudelijke informatie de nadruk op mondelinge/telefonische communicatie via het Wmo-loket en digitale informatie via de gemeentelijke website. De gemeente verstrekt vrijwel geen schriftelijk informatie. Een substantieel deel van de klanten is op hoge leeftijd, laag opgeleid, niet digitaal vaardig en soms vergeetachtig. Wij merkten uit de open antwoorden van de telefonische enquête en verdiepende gesprekken dat klanten niet altijd op de hoogte zijn van hun rechten en keuzemogelijkheden. Door het ontbreken van schriftelijke informatie worden klanten, naar de mening van de rekenkamer, niet adequaat geïnformeerd. Hierdoor gaan klanten redelijk onvoorbereid het gesprek in met de 56

132 Wmo-consulent. Uit zowel de open antwoorden van de telefonische enquête als de verdiepende gesprekken komt verder naar voren dat mondelinge en telefonische informatie voor de klant soms te snel gaat of weer snel wordt vergeten. Veel klanten willen de informatie die zij mondeling te horen krijgen ook schriftelijk kunnen nalezen. Dat biedt de mogelijkheid om er rustig over na te denken, de informatie met anderen te bespreken en bovendien kan de klant de informatie dan betrekken bij verdere communicatie met de gemeente of aanbieder. Algemene informatie over het aanbod van de HbH voorziening biedt de gemeente Utrecht vrijwel alleen via de website aan. Deze digitale informatievoorziening sluit niet aan bij een groot deel van de oudere HbH klanten. Uit diverse onderzoeken blijkt dat bijna de helft van de 75-plussers geen internet gebruikt (het internetgebruik door ouderen neemt overigens wel toe). 69 Ook uit de verdiepende gesprekken die wij met klanten voerden, blijkt dat veel 75-plussers geen computer hebben, of niet digitaal vaardig genoeg zijn om informatie op te zoeken. Sommigen gebruikten in het verleden wel een computer, maar zijn daar op hogere leeftijd mee gestopt. De kenmerken van de HbH doelgroep van 75-plussers (lage opleiding, gezondheidsbeperkingen etc.) maakt het aannemelijk dat het internetgebruik nog lager is dan het landelijk gemiddelde voor deze leeftijdscategorie. De kinderen van de klanten of andere mantelzorgers hebben doorgaans wel digitale vaardigheden, voor hen is de informatie via de website wel waardevol Informatie gewenst over de eigen bijdrage en aanbieders Van de geënquêteerde klanten geeft 9% aan informatie over de hulp bij het huishouden te missen. Dit betreft met name informatie over de hoogte van de eigen bijdrage en het aanbod van aanbieders voor HbH/HHT. Ook genoemd zijn de procedure rond bezwaar maken tegen de beschikking en de HHT regeling (in paragraaf komt de informatievoorziening over de HHT aan de orde.). Informatie over de keuze van aanbieders Informatie over de (nu 14) aanbieders waaruit de klant kan kiezen, wordt voornamelijk aangeboden via de website van de gemeente. Een groot deel van de klanten is echter niet vaardig met computers of heeft er geen. De lijst met aanbieders op de website bevat contactgegevens en links naar de websites van aanbieders, maar geen inhoudelijke toelichting voor klanten over de kenmerken van de aanbieders. Voorheen stond zulke informatie wel op de website van de gemeente. De gemeente was voornemens een lijst met de gecontracteerde aanbieders aan klanten te verstrekken, waarvoor de aanbieders onderscheidende kenmerken zouden aanleveren. 69 CBS (3 juni 2016): in 2015 had de helft van de 75-plussers nog nooit internet gebruikt. Bij de 75- plussers zijn het vaker vrouwen die geen internet gebruiken dan mannen. Een vergelijkbare constatering is ook gedaan door de afdeling Onderzoek van de gemeente Utrecht in het rapport Utrechters Digivaardig? (april 2015). 57

133 In de praktijk gebeurt dat zelden. 70 Als een klant er op doorvraagt, wordt een print van de huidige website, of een folder met informatie over aanbieders verstrekt. Deze folder is echter niet meer actueel (want deze is gebaseerd op een verouderde versie op de website) en is bovendien niet bij alle WMO-consulenten bekend. Een gevolg hiervan is dat klanten essentiële keuze-informatie missen. Informatie over de eigen bijdrage Veel klanten uit de doelgroep (83%) hebben een laag inkomen, waardoor de betaalbaarheid van een eigen bijdrage een probleem kan zijn. In verdiepende gesprekken geven verschillende klanten aan dat zij voorafgaand aan het verkrijgen van de Wmo-voorziening willen weten hoe hoog de eigen bijdrage ongeveer wordt. De gemeente en aanbieders beantwoorden die vraag niet, met als gevolg dat de financiële onzekerheid bij de klant niet wordt weggenomen. De reden dat de gemeente dit niet kan berekenen is dat de hiervoor (privacygevoelige) inkomensgegevens van de klant nodig zijn waar de gemeente niet naar wil vragen (de hoogte van de eigen bijdrage hangt, behalve van de zorg die iemand krijgt, ook af van het inkomen en de aanwezigheid van vermogen). De gemeente vindt inzicht verkrijgen in de hoogte van de eigen bijdrage daarom een verantwoordelijkheid van de klant. De gemeente verwijst de klant voor meer informatie naar de website van het CAK, waar een rekentool beschikbaar is om de hoogte van de eigen bijdrage te berekenen. Klanten kunnen het CAK ook bellen over deze vraag. De Nationale ombudsman constateert dat de burger terecht verwacht dat de gemeente hem informeert over de hoogte van de eigen bijdrage, omdat de financiële consequenties in sommige gevallen tot problemen en zelfs niet-gebruik kunnen leiden. 71 Tegelijkertijd signaleert de ombudsman een voor gemeenten bijna paradoxale situatie, omdat zij bij de beoordeling van de zorgvraag geacht worden de inkomens- en vermogenssituatie van de klant niet te betrekken. Gemeenten zouden alles in het werk moeten stellen om de burger zoveel mogelijk informatie over de hoogte van de eigen bijdrage te geven als wettelijk mogelijk is. Mede in reactie op het rapport van de Nationale ombudsman stelt de staatsecretaris van VWS dat in het gesprek tussen gemeente en klant ten eerste de klant geïnformeerd moet worden over de eigen bijdrage en ten tweede de gevolgen van de eigen bijdrage op het huishouden met de klant moeten worden besproken (dit als onderdeel van de verantwoordelijkheid om maatwerk te leveren). 72 Informeren over de hoogte van de eigen bijdrage hoeft niet op de euro nauwkeurig te zijn Dit is vastgelegd in de Leveringsafspraken HbH, een bijlage bij de Raamovereenkomst Hulp bij het huishouden (kenmerk 14.MO.116). Nationale ombudsman (23 maart 2016). Een onverwacht hoge rekening. Onderzoek van de Nationale ombudsman naar de informatieverstrekking over de eigen bijdrage ingevolge de Wmo. Staatssecretaris van VWS (14 april 2016). Zorg en maatschappelijke ondersteuning. Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Vergaderjaar , , nr

134 De gemeente Utrecht kan de klant actiever ondersteunen dan nu het geval is. Het CAK biedt gemeenten hiervoor tools. Er is een smartphone app beschikbaar. 73 Deze is bedoeld voor professionals om voor klanten de maximale eigen bijdrage te kunnen berekenen, bijvoorbeeld bij een keukentafelgesprek. Ook zijn bij het CAK folders te bestellen die de gemeente aan de klant kan verstrekken. Van die mogelijkheid maakt de gemeente, voor zover de rekenkamer heeft kunnen constateren, geen gebruik. Ook zonder inzage in de inkomensgegevens van de klant kan de gemeente een klant helpen door uitleg te geven bij het gebruik maken van de CAK app en rekentool. Het CAK biedt bovendien cursussen voor Wmo-consulenten om klanten beter te kunnen ondersteunen bij het verkrijgen van inzicht in de hoogte van de eigen bijdrage. Het betalingsproces van de eigen bijdrage aan het CAK is overigens wel duidelijk voor de meeste klanten Helft klanten niet goed op de hoogte van rechten Uit ons onderzoek blijkt dat een deel van de klanten niet goed op de hoogte is van hun rechten en mogelijkheden. Voorbeelden zijn de mogelijkheid van het inhalen van uren, het via HHT kunnen inkopen van extra uren tegen een verlaagd tarief, het recht op herindicatie en inzicht in de criteria waarop een aanvraag wordt beoordeeld. Inhalen uren De helft van de geënquêteerde klanten is slecht op de hoogte van hun recht om gemiste uren HbH (bijvoorbeeld wegens ziekte of vakantie) later in te mogen halen. Zij weten niet van de mogelijkheid (23%), denken dat het niet kan (15%) of denken dat het alleen mag binnen een periode van vier weken (13%). Bijvoorbeeld een ouder echtpaar dat ieder jaar 4 weken op vakantie gaat, heeft de uren HbH van die weken nooit naderhand ingehaald, terwijl zij daar wel recht op hebben. 74 De klant wist niet dat dit mogelijk is. Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) Bijna een kwart (24%) van de geënquêteerde klanten weet niet dat zij met de HHT extra uren voor aanvullende diensten tegen een verlaagd tarief kunnen inkopen. Dat bijna een kwart niet op de hoogte is van de HHT is opvallend aangezien in 2015 alle bestaande HbH-klanten van de gemeente een brief kregen over de mogelijkheid van HHT. Ook heeft de gemeente met aanbieders afgesproken dat zij hun klanten actief informeren over de mogelijkheid van HHT. De aanbieders doen dat mondeling via de hulp, al dan niet gecombineerd met een nieuwsbrief en/of folder. 75 De HHT regeling is De CAK-app (versie 1.0.2) verschilt van de rekentool op de CAK website, doordat in de app de zorgkosten niet ingevoerd kunnen worden. De app berekent daardoor alleen de maximale eigen bijdrage en niet de werkelijke te betalen eigen bijdrage. Niet bekend is of hiervoor updates van de app zijn voorzien. Zie ook paragraaf 2.3 Beleid gemeente Utrecht voor de afspraak hierover tussen gemeente en aanbieders. Sommige aanbieders spreken op hun website niet van HHT, maar gebruiken de term gemaksdienst. 59

135 volgens verschillende aanbieders voor klanten moeilijk te begrijpen en moet door de complexiteit herhaaldelijk worden toegelicht. 76% van de klanten is wel op de hoogte van de HHT. De meeste van de klanten die bekend zijn met HHT weet dat via een brief van de gemeente (69%). Andere klanten hebben er van gehoord via de aanbieder of de eigen hulp, of via de media. Nieuwe klanten die HbH (ZIN of PGB) krijgen, ontvangen van de gemeente géén schriftelijke informatie over HHT. Wmo-consulenten maken zelf de keuze om een klant wel of niet mondeling over HHT te informeren. Als een Wmo-consulent van mening is dat HHT voor de klant niet relevant is, dan wordt de klant niet geïnformeerd. Het selectief informeren van klanten geldt overigens ook voor de mogelijkheid van een PGB. Deze eigen invulling door Wmo-consulenten, leidt ertoe dat klanten niet over dezelfde informatie beschikken over hun rechten en mogelijkheden. Uit de verdiepende gespreken blijkt klanten die uren via de HHT inkopen, zich zorgen maken over de continuering van HHT uren in In de media vernemen klanten dat de regeling tijdelijk is en dat niet duidelijk is of en hoe dit door de gemeente in 2017 wordt ingezet. Voor zover de rekenkamer heeft kunnen vaststellen is over een mogelijke continuering of beëindiging van de HHT-regeling in 2017 nog geen informatie aan klanten verstrekt. Herindicatie De persoonlijke situatie en ondersteuningsbehoefte van klanten kan veranderen. Soms geleidelijk en in de lijn der verwachting (afnemend uithoudingsvermogen, slijtage, ouderdomskwalen, progressieve aandoeningen etc.) en soms plotseling (door een ongeval, ziekenhuisopname, overlijden van partner, wegvallen mantelzorg etc.). Klanten hebben het recht om wanneer hun ondersteuningsbehoefte is veranderd, een herindicatie aan te vragen. Klanten beseffen dat niet altijd, zo bleek uit verdiepende gesprekken. Ook uit de eindrapportage van het project Huishoudcoaches blijkt dat veel cliënten niet op de hoogte zijn van het feit dat zij altijd zelf een herindicatie kunnen aanvragen. 76 Beleidsregels en normering toewijzen uren De gemeente hanteert criteria voor de verstrekking van de basisvoorziening HbH en voor aanvullende maatwerkmodulen en normen voor het bijbehorende aantal uren hulp. Een aantal klanten geeft in de verdiepende gesprekken aan te willen weten hoe de indicatie van het aantal uren door de gemeente is onderbouwd en op grond van welke criteria. Ook is gevraagd hoe is bepaald in hoeveel uur een huis schoongemaakt kan worden. Dergelijke informatie maakt geen deel uit van de klantvoorlichting door de gemeente. De meeste klanten zijn niet op de hoogte van de beleidsregels en criteria voor toekenning van maatwerkmodules. 76 U-Centraal (5 januari 2016). Eindrapport Project Huishoudcoaches. 60

136 4.4.6 Klanten met PGB slechtere informatiepositie Een PGB (persoonsgebonden budget) kan worden ingezet voor het inkopen van professionele hulp of voor geldelijke vergoeding van informele hulp (bijvoorbeeld iemand uit het eigen netwerk). Klanten met een PGB voor hulp bij het huishouden zijn relatief vaker ontevreden over de informatievoorziening over HbH dan klanten die zorg in natura ontvangen (22% versus 13%). PGB-ers geven ook vaker dan klanten met zorg in natura aan informatie te missen (21% versus 8%), bijvoorbeeld over de mogelijkheid extra uren bij een aanbieder in te kopen met de HHT-regeling. Als een klant een PGB inzet als vergoeding voor informele hulp dan valt er een belangrijk informatiekanaal weg: de informatievoorziening vanuit de aanbieder. De klant is dan aangewezen op eigen informatievergaring en de informatievoorziening door de gemeente. Dat kan een reden zijn voor de slechtere informatiepositie van klanten met een PGB. Een andere reden kan zijn dat klanten met een PGB kritischer zijn, zij moeten ten slotte zelf de regie kunnen voeren op de inkoop en de kwaliteit van de zorg. Mogelijk stellen zij hogere eisen aan de informatie vanuit de gemeente Informatie vanuit aanbieders Aanbieders van hulp bij het huishouden zijn over het algemeen van mening dat hun klanten voldoende zijn geïnformeerd. Toch geeft een aantal klanten aan dat de communicatie van de aanbieder over bepaalde zaken en ook het administratief proces bij de aanbieder beter kan. Bijvoorbeeld terugbelafspraken worden niet altijd nagekomen (zoals een telefonische afspraak om de eerste weken hulp te evalueren). De organisatie en communicatie bij uitval van de vaste hulp (door ziekte e.c.) laat volgens sommigen te wensen over. Ook wordt de Zorgmap 77 bij de klant niet in alle gevallen gebruikt (takenlijst/schoonmaakplan niet ingevuld, evaluatieformulieren ongebruikt). Bij veel klanten gaat het goed, maar er is een palet van voorbeelden waar zaken niet zijn gegaan zoals het hoort. Dat geeft de rekenkamer gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep, reden tot zorg. De gemeente verwacht van aanbieders van hulp bij het huishouden dat zij hun klanten informeren over hulp bij het huishouden, maar omdat de toegang tot de HbH bij de gemeente is belegd, heeft ook de gemeente een verantwoordelijkheid om klanten van informatie te voorzien. Contractueel is vastgelegd dat de aanbieder moet zorgen voor een goede telefonische bereikbaarheid. 78 Daarnaast zijn in de loop van 2015/ De Zorgmap is het persoonlijk dossier dat bij de klant thuis ligt. De Zorgmap bevat o.a. de personalia van de klant, schoonmaakplan, gemeentelijke takenlijst, arbo-checklist, zorgovereenkomst, informatie over het melden van klachten, evaluatieformulieren en incidentenlijst. Ook worden de urenbriefjes met door de schoonmaakhulp gewerkte uren in de map bewaard. Dit is vastgelegd in de Leveringsafspraken HbH, een bijlage bij de Raamovereenkomst Hulp bij het huishouden (kenmerk 14.MO.116). 61

137 tijdens de driemaandelijkse contracttafelgesprekken afspraken gemaakt met de aanbieders over het informeren van klanten. Zo is het informeren van klanten over HHT expliciet belegd bij de aanbieders. 79 Uit de gesprekken met aanbieders blijkt dat zij vinden dat de gemeente de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van informatie aan klanten over HbH in sterke mate bij de aanbieder heeft neergelegd. De aanbieders zijn niet goed op de hoogte welke informatie de gemeente zelf aan klanten verstrekt. Dit is volgens de gemeente opmerkelijk, omdat de gemeente de brieven en communicatie- uitingen aan klanten ter informatie doorstuurt aan de aanbieders Extra kwetsbare klanten Bij een deel van de klanten is het langer zelfstandig thuis wonen door de hoge leeftijd en forse gezondheidsbeperkingen een wankel evenwicht. In veel van deze huishoudens leveren de kinderen ondersteuning en houden vinger aan de pols of het wel goed gaat. De kinderen fungeren daarnaast dikwijls als gesprekspartner voor de gemeente namens de klant en zorgen er voor dat de ouders op de hoogte zijn van de informatie die gemeente of aanbieder geven. In de gesprekken met aanbieders en medewerkers HbH is aangegeven dat er ook extra kwetsbare klanten zijn die er volledig alleen voor staan, omdat zij geen kinderen en geen sociaal netwerk hebben. Contact met de hulp bij het huishouden is soms het enige sociale contact. Deze klanten ontvangen dezelfde informatie als andere klanten maar hebben een andere informatiebehoefte. Het komt nu voor dat deze personen onvoldoende bereikt en geïnformeerd worden door de gemeente. Vaak kunnen zij niet met de informatie uit de voeten. Periodiek persoonlijk contact is bij deze klanten erg belangrijk om ervoor te zorgen dat zij goed geïnformeerd blijven worden, maar ook om na te gaan of de ondersteuning nog past bij de actuele situatie. 79 Gemeente Utrecht (4 februari 2015). Besluiten en actiepunten Plenair Overleg Contracttafel HBH

138 5 HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN DE PRAKTIJK 5.1 INLEIDING Dit hoofdstuk gaat in op de vraag hoe de klanten de hulp ervaren die zij onder het huidige beleid van de gemeente Utrecht krijgen. De bevindingen zijn gebaseerd op de telefonische enquête die is afgenomen onder de klanten met hulp bij het huishouden, en verdiepende gesprekken met klanten thuis, met Wmo-consulenten van de gemeente, medewerkers HbH en aanbieders van hulp bij het huishouden. Waar mogelijk is vergeleken met resultaten van onderzoek naar klantervaringen in het verleden of in andere gemeenten. Dit hoofdstuk beschrijft de praktijk van hulp bij het huishouden op de volgende aspecten: tevredenheid over de behandeling van aanvragen door het Wmo-loket; tevredenheid van klanten over de hulp bij het huishouden die zij van de gemeente krijgen; eventuele neveneffecten van het beleid; ideeën die klanten hebben om de hulp bij het huishouden goedkoper of beter te maken; en het draagvlak voor het beleid van de gemeente onder de klanten. 5.2 BEVINDINGEN Wij constateren over de hulp bij het huishouden in de praktijk het volgende: 1. Een hoge mate van tevredenheid over de behandeling van aanvragen voor hulp bij het huishouden door het Wmo-loket. 2. Criteria voor het verkrijgen van extra uren hulp (maatwerkmodules) zijn bij de klanten niet bekend. 3. Er is veel onvrede bij bestaande klanten over het verloop van de herindicaties (geen huisbezoek, niet geluisterd, geen maatwerk). Gesprekken werden meer ervaren als mededeling. Ervaringen van nieuwe klanten met indicatiegesprekken zijn positiever. 4. De meeste klanten (82%) zijn tevreden over de voorziening in het algemeen. 5. Iets meer dan de helft van de klanten (55%) is ontevreden over het aantal uren hulp bij het huishouden op dit moment. 6. De kwaliteit van de hulp is doorgaans goed, maar bij een deel van de klanten voor verbetering vatbaar. 7. Neveneffecten van het beleid uiten zich in de toegenomen werkdruk voor de hulp bij het huishouden, en in de toegenomen kosten voor klanten en een afnemende gezondheid (welzijn) van sommige klanten. 63

139 8. Ideeën van klanten om de zelfredzaamheid te vergroten of om de hulp bij het huishouden goedkoper en/of beter te maken, zijn vooral gericht op verbetering van de voorziening. 9. Het draagvlak voor het gemeentelijk beleid onder klanten is beperkt. 5.3 TOELICHTING OP DE BEVINDINGEN Mate van tevredenheid behandeling aanvragen HbH De aanvraagprocedure is laagdrempelig ingericht en de doorlooptijd is vaak kort. Bijna zeven op de tien klanten die in het afgelopen jaar 80 hulp bij het huishouden hebben aangevraagd zijn (zeer) tevreden over de aanvraagprocedure in het algemeen (zie figuur 5.1). 81 Figuur 5.1 Tevredenheid over de aanvraagprocedure in het algemeen (n = 69) Tevredenheid aanvraagprocedure 17% 51% 12% 9% 12% Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden Weet ik niet Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, In de meeste gevallen is de aanvraag telefonisch met het Wmo-loket afgehandeld. De nieuwe 82 klanten zijn vooral positief over de snelheid waarmee de hulp geregeld wordt en over het prettige gesprek dat zij hebben gevoerd met de consulent. Zij voelen zich serieus genomen en vinden het duidelijk wat de mogelijkheden zijn. Enkele klanten vinden het wel vreemd dat de Wmo-consulent niet thuis kwam om de situatie goed te kunnen beoordelen. Aan de zes respondenten die in de telefonische enquête ontevreden waren over de aanvraagprocedure, is gevraagd waarom dat zo is. Drie van hen zijn van mening dat er in de aanvraagprocedure te weinig is gekeken naar de persoonlijke situatie. Twee respondenten vonden de aanvraagprocedure te lang, de overige redenen lopen sterk uiteen en hebben vooral betrekking op de persoonlijke omstandigheden Alleen de klanten die vanaf 2015 hulp bij het huishouden hebben ontvangen, hebben de vragen over de aanvraagprocedure in de telefonische enquête beantwoord, dit aantal is 69. Tot 2015 werd jaarlijks door de afdeling Onderzoek van de gemeente Utrecht in opdracht van Werk & Inkomen onderzoek uitgevoerd onder Wmo-gebruikers in de gemeente. In 2013 en 2014 was 80% van de aanvragers van een Wmo-voorziening (zeer) tevreden over de aanvraagprocedure. Het betrof hier niet alleen aanvragen voor HbH maar ook voor hulpmiddelen, woningaanpassing, etc. Wanneer gesproken wordt van nieuwe klanten dan gaat het om personen die dit jaar of vorig jaar (2015) voor het eerst hulp bij het huishouden hebben gekregen. Bestaande klanten hadden ook daarvoor (2014 en eerder) al hulp bij het huishouden van de gemeente. 64

140 Ervaring Start ondersteuning Besluit Afhandeling Aanvraag zelf Toegang Beschrijving aanvraagproces Het aanvraagproces is schematisch weergegeven in figuur 5.2. Figuur 5.2 Schematische weergave aanvraagproces Inwoners gemeente Utrecht 2016: Klanten hulp bij het huishouden 2016: 5.506, 1,6% Informeel netwerk Aanvraag Wmo-loket Telefoon Digitaal loket Afhandeling 2015: aanvragen HbH Persoonlijk / huisbezoek (circa 1/3) Afwijzing (2015: 71; 2,4%) Door aanbieder (verschillend) Aanvullend onderzoek Bezwaar / beroep Klantervaring Telefonisch gesprek (circa 2/3) Toekenning (2015: 2.942; 97,6%) Huisbezoek aanbieder (intakegesprek) (Eerste) bezoek hulp bij het huishouden Door gemeente (steekproef) Buurtteam Zorgaanbieder Huisarts Toegang. Anno 2015 maakt circa 1,6% van de bevolking gebruik van hulp bij het huishouden van de gemeente. Zij hebben ofwel zelf of met behulp van anderen een aanvraag voor hulp bij de gemeente in gang gezet. Aanvraag. De aanvraag van Hulp bij het Huishouden moet bij het Wmo-loket worden ingediend. Dit kan telefonisch, via het digitaal loket (met behulp van DigID) en per . Een deel van de aanvragen wordt sinds medio 2011 in een vroeg stadium (na vraagverheldering) niet in behandeling genomen. Afhandeling. De afhandeling van de aanvraag kan zowel door middel van een persoonlijk gesprek bij de cliënten thuis, als per telefoon. Bij een klein deel van de klanten is aanvullend onderzoek door een medisch deskundige nodig, omdat het gesprek onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de gevolgen van de beperking(en) van de klant. Besluit. Na de aanvraag een afwijzing krijgen of een toekenning. Iedereen met een indicatie Hulp bij het Huishouden krijgt in ieder geval de basisvoorziening van 78 uur per jaar. Een deel van de klanten krijgt ook een aanvullende module. Start ondersteuning. De klant ontvangt van de gemeente een brief met het besluit (beschikking). Bij toekenning krijgt de gekozen aanbieder krijgt bericht om de ondersteuning te starten. Zij voeren een intakegesprek met de klant om kennis te maken, wensen en behoeften te peilen en afspraken vast te leggen in de zorgmap. Ervaring. De ervaringen van de klant worden door de aanbieders op verschillende momenten en manieren gemeten. Daarnaast kan de klant benaderd worden in de steekproef van het verplichte klanttevredenheidsonderzoek. 65

141 Voor de beoordeling van aanvragen is het gesprek tussen de klant en de Wmoconsulent van de gemeente belangrijk. Uit de gesprekken met de Wmo-consulenten blijkt dat op dit moment ongeveer twee derde van de aanvragen door middel van een telefonisch indicatiegesprek wordt afgehandeld, bij circa een derde van de aanvragen vindt een huisbezoek plaats. Er is een aantal groepen aanvragers waar een huisbezoek standaard is. Ten aanzien van aanvragen hulp bij het huishouden gaat het om mensen van 80 jaar en ouder, HbH2-klanten en/of mensen met een progressieve aandoening (bijvoorbeeld MS, ALS of een andere spierziekte). Anders dan ten tijde van de herindicaties, voeren sinds eind 2015 de Wmo-consulenten zelf deze huisbezoeken uit. Wanneer de aanvrager aangeeft niet de beschikking te hebben over internet, bestaat de mogelijkheid om vooraf schriftelijke informatie toe te sturen. In de praktijk komt dit echter zelden voor, omdat de aanvrager er in veel gevallen niet naar vraagt. Zie voor de verdere uitwerking van de informatievoorziening aan klanten hoofdstuk 4. De Wmo-consulenten bereiden de indicatiegesprekken voor met behulp van de bij de aanvraag meegeleverde informatie (de vraag/ behoefte van de klant, lichamelijke of psychische beperkingen, en de problemen die dit oplevert), gegevens over de woonsituatie vanuit de Basisregistratie Personen (BRP), en de historie van de klant in de contacten met de gemeente Utrecht (eerdere gesprekken, andere voorzieningen e.d.). Aan de klanten wordt een brief gestuurd met daarin de bevestiging van de melding in het kader van de Wmo en de afspraak voor het gesprek met de Wmoconsulent. In de brief worden ook de mogelijkheden tot het indienen van een persoonlijk plan 83 en het gebruikmaken van cliëntondersteuning (via het buurtteam) genoemd. Uit de gesprekken met klanten en enkele bijgewoonde huisbezoeken blijkt dat klanten in de meeste gevallen het gesprek inhoudelijk niet voorbereiden, een persoonlijk plan wordt maar zelden ingediend. In het indicatiegesprek wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: Eerder toegekende Wmo-voorzieningen; Voorwaarden die eerder aan voorzieningen zijn verbonden; De medische situatie van de aanvrager en de mate waarin de klant zelfstandig functioneert 84 ; Medische zorg die al wordt ontvangen (specialisten, therapeuten, lengte/gewicht, medicatie). In de gesprekken is daarnaast ruimte om bijvoorbeeld de invulling van het dagelijks leven en de behoefte aan andere vormen van ondersteuning uit te vragen Zie Wmo 2015 (2.3.2 lid 2). Voordat het onderzoek van start gaat, kan de cliënt het college een persoonlijk plan overhandigen waarin hij de omstandigheden ( ) beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen. Het college brengt de cliënt van deze mogelijkheid op de hoogte en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding ( ) in de gelegenheid het plan te overhandigen. Aspecten in het Wmo-onderzoeksverslag zijn: verplaatsen buitenshuis (korte, middellange en lange afstanden), verplaatsen binnenshuis, traplopen, transfers, arm en handfunctie, incontinentie, geheugen, evenwicht, visus/gehoor, en anders. 66

142 Na afloop van het gesprek wordt de aanvraag uitgewerkt en krijgt de klant een brief met daarin het besluit dat is genomen. Sinds november 2015 stuurt het Wmo-loket ook een gespreksverslag mee 85. Bij personen die een aanvraag indienen voor een Persoonsgebonden Budget (PGB) wordt gevraagd om binnen 2 weken een PGB-plan in te dienen, waarvoor het in te vullen formulier wordt meegestuurd. Pas nadat dit PGB-plan is ontvangen en beoordeeld door een Wmo-consulent, kan het PGB definitief worden toegekend. Sinds de financiële afhandeling van het PGB via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) plaatsvindt, wordt daar gecontroleerd op de besteding van de gelden. Voor de gemeente betekent dit dat de gronden om een aanvraag voor een PGB af te wijzen beperkt zijn. Uit de telefonische enquêtes blijkt dat klanten vooral voor een PGB kiezen, omdat zij zelf de eigen zorg willen organiseren of omdat zij geen vreemde in huis willen. Het merendeel van de klanten ontvangt zorg in natura (ZIN). Bij het besluit tot toekenning van HbH ZIN wordt aan de gekozen professionele aanbieder de opdracht verstrekt om de hulp bij het huishouden te gaan leveren. De klant mag zelf een aanbieder voor de levering kiezen, maar uit de gesprekken met klanten en de bijgewoonde huisbezoeken blijkt dat zij in veel gevallen geen idee hebben voor wie zij zouden moeten kiezen en waarom. In de meeste gevallen geeft de Wmo-consulent vervolgens een advies of reikt een aantal namen van passende 86 aanbieders aan. De aanbieder neemt contact op met de klant voor een intake gesprek, waarmee de aanvraagprocedure wordt afgerond. Uit de gesprekken met Wmo-consulenten en de verdiepende gesprekken met klanten blijkt dat de doorlooptijd van de aanvraag vaak kort is. Wanneer mensen vandaag contact opnemen, vindt vaak binnen een week het indicatiegesprek plaats en 1 á 2 dagen daarna ligt de zorgopdracht bij de aanbieder die dan het leveren van de hulp bij het huishouden kan inroosteren. Er zijn enkele maanden in het jaar dat een indicatiegesprek iets langer op zich laat wachten, omdat er in die periode bijvoorbeeld veel gesprekken gevoerd moeten worden. Daarnaast kan het nodig zijn om aanvullend onderzoek te (laten) doen, wat voor een langere doorlooptijd zorgt. Klanten weten het Wmo-loket goed te vinden Uit de telefonische enquête blijkt dat een groot deel van de aanvragers snel wist waar en hoe hulp bij het huishouden kon worden aangevraagd. Een groot deel (42%) ervaarde geen enkel probleem en nog eens 30% wist het redelijk snel te vinden. Onder de aanvragers die aangeven dat zij het lastig vonden, bevinden zich autochtonen en Sinds de invoering van de Wmo 2015 is het gespreksverslag een wettelijke verplichting. De gemeente Utrecht heeft even tijd nodig gehad om het format te ontwikkelen, sinds november 2015 is er een vaststaande opzet van het gesprekverslag. Passend bij de persoonlijke situatie zoals de etniciteit van de klant. Hierbij wordt bijvoorbeeld aan de klanten met een buitenlandse achtergrond een aantal aanbieders genoemd die ook hulpen aanbieden die hun moedertaal spreken. 67

143 allochtonen, jongeren en ouderen, lager en hoger opgeleiden, alleenstaanden en samenwonenden, en personen met lagere en hogere inkomens. Ook uit de verdiepende gesprekken komt het beeld naar voren dat de klanten de toegang tot het aanvraagproces snel hadden gevonden. Van de nieuwe klanten blijkt een groot deel van de aanvragen via doorverwijzing van de huisarts, het buurtteam of verzorgingshuizen tot stand komen. In een aantal situaties zijn aanvragers ook verder ondersteund door naaste familie of hebben zij nog aanvullende informatie ingewonnen bij derden, waarbij het dan vooral om de eigen arts of een zorgaanbieder gaat. Figuur 5.3 Wist u snel waar en hoe u hulp bij het huishouden kon aanvragen? (n = 69) 14% Ja, geen probleem 13% 42% Redelijk snel Nee, dat was lastig te vinden Weet ik niet 30% Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Bekendheid met criteria voor extra uren hulp (maatwerkmodules) Uit de verdiepende gesprekken met klanten en de bijgewoonde huisbezoeken blijkt dat de criteria voor de aanvullende maatwerkmodules bij de klanten niet bekend zijn. Klanten weten niet op welke aspecten er in het gesprek zal worden ingegaan en wanneer zij eventueel extra uren hulp toegewezen zouden kunnen krijgen. Klanten laten het gesprek over zich heen komen en het gesprek resulteert in veel gevallen in de toekenning van de basisvoorziening van 78 uur Ervaringen met (her)indicatiegesprekken In de huidige situatie worden alle (her)indicatiegesprekken uitgevoerd door Wmoconsulenten van de gemeente. Ten tijde van de herindicaties was dit anders: de telefonische herindicaties zijn afgehandeld door de Wmo-consulenten van de gemeente, de huisbezoeken waren uitbesteed aan een extern bureau. Bij de verdiepende gesprekken met de klanten is het verloop van de (her)indicatie met hen besproken, waarbij er geen onderscheid kan worden gemaakt naar de ervaringen 68

144 tussen de gesprekken die hebben plaatsgevonden met de consulent van gemeente of die met een persoon van het externe bureau. Wel komt er een duidelijk onderscheid naar voren tussen de ervaringen van bestaande en de nieuwe klanten met de (her)indicatiegesprekken. De ervaringen met de herindicatiegesprekken van de bestaande klanten zijn negatiever dan die van nieuwe klanten. Veel bestaande klanten zijn van mening dat het geen indicatiegesprek was, maar een mededeling. De uitkomst van het gesprek stond in hun beleving al op voorhand vast en de inhoudelijke argumenten waarom zij extra uren nodig dachten te hebben, werden volgens deze klanten niet serieus genomen. Enkele klanten geven aan dat het inhoudelijk nog wel een goed gesprek was, maar dat dan later bleek dat de inhoud helemaal geen rol speelde bij de toekenning van het aantal uren. De persoonlijke situatie van de klant werd volgens deze klanten niet goed in beeld gebracht. Zij vinden dat er onzorgvuldige beslissingen genomen zijn en dat er geen maatwerk is geleverd. Uiteindelijk heeft dit bij klanten geresulteerd in boosheid en verdriet, en bezwaarschriften tegen de beschikking van de gemeente. Sommige klanten zeggen hierdoor het vertrouwen in de overheid te zijn verloren. De doelgroep HbH bestaat uit mensen op hoge leeftijd. De gezondheid en vitaliteit kan in korte tijd flink verslechteren. Een herbeoordeling van de situatie is dan verstandig. Bij de herindicaties in 2015 naar aanleiding van de bezuinigingen op de HbH is bij een groot deel van de klanten (78%) geen heronderzoek gedaan in de vorm van een huisbezoek. Zoals eerder aangegeven zijn 660 klanten herbeoordeeld op basis van dossieronderzoek en op basis van een telefoongesprek. Dit leidde voor sommige klanten tot een mismatch van de urenindicatie en de persoonlijke situatie met grote nadelige gevolgen voor de leefbaarheid, zo blijkt uit ons onderzoek. Ter illustratie een citaat: Het zure is dat vooral het laatste jaar beide ouders veel minder vitaal zijn en vaker ziek zijn. Dit valt nu precies samen met de bezuiniging op het aantal uren hulp bij het huishouden, ze zouden eigenlijk misschien wel meer uren nodig hebben dan in het verleden Mate van tevredenheid over HbH in het algemeen Bijna 82% van de respondenten zegt in het algemeen (zeer) tevreden te zijn over de hulp bij het huishouden die zij via de gemeente krijgen. Deze uitkomst komt overeen met eerder door de gemeente uitgevoerd onderzoek. 87 Vooral de oudere klanten blijken vaker tevreden. In het recent door de gemeente uitgevoerde cliëntervaringsonderzoek Wmo 88 is geen onderscheid aangebracht naar de verschillende voorzieningen, waardoor vergelijking niet mogelijk is Deze vraag was in het verleden ook opgenomen in het klanttevredenheidsonderzoek Wmo en daaruit bleek een tevredenheid van ruim 84% in 2013 en ruim 83% in Labyrinth Onderzoek & Advies en Verwey-Jonker Instituut (maart 2016), Cliëntervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Utrecht 2015/

145 Figuur 5.4 Tevredenheid over de hulp bij het huishouden in het algemeen (n = 476) Tevredenheid in het algemeen 24% 58% 6% 9% 2% Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden Weet ik niet Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, De drie belangrijkste redenen waarom klanten aangeven in het algemeen (zeer) ontevreden te zijn over de hulp bij het huishouden die zij van de gemeente krijgen, zijn: ik heb te weinig hulp (47% van de ontevreden klanten); de hulp doet haar werk niet goed (31%); ik krijg te veel wisselende hulpen (26%). De mate van tevredenheid over het aantal uren hulp bij het huishouden en de kwaliteit van de hulp komen ook afzonderlijk in de enquêteresultaten nog naar voren. In de verdiepende gesprekken is ingegaan op de wisselingen van hulpen. Daaruit blijkt dat verschillende klanten vaak met wisselingen van hulpen zijn geconfronteerd. Genoemde oorzaken zijn aflopende contracten van de hulpen, faillissementen en overnames van aanbieders en de inzet van tijdelijke medewerkers. Wisseling van hulp wordt vooral vervelend gevonden, omdat het betekent dat je weer een ander persoon in huis krijgt en je daar weer een vertrouwensband mee moet opbouwen. Daarnaast leidt het volgens de klanten ook direct tot minder schoonmaakwerk in de beschikbare tijd, omdat ze telkens uit moeten leggen wat er moet gebeuren en waar alles staat. Een nieuwe hulp moet zich eerst het huis en de wensen van de klant goed eigen maken Mate van tevredenheid over het aantal uren hulp HbH Naast de algemene tevredenheid is de klanten om een oordeel gevraagd over het aantal uren hulp bij het huishouden dat zij op dit moment krijgen. Figuur 5.5 laat zien dat een meerderheid van de respondenten (55%) hier (zeer) ontevreden over is. Klanten die al vóór 1 januari 2015 hulp bij het huishouden van de gemeente kregen, blijken vaker ontevreden dan nieuwe klanten (respectievelijk 58% en 39% is ontevreden). Daarnaast is de ontevredenheid onder de respondenten met een PGB groter dan onder de respondenten met zorg in natura. De ontevredenheid is het grootst (70%) bij de groep respondenten die sinds 2015 te maken hebben gekregen met een vermindering van hun uren hulp. Van de klanten die evenveel uren ontvangen is ruim 23% (zeer) ontevreden. Qua leeftijd is een opvallend onderscheid aanwezig tussen de respondenten tot en met 65 jaar en de respondenten van 66 jaar en ouder. Van de jongere leeftijdscategorie is 74% van de respondenten ontevreden, van de oudere categorie is dat 51%. In een vergelijkbaar onderzoek onder klanten met hulp bij het huishouden in Roosendaal geeft bijna twee derde van de respondenten aan dat het aantal toegewezen 70

146 uren voldoende is om het huis schoon te houden 89. Het gemiddeld aantal uren hulp voor klanten met hulp bij het huishouden (niveau) 1 en PGB (niveau 1) ligt in Roosendaal op respectievelijk 2,7 en 3,6 uur per week. In Utrecht is het gemiddeld aantal uur dat klanten in de steekproef ontvangen met 1,8 aanzienlijk lager. Figuur 5.5 Tevredenheid over het aantal uren hulp bij het huishouden op dit moment (n = 476) Tevredenheid aantal uren hulp 7% 32% 6% 39% 16% Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden Weet ik niet Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, In vrijwel alle situaties waar respondenten te maken kregen met een verandering in het aantal uren hulp bij het huishouden was dat door herindicatie of bezuinigingen door de gemeente. Bij minder dan 5% speelde een verandering in de persoonlijke situatie van de klant een rol. Ook uit de verdiepende gesprekken blijkt dat de ontevredenheid vooral voortkomt uit het onvoldoende rekening houden met de persoonlijke situatie van de klant. Veel respondenten vinden dat er te weinig naar hen is geluisterd en dat de verandering in uren al direct vaststond, en dat het maatwerk daarmee ontbreekt. Veel klanten geven aan dat hun gezondheid (steeds) verder achteruit gaat, ze ouder en minder mobiel worden, en tegelijkertijd dat dit niet leidt tot extra uren hulp bij het huishouden. Daarnaast missen zij aandacht voor de omvang en indeling van de woning bij de indicatiestelling, terwijl dat volgens de klanten wel invloed heeft op het benodigde schoonmaakwerk. Als de huidige uren onvoldoende blijken om het huis schoon en leefbaar te houden is aan de klanten gevraagd hoeveel uren zij zelf minimaal nodig achten. Hieruit komt het oude aantal uren, van vóór de bezuinigingen, duidelijk naar voren. Klanten geven daarbij aan dat deze uren destijds niet voor niets waren geïndiceerd. In de meeste situaties komt het minimaal benodigd aantal uren op 3 uur per week. Een aantal klanten compenseert op dit moment de vermindering van uren nog met het bijkopen van extra uren met de huishoudelijke hulp toelage, omdat dit financieel nog net mogelijk is. Zij maken zich tegelijkertijd wel zorgen over de toekomst als deze regeling vervalt. Anderen kunnende extra uren niet bekostigen. Een deel van de respondenten wijst in het kader van de uren ook op de kwaliteit van de hulp; de ene hulp bereikt meer in de beschikbare uren dan de ander, dit aspect komt later nog aan de orde. 89 Gemeente Roosendaal (november 2015). Klanttevredenheidsonderzoek Hulp bij het huishouden. 71

147 Aanbieders: uren in veel gevallen toereikend Uit de gesprekken met de aanbieders blijkt dat zij vinden dat het aantal uren in de basisvoorziening (78 uur) in de meeste gevallen toereikend is voor het realiseren van de takenlijst van de gemeente Utrecht. Zij benadrukken wel dat de hulp bij het huishouden dan goede afspraken met de klant moet maken over de taken die nog wel en welke niet meer worden uitgevoerd. Aanbieders zien dat de werkdruk onder de hulpen is toegenomen. Ook is meer de nadruk komen te liggen op het schoonmaakwerk, voor sociaal contact met de klant is vrijwel geen tijd meer in de basisvoorziening. Bij een deel van de klanten lukt het echter niet met de basisvoorziening, bijvoorbeeld als sprake is van zware lichamelijke of psychische beperkingen, medische noodzaak voor een schoner huis en/of een grotere woning. Wanneer het niet lukt om met de geïndiceerde uren een voldoende resultaat te boeken, zien de aanbieders een taak voor de hulp bij het huishouden om dit te signaleren en te melden, en vervolgens in samenspraak met (het netwerk van) de klant en de gemeente naar een passende oplossing te zoeken. Medewerkers: werk verzakelijkt en meer uren nodig voor een goed resultaat Uit de groepsgesprekken die de rekenkamer met een aantal medewerkers (hulpen bij het huishouden) voerde, komt duidelijk naar voren dat zij een hogere werkdruk ervaren en zien dat er taken blijven liggen. Zij en hun klanten missen het sociale contact, omdat er in de basisvoorziening echt alleen tijd besteed wordt aan het noodzakelijke schoonmaakwerk. Het werk is een hiermee een stuk zakelijker geworden en vaak is het werk (net) niet af. Er zijn volgens de medewerkers meer uren per klant nodig om een goed resultaat te realiseren en prettig te kunnen werken. Medewerkers staan in het algemeen positief tegenover de takenlijst van de gemeente, omdat deze helpt als leidraad bij het schoonmaken en op papier staat vastgelegd wat minimaal gedaan moet worden en hoe vaak. Het helpt om heldere afspraken te maken met de klant Kwaliteit van de hulp Bijna 85% van de respondenten in de telefonische enquête is (zeer) tevreden over de kwaliteit van de hulp bij het huishouden (zie figuur 5.6). De tevredenheid onder autochtone respondenten is hoger dan onder allochtone respondenten, respectievelijk 86% en 78%. Ook uit de verdiepende gesprekken en de interviews met aanbieders komt het beeld naar voren dat de allochtone klanten kritischer zijn op de kwaliteit van de hulp. Allochtone klanten verwachten daarnaast relatief vaak dat het resultaat dat voorheen met meer uren werd bereikt, ook met minder uren nog altijd gerealiseerd wordt. Het percentage klanten dat (zeer) tevreden is over de kwaliteit van de werkzaamheden is in Utrecht vergelijkbaar met Roosendaal (86%). 72

148 Figuur 5.6 Tevredenheid over de kwaliteit van de hulp bij het huishouden (n = 476) Tevredenheid kwaliteit hulp 26% 59% 7% 6%1% Zeer tevreden Tevreden Neutraal Ontevreden Zeer ontevreden Weet ik niet Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Uit de verdiepende gesprekken blijkt dat de klanten de hulp vooral waarderen op inzet, kwaliteit van het geleverde werk, klantvriendelijkheid en de bereidheid om een stapje extra te zetten als de beschikbare tijd te weinig blijkt. Als de hulp zoveel mogelijk probeert te doen, daarbij de wensen van de klant meeneemt en zo nu dan een extra taak uitvoert, zijn de klanten (zeer) tevreden. Dit benadrukt het belang van een vaste hulp voor de tevredenheid over en het prettige contact met de hulp. Een groot deel van de respondenten die ontevreden zijn over de kwaliteit van de hulp bij het huishouden vindt dat de hulp het werk niet goed doet. Ook uit de verdiepende gesprekken komt naar voren dat klanten zien dat het werk (te) snel wordt gedaan en daarnaast dat het niet aansluit bij de door hen gewenste manier van schoonmaken. Bij de kwaliteit speelt de wisseling van hulpen ook een rol. Wanneer er een andere hulp komt, moet die zich het huis en de wensen van de klant eigen maken, wat de kwaliteit van het werk niet ten goede komt. Daarnaast melden klanten dat invallers minder ervaren zijn en daardoor minder kwaliteit leveren en minder taken realiseren binnen de geïndiceerde uren. Een aantal klanten pleit voor coaching en opleiding voor beginnende schoonmaakhulpen. De indruk bestaat dat zij zomaar aan het werk worden gezet en dan nog veel basale uitvoeringszaken van de klanten moeten leren. In de leveringsafspraken staan onder kwaliteit verschillende punten waar de bevindingen van dit onderzoek bij klanten afwijken van de gestelde voorwaarden. De belangrijkste afwijkingen zijn: Per klant werkt u (de aanbieder, rekenkamer) zoveel mogelijk met een vaste schoonmaakhulp of een vaste poel van schoonmaakhulpen (afspraak 24). Sommige klanten hadden meerdere maanden lang geen vaste hulp. Bij ziekte en vakantie zorgt u (de aanbieder, rekenkamer) voor vervanging indien de klant dit wenst. U laat de klant vooraf (telefonisch) weten wie komt schoonmaken (afspraak 26). Uit de verdiepende gesprekken blijkt dat klanten het nog altijd meemaken dat een hulp niet komt opdagen, dat vervanging niet mogelijk is (geen medewerker beschikbaar of niet in te plannen) of dat feestdagen niet op andere momenten kunnen worden gecompenseerd. Daarnaast weet een deel van de klanten niet dat ze een vervanger kunnen vragen. De vervangende medewerker is door u vóór aanvang van de werkzaamheden op de hoogte gesteld van de afspraken met de betreffende klant (afspraak 27) en de in te zetten medewerkers. Klanten ervaren een groot verschil in kwaliteit tussen de 73

149 vaste hulp en de vervangende hulp, wat er in verschillende gevallen toe heeft geleid dat de klant geen vervanger meer wenst. De door u in te zetten medewerkers zijn bekwaam in het uitvoeren van huishoudelijke verzorging (afspraak 29). Uit de ervaringen van klanten blijkt dat zij vervangende en nieuwe hulpen veel taken moeten leren en twijfels hebben bij de bekwaamheid van deze personen. Over de vaste medewerkers met, in de meeste gevallen, meer ervaring zijn de klanten meestal wel tevreden. Aanbieders: meten klanttevredenheid, maar leveren uitkomst niet aan bij de gemeente De gemeente Utrecht heeft in haar leveringsvoorwaarden 90 voor Hulp bij het huishouden opgenomen dat aanbieders eenmaal per jaar de klanttevredenheid van de dienstverlening onderzoeken en de gemeente op de hoogte stellen van de uitkomst ervan. Uit de gesprekken met de aanbieders blijkt dat zij de klanttevredenheidsmetingen op verschillende manieren inrichten. Vooral de grotere aanbieders voeren jaarlijks een onderzoek uit onder (een steekproef van) hun klanten. Ook voor de ISO-certificering zijn deze periodieke metingen een vereiste. Kanttekening is wel dat de meting niet altijd inzicht geeft in de hulp bij het huishouden in de gemeente Utrecht; deels vinden de metingen plaats op het totale dienstverleningspakket en deels ook op landelijk niveau. Naast deze jaarlijkse metingen hebben alle aanbieders individuele tevredenheidsmetingen onder klanten. Er worden verschillende tijdstippen gehanteerd (2, 4, 6, 10 weken na de intake, na een half jaar, jaarlijks, en einde zorglevering), de uitkomsten worden opgenomen in de zorgmap van de betreffende klant. Geen van de aanbieders heeft in het afgelopen jaar de uitkomst van klanttevredenheidsmetingen over de hulp bij het huishouden aan de gemeente Utrecht geleverd. Er is ook niet door de gemeente naar de klanttevredenheidsmetingen gevraagd. Aan de contracttafels is in het algemeen geïnformeerd naar de uitvoering van de dienstverlening en of er klachten en dergelijke van klanten binnenkwamen en daarnaast vraagt de gemeente om in de managementrapportages het aantal klachten per periode (indien van toepassing) te melden en hier een toelichting op te geven. De toetsing van de contractueel vastgelegde afspraken met aanbieders door de gemeente is beperkt. De gemeente voert ieder kwartaal een contracttafeloverleg (een groepsgesprek met aanbieders) en ontvangt per vier-wekelijkse CAK periode een tabel met kerncijfers (aantal klanten, geïndiceerde en geleverde uren, aantal klachten, etc.). Over de rechtmatigheid van de financiën leggen aanbieders jaarlijks verantwoording af. De gemeente vraagt in de jaarverantwoording over 2015 ook naar het opleidingsniveau van HbH2 medewerkers. Het contractmanagement door de gemeente bevat geen (kwaliteits-)audits of andere periodieke toetsing op de geleverde kwaliteit en het naleven van de contractafspraken. Dat is volgens afdeling Werk & Inkomen bij 90 Bijlage 1 Leveringsafspraken (bij de raamovereenkomst voor het op afroep leveren van Hulp bij het huishouden), afspraak 39 (onder kwaliteit): U onderzoekt eenmaal per jaar de klanttevredenheid van uw dienstverlening en stelt de gemeente op de hoogte van de uitkomst. Indien de gemeente hierom verzoekt kunt u de landelijke vereisten aan het klanttevredenheidsonderzoek in uw eigen klanttevredenheidsonderzoek integreren. 74

150 andere contractpartners van de gemeente (zoals reïntegratiebedrijven) wel onderdeel van het contractmanagement Een gevolg van de door de gemeente gekozen lichtere vorm van contractmanagement (zonder kwaliteitsaudits of andere periodieke toetsing op de geleverde kwaliteit en het naleven van de contractafspraken) bij HbH/HHT is dat de gemeente beperkt zicht heeft op de prestaties en geleverde kwaliteit van de aanbieders van HbH en hoe deze door klanten wordt ervaren Neveneffecten van het beleid Zowel uit de telefonische enquête onder klanten, als uit de interviews en groepsgesprekken met medewerkers blijkt dat de druk op de hulp bij het huishouden door het gevoerde beleid is toegenomen. Het werk is zakelijker geworden, tijd voor het sociale contact is er vrijwel niet meer. Zowel voor de hulp bij het huishouden als voor de klant is dat een gemis. Vooral de bestaande klanten die aan meer uren hulp bij het huishouden gewend waren, zijn genoodzaakt hun verwachtingen van de hulp bij te stellen. Respondenten in de telefonische enquête noemen vaak het blijven liggen van taken en het gebrek aan voldoende uren als belangrijke gevolgen van de vermindering van hulp bij het huishouden (zie figuur 5.7). Ook dat zij zelf meer moeten gaan doen, een groter beroep moeten doen op familie, vrienden en bekenden, en het verminderen van sociale Figuur 5.7 Wat betekent de vermindering van uren hulp bij het huishouden voor klanten (n = 243, meerdere antwoorden mogelijk) Er wordt minder schoongemaakt Hogere kosten (extra uren inkopen) Gezondheidsproblemen Moet meer zelf doen Heeft een tekort aan uren Minder sociaal contact (met hulp en buitenshuis) Familie, vrienden en bekenden moeten meer doen Geen gevolgen van vermindering 12% 6% 18% 6% 6% 12% 7% 0% 8% 6% 0% 6% 3% 2% 6% 3% 2% 4% 7% In eerste instantie noemde 7% geen concrete gevolgen van de vermindering van uren (donkergroen). 64% noemde geen andere gevolgen in tweede instantie (lichtgroen). Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, % 49% 64% Gevolgen van vermindering uren (eerst genoemd) Gevolgen van vermindering (aanvullend genoemd) Totaal percentage gevolg genoemd 72% 75

151 contacten worden genoemd. Het betreft dan directe gevolgen van de vermindering van schoonmaakuren. In de figuur zijn zowel de gevolgen die respondenten als eerste genoemd hebben weergegeven, als de gevolgen die zij in tweede of derde instantie hebben genoemd. Ter verduidelijking: op de vraag wat de vermindering van de uren hulp bij het huishouden heeft betekend, noemde 49% van de respondenten dat er minder wordt schoongemaakt. Op de vervolgvraag of de klanten nog andere nadelen hebben ondervonden van de vermindering van de uren hulp antwoordt 22% dat er minder wordt schoongemaakt. Bij elkaar is dit gevolg daarmee door bijna driekwart van de respondenten als gevolg genoemd. Het belangrijkste indirecte effect, dat door 18% van de klanten genoemd is, is dat zij hogere kosten maken om de vermindering van het aantal uren hulp bij het huishouden van de gemeente te compenseren. Klanten die extra uren hulp inkopen zijn daarmee duurder uit dan in het verleden. Een tweede belangrijk indirect effect, dat door 12% van de respondenten wordt genoemd, maar vooral ook regelmatig bij de verdiepende gesprekken bij klanten thuis naar voren is gekomen, betreft de gezondheid van de klant. Doordat er minder wordt schoongemaakt en zij meer zelf moeten doen, ervaren klanten dat zij fysiek achteruitgaan en ook mentaal heeft het verminderen van de hulp bij het huishouden zijn weerslag op het welbevinden van sommige klanten. Ik doe nu zelf een beetje schoonmaakwerk in huis, maar omdat ik artrose heb en in een rolstoel rijd, kost me dat veel moeite en ben ik daarna doodmoe Ik ben nog altijd erg verdrietig over het besluit om het aantal uren hulp bij het huishouden te verminderen. Ik doe nu meer zelf, al is het zwaar, maar de volgende dag moet ik dat bekopen met pijn in mijn botten Waar mogelijk doe ik dingen op eigen kracht, maar deze is in de loop van de dag op. Ik kom dan aan het eind van mijn energie, maar ik houd nog een stukje dag over Ik kan zelf echt niets doen. Het gedoe rondom hulp bij het huishouden irriteert me nog altijd, maakt me verdrietig en chagrijnig. Ik heb mijn normen bijgesteld om de situatie te kunnen accepteren, maar mijn leven heeft wel fors aan kwaliteit ingeboet Hulpen en klanten wijzen ook op de risico s als ouderen en mensen met beperkingen meer zelf gaan doen, zoals ongelukken en gezondheidsklachten op de langere termijn. Dit zou volgens hen op termijn tot hogere (maatschappelijke) zorgkosten kunnen gaan leiden Ideeën van klanten over HbH Uit de verdiepende gesprekken met klanten thuis zijn verschillende ideeën gekomen om de zelfredzaamheid van klanten te vergroten, en de hulp bij het huishouden goedkoper en/of beter te maken. Alle klanten is deze vraag gesteld, waarbij slechts 2 klanten een idee hadden ten aanzien van de zelfredzaamheid, 4 klanten ideeën hadden 76

152 om het goedkoper te organiseren, en 29 klanten een idee lanceerden om de hulp bij het huishouden mogelijk te verbeteren. Zelfredzaamheid: 1 Zorg voor een betere aansluiting tussen formele en informele zorg. Naast het schoonmaken kunnen taken als boodschappen doen, sociale contacten en activiteiten buitenshuis worden ingevuld door de informele zorg. Aanbieders en de hulp bij het huishouden kunnen de verbinding leggen met het buurtteam en vrijwilligersorganisaties. Laat ook de zorgverzekeraars meedenken met de gemeente. Goedkoper maken hulp bij het huishouden: 2 Combineer taken in de persoonlijke verzorging en de hulp bij het huishouden (integrale benadering van de klant). Klanten hebben te maken met verschillende hulpverleners aan huis. Bij een klant komen bijvoorbeeld zowel een wijkverpleegkundige, een fysiotherapeut en een hulp bij het huishouden over de vloer. In veel gevallen zijn zij van verschillende organisaties. Wanneer taken bij een organisatie en mogelijk zelfs bij een hulpverlener kunnen worden gecombineerd, zorgt dit voor de klant meer overzicht en voor de aanbieders voor een efficiëntere bedrijfsvoering. 3 Meer inzetten op preventie en vroegsignalering. Organiseer activiteiten voor ouderen in een bepaalde wijk waarmee tegelijkertijd de behoefte aan ondersteuning inzichtelijk wordt. Wanneer het bijvoorbeeld ook een activiteit is waar mensen meer mee gaan bewegen, dan heeft dit ook een positieve uitwerking op de gezondheid. 4 Meer wijkgericht gaan werken. Nu rijden de hulpen bij het huishouden soms grote afstanden tussen klanten. Wanneer er meer wijkgericht gewerkt gaat worden, kunnen reisafstanden en tijden worden teruggebracht. Verbetering hulp bij het huishouden: 5 Verbeter de indicatiestelling: voer keukentafelgesprekken bij de klant thuis en lever meer maatwerk. Om een goed beeld te krijgen van de persoonlijke situatie bij de klanten moeten keukentafelgesprekken gevoerd worden. Het is daarbij wel van belang dat naar aanleiding van het gesprek ook maatwerk geleverd kan worden. Wanneer een keukentafelgesprek altijd resulteert in het aanbieden van de basisvoorziening, schiet het zijn doel voorbij. 6 Uitbreiden van de taken in de basisvoorziening Op de takenlijst van de gemeente bestaat weliswaar de mogelijkheid om overige werkzaamheden ter keuze van de klant overeen te komen, maar het zou beter zijn om de lijst uit te breiden met enkele specifieke taken. Suggesties zijn: ramen zemen buiten en het balkon schoonmaken. 77

153 7 Vergroten contactmomenten tijdens de levering: informerend en evaluerend. Het contact tussen de gemeente en de klant kan verbeterd worden. Hierbij valt te denken aan het regelmatig over en weer informeren; de gemeente over ontwikkelingen die plaatsvinden, de klant over de veranderingen in de persoonlijke situatie en de ervaringen met hulp bij het huishouden. Dit kan tegelijkertijd dienen als individueel klanttevredenheidsonderzoek, zonder inmenging van de hulp bij het huishouden of de aanbieder. 8 Ruimte bieden aan noodzakelijke doorstroming naar verzorgingshuizen. Klanten steunen in het algemeen de gedachte om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, velen willen niet liever. Het is wel van belang dat als de behoefte er is om te verhuizen naar een kleiner huis of huis met meer zorgvoorzieningen dat hiervoor aanbod beschikbaar is. Veel verzorgingshuizen zijn de afgelopen jaren gesloten, om door te stromen is een zwaar zorgpakket noodzakelijk, dit maakt de drempel in sommige gevallen te hoog. 9 Verbeteren van de kwaliteit van de medewerkers. Er bestaan grote niveauverschillen tussen de hulpen bij het huishouden. Er moet gezorgd worden voor bekwame medewerkers, vooral ook omdat het aantal beschikbare uren beperkt is. De inzet van medewerkers die goed kunnen schoonmaken is van groot belang. 10 Ontwikkel meer empathie, inleving in de doelgroep. Het is van groot belang dat de gemeente voordat zij besluiten neemt, op de hoogte is van de kenmerken van de doelgroep. Empathie en een luisterend oor zijn van grote waarde, de gemeente moet weten waar ze over praat en zich bezinnen op de doorgevoerde bezuinigingen op zieken en ouderen die ondersteuning nodig hebben. 11 Aanpassen van de normtijden die nu gehanteerd worden. De normtijden die nu gehanteerd worden voor de huishoudelijke taken zijn niet realistisch. Daardoor ontstaat het beeld dat er in 1,5 uur veel gedaan kan worden, maar in de praktijk is dit niet haalbaar. Realistische normen zijn onmisbaar. 12 Verbeter de informatievoorziening aan de klanten. Veel klanten missen informatie over de precieze achtergrond van de gemaakte keuzes, ontwikkelingen die plaatsvinden, hoe het nu precies staat met de huishoudelijke hulp toelage en de toekomst ervan, hoe het precies zit met PGB s en de wijzigingen die plaatsvinden in de eigen bijdrage. 13 Houd rekening met de financieel moeilijke positie van de klanten. Een groot deel van de klanten heeft een laag inkomen, hier moet rekening mee worden gehouden. Let ook op de stapeling van eigen bijdragen die voor huishoudens kunnen optreden. De mensen met lage inkomens moeten beter ondersteund worden door de gemeente. 14 Zorg voor een vaste contactpersoon voor de klanten bij het Wmo-loket Mate van draagvlak voor het gemeentelijke beleid De rekenkamer heeft in de telefonische enquête enkele stellingen rondom het gemeentelijk beleid voorgelegd. Bijna alle respondenten (95%) zijn blij dat de 78

154 gemeente Utrecht ondanks de bezuinigingen nog hulp bij het huishouden aanbiedt. Iets meer dan de helft heeft er ook begrip voor dat er een groter beroep wordt gedaan op wat zij zelf nog kunnen doen in het huishouden. Vooral onder nieuwe klanten (74%), bij mannen (71%) en onder autochtonen (58%) is hiervoor meer begrip aanwezig. Voor het betrekken van de omgeving is minder begrip (37%), ook hier zijn de mannen begripvoller (46%) dan gemiddeld en de respondenten die evenveel uren hebben als in 2014 zijn begripvoller (47%) dan de klanten die te maken krijgen met vermindering van uren (32%). Uit de verdiepende gesprekken met klanten blijkt dat zij er vaak moeite mee hebben om hulp van familie, vrienden en buren te vragen. In paragraaf gaan we hier verder op in. Circa een op de vijf respondenten heeft er begrip voor dat de gemeente bezuinigt op de hulp bij het huishouden. Figuur 5.8 Stellingen over de hulp bij het huishouden in Utrecht (n = 476) Ik ben blij dat de gemeente Utrecht ondanks de bezuinigingen nog hulp bij het huishouden aanbiedt. 95% 5% Ik heb er begrip voor dat er een groter beroep wordt gedaan op wat mensen zelf nog kunnen doen in het huishouden. Ik heb er begrip voor dat de gemeente kijkt wat mensen uit mijn omgeving voor mij kunnen doen in het huishouden. Ik heb er begrip voor dat de gemeente Utrecht bezuinigt op de hulp bij het huishouden. 22% 37% 56% 78% 63% 44% Eens Oneens Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Reactie op het besluit om iedereen te blijven helpen, maar met minder uren per klant Meer dan de helft van de respondenten die al voor 1 januari 2015 hulp bij het huishouden ontvingen (55%) vindt het onbegrijpelijk dat de gemeenteraad, als reactie op de bezuinigingen vanuit het Rijk, heeft besloten om iedereen te blijven helpen, maar met minder uren per klant. De belangrijkste redenen die zij noemen zijn dat zij niet zonder hulp bij het huishouden kunnen en/of heel boos zijn over deze beslissing. Bijna 19% vindt deze beslissing begrijpelijk, vooral omdat er sprake is van hoge zorgkosten en er daarom wel bezuinigd moet worden. Circa een op de vijf respondenten vindt de beslissing zowel begrijpelijk als onbegrijpelijk, waarbij in veel gevallen de hoge zorgkosten en de noodzakelijkheid om te bezuinigen worden genoemd, maar zij zich aan de andere kant ook zorgen maken om de kwetsbaarheid van de doelgroep en de sterke afhankelijkheid van de hulp bij het huishouden. Een klein deel (5%) van de respondenten weet niet wat ze van deze beslissing moet vinden. Uit de verdiepende gesprekken blijkt dat veel klanten zich afvragen of de gemeente zich wel voldoende heeft ingeleefd in de persoonlijke situatie van de doelgroep. Zij benadrukken hun kwetsbaarheid en afhankelijk van de hulp bij het huishouden om 79

155 zich te kunnen redden. Bij de eerder beschreven verbeterpunten is dit ook al naar voren gekomen. De redenen die de respondenten noemen waarom ze het een begrijpelijke of een onbegrijpelijke beslissing vinden, staan weergegeven in figuur 5.9. Figuur 5.9 Redenen waarom klanten de beslissing van de gemeente om iedereen te blijven helpen, maar met minder uren per klant begrijpelijk dan wel onbegrijpelijk vinden (meerdere antwoorden mogelijk) Begrijpelijke beslissing, omdat (n = 75): er sprake is van hoge zorgkosten, waardoor bezuinigd moet worden (68%) het bij mij best lukt met minder uren, mijn uren in het verleden waren best ruim (12%) dit het gevolg is van Rijksbeleid (4%) er geen geld voor hulp bij het huishouden is (2%) mensen meer zelf moeten doen (3%) ik het wel red met de huidige hulp (3%) hulp bij het huishouden gegeven moet worden aan mensen die het echt nodig hebben (3%) hulp bij het huishouden geen sociaal doel heeft, koffiedrinken en een praatje zijn niet nodig (1%) Onbegrijpelijke beslissing, omdat (n = 221): ik niet zonder hulp bij het huishouden kan (56%) ik heel boos ben over deze beslissing (31%) mijn huis schoonmaken niet in minder uren kan, mijn hulp werkt al heel hard (28%) hulp bij het huishouden een recht is voor mensen in mijn situatie (24%) het een kwetsbare doelgroep is, gebruikers zijn kwetsbaar en afhankelijk van hulp bij het huishouden (19%) de gemeente onvoldoende zicht heeft op de persoonlijke situatie (6%) de gemeente veel besteedt aan andere doeleinden, dit is een verkeerde beslissing (5%) als ik niet langer zelfstandig kan wonen, dat voor (nog) hogere zorgkosten zorgt (5%) bestuurders in de zorg hoge salarissen krijgen, ik mag daar de dupe niet van worden (2%) Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Volledigheidshalve zij opgemerkt dat in de figuren 5.7 en 5.8 vermelde scores afkomstig zijn uit de telefonische enquêtes uitsluitend onder gebruikers van hulp bij het huishouden. Er is géén telefonische enquête gehouden onder niet-gebruikers. 80

156 6 DOELEN VAN DE GEMEENTE 6.1 INLEIDING In dit hoofdstuk wordt beschreven in hoeverre de doelstelling schoon en leefbaar huis wordt gerealiseerd (onderzoeksvraag 4). Daarnaast wordt ingegaan op onderzoeksvraag 5: heeft het beleid van de gemeente ertoe geleid dat burgers die hulp bij het huishouden vragen nu meer zelf doen, meer hulp krijgen van mantelzorgers of vrijwilligers, of meer hulp zelf inkopen dan in Deze vragen zijn beantwoord door de gemeente, aanbieders van hulp bij het huishouden, hulpen bij het huishouden, vrijwilligersorganisaties en klanten. Daarnaast zijn de verdiepende gesprekken bij klanten thuis een belangrijke informatiebron. Zo mogelijk worden uitkomsten vergeleken met onderzoek in andere gemeenten. Voor een beschrijving van het gemeentelijk beleid en het doel van een schoon en leefbaar huis verwijzen wij u naar hoofdstuk BEVINDINGEN Wij constateren over de doelen van de gemeente: 1. De helft van de klanten (51%) slaagt er met de toegewezen uren hulp bij het huishouden voldoende tot goed in om het huis schoon en leefbaar te houden. De andere helft slaagt hier matig, slecht of niet in. Klanten die op dit moment minder uren hulp bij het huishouden van de gemeente hebben dan in 2014 slagen vaker matig, slecht of niet om het huis schoon en leefbaar te houden (61%) dan de klanten die evenveel uren als in 2014 krijgen (23%). 2. Het schoonmaakplan draagt niet aantoonbaar bij aan het realiseren van een schoon en leefbaar huis. 3. Het oordeel van aanbieders en hulpen bij het huishouden over het bereiken van een schoon en leefbaar huis is positiever dan dat van klanten. 4. Klanten geven aan dat hulp bij het huishouden voor hen heel belangrijk is om zelfstandig te kunnen blijven wonen en dingen te kunnen doen die zij belangrijk vinden. 5. Vermindering van uren zorgt vooral voor minder schoonmaakwerk in het huishouden. 6. Klanten hebben na de bezuinigingen weinig extra schoonmaakhulp gekregen uit hun eigen netwerk. 81

157 6.3 TOELICHTING OP DE BEVINDINGEN Mate waarin een schoon en leefbaar huis wordt gerealiseerd Aan de klanten met hulp bij het huishouden is in de telefonische enquête gevraagd in hoeverre ze er - met de toegewezen uren hulp bij het huishouden van de gemeente - in slagen om het huis schoon en leefbaar te houden. Het oordeel wordt dus bepaald door de norm van schoon en leefbaar die de klant zelf heeft en niet door de eerder beschreven norm van de gemeente Utrecht. Figuur 6.1 laat zien dat de helft van de klanten in de telefonische enquête aangeeft dat zij er met de hulp bij het huishouden in slagen om hun huis voldoende tot goed schoon en leefbaar te houden. De andere helft geeft aan dat dit matig, slecht of niet lukt. Figuur 6.1 In hoeverre lukt het u om met de toegewezen uren hulp bij het huishouden van de gemeente om uw huis schoon en leefbaar te houden? (n = 476) 12% 1% 16% Goed Voldoende 16% Matig Slecht 20% 35% Niet Weet ik niet Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, De volgende factoren blijken significant van invloed op de mate waarin het naar het oordeel van klanten lukt om het huis schoon en leefbaar te houden: Bestaande of nieuwe klant: bestaande klanten (degene die al hulp bij het huishouden ontvingen voor 1 januari 2015) zijn vaker van mening dat het matig, slecht of niet lukt om het huis schoon en leefbaar te houden (52%) dan nieuwe klanten (30%). Hierbij zou het een rol kunnen spelen dat de bestaande klanten in het verleden een hoger niveau van schoon en leefbaar gewend waren. Ook kan het zijn dat hun gezondheid verder afgenomen is dan bij nieuwe klanten, waardoor zij minder zelf kunnen. In de verdiepende gesprekken geven klanten aan dat hun behoefte aan ondersteuning in de afgelopen jaren groter is geworden. Een indicatie die verder in het verleden ligt, kan daarmee minder goed aansluiten op de behoefte van de klant en de mate waarin zij zelf nog dingen kunnen doen in het huishouden. Een schoon en leefbaar huis is voor de bestaande klanten daarmee moeilijker te realiseren. 82

158 Zorg in natura of persoonsgebonden budget: klanten met een PGB geven vaker aan dat zij matig, slecht of niet (72%) in te slagen om het huis schoon en leefbaar te houden met de toegewezen uren van de gemeente, dan de klanten met zorg in natura (45%). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat mensen met een PGB vaker een allochtone achtergrond hebben. Uit de gesprekken met aanbieders HbH en medewerkers komt het signaal naar voren dat deze mensen een kritischer norm hanteren voor een schoon en leefbaar huis. Wel of niet bezuinigd op de uren hulp bij het huishouden: de klanten die op dit moment minder uren hulp bij het huishouden van de gemeente hebben dan in 2014, geven vaker aan dat zij er matig, slecht of niet in slagen om het huis schoon en leefbaar te houden (61%) dan de klanten die evenveel uren als in 2014 krijgen (23%). Jonger of ouder dan 65 jaar: de jongere klanten (65 jaar of jonger) geven vaker aan dat zij er matig, slecht of niet in slagen hun huis schoon te houden met de toegewezen uren van de gemeente (64%) dan de klanten van 66 jaar en ouder (45%). Opmerkelijk is dat het onderscheid tussen klanten die wel of niet gebruik maken van de HHT-regeling niet significant is voor hun mening over de mate waarin het volgens hen met de uren HbH van de gemeente lukt om het huis schoon en leefbaar te houden. Wel is het zo dat klanten juist uren met de HHT bijkopen om meer huishoudelijke hulp te realiseren en daarmee een schoon en leefbaar huis. Uit de telefonische enquête en de verdiepende gesprekken met klanten thuis kunnen twee profielen van klanten worden opgemaakt. Aan de ene kant zijn er klanten die aangeven dat het wel lukt om het huis schoon en leefbaar te houden en aan de andere kant de klanten die aangeven dat dit niet lukt. Bij de klanten die aangeven dat het voldoende of goed lukt om het huis schoon en leefbaar te houden, komt dat volgens hen doordat zij zelf nog veel kunnen in het huishouden, omdat het huis klein en makkelijk schoon te houden is, en doordat zij een hulp hebben van goede kwaliteit. Daarnaast krijgt een groot deel van deze klanten ondersteuning van familie, in de meeste gevallen van de kinderen en is men naar eigen inschatting niet zo kieskeurig. Verschillende klanten geven daarbij wel als kanttekening aan dat zij de eigen norm van een schoon en leefbaar huis naar beneden hebben bijgesteld. Figuur 6.2 toont de meest genoemde redenen uit de telefonische enquête waarom het volgens klanten matig, slecht of niet lukt om het huis schoon en leefbaar te houden. Volgens de klanten komt dit vooral doordat er te weinig uren beschikbaar zijn, zij zelf helemaal niets kunnen in het huishouden en doordat er taken blijven liggen. Uit de verdiepende gesprekken komt naar voren dat klanten waar het niet lukt vaak meer en ernstiger beperkingen hebben. Zij zien bijvoorbeeld slecht, lopen met een rollator of zitten in een rolstoel, kunnen slecht hun evenwicht bewaren en niet bukken waardoor ze zelf weinig kunnen schoonmaken. Ook wordt het huis soms eerder vuil, klanten knoeien meer, zijn blind, gebruiken een stoma of hebben last van incontinentie. Deze klanten zijn hulpbehoevender dan anderen, maar krijgen niet altijd een 83

159 maatwerkmodule. Ontevredenheid over de kwaliteit van de hulp en het ontbreken van (hulp uit) een eigen netwerk speelt soms ook een rol. Figuur 6.2 Waarom lukt het u matig / slecht / niet om met de uren hulp bij het huishouden om uw huis schoon en leefbaar te houden? (n = 231, meerdere antwoorden mogelijk) Er is te weinig tijd beschikbaar 58% Ik kan zelf helemaal niets Er blijven specifieke taken liggen 26% 25% Ik heb een slechte hulp bij het huishouden De hoeveelheid hulp sluit niet aan bij mijn woonsituatie (te groot, complex huis) De hoeveelheid hulp sluit niet aan bij mijn gezinssituatie (kinderen, huisdieren) Er is teveel bezuinigd op deze voorziening Ik heb te maken met wisselende hulpen 6% 5% 2% 1% 1% Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Betekenis van het schoonmaakplan voor een schoon en leefbaar huis De gemeente ziet het schoonmaakplan als belangrijk middel om in overleg met de klant vast te leggen wat haalbaar is binnen de collectieve basisvoorziening van 78 uur, welke taken in welke frequentie, in welke ruimten worden uitgevoerd. Wanneer deze afspraken vervolgens worden nageleefd, zou een schoon en leefbaar huis te realiseren moeten zijn. Aanbieders zijn door de gemeente verplicht tot het opstellen van een schoonmaakplan in overleg met de klant. 91 Uit de telefonische enquête blijkt dat ruim de helft van de klanten een schoonmaakplan met de aanbieder heeft opgesteld (zie tabel 6.3), 44% van de klanten heeft geen schoonmaakplan. Daarnaast blijkt dat een groot deel van hen zegt er ook geen behoefte aan te hebben. Uit nadere analyse blijkt dat zowel onder klanten met een schoonmaakplan als zonder schoonmaakplan 51% aangeeft er met de toegewezen uren van de gemeente goed of voldoende in slaagt om het huis schoon en leefbaar te houden. Tabel 6.3 Heeft u met uw zorgaanbieder een schoonmaakplan opgesteld? (n = 476) Aantal Percentage Ja % Nee, ik heb daar ook geen behoefte aan % Nee, maar ik zou dat wel graag willen 13 3% Ik weet niet wat een schoonmaakplan is 2 1% Weet ik niet 18 4% Totaal % Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Raamovereenkomst Hulp bij het huishouden, kenmerk 14.MO.116, artikel 9 en

160 De verdiepende gesprekken laten zien dat slechts een klein deel van de klanten het hebben van een schoonmaakplan, en daarmee samenhangend de gemaakte afspraken met de hulp, als middel ziet voor het realiseren van een schoon en leefbaar huis. Klanten geven aan zelf prima te weten wat er in het huishouden moet gebeuren en dat de werkzaamheden altijd in samenspraak met de hulp worden uitgevoerd. Het hangt vooral van de beschikbare uren af hoeveel werk er gedaan kan worden en dus ook hoeveel werk er daarna nog blijft liggen. Ook het karakter van de klant speelt een belangrijke rol: een deel van de klanten geeft aan absoluut geen behoefte te hebben aan een plan, omdat de hulp bij het huishouden het allemaal zelf wel weet wat er moet gebeuren, een ander deel hecht juist waarde aan de afspraken en ziet het plan als hulpmiddel om te kunnen controleren en vast te leggen wat er wel en niet gedaan wordt. Ook uit de groepsgesprekken met medewerkers blijkt de verdeeldheid over nut en noodzaak van het schoonmaakplan. Het ene deel van de hulpen staat positief tegenover het schoonmaakplan en ziet het vooral als leidraad om vast te leggen wat gedaan wordt en hoe vaak. Vooral bij de start van de hulp bij nieuwe klanten kan het plan helpen om tot realistische verwachtingen van de hulp te komen. Een ander deel van de medewerkers, met name de meer ervaren hulpen, geeft aan dat er als je langer bij klanten werkt een eigen routine wordt opgebouwd. Een schoonmaakplan is dan overbodig Oordeel over het bereiken van een schoon en leefbaar huis Ook in de gesprekken met aanbieders en hulpen bij het huishouden is ingegaan op de doelen van de gemeente met hulp bij het huishouden. Uit de gesprekken met de aanbieders blijkt dat zij van mening zijn dat een schoon en leefbaar huis in de meeste gevallen haalbaar is in de beschikbare tijd. Zij geven daarbij wel enkele kanttekeningen: In de periode net na de herindicaties hadden bestaande klanten vaak moeite om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Later is gewenning opgetreden en hebben de meeste mensen de veranderingen geaccepteerd. De meest schrijnende gevallen zijn destijds door de aanbieders bij de gemeente gemeld. De norm van schoon en leefbaar verschilt per klant. Zo hanteren allochtone klanten volgens de aanbieders vaak een hogere norm van schoon en leefbaar dan de autochtone klanten. Daarnaast verschilt de tevredenheid over de mate van schoon tussen bestaande en nieuwe klanten. Bestaande klanten dringen nog wel eens aan om in minder tijd toch dezelfde schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren als in het verleden. Hulpen zijn vaak erg klantgericht en geneigd om op basis van het oude patroon door te werken. De norm van schoon en leefbaar verschilt ook tussen de klanten en de gemeente, waarbij de gemeente in het algemeen lagere eisen stelt. Hulpen vinden het soms lastig om tot passende afspraken met de klant te komen. Voor de volledige uitvoering van een aantal taken, bijvoorbeeld een was draaien 85

161 en ophangen, zal ook het netwerk van de klant ingeschakeld moeten worden. Wanneer klanten ervoor kiezen om de hulp 1,5 uur per week in te zetten, past deze taak simpelweg niet meer. Er zijn situaties waarin het niet goed lukt om het huis minimaal voldoende schoon en leefbaar te houden. Het gaat bijvoorbeeld om grotere huizen met meerdere slaapkamers of wc s, hier zijn dan aanvullende afspraken nodig of mensen moeten extra uren hulp inkopen. Ook bij klanten waar regie over het huishouden nodig is (feitelijk HbH2), is het moeilijker om de norm te halen, omdat zij vaak een ongeordend huishouden hebben en zelf minder bijdragen aan de schoonmaakwerkzaamheden. Ook de leefsituatie en gezondheid van klanten kan veranderen en daarmee de ondersteuningsbehoefte, waardoor het moeilijker wordt om de norm te realiseren. Uit de groepsgesprekken met de hulpen bij het huishouden blijkt dat er bij hen grotere twijfel bestaat over het voldoende realiseren van een schoon en leefbaar huis. Zij geven aan dat het vaak wel lukt, maar dat zij echt alle zeilen bij moeten zetten in de beschikbare tijd en dat er nog regelmatig wat taken afgemaakt worden buiten werktijd om. In het algemeen geldt: de basis lukt wel, extra dingen niet. Daarnaast zien ook zij dat de vermindering van schoonmaakuren ertoe leidt dat klanten soms zelf dingen gaan afmaken, terwijl ze dit eigenlijk niet meer kunnen. Dit heeft dan vermoeidheid en pijn in bijvoorbeeld de gewrichten tot gevolg, en het risico om te vallen. De medewerkers noemen daarnaast de volgende knelpunten: De omvang van het huis, de ligging ervan en hoe erin wordt geleefd, worden bij de indicatie niet meegenomen. Huizen waarin gerookt wordt en die aan de straatkant liggen worden sneller vuil. De mogelijkheden van de inzet van de partner of juist hun behoefte aan hulp zijn niet altijd goed beoordeeld. Bij klanten met een zieke partner gaat in de praktijk veel energie van de klant naar de mantelzorg voor de partner en het huis wordt dan rommeliger en vuiler. Naast de norm van de gemeente en de klant, hebben ook de medewerkers hun beroepsnorm : je wilt als hulp ook graag een schoon huis en een tevreden klant achterlaten als je bent geweest. Het is vervelend als dit dan (net) niet lukt. De lijst van taken van de gemeente is uitvoerbaar, maar klanten willen dingen soms anders of vaker gedaan hebben, waardoor ze toch ontevreden zijn over de huidige schoonmaakwerkzaamheden. Of de hulp 1 keer per week 1,5 uur of 1 keer per twee weken 3 uur wordt ingeroosterd maakt voor het resultaat niet veel uit. Beide opties hebben voors en tegens Belang van HbH voor zelfstandig kunnen blijven wonen Doel van de Wmo is dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en dat zij kunnen participeren in de samenleving. Uit de telefonische enquête blijkt dat de hulp bij het huishouden daar sterk aan bijdraagt. Uit figuur 6.4 blijkt dat ruim 94% van de klanten de hulp bij het huishouden heel belangrijk vindt om langer zelfstandig te 86

162 blijven wonen. Dit wordt bevestigd in de verdiepende gesprekken bij klanten thuis, zonder hulp bij het huishouden wordt zelfstandig wonen voor veel klanten vrijwel onhaalbaar. Ook vergelijkbaar onderzoek in de gemeente Roosendaal laat het belang van hulp bij het huishouden voor het langer zelfstandig wonen zien. Ook daar geven respondenten nagenoeg allemaal aan dat de hulp ervoor zorgt dat men langer zelfstandig kan blijven wonen (bij 67% in grote mate en bij 29% redelijk 92 ). Figuur 6.4 Belang van de hulp bij het huishouden om zelfstandig te blijven wonen (n = 476) 5% Heel belangrijk Enigszins belangrijk Niet belangrijk Weet ik niet 94% Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Doel van de Wmo is ook dat mensen met een beperking kunnen participeren aan de samenleving. Ruim 69% van de klanten geeft in de telefonische enquête aan dat zij dankzij de hulp bij het huishouden meer dingen kunnen doen die zij zelf belangrijk vinden (zie figuur 6.5). Vooral onder nieuwe klanten is dit vaker zeker het geval (46% ja, zeker ) dan onder de bestaande klanten (35% ja zeker ). Uit de verdiepende gesprekken kan worden opgemaakt dat er drie groepen klanten zijn. Een deel van de klanten geeft aan dat zij zonder hulp bij het huishouden minder weg zouden gaan om leuke dingen te doen. De hulp bij het huishouden draagt er met het schoonmaken van het huis aan bij dat klanten voldoende energie over hebben en zich ook de ruimte gunnen om dingen te ondernemen. Een tweede groep klanten geeft aan dat wanneer het niet lukt om het huis voldoende schoon en leefbaar te houden, onder andere sociale activiteiten buitenshuis en afspreken met familie en vrienden bij de klanten thuis erbij in kunnen schieten. Zij hebben te weinig hulp en moeten te veel zelf doen om andere dingen te gaan doen. Een derde deel van de klanten geeft aan dat zij ook met de hulp bij het huishouden niet in staat zijn (vanwege bijvoorbeeld leeftijd 92 Gemeente Roosendaal (november 2015). Klanttevredenheidsonderzoek Hulp bij het huishouden, (n = 204). 87

163 en/of beperkingen) en geen zin of energie hebben om deel te nemen aan sociale activiteiten buitenshuis. Figuur 6.5 Kunt u, dankzij de hulp bij het huishouden, meer dingen doen die ú belangrijk vindt en waar u anders niet aan toe komt? (n = 476) 5% 26% 36% Ja, zeker Ja, enigszins Nee Weet ik niet 33% Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, TOELICHTING OP BEVINDINGEN OVER VERSTERKEN EIGEN KRACHT Gevolgen van vermindering van uren hulp Ruim driekwart van de klanten in de telefonische enquête die minder uren hulp bij het huishouden hebben ontvangen, geeft aan dat er veel (42%) of een beetje (36%) minder in het huishouden wordt schoongemaakt. De respondenten die geconfronteerd zijn met een vermindering van uren hulp bij het huishouden, hebben ook een aantal vervolgvragen gekregen over de huidige organisatie van de schoonmaakwerkzaamheden. Figuur 6.6 laat voorbeelden zien die 160 klanten genoemd hebben van dingen die niet meer gedaan worden, maar naar hun mening wel nodig zijn. Uit de verdiepende gesprekken blijkt dat de meeste van deze taken nog wel gebeuren, maar in onvoldoende mate of door de beperkte tijd onzorgvuldig. De periodieke, grote schoonmaak, het ramen zemen buiten, het schoonmaken van de bovenverdieping en het wassen van de gordijnen zijn taken die er volgens de klanten helemaal bij inschieten. 88

164 Figuur 6.6 Voorbeelden van dingen die niet meer gedaan worden, maar naar de mening van de respondenten wel nodig zijn ( n = , meerdere antwoorden mogelijk) Ramen zemen Keuken, keukenkastjes goed schoonmaken Badkamer, douche goed schoonmaken Periodieke, grote schoonmaak Woonkamer, meubels goed schoonmaken Stofzuigen Strijken Kleding wassen Wc s goed schoonmaken Bovenverdieping schoonmaken Slaapkamer schoonmaken, bed opmaken Gordijnen wassen 3% 8% 7% 7% 6% 6% 11% 13% 19% 20% 23% 31% Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Schoonmaakhulp uit het eigen netwerk Een kwart van de klanten die minder uren hulp hebben ontvangen, vangt dit op door zelf meer taken in het huishouden op zich te nemen. Eén op de vijf klanten koopt extra uren hulp in bij een aanbieder van HbH, daarnaast springt bij één op de zes klanten de familie bij. Voor vrijwel iedereen zijn andere opties, zoals betaalde particuliere hulp of hulp van vrienden, buren en bekenden en hulp van een vrijwilligersorganisatie, weinig ingezet (zie figuur 6.7). Figuur 6.7 Hoe klanten de vermindering van het aantal uren hulp van het huishouden van de gemeente hebben opgevangen (n = 247, meerdere antwoorden mogelijk) Er wordt minderschoongemaakt 42% 36% 21% 1% Meer zelf gaan doen 6% 19% 73% 2% Meer hulp van familie 4% 13% 81% 2% Meer hulp van iemand anders 2% 95% 2% Meer hulp van vrijwilligersorganisatie 1% 98% 2% Meer hulp ingekocht bij zorgaanbieder 13% 7% 78% 2% Particulier extra hulp tegen betaling 2% 2% 94% 2% veel beetje niet niet bekend Bron: Telefonische enquête Hulp bij het Huishouden Rekenkamer Utrecht, Ook in andere gemeenten is onderzoek uitgevoerd naar de inzet van het sociale netwerk. Uit casestudieonderzoek in de gemeente Amersfoort komt als opvallend naar 93 Deze antwoorden zijn van klanten die een vermindering van uren hebben meegemaakt, waar volgens hen veel of een beetje minder wordt schoongemaakt en voorbeelden genoemd hebben van dingen die niet meer gedaan worden. 89

165 voren dat mensen om verschillende redenen een (zeer) beperkt sociaal netwerk hebben. En daarmee is er de beperkte mogelijkheid om dit meer in te schakelen. 94 Ook de uitkomsten van onderzoek in Enschede bevestigen de beperkte inzet van het eigen netwerk: het inzetten van het eigen netwerk gebeurt nu nog beperkt, ( ) vraagt om een cultuuromslag in de samenleving en is niet voor iedereen even gemakkelijk. Met name wanneer het eigen netwerk ook ouder en hulpbehoevend is. 95 In de verdiepende gesprekken en interviews bij (vrijwilligers)organisatie is ingegaan op de verschillende mogelijkheden om de vermindering van uren hulp bij het huishouden op te vangen en extra schoonmaakwerk te organiseren. Er zijn daarbij vijf niveaus onderscheiden: a) De klant zelf b) Mantelzorgers en familie c) Vrienden, bekenden en buren d) Vrijwilligers(organisaties) e) Professionele aanbieders of betaalde particuliere hulp a) De klant zelf Uit de verdiepende gesprekken blijkt dat als de klanten zelf iets doen in het huishouden, dit gaat om de kleine en lichte taken als stof afnemen op ooghoogte, de (lichte) was draaien en wat dingen opruimen. Driekwart van de klanten is niet meer zelf gaan doen in het huishouden, met name omdat zij dit fysiek niet (meer) kunnen. b) Mantelzorgers en familie De kinderen of andere familie helpen het meest met boodschappen doen, de administratie en klusjes in en om het huis (de tuin). Ook assisteren zij bij bezoek aan artsen en contacten met instanties. Veel klanten geven aan het moeilijk te vinden om hulp bij het schoonmaken aan de kinderen te vragen en niet alle klanten hebben kinderen of andere familie in de buurt die zij om hulp zouden kunnen vragen. In het onderzoek in Amersfoort 96 wordt geconstateerd dat mensen met psychiatrische problematiek en/of een lichte verstandelijke beperking regelmatig problemen in familierelaties hebben, waardoor deze maar zeer ten dele belast kunnen worden. Uit de verdiepende gesprekken komt naar voren dat de mantelzorgers in veel gevallen al zwaar belast worden met het uitvoeren van zorgtaken. Extra werkzaamheden in het huishouden (schoonmaak) komen daar dan nog eens bovenop. Ook aanbieders van HbH en het Steunpunt Mantelzorg Utrecht krijgen signalen dat de druk op mantelzorgers toeneemt. Per 1 januari 2015 is de individuele begeleiding van I&O Research (oktober 2015). Cliëntervaring in beeld. Casestudies Gemeente Amersfoort. Eerste ervaringen met de nieuwe zorgdienstverlening, pag. 29. I&O Research (3 september 2015). Is het resultaat goed? Onderzoek naar het resultaatgerichte werken bij maatwerkvoorzieningen in de gemeente Enschede, pag. 25. I&O Research (oktober 2015). Cliëntervaring in beeld. Casestudies Gemeente Amersfoort. Eerste ervaringen met de nieuwe zorgdienstverlening, pag

166 mantelzorgers belegd bij de buurtteams 97. In Utrecht bestaat de mogelijkheid om als mantelzorger gebruik te maken van de huishoudelijke hulp toelage (HHT). De ingekochte uren kunnen zowel worden ingezet in het huishouden van de hulpvrager als in het huishouden van de mantelzorger zelf. Complicerende factor voor sommige klanten is dat mantelzorger in dezelfde stad moet wonen om HHT te mogen gebruiken. c) Vrienden, bekenden en buren Klanten geven aan geen buren, vrienden en bekenden voor schoonmaakwerk te hebben. Voor een groot deel van de klanten geldt dat hun buren en sociale netwerk zelf ook oud en/of hulpbehoevend is. Zij vinden het ook vaker bezwaarlijk om hen om hulp te moeten vragen. Jongere klanten met hulp bij het huishouden geven aan dat vriendschappen er niet zijn om structureel bij hen schoon te maken. Buren brengen nog wel eens iets lekkers om te eten en houden een oogje in het zeil, en vrienden en bekenden springen bij enkelen incidenteel even bij. Het leidt echter zelden tot structurele schoonmaakhulp. d) Vrijwilligers(organisaties) Hulp vragen van een vrijwilliger blijkt ook lastig: klanten wijzen op het karakter van vrijwilligerswerk ( je kunt vrijwilligers toch niet structureel schoonmaakwerk laten doen? ) en op de risico s ten aanzien van aansprakelijkheid ( wat als er iets kapot gaat of als het misgaat bij het schoonmaken? ). Uit gesprekken met vrijwilligersorganisaties blijkt dat zij geen vrijwilligers inzetten als vaste hulp bij het huishouden. In het verleden is dit nog wel het geval geweest. Vrijwilligers bezoeken hulpvragers en bieden nog wel eens praktische hulp, zoals boodschappen doen, vaak gekoppeld aan sociale activiteiten. Vrijwilligersorganisaties geven aan dat het werven van voldoende vrijwilligers nu al een voortdurend punt van zorg is. Door de bezuinigingen is de vraag naar hulp toegenomen. Vooral voor het doen van boodschappen leveren zij nu meer hulp dan in het verleden. Incidenteel kunnen vrijwilligers de hulpvrager nog wel helpen, maar geen van de organisaties biedt structurele schoonmaakhulp aan die hulp bij het huishouden zou kunnen vervangen. Zij vinden dat ook niet hun taak. Een structurele oplossing om vermindering van uren hulp bij het huishouden mee op te vangen zijn vrijwilligers(organisaties) hiermee niet. e) Professionele aanbieders of betaalde particuliere hulp Het inkopen van extra hulp via de HHT-regeling (tegen gereduceerd tarief) is voor een deel van de klanten een welkome oplossing om de verlaging van uren op te vangen. Andere klanten vinden dit te duur of zijn niet van de mogelijkheid op de hoogte (zie verder paragraaf 7.3.3). 97 Tot 1 januari 2015 was deze taak belegd bij het Steunpunt Mantelzorg Utrecht, onderdeel van U- Centraal. U-Centraal heeft aan ongeveer geregistreerde mantelzorgers een gemeentelijke folder over de mogelijkheden van de HHT gestuurd. Zij hebben geen inzicht in het daadwerkelijk gebruik dat mantelzorgers hiervan maken. 91

167 Particuliere hulp tegen betaling (buiten de HHT-regeling) blijkt voor vrijwel alle klanten te duur. Enkele klanten met een hoger inkomen hebben, soms mede uit onvrede over de hulp van een professionele aanbieder, besloten om zelf via particuliere hulp extra uren inkopen. Uiteindelijk komt het erop neer dat het meeste, zwaardere schoonmaakwerk toch door de hulp bij het huishouden gedaan moet blijven worden. 92

168 7 KOSTEN VAN HULP BIJ HET HUISHOUDEN 7.1 INLEIDING In dit hoofdstuk geven wij antwoord op onderzoeksvraag 6: Wat waren de kosten van het beleid in 2014 en 2015 en hoe verhouden die zich tot het geraamde budget voor 2015 en de beoogde bezuiniging? Welk budget is er voor 2016 geraamd? De informatie is veelal gebaseerd op beschikbare rapportages en op opgevraagde gegevens bij W&I. 7.2 BEVINDINGEN Wij constateren over de kosten van hulp bij het huishouden: 1. De bezuiniging op het budget HbH is gerealiseerd, zodanig dat een overschot op het beschikbare budget is ontstaan. In 2015 is een aanzienlijk batig saldo op het budget voor HbH ontstaan van 2,8 mln. (18% van het budget). Ook de jaren daarvoor was er een batig saldo ( 0,7 mln. in 2013 en 3,2 mln. in 2014). 2. De begrote bedragen voor HbH in 2015 en 2016 zijn gebaseerd op een gelijkblijvend aantal klanten en 100% benutting van de toegekende rechten HbH. In de praktijk zette de daling van het aantal klanten zich voort en werden toegekende rechten voor circa 81% gebruikt. Een vrijwel 100% benutting van het lopende recht is niet realistisch. 3. Van het budget voor HHT is een groot deel niet benut. Van het budget voor 2015 van 3,4 mln. is 0,85 mln. gebruikt. Het batig saldo bedraagt dus 2,5 miljoen (75% van het budget). Als het lage tarief van 5 over heel 2015 van kracht was geweest, zou een benutting van 1,2 mln. (ofwel 35%) aannemelijk zijn geweest. Circa 25% van de doelgroep HbH1 maakt gebruik van de HHT-regeling voor gemiddeld iets meer dan een uur per week. 4. Het potentiële beslag op het HHT-budget 2016 wordt, mede op basis van uitkomsten van de telefonische enquête onder klanten, geraamd op circa 45%. Een deel van de klanten bleek niet bekend met de HHT-regeling, maar zou hiervan wel gebruik hebben gemaakt of gaan maken. 5. In 2015 ontving de gemeente ongeveer 7,6 mln. inkomsten uit eigen bijdragen voor de Wmo, Beschermd wonen en de Jeugdwet samen. Op basis van de reguliere rapportages van het CAK is niet aan te geven welk deel daarvan betaald is door klanten met HbH. Van de klanten ervaart 19% de hoogte van de eigen bijdrage als een groot probleem. 93

169 7.3 TOELICHTING OP DE BEVINDINGEN Batig saldo op budget HbH Vanwege de vele, ook tussentijdse veranderingen op dit beleidsterrein de afgelopen jaren is het nog niet zo eenvoudig gebleken tot een overzicht te komen van begrote bedragen en realisatiecijfers. Bovendien bleek de gewenste detaillering qua soorten HbH niet over de hele linie mogelijk. Tabel 7.1 biedt een overzicht waarin is samengevat hoe de lasten over de periode waren begroot en hoe de kosten zich daadwerkelijk hebben ontwikkeld. Het begrote budget voor HbH was in % lager dan in 2014 en in 2016 bijna 37% lager. Dat is iets minder dan de bezuiniging van het Rijk (32 resp. 40%, zie hoofdstuk 2). Doordat extra geld beschikbaar kwam voor de HHT, daalde het beschikbare budget per saldo met 14% in 2015 en met 22% in 2016 (tabel 7.1). Tabel 7.1 Begrote en gerealiseerde lasten Huishoudelijke hulp (bedragen * 1.000) Begroot HbH Huishoudcoaches -- HHT n.v.t n.v.t n.v.t Totaal beschikbaar budget Gerealiseerd HbH algemeen waarvan HbH ZIN n.a. n.a. n.a waarvan HbH-PGB n.a. n.a. n.a waarvan kosten Huishoudcoaches n.v.t n.v.t n.v.t 624 HHT n.v.t n.v.t n.v.t 857 Totaal gerealiseerde lasten Saldo Verschil begroting en realisatie HbH Verschil begroting en realisatie HHT Saldo totaal Opm. Lasten zijn programmakosten, exclusief toerekening van overhead, apparaats- en uitvoeringskosten, zoals kosten Wmo-teams. Extra kosten herindicaties HbH in 2014 bedroegen Bron: W&I / Excel MvR en aanvullende informatie , bewerking rekenkamer De realisatiecijfers voor HbH laten van een dalende tendens zien en nemen daarna sterk af als gevolg van het gewijzigde beleid in 2015 (tabel 7.1). Uit deze cijfers komt naar voren dat vanaf 2013 een bedrag overblijft op het budget dat beschikbaar was voor HbH: 0,7 mln. in 2013, 3,2 mln. in 2014 en 2,8 mln. in De bezuiniging op het budget HbH is derhalve gerealiseerd, zodanig dat een overschot op het beschikbare budget is ontstaan. 94

170 In de Jaarstukken 2015 en de Voorjaarsnota wordt een verantwoording gegeven over HbH. De lasten voor HbH inclusief de kosten voor de inzet van huishoudcoaches zijn 2,754 mln. lager dan begroot. 99 Het College van B&W meldt dat het voordelig resultaat dat in 2015 is ontstaan op de huishoudelijke hulp (HbH en HHT het gevolg is van het vroegtijdig doorvoeren van de beoogde bezuiniging van - 40% en de verzachting hiervan met de HHT-regeling, waardoor de facto -32% is bezuinigd. Dat is een incidenteel voordeel. Daarnaast is het aantal aanvragen in 2015 teruggelopen ten opzichte van voorgaande jaren. Bovendien is over 2015 gebleken dat tegen de verwachting van de gemeente in niet alle toegekende uren feitelijk worden gebruikt. Er is sprake geweest van 19% niet-gebruik (ofwel een verzilveringspercentage van circa 81%) Scenario raming budget HbH Bij het opstellen van een scenario voor de ontwikkeling van het budget HbH voor 2015 is de gemeente uitgegaan van het aantal HbH-klanten per 1 december 2013 (ofwel 6.127) en de verwachting dat dit aantal ongeveer gelijk zou blijven. Rekening werd gehouden met een kleine uitstroom van klanten, die gecompenseerd zou worden door extra instroom vanwege de extramuralisering van de zorg en de vergrijzing van de bevolking. Omdat over deze in- en uitstroombewegingen geen informatie beschikbaar was, is uitgegaan van gelijkblijvende aantallen en per saldo van een lichte groei van de aanvragen voor Wmo-voorzieningen, waaronder HbH. Uit de realisatiecijfers blijkt echter dat het aantal klanten HbH per saldo tegen de verwachting van de gemeente in is gedaald. Van september 2014 tot september 2015 nam het aantal klanten met een lopend recht af met bijna 18% (van naar 4.886). Dit betreft voornamelijk HbH1 en HbH-PGB. Daar staan 657 nieuwe klanten (dus zonder herindicatie) tegenover, maar niet zoveel dat daarmee de afname wordt gecompenseerd. Per 1 september 2015 bedroeg het totaal aantal klanten HbH (incl. 724 klanten HbH2). Verder werd verondersteld dat vanwege de vermindering van het aantal uren HbH per klant de verzilvering van het lopend recht richting 100% zou gaan. Deze inschatting blijkt niet juist te zijn geweest. Het verzilveringspercentage bleef rond 80% en is over 2015 vastgesteld op circa 81%. Dat het verzilveringspercentage niet steeg zoals verwacht, werd pas in het vierde kwartaal van 2015 bij de gemeente bekend, doordat de declaraties van enkele aanbieders van HbH vertraagd werden ingediend en doordat het elektronisch berichtenverkeer tussen gemeente en aanbieders nog niet volledig functioneert Gemeente Utrecht (10 mei 2016). Jaarstukken 2015, p ; Gemeente Utrecht (10 mei 2016). Voorjaarsnota 2016, p.40-41, Ook de lasten voor individuele Wmo verstrekkingen zijn 2,114 mln. lager door minder ingediende aanvragen dan voorgaande jaren. Het saldo van baten en lasten over het hele programma Maatschappelijke Ondersteuning over 2015 bedraagt 3,844 mln. 95

171 De oorzaken van de verdere daling van het aantal gebruikers (i.c. de toename van nietgebruikers) en van het niet gestegen verzilveringspercentage zijn nog niet geheel duidelijk. In paragraaf en hebben wij verschillende redenen geschetst die uit ons onderzoek naar voren kwamen. De rekenkamer heeft echter geen onderzoek gedaan onder de niet-gebruikers, omdat deze ten tijde van het onderzoek niet eenvoudig uit de gemeenteregistratie achterhaald konden worden. 100 Opgemerkt wordt dat de dalende trend van de aanvragen zich ook landelijk aftekent. De verhoging van de netto eigen bijdrage (vooral vanwege de afschaffing van de Wtcg-korting door het Rijk; zie paragraaf 2.3) en veranderingen in het welstandsniveau van de oudere bevolking (meer rijkere ouderen) zouden hierbij een rol kunnen spelen. Hierdoor zijn alternatieven voor HbH van de gemeente (zoals particuliere hulp) voor een deel van de potentiele klanten wellicht aantrekkelijker geworden. In hoofdstuk 3 is een raming gepresenteerd waarbij is nagegaan welke aantallen gebruikers van HbH zijn te verwachten wanneer puur naar de ontwikkeling van het aantal inwoners per leeftijdsklasse in de gemeente Utrecht wordt gekeken. Daarbij zijn wij tot de slotsom gekomen dat vanwege het stijgende inwonertal en het groeiend aandeel ouderen de verwachting van een groeiend aantal klanten HbH plausibel is. Daarbij wordt opgemerkt dat het effect van de vergrijzing voor Utrecht voor de langere termijn richting 2030 groter is dan voor de korte termijn. In paragraaf is al aangegeven dat er daarnaast ook tal van andere factoren zijn die van invloed zijn op het aantal klanten dat daadwerkelijk gebruik maakt van HbH. Dat het aantal klanten in 2015 iets sterker is afgenomen dan in de aanpalende jaren, kan te maken hebben met de beleidsmaatregelen (herindicaties, hogere eigen bijdragen e.d.), die er toe hebben geleid dat mensen zijn overgegaan tot alternatieven of het beëindigen van een beroep op HbH. De begroting van de kosten voor HbH in 2016 (tabel 7.1) is net als in 2015 gebaseerd op een prognose van de kosten bij een gelijkblijvend aantal klanten en 100% benutting van het toegekende recht op hulp. In de Voorjaarsnota 2016 is voorzien in 0,5 mln. extra lasten vanwege de voorgenomen uitbreiding van de basisvoorziening HbH naar 2 uur per week vanaf 10 oktober In 2017 gaat het om een structurele verhoging van de lasten met 1,9 mln Het verminderde gebruik komt voor rekening van 4 groepen (potentiële) klanten. Groep 1: mensen geen contact opnemen met de gemeente maar die via de particuliere markt een oplossing zoeken, bijvoorbeeld omdat dat goedkoper is dan de inkomensafhankelijke eigen bijdrage die zij voor HbH via de Wmo zouden moeten betalen. Groep 2: mensen die wel bij de gemeente informeren maar in de fase van vraagverduidelijking afhaken voordat zij een formele aanvraag indienen. De gemeente zou deze bellers na afloop van de vraagverduidelijking kunnen vragen waarom zij van een aanvraag afzien. Groep 3: mensen die wel een indicatie voor HbH krijgen, maar die van dit recht geen of nauwelijks gebruik maken. Begin juli 2016 ontving de gemeente aanvullende informatie van het CAK die het mogelijk maakt na te gaan welke klanten het betreft.. Ook declaraties van aanbieders zouden daar inzicht in moeten geven. Groep 4: klanten die na afloop van hun indicatie geen verlenging aanvragen. 101 Gemeente Utrecht (10 mei 2016). Voorjaarsnota 2016, p

172 7.3.3 Budget HHT De gemeente Utrecht ontvangt in het kader van de HHT in 2015 en 2016 een rijksuitkering van ruim 3,4 miljoen per jaar. 102 Dit budget is in 2015 slechts voor een kwart besteed: van het budget van 3,4 mln. is 0,86 mln. gebruikt (tabel 7.1). Het batig saldo over 2015 op het HHT budget bedraagt 2,5 mln. (75% van het budget). Het is aannemelijk dat de besteding zo n (ofwel totaal 1,2 mln. c.q. 35%) groter zou zijn geweest als het lage uurtarief vanaf begin 2015 van toepassing was geweest en niet vanaf 20 april 2015 (zie ook paragraaf 3.3). De regeling blijft ook in 2016 van kracht. Het is nog niet duidelijk wat de gemeente na 2016 met deze regeling gaat doen. Inwoners kunnen zelf beslissen of zij (extra) uren ondersteuning inkopen tegen het verlaagd tarief. De klant koopt deze uren rechtstreeks in een aanbieder die door de gemeente is gecontracteerd voor de reguliere HbH. De ervaring van aanbieders leert dat klanten die de HHT gebruiken gemiddeld 1 uur per week extra afnemen met de HHT. 103 Tabel 3.8 (hoofdstuk 3) geeft hiervan een specificatie. De HHT was bedoeld voor een brede doelgroep in het kader van de Wmo (zie kader in paragraaf 1.1), maar wordt in praktijk vooral gebruikt door klanten met HbH1, omdat deze groep (anders dan HbH2) is geconfronteerd met de effecten van het gewijzigde beleid. Deze groep omvat in 2015 circa klanten. Uitgaande van een gemiddelde kostprijs per uur HbH van 21,80 en een eigen bijdrage van 5 draagt de gemeente uit het HHT-budget per uur gemiddeld 16,80 bij. Bij een jaarlijks budget van 3,4 mln. zijn dan uren beschikbaar. Dat is gemiddeld 50 uur per HbH1-klant per jaar ofwel een uur per week. De onderbenutting op dit budget hangt samen met het feit dat 25% van de HbH1 klanten ervan gebruik maakt. Het is echter de vraag of het reëel is te veronderstellen dat het hele HHT-budget zal worden aangesproken door de huidige populatie klanten HbH1. In de telefonische enquête zijn vragen opgenomen over de bekendheid met HHT, het huidige gebruik ervan en mogelijke gebruik in de toekomst. Samengevat is het beeld als volgt: 76% is bekend met de HHT-regeling en 30% van deze groep maakt er gebruik van, meestal voor 1 tot 1,5 uur per week; 70% maakt geen gebruik, ofwel omdat men het niet nodig heeft (30%), ofwel om financiële redenen (geen geld, te duur e.d.); 24% is niet bekend met de HHT-regeling en van deze groep zou 14% wel, 20% misschien en 46% geen gebruik maken van HHT; samengenomen is de verwachting dat 64% van alle respondenten geen gebruik zal maken van HHT, 3% wil dat in de toekomst wel en 10% weet het (nog) niet; 102 Ministerie van BZK (15 september 2015). Septembercirculaire Gemeentefonds Landelijk was in miljoen beschikbaar voor de HHT en in miljoen. 103 College van B&W (12 oktober 2015). Toezeggingen HbH. Commissiebrief. 97

173 van de respondenten maakt 23% al gebruik van HHT (een aandeel dat overigens goed aansluit bij het feitelijk gebruik van HHT zoals weergegeven in tabel 3.8); met een slag om de arm vanwege de groep die het (nog) niet weet is aannemelijk dat circa 7% van de respondenten alsnog HHT-uren zou bijkopen, waarmee de totale gebruikers HbH1 mét HHT op tenminste 30% zou uitkomen. Uitgaande van zo n klanten HbH1 in 2015 zouden er dus potentieel 280 HHTklanten bij kunnen komen. Met het ervaringscijfer over 2015 van gemiddeld 58 bijgekochte HHT-uren op jaarbasis per klant, zou dat kunnen resulteren in extra uren per jaar, waarmee een extra beslag van circa op het HHT-budget is gemoeid. Deze exercitie maakt aannemelijk dat minstens de helft van het HHTbudget in 2016 niet benut zal worden Eigen bijdragen In hoofdstuk 2 is de systematiek van de eigen bijdrage beschreven en is aangegeven welke beleidskeuzen de gemeente daarbij kan maken en heeft gemaakt. Het CAK legt de eigen bijdragen voor verschillende wetten (Wmo 2015, Wlz, Jeugdwet) op, int deze en draagt ze af aan de gemeente. De eigen bijdragen vormen een substantiële post aan de batenkant. Het CAK rapporteert hierover per wet. In de reguliere rapportages verstrekt het CAK geen gedetailleerd inzicht in de hoogte van de geinde eigen bijdragen per soort voorziening of per klant. Exacte toedeling van bijdragen aan voorzieningen is ook niet mogelijk, omdat de bijdrage betaald wordt over het geheel van Wmo-voorzieningen die een klant gebruikt. Voor de Wmo bedroeg de afdracht over 2014 circa 4,5 mln. Over 2015 was de afdracht voor de Wmo 2015, Beschermd Wonen en Jeugdwet samen ongeveer 7,6 mln. 105 De gemeente ontvangt een totaal bedrag aan geïnde eigen bijdragen en deelt dat vervolgens toe aan de desbetreffende prestatiedoelstellingen binnen het programma Maatschappelijke Ondersteuning van de begroting. In de Programmabegroting 2015 is 4 mln. per jaar toebedeeld aan het product voor de individuele verstrekkingen Wmo. Deze inkomsten worden echter niet exclusief gebruikt als dekking voor de kosten van individuele Wmo-verstrekkingen. Het zou de gemeente helpen wanneer een meer specifiek inzicht in de eigen bijdragen voor onderscheiden voorzieningen binnen de Wmo 2015 mogelijk is. Op basis daarvan is beter te ramen hoe het gebruik zich ontwikkelt en welke financiële consequenties dat kan hebben. In juli 2016 heeft het CAK deze informatie eenmalig aan de gemeente verstrekt, ten behoeve van het onderzoek naar de omvang van de basisvoorziening HbH. 104 Op basis van de beschikbare managementinformatie voor de HHT over 2016 wordt door de gemeente 1,5 mln. aan kosten verwacht. De rekenkamer merkt op dat dit elkaar niet tegenspreekt. 105 CAK Vierwekelijkse rapportage Wmo Gemeente Utrecht Zorgjaar 2015/2016 Peildatum ; aanvullende informatie W&I/MvR 1 juni

174 Uit de telefonische enquête onder klanten HbH komt naar voren dat een aanzienlijk deel (bijna 42%) van de klanten een groot (19%) dan wel een beetje (22%) een probleem heeft met de hoogte van de eigen bijdrage. Voor 53% is dit geen probleem. Weinig verrassend is dat huishoudens met een hoger netto inkomen (vanaf 2000 netto) de eigen bijdrage minder vaak als een probleem beschouwen (74% geen probleem). Maar opvallend is dat de eigen bijdrage als een groot probleem ervaren wordt door zowel huishoudens met een minimuminkomen als door huishoudens met een netto inkomen van per maand. Klanten die vóór 2015 al HbH ontvingen is gevraagd of de eigen bijdrage omhoog of omlaag is gegaan. Van hen die deze vraag konden beantwoorden gaf 62% aan dat de eigen bijdrage is gestegen. Deze stijging zal vooral het gevolg zijn van de afschaffing van de Wtcg-korting. Uit de enquête blijkt dat de veruit de meeste respondenten een laag inkomen hebben en daardoor minder dan 30 per periode van 4 weken betalen (61%). De meeste andere klanten hebben een inkomen tussen het minimum en modaal en betalen (20%) of (10%) per 4 weken. Gelet op het feit dat veel HbH-klanten beschikken over een lager inkomen, is niet verrassend dat deze eigen bijdragen bij een grote groep klanten toch als problematisch wordt ervaren. Dit bleek ook bij een aantal verdiepende gesprekken, waarbij het bijkopen van uren via de HHT ondanks het lage tarief van 5 lang niet voor iedereen financieel haalbaar was. 99

175 BIJLAGE 1. NORMENKADER Onderstaand normenkader is gehanteerd bij het rekenkameronderzoek naar hulp bij het huishouden. Per onderzoeksvraag zijn vooraf meerdere normen geformuleerd. Naast de beoordeling of de norm is behaald, is ook een korte nadere toelichting gegeven bij het gegeven oordeel. De verdere uitwerking is terug te vinden in de genoemde hoofdstukken. Vraag Normen Behandeld in Oordeel en toelichting Vraag 1 (gebruik) Vraag 2 (informatievoorziening) De gemeente heeft inzicht in de omvang en de samenstelling van de gebruikersgroep van hulp bij het huishouden en veranderingen daarin ten opzichte van De gemeente heeft inzicht in de soort hulp die gebruikers hebben gevraagd en gekregen. De gebruikte informatiekanalen sluiten aan bij de omvang en de samenstelling van de klantenpopulatie van hulp bij het huishouden. Hoofdstuk 3 Ja, vanuit de registratie bij W&I is inzicht in de omvang en samenstelling van de gebruikersgroep. Ook de ontwikkeling in loop van de jaren is hieruit op te maken. Ja, de gemeente kan inzichtelijk maken hoeveel inwoners hulp bij het huishouden hebben aangevraagd en hoe hierover is besloten. Hoofdstuk 4 Deels, focus op mondelinge communicatie en formele schriftelijke correspondentie sluiten aan bij de doelgroep. Internet is voor een groot deel van de doelgroep niet geschikt, daarom is meer inhoudelijke schriftelijke informatie en schriftelijke terugkoppeling gewenst. De instrumenten om de klanten te informeren worden adequaat ingezet. De gemeente verstrekt informatie die voor de klanten duidelijk en toereikend is, met name voor wat betreft: soorten beschikbare hulp en keuzes die de klant kan maken (aanbieders, PGB/ZIN, HbH/HHT); wijze van aanvragen; hoogte eigen bijdrage; mogelijkheden voor bezwaar/ beroep. Deels. Voor extra kwetsbare klanten zonder sociaal netwerk kan de informatievoorziening worden verbeterd. Deels, soorten hulp en keuze worden niet altijd toegelicht, de wijze van aanvragen is helder, over de hoogte van de eigen bijdrage wordt niet inhoudelijk gecommuniceerd, mogelijkheden en wijze van bezwaar komen duidelijk in de beschikkingsbrief aan de orde. 100

176 Vraag 3 (klantervaring) Beschrijvende vraag gericht op de aspecten: tevredenheid over de behandeling van aanvragen voor hulp bij het huishouden door het Wmo-loket; tevredenheid van klanten over de hulp bij het huishouden die zij van de gemeente krijgen; eventuele neveneffecten van het beleid; ideeën die klanten hebben om de hulp bij het huishouden goedkoper of beter te maken; draagvlak voor het beleid van de gemeente. Hoofdstuk 5 Geen oordeel, beschrijvende vraag. Er is een hoge mate van tevredenheid over de behandeling van (recente) aanvragen door het Wmo-loket. De ervaringen tijdens de periode van de herindicaties 2014 (n.a.v. de bezuinigingen) zijn negatiever. Er is tevredenheid onder klanten over de voorziening in het algemeen en de kwaliteit van de hulp, maar minder over het aantal uren hulp dat zij van de gemeente ontvangen. Belangrijke neveneffecten zijn toegenomen werkdruk voor de hulpen, en toegenomen kosten voor klanten en een afnemende gezondheid (welzijn) van sommige klanten. Ideeën van klanten richten zich vooral op het verbeteren van de voorziening. Het draagvlak voor het gemeentelijk beleid is beperkt. Vraag 4 (doelbereiking) Het resultaat van de hulp bij het huishouden is dat de klant beschikt over een schoon en leefbaar huis. Hoofdstuk 6 Deels, de helft van de klanten (51%) slaagt er met de toegewezen uren hulp bij het huishouden van de gemeente in om het huis voldoende tot goed schoon en leefbaar te houden volgens de norm van de klant zelf. Vraag 5 (eigen kracht) Klanten en hun mantelzorgers zijn in staat tot het grotere beroep dat de gemeente doet op de eigen kracht van klanten. Hoofdstuk 6 Nee, vermindering van uren hulp bij het huishouden zorgt vooral voor minder schoonmaakwerk, klanten hebben na de bezuinigingen weinig extra schoonmaakhulp gekregen uit het eigen netwerk. Vraag 6 (kosten) De gemeente heeft inzicht in het beschikbare budget, de geraamde en gerealiseerde baten en lasten van hulp bij het huishouden. Hoofdstuk 7 Deels, de gemeente heeft door vele (ook tussentijdse) veranderingen beperkt of vertraagd inzicht en de gewenste detaillering (naar soorten HbH) ontbreekt. Het CAK geeft in reguliere overzichten geen inzicht in de omvang van de eigen bijdragen voor HbH. De gemeente heeft de beoogde bezuiniging gerealiseerd. Ja, de beoogde bezuiniging is geheel gerealiseerd, over de afgelopen jaren is een aanzienlijk batig saldo voor HbH ontstaan. 101

177 BIJLAGE 2. AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN Aanbieder Algemene voorziening BZK CAK HbH HbH1 HbH2 HHT Maatwerkvoorziening MO PGB SVB VNG VWS W&I Wlz Wmo Wtcg ZIN Zvw Professionele organisatie die de gemeente Utrecht gecontracteerd heeft voor het leveren van hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning of via de Huishoudelijke Hulp Toelage. In Utrecht zijn dat 14 organisaties die vaak ook andere vormen van ondersteuning of thuiszorg leveren. Een algemene voorziening bestaat uit diensten of activiteiten gericht op maatschappelijke ondersteuning die zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk zijn voor iedereen of voor nader afgebakende bevolkingsgroepen. (Ministerie van) Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties Centraal Administratiekantoor, een publieke dienstverlener die in opdracht van de overheid regelingen uitvoert. Hulp bij het huishouden Hulp bij het huishouden zonder hulp bij de regie over het huishouden Hulp bij het huishouden met hulp bij de regie over het huishouden Huishoudelijke hulp toelage Een individuele voorziening, in de Wmo 2015 aangeduid met maatwerkvoorziening, is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid, de participatie en de bescherming van burgers. Gemeente Utrecht, Maatschappelijke Ontwikkeling Persoonsgebonden budget Sociale verzekeringsbank Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport Gemeente Utrecht, Werk en Inkomen Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten Zorg in natura Zorgverzekeringswet 102

178 BIJLAGE 3. GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN De hieronder genoemde documenten vormen de kerndocumenten waarop de bevindingen van de rekenkamer met name zijn gebaseerd. Voor dit onderzoek zijn veel meer bronnen bestudeerd dan hier weergegeven. Gemeente Utrecht Gemeente Utrecht (21 januari 2013). Verordening Rekenkamer Utrecht 2013 (raadsbesluit van 10 januari 2013). Gemeenteblad Jaargang 2013, Nr. 4. Gemeente Utrecht (juli 2013). Kadernota meedoen naar vermogen. Beleidsnota. Gemeente Utrecht (december 2013). Meedoen naar Vermogen. Wmo uitvoeringsplan eerste fase: van kaders stellen naar inrichten, naar uitvoeren. Beleidsnota. Gemeente Utrecht (11 juli 2014). Hulp bij het huishouden. Commissiebrief, (kenmerk ). Gemeente Utrecht (juli 2014). Meedoen naar Vermogen. Wmo uitvoeringsplan tweede fase: van inrichten naar uitvoeren. Beleidsnota. Gemeente Utrecht (2014). Raamovereenkomst Hulp bij het huishouden; met bijlage Leveringsafspraken HbH (kenmerk 14.MO.116). Gemeente Utrecht (september 2014). Bijlage: Beschrijving van de werkzaamheden in de collectieve voorziening. Gemeente Utrecht (september 2014). Verslag bijeenkomst 1 e overlegtafel HbH, 3 september Gemeente Utrecht (september 2014). Verslag bijeenkomst 2 e overlegtafel HbH, 10 september Gemeente Utrecht (september 2014). Verslag bijeenkomst 3 e overlegtafel HbH, 24 september Gemeente Utrecht (oktober 2014). Notulen Vergadering Gemeenteraad Utrecht, 23e vergadering 30 oktober 2014, avond. Gemeente Utrecht (5 november 2014). Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 (raadsbesluit van 30 oktober 2014). Verordening gemeente Utrecht 2014, nr. 15. Gemeenteblad jaargang 2014, nr College van B&W (2 december 2014). Herbeoordeling Hulp Bij het Huishouden. Commissiebrief, kenmerk College van B&W (28 januari 2015). HBH en toezeggingen beleidsregels WMO. Commissiebrief, kenmerk Gemeente Utrecht (4 februari 2015). Besluiten en actiepunten Plenair Overleg Contracttafel HBH Gemeente Utrecht (17 februari 2015). Beleidsregels Wmo Gemeenteblad Jaargang 2015 Nr Gemeente Utrecht (4 maart 2015). Aanpak ondersteuning transitie HBH. Instellen team huishoudcoaches. Bijlage bij raadsbrief van 11 maart, kenmerk Aanpak ondersteuning transitie HBH, beantwoording SV 42. College van B&W (11 maart 2015). Aanpak ondersteuning transitie HBH, beantwoording SV 42. Brief aan de gemeenteraad, kenmerk

179 Gemeente Utrecht (april 2015). Utrechters Digivaardig? Afdeling Onderzoek. Gemeente Utrecht (21 mei 2015). Voorjaarsnota 2015 en Eerste Bestuursrapportage Wethouder M.F.M. Jongerius (12 oktober 2015). Toezeggingen HbH. Commissiebrief, kenmerk Wethouder M.F.M. Jongerius (4 november 2015). Toezegging commissievergadering verlengde inzet van huishoudcoaches. Commissiebrief, kenmerk Gemeente Utrecht (14 januari 2016). Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning Utrecht 2016 (raadsbesluit van 14 januari 2016). Verordening van Utrecht 2016, nr. 2. Gemeenteblad jaargang 2016, nr. 0. Gemeente Utrecht (29 januari 2016). Beleidsregels Wmo Gemeenteblad Jaargang 2016 Nr College van B&W (22 februari 2016). Contract TSN. Commissiebrief, kenmerk Wethouder K. Diepeveen (23 februari 2016). Beantwoording toezeggingen 17 december Commissiebrief, kenmerk (over de HHT) College van B&W (22 maart 2016). 3e voortgangsrapportage Meedoen naar vermogen. Commissiebrief, kenmerk Gemeente Utrecht (10 mei 2016). Jaarstukken 2015, Voorjaarsnota 2016 en Eerste Bestuursrapportage Wethouder K. Diepeveen (18 mei 2016). Uitspraak Centrale Raad van Beroep over huishoudelijke hulp. Commissiebrief, kenmerk College van B&W (7 juni 2016). Beantwoording schriftelijke raadsvragen, kenmerk Gemeente Utrecht (15 juni 2016). Besluiten en actiepunten Contracttafel HBH. Anderen Binnenlands Bestuur (16 februari 2016). Gemeenten draaien weinig aan knoppen eigen bijdrage. BZK (16 september 2014). Gemeentefonds. Septembercirculaire BZK (11 december 2014). Gemeentefonds Decembercirculaire BZK (1 juni 2015). Gemeentefonds Meicirculaire BZK (15 september 2015). Gemeentefonds. Septembercirculaire BZK (14 december 2015). Gemeentefonds Decembercirculaire BZK (juni 2016). Gemeentefonds Meicirculaire CBS (3 juni 2016). Acht procent van de Nederlanders nooit op internet. Website CBS. CAK (mei 2016), Vierwekelijkse rapportage Wmo - Gemeente Utrecht - Zorgjaar 2015/ Peildatum Centrale Raad voor Beroep (18 mei 2016). Uitspraken in zaaknrs WMO15 (ECLI:NL:CRVB:2016:1402), WMO15 (ECLI:NL:CRVB:2016:1403) en WMO15 (ECLI:NL:CRVB:2016:1404). Gemeente Amstelveen (12 februari 2015). Klanttevredenheidsonderzoek hulp bij het huishouden. 104

180 Gemeente Roosendaal (november 2015). Klanttevredenheidsonderzoek Hulp bij het huishouden. I&O Research (3 september 2015). Is het resultaat goed? Onderzoek naar het resultaatgerichte werken bij maatwerkvoorzieningen in de gemeente Enschede. I&O Research (oktober 2015). Cliëntervaring in beeld. Casestudies Gemeente Amersfoort. Eerste ervaringen met de nieuwe zorgdienstverlening. Labyrinth Onderzoek & Advies en Verwey-Jonker Instituut (maart 2016). Cliëntervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Utrecht 2015/2016. Movisie (9 februari 2016). Inzet van huishoudelijke hulp. Keuzes voor gemeenten. Nationale ombudsman (23 maart 2016). Een onverwacht hoge rekening. Onderzoek van de Nationale ombudsman naar de informatieverstrekking over de eigen bijdrage in gevolge de Wmo. Rechtbank Midden Nederland (9 maart 2015). Tussenuitspraak in zaaknummer UTR 15/98-T (ECLI:nl:RBMNE:2015:1394). [twee bestuursrechtelijke zaken waarbij de eisers het niet eens zijn met de hoogte van het PGB]. Regering VVD-PvdA (2012). Bruggen slaan Regeerakkoord VVD-PvdA, 29 oktober SCP (mei 2016). Overall rapportage sociaal domein Rondom de transitie. Staatssecretaris van VWS (14 april 2016). Brief Zorg en maatschappelijke ondersteuning. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Tweede Kamer (19 mei 2016). Thuiszorg. Motie van het lid Keijzer. Tweede Kamer, , nr U-Centraal (24 september 2015). UC Rapportage Huishoudcoaches september [Bijlage bij commissiebrief dd. 12 oktober 2015.] U-Centraal (5 januari 2016). EIND Rapport Project Huishoudcoaches. Uitvoeringsbesluit Wmo Besluit van 27 oktober 2014, houdende regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning Staatsblad, jaargang 2014, nr VNG (3 juni 2016). Wmo uitspraken Centrale raad van Beroep 18 mei Ledenbrief 16/042. VNG (20 juli 2016). Reparatiemogelijkheden i.v.m. de Wmo uitspraken van de CRvB van 18 mei Ledenbrief 16/063. VWS (14 januari 2014). Regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015). Memorie van Toelichting. Tweede Kamer, , nr 3. VWS (24 april 2013). Resultaten zorgoverleg. Brief aan de Tweede Kamer, zonder kenmerk. VWS (25 april 2013). Hervorming van de langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst. Brief aan de Tweede Kamer, kenmerk LZ. VWS (7 juli 2014). Stand van zaken arbeidsmarkt zorg. Brief aan de Tweede Kamer, kenmerk MEVA. VWS (3 oktober 2014). Stand van zaken huishoudelijk hulp toelage. Brief aan de Tweede Kamer, kenmerk MEVA. 105

181 VWS (4 december 2015). Toekomstvaste langdurige zorg en ondersteuning. Brief aan de Tweede Kamer, , nr VWS (2 mei 2016). Voortgang en ambitie Wmo, volwaardig meedoen. Brief aan de Tweede Kamer, kenmerk DMO. Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet van 9 juli 2014, houdende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang. Staatsblad, jaargang 2014, nr

182 BIJLAGE 4. GERAADPLEEGDE EN GEÏNTERVIEWDE PERSONEN Gemeente Utrecht De heer E. Benning, teamleider Wmo-loket, Werk & Inkomen Mevrouw I. Bosma, Wmo-consulent, Werk & Inkomen Mevrouw F. Bouwens, medewerker Informatie en Advies Wmo, Werk & Inkomen De heer K. Diepeveen, wethouder Zorg en Maatschappelijke Ondersteuning Mevrouw N. van Ginkel, sr. contractmanager BKO team beleid en contractmanagement, Werk & Inkomen Mevrouw L. Hakkam-Baza, Wmo-consulent, Werk & Inkomen De heer B. van Hell, Wmo-consulent, Werk & Inkomen Mevrouw B. van den Hoeven, Wmo-consulent, Werk & Inkomen Mevrouw G. Houtman, beleidsadviseur, Maatschappelijke Ontwikkeling De heer H. van Impelen, functionaris gegevensbescherming (FG), Concernmanagement IPM, Bestuurs- en Concernstaf Mevrouw F. de Jager, Wmo-consulent, Werk & Inkomen Mevrouw N. Jagoui, teamleider Wmo-loket, Werk & Inkomen Mevrouw H. Klomp, Wmo-consulent, Werk & Inkomen De heer W. van Leeuwen, manager Maatschappelijke Ontwikkeling De heer J. Luichjenbroer, Business Control en financieel beheer, Werk & Inkomen Mevrouw J. Manshanden, themadirecteur Sociaal Mevrouw S. Ockels, Wmo-consulent, Werk & Inkomen Mevrouw J. Pijnacker, beleidsadviseur Maatschappelijke Ontwikkeling De heer M. van Rhee, assistent business controller, Werk & Inkomen De heer W. Romijn, kwaliteitsanalist, Werk & Inkomen Mevrouw M. Schelvis, Wmo-consulent, Werk & Inkomen Mevrouw T. Tom, hoofd Maatschappelijke Ontwikkeling De heer R. Tromp, accountmanager Samenleving en Gezondheid, IB Onderzoek De heer J.N. Wigboldus, bestuursadviseur, Bestuurs- en concernstaf Aanbieders van hulp bij het huishouden Mevrouw H. Groenendijk, divisiemanager Thuis, Axion Continu Mevrouw T. Proper, afdeling Huishoudelijke Hulp, Axion Continu De heer F. Werring, manager bedrijfsvoering, Axion Continu Mevrouw S. Bruinsma, beleidsmedewerker, Curam Zorg Mevrouw A. Kap, directeur, Curam Zorg Mevrouw H. El Arbaji, directeur extern, Hart voor Nederland Mevrouw K. Berrens, coördinator huishouding, Hart voor Nederland Mevrouw S. Godee, Wmo-coördinator, Joost Zorgt De heer K. van der Spek, vestigingsmanager Utrecht, Joost Zorgt De heer M. Rigter, manager, Thuishulp Zorgzaam De heer B. van t Hof, operationeel manager, Tzorg 107

183 Medewerkers hulp bij het huishouden Mevrouw B. Biemans, Tzorg Mevrouw M. Brouwer, Curam Mevrouw C. Brouwer, Stichting Zorgwacht Mevrouw D. van den Hagen, Joost Zorgt Mevrouw A. Hemmet, Kleurrijk Zorg Mevrouw S. Koekenbier, Axion Continu Mevrouw T. Koot, Thuiszorg Hart voor Nederland Mevrouw A. Scherrenberg, Tzorg De heer H. Stapper, Thuiszorg Het Centrum Mevrouw L. Vermaas, Zorgassist Mevrouw D. Weldam, Zorgzaam Mevrouw L. van de Wijngaard, Tzorg Mevrouw M. Williams, Tzorg De heer L. de Winter, PrivaZorg Overig De heer M. van Andel, (voormalig) voorzitter WMO cliëntenraad Mevrouw A. van den Berg, steunpunt mantelzorg, U-Centraal Mevrouw L. Bosten, directeur Dimensus De heer A. Burger, lid WMO cliëntenraad en Cosbo Ouderenbonden Mevrouw M. Haaxma, adviseur Vrijwilligerscentrale Utrecht Mevrouw J. Hontscharenko, stadscoördinator Humanitas Mevrouw A. de Jong, lid WMO cliëntenraad en directeur Solgu Mevrouw G. Oosterbaan, FNV/ Wij zijn de thuiszorg, vrijwilligster De heer F. van der Pas, lid WMO cliëntenraad Mevrouw S. van Veen-Batenburg, voorzitter WMO cliëntenraad De heer W. Verbeek, regiocoördinator Handje helpen De heer H. Verhorst, directeur Dimensus Wmo Klanten hulp bij het huishouden Via een telefonische enquête hebben 476 klanten uit de gemeente Utrecht informatie gegeven over hun ervaringen met hulp bij het huishouden. Met 37 klanten is mondeling een verdiepend interview gehouden. Hun namen zijn niet vermeld, omdat wij deze klanten anonimiteit beloofd hebben. 108

184 BIJLAGE 5. VERANTWOORDING ONDERZOEKSMETHODE Ter beantwoording van de onderzoeksvragen heeft de rekenkamer de volgende methoden gebruikt om gegevens te verzamelen: analyse van documenten, zoals beleidsnota s en brieven, voortgangsrapportages, wet- en regelgeving, onderzoeksrapporten, contracten met en verantwoordingsinformatie van professionele aanbieders van hulp bij het huishouden m.b.t. klanttevredenheid, rechtelijke uitspraken; analyse van gegevens over aantal klanten en financiën uit gemeentelijke registraties en CAK-rapportages; interviews met betrokken organisatieonderdelen van de gemeente (W&I incl. Wmo-loket en MO); interviews met andere betrokken partijen, waaronder door de gemeente gecontracteerde aanbieders van hulp bij het huishouden, organisaties voor informele zorg (vrijwilligersorganisaties) en cliënten (Wmo-raad); groepsinterviews met professionals die rechtstreeks contact hebben met klanten: personeelsleden van de aanbieders die hulp bij het huishouding leveren en medewerkers van het Wmo-loket; meelopen met Wmo-loket (2 e lijn telefoon, keukentafelgesprekken en telefonische intakes); een telefonische enquête onder klanten die via de gemeente hulp bij het huishouden krijgen; interviews thuis met klanten (en desgewenst hun mantelzorgers) met een indicatie voor hulp bij het huishouden van de gemeente; opvragen van informatie die de gemeente en aanbieders van hulp bij het huishouden hebben over de klanttevredenheid en doelbereiking. Het onderzoek was als volgt afgebakend: Het perspectief van de klant staat in dit onderzoek centraal. De gevolgen van de bezuinigingen voor aanbieders van hulp bij het huishouden, het personeel van deze aanbieders en mantelzorgers zijn niet onderzocht. Het onderzoek richt zich op alle vormen van hulp om het huis schoon te houden die (mede) door de gemeente wordt betaald (HbH en HHT; zorg in natura en zorg via een persoonsgebonden budget). Hulp bij medische en persoonlijke verzorging aan huis die uit de zorgverzekering wordt betaald, valt buiten het onderzoek. De telefonische enquête en interviews thuis zijn alleen gehouden onder klanten met hulp bij het huishouden die zelf de regie over hun huishouding voeren (HbH1, HbH-PGB, al dan niet met HHT). Wij hebben ons vooral gericht op de huidige situatie en de ervaringen daarmee, zodat de gemeente de verworven inzichten kan gebruiken bij de verdere ontwikkeling of bijstelling van het beleid in de toekomst. De wijze waarop de bezuinigingen zijn voorbereid en uitgevoerd en de wijze waarop bezwaar- en 109

185 beroepsprocedures zijn verlopen zijn beknopt beschreven, maar niet grondig geëvalueerd. Telefonische enquête Voor de telefonische enquête is een aselecte steekproef getrokken uit de lijst klanten met geldend recht op hulp bij het huishouden op 8 maart 2016 waarvan geen overlijdensdatum bekend was en het telefoonnummer was geregistreerd. Dat waren klanten. Om een evenredige vertegenwoordiging te garanderen van klanten met zorg in natura, klanten met een PGB, klanten met de basisvoorziening van 78 uur per jaar en klanten met meer hulp, is de steekproef per subgroep getrokken (gestratificeerd). De steekproef van 1000 personen is aselect getrokken uit de vier afgesproken deelmassa s en bevatte: 149 personen met recht op HbH 1 ZIN en meer dan 1,5 uur recht per week; 689 personen met recht op HbH 1 ZIN en 1,5 uur recht per week; 63 personen met recht op HbH PGB en meer dan 1,5 uur recht per week; 99 met recht op HbH 1 PGB en 1,5 uur recht per week. Sommige personen uit de steekproef bleken met een dubbel recht in de administratie voor te komen, doordat het voorgaande recht ten onrechte niet was afgesloten. De samenstelling van de steekproef na correctie is vermeld in tabel 1. Hulp bij het huishouden (HbH 1) Zorg in Natura Hulp bij het huishouden PGB Tabel 1 Samenstelling klantenbestand, steekproef en respons bij de telefonische enquête Verstrekking Aantal uren hulp per jaar Totaal aantal klanten % klanten Aantal klanten met telefoon Aantal klanten in steek- % klanten in steek- Aantal % klanten klanten in in respons respons proef 1 proef , , ,6 Ander , , ,2 aantal , ,7 38 8,0 Ander aantal 309 6, ,3 20 4,2 Totaal aantal klanten % % % De klanten zijn benaderd in de periode 24 maart tot en met 6 april De bereidheid tot medewerking bleek hoog. In totaal hebben 476 klanten aan de telefonische enquête meegewerkt (respons 47,6%). De redenen voor non-respons zijn vermeld in tabel 2. Het aantal klanten dat bereikt werd en mee kon doen maar dat niet wilde, is zeer beperkt. 110

186 Tabel 2 Respons en reden voor non-respons respons bij de telefonische enquête Reactie op telefonische enquête Aantal % klanten klanten Heeft vragenlijst beantwoord ,6 Niet bereikt na minimaal 5 belpogingen ,0 Verkeerd of niet werkend telefoonnummer 58 Niet in staat vanwege ziekte/ ouderdom 39 Geen tijd/ geen zin/ werkt nooit mee 56 Zonder opgave van reden 6 Zeer onvolledige beantwoording 3 Geen vertrouwen 2 Ontvangt geen hulp bij het huishouden meer 42 Overige redenen of reeds ondervraagd % Verdiepende mondeling interviews Tijdens de telefonische enquête is gevraagd of de klant bereid was deel te nemen aan een verdiepend gesprek bij de klant thuis. 186 klanten waren hiertoe bereid. Met 37 klanten hebben wij een verdiepend mondeling interview aan huis gehouden. De helft van deze klanten had tijdens het interview aangegeven dat de hulp toereikend was om een schoon en leefbaar huis te realiseren (19x), de andere helft niet (18x). Verder is gestreefd naar een zo groot mogelijke variatie in de klanten naar leeftijd (van 33 tot 100 jaar), etnische achtergrond, vorm van de hulp (in natura of PGB), woonwijk, etc. De groep klanten waarmee verdiepende interviews zijn gehouden was als volgt samengesteld: Het lukt goed/voldoende om een schoon en leefbaar huis te realiseren: 19x; dit lukt matig, slecht of niet: 18x; klant had al hulp voor : 24x, klant kreeg voor het eerst hulp in 2015 of 2016 (na de bezuinigingen): 13x; Klant krijgt zorg in natura: 34x, klant heeft een PGB: 3x. De gesprekken zijn gevoerd in de periode van dinsdag 19 april tot en met donderdag 19 mei Onderwerpen van gesprek waren: de ontwikkeling van de hulpvraag en de hulp de afgelopen jaren, de informatievoorziening, de aanvraagprocedure en indicatiestelling, de continuïteit en kwaliteit van de hulp, de gevolgen van de bezuinigingen voor de klant, waarom het wel of niet lukt om een schoon en leefbaar huis te realiseren, toekomstverwachtingen en verbetersuggesties van de klant voor hulp bij het huishouden en specifieke punten naar aanleiding van de antwoorden op de telefonische enquête. Anticiperend op het hierna geplande onderzoek van de rekenkamer naar langer zelfstandig thuis wonen zijn ook daarover enkele vragen gesteld. 111

187 BIJLAGE 6. CHRONOLOGISCH OVERZICHT 2007 Januari: invoering Wet maatschappelijke ondersteuning 2007, gemeente verantwoordelijk voor verstrekking van hulp bij het huishouden Oktober: Regeerakkoord Bruggen slaan van VVD-PvdA. Aanspraken op huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. Structurele bezuiniging van 75% ( miljoen) vanaf 2016, in 2014 een korting van 89 miljoen door stop op nieuwe klanten, in 2015 een korting van 975 miljoen April: wijzigingen Zorgakkoord t.o.v. regeerakkoord van VVD-PvdA. Structurele korting op HbH-budget verlaagd naar 40% en bezuiniging geen nieuwe klanten met HbH vanaf 2014 wordt ingetrokken. Juni: Raad stelt kadernota Meedoen naar Vermogen vast, met schets van het Utrechtse model op hoofdlijnen. HbH is onderdeel van sociale basiszorg. De rol van het Buurtteam bij de toegang tot de zorg en de samenhang met persoonlijke verzorging moet nog uitgewerkt worden. November: Rijk besluit dat persoonlijke verzorging niet naar gemeenten gaat maar naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). Begeleiding bij algemene dagelijkse levensverrichtingen gaat wel naar gemeenten. Gemeenten en zorgverzekeraars moeten gaan samenwerken. Rijk stelt vanaf 2015 structureel 200 miljoen extra beschikbaar voor vernieuwing van de maatschappelijke ondersteuning. December: College van B&W brengt Wmo uitvoeringsplan eerste fase uit met nieuw concept voor de HbH. Toegang tot HbH zal lopen via het backoffice van het team Individuele verstrekkingen en in geval van samenloop met andere ondersteuning, via het buurtteam. Keuze voor collectieve voorziening Schoonmaken (lichte toets) en een aanvullende maatwerkvoorziening HbH voor beperkte groep. Verwachting gebruik maatwerkvoorziening: 20% van de huidige klanten en stijgend aantal in de toekomst door vergrijzing en veranderingen in de langdurige zorg. Bezuiniging vooral binnen de collectieve schoonmaakdienst, start vanaf Februari: Gemeenteraad stemt in met het nota Meedoen naar Vermogen Wmo uitvoeringsplan eerste fase en met modernisering en hervorming van HbH vanwege de rijksbezuinigingen. De nieuwe voorziening gaat bestaan uit een collectieve voorziening van maximaal 1,5 uur per week en maatwerkvoorzieningen als aanvulling daarop. April: Tweede Kamer neemt wetsvoorstel Wmo 2015 aan. Juli: College van B&W bepaalt uitgangspunten voor inkoopproces via dialooggericht aanbesteden op basis van het nieuwe beleid HbH. Brief bevat 9 doelen voor de inkoop. Het college kiest voor een uurtarief 112

188 2014 waarbij zo veel mogelijk uren voor klanten en banen behouden blijven, uitgaande van de CAO voor de thuiszorg. Dit zal ten koste gaan van de werkgelegenheid. Juli: Eerste Kamer neemt wetsvoorstel Wmo 2015 aan. Juli: Rijk informeert wethouders dat er een regeling komt voor behoud werkgelegenheid thuiszorg. Juli: College van B&W brengt Wmo uitvoeringsplan tweede fase uit met een financieel kader: 16,2 miljoen voor HbH, hulpmiddelen en woningaanpassing in Toegang blijft lopen via het Wmo-loket maar buurtteams kunnen zwaarwegend advies geven als onderdeel van een breder behandelplan van mensen met een complexere problematiek. September: Beleidsregels Wmo Voorzieningen 2014 met nieuwe criteria voor maatwerkmodules worden van kracht op 15 september September: klanten met HbH1 krijgen een brief waarin staat dat het beleid wordt versoberd en dat in de komende maanden contact wordt opgenomen over de herindicatie. September-oktober: overleg tussen gemeenten en Rijk over vormgeving en voorwaarden HHT-regeling. Gemeente Utrecht krijgt 3,4 miljoen voor September-december: aanbesteding HbH via overlegtafels met de aanbieders. Raamcontract en Leveringsafspraken HbH worden opgesteld. In bijlage Werkzaamheden in de collectieve voorziening wordt omschreven welke werkzaamheden onder de collectieve voorziening vallen. In het schoonmaakplan met de cliënt wordt vastgelegd wat haalbaar is binnen 78 uur, welke taken in welke frequentie in welke ruimte worden uitgevoerd. Er is dus geen verplichting alle taken bij alle klanten uit te voeren. Contracten bevatten ook afspraken over uitvoering HHT-regeling. Oktober-december: Wmo-loket voert herindicatiegesprekken uit. December: College van B&W informeert de raad over het nieuwe model HbH en het verloop van het herindicatieproces. Afhankelijk van het aantal uren gaat dat via dossieronderzoek (660 klanten < 2 uur HbH 1 ZIN), telefonisch (3600 klanten met 2-4 uur HbH1 en/of PGB) of via huisbezoek (1230 klanten met > 4 uur HbH1 en/of PGB). In kort tijdsbestek van enkele maanden worden 5500 herindicaties gedaan, door 11 Wmo-consulenten en extra ingehuurde krachten. Dubbele check op mensen met meer dan 6 uur HbH1. Tot medio november waren gesprekken gevoerd, beschikkingen verstuurd en in bijna 389 gevallen is extra maatwerk toegekend. Nieuwe model gaat in op voor nieuwe klanten en op 22 maart 2015 voor bestaande klanten Januari: nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt op 1 januari van kracht, met bezuiniging op de rijksuitkering voor hulp bij het huishouden met 32% in 2015 en 40% vanaf

189 2015 Januari: College van B&W informeert de raad over uitkomsten herindicaties HbH: alle herindicaties afgerond, 10% van de HbH1- klanten kreeg maatwerkmodule, de rest alleen de basisvoorziening van 78 uur. Een meer dan gebruikelijk aantal klanten heeft bewaar gemaakt tegen het besluit. Maart: Tussenuitspraak van Rechtbank Midden Nederland in 2 zaken van klanten HbH tegen gemeente Utrecht: de norm voor de collectieve voorziening is in redelijkheid vastgesteld, maar de gemeente moet nader onderzoek doen naar het inzetten van de maatwerkmodules in deze twee afzonderlijke gevallen, omdat de beperkingen van de cliënten onvoldoende onderzocht zijn. Maart: Gemeente Utrecht heeft 840 bezwaarschriften HbH1ontvangen. Team huishoudcoaches wordt ingericht. Zij voeren huisbezoeken uit bij mensen die bezwaar gemaakt hebben en mensen die door aanbieders bij hulp bij het huishouden zijn aangemeld. Maart: nieuwe indicaties worden van kracht, veel klanten krijgen vanaf 23 maart 2015 minder uren. September: Decentralisatie-uitkering HHT 2016 voor gemeente Utrecht bedraagt 3,4 miljoen. HbH voor WLZ-cliënten blijft nog een jaar langer onder de Wmo vallen (dus ook in 2016). September: ongevraagd advies van de Wmo-Cliëntenraad om de basisvoorziening te verhogen naar 104 uur per jaar. De wethouder neemt het advies niet over maar vraagt mensen te melden die niet genoeg hebben aan de toekende ondersteuning. Oktober: Raad ontvangt (tussentijdse) rapportage van de huishoudcoaches. 970 klanten zijn aangemeld. Daarvan zijn er 603 afgehandeld en 367 waar begeleiding nog loopt. 33% wilde geen gesprek. 144 personen hebben een nieuwe toekenning gekregen. 9% heeft langer begeleiding nodig. Op peildatum 1 sept 2015 zijn er klanten HbH1, daarvan kregen 868 klanten (17%) aanvullende modules en klanten alleen de 78 uur. Vrijwel alle 871 bezwaarschriften waren eind mei 2015 afgehandeld. HHT wordt gebruikt door 1167 personen, dit zijn vooral klanten met HbH1 (927 personen). Gebruik overige personen blijft achter bij de verwachting. November: inzet van huishoudcoaches wordt verlengd tot 31 december 2015, de extra kosten bedragen November: TSN vraagt surseance van betaling aan. December: Petitie redt de zorg leidt tot overeenkomst tussen VWS, VNG, FNV en CNV over gezamenlijke aanpak voor het perspectief van de langdurige zorg en ondersteuning. Gemeenten krijgen meer vrijheid om HHT-geld te besteden. De HHT-middelen worden structureel gemaakt door ze toe te voegen aan de Integratie-uitkering Wmo (landelijk 40 miljoen in 2017, oplopend naar 100 miljoen vanaf

190 2015 structureel). Overgebleven geld van HHT 2015 (landelijk 60 miljoen) mag worden ingezet in Daarnaast is er van 2016 t/m miljoen beschikbaar voor Budget vernieuwing Integratie-uitkering Sociaal domein Januari: U-Centraal dient Eindrapport huishoudcoaches in bij gemeente. Project afgerond. Januari: College van B&W stelt Beleidsregels Wmo 2016 en Financieel besluit Wmo 2016 vast. Inkomensafhankelijke deel eigen bijdrage omlaag. Februari: College van B&W schrijft minitender uit onder de gecontracteerde aanbieders om de klanten van TSN over te nemen. TSN garandeert hulp tot 25 april Februari: College informeert de raad over onbedoeld gebruik van de HHT door klein aantal klanten waardoor deze geen extra werkgelegenheid oplevert. Voor nieuwe klanten wordt dat niet meer toegestaan. Indicatief resultaat werkgelegenheid via HHT-regeling in 2015: uren (35 fte fulltime ofwel circa 100 personen van 13 uur per week). April: De klanten van TSN worden overgenomen door T-zorg. Mei: brief aan Tweede Kamer over Voortgang en ambitie Wmo, volwaardig meedoen. Daarin info over gebruik van HHT landelijk: er is voor personen werkgelegenheid in de thuisondersteuning gecreëerd. Mei: op 3 mei oordeelt Rechtbank Midden Nederland dat niet in redelijkheid is vastgesteld dat de 78-uur norm voor een schoon huis voldoende is. Op 18 mei doet de Centrale Raad van Beroep in 2 rechtszaken van klanten tegen gemeente Utrecht. Het college van B&W reageert dat er z.s.m. een onderzoek wordt gestart om het aantal uren basisvoorziening te onderbouwen. Mei: Jaarstukken 2015: lasten HbH 2,754 mln. lager dan begroot. Voorjaarsnota 2016 met voorstel de basisvoorziening HbH1 met een half uur uit te breiden van 1,5 naar 2 uur per week. Deze kan ingaan in per 10 oktober Extra budget in 2016 en vanaf 2017 structureel. Juni Augustus: in de zomer doen KPMG Plexus en Bureau HHM in opdracht van gemeente onderzoek ter onderbouwing van de urennorm basisvoorziening HbH. 115

191 BIJLAGE 7. ONDERWERPEN DIE RELEVANT ZIJN BIJ DE INFORMATIEVERSTREKKING Uit het onderzoek van de rekenkamer komt naar voren dat de informatievoorziening aan klanten verbeterd kan worden, zodat zij beter weten wat hun rechten, plichten en keuzemogelijkheden zijn. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen: Voor klanten die HbH aanvragen de aanvraagprocedure; de criteria voor toekenning van hulp en extra maatwerkmodules; de kenmerken van aanbieders waaruit de klant kan kiezen; de mogelijkheden en voorwaarden voor een PGB; de hoogte van de eigen bijdrage (incl. rekentool CAK en telefoonnummer dat gebeld kan worden); de mogelijkheden voor vergoeding van de eigen bijdrage (via regeling tegemoetkoming zorgkosten, via bijzondere bijstand, via zorgverzekering of via de collectieve zorgverzekering van de gemeente); de keuze tussen HbH en HHT; de mogelijkheid voor onafhankelijke cliëntondersteuning. Voor klanten met recht op HbH het belang van een schoonmaakplan; de vrijheid van de klant om de uren naar eigen inzicht over het jaar te verdelen (bijvoorbeeld de mogelijkheid om uren te reserveren voor een grote schoonmaak of extra hulp na ziekenhuisopname); vervanging of inhalen van gemiste uren bij afwezigheid van de vaste hulp of van de klant; of over gemiste uren een eigen bijdrage betaald moet worden of niet; het recht om te veranderen van aanbieder als de klant niet tevreden is; het recht om een herindicatie aan te vragen als de hulp niet meer toereikend is, incl. de criteria voor aanvullende modules de mogelijkheden van de HHT-regeling; de mogelijkheden voor vergoeding van de eigen bijdrage; een centraal punt waar de klant ondersteuning kan krijgen bij problemen rond de hulp. 116

192 De Rekenkamer van de gemeente Utrecht beoogt met haar onderzoek een bijdrage te leveren aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, het beheer en de organisatie van de gemeente Utrecht en de daaraan verbonden instellingen. Met haar rapporten wil ze de controlerende functie van de gemeenteraad versterken. Voor de bevolking van de gemeente Utrecht wil ze zichtbaar maken hoe publiek geld wordt besteed en wat er terecht komt van de beleidsvoornemens van de gemeente. Vormgeving: Tappan - Foto raad: Desiree Meulemans

193 Tabellenboek uitkomsten telefonische enquête Hulp bij het Huishouden DEF HULP BIJ MAATWERK Uitkomsten telefonische enquête onder klanten BIJLAGE BIJ HET REKENKAMERRAPPORT OVER HET ONDERZOEK NAAR DE HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN HET KADER VAN DE WMO 2015 Status: definitief (internetbijlage) 1

194 REKENKAMER UTRECHT: LEDEN: Peter van den Berg (voorzitter) Hans van den Broek Gerard Bukkems MEDEWERKERS ONDERZOEK: Mario van den Berg Sylvia van Leeuwen Gerth Molenaar Johan Snoei CONTACTGEGEVENS: Postadres: Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon: Website: 2

195 INLEIDING Voor u liggen de uitkomsten van de telefonische enquêtes die de Rekenkamer Utrecht door Dimensus Beleidsonderzoek heeft laten afnemen onder klanten met Hulp bij het huishouden van de gemeente. De klanten zijn benaderd in de periode van 24 maart tot en met 6 april De bereidheid tot medewerking bleek hoog. In totaal hebben 476 klanten van een steekproef van 999 klanten aan de telefonische enquête meegewerkt (respons 47,6%). De redenen voor non-respons zijn vermeld in onderstaande tabel. Het aantal klanten dat bereikt werd en mee kon doen, maar dat niet wilde, is zeer beperkt. Aantal Percentage Heeft vragenlijst beantwoord % Niet bereikt na minimaal 5 belpogingen % Verkeerd of niet werkend telefoonnummer 58 6% Niet in staat vanwege ziekte/ ouderdom 47 5% Geen tijd/ geen zin/ werkt nooit mee 56 6% Zonder opgave van reden 6 1% Zeer onvolledige beantwoording 3 0% Geen vertrouwen 2 0% Ontvangt geen hulp bij het huishouden meer 42 4% Reeds ondervraagd 6 1% Boos 3 0% Tevreden 6 1% Verhuisd 1 0% Overige redenen 3 0% Totaal % 3

196 Twee respondenten zijn halverwege de vragenlijst gestopt (meegedaan tot vraag 18), daarom is vanaf de tabel over vraag 18 sprake van een totaal aantal van 474 respondenten. De steekproef is getrokken uit klanten met een lopend recht op hulp bij het huishouden, wat inhoudt dat zij allen gebruik zouden kunnen maken van hulp bij het huishouden van de gemeente. Toch blijken niet alle klanten dit ook daadwerkelijk te doen. Redenen waarom deze respondenten geen gebruik maken van de indicatie van de gemeente staan weergegeven in onderstaande tabel. Aantal Percentage Ik heb geen Hulp bij het huishouden meer nodig (situatie 6 14% veranderd) Ik vond de hulp via de gemeente te duur/ de eigen bijdrage 6 14% te hoog Ik gebruik nu alleen de Huishoudelijke Hulp toelage 2 5% (HHT), bijv. omdat dat goedkoper is Ik heb zelf een Hulp bij het Huishouden genomen buiten de 2 5% gemeente om Ik vond de kwaliteit van de hulp niet goed 5 12% Mijn indicatie is ingetrokken 2 5% Mijn indicatie is verlopen 1 2% Ik ben een nieuwe klant, de hulp moet nog ingaan 1 2% Ik ben verhuisd 1 2% Ik vind 1,5 uur per week hulp te weinig 2 5% Tijdelijke onderbreking 1 2% Anders, namelijk: 2 5% Weet ik niet / wil ik niet zeggen 11 26% Totaal % Van de respondenten hebben 418 klanten een lopend recht op HbH1 Zorg in Natura, en 58 op HbH-PGB. Aantal Percentage Hulp bij het huishouden HbH1 ZIN % Hulp bij het huishouden PGB 58 12% Totaal % 4

197 BLOK 1. ALGEMENE VRAGEN OVER LENGTE EN VORM HULP BIJ HET HUISHOUDEN (voor iedereen) Vraag 1: (iedereen stellen, n = 476) Heeft u de hulp bij het huishouden in 2015 of 2016 voor het eerst gekregen, of had u vóór die tijd ook al hulp bij het huishouden via de gemeente? Aantal Percentage Ik had al hulp vóór 1 januari % Ik heb dit jaar of vorig jaar (2015) voor het eerst hulp bij het 69 14% huishouden Weet ik niet 3 1% Totaal % Vraag 2: (iedereen stellen, n = 476) Hoeveel uur Hulp bij het huishouden krijgt u van de gemeente op dit moment? Aantal Percentage 1,0 uur per week 3 1% 1,5 uur per 2 weken 1 0% 1,5 uur per week % 1,75 uur per week 2 1% 2,0 uur per 2 weken 3 1% 2,0 uur per 4 weken 1 0% 2,0 uur per week 42 9% 2,25 uur per week 3 1% 2,5 uur per week 22 5% 2,75 uur per week 2 1% 3,0 uur per 2 weken % 3,0 uur per week 30 6% 3,25 uur per week 1 0% 3,5 uur per 2 weken 1 0% 3,5 uur per week 4 1% 3,8 uur per week 1 0% 4,0 uur per 2 weken 3 1% 4,0 uur per maand 1 0% 4,0 uur per week 4 1% 4,5 uur per week 2 0% 5,0 uur per maand 1 1% 6,0 uur per maand 3 1% 6,0 uur per week 2 1% Weet ik niet 1 0% Totaal % 5

198 Vraag 3: (iedereen stellen, n = 476) Hoe tevreden bent u over het aantal uren hulp dat u op dit moment krijgt? Aantal Percentage Zeer tevreden 33 7% Tevreden % Neutraal 29 6% Ontevreden % Zeer ontevreden 77 16% Weet ik niet 0 0% Totaal % BLOK 2: OVER DE AANVRAAG (alleen voor personen die vanaf 2015 Hulp bij het huishouden ontvangen (vraag 1 is 2). Oude klanten gaan door naar blok 3). Vraag 4: (klanten die vanaf 2015 Hulp bij het huishouden ontvangen, n = 69) Wist u snel waar en hoe u hulp bij het huishouden kon aanvragen? Aantal Percentage Ja, geen probleem 29 42% Redelijk snel 21 30% Nee, dat was lastig te vinden 9 13% Weet ik niet 10 15% Totaal % Vraag 5: (klanten die vanaf 2015 Hulp bij het huishouden ontvangen, n = 69) Hoe tevreden bent u in het algemeen over de aanvraagprocedure? Aantal Percentage Zeer tevreden 12 17% Tevreden 35 51% Neutraal 8 12% Ontevreden 6 9% Zeer ontevreden 0 0% Weet ik niet 8 12% Totaal % 1 1 Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 6

199 Vraag 5A: (stellen als vraag 5 is ontevreden of zeer ontevreden, n = 6, meerdere antwoorden mogelijk) Waarom bent u (zeer) ontevreden? Aantal Percentage Ik werd niet goed te woord gestaan door de Wmo-consulent van de 0 0% gemeente Ik werd niet serieus genomen 0 0% De aanvraagprocedure duurde te lang 2 33% Ik krijg niet de hulp die ik had verwacht 0 0% Ik kreeg niet de mogelijkheid om mijn oplossing aan te dragen (er 0 0% werd niet samen aan oplossingen gewerkt, maar over mij besloten) Er is onvoldoende naar mijn persoonlijke situatie gekeken 2 33% Mijn persoonlijke situatie is verkeerd beoordeeld 2 33% Er is verkeerd geoordeeld over andere hulp of voorzieningen 1 17% Anders, namelijk: 4 67% BLOK 3: OVER DE HULP BIJ HET HUISHOUDEN Vraag 6: (alleen stellen aan de klanten met een PGB, n = 58) Volgens de gemeente koopt u de hulp zelf in met een PGB. Waarom heeft u gekozen voor een PGB? Aantal Percentage Ik wil graag zelf mijn zorg organiseren 21 36% Ik beschik liever over een budget dan over een voorziening 2 3% Ik wil met het PGB ook mantelzorgers een vergoeding kunnen 4 7% geven Ik wil geen vreemde in huis 14 24% PGB was het aanbod 5 9% Ik had problemen met de hulp die via zorg in natura werd 3 5% ontvangen Anders, namelijk: 9 16% Totaal % 7

200 Vraag 7: (iedereen stellen, n = 476) Welke organisatie voert de Hulp bij het huishouden van de gemeente voor u uit? Aantal Percentage Tzorg % TSN Thuiszorg* 32 7% Joost Zorgt 14 3% Kijk op Zorg 0 0% Thuiszorg Hart voor Nederland 3 1% Thuishulp Zorgzaam 17 4% Senior Assist Care (o.a. Zorggarant Thuiszorg Noord-Nederland) 2 0% Stichting Zorgwacht 10 2% PrivaZorg Thuiszorg Utrecht e.o. 5 1% Merson Care 4 1% Thuiszorg Het Centrum 17 4% Stichting Good4life 2 0% Stichting CúramZorg 2 0% Kleurrijk Zorg 2 0% AxionContinu 13 3% Een andere thuiszorgorganisatie die ik betaal vanuit mijn PGB, 4 1% namelijk Een familielid die ik betaal vanuit mijn PGB 23 5% Een andere persoon die ik betaal vanuit mijn PGB 13 3% Anders, namelijk. 14 3% Weet ik niet 38 8% Totaal % 2 *) de klanten van TSN Thuiszorg zijn overgenomen door Tzorg. Vraag 8: (iedereen stellen, n = 476) Heeft u met uw zorgaanbieder een schoonmaakplan opgesteld? Aantal Percentage Ja % Nee, ik heb daar ook geen behoefte aan % Nee, maar ik zou dat wel graag willen 13 3% Ik weet niet wat een schoonmaakplan is 2 1% Weet ik niet 18 4% Totaal % 3 2 Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 3 Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 8

201 Vraag 9: (iedereen stellen, n = 476) Hoe tevreden bent u in het algemeen met de hulp bij het huishouden die u via de gemeente krijgt? Aantal Percentage Zeer tevreden % Tevreden % Neutraal 29 6% Ontevreden 45 10% Zeer ontevreden 10 2% Weet ik niet 2 0% Totaal % Vraag 9A: (stellen als vraag 9 is ontevreden of zeer ontevreden, n = 55, meerdere antwoorden mogelijk) Waarom bent u (zeer) ontevreden over de Hulp bij het huishouden? Aantal Percentage Ik krijg te weinig hulp 26 47% Ik krijg teveel wisselende hulpen/ er komt steeds een andere hulp 14 26% De verandering is niet goed geregeld 2 4% De hulp is niet vriendelijk 2 4% De hulp doet haar werk niet goed 17 31% De hulp komt te laat/ niet op de afgesproken tijden 3 6% De hulp heeft geen tijd voor koffiedrinken of een praatje 0 0% Anders 4 7% Vraag 10: (iedereen stellen, n = 476) Hoe tevreden bent u over de kwaliteit van de Hulp bij het huishouden die u krijgt? Aantal Percentage Zeer tevreden % Tevreden % Neutraal 35 7% Ontevreden 28 6% Zeer ontevreden 6 1% Weet ik niet 4 1% Totaal % 9

202 Vraag 10A: (stellen als vraag 10 is ontevreden of zeer ontevreden, n = 34, meerdere antwoorden mogelijk) Waarom bent u (zeer) ontevreden? Aantal Percentage Ik heb geen klik met mijn hulp 1 3% Er komt steeds een andere hulp 6 18% Mijn hulp maakt niet goed schoon 22 65% Mijn hulp doet niet wat in het schoonmaakplan staat 1 3% Mijn hulp komt niet op de afgesproken tijden 2 6% Mijn hulp is niet flexibel, houd zich te strikt aan de tijd 2 6% Mijn hulp is traag 2 6% Anders 4 12% Vraag 11: (iedereen stellen, n = 476) In hoeverre lukt het u om met de toegewezen uren Hulp bij het huishouden van de gemeente om uw huis schoon en leefbaar te houden? Aantal Percentage Goed 75 16% Voldoende % Matig 95 20% Slecht 77 16% Niet 59 12% Weet ik niet 3 1% Totaal % Vraag 12: (stellen als vraag 11 is matig, slecht of niet, n = 231, meerdere antwoorden mogelijk) Waarom lukt het u matig / slecht / niet met de uren Hulp bij het huishouden om uw huis schoon en leefbaar te houden? Aantal Percentage Er is te weinig tijd beschikbaar % Er blijven specifieke taken liggen 60 26% Er is teveel bezuinigd op deze voorziening 3 1% De hoeveelheid hulp sluit niet aan bij mijn woonsituatie (te groot, 12 5% complex huis) De hoeveelheid hulp sluit niet aan bij mijn gezinssituatie 4 2% (kinderen, huisdieren) Ik heb te maken met wisselende hulpen 2 1% Ik heb een slechte hulp bij het huishouden 14 6% Ik kan zelf helemaal niets 61 27% 10

203 Vraag 13: (iedereen stellen, n = 476) Als de hulp een keer niet doorgaat, bijvoorbeeld vanwege ziekte of vakantie, mag u die uren dan later inhalen? Aantal Percentage Ja, maar alleen binnen een periode van 4 weken 62 13% Ja, dat mag ik geheel zelf bepalen % Nee 71 15% Weet ik niet % Totaal % Vraag 14: (iedereen stellen, n = 476) Heeft u het afgelopen jaar alle toegewezen uren Hulp bij het huishouden gebruikt (dus ook gemiste uren ingehaald)? Aantal Percentage Ja, zeker % Ja, waarschijnlijk wel % Nee, waarschijnlijk niet 22 5% Nee, zeker niet 34 7% Weet ik niet 17 4% Totaal % Vraag 14A: (stellen als vraag 14 is Nee, waarschijnlijk niet of Nee, zeker niet, n = 56) Waarom niet? Aantal Percentage Ik wist niet dat het mogelijk is om de gemiste uren later in te halen 15 27% Ik vind het niet nodig om gemiste uren later in te laten halen 3 5% Ik kan ook met een paar uur minder hulp bij het huishouden mijn 2 4% huis schoon en leefbaar houden Ik wil geen andere hulp in huis 4 7% Ik ben op vakantie / ziek geweest en heb die uren niet ingehaald 6 11% Er was onvoldoende personeel bij de aanbieder om de hulp in te 17 30% halen / vaste hulp kan de uren niet inplannen Door onvrede over de hulp 4 7% Door andere omstandigheden (bijvoorbeeld verhuizing) 2 4% Niet aan gedacht 1 2% Anders 3 5% 11

204 Vraag 15: (iedereen stellen, n = 476) Hoe belangrijk is de hulp bij het huishouden die u krijgt voor u om zelfstandig te kunnen blijven wonen? Is dat: Aantal Percentage Heel belangrijk % Enigszins belangrijk 24 5% Niet belangrijk 1 0% Weet ik niet 2 1% Totaal % Vraag 16: (iedereen stellen, n = 476) Kunt u, dankzij de hulp bij het huishouden, meer dingen doen die ú belangrijk vindt en waar u anders niet aan toe komt? Is dat: Aantal Percentage Ja, zeker % Ja, enigszins % Nee % Weet ik niet 23 5% Totaal % Vraag 17: (iedereen stellen, n = 476) We willen u graag enkele stellingen voorleggen. Wilt u aangeven of u het er mee eens of oneens bent? Stelling Eens Oneens Ik ben blij dat de gemeente Utrecht ondanks de bezuinigingen nog 95% 5% hulp bij het huishouden aanbiedt. Ik heb er begrip voor dat er een groter beroep wordt gedaan op wat 56% 44% mensen zelf nog kunnen doen in het huishouden. Ik heb er begrip voor dat de gemeente kijkt wat mensen uit mijn 37% 63% omgeving voor mij kunnen doen in het huishouden. Ik heb er begrip voor dat de gemeente Utrecht bezuinigt op de hulp bij het huishouden. 22% 78% 12

205 BLOK 4: OVER DE VERANDERINGEN (alleen voor personen die al voor 2015 Hulp bij het huishouden ontvingen (vraag 1 = 1)) In maart 2015 is er bezuinigd op de hulp bij het huishouden. Mogelijk hebt u daar ook mee te maken gehad. Daarover willen we nu een paar vragen stellen. Vraag 18: (klanten die al voor 2015 Hulp bij het huishouden ontvingen, n = 403) Hoe is het aantal uren nu, vergeleken met 2014, dus voor de bezuinigingen? Krijgt u nu meer, even veel of minder uren dan in 2014? Aantal Percentage In 2014 meer dan nu % In 2014 even veel als nu 90 22% In 2014 minder dan nu 11 3% Weet ik niet 14 4% Totaal % Vraag 18A: (stellen als vraag 18 is In 2014 meer dan nu of In 2014 minder dan nu, n = ) Weet u nog hoeveel uur hulp per week u in 2014 kreeg? Aantal Percentage Ja (aantal uur per week) in 2014: % 0,75 uur 1 0% 1,0 uur 2 1% 1,5 uur 8 3% 2,0 uur 14 5% 2,5 uur 12 4% 3,0 uur % 3,5 uur 11 4% 4,0 uur 25 9% 4,5 uur 8 3% 5,0 uur 17 6% 5,5 uur 3 1% 6,0 uur 26 9% 6,25 uur 1 0% 7,0 uur 1 0% 7,5 uur 1 0% 8,0 uur 2 1% 8,5 uur 1 0% 9,0 uur 1 0% Aantal keer gewisseld, voor de bezuinigingen was het: 2 1% 2,0 uur 2 1% Nee, weet ik niet 10 3% Totaal % 4 Een deel van de respondenten heeft deze vraag niet gekregen, het totaal aantal respondenten dat deze vraag heeft beantwoord komt op

206 Vraag 18B (als vraag 18 is In 2014 meer dan nu, n = ): Is het aantal uren veranderd door de bezuiniging van de gemeente of om andere redenen? Aantal Percentage Door de gemeente wegens herindicatie/ bezuinigingen % Door veranderingen in mijn eigen situatie 2 1% Anders namelijk: 3 1% Weet ik niet 2 1% Vraag niet gekregen 3 1% Totaal % Vraag 19: (klanten die al voor 2015 Hulp bij het huishouden ontvingen, n = 403) De gemeente heeft op de hulp van veel mensen bezuinigd omdat zij vanaf 2015 veel minder geld van het Rijk krijgt. De gemeenteraad heeft toen besloten iedereen te blijven helpen, maar met minder uren per klant. Wat vindt u van die beslissing? Aantal Percentage Begrijpelijk 75 19% Zowel begrijpelijk als onbegrijpelijk / Neutraal 89 22% Onbegrijpelijk % Weet ik niet 18 5% Totaal % Vraag 19.A: (stellen als vraag 19 is Begrijpelijk, n = 75, meerdere antwoorden mogelijk) Waarom ervaart u deze beslissing als begrijpelijk? Aantal Percentage Er is sprake van hoge zorgkosten, waardoor bezuinigd moet 51 68% worden Het lukt bij mij best met minder uren, mijn uren in het verleden 9 12% waren best ruim Hulp bij het huishouden heeft geen sociaal doel, koffiedrinken en 1 1% praatje zijn niet nodig Dit is het gevolg van rijksbeleid 3 4% Er is geen geld voor meer Hulp bij het huishouden 2 3% Mensen moeten meer zelf doen in het huishouden 2 3% Ik red me wel 2 3% Geef het aan mensen die het echt nodig hebben 2 3% Anders 5 7% 5 Een deel van de 288 respondenten die bij vraag 18 in de categorie In 2014 meer dan nu vallen, hebben deze vervolgvragen niet gekregen, het gaat om 41 personen, waardoor de n in dit kader verder uitkomt op

207 Vraag 19.B: (stellen als vraag 19 is Onbegrijpelijk, n = 221, meerdere antwoorden mogelijk) Waarom ervaart u deze beslissing als onbegrijpelijk? Aantal Percentage Ik ben heel boos over deze beslissing 68 31% Ik kan niet zonder hulp bij het huishouden % Mijn huis schoonmaken kan niet in minder uren, mijn hulp werkt 61 28% al heel hard Het is een kwetsbare doelgroep, gebruikers zijn kwetsbaar en 41 19% afhankelijk van Hulp bij het huishouden Als ik niet langer zelfstandig kan wonen, zorgt dat voor (nog) 10 5% hogere zorgkosten Hulp bij het huishouden is een recht voor mensen in mijn situatie 52 24% Bestuurders in de zorg krijgen hoge salarissen, ik mag daar de 5 2% dupe niet van worden Er is ook geld voor de opvang van asielzoekers, waarom dan niet 3 1% voor mij? Het gaat ten koste van werkgelegenheid 4 2% De gemeente heeft onvoldoende zicht op de persoonlijke situatie 14 6% van de klanten De gemeente besteedt veel aan andere doeleinden, bezuinigen op 11 5% hulp bij het huishouden is een verkeerde beslissing Anders 9 4% 15

208 Vraag 19.C: (stellen als vraag 19 is Zowel begrijpelijk als onbegrijpelijk / Neutraal, n = 89, meerdere antwoorden mogelijk) Kunt u toelichten waarom u het zowel begrijpelijk als onbegrijpelijk (neutraal) vindt dat de gemeenteraad heeft besloten iedereen te helpen, maar met minder uren per klant? Aantal Percentage Er is sprake van hoge zorgkosten, waardoor bezuinigd moet 25 28% worden Het lukt bij mij best met minder uren, mijn uren in het verleden 4 5% waren best ruim Hulp bij het huishouden heeft geen sociaal doel, koffiedrinken en 1 1% praatje zijn niet nodig Ik ben heel boos over deze beslissing 18 20% Ik kan niet zonder hulp bij het huishouden 32 36% Mijn huis schoonmaken kan niet in minder uren, mijn hulp werkt 10 11% al heel hard Het is een kwetsbare doelgroep, gebruikers zijn kwetsbaar en 22 25% afhankelijk van Hulp bij het huishouden Als ik niet langer zelfstandig kan wonen, zorgt dat voor (nog) 4 5% hogere zorgkosten Hulp bij het huishouden is een recht voor mensen in mijn situatie 8 9% Bestuurders in de zorg krijgen hoge salarissen, ik mag daar de 1 1% dupe niet van worden Er is ook geld voor de opvang van asielzoekers, waarom dan niet 0 0% voor mij? Het gaat ten koste van werkgelegenheid 0 0% Begrijp dat bezuinigingen noodzakelijk zijn (minder geld 9 10% beschikbaar), maar sommige mensen zijn er wel erg van afhankelijk van de hulp bij het huishouden Er had beter persoonlijk bepaald moeten worden hoeveel hulp 4 5% klanten zouden krijgen Anders 9 10% 16

209 Vraag 20: (klanten die al voor 2015 Hulp bij het huishouden ontvingen, n = 403, meerdere antwoorden mogelijk) Op welke wijze bent u op de hoogte gekomen van de veranderingen rondom de Hulp bij het huishouden per 1 januari 2015? Aantal Percentage Door een brief van de gemeente Utrecht % Ik heb bij mij thuis een herindicatiegesprek gehad met een Wmoconsulent 72 18% van de gemeente Ik heb een telefonisch herindicatiegesprek gehad met een Wmoconsulent % van de gemeente Via mijn hulp bij het huishouden zelf 45 11% Via iemand van mijn familie 23 6% Via iemand die ik ken (vrienden, bekenden, buren, enz.) 13 3% Via de media (krant, radio, televisie) 83 21% Via internet 5 1% Anders, namelijk: 4 1% Geen van genoemde opties 11 3% Vraag20anders: Op welke andere wijze bent u op de hoogte gekomen van de veranderingen rondom de hulp bij het huishouden? Ziekenhuis, huisarts, zorgaanbieder Vraag 21: (klanten die al voor 2015 Hulp bij het huishouden ontvingen, n = 403) Heeft u een persoonlijk gesprek gehad met een huishoudcoach? Aantal Percentage Ja 71 17% Nee % Weet ik niet 11 3% Totaal % Vraag 21A: (stellen als vraag 21 is Ja, n = 71) Hoe tevreden bent u over het gesprek met de huishoudcoach? Aantal Percentage Zeer tevreden 5 7% Tevreden 40 56% Neutraal 8 12% Ontevreden 13 18% Zeer ontevreden 4 6% Weet ik niet 1 1% Totaal % 17

210 Vraag 22: (als vraag 18 is Minder hulp door de bezuinigingen, n = 247): Heeft u bezwaar gemaakt tegen het aantal uren Hulp bij het huishouden van de gemeente dat u in 2015 kreeg toegekend? Aantal Percentage Ja 87 35% Nee % Weet ik niet 5 2% Niet bekend 4 2% Totaal % Vraag 22A: (stellen als vraag 22 is Ja, n = 87, meerdere antwoorden mogelijk) Wat is het gevolg van uw bezwaar geweest? Aantal Percentage Mijn bezwaar wordt nog behandeld 8 9% Mijn bezwaar is afgewezen 34 39% Mijn bezwaar is afgewezen, maar ik ben in beroep gegaan 5 6% Mijn bezwaar heeft geresulteerd in een bezoek van een 3 3% huishoudcoach Mijn bezwaar is toegekend, ik heb nu meer uren hulp bij het 28 32% huishouden Anders, namelijk: 7 8% Weet ik niet / wil ik niet zeggen 4 5% Vraag 23: (als vraag 18 is Minder hulp door de bezuinigingen, n = 247, meerdere antwoorden mogelijk): U heeft eerder aangegeven dat u voor de bezuinigingen meer uren kreeg dan nu. Wat betekent deze vermindering van hulp voor u? Aantal Percentage Hogere kosten (extra uren inkopen) 29 12% Er wordt minder schoongemaakt % Gezondheidsproblemen 16 6% Moet meer zelf doen 18 7% Familie, vrienden en bekenden moeten meer doen 7 3% Minder sociaal contact (met hulp en/of buitenshuis) 8 3% Heeft een tekort aan uren 15 6% Anders 17 7% Weet ik niet / geen antwoord 14 6% Geen gevolgen van vermindering 17 7% 18

211 Vraag 23A: (als 18 is Minder hulp door de bezuinigingen, n = 247, meerdere antwoorden mogelijk) 6 Hoe hebt u de vermindering van het aantal uren hulp van het huishouden van de gemeente opgevangen? Antwoorden zijn allemaal voorgelezen en telkens is aan de respondent gevraagd aan te geven veel, beetje of niet. veel beetje niet n.b. Ik ben meer zelf gaan doen 6% 19% 73% 2% Ik krijg nu meer hulp van mijn familie 4% 13% 81% 2% Ik krijg nu meer hulp van iemand 1% 2% 95% 2% anders die ik ken (vriend, kennis, buren, enz.) Ik krijg nu meer hulp van een 0% 1% 98% 2% vrijwilligersorganisatie Ik heb meer hulp ingekocht bij een 13% 7% 78% 2% zorgaanbieder Ik heb particulier extra hulp gezocht 2% 2% 94% 2% tegen betaling Ik heb dit op een andere manier opgevangen (valt niet in de opties die hierboven staan) 0% 0% 98% 2% Vr23AndereManier (als laatste optie = veel of beetje) U heeft aangegeven dat u de vermindering van het aantal uur op een andere manier heeft opgevangen. Kunt u kort toelichten hoe u dit heeft gedaan? Deze respondent heeft nu thuisbegeleiding. Vraag 23A1: (als 18 is Minder hulp door de bezuinigingen, n = 247, meerdere antwoorden mogelijk) Wordt er door de vermindering van het aantal uren hulp minder in het huishouden schoongemaakt? Aantal Percentage Ja, veel % Ja, een beetje 89 36% Nee 51 21% Geen antwoord 3 1% Totaal % 6 Telt door afrondingsverschillen niet altijd op tot 100% 19

212 Vraag 23B: (als vraag 23A1 is beetje of veel (er wordt nu minder schoongemaakt), meerdere voorbeelden mogelijk, n = 193) Kunt u voorbeelden geven van dingen die niet meer gedaan worden, maar naar uw mening wel nodig zijn? Aantal Percentage Ja, namelijk: % Periodieke, grote schoonmaak 30 19% Badkamer, douche goed schoonmaken 32 20% Keuken, keukenkastjes goed schoonmaken 36 23% Woonkamer, meubels goed schoonmaken 21 13% Slaapkamer schoonmaken, bed opmaken 9 6% Wc s goed schoonmaken 11 7% Bovenverdieping schoonmaken 10 6% Ramen zemen 50 31% Stofzuigen 18 11% Strijken 13 8% Kleding wassen 11 7% Gordijnen wassen 5 3% Overig 10 6% Nee (geen voorbeelden) 20 10% Weet ik niet 13 7% Vraag 24: (als 18 is Minder hulp door de bezuinigingen, n = 247, meerdere antwoorden mogelijk) Heeft u nog andere nadelen ondervonden van de vermindering van uw uren hulp? Aantal Percentage Hogere kosten (extra uren inkopen) 15 6% Er wordt minder schoongemaakt (specifieke taken) 55 22% Gezondheidsproblemen 14 6% Moet meer zelf doen 1 0% Familie, vrienden en bekenden moeten meer doen 4 2% Minder sociaal contact (met hulp en/of buitenshuis) 6 2% Geen andere gevolgen % 20

213 BLOK 5: OVER DE FINANCIERING VAN DE HULP BIJ HET HUISHOUDEN (voor iedereen) Vraag 25: (iedereen stellen, n = 474) Is de hoogte van de eigen bijdrage voor u een probleem? Aantal Percentage Ja, een groot probleem 92 19% Ja, een beetje een probleem % Nee, geen probleem % Weet ik niet 27 6% Totaal % Vraag 26: (klanten die al voor 2015 Hulp bij het huishouden ontvingen, n = 403) Is uw eigen bijdrage in 2015 omhoog of omlaag gegaan? Aantal Percentage Omhoog % Gelijk gebleven 77 19% Omlaag 55 14% Weet ik niet 55 14% Totaal % 7 Vraag 27: (iedereen stellen, n = 474) Hoeveel eigen bijdrage moet u per periode van 4 weken betalen? Aantal Percentage Minder dan 30 euro % Tussen de 30 en de 50 euro 78 17% Tussen de 50 en de 100 euro 40 8% Tussen de 100 en 150 euro 23 5% Tussen de 150 en 200 euro 5 1% Meer dan 200 euro, namelijk: 4 1% Weet ik niet 81 17% Wil ik niet zeggen 8 2% Totaal % 8 7 Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 8 Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 21

214 De gemeente Utrecht heeft voor de jaren 2015 en 2016 extra geld om Hulp bij het huishouden met korting aan te bieden. Dit wordt de Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) genoemd. Als u Hulp bij het Huishouden van de gemeente ontvangt, is het mogelijk om extra uren te kopen voor een lagere prijs van 5,00 per uur. In Utrecht kunt u maximaal 3 uur per week extra inkopen met de Huishoudelijke Hulp Toelage. Vraag 28: (iedereen stellen, n = 474) Weet u dat u tegen een verlaagd tarief extra uren hulp bij het huishouden met de Huishoudelijke Hulp Toelage kunt inkopen? Aantal Percentage Ja % Nee % Totaal % Vraag 28A: (stellen als vraag 28 is Ja, n = 360) 9 Hoe is de Huishoudelijke Hulp Toelage bij u bekend geworden? Ik noem verschillende mogelijkheden, dan kunt u antwoorden met: ja, waarschijnlijk wel, waarschijnlijk niet, nee, weet niet. ja Waarsch. wel Waarsch. niet nee weet niet Door een brief van de gemeente 69% 4% 0% 19% 8% Door de website van de Gemeente 2% 1% 2% 85% 11% Utrecht Door een gesprek met de 9% 1% 1% 78% 11% gemeente/wmo-consulent / het Wmoloket Door familie 4% 1% 1% 83% 10% Door vrienden, buren of bekenden 3% 1% 1% 84% 10% Door mijn Hulp bij het Huishouden 7% 0% 1% 81% 11% Door mijn zorgaanbieder 11% 4% 2% 74% 10% Door de media (krant, radio, televisie) 6% 1% 1% 81% 11% Door het internet 1% 0% 1% 87% 11% Door een belangenorganisatie 1% 0% 2% 87% 11% (bijvoorbeeld de ouderenbond) Op een andere manier 2% 0% 1% 86% 10% Vraag 28anders Is de huishoudelijke hulp toelage op een andere manier bij u bekend geworden Via de huisarts, arts of het ziekenhuis Vraag 28A1: (stellen als vraag 28 is Ja, n = 360) Maakt u ook daadwerkelijk gebruik van de Huishoudelijke Hulp Toelage? Aantal Percentage Ja % Nee % Totaal % 9 Telt door afrondingsverschillen niet altijd op tot 100% 22

215 Vraag 28A2: (stellen als vraag 28A1 is Ja, n = 109) Hoeveel extra uren Hulp bij het Huishouden koopt u met behulp van de Huishoudelijke Hulp Toelage in? Aantal Percentage 0,5 uur per week 11 10% 1,0 uur per 2 weken 2 2% 1,0 uur per week 33 30% 1,5 uur per week 25 23% 3,0 uur per 2 weken 5 5% 2,0 uur per week 9 8% 2,5 uur per week 4 4% 5,0 uur per 2 weken 1 1% 3,0 uur per week 5 5% 1,5 per maand 1 1% 6,0 uur per maand 2 2% Wekelijks 4 4% Incidenteel 1 1% Weet ik niet/ wil ik niet zeggen 5 5% Geen 1 1% Totaal % 10 Vraag 28B: (stellen als vraag 28A1 is Nee, n = 251) Waarom maakt u geen gebruik van de Huishoudelijke Hulp Toelage? Aantal Percentage Omdat ik geen extra uren Hulp bij het Huishouden nodig heb 75 30% Omdat ik niet weet hoe ik de extra uren moet aanvragen 8 3% Omdat ik geen geld heb om extra uren in te kopen % Omdat ik het te duur vind om extra uren in te kopen 33 13% Omdat het maar tijdelijk tegen gereduceerd tarief kan 0 0% Omdat 3 uur extra hulp per week voor mij niet genoeg is 2 1% Omdat ik geen vreemde hulp in huis wil 9 4% Omdat het nog niet heb aangevraagd, maar dat ga ik wel doen 2 1% Omdat ik er nog over nadenk 2 1% Anders, namelijk: 6 2% Weet ik niet 10 4% Totaal % 10 Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 23

216 Vraag 28C: (stellen als vraag 28 is Nee, n = 114) Zou u in de toekomst gebruik willen maken van deze mogelijkheid om tegen gereduceerd tarief meer uren Hulp bij het Huishouden in te kopen? Aantal Percentage Ja 16 14% Misschien 23 20% Nee 52 46% Weet ik niet 23 20% Totaal % Vraag 28C1: (stellen als vraag 28C is Ja, n = 16) Hoeveel extra uren Hulp bij het Huishouden zou u per week willen inkopen met behulp van de Huishoudelijke Hulp Toelage? Aantal Percentage 1,0 uur per week 4 25% 2,0 uur per week 1 6% 3,0 uur per week 5 31% Anders, namelijk: 1 6% Weet ik niet 5 31% Totaal % Vraag 28C2: (als vraag 28C is Misschien, meerdere antwoorden mogelijk, n = 23) Waarom twijfelt u om extra uren in te kopen met behulp van de Huishoudelijke Hulp Toelage? Aantal Percentage Omdat ik geen extra uren Hulp bij het Huishouden nodig heb 3 13% Omdat ik niet weet hoe u de extra uren moet aanvragen 5 22% Omdat ik geen geld heb om extra uren in te kopen 5 22% Omdat ik het te duur vind om extra uren in te kopen 1 4% Omdat het maar tijdelijk tegen gereduceerd tarief kan 0 0% Omdat ik onzeker ben over de hoogte van mijn eigen bijdrage 0 0% Omdat ik hierover nog moet overleggen met mijn kind(eren) 3 13% Omdat dit afhangt van mijn gezondheid 2 9% Anders, namelijk: 3 13% Weet ik niet 2 9% 24

217 Vraag 28C3: (als vraag 28C is Nee, meerdere antwoorden mogelijk, n = 52) Waarom wilt u geen extra uren inkopen met behulp van de Huishoudelijke Hulp Toelage? Aantal Percentage Omdat ik geen extra uren Hulp bij het Huishouden nodig heb 25 48% Omdat ik niet weet hoe u de extra uren moet aanvragen 1 2% Omdat ik geen geld heb om extra uren in te kopen 19 37% Omdat ik het te duur vind om extra uren in te kopen 3 6% Omdat het maar tijdelijk tegen gereduceerd tarief kan 0 0% Omdat ik onzeker ben over de hoogte van mijn eigen bijdrage 0 0% Anders, namelijk: 1 2% Weet ik niet 4 8% Vraag 29: (iedereen stellen, antwoorden met ja of nee, n = 474) Zijn er naast deze soorten hulp van de gemeente nog andere mensen die u helpen om uw huis schoon en leefbaar te houden? Ik lees de antwoorden voor. Aantal Percentage Niemand, het overige schoonmaakwerk doe ik zelf (door naar % vraag 30) Iemand uit mijn familie (kinderen, broers/zussen, neven/nichten, 81 17% enz.) Iemand die ik ken (vriend, kennis, buurman of buurvrouw, enz.) 13 3% Iemand van een zorgaanbieder of bedrijf die ik zelf inhuur 12 3% (professionele schoonmaakhulp) Iemand van een vrijwilligersorganisatie (vrijwillige hulp) 2 0% Vraag 29anders: U heeft aangegeven dat <antwoorden van vraag 29> u helpt/helpen om uw huis schoon en leefbaar te houden. Kunt u aangeven of deze mensen veel of een beetje wordt gegeven? Veel Een beetje n = Iemand uit mijn familie (kinderen, broers/zussen, 30% 70% 81 neven/nichten, enz. Iemand die ik ken (vriend, kennis, buurman of buurvrouw, 46% 54% 13 enz.) Iemand van een zorgaanbieder of bedrijf die ik zelf inhuur 82% 18% 12 (professionele schoonmaakhulp) Iemand van een vrijwilligersorganisatie (vrijwillige hulp) 0% 100% 2 Vraag 29A: (stellen als uit vraag 29 blijkt dat er van iemand hulp wordt ontvangen, n = 108) Hoeveel extra kosten maakt u voor deze hulp? Aantal Percentage Geen 84 78% Ik betaal per 15 14% Wil ik niet zeggen 9 8% Totaal % De bedragen die mensen betalen voor de extra hulp en de bijbehorende perioden waarin dit betaald wordt, lopen sterk uiteen. 25

218 BLOK 6: INFORMATIEVOORZIENING (voor iedereen) We stellen u nu een aantal vragen over informatie over de Hulp bij het huishouden. Vraag 30: (iedereen stellen, n = 474) Hoe tevreden bent u over de informatie over de mogelijkheden van Hulp bij het huishouden die u hebt ontvangen van de gemeente? Aantal Percentage Zeer tevreden 25 5% Tevreden % Neutraal 51 11% Ontevreden 61 13% Zeer ontevreden 5 1% Weet ik niet 33 7% Totaal % Vraag 30A: (stellen als vraag 30 is ontevreden of zeer ontevreden, meerdere antwoorden mogelijk, n = 66) Waarom bent u (zeer) ontevreden? Aantal Percentage Ik wist niet bij wie ik moest zijn 14 21% De informatie is moeilijk te vinden 16 24% De informatie is alleen digitaal, en internet is niet geschikt voor 0 0% mij De informatie was niet begrijpelijk 17 26% De informatie was niet duidelijk 13 20% Ik miste informatie over een of meer onderwerpen 16 24% De informatie was standaard, er is geen rekening gehouden met 4 6% mijn situatie Anders, namelijk:. 4 6% Vraag 31: (iedereen stellen, n = 474) Hebt u bepaalde informatie over de Hulp bij het huishouden van de gemeente gemist? Aantal Percentage Ja 43 9% Nee % Weet ik niet 82 17% Totaal % 26

219 Vraag 31A: (stellen als vraag 31 is Ja, meerdere antwoorden mogelijk, n = 43) Over welk onderwerp heeft u informatie gemist? Ik miste informatie over: Aantal Percentage De hoogte van de eigen bijdrage 14 35% De aanbieders waaruit ik kan kiezen voor hulp bij het huishouden 12 30% De ingangsdatum van de hulp bij het huishouden 2 5% Hoe/ waar ik bezwaar kan maken tegen mijn beschikking 7 18% Wanneer ik bezwaar kan maken tegen mijn beschikking 8 20% Informatie over de Huishoudelijke Hulp Toelage 7 18% Iets anders 14 35% Indien iets anders = ja Over welk ander onderwerp heeft u informatie gemist? De 14 antwoorden zijn sterk uiteenlopend. BLOK 7: Tot slot. Vraag 32: (iedereen stellen, n = 474) De Rekenkamer Utrecht wil graag met klanten met Hulp bij het Huishouden persoonlijk in gesprek. Het gaat dan om een persoonlijk gesprek van ongeveer een uur bij u thuis. U kunt dan meer vertellen over de door u gegeven antwoorden en andere ervaringen. Mag de Rekenkamer daarover met u contact opnemen? Aantal Percentage Ja, mijn telefoonnummer is: % Ja, mijn adres is: 1 0% Nee % Totaal % Vraag 33: (iedereen stellen, n = 474) Wilt u nog iets anders kwijt over uw ervaringen met de hulp bij het huishouden of hebt u nog opmerkingen die voor ons onderzoek van belang zijn? Aantal Percentage Ja, namelijk: 63 13% Nee % Totaal % De 63 respondenten geven sterk uiteenlopende opmerkingen mee. Er is in hoofdlijnen vooral sprake van uitspraken over de hulp (erg tevreden met motivering, tot erg ontevreden met motivering), en over de gemeente (graag meer hulp van de gemeente, graag betere informatie van de gemeente, opmerkingen over het gevoerde beleid). 27

220 Vraag A: (iedereen stellen, n = 474) Wat is de hoogste opleiding waar u een diploma van heeft? Aantal Percentage Geen 90 19% Lager onderwijs/basisonderwijs % Lager of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (LAVO, % V(G)LO, MULO, MAVO) Hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO, VWO, HBS, 16 3% MMS, lyceum, gymnasium) Lager beroepsonderwijs (ambachts-/huishoudschool, LTS, 33 7% VBO, LHNO, LEAO, V(M)BO) Middelbaar beroepsonderwijs (UTS, MTS, (K)MBO, MEAO, 29 6% INAS, ROC, leerlingwezen) Hoger beroepsonderwijs (HTS, HEAO, hogeschool) 49 10% Wetenschappelijk onderwijs (universiteit) 11 2% Anders 1 0% Wil ik niet zeggen 7 2% Totaal % 11 Vraag B: (iedereen stellen, n = 474) Wat is per maand het netto inkomen van uw huishouden? Met inkomen bedoelen we ook uitkering, pensioen en alimentatie. Vakantiegeld, kinderbijslag en huursubsidie zijn geen inkomen. Aantal Percentage Minder dan per maand % tot per maand % tot per maand 43 9% tot per maand 22 5% of meer per maand 1 0% Ik wil dat liever niet zeggen 79 17% Totaal % Vraag C: (iedereen stellen, n = 474) Met wie woont u in uw woning? Aantal Percentage Ik woon alleen % Ik woon alleen, met kind(eren) (naar vraag C1) 16 3% Ik en mijn partner, zonder kinderen 73 15% Ik en mijn partner, met kind(eren) 7 2% Ik woon bij mijn ouders/verzorgers 1 0% Anders, namelijk: 2 0% Totaal % Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 12 Telt door afrondingsverschil niet op tot 100% 28

221 Vraag C1: (stellen als vraag C is Ik woon alleen, met kind(eren) of Ik en mijn partner, met kinderen ) Zijn er kinderen onder de 6 jaar bij? Aantal Percentage Ja 5 22% Nee 18 78% Wil ik niet zeggen 0 0% Totaal % Vraag D: (iedereen stellen, n = 474) In welk land bent u geboren? En uw moeder? En uw vader? Zelf Moeder Vader Aantal Perc. Aantal Perc. Aantal Perc. Nederland % % % Marokko 13 3% 14 3% 14 3% Turkije 16 3% 17 4% 17 4% Suriname, Antillen, Aruba 20 4% 19 4% 19 4% Ander land, namelijk: 28 6% 32 7% 25 5% Totaal % % % 29

222 6.2 Commissiebrief Aanpassingen HbH beleid 1 Raadbrief aanpassingen HbH beleid Burgemeester en Wethouders Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon Commissie Mens en Samenleving Korte Minrebroederstraat CE Utrecht 3500AA Behandeld door G.T. Houtman Datum 6 september 2016 Doorkiesnummer Ons kenmerk g.houtman@utrecht.nl Onderwerp Aanpassingen beleid HbH Bijlage(n) 2 Uw kenmerk Verzonden Uw brief van Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Geachte leden van de commissie Mens en Samenleving, Met deze brief informeren wij u over de wijze waarop wij het beleid rond de Hulp bij het Huishouden (HbH) gaan aanpassen. De aanpassingen zijn gebaseerd op het al door uw raad genomen besluit bij de Voorjaarsnota over de uitbreiding van de basisuren (en de daarbij aangenomen moties), het objectieve onderzoek naar de urennorm en de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek van de Rekenkamer dat u separaat ontvangt. Aanleiding en voorgeschiedenis Op 17 mei hebben wij via de Voorjaarsnota aan de raad voorgesteld het aantal basisuren HbH te verhogen van 78 naar 104 per jaar. De reden hiervoor was dat wij (op grond van signalen van o.a. klanten en professionals) geconstateerd hebben dat het aantal basisuren dat nodig is om het huis schoon te houden te scherp berekend was. Door de verhoging van de basisuren ontstaat meer gelegenheid voor sociaal contact tussen hulp en klant en is er sprake van een kwalitatieve impuls die ook kan worden benut voor het stimuleren van zelfregie bij de klant. Aan klanten is toegezegd dat wij dit laten ingaan op 10 oktober Daarna heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een aantal richtinggevende uitspraken gedaan over de vereisten voor het beleid HbH, waaronder twee uitspraken over de gemeente Utrecht. Aan de gemeente Utrecht is opgedragen een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de normtijd van de basisvoorziening Schoon huis. Dat onafhankelijke onderzoek hebben wij laten uitvoeren. Op de consequenties van de uitkomsten van dit onderzoek voor de uitbreiding van de basisuren per 10 oktober a.s. gaan wij hieronder in. Verder heeft de Rekenkamer Utrecht op uw verzoek een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop de klanten de aanpassing van het beleid HbH hebben ervaren. Het onderzoeksrapport hebben wij ontvangen en van een bestuurlijke reactie voorzien. Tenslotte heeft uw raad in de raadsvergadering van 30 juni 2016 bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota een tweetal moties aangenomen, motie 129 Maatwerk voor iedereen en motie 93 Ook toegankelijke zorg maken we samen. Hieronder gaan wij nader in op de stand van zaken en de wijze waarop wij, met inachtneming van de twee onderzoeken en de moties, voornemens zijn te zorgen dat klanten de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.

223 Burgemeester en Wethouders Datum 6 september 2016 Onafhankelijk onderzoek Opdracht De CRvB heeft gesteld dat het Utrechtse beleid voor HbH, waarbij uitgegaan wordt van basisuren die aangevuld worden met uren op maat, voldoende waarborg biedt voor het realiseren van ondersteuning op maat. Daardoor voldoet ons beleid aan de wettelijke eis onder de Wmo Maar het aantal uren dat geboden wordt in de vorm van basisuren moet objectief onderbouwd worden. Om aan deze eis te kunnen voldoen hebben wij, op basis van de onderzoeksvoorstellen, besloten KPMG Plexus en Bureau HHM in samenwerking de opdracht te geven dit onderzoek uit te voeren. Op 24 juni 2016 hebben wij u de concept-onderzoeksopdracht gestuurd. De reden voor deze samenwerkingsopdracht is dat het KPMG voorstel voorzag in een objectieve tijdsmeting van de schoonmaakactiviteiten en het HHM voorstel voorzag in interviews van klanten en hun voorkeuren. Door de aanpak en onderzoeksvoorstellen van deze twee bureaus samen te voegen ontstaat een betere borging van de gevraagde onafhankelijkheid en objectiviteit van het onderzoek. Wij hebben twee onderzoeksvragen gesteld: Welke taken moeten uitgevoerd worden en met welke frequentie om een schoon en leefbaar huis conform de gemeentelijke definitie te realiseren? Hoeveel uren zijn op jaarbasis nodig om deze activiteiten uit te voeren? Om de onafhankelijkheid van het onderzoek verder te borgen is de gemeente niet betrokken geweest bij de uitvoering van het onderzoek. Wel hebben wij een klankbordgroep samengesteld bestaande uit een vertegenwoordiger van de Cliëntenraad Wmo, een vertegenwoordiger van de ACO, een inwoner die gebruik maakt van HbH, een vertegenwoordiger van de VNG, een vertegenwoordiger van twee kleine organisaties die HbH aanbieden en een Wmo consulent. Wij hebben KPMG Plexus en Bureau HHM de opdracht gegeven zowel de onderzoeksopzet als de uitkomst van het onderzoek ter reflectie aan deze klankbordgroep voor te leggen. Uitkomst en onderbouwing Op hoofdlijnen bestaat het onderzoek uit drie delen. Allereerst is in een aantal bijeenkomsten met experts op het terrein van schoonmaken en hygiëne vastgesteld welke taken met welke frequentie noodzakelijk zijn om een schoon huis te realiseren. Vervolgens is in drie gemeenten (Utrecht, Haarlem en Emmen) gemeten hoeveel tijd een hulp nodig heeft per activiteit. De onderzoeksbureaus hebben er bewust voor gekozen om bij deze tijdsmeting ook gemeenten te betrekken die resultaatafspraken met de aanbieders maken. Dit om de objectiviteit van de meting te vergroten en te voorkomen dat het beleid van Utrecht voor een vertekening in de uitkomst zou zorgen. Op basis van alle metingen is een gemiddelde tijd per activiteit vastgesteld. Als derde onderdeel is een groep Utrechtse klanten geïnterviewd met als doel inzicht te krijgen in de keuzes die zij maken en waarom. Al deze informatie is samengevoegd om tot een zo groot mogelijke intersubjectiviteit te komen. Het onderzoek van KPMG Plexus en Bureau HHM geeft ons duidelijkheid over het aantal basisuren dat wij moeten hanteren. Het onderzoek komt uit op uur op jaarbasis. Zoals u in het rapport kunt lezen is in deze norm ook 19 uur per jaar indirecte tijd besloten. Met deze uren kan ook het door ons gewenste sociale contact tussen hulp en klant gerealiseerd worden en komt er meer tijd beschikbaar voor de signaleringsfunctie van de hulp. 2/7

224 Burgemeester en Wethouders Datum 6 september 2016 Verder komt uit de interviews met klanten naar voren dat zij hun eigen keuzes maken met betrekking tot de in te zetten uren. Zij maken eigen keuzes over activiteiten en frequentie. De uitkomsten van het onderzoek sluiten goed aan bij de doelstellingen van de uitbreiding waar bij de Voorjaarsnota al toe besloten was. Dit is voor ons reden geweest om het aantal basisuren HbH per 10 oktober te verhogen naar 105 per jaar (i.p.v. naar 104 uur). De volledige conclusies vindt u op pagina 32 en 33 van het rapport van KPMG Plexus en Bureau HHM. Dat rapport is als bijlage bij deze brief gevoegd. Met de Rekenkamer is afgesproken dat wij het moment van publicatie van dit onderzoek afstemmen op het moment van publicatie van het onderzoeksrapport van de Rekenkamer. Daarbij is ook afgesproken dat de onderzoekers van KPMG/HHM en van de Rekenkamer de concept onderzoeksrapporten aan elkaar ter beschikking zouden stellen zodat zij kennis konden nemen van elkaars bevindingen. Uitkomsten onderzoek Rekenkamer Op uw verzoek heeft de Rekenkamer Utrecht onderzoek gedaan naar de uitwerking van het beleid HbH. In dit onderzoek staat de klantbeleving centraal en in die zin is het complementair aan het door KPMG/HHM uitgevoerde onderzoek naar de basisuren. Wij willen onze waardering uitspreken voor de wijze waarop de Rekenkamer de beleving van klanten in beeld heeft gebracht, heeft geduid en van duidelijke conclusies en aanbevelingen heeft voorzien. Voor de integrale inhoud van onze bestuurlijke reactie op de conclusies en aanbevelingen verwijzen wij naar het rapport van de Rekenkamer. Wij herkennen het beeld dat klanten het herindicatieproject uit 2014 als onzorgvuldig en onvoldoende maatwerk hebben ervaren en op een aantal belangrijke punten verdere verbeteringen in de dienstverlening nodig zijn. Daarom kunnen wij ons op hoofdlijnen vinden in de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer en heeft dat mede bijgedragen aan de onderstaande voornemens tot verdere aanpassing van het HbH beleid en de uitvoering daarvan. Herijking beleid Hulp bij het Huishouden Het geheel aan bovenstaande overwegingen heeft geleid tot een vijftal samenhangende aanpassingen in het beleid en de uitvoering van de Hulp bij het Huishouden die hieronder aan de orde komen. Deze aanpassingen kunnen wij op korte termijn inzetten. Daarop aansluitend ontstaat er eind 2017 een natuurlijk evaluatiemoment om te bezien of de beoogde resultaten zijn behaald en de dienstverlening is verbeterd. Op 1 januari 2019 loopt namelijk de eerste termijn van de huidige contracten HbH af en kan door de gemeente worden gekozen voor een optie tot verlenging of een aanbesteding op basis van nieuwe voorwaarden. Een dergelijke keuze moet begin 2018 worden gemaakt. Ook start vanaf 2019 een nieuwe (uitvraag)periode voor de buurtteamorganisatie. Een evaluatie eind 2017 vormt daarmee inhoudelijk de basis voor de beleidsmatige keuzes die voor de vervolgperiode worden gemaakt. Wij verhogen het aantal basisuren naar 105 uur per jaar en laten dit ingaan op 10 oktober In combinatie met voldoende aandacht voor maatwerk en het aanbieden van een huisbezoek is dit de snelste en beste wijze om te zorgen dat klanten de ondersteuning krijgen die nodig is. Hiermee zorgen wij dat op de korte termijn alle klanten met HbH de maatwerktoekenning ontvangen die nodig is. Het geheel aan aanpassingen dat op korte termijn wordt voorgesteld en uitgewerkt worden is: 1. Het aantal basisuren wordt in overeenstemming gebracht met het onafhankelijk onderzoek naar de urennorm en wordt dus verhoogd naar 105 uur per jaar vanaf 10 oktober Huisbezoeken worden het uitgangspunt (uiteraard blijft ook een telefonische intake mogelijk als de klant dit wenst). Bij de doorontwikkeling van de aanpak naar huisbezoeken als uitgangspunt zoeken wij aansluiting bij de buurtteams en verleggen wij de frontoffice naar de wijk. Ons doel is 3/7

225 Burgemeester en Wethouders Datum 6 september 2016 te komen tot een breed gesprek voor iedereen die dat wenst en het samenvoegen van de expertise van het buurtteam en de expertise binnen de gemeente op het gebied van Wmo verstrekkingen. Dat vraagt om een ontwikkelproces. Daarom starten wij in samenwerking met de buurtteams een project waarbij ook met de klanten die huishoudelijke hulp aanvragen, een gesprek gevoerd kan worden met de focus op de brede ondersteuningsbehoefte. 3. Aansluitend op het tweede punt willen wij de hulp meer betrekken bij de samenwerkingsdriehoek bestaande uit wijkverpleegkundigen, huisarts en buurtteams zodat zij hun rol nog beter kunnen vervullen. Daartoe gaan wij in gesprek met de aanbieders van HbH en andere betrokken partijen. 4. We voeren verbeteringen door in de kwaliteit van de dienstverlening en verstrekking van Wmo voorzieningen (communicatie en informatievoorziening, nazorg, etc.). 5. De huidige HHT regeling waarin klanten extra uren tegen gereduceerd tarief kunnen bijkopen wordt in ieder geval gecontinueerd tot Met deze verbeteringen verwachten wij: De vraag van de klant direct in de breedte op te pakken; Het maatwerkkarakter van de ondersteuning bij het huishouden beter te benutten; Het individuele onderzoek ter beoordeling van het aantal benodigde uren HbH zorgvuldig uit te voeren; Aan te sluiten bij de wijkgerichte samenwerking tussen huisartsen, wijkverpleegkundigen en het buurtteam; Signalen uit de buurt, het (sociale) netwerk en de directe omgeving van de cliënt beter te kunnen benutten; Aan te sluiten bij de visie en activiteiten die onderdeel uitmaken van de Stedelijke Agenda Ouderen; De kwaliteit van de ondersteuning te versterken en de informatievoorziening te verbeteren; Bij te dragen aan preventie door de zelfredzaamheid en eigen kracht te versterken en behoud van werkgelegenheid (via de HHT regeling). Maatwerk Ondersteuning in de vorm van HbH is in Utrecht een maatwerkvoorziening: het uitgangspunt is dat klanten de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Daarbij krijgen klanten altijd de basisuren voor een schoon huis en is er ruimte om klanten op maat aanvullende uren toe te kennen als dat nodig is. Dit geheel van basisuren en aanvullende uren op maat is de maatwerkvoorziening HbH. Personen voor wie op grond van individuele omstandigheden met de basisuren onvoldoende resultaat behaald kan worden, krijgen op maat aanvullende uren. Ook personen waar andere resultaten dan schoon behaald moeten worden (zoals ondersteuning bij de was of het klaarzetten van maaltijden), krijgen op maat aanvullende uren. Hiermee kunnen wij maatwerk bieden in aansluiting op de zeer verschillende, persoonlijke situaties van personen. Binnen onze werkwijze ligt de regie over de toegekende uren HbH bij de klant. De klant kan eigen keuzes maken en krijgt de uren daarom op jaarbasis toegekend. Implementatie van de nieuwe basisnorm Invoeren van een hoger aantal basisuren kan formeel nadat wij deze uren hebben vastgesteld via de Beleidsregels. In samenhang met deze brief hebben wij daarom de Beleidsregels Wmo 2016 (Leidraad HbH) op 29 augustus 2016 opnieuw vastgesteld en daarin de norm voor de basisuren verhoogd naar 105 per jaar. Op basis daarvan kunnen wij de komende weken klanten via nieuwe beschikkingen het hoger aantal basisuren toekennen en kan de uitbreiding per 10 oktober 2016 plaatsvinden. Uiteraard houdt de klant de regie en kan hij/zij aangeven of de uitbreiding naar 105 uur gewenst is (het kan voorkomen dat cliënten aangeven hier geen behoefte aan hebben). 4/7

226 Burgemeester en Wethouders Datum 6 september 2016 Ook hebben wij de Leidraad HbH, onderdeel van de Beleidsregels Wmo 2016 geherformuleerd. Met als doel in toon en de geest van de regels het bieden van maatwerk nog centraler te stellen. Zo is niet langer sprake van een basisvoorziening en aanvullende modules, maar gaat het om basisuren die individueel en op maat aangevuld kunnen worden met extra uren. Zo kan geen misverstand ontstaan dat maatwerk toegepast wordt. De Beleidsregels dienen als ondersteuning voor de uitvoering bij deze individuele afweging. Daarom is een richtlijn opgenomen die gebruikt kan worden om te komen tot een onderbouwing van het aantal aanvullende uren dat individueel en op maat toegekend wordt. Deze richtlijn is aangepast en hierbij is aangesloten bij het CIZ Protocol De CRvB heeft deze eerder als voldoende objectief en onderbouwd beoordeeld. De aangepaste Leidraad HbH is als bijlage toegevoegd. De ruim dertig klanten die n.a.v. de herindicaties 2014 een beroepsprocedure hebben aangespannen tegen de gemeente hebben vanaf 18 mei 2016 allemaal hun oude uren terug gekregen. Dat wil zeggen de uren die toegekend waren onder het beleid van voor Deze uren hebben zij toegekend gekregen tot maart 2017 en tot die tijd verandert er voor hen niets. Vanaf maart 2017 zal via een reguliere herbeoordeling de ondersteuningsbehoefte van deze groep klanten opnieuw onderzocht worden. Bij de invoering van het nieuwe beleid HbH in 2015 is besloten de bestaande klanten met HbH2 te ontzien. Bij deze groep klanten is het aantal uren ondersteuning tot op heden ongewijzigd voortgezet en dat blijft zo. Een zorgvuldig onderzoek Om te komen tot voldoende maatwerk is een zorgvuldig, individueel onderzoek noodzakelijk. Dat begint bij een goed gesprek. Daarom hebben wij besloten dat huisbezoeken het uitgangspunt worden voor alle mensen die een voorziening via het Wmo loket aanvragen. Met een huisbezoek kan zorgvuldig worden gekeken naar de persoonlijke situatie en de ondersteuningsbehoefte van klanten. Wij gaan er voor zorgen dat daarbij ook aandacht komt voor de brede ondersteuningsvraag van de klant. Daarom kiezen we ervoor de uitvoering van deze huisbezoeken in samenwerking met de buurtteams vorm te geven. We betrekken hierbij ook de ervaringen opgedaan in het project huishoudcoaches uit Wij richten op korte termijn een samenwerkingsproject in om hiermee ervaring op te doen. Tegelijkertijd werken wij een aanpak uit waarbij het Wmo loket en de buurtteams dichter bij elkaar worden gepositioneerd en het zwaartepunt in de wijk komt te liggen. Ook gaan wij in gesprek met de aanbieders van HbH om van hen te horen hoe het nu gaat en wat beter kan. Wij willen deze kwaliteitsimpuls zorgvuldig voorbereiden en uitvoeren. Wij starten op korte termijn met deze aanpak waarbij wij al doende leren en stapsgewijs ontwikkelen. In de tussentijd gaat het werk door. De verhoging van de basisnorm wordt geïmplementeerd en de herbeoordelingsgesprekken HbH worden uitgevoerd. Met de invoering van het nieuwe beleid HbH eind 2014 is de looptijd van de toekenningen HbH (tijdelijk) teruggebracht van vijf jaar naar twee jaar. Dit omdat nog veel onduidelijk was over onze opdracht voor HbH onder de Wmo 2015 en zodat eventuele aanpassingen sneller doorgevoerd kunnen worden. Hierdoor worden klanten sneller weer gesproken dan vroeger het geval was. Vanwege deze aflopende indicaties verwachten wij dat alle klanten met ondersteuning HbH binnen een aanvaardbare termijn persoonlijk gesproken worden. Wij zijn nog bezig dit in beeld te brengen en betrekken dit bij de nadere operationele uitwerking (in de vorm van een verbeterplan, zie hieronder) die u voor het einddebat van de Programmabegroting 2017 ontvangt. Klanten kunnen altijd zelf eerder om een gesprek (en huisbezoek) vragen als de persoonlijke situatie is gewijzigd. Dat nemen wij expliciet op in alle brieven die wij klanten sturen. Ook kan een signaal van de hulp in de huishouding of wijkverpleegkundige daar aanleiding voor zijn. 5/7

227 Burgemeester en Wethouders Datum 6 september 2016 Kwaliteit van de ondersteuning en dienstverlening In het reguliere werkproces van het Wmo loket is sinds enige tijd het bieden van nazorg ingevoerd. Dit houdt in dat klanten nadat de voorziening verstrekt is, gebeld worden met de vraag of de toegekende voorziening voldoet en of er nog vragen zijn. Vooralsnog was de doelstelling bij ca. 20% van de toekenningen na te vragen of de voorziening voldoet. Het gaat hierbij om alle type voorzieningen, dus zowel om HbH als bijvoorbeeld om het verstrekken een rolstoel. Wij zijn voornemens deze werkwijze uit te breiden naar alle klanten. Hierdoor ontstaat een goed beeld of de voorziening passend is en of de door derden geleverde diensten en producten voldoen. Daarop kan zowel op klantniveau als op contractniveau direct gestuurd worden. Ook krijgen wij op deze wijze direct feedback op onze dienstverlening. Hierdoor kunnen wij tevens voorkomen dat klanten een klachtenprocedure moeten starten om gehoord te worden. De verdere uitwerking nemen wij mee in het verbeterplan. Verbeterplan en evaluatie Zoals aangegeven (en in aansluiting op het genomen besluit bij de VJN) gaat de uitbreiding van de basisuren in op 10 oktober aanstaande. De in deze brief aangekondigde andere aanpassingen en verbetering in de dienstverlening worden op dit moment nader uitgewerkt in een verbeterplan. In dit plan wordt ingegaan op de wijze en het tijdpad waarlangs wij dit willen realiseren. Het verbeterplan heeft een operationeel karakter en de uitwerking vindt plaats langs de lijnen die in deze brief worden beschreven. Bij dit plan worden ook de aanbevelingen van de Rekenkamer op dit terrein betrokken en de motie 2016/93, Ook toegankelijke zorg maken we samen. Zoals eerder aangegeven ontvangt u dit plan voor de bespreking van de Programmabegroting Wij betrekken de Cliëntenraad Wmo en de aanbieders HbH bij de voorbereidingen die tot dit verbeterplan moeten leiden. De voorgenomen aanpassingen in deze brief kunnen op korte termijn doorgevoerd worden. De ervaringen die wij opdoen met de doorontwikkeling van de huisbezoeken en het integrale gesprek voor klanten die HbH aanvragen, kunnen we vervolgens betrekken bij de evaluatie eind 2017 (in de aanloop naar een nieuwe contractperiode, zie boven). Toekomstvisie Thuisondersteuning en HHT De Toekomstvisie Thuisondersteuning is opgesteld door de Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD), in opdracht van de staatssecretaris van VWS. Aanleiding voor deze toekomstvisie is dat de ontwikkelingen die ingezet zijn via de Wmo 2015, de Wet langdurige zorg (Wlz) en de taken die ondergebracht zijn onder de Zorgverzekeringswet (Zvw), een herbezinning op de ondersteuning thuis noodzakelijk maken. In de commissiebrief d.d. 23 februari 2016 met kenmerk , hebben wij u geschetst hoe wij om willen gaan met dit visiedocument. HHT budget De HHT is een subsidieregeling, ingesteld door het ministerie van VWS, met als doel zoveel mogelijk werkgelegenheid te behouden voor mensen die beroepsmatig huishoudelijke hulp verlenen. Wij hebben deze subsidieregeling zo vorm gegeven dat specifieke groepen inwoners rechtstreeks bij de door ons gecontracteerde aanbieders HbH voor een bedrag tussen de 9,00 en 10,50 per uur hulp kunnen inkopen. Personen die HbH via de gemeente ontvangen en dus afhankelijk zijn van deze hulp kunnen voor 5,00 per uur extra hulp inkopen. Het Rijk heeft in de loop van 2016 de regels voor de besteding van het HHT budget vrijgegeven, zolang de inzet van deze middelen ten goede komt aan HbH. In de meicirculaire 2016 heeft het Rijk bekend 6/7

228 Burgemeester en Wethouders Datum 6 september 2016 gemaakt dat gemeenten tot en met 2021 budget ontvangen dat in de plaats komt van de HHT middelen. Deze middelen zijn voor de jaren 2017 tot en met ,586 miljoen en lopen in 2021 op naar 1,377 miljoen euro. De prognose voor de kosten voor de huidige HHT in Utrecht komt in 2016 uit op ongeveer 1,4 miljoen euro. De huidige regeling is ingericht als aanvulling op ons beleid HbH. Naast het behoud van werkgelegenheid heeft de regeling twee onderliggende doelen: Preventief: versterken van de eigen kracht van specifieke groepen inwoners door hen de mogelijkheid te geven zelf tegen een gereduceerd tarief HbH in te kopen via een bedrijf waar hulpen in loondienst werken. Hierdoor kunnen zij langer zelfstandig blijven en/of wordt de noodzaak voor gemeentelijke ondersteuning uitgesteld. Personen die afhankelijk zijn van ondersteuning HbH1 via de gemeente de mogelijkheid geven hulp in de te kopen voor het uitvoeren van (zelf te bepalen) extra taken. Daarbij is het nadrukkelijk mogelijk om, binnen het kader van de Wmo, de ingekochte uren hulp breed in te zetten. Daardoor kan de klant de integrale ondersteuning zelf regelen. De hulp kan ingezet worden voor schoonmaken, maar ook voor boodschappen doen, gezelschap houden, et cetera. Dit past in het beeld dat in de Toekomstvisie Thuisondersteuning geschetst wordt. Ook daarin speelt (aanvullende) private inkoop een grote rol. Wij zien de huidige HHT regeling als een waardevol instrument. Zowel om de eigen kracht en de zelfredzaamheid van specifieke groepen inwoners te versterken, als uit oogpunt van werkgelegenheid. Daarom zijn wij voornemens de HHT regeling te continueren tot 2019, ook in verband met het bieden van continuïteit voor de huidige gebruikers van de HHT. Uitgaande van deze prognose ontvangen wij over de jaren 2017 tot en met 2019 onvoldoende budget om deze kosten volledig te dragen. Echter, aanvullende dekking voor de uitgaven HHT voor 2017 tot en met 2019 wordt gevonden in de resterende middelen HHT 2015 en 2016 (naar verwachting ruim 4 miljoen euro). Tevens is de verwachting dat het gebruik van de regeling enigszins afneemt door de uitbreiding van het aantal basisuren naar 105 per jaar Zoals eerder in deze brief aangegeven ontstaat eind 2017 een natuurlijk moment voor de evaluatie van het beleid HbH. De huidige HHT regeling is nauw verbonden met dit beleid. Daarom betrekken wij de inzet van de HHT bij de brede evaluatie van het beleid HbH (die vervolgens de basis vormt voor de contractafspraken HbH vanaf 2019). Wij gaan er vanuit u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben over onze besluiten en voornemens om het beleid HbH aan te passen. En daarmee motie 2016/129 te hebben afgehandeld. In het belang van de klanten (en op basis van de genomen besluiten bij de Voorjaarsnota en de juridische opdracht) zijn wij deels al gestart met de invoering van deze aanpassingen, namelijk de urenuitbreiding. De overige in deze brief aangekondigde aanpassingen worden nu uitgewerkt en komen terug in het operationele verbeterplan. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester, 7/7

229 2 KPMG Plexus_Bureau HHM_Onderzoek normering HH gemeente Utrecht Normering van de basisvoorziening Schoon Huis Empirisch onderzoek Eindrapportage voor de gemeente Utrecht 12 augustus 2016

230 Inhoudsopgave Samenvatting 3 Voorwoord 7 1. Inleiding 8 2. Onderzoeksmethode Analysekader Resultaten 4.1 Frequentie per activiteit 4.2 Weegfactor per activiteit 4.3 Tijdsbesteding per activiteit 4.4 Jaarlijks benodigde schoonmaaktijd 4.5 Beelden en reflectie 4.6 Reflectie door expertgroep Conclusies Belang van resultaten voor gemeenten 34 Bijlagen 35 A. Samenstelling expertgroep en klankbordgroep 36 B. Beschrijving onderzoeksmethode 38 C. Observatieprotocol en vragenlijst 50 D. Afkortingen en begrippen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 2

231 Samenvatting De basisvoorziening Huishoudelijke Hulp in Utrecht Indien inwoners van de gemeente Utrecht niet zelfstandig een huishouden kunnen voeren, kunnen zij in aanmerking komen voor Huishoudelijke hulp (HH). De gemeente Utrecht heeft daarvoor een basisvoorziening ingericht. Deze bestaat uit een jaarbudget van 78 uur professionele ondersteuning, door de inwoner in samenspraak met een zorgaanbieder in te vullen. Deze basis van 78 uur per jaar is gebaseerd op de aanname dat de inwoners daarmee voldoende aanvulling op hun eigen mogelijkheden krijgen, waardoor een schoon en leefbaar huis is te realiseren. Dit betekent dat de invulling van de 78 uur kan variëren, als gevolg van verschillen tussen de eigen mogelijkheden van inwoners. Aanvullend aan de basisvoorziening zijn er enkele maatwerkvoorzieningen waarop inwoners met specifieke beperkingen aanspraak kunnen maken. Er kunnen situaties zijn waarin inwoners geen recht hebben op deze aanvullende maatwerkvoorzieningen en de basisnorm van 78 uur onvoldoende is om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te bereiken. In die situaties kan de gemeente conform de Wmo 2015 afwijken van de beleidskaders en op maat aanvullende ondersteuning toekennen om een schoon en leefbaar huis te realiseren. Naar aanleiding van rechtszaken over de basisnorm van 78 uren per jaar, heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uitspraak gedaan dat deze door de gemeente Utrecht gehanteerde norm onvoldoende onderbouwd is. De uitspraak verlangt alsnog onderbouwing van dit onderdeel van het beleid door de gemeente Utrecht, maar stelt het beleid als zodanig niet ter discussie. Om gehoor te geven aan de uitspraak van de CRvB heeft de gemeente Utrecht aan KPMG Plexus en Bureau HHM opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar een objectieve normering voor de basisvoorziening Schoon Huis. Het onderzoek geeft antwoord op de vraag hoeveel uren ondersteuning jaarlijks gemiddeld nodig zijn om in de basisvoorziening Schoon Huis een basishygiëne te borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico s van bewoners worden voorkomen. Kader: beleid HH gemeente Utrecht Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg of vrijwilligershulp en een algemene voorziening geen of onvoldoende oplossing bieden voor het voeren van een huishouden, kan de gemeente ondersteuning bieden. De basis is een schoon en leefbaar huis : men moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De maatwerkvoorziening schoon huis biedt maximaal 78 uur ondersteuning per jaar, vrij te bepalen hoe dit wordt ingezet in aanvulling op eigen mogelijkheden. Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kunnen er aanvullende maatwerkmodules op andere resultaatgebieden ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren, het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften en beschikken over schone kleding. Bron: beleidsregels Wmo KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 3

232 Samenvatting Onderzoek aan de hand van een expertnorm en praktijkonderzoek De onderzoeksmethode bestaat uit drie onderdelen (zie schema hieronder). Eerst hebben we een expertgroep gevormd met onafhankelijke experts op het gebied van huishoudelijke hulp, facilitaire schoonmaak, hygiëne en veiligheid. Deze expertgroep heeft vastgesteld welke activiteiten nodig zijn om het resultaat te bereiken van een schoon en leefbaar huis dat niet vervuilt en geen gezondheidsrisico s kent voor bewoners. Per activiteit heeft de expertgroep een norm uitgesproken over de frequentie waarmee die moet plaatsvinden. Vervolgens hebben we praktijkonderzoek gedaan; enerzijds om de tijdsduur per activiteit te toetsen en anderzijds om de frequentie te toetsen en inzicht te krijgen in hoe de beschikbare hulp op dit moment in de praktijk wordt ingezet. We hebben daartoe 121 bezoeken van huishoudelijke hulpen geobserveerd en daarbij van activiteiten de tijdsbesteding gemeten. De helft van de metingen heeft plaatsgevonden bij cliënten in de gemeente Utrecht; de andere helft in twee schaduwgemeenten die met resultaatsturing werken in plaats van een urennorm (Haarlem en Emmen). Ook hebben we 75 interviews gevoerd met cliënten in de gemeente Utrecht die de basisvoorziening HH ontvangen. De respondenten in het onderzoek zijn aselect gekozen uit de cliënten met een basisvoorziening (ZIN en Pgb). Met de uitkomsten van het praktijkonderzoek hebben we bepaald hoeveel uren HH per jaar de basisnorm in Utrecht zou moeten bevatten. Dit hebben we gedaan door het gemiddelde van de gemeten tijdbesteding te vermenigvuldigen met de frequentie per activiteit, gecorrigeerd voor de mate van voorkomen van de verschillende activiteiten. 1. Expertnorm activiteiten en frequenties Norm schoon en leefbaar huis Schoonmaakactiviteiten Frequentie per Tijdsbesteding X X = activiteit per activiteit Totaal benodigde inzet HH 3. Empirisch onderzoek naar huidige inzet hulp 2. Empirisch toetsing van tijdsduur per activiteit 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 4

233 Categorie schoonmaakactiviteiten Samenvatting Voor een schoon en leefbaar huis is in de basisvoorziening van de gemeente Utrecht 104,9 uur per jaar huishoudelijke hulp nodig De resultaten van het onderzoek laten zien dat 104,9 uur aan huishoudelijke hulp nodig is voor de basisvoorziening Schoon Huis in Utrecht. De tabel rechts laat zien hoe deze tijd verdeeld is over de verschillende categorieën schoonmaakactiviteiten. Bij het berekenen van de totaal benodigde tijd hebben we gecorrigeerd voor activiteiten die niet in alle huishoudens nodig zijn, zoals dweilen van vloeren bij cliënten die tapijt als vloerbedekking hebben. In het praktijkonderzoek hebben we de daartoe benodigde wegingsfactoren bepaald op basis van 121 observaties. Hoewel de activiteit opruimen geen onderdeel is van de basisvoorziening, hebben we op aangeven van de expertgroep rekening gehouden met een klein aandeel huishoudens waarbij kleine opruimwerkzaamheden nodig zijn alvorens de hulp kan beginnen met schoonmaken. Dit zijn cliënten die geen aanspraak maken op een aanvullende maatwerkvoorziening, maar waarbij de woning toch niet voldoende op orde is voordat de hulp langskomt om direct te kunnen beginnen met schoonmaken. In de totale urennorm zit ook een gemiddelde van 19,0 uur per jaar indirecte tijd. Dit betreft tijd voor noodzakelijke indirecte activiteiten bij de cliënt thuis, zoals aankomst/vertrek en administratie, en tijd voor sociaal contact met de cliënt. Het onderzoek laat zien dat zowel hulpen als cliënten sterk hechten aan dit contact en het als essentieel onderdeel van de huishoudelijke hulp beschouwen. Experts hebben bevestigd dat deze indirecte tijd onderdeel is van de door de hulp benodigde tijd bij de cliënt. Het onderzoek laat zien dat sommige cliënten een deel van de benodigde werkzaamheden zelf kunnen organiseren. Deze cliënten kiezen er bijvoorbeeld voor om licht huishoudelijke werkzaamheden zelf, door iemand uit hun netwerk of door aanvullend ingekochte hulp te (laten) doen. Dit laat ruimte voor huishoudelijke hulpen om binnen de toegekende 78 uur incidentele activiteiten, zoals ramen wassen, vaker uit te voeren dan de expertnorm voorschrijft. Dit duidt erop dat cliënten gebruik maken van de mogelijkheden om het beschikbare urenbudget naar eigen inzicht te besteden. In antwoord op de onderzoeksvragen concluderen we dat in de basisvoorziening Schoon Huis per jaar 104,9 uur ondersteuning benodigd is om een schoon en leefbaar huis te realiseren volgens de expertnorm. De resultaten van het onderzoek laten ook zien dat de huidige beschikbare 78 uur Totaal benodigde tijd in uren per jaar Afnemen nat en droog 24,3 Stofzuigen en dweilen 22,6 Ramen en gordijnen 2,8 Bed verschonen 3,6 Keuken schoonmaken 16,3 Sanitair schoonmaken 15,9 Opruimen 0,3 Indirecte tijd bij de cliënt 19,0 Totaal 1 104,9 1 Totaal wijkt door afronding af van som van der onderdelen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 5

234 Samenvatting ondersteuning per jaar niet voldoende is om binnen de basisvoorziening te komen tot het gewenste resultaat van een schoon en leefbaar huis volgens de expertnorm. Binnen de huidige beschikbare tijd zijn niet alle benodigde schoonmaakactiviteiten uit te voeren volgens de frequentie zoals aangegeven door de expertgroep. Mede daardoor worden in de praktijk in Utrecht nu niet alle activiteiten met die frequentie uitgevoerd. Uitkomsten tijdsmetingen kennen spreiding en verschillen per gemeente Het totaal van 104,9 uur per jaar is gebaseerd op de gemiddelde tijdsbesteding per activiteit. De tijdsmetingen van individuele activiteiten laten steeds spreiding zien rondom dat gemiddelde. Experts geven aan dat verschillende factoren bepalend zijn voor de benodigde schoonmaaktijd per activiteit, zoals de grootte van de woning en de samenstelling van het huishouden. Tijdens de observaties en interviews hebben we deze verschillen gezien, maar ook dat cliënten wisselende ondersteuningsbehoeftes hebben, bijvoorbeeld omdat zij zelf nog werkzaamheden kunnen uitvoeren of hulp hebben vanuit hun netwerk. Deze factoren zijn in dit onderzoek niet gekwantificeerd. In veel situaties zal het totaal van 104,9 toereikend zijn om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te bereiken. Factoren die maken dat meer of minder tijd benodigd is compenseren elkaar dan (gedeeltelijk). Wanneer dat niet zo is, zal de gemeente aanvullende maatwerkvoorzieningen moeten bieden om met meer ondersteuning het resultaat van een schoon en leefbaar huis te bereiken. Een deel van de tijdsmetingen in de praktijk zijn uitgevoerd in twee schaduwgemeenten waar met resultaatsturing wordt gewerkt. In een dergelijk systeem kunnen activiteiten soms meer of juist minder tijd vergen, of met een andere frequentie worden uitgevoerd. Uit de tijdsmetingen blijkt geen structureel hogere of lagere tijdsbesteding in de gemeenten met resultaatsturing ten opzichte van de gemeente Utrecht. De totale tijdsbesteding op basis van tijdsmetingen is het grootst in de ene schaduwgemeente (Haarlem) en het kleinst in de andere (Emmen); de tijdsbesteding in Utrecht zit daar tussenin. De expertgroep heeft aangegeven de resultaten van het onderzoek te herkennen en te steunen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 6

235 Voorwoord Voor u ligt de eindrapportage van het onderzoek naar een onderbouwde urennorm voor de basisvoorziening Schoon Huis in de gemeente Utrecht. Het onderzoek brengt in kaart hoeveel uren ondersteuning bij huishoudelijk hulp jaarlijks nodig is in de Utrechtse basisvoorziening. De aanvullende maatwerkvoorzieningen zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. De urennorm die in deze rapportage is beschreven, is gebaseerd op een expertnorm en tijdsmetingen in de praktijk. Het onderzoek sluit aan bij de landelijke discussie over de huishoudelijke hulp en de wijze waarop de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) door gemeenten wordt vertaald naar lokaal beleid. De recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in drie zaken over huishoudelijke hulp en de aandacht in de media over hoe gemeenten omgaan met deze uitspraak, illustreren de actualiteit en relevantie van het onderzoek. Bij het lezen van het rapport dient u er rekening mee te houden dat het onderzoek gericht is op het beleid in de gemeente Utrecht. De uitkomsten van dit onderzoek zijn dan ook niet rechtstreeks toepasbaar in andere gemeenten. In het onderzoek zijn de inspanningen van verschillende betrokken partijen en personen essentieel geweest. Leden van de expertgroep hebben onmisbare input geleverd voor de expertnorm. De klankbordgroep heeft een brede groep van belanghebbenden uit het veld vertegenwoordigd. Tijdens het onderzoek hebben we kennisgenomen van het conceptrapport van de Rekenkamer Utrecht, die momenteel onderzoek doet naar de ervaringen met huishoudelijke hulp in de gemeente Utrecht. Ook hebben we het praktijkonderzoek met hen afgestemd om te voorkomen dat cliënten voor beide onderzoeken benaderd werden. Het praktijkonderzoek met tijdsmetingen en ervaringsgesprekken had niet plaats kunnen vinden zonder medewerking van de gemeenten Utrecht, Haarlem en Emmen en zonder de hulp van de betrokken aanbieders van huishoudelijke hulp: Tzorg Groep B.V. (Tzorg), Stichting AxionContinu, Faveo Zorg B.V. (Thalia Thuiszorg) en Dokter Schoonmaakorganisatie B.V (Dokter Schoon). Wij willen alle betrokkenen bedanken voor de geleverde inspanningen en hun constructieve bijdragen aan het onderzoek. KPMG Plexus en Bureau HHM augustus KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 7

236 1. Inleiding Achtergrond Binnen de Wmo 2015 wordt de voorziening Huishoudelijke hulp (HH) uitgevoerd onder regie van gemeenten (zie kader onder). De gemeente Utrecht werkt met een eigen lokaal beleidskader (zie kader rechts). De voorziening schoon huis is een maatwerkvoorziening die onderscheid maakt tussen een basisvoorziening en aanvullende maatwerkmodules. De basisvoorziening geldt als minimum voor alle cliënten die in aanmerking komen voor HH. Wanneer hiermee het beoogde resultaat van een schoon en leefbaar huis niet wordt gerealiseerd, zet de gemeente Utrecht aanvullende ondersteuning in. Wanneer cliënten aanvullende ondersteuning nodig hebben door specifieke beperkingen, dan kent de gemeente één of meer aanvullende maatwerkmodules toe (zie kader op pagina 9). Er bestaat landelijk discussie over de HH en de daarbij door gemeenten gehanteerde normen voor de omvang van de voorziening (in uren of in budgetten). Daarbij is er verschil tussen gemeenten die sturen op de bereikte resultaten en gemeenten waarbij aanbieders worden aangesproken op de geleverde diensten. De gemeente Utrecht heeft gekozen voor een urennorm voor een algemeen aanvaard basisniveau van schoon vanuit de basisvoorziening Schoon Huis. Daarbij is binnen de basisvoorziening een totaal van 78 uren per jaar huishoudelijke hulp beschikbaar. Kader: Wmo 2015 De Wmo 2015 geeft gemeenten de opdracht de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van inwoners te bevorderen en te behouden. Daartoe kunnen verschillende voorzieningen worden ingezet wanneer de zelfredzaamheid afneemt, waaronder de huishoudelijke hulp. Gemeenten hebben beleidsruimte bij het kiezen van de voorzieningen en de wijze waarop die worden toegekend, ingezet en bekostigd. Doel van de Wmo 2015 is kwetsbare mensen zo lang mogelijk zelfredzaam en zelfstandig thuis te kunnen laten wonen en leven. Kader: beleid HH gemeente Utrecht Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg of vrijwilligershulp en een algemene voorziening geen of onvoldoende oplossing bieden voor het voeren van een huishouden, kan de gemeente ondersteuning bieden. De basis is een schoon en leefbaar huis : men moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De maatwerkvoorziening schoon huis biedt maximaal 78 uur ondersteuning per jaar, vrij te bepalen hoe dit wordt ingezet in aanvulling op eigen mogelijkheden. Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kunnen er aanvullende maatwerkmodules op andere resultaatgebieden ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren, het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften en beschikken over schone kleding. Bron: beleidsregels Wmo KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 8

237 1. Inleiding Aanleiding Naar aanleiding van een rechtszaak over deze urennorm heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) twee uitspraken gedaan (1, 2) die stellen dat de door de gemeente Utrecht gehanteerde urennorm van de basisvoorziening onvoldoende onderbouwd is. Van het College van B&W van de gemeente Utrecht verlangt de CRvB een objectieve onderbouwing voor de gehanteerde 78-urennorm in de basisvoorziening. Het bestaande protocol voor huishoudelijke hulp door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) uit 2006 bevat volgens de CRvB een objectieve normering. De gemeente Utrecht kiest in haar beleidskader voor een afwijkende definitie van een schoon huis, waarbij volgens de CRvB een objectieve onderbouwing van de benodigde schoonmaaktijd ontbreekt. Om gehoor te geven aan de uitspraak van de CRvB geeft de gemeente Utrecht opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar een objectieve normering voor de basisvoorziening Schoon Huis. Onderzoeksvragen De gemeente ziet in het verlengde van het gemeentelijk beleid de volgende onderzoeksvragen, die we in dit onderzoek beantwoorden: 1. Leidt de door de gemeente Utrecht gehanteerde norm voor schoon tot een verantwoord niveau van schoon waarbij de basishygiëne geborgd is en vervuiling voorkomen wordt? 2. Hoeveel uren ondersteuning is nodig via de basisvoorziening, om het huis op een verantwoord niveau van schoon te houden (conform de gemeentelijke definitie)? Onafhankelijk onderzoek De gemeente Utrecht heeft KPMG Plexus en Bureau HHM gevraagd dit onderzoek als gezamenlijke partijen uit te voeren onder één opdracht en met als resultaat één eindrapportage. Het onderzoek is uitgevoerd door adviseurs van beide bureaus. Kader: Aanvullende maatwerkvoorzieningen schoon en leefbaar huis Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen klanten onvoldoende ondersteund worden door de voorziening schoon huis kunnen er maatwerkmodules ingezet worden. De gemeente Utrecht onderscheidt de volgende maatwerkmodules: Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren: bij geobjectiveerde medische belemmeringen, als de basisvoorziening onvoldoende is. Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften: het verzorgen van de broodmaaltijd (één keer per dag), koffie en thee zetten, warme maaltijd opwarmen (één keer per dag). Beschikken over schone kleding: wassen, drogen en vouwen van kleding en het terugleggen van kleding in de garderobekast. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar: tijdelijke ondersteuning bij acuut ontstane problemen, voor kinderen tot en met 5 jaar. Organiseren van huishoudelijke taken: wanneer betrokkene niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Bron: beleidsregels Wmo KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 9

238 1. Inleiding Reikwijdte De resultaten van dit onderzoek bieden de gemeente Utrecht een onderbouwing van de urennorm voor de basisvoorziening Schoon Huis, waarmee de Gemeente Utrecht haar beleid kan verstevigen in antwoord op de uitspraak van de CRvB. Het onderzoek is gericht op de situatie in Utrecht en neemt het beleid in gemeente Utrecht als uitgangspunt. In hoofdstuk 6 gaan wij dieper in op de mogelijke toepasbaarheid van deze uitkomsten voor andere gemeenten. Afbakening In opdracht van de gemeente Utrecht hebben we het onderzoek als volgt afgebakend: We gaan uit van de beleidskaders en definities die de gemeente Utrecht hanteert in de Beleidsregels Wmo Dit betekent onder meer dat we bij het uitwerken van een normering rekening houden met een aanvaardbaar niveau zoals omschreven in de beleidsregel. Hierbij past ook dat we onderzoeken welke activiteiten noodzakelijk zijn voor een schoon en leefbaar huis volgens de kwalitatieve duiding van dit begrip door de gemeente Utrecht. Utrecht gaat uit van één basisnorm die in principe voor alle cliënten toepasbaar is. Cliënten zijn vrij om deze uren naar wens in te zetten voor huishoudelijke ondersteuning en kunnen daarmee inspelen op hun eigen specifieke situatie en hun eigen mogelijkheden en die van het eigen netwerk. Volgend op dit beleid van de gemeente Utrecht, richten we ons in het onderzoek niet op eventuele verschillen tussen huishoudens. Door een aselecte wijze waarop de respondenten worden gekozen, verwachten we alle varianten in het onderzoek tegen te komen. Factoren die de behoefte aan ondersteuning kunnen beïnvloeden, zoals de omvang van de woning, de samenstelling van het huishouden en de aanwezigheid van huisdieren, laten we in de normering voor de basisvoorziening daarom buiten beschouwing. In het beleid van de gemeente Utrecht zijn dit veelal factoren die de cliënt zelf kan beïnvloeden. Waar nodig zet de gemeente in individuele gevallen aanvullende ondersteuning in om het beoogde resultaat te bereiken. We richten ons in het onderzoek alleen op de normering van de basisvoorziening Schoon Huis. Cliënten in specifieke situaties die voor de aanvullende maatwerkvoorzieningen in aanmerking komen, zijn niet in het onderzoek meegenomen. Onder de maatwerkvoorziening vallen bijvoorbeeld het klaarzetten en bereiden van primaire levensbehoeften en het beschikken over schone kleding. We brengen de verschillende activiteiten en de daarvoor benodigde tijdsinzet van huishoudelijke hulpen met objectieve metingen in kaart. We doen daarbij geen uitspraken over de tarifering of kosten van deze hulp. Klankbordgroep Om andere belanghebbenden te betrekken in de opzet, uitvoering en resultaten van het onderzoek, heeft de gemeente Utrecht een klankbordgroep ingesteld. Daarin zijn onder meer cliënten, belangenbehartigers, aanbieders van hulp bij het huishouden en Wmo-consulenten vertegenwoordigd. Gedurende het onderzoek hebben we twee bijeenkomsten met de klankbordgroep gehad, één bij de start en één bij de afronding. Tijdens deze bijeenkomsten heeft de klankbordgroep de gelegenheid gehad om vragen te stellen en input te geven op de opzet van het onderzoek en presentatie van de resultaten. De samenstelling van de klankbordgroep is opgenomen als bijlage A KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 10

239 2. Onderzoeksmethode: opzet Inleiding Voor dit onderzoek hebben we gekozen voor een onderzoeksopzet met verschillende bouwstenen zodat we vanuit meerdere bronnen tot de uitkomst kunnen komen (triangulatie). Doel is een uitspraak te doen over de benodigde inzet van huishoudelijke hulp om via de basisvoorziening Schoon Huis een basishygiëne te borgen waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico s voor bewoners worden voorkomen. Uitgangspunt voor deze norm is het beleid van de gemeente Utrecht over de inhoud en de afbakening van de basisvoorziening. Om het vraagstuk vanuit verschillende perspectieven te benaderen, hebben we enerzijds experts gevraagd een normering op te stellen en anderzijds empirisch onderzoek uitgevoerd naar de frequentie en de tijdsduur van schoonmaakactiviteiten en naar de wijze waarop de huidige beschikbare ondersteuning wordt ingezet. In dit hoofdstuk beschrijven we de onderzoeksmethode op hoofdlijnen. Zie bijlage B voor een meer gedetailleerde omschrijving. Inzicht in activiteiten, frequenties en tijdsduur De basis van de onderzoeksmethode is de vertaling en concretisering van het beleid dat de gemeente Utrecht voor de basisvoorziening hanteert, naar een kwantitatieve norm. Deze kwantitatieve norm omvat de benodigde schoonmaakactiviteiten, frequentie per activiteit per jaar en gemiddelde tijdsduur per activiteit (zie bouwstenen in onderstaand schema) en daarmee de totale benodigde inzet van huishoudelijke hulp per jaar. In de opzet van het onderzoek hebben experts op het gebied van huishoudelijke hulp, facilitaire schoonmaak en hygiëne en veiligheid aangegeven welke schoonmaakactiviteiten uitgevoerd moeten worden en met welke frequentie (zie (1) in onderstaande figuur). Deze normering hebben we vervolgens in de praktijk getoetst en aangevuld door de gemiddelde tijdsduur per schoonmaakactiviteit te meten bij willekeurige cliëntbezoeken in zowel de gemeente Utrecht als in twee andere gemeenten (zie (2) in onderstaande figuur). Deze gemeenten werken, in tegenstelling tot de gemeente Utrecht, niet met een urennorm maar met resultaatsturing. We hebben hiervoor gekozen om niet alleen metingen te doen in de huidige beleidssituatie in de gemeente Utrecht. Daarnaast zijn we nagegaan op welke wijze de huidige beschikbare uren huishoudelijke hulp in de praktijk wordt ingezet en hoe cliënten deze hulp ervaren (zie (3) in onderstaande figuur). De uitkomsten van deze onderzoekslijn geven vanuit de praktijk duiding aan de frequenties zoals opgenomen in de expertnorm. Het gecombineerde resultaat van de drie onderzoekslijnen is een in de praktijk gevalideerde, kwantitatieve norm voor de benodigde inzet van huishoudelijke hulp. 1. Expertnorm activiteiten en frequenties Norm schoon en leefbaar huis Schoonmaakactiviteiten Frequentie per Tijdsbesteding X X = activiteit per activiteit Totaal benodigde inzet HH Figuur 1: opzet van het onderzoek 3. Empirisch onderzoek naar huidige inzet hulp 2. Empirisch toetsing van tijdsduur per activiteit 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 11

240 2. Onderzoeksmethode: aanpak Aanpak van het onderzoek in vier fasen De aanpak om tot de beschreven resultaten te komen hebben we gesplitst in vier volgordelijke fasen: (1) komen tot gedragen normering; (2) uitwerken van een analysekader; (3) toetsen van de normering in de praktijk; en (4) integreren van resultaten in een rapportage. 1. Gedragen normering voor schoon huis en voorkomen van vervuiling en gezondheidsrisico s In de eerste fase van het onderzoek hebben we een expertgroep gevormd met vertegenwoordigers van aanbieders van huishoudelijke hulp, aanbieders van facilitaire schoonmaak en enkele onafhankelijke experts op het gebied van hygiëne en infectiepreventie. De samenstelling van de expertgroep is weergegeven in bijlage A. De expertgroep heeft de kwalitatieve norm van de gemeente Utrecht, die onderliggend is aan het beleid voor de basisvoorziening Schoon Huis, uitgewerkt in een kwantitatieve norm. Daarbij heeft zij benoemd wat nodig is voor het realiseren van een schoon huis waarbij vervuiling en gezondheidsrisico s worden voorkomen. Deze normering heeft de expertgroep opgesteld in termen van benodigde schoonmaakactiviteiten en de frequentie per activiteit per jaar. Daarnaast heeft de expertgroep inzicht gegeven in welke factoren in het huishouden van cliënten de benodigde schoonmaakfrequentie of -tijd beïnvloeden. 2. Vanuit de normering een analysekader uitgewerkt met uit te voeren activiteiten en frequenties In de tweede fase van het onderzoek hebben we op basis van de normering van de expertgroep een analysekader uitgewerkt. Dit kader bevat een overzicht van de uit te voeren schoonmaakactiviteiten per woonruimte en de frequentie per activiteit zoals aangegeven door de expertgroep. Het analysekader vormde daarmee het startpunt voor het empirische onderzoek in fase 3, waarmee we de door experts aangegeven tijdsbesteding in de praktijk toetsten. Ook bood het analysekader handvatten voor het integreren van de onderzoeksresultaten en het duiden van eventuele verschillen tussen de inschattingen van experts en het empirische onderzoek. De belangrijkste elementen uit het analysekader zijn in deze rapportage opgenomen in hoofdstuk KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 12

241 2. Onderzoeksmethode: aanpak 3. Normering getoetst in de praktijk door tijdsmetingen en ervaringsgesprekken In de derde fase van het onderzoek hebben we de normering van de expertgroep in de praktijk getoetst. Dit hebben we op twee manieren gedaan. Enerzijds door aan de hand van tijdsmetingen van huishoudelijke hulpen de werkelijke schoonmaaktijd per activiteit te meten. Anderzijds is in interviews met cliënten gevraagd naar de werkelijke frequentie waarmee activiteiten worden uitgevoerd. Observaties en tijdsmetingen We hebben 121 bezoeken van huishoudelijke hulpen geobserveerd in twee onderzoeksgroepen: 60 huishoudens in de gemeenten Utrecht en 61 huishoudens in schaduwgemeenten (Haarlem en Emmen). Daarbij hebben we activiteiten gemeten. Per activiteit hebben we het gemiddelde bepaald om de totale urennorm te kunnen berekenen. Ervaringsgesprekken ten behoeve van frequentie Parallel hebben we gegevens van het CAK over eigen bijdrages van cliënten geanalyseerd. Met deze analyse hebben we in kaart gebracht hoeveel van de beschikbare 78 uren daadwerkelijk door cliënten in Utrecht wordt verzilverd. Ook hebben we onderzocht in welke verhouding huishoudelijke hulpen eenmaal per week of eenmaal per twee weken langskomen. Uit de gegevens van het CAK hebben we een aselecte steekproef genomen van cliënten die in de gemeente Utrecht huishoudelijke hulp ontvangen. Met cliënten uit deze steekproef hebben we 75 interviews gehouden. Tijdens de interviews hebben we de cliënten op activiteitenniveau bevraagd over de ondersteuning van de huishoudelijke hulp en de eventuele inzet van de cliënt zelf, hun netwerk en aanvullend ingekochte hulp. Naast de kwantitatieve uitvraag gericht op activiteiten en frequentie, hebben we ook kwalitatief uitgevraagd wat het ervaren resultaat is van de huishoudelijke hulp. De interviews zijn zowel telefonisch als face-to-face afgenomen bij cliënten die wekelijks of tweewekelijks hulp ontvangen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 13

242 2. Onderzoeksmethode: aanpak 4. Resultaten onderzoekslijnen samengebracht en geïntegreerde rapportage opgesteld Na het in de praktijk toetsen van de normering uit het analysekader, hebben we de verschillende onderzoekslijnen bij elkaar gebracht om resultaten te duiden, conclusies te trekken en een rapportage op te stellen. De resultaten van de tijdsmetingen hebben we vermenigvuldigd met de frequentie per activiteit uit het analysekader om een totale urennorm te bepalen. Ook hebben we een vergelijking gemaakt van de genormeerde frequentie per activiteit en de in de interviews opgehaalde gegevens over de werkelijke frequentie. Het totaalbeeld hebben we in een tweede bijeenkomst met de expertgroep besproken en de experts gevraagd daarop te reflecteren. De expertgroep heeft aangegeven hoe zij de uitkomsten en samenhang daartussen ziet en zij heeft de expertinschatting op onderdelen beargumenteerd bijgesteld. Vervolgens hebben we de onderzoeksaanpak en de resultaten beschreven in deze rapportage. Tijdens een tweede bijeenkomst hebben we de onderzoeksresultaten aan de klankbordgroep en de gemeente Utrecht gepresenteerd. Tijdlijnen Het onderzoek is op 20 juni 2016 gestart met een eerste expertbijeenkomst. Op 30 juni was de eerste bijeenkomst van de klankbordgroep. De tijdsmetingen en cliëntgesprekken hebben plaatsgevonden tussen 28 juni en 24 juli Op 26 juli heeft de tweede expertbijeenkomst plaatsgevonden. Op 1 augustus is de conceptrapportage besproken met de klankbordgroep en de gemeente Utrecht KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 14

243 3. Analysekader Huishoudelijke hulp in de Wmo Sinds 2007 maakt de aanspraak Hulp bij het huishouden (HH) onderdeel uit van de Wmo. Daarvoor werd huishoudelijke hulp onder de noemer Huishoudelijke Verzorging verstrekt vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Voor de aanspraak HH zijn gemeenten vrij in de vormgeving van het lokale beleid binnen de kaders van de Wmo. Doel is dat gemeenten cliënten gericht en op maat ondersteunen op die vlakken waar zij en hun netwerk zelf niet in kunnen voorzien. Ten tijde van de overgang van HH naar de Wmo heeft het CIZ een richtlijn ontwikkeld, mede op basis van de modelverordening- en beleidsregels voor de Wmo van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het CIZ heeft dit in 2006 gedaan door de ervaringen van professionals in het veld te bundelen. Er is indertijd geen objectief en onafhankelijk onderzoek uitgevoerd om de uitkomsten daarvan in de praktijk te toetsen en valideren. De CIZ-richtlijn bevat een overzicht van benodigde activiteiten en bijbehorende tijdsbestedingen voor huishoudelijke werkzaamheden. Daarbij geeft het CIZ ook aan welke factoren van invloed zijn op de benodigde tijd, zoals de samenstelling van het gezin en eventuele aanvullende beperkingen van de cliënt. Uitgangspunt voor het beleid van de gemeente Utrecht is het resultaat van een schoon en leefbaar huis, waarbij de gemeente specificeert welke gebruiksruimten schoongemaakt worden en als kwalitatieve norm aanhoudt dat het huis niet vervuilt en (aanvullend) dat gezondheidsrisico s worden voorkomen (zie kader op de volgende pagina). Met deze uitgangspunten en invulling vormt de gemeente Utrecht nu haar eigen beleid. Het CIZ-protocol is 10 jaar geleden opgesteld en is door vooruitgang van schoonmaaktechnieken en veranderende beleving van cliënten niet meer volledig toepasbaar. De expertgroep geeft dan ook aan de normen van het CIZ als verouderd te beschouwen. Daarom is een nieuwe onderbouwing van de kwantitatieve norm voor de benodigde ondersteuning voor een schoon en leefbaar huis nodig. Kwalitatieve norm van de gemeente Utrecht Bij invoering van de Wmo 2015 (die volgde op de Wmo) heeft de gemeente Utrecht haar lokale beleid (verder) vormgegeven (zie kader in hoofdstuk 1). Binnen de basisvoorziening Schoon Huis is jaarlijks 78 uren aan ondersteuning beschikbaar zijn. Daarnaast zijn er aanvullende maatwerkmodules beschikbaar voor specifieke situaties waarin de basisnorm van 78 uren per jaar niet toereikend is. Dit onderzoek is gericht op de basisvoorziening KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 15

244 3. Analysekader Kader: beleidsregels huishoudelijke hulp in de gemeente Utrecht Het resultaat van ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en hal/trap. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden en indien noodzakelijk wordt de was verzorgd. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoon gemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek wordt schoongemaakt. Daarbij is het aan de bewoner om keuzes te maken en prioriteiten te stellen. Het huis dient zodanig schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon huishouden wordt gerealiseerd. De voorziening schoon huis is een maatwerkvoorziening en omvat het lichte en zware schoonmaakwerk en het wassen en drogen van de grote/zware spullen 1. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Binnen deze voorziening krijgt de cliënt de beschikking over een maximaal aantal uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kan worden voor het realiseren van een schoon en leefbaar huis. De cliënt kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De cliënt stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. De indicatie geeft recht op het resultaat schoon huis met maximaal 78 uur ondersteuning per jaar. Bron: beleidsregels Wmo De gemeente Utrecht heeft besloten wassen en drogen van grote/zware spullen onder te brengen in een maatwerkvoorziening. In dit onderzoek laten we deze activiteiten daarom buiten beschouwing KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 16

245 3. Analysekader Normering door expertgroep De expertgroep heeft de uitgangspunten voor het beleid van de gemeente Utrecht, die onderliggend is aan de basisvoorziening Schoon Huis, onder procesbegeleiding van de adviseurs, uitgewerkt in een kwantitatieve norm (activiteiten en frequentie). Dat is gebeurd op basis van de verschillende expertoordelen die tijdens de bijeenkomst zijn ingebracht en het onderlinge gesprek daarover. Op basis van deze normering hebben we een analysekader uitgewerkt. Dit kader geeft inzicht in de uit te voeren schoonmaakactiviteiten. In de normering maakt de expertgroep onderscheid tussen basisactiviteiten die zeer regelmatig moeten worden uitgevoerd en incidentele activiteiten die slechts één of enkele malen per jaar nodig zijn. Het schema rechts op deze pagina (figuur 2) geeft inzicht in welke activiteiten het op hoofdlijnen betreft. Op de volgende pagina geven we het analysekader uitgebreider weer. De activiteit opruimen maakt in principe geen onderdeel uit van de basisvoorziening Schoon Huis. Cliënten die niet in staat zijn zelf hun huis op te ruimen maken namelijk aanspraak op een aanvullende maatwerkvoorziening. Op aangeven van de expertgroep houden we in de norm voor de basisvoorziening rekening met een klein aandeel cliënten (ca. 7%) die geen aanspraak maken op een aanvullende maatwerkvoorziening, maar waarbij de woning toch niet voldoende op orde is voordat de hulp langskomt om direct te kunnen beginnen met schoonmaken. In het schema de activiteit opruimen met stippelrandjes weergeven, zodat duidelijk is dat het afwijkt. Het analysekader vormde het startpunt voor het empirische onderzoek in fase 3. Ook bood het analysekader handvatten voor het integreren van de onderzoeksresultaten en het duiden van eventuele verschillen tussen de inschattingen van experts en het empirische onderzoek. Basisactiviteiten Stof afnemen nat en droog Stofzuigen Dweilen Keukenblok schoonmaken Badkamer en toilet schoonmaken Bed verschonen Afval opruimen Opruimen Figuur 2: schoonmaakactiviteiten op hoofdlijnen Incidentele activiteiten Ramen wassen Raambekleding wassen/schoonmaken Meubels schoonmaken Reinigen radiatoren Keukenapparatuur schoonmaken Binnen- en bovenzijde keukenkastjes afnemen Deuren, deurposten en tegelwanden afnemen Trap stofzuigen 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 17

246 Categorie schoonmaakactiviteiten 3. Analysekader Woonruimten Schoonmaakactiviteiten Woonkamer Slaapkamer Keuken Badkamer en toilet Hal Afnemen nat en droog Stof afnemen laag/midden/hoog Deuren/deurposten nat afdoen Meubels afnemen (droog/nat) Radiatoren reinigen Stof afnemen laag/midden/hoog Deuren/deurposten nat afdoen Radiatoren reinigen Deuren/deurposten nat afdoen Radiatoren reinigen Radiatoren reinigen Stof afnemen laag/midden/hoog Deuren/deurposten nat afdoen Radiatoren reinigen Stofzuigen en dweilen Stofzuigen Dweilen Stofzuigen Dweilen Stofzuigen Dweilen Stofzuigen Dweilen Trap stofzuigen Ramen en gordijnen Gordijnen wassen Lamellen/luxaflex reinigen Ramen binnenzijde wassen Gordijnen wassen Lamellen/luxaflex reinigen Ramen binnenzijde wassen Gordijnen wassen Lamellen/luxaflex reinigen Ramen binnenzijde wassen Gordijnen wassen Lamellen/luxaflex reinigen Ramen binnenzijde wassen Bed verschonen Bed verschonen Keuken schoonmaken Keukenblok en -apparatuur (buitenzijde) Afval opruimen Keukenkastjes (binnenzijde) Koelkast (binnenzijde) Oven/magnetron Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) Afzuigkap reinigen (binnenzijde) Bovenkant keukenkastjes Tegelwand (los van keukenblok) Sanitair schoonmaken Badkamer schoonmaken Toilet schoonmaken Tegelwand badkamer afnemen Opruimen Opruimen Opruimen Tabel 1: schoonmaakactiviteiten per woonruimte en categorie 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 18

247 4. Resultaten Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we de resultaten van het onderzoek. We doen dit aan de hand van de opzet van het onderzoek en beschrijven achtereenvolgens elk van de bouwstenen die nodig zijn om de onderzoeksvraag van dit onderzoek te beantwoorden (zie schema). 1. Expertnorm activiteiten en frequenties Norm schoon en leefbaar huis Schoonmaakactiviteiten Frequentie per Tijdsbesteding X X = activiteit per activiteit Totaal benodigde inzet HH 3. Empirisch onderzoek naar huidige inzet hulp 2. Empirisch toetsing van tijdsduur per activiteit 1. Frequentie per activiteit We beschrijven de frequentie per schoonmaakactiviteit per jaar zoals aangegeven door de expertgroep en brengen deze samen met de resultaten van het praktijkonderzoek. 2. Weegfactor per activiteit Voor sommige activiteiten is een weegfactor van toepassing omdat niet deze niet bij alle huishoudens van toepassing is. In deze paragraaf geven we de weegfactoren weer die we in het praktijkonderzoek hebben bepaald. 3. Tijdsbesteding per activiteit We geven een overzicht van de gemiddelde tijdsduur per schoonmaakactiviteit zoals bepaald aan de hand van tijdsmetingen. Daarnaast geven we op hoofdlijnen inzicht in de tijdsbesteding voor indirecte tijd. Ook beschrijven we welke factoren volgens de expertgroep invloed hebben op de benodigde tijd per schoonmaakactiviteit. 4. Jaarlijks benodigde inzet HH Hier berekenen we de jaarlijks benodigde inzet van huishoudelijke hulp om een woning schoon en leefbaar te houden binnen de basisvoorziening schoon huis. De benodigde inzet is gebaseerd op de frequentie per activiteit, de weegfactor per activiteit, de tijdsbesteding per activiteit en de indirecte tijd. 5. Beelden van cliënten Hier geven we de resultaten weer vanuit de gesprekken met cliënten in de gemeente Utrecht. De resultaten hebben betrekking op de activiteiten, de frequentie, de weegfactor en de kwaliteit van huishoudelijke hulp. 6. Reflectie door expertgroep Tot slot geven we de reflectie door de expertgroep op de uitkomsten van het onderzoek weer KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 19

248 4.1 Resultaten: frequentie per activiteit Voor elk van de benodigde activiteiten heeft de expertgroep benoemd met welke frequentie deze moet worden uitgevoerd om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te bereiken. Frequentie per activiteit: normering door expertgroep Tijdens de eerste bijeenkomst heeft de expertgroep de kwalitatieve norm van de gemeente Utrecht uitgewerkt in een kwantitatieve norm. Daarbij heeft zij de noodzakelijk geachte schoonmaakactiviteiten benoemd en per activiteit de frequentie per jaar aangegeven. De experts gaven daarbij aan dat de gezondheidsrisico s (zoals infectieziekten) als gevolg van niet-frequent schoonmaken niet groot zijn. De belangrijkste activiteiten uit oogpunt van gezondheidsrisico zijn het schoonhouden van de koelkast, keukenkastjes met etenswaren, het toilet en het doucheputje en het opruimen van afval. In de tweede expertbijeenkomst hebben experts de initiële norm op onderdelen bijgesteld, mede aan de hand van input van experts die tijdens de eerste bijeenkomst afwezig waren en nieuwe inzichten vanuit de observaties. Het bleek bijvoorbeeld dat een gedeelte van de huishoudens wel gordijnen heeft in de keuken en badkamer, dit was voorheen anders ingeschat. Ook heeft de expertgroep de frequentie voor het schoonmaken van de magnetron bijgesteld n.a.v. onderlinge discussie over gezondheidsrisico s. De tabel op de volgende pagina laat in de kolom Expertnorm de uiteindelijke frequentie per activiteit in de expertnorm zien. In de tabel is tevens de frequentie in de huidige praktijk opgenomen, zoals gemeten tijdens de cliëntgesprekken. In paragraaf 4.5 gaan we hier verder op in KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 20

249 4.1 Resultaten: frequentie per activiteit Ruimte Basisactiviteit Expertnorm Huidige praktijk Woonkamer Stof afnemen hoog 1 x per 2 weken 1 x per 2 weken Stof afnemen midden 1 x per week 6 x per 5 weken Stof afnemen laag 1 x per week 4 x per 5 weken Opruimen 1 x per week Stofzuigen 1 x per week 1 x per week Dweilen 1 x per 2 weken 2 x per 5 weken Slaapkamer Stof afnemen hoog 1 x per 6 weken 4 x per 9 weken Stof afnemen midden 1 x per week 1 x per week Stof afnemen laag 1 x per week 3 x per 5 weken Opruimen 1 x per week Stofzuigen 1 x per week 4 x per 5 weken Dweilen 1 x per 4 weken 1 x per 3 weken Bed verschonen of opmaken 1 x per 2 weken 3 x per 5 weken Keuken Stofzuigen 1 x per week 1 x per week Dweilen 1 x per week 3 x per 4 weken Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventuele tafel 1 x per week 3 x per 2 weken Sanitair Hal Keukenapparatuur (buitenzijde) 1 x per week 6 x per 7 weken Afval opruimen 1 x per week 2 x per 3 weken Badkamer schoonmaken 1 x per week 1 x per week Toilet schoonmaken Stof afnemen hoog 1 x per week 10 x per 7 weken 1 x per week 3 x per 4 weken Stof afnemen midden 1 x per week 3x per 4 weken Stof afnemen laag 1 x per week 3 x per 4 weken Stofzuigen 1 x per week 4 x per 5 weken Dweilen 1 x per 2 weken 1 x per 2 weken Tabel 2: frequentie per activiteit Ruimte Incidentele activiteit Expertnorm Huidige praktijk Woonkamer Gordijnen wassen 1 x per jaar 1 x per 14 weken Reinigen lamellen / luxaflex 2 x per jaar 3 x per jaar Ramen binnenzijde 4 x per jaar 1 x per 5 weken Deuren/deurposten nat afdoen 1 x per 8 weken 1 x per 4 weken Meubels afnemen (droog/nat) 1 x per 8 weken 7 x per 9 weken Radiatoren afnemen 2 x per jaar 3 x per 16 weken Slaapkamer Gordijnen wassen 1 x per jaar 3 x per jaar Reinigen lamellen / luxaflex 2 x per jaar 1 x per jaar Ramen binnenzijde 4 x per jaar 1 x per 6 weken Deuren/deurposten nat afdoen 2 x per jaar 13 x per jaar Radiatoren afnemen 2 x per jaar 13 x per jaar Keuken Gordijnen wassen 1 x per jaar Reinigen lamellen / luxaflex 3 x per jaar 2 x per jaar Ramen binnenzijde 4 x per jaar 3 x per 17 weken Deuren/deurposten nat afdoen 1 x per 8 weken 1 x per 4 weken Radiatoren afnemen 3 x per jaar 2 x per 7 weken Keukenkastjes (binnenzijde) 2 x per jaar 1 x per 9 weken Koelkast (binnenzijde) 3 x per jaar 1 x per 4 weken Oven/magnetron (binnenzijde) 4 x per jaar 1 x per week Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) 1 x per jaar 1 x per 6 weken Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - vaatwasserbestendig 2 x per jaar 3 x per 8 weken Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasserbestendig 2 x per jaar 3 x per 8 weken Bovenkant keukenkastjes 1 x per 6 weken 2 x per 9 weken Tegelwand (los van keukenblok) 2 x per jaar 2 x per 5 weken Sanitair Radiatoren afnemen 2 x per jaar 1 x per 5 weken Tegelwand badkamer afnemen 4 x per jaar 3 x per 4 weken Gordijnen wassen 1 x per jaar Ramen binnenzijde 4 x per jaar 2 x per 9 weken Reinigen lamellen / luxaflex 3 x per jaar Hal Trap stofzuigen 1 x per 4 weken 1 x per week Radiator afnemen 2 x per jaar 1 x per 5 weken Deuren/deurposten nat afdoen 2 x per jaar 1 x per 4 weken 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 21

250 4.2 Resultaten: weegfactor per activiteit Naast het vaststellen van een noodzakelijke frequentie per activiteit heeft de expertgroep benoemd dat in sommige gevallen een weging nodig is. Dit omdat niet elke activiteit in elk huishouden nodig is; bijvoorbeeld het dweilen van de vloer in ruimten met tapijt als vloerbedekking. In het praktijkonderzoek hebben we de benodigde weegfactoren opgehaald tijdens de observaties van bezoeken van huishoudelijke hulpen (zoals het aandeel huishoudens met tapijt in de verschillende ruimten). In deze paragraaf zetten we de uitkomsten van het praktijkonderzoek op een rij. Weging per activiteit: uitkomsten praktijkonderzoek Tijdens de observaties hebben we dergelijke kenmerken van de woning van de betreffende cliënt genoteerd, waardoor we op basis van de 121 observaties een beeld kunnen geven van de weegfactoren. De weegfactor geeft aan in welke mate de tijdbesteding en frequentie van een bepaalde activiteit meewegen in het bepalen van de urennorm. In de tabel hiernaast geven we per relevante activiteit aan met welke weegfactor we rekenen. Voor de activiteit opruimen hebben we de weging gebaseerd op de inschatting van de expertgroep. Dit hebben we gedaan omdat experts aangaven dat deze activiteit alleen noodzakelijk is bij een klein aandeel van de huishoudens dat niet in aanmerking komt voor een aanvullende maatwerkvoorziening. Aangezien we dit aandeel niet konden meten in de praktijk, hebben we de weging van de expertgroep aangehouden. Het reinigen van lamellen/luxaflex betreft het reinigen van alle niet wasbare gordijnen. Ruimte Activiteit Weegfactor Woonkamer Gordijnen wassen 83% Reinigen lamellen / luxaflex 17% Opruimen 7% Dweilen 66% Slaapkamer Gordijnen wassen 86% Reinigen lamellen / luxaflex 14% Opruimen 7% Dweilen 56% Keuken Gordijnen wassen 43% Reinigen lamellen / luxaflex 30% Ramen binnenzijde 73% Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) 39% Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - Vaatwasserbestendig en vaatwasser aanwezig 9% Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasserbestendig of geen vaatwasser 91% aanwezig Tegelwand (los van keukenblok) 39% Sanitair Gordijnen wassen 4% Reinigen lamellen / luxaflex 16% Ramen binnenzijde 19% Hal Trap stofzuigen 40% Dweilen 70% Tabel 3: weegfactor per activiteit 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 22

251 4.3 Resultaten: tijdsbesteding per activiteit Tijdsbesteding per activiteit: uitkomsten praktijkonderzoek Voor elk van de basis- en incidentele activiteiten zoals aangegeven door de expertgroep hebben we de tijdsbesteding in de praktijk gemeten. De tabel hiernaast bevat de gemiddelde gemeten tijdsbesteding in minuten voor alle basisactiviteiten in de normering. Op de volgende pagina is een overzicht opgenomen van de tijdsbesteding voor alle incidentele activiteiten. Van de incidentele activiteiten hebben we enkele activiteiten in de praktijk niet gemeten omdat deze niet zijn voorgekomen tijdens de observaties. In de berekening van de totale benodigde tijd in paragraaf 4.4 gaan we voor deze activiteiten daarom uit van een inschatting van de benodigde tijd door de expertgroep. De betreffende cellen in de tabel op de volgende pagina hebben we gearceerd. Een overzichtstabel met gemiddelden en de spreiding van de resultaten van de tijdsmetingen hebben we opgenomen in bijlage B.2. De gemeten tijdsbesteding is gemiddeld over het totaal van de 121 observaties. We hebben ook gekeken of deze gemiddelden verschillen tussen de gemeente Utrecht en de schaduwgemeenten. Hieruit blijkt dat in geen van de gemeenten structureel de hoogste of laagste gemiddelden zijn gemeten. Wel valt Haarlem op als gemeente waar relatief vaak de hoogste tijd is gemeten en Emmen als gemeente waar relatief vaak de laagste tijd is gemeten. In bijlage B.2 is een vergelijking van gemiddelden per gemeente opgenomen. Duiding van resultaten van metingen We hebben de expertgroep gevraagd te reflecteren op de uitkomsten van de tijdsmetingen. Zij geven aan dat de uitkomsten goed aansluiten bij hun verwachtingen over de in de praktijk benodigde tijd voor de schoonmaakactiviteiten. Ruimte Basisactiviteit Tijdsmeting Woonkamer Stof afnemen hoog 3,7 Stof afnemen midden 8,2 Stof afnemen laag 4,3 Opruimen 4,1 Stofzuigen 8,5 Dweilen 6,3 Slaapkamer Stof afnemen hoog 2,2 Stof afnemen midden 3,9 Stof afnemen laag 2,4 Opruimen 2,1 Stofzuigen 4,6 Dweilen 3,6 Bed verschonen 8,3 Keuken Stofzuigen 3,1 Dweilen 3,1 Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, 9,7 eventuele tafel Keukenapparatuur (buitenzijde) 3,0 Afval opruimen 4,7 Sanitair Badkamer schoonmaken 11,7 Toilet schoonmaken Hal Stof afnemen hoog 2,0 Stof afnemen midden 2,3 Stof afnemen laag 1,3 Stofzuigen 3,0 Dweilen 2,4 Tabel 4: tijdsbesteding per basisactiviteit 6, KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 23

252 4.3 Resultaten: tijdsbesteding per activiteit Wij denken dat het zogenaamde Hawthorne-effect een mogelijke rol speelt in de metingen. In dit effect leidt aandacht voor medewerkers in een onderzoek ertoe dat zij bewust of onbewust productiever werken. Tijdens de observaties hebben wij gezien dat huishoudelijke hulpen open stonden voor onze aanwezigheid en blij waren met de aandacht die er was voor hun werk. In het licht van het Hawthorne-effect kan daarom sprake zijn van een lichte onderschatting van de doorgaans benodigde schoonmaaktijd. Wij denken dat de impact, indien aanwezig, beperkt is omdat onze observaties tijdens reguliere werkroosters zijn uitgevoerd en hulpen daarvan niet gemakkelijk konden afwijken. Ruimte Incidentele activiteit Tijdsmeting Woonkamer Gordijnen wassen Reinigen lamellen / luxaflex 1,1 Ramen binnenzijde 12,0 Deuren/deurposten nat afdoen 1,4 Meubels afnemen (droog/nat) 5,8 Radiatoren afnemen 2,4 Slaapkamer Gordijnen wassen 16,8 Reinigen lamellen / luxaflex 44,6 Ramen binnenzijde 8,9 Deuren/deurposten nat afdoen 1,6 Radiatoren afnemen 0,6 Keuken Gordijnen wassen Reinigen lamellen / luxaflex Ramen binnenzijde 5,4 Deuren/deurposten nat afdoen 1,9 Radiatoren afnemen 1,1 Keukenkastjes (binnenzijde) 5,7 Koelkast (binnenzijde) 5,4 Oven/magnetron (binnenzijde) 3,4 Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) 5,7 Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - vaatwasserbestendig 2,0 Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasserbestendig 0,6 Bovenkant keukenkastjes 3,3 Tegelwand (los van keukenblok) 2,2 Sanitair Radiatoren afnemen 1,3 Tegelwand badkamer afnemen 4,1 Gordijnen wassen Ramen binnenzijde 0,8 Reinigen lamellen / luxaflex Hal Trap stofzuigen 3,2 Radiator afnemen 0,6 Deuren/deurposten nat afdoen 3,0 Tabel 5: tijdsbesteding per incidentele activiteit 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 24

253 4.3 Resultaten: tijdsbesteding per activiteit Tijdsbesteding aan indirecte tijd Naast de schoonmaakactiviteiten zoals opgenomen in de expertnorm voor de basisvoorziening Schoon Huis hebben we tijdens de observaties ook indirecte tijd gemeten. De tijd die huishoudelijke hulpen besteedden aan ondersteuning van de cliënt is korter dan de totale tijd dat hulpen in de woning van de cliënt aanwezig waren. Het verschil is indirecte tijd, die hulpen besteedden aan aankomst en vertrek, administratie ten behoeve van de huishoudelijke hulp en sociaal contact met de cliënt. Hoewel dit geen directe schoonmaaktijd betreft, is deze wel onderdeel van de totale normtijd omdat huishoudelijke hulpen deze tijd nodig hebben om hun werk te kunnen doen en cliënten de opstart, afstemming met de hulp en sociaal contact ook belangrijk vinden. Gemiddeld genomen wordt per huishouden per jaar 19 uur besteed aan deze indirecte activiteiten (zie tabel aan de rechterkant van de pagina). De indirecte tijd per bezoek was minder wanneer hulpen wekelijks langkwamen, in vergelijking met de situatie waarin zij eens in de twee weken langskwamen. Dat is in lijn met onze verwachting: een deel van de indirecte tijd is gebonden aan het schoonmaakbezoek zelf, zoals de aankomst in de woning en het vertrek, overleg met de cliënt over de die dag uit te voeren werkzaamheden en administratieve handelingen. Wanneer hulpen wekelijks langskomen, voeren zij deze taken vaker uit dan wanneer zij tweewekelijks langskomen. De keuze van de cliënt voor de frequentie waarmee de hulp langskomt, bepaalt daarom mede de beschikbare directe schoonmaaktijd. Tijdsbesteding aan overige activiteiten Naast indirecte tijd hebben we tijdens de observatiebezoeken ook overige activiteiten waargenomen. Dit zijn activiteiten die volgens de experts niet behoren tot de noodzakelijke activiteiten om een aanvaardbaar niveau van schoon en leefbaar te realiseren en daarom niet in de expertnorm voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn het balkon of portiek schoonmaken, kleding wassen/strijken, boodschappen doen, post halen, planten watergeven, de ramen aan de buitenzijde wassen en afwassen. Hoewel deze activiteiten niet in de expertnorm voorkomen, kunnen cliënten in de gemeente Utrecht hulpen wel vragen deze te doen. Binnen de beschikbare 78 uur zijn cliënten immers vrij de ondersteuning naar eigen inzicht in te richten. Mogelijk doen cliënten de volgens de expertnorm noodzakelijke activiteiten dan zelf of worden deze door iemand uit hun netwerk gedaan. Zo blijft tijd over voor de hulp om deze overige activiteiten uit te voeren. Totaal per bezoek (min) Totaal per jaar (uren) Wekelijks 28,0 24,3 Tweewekelijks 31,9 13,8 Gemiddeld per jaar (uren) Tabel 6: absolute indirecte tijd per huishouden Gemiddeld per jaar (uren) 19, KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 25

254 Categorie schoonmaakactiviteiten 4.3 Resultaten: tijdsbesteding per activiteit Gemiddeld hebben we ca. 9,4 minuten per bezoek aan overige activiteiten gemeten. Deze tijdsbesteding rekenen we niet mee in de totale benodigde schoonmaaktijd voor de basisvoorziening omdat de betreffende activiteiten geen onderdeel zijn van de expertnorm en daarmee dus niet noodzakelijk voor het te bereiken resultaat. Factoren die de schoonmaaktijd beïnvloeden Bij het opstellen van de expertnorm heeft de expertgroep niet alleen de activiteiten en frequenties aangegeven, maar ook uitgesproken welke factoren binnen het huishouden daar invloed op hebben. Zo speelt het aantal bewoners en hun aanwezigheid in de woning een rol in de mate van vervuiling en daarmee de benodigde schoonmaakfrequenties en tijdsbesteding. En in de keuken is van belang of de keuken regelmatig wordt gebruikt om voedsel te bereiden. Deze factoren hebben we per categorie schoonmaakactiviteiten weergegeven in de tabel rechts op deze pagina. In lijn met het beleid van de gemeente Utrecht spelen deze factoren geen rol in de kwantitatieve bepaling van de urennorm. De gemeente Utrecht gaat er in haar beleid van uit dat factoren die maken dat meer of minder tijd benodigd is elkaar (gedeeltelijk) compenseren. Wanneer dat niet zo is, kan de gemeente aanvullende maatwerkvoorzieningen toekennen om met meer ondersteuning het resultaat van een schoon en leefbaar huis te bereiken. Bovendien geldt dat cliënten sommige van deze factoren zelf kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld de inrichting en stoffering van de woning en de aanwezigheid van huisdieren. In het beleid van de gemeente Utrecht zijn deze factoren benoemd en is aangegeven dat de gevolgen daarvan op de schoonmaaktaak tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt behoren. Factoren die de schoonmaakactiviteiten, -frequentie en -tijd beïnvloeden Algemeen Het aantal bewoners, hun aanwezigheid in de woning en hun mobiliteit door de woning De mate waarin cliënten zelf activiteiten kunnen uitvoeren Afnemen nat en droog Stofzuigen en dweilen Verkeersdruk rondom de woning i.v.m. uitstoot en stof Aanwezigheid van veel (kleine) spullen in de woning Aanwezigheid van huisdieren Het type vloer, zoals tapijt, hout, plavuizen, zeil etc. Het aantal en de omvang van meubels op de vloer Raamwerk Type raambekleding, zoals vitrage, gordijnen of lamellen Beschikbaarheid van hulpmiddelen voor reinigen van luxaflex Bed Het soort beddengoed en/of gebruik van losse dekens Keuken schoonmaken Badkamer en toilet schoonmaken Frequentie en intensiteit van het gebruik door de cliënt Soort afzuigkap; met/zonder uitneembare roosters Beschikbaarheid van een vaatwasmachine Omvang van de badkamer en intensiteit van gebruik Aanwezigheid en gebruik van ligbad Aanwezigheid van witgoed in de badkamer Opruimen Ernst van de problematiek bij cliënten cq. de mate waarin zij niet in staat zijn om zelf op te ruimen Tabel 7: factoren die het huishouden beïnvloeden 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 26

255 4.4 Resultaten: jaarlijks benodigde schoonmaaktijd Berekening van de benodigde schoonmaaktijd in de basisvoorziening Op basis van de hiervoor gepresenteerde resultaten hebben we de totaal jaarlijks benodigde schoonmaaktijd berekend (zie schema onder aan deze pagina). We hebben voor alle activiteiten uit de expertnorm de genormeerde frequentie per jaar (1) vermenigvuldigd met de gemeten weging zoals weergegeven op pagina 22 (2) en de gemeten tijdsbesteding per activiteit (3). Door hier de gemiddelde indirecte tijd (4) bij op te tellen komen we op de totale benodigde schoonmaaktijd per jaar om een woning schoon en leefbaar te houden. Dit conform de beleidsmatige definitie van de basisvoorziening Schoon Huis in de gemeente Utrecht. Volgens deze berekening bedraagt de jaarlijks benodigde schoonmaaktijd ca. 104,9 uur per jaar. Deze tijdsduur is opgebouwd uit 85,9 uur directe tijd en 19,0 uur indirecte tijd per jaar. De directe tijdsduur betreft de benodigde tijd om de noodzakelijke activiteiten uit de expertnorm uit te voeren, volgens de in de praktijk gemeten gemiddelde tijdsduren. Een uitsplitsing van deze tijdsduur naar de benodigde tijd per activiteitengroep en woonruimte is opgenomen op pagina 28. De totale tijd op basis van tijdsmetingen verschilt over de drie gemeenten waar we tijdsmetingen hebben gedaan. De tabel rechts op de pagina toont de totale benodigde tijd per jaar op basis van alleen de tijdsmetingen in elk van de gemeenten. De resultaten laten zien dat de benodigde tijd in de gemeente Haarlem boven het gemiddelde ligt; in Emmen juist lager. Utrecht zit tussen beide waarden in en ligt dichter bij het gemiddelde. De resultaten duiden erop dat de beleidskeuze voor een urennorm (Utrecht) of voor resultaatsturing (Haarlem en Emmen) niet de doorslaggevende factor is in de benodigde schoonmaaktijd. Mogelijk speelt hier vooral mee op welke totale tijdsduur wordt gestuurd en gepland door de betreffende gemeente en zorgaanbieders. De metingen in de schaduwgemeenten dienen vanuit methodologisch oogpunt ter vergelijking op activiteitenniveau met de metingen in de gemeente Utrecht. Deze kunnen niet op totaalniveau worden vergeleken met de huidige of toekomstige totale tijdsbesteding in die gemeenten. De totalen zijn berekend volgens een expertnorm die is gebaseerd op het beleid van de gemeente Utrecht. Directe tijd per jaar (in uren) Indirecte tijd per jaar (in uren) Totale tijd per jaar (in uren) Utrecht Haarlem Emmen Gemiddeld 83,7 100,0 76,4 85,9 19,0 19,0 19,0 19,0 102,7 111,9 95,4 104,9 Tabel 8: totale schoonmaaktijd per jaar o.b.v. metingen (in uren) Normactiviteiten Frequentie per Gemeten Gemeten X X = jaar weging tijdsbesteding Totale directe tijd o.b.v. metingen 4 Gemiddelde + = indirecte tijd Totale benodigde schoonmaaktijd o.b.v. metingen 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 27

256 Categorie schoonmaakactiviteiten 4.4 Resultaten: jaarlijks benodigde schoonmaaktijd Tijd in uren per jaar Woonruimten Woonkamer Slaapkamer Keuken Badkamer en toilet Hal Indirecte tijd bij de cliënt Afnemen nat en droog 13,3 5,8 0,3 4,9 24,3 Totaal Stofzuigen en dweilen 9,2 4,4 5,4 3,6 22,6 Ramen en gordijnen 1,1 1,0 0,6 0,1 2,8 Bed verschonen 3,6 3,6 Keuken schoonmaken 16,3 16,3 Sanitair schoonmaken 15,9 15,9 Opruimen 0,2 0,1 0,3 Indirecte tijd bij de cliënt 19,0 Totaal 1 23,8 15,0 22,6 16,0 8,6 19,0 104,9 Tabel 9: jaarlijks benodigde schoonmaaktijd (in uren) 1 Totaal wijkt door afronding af van som van der onderdelen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 28

257 4.5 Resultaten: beelden van cliënten In deze paragraaf geven we de resultaten weer vanuit de gesprekken met cliënten in de gemeente Utrecht. Waar nodig hebben we deze gesprekken in eerdere paragrafen al kort aangehaald. In totaal hebben we 75 cliënten gesproken. Het betrof cliënten die alleen gebruik maken van de basisvoorziening en niet van aanvullende maatwerkmodules. Een kwart van de cliënten maakte wel gebruik van de mogelijkheid om extra uren HH tegen een gereduceerd tarief in te kopen. Het betrof een aselecte groep van cliënten met ZIN of een Pgb. Resultaten gesprekken: activiteiten Uit de gesprekken bleek dat de hulpen de activiteiten uitvoeren zoals die in de expertnorm zijn opgenomen, zowel de basisactiviteiten als de incidentele activiteiten. De expertnorm behoefte op dat punt geen aanpassingen vanuit het praktijkonderzoek. Daarnaast vragen cliënten de hulpen ook andere zaken te doen die buiten de noodzakelijke activiteiten vallen voor de basisvoorziening (de eerder benoemde overige activiteiten ). Het beleid van de gemeente Utrecht biedt voldoende ruimte voor cliënten om zelf met hun hulp in te vullen welke activiteiten de hulp uitvoert. Resultaten gesprekken: frequentie per activiteit Uit de gesprekken bleek dat in de bevraagde huishoudens de meeste noodzakelijke activiteiten in de basisvoorziening vaker worden gedaan dan volgens de norm zou moeten. De standaard van cliënten ligt daarmee hoger dan de expertnorm. Zij halen deze standaard door de inzet van de hulp, hun eigen inzet, die vanuit hun netwerk en eventueel aanvullend ingekochte hulp. Volgens experts ligt de standaard van cliënten veelal hoger dan wat noodzakelijk is om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te bereiken. De frequenties per schoonmaakactiviteit in de expertnorm zijn daarom niet omhoog bijgesteld. Over het algemeen zagen we dat de hulp alle noodzakelijke basisactiviteiten in de basisvoorziening minder vaak uitvoert dan volgens de norm zou moeten. Voor cliënten die kiezen voor een hulp die eens per twee weken langs komt, is dit met name het geval, omdat meerdere basisactiviteiten volgens de norm wekelijks moeten worden uitgevoerd. Met de eigen inzet, die van hun netwerk en de eventueel extra ingekochte hulp halen cliënten de norm wel. De hulp voert het de meeste van de noodzakelijke incidentele activiteiten in de basisvoorziening vaker uit dan de norm voorschrijft. De werkelijke frequentie waarmee activiteiten worden uitgevoerd in de huidige praktijk (door hulpen, cliënten, hun netwerk en aanvullend ingekochte hulp) is opgenomen in de overzichtstabel op pagina 21. Deze resultaten duiden erop dat het beleid van de gemeente Utrecht voldoende ruimte biedt voor cliënten om zelf met hun hulp in te vullen welke activiteiten deze met welke frequentie uitvoert. Daarnaast concluderen we dat cliënten en hun netwerk een deel van de benodigde activiteiten zelf uitvoeren. Dat is in lijn met de participatiegedachte van de Wmo 2015 en het daarop gebaseerde beleid in de gemeente Utrecht en onderstreept dat cliënten niet voor alle aspecten van de schoonmaaktaak ondersteuning nodig hebben KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 29

258 4.5 Resultaten: beelden van cliënten Resultaten gesprekken: weegfactor per activiteit Tijdens de observaties zijn de kenmerken van woningen genoteerd om de weegfactoren per activiteit te bepalen (zie paragraaf 4.2). Ook tijdens de interviews hebben we deze weegfactoren gemeten. Bij een vergelijking tussen de gegevens uit de observatiebezoeken en de interviews bleek dat de weegfactoren uit beide onderzoekslijnen vergelijkbaar waren. Resultaten gesprekken: kwaliteit van de huishoudelijke hulp Ruim de helft (54%) van de cliënten die wij hebben gesproken, vindt dat het een schoon en leefbaar huis heeft met de inzet van de hulp, de cliënt zelf, die van hun netwerk en eventueel extra ingekochte hulp. 30% van de cliënten vindt dit ook als alleen wordt gekeken naar het werk van de huishoudelijke hulp in 78 uur per jaar. Veel cliënten die tevreden zijn hebben gedurende langere tijd een vaste hulp. Hierdoor hoeven cliënten niet steeds uit te leggen wat er moet gebeuren en is het makkelijker ook incidentele of extra activiteiten in te plannen. Het andere deel van de cliënten (46%) vindt dat het geen schoon en leefbaar huis heeft. Ook niet als de 78 uur wordt aangevuld met de inzet van zichzelf, die van hun netwerk en eventueel extra ingekochte hulp. Zij geven aan dat activiteiten niet vaak genoeg of niet goed gebeuren. Ook geven sommige cliënten aan niet tevreden te zijn over competenties van de hulp of de wisselingen van de hulp. Vanuit zowel de observaties als de interviews kwam naar voren dat de meeste cliënten het sociale contact met de hulp een belangrijk onderdeel van de ondersteuning vindt. Voorbeelden cliënten Huishoudelijke Hulp Mevrouw de Vries: Ik ben 90 jaar en woon alleen in het huis waar ik al vanaf mijn huwelijk woon. Mijn man en ik zijn gezegend met vier kinderen. Ik zorgde voor de kinderen en dat het huis spik en span was. Ook nu vind ik het nog belangrijk dat het huis netjes is en ik visite kan ontvangen. Ik heb gebruik gemaakt van het aanbod van de gemeente om extra hulp bij te kopen: de hulp komt nu elke week drie uur Mevrouw Verbon: Ik ben 88 jaar en woon alleen in een aanleunflatje. Dat bevalt prima: lekker dicht bij mijn dochter. Ik ben maar alleen, dus het wordt hier niet zo vies. Fijn dat de hulp hier elke week anderhalf uur is om het huis bij te houden: we kennen elkaar inmiddels al een aantal jaren KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 30

259 4.6 Resultaten: reflectie door de expertgroep Na afronding van het praktijkonderzoek hebben we de uitkomsten gepresenteerd aan de expertgroep. We hebben de experts gevraagd vanuit hun kennisgebied te reflecteren op de verschillende deelresultaten en de uitkomst van de totaal benodigde schoonmaaktijd per jaar. Hieronder geven we deze reflectie beknopt weer. De expertgroep geeft aan de norm van 104,9 uur voor de jaarlijks benodigde schoonmaaktijd realistisch te vinden voor het behalen van het resultaat van een schoon huis volgens de uitgangspunten van de gemeente Utrecht en de opgestelde expertnorm. Wel noemen experts de spreiding in tijdsbesteding per activiteit groot. Zij stellen daarom dat de urennorm ruimte moet laten om de ondersteuning goed aan te laten sluiten op de individuele situaties van cliënten, waarin activiteiten soms meer of juist minder tijd vergen. Of vaker of juist minder vaak nodig zijn. Het beleid van de gemeente Utrecht biedt die ruimte en laat de cliënt vrij om de beschikbare uren naar eigen wens in te zetten. Experts herkennen dat cliënten verschillende verwachtingen hebben. Veel cliënten van oudere generaties zijn gewend meer tijd te besteden aan het huishouden en daardoor ook meer en andere activiteiten uit te voeren. Het gaat bijvoorbeeld om licht onderhoudswerk zoals meubels in de boenwas zetten en zilver- en koperwerk poetsen. Volgens de expertgroep is het daarom van belang dat de gemeente helder communiceert over wat cliënten kunnen verwachten van de inzet van de huishoudelijke hulp. De in dit onderzoek opgestelde expertnorm kan daarbij helpen. Deze maakt het voor cliënten duidelijk welke activiteiten noodzakelijk worden geacht voor een schoon en leefbaar huis en dat het niveau van ondersteuning kan afwijken van hun persoonlijke standaard. De expertgroep benadrukte dat specifieke kenmerken van de woning of het huishouden kunnen maken dat activiteiten korter of langer duren of minder vaak of vaker moeten worden uitgevoerd. Er zullen situaties zijn waarin de basisvoorziening niet voldoende ruimte biedt om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te realiseren. In die situaties zal de gemeente aanvullende hulp moeten inzetten om dat resultaat toch te bereiken. Het materiaalgebruik in een woning bepaalt voor een belangrijk deel met welke technieken schoongemaakt moet worden en hoeveel tijd dit vergt. Er zijn inmiddels veel innovaties die de schoonmaaktijd kunnen verkorten, zoals coatings voor tegeloppervlakken, maar die worden nog in weinig huishoudens toegepast. Ook het gebruik van professionele schoonmaakmiddelen kan de benodigde schoonmaaktijd beïnvloeden KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 31

260 5. Conclusies De gemeente Utrecht biedt cliënten die in aanmerking komen voor huishoudelijke hulp een basisvoorziening Schoon Huis van 78 uur ondersteuning per jaar. Binnen deze urennorm moet het resultaat van een schoon en leefbaar huis gerealiseerd worden, uitgaande van de definities zoals in het beleid omschreven. Aanvullend zijn maatwerkmodules beschikbaar als ook ondersteuning nodig is op andere resultaatgebieden. Wanneer in specifieke situaties het resultaat van een schoon en leefbaar huis niet kan worden behaald, dan moet de gemeente volgens de Wmo 2015 afwijken van de beleidskaders om op maat extra ondersteuning te bieden. In dit onderzoek hebben we onderzocht of de normering van 78 uur in de praktijk voldoet. Dit hebben we gedaan door experts het beschreven resultaat van een schoon en leefbaar huis te laten vertalen in een expertnorm van noodzakelijke activiteiten en frequenties. Deze expertnorm hebben we empirisch getoetst, enerzijds met tijdsmetingen in Utrecht en in twee schaduwgemeenten, anderzijds door de frequentie per activiteit in Utrecht bij cliënten met een basisvoorziening te verifiëren. Dit praktijkonderzoek leidt tot de volgende antwoorden op de onderzoeksvragen en conclusies die wij daaraan verbinden. 1. Leidt de door de gemeente Utrecht gehanteerde norm voor schoon tot een verantwoord niveau van schoon waarbij de basishygiëne geborgd is en vervuiling voorkomen wordt? De huidige beschikbare 78 uur aanvullende ondersteuning per jaar binnen de basisvoorziening is niet voldoende om volgens de expertnorm te komen tot het gewenste resultaat van een schoon en leefbaar huis. Binnen de huidige beschikbare tijd zijn niet alle daartoe benodigde schoonmaakactiviteiten uit te voeren volgens de noodzakelijke frequentie zoals aangegeven door de expertgroep. In de praktijk worden op dit moment daarom niet alle noodzakelijke activiteiten met de door experts aangegeven frequentie uitgevoerd. Het praktijkonderzoek laat zien dat veel (basis)activiteiten door huishoudelijke hulpen minder frequent worden uitgevoerd dan de expertnorm voorschrijft. Dit kan ertoe leiden dat het resultaat van een schoon en leefbaar huis niet wordt bereikt en dat er vervuiling en/of gezondheidsrisico s dreigen te ontstaan. In welke mate hiervan daadwerkelijk sprake is, hebben we niet onderzocht. 2. Hoeveel uren ondersteuning is nodig via de basisvoorziening, om het huis op een verantwoord niveau van schoon te houden (conform de gemeentelijke definitie)? De benodigde tijd per jaar om volgens de expertnorm voor de basisvoorziening het resultaat van een schoon en leefbaar huis te realiseren is 104,9 uur. De benodigde tijd van 104,9 uur is opgebouwd uit 85,9 uur directe tijd en 19,0 uur indirecte tijd. Deze indirecte tijd betreft noodzakelijke tijdsbesteding bij aankomst en vertrek, voor overleg en administratie. Ook omvat indirecte tijd het sociaal contact, waaraan zowel cliënten, experts als hulpen sterk hechten. Bij hulpen die eens in de twee weken langskomen was de gemeten indirecte tijd verhoudingsgewijs korter dan bij hulpen die wekelijks langskomen. Door te kiezen voor een tweewekelijks rooster kunnen cliënten meer effectieve schoonmaaktijd realiseren KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 32

261 5. Conclusies De urennorm betreft de benodigde ondersteuning vanuit de basisvoorziening om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te realiseren. De urennorm is gebaseerd op gemiddelde tijdsbesteding per activiteit. De tijdsmetingen laten spreiding rond dat gemiddelde zien. Er kunnen factoren zijn die maken dat in specifieke gevallen meer of juist minder tijd benodigd is deze kunnen elkaar (gedeeltelijk) compenseren. Tegelijk zien we in de praktijk dat cliënten en hun netwerk ook werkzaamheden zelf uitvoeren. In individuele situaties kan het echter zijn dat de ondersteuning onvoldoende is om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te realiseren. In die situaties zal de gemeente op maat aanvullende ondersteuning in moeten zetten om dat resultaat te bereiken. Experts geven aan de norm van 104,9 uren per jaar realistisch te achten voor het behalen van het resultaat van een schoon huis volgens de uitgangspunten van de gemeente Utrecht en daarop gebaseerde expertnorm KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 33

262 6. Belang van resultaten voor gemeenten Het onderzoek dat in opdracht van de gemeente Utrecht is uitgevoerd staat niet op zichzelf. Er is landelijk veel discussie over de kortingen op de HH en wijze waarop dit is vertaald in lokaal beleid door gemeenten. Afgelopen maanden is door uitspraken van de CRvB duidelijk geworden dat veel van de lokale beleidspraktijken rondom HH (mogelijk) niet toegestaan zijn. Hierbij is onduidelijkheid ontstaan over de status van het huidige beleid in veel gemeenten. Op 18 mei jl. oordeelde de CRvB in drie zaken over huishoudelijke hulp onder de Wmo Categorie 1: HH wordt aangeboden als maatwerkvoorziening. Er wordt geïndiceerd in uren aan de hand van normtijden die afwijken van het CIZ Protocol (uitspraak Utrecht) Categorie 2: HH wordt aangeboden als maatwerkvoorziening. Er wordt resultaatgericht geïndiceerd (uitspraak Rotterdam) Categorie 3: HH wordt aangeboden als algemene voorziening (uitspraak Aa en Hunze) Meer over deze uitspraken is te lezen op de website van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het is niet verwonderlijk dat veel gemeenten zich nu afvragen hoe zij kunnen doorwerken aan de realisatie van de beoogde doelen in de Wmo En hoe zij tegelijkertijd recht kunnen doen aan de recente uitspraken van de CRvB, zodat besluiten de toets der juridische kritiek kunnen doorstaan. Verschillende gemeenten zijn nu hun kaders, werkwijze en onderbouwing aan het onderzoeken. De VNG ondersteunt dit proces vanuit een eerste impactanalyse en heeft sinds 20 juli op haar website reparatiemogelijkheden staan. Uitkomsten in deze onderzoeksrapportage zijn relevant voor de Utrechtse situatie. Hoewel het onderzoek mogelijk bredere relevantie kent, zal het geen dekkende onderbouwing geven aan de verschillende landelijke varianten. De uitkomsten zijn niet zondermeer bruikbaar voor andere gemeenten, maar kunnen mogelijk wel helpen de problematiek na de uitspraken van de CRvB van 18 mei te helpen oplossen. Deze onderzoeksrapportage is gericht aan de gemeente Utrecht, in antwoord op de uitspraak van de CRvB. Dit onderzoek is opgezet vanuit het Utrechts beleid en gaat niet in op andere uitspraken van de CRvB dan over het Utrechtse beleid. Het onderzoek naar een objectieve normering is gericht op het in Utrecht gevoerde beleid in de basisvoorziening Schoon Huis, conform de definitie daarvan zoals de gemeente Utrecht die hanteert. Mogelijk is de expertnorm voor een schoon huis breder toepasbaar en zullen de activiteiten (inclusief de gevonden frequentie en de gemeten gemiddelde tijdbesteding) die daarvoor in Utrecht noodzakelijk zijn, niet wezenlijk verschillen in andere gemeenten. Dit hangt echter af van het beleid dat in die gemeenten geldt. De opzet van dit onderzoek biedt mogelijk inspiratie wanneer een genormeerde tijdsduur voor activiteiten nodig is voor de onderbouwing en/of uitvoering van beleid in gemeenten. Dit onderzoek uit 2016 brengt vernieuwende elementen in beeld in aanvulling op het bestaande protocol voor huishoudelijke hulp door het CIZ uit Andere gemeenten kunnen de aanpak grotendeels overnemen, vertalen naar lokale context en uitvoeren vanuit de eigen situatie. De resultaten uit Utrecht zijn hierbij mogelijk in te brengen. Daarbij is het echter wel belangrijk steeds het lokale beleid als uitgangspunt te nemen en te beoordelen welke van de activiteiten uit dit onderzoek in Utrecht toepasbaar zijn en welke niet. Ook is het belangrijk te realiseren dat er lokaal mogelijk resultaten van toepassing zijn die niet onder de basisvoorziening in Utrecht vallen, en dus niet in dit onderzoek zijn meegenomen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 34

263 Bijlagen A. Samenstelling expertgroep en klankbordgroep B. Omschrijving onderzoeksmethode C. Observatieprotocol en vragenlijst D. Afkortingen en begrippen

264 A. Samenstelling expertgroep en klankbordgroep Samenstelling expertgroep De expertgroep betrokken in dit onderzoek is in overleg met de gemeente Utrecht zorgvuldig samengesteld. Het doel was een gebalanceerde groep experts bijeen te brengen die objectief kon oordelen over de kwantitatieve invulling van het beleid van de gemeente Utrecht voor de basisvoorziening Schoon Huis. De volgende uitgangspunten zijn leidend geweest bij de totstandkoming van de expertgroep: Betrokkenheid van aanbieders van huishoudelijke hulp, zowel aanbieders die actief zijn in de gemeente Utrecht als aanbieders die elders actief zijn. Dit om te borgen dat de Utrechtse situatie meegenomen wordt, maar niet dominant is. Betrokkenheid van aanbieders van facilitaire dienstverlening voor bedrijven, om ook perspectieven uit de private sector mee te wegen. Betrokkenheid van onafhankelijke experts op het gebied van schoonmaak, hygiëne en infectiepreventie. In de tabel rechts geven we aan welke partijen hebben deelgenomen in de expertgroep. Naast deze partijen hebben we ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) gevraagd om deel te nemen. Deze partijen gaven aan dat zij onvoldoende expertise hebben op de gevraagde kennisdomeinen. KPMG Accountants N.V. is de accountant van één van de in het onderzoek betrokken zorgaanbieders. Om onze objectiviteit te waarborgen hebben we gezorgd dat de onderzoekers die we hebben ingezet niet ook betrokken zijn bij de accountantscontrole of bij relevante adviesopdrachten bij de betreffende instelling. Organisatie Tzorg Groep B.V. (Tzorg) Stichting AxionContinu groep Faveo Zorg B.V. (Thalia Thuiszorg) Atir Schoonmaakstrategen B.V. ISS Nederland B.V. (ISS Facility Services) GGD regio Utrecht Wageningen University & Research centre Expertise Tabel 11: samenstelling expertgroep Aanbieder huishoudelijke hulp o.a. in gemeenten Utrecht en Haarlem. Aanbieder huishoudelijke hulp o.a. in gemeente Utrecht. Aanbieder huishoudelijke hulp o.a. in gemeente Emmen. Atir is onafhankelijk expert op het gebied van schoonmaak voor aanbestedingen, contractbeheer en kwaliteitsmetingen. Apart aandachtsgebied binnen Atir is de schoonmaak van ziekenhuizen en zorg- of verpleeghuizen. Tot de opdrachtgevers behoren dan ook instellingen in de zorg en overheidsinstanties als gemeenten. Atir werkt onafhankelijk en voert zelf geen schoonmaakdiensten uit. Aanbieder van facilitaire diensten, waaronder schoonmaak. Deskundige infectiepreventie met kennis van basishygiëne voor een schoon huis. Expertise op drie samenhangende kerngebieden: voeding en voedselproductie, leefomgeving, gezondheid, leefstijl en levensomstandigheden KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 36

265 A. Samenstelling expertgroep en klankbordgroep Samenstelling klankbordgroep De gemeente Utrecht heeft een klankbordgroep ingesteld om het onderzoek inhoudelijk te volgen. Het doel van de klankbordgroep is belanghebbenden bij de uitkomsten een rol te geven in het onderzoek. De gemeente heeft gezocht naar een evenwichtige verdeling van vertegenwoordigende organisaties, zoals de Adviescommissie voor het Ouderenbeleid en de Cliëntenraad Wmo, en enkele ervaringsdeskundigen. Dit zijn een cliënt die huishoudelijke hulp ontvangt en een Consulent Wmo die betrokken is bij toegang tot de voorzieningen in de Wmo. In de tabel rechts geven we aan welke partijen hebben deelgenomen in de klankbordgroep. Deelnemer Adviescommissie voor het Ouderenbeleid Stad Utrecht Cliëntenraad Wmo Cliënt Wmo CúramZorg Zorgwacht Consulent Wmo Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Expertise Tabel 12: samenstelling klankbordgroep Levert een bijdrage aan de kwaliteit van het ouderenbeleid in de gemeente Utrecht. Adviseert het college van burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd over alles wat het leven van ouderen raakt. Adviseert de gemeente bij het maken van beleid over Wmo-voorzieningen en de uitvoering daarvan. Ontvangt huishoudelijke hulp vanuit de basisvoorziening en draagt bij vanuit eigen ervaringen. Thuiszorgorganisatie voor multi-culturele doelgroepen waar aandacht voor eigen taal, religie en cultuur in de aanpak terugkomen. Thuiszorgorganisatie en maatschappelijke onderneming, werkzaam op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Behandelt aanvragen voor de Wmo en bepaalt over toegang tot de basisvoorziening. Heeft in de praktijk te maken met beleidsregels en thuissituatie van cliënten. Belangenbehartiger van alle gemeenten en een belangrijke gesprekspartner voor andere overheden en maatschappelijke organisaties. Platform voor opinievorming en vernieuwing KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 37

266 B.1 Onderzoeksmethode Onderzoek door twee bureaus Documentenstudie Adviesbureaus KPMG Plexus en Bureau HHM hebben het onderzoek uitgevoerd. Met het onderzoek is als gezamenlijke adviesbureaus gekomen tot een expertinvulling van de normering van een schoon huis zoals door de gemeente Utrecht vastgesteld. Voor fase 3 Toetsen van de normering in de praktijk voerden beide adviesbureaus parallel aan elkaar, maar in afstemming, een onderzoek uit. KPMG Plexus richtte zich daarbij op het toetsen van de normering door observaties met onder andere tijdsmetingen van schoonmaakactiviteiten. Bureau HHM richtte zich op het toetsen van de normering van activiteiten en frequentie door bij cliënten van de gemeente Utrecht te onderzoeken in hoeverre de praktijk van huishoudelijke hulp aansluit bij die norm. KPMG Plexus en Bureau HHM hebben de resultaten van de onderzoeken naast elkaar gelegd en zijn gezamenlijk gekomen tot een duiding van de uitkomsten, bestaande uit één gemiddelde normtijd voor de benodigde ondersteuning schoon huis per jaar. Bij de start van het onderzoek hebben we relevante beleidsdocumenten opgevraagd bij de gemeente Utrecht, en breder, zoals de CIZ-norm. Deze documenten hebben we geanalyseerd op elementen die relevant waren voor de normering en de kwantitatieve invulling daarvan. Ook zijn documenten verzameld (o.a. rapportages, normeringen, berekeningen) die informatie bevatten over de benodigde tijd voor schoonmaakactiviteiten en landelijke ontwikkelingen daarin. Hierbij is onder andere bij deelnemers aan de expertgroep gevraagd naar relevante documenten (aanbieders van huishoudelijke hulp, (landelijke) schoonmaakorganisaties en Wageningen UR) KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 38

267 B.1 Onderzoeksmethode Bijeenkomst expertgroep Analysekader en rekenmodel In de eerste fase van het onderzoek is een bijeenkomst georganiseerd met de expertgroep (zie bijlage A voor de samenstelling van de expertgroep). Tijdens de bijeenkomst met de expertgroep en enkele aanvullende gesprekken is vastgesteld: Welke schoonmaakactiviteiten volgens de experts in elke woonruimte nodig zijn om aan de norm te voldoen; Een inschatting van bij hoeveel procent van de huishoudens de activiteit uitgevoerd wordt; niet iedere activiteit kan in ieder huishouden uitgevoerd worden (bijvoorbeeld het wassen van gordijnen, het dweilen van de vloer in bepaalde woonruimten en het stofzuigen van de trap); Met welke frequentie de schoonmaakactiviteiten uitgevoerd moeten worden. In de tweede fase van het onderzoek hebben we op basis van de normering van de expertgroep een analysekader uitgewerkt. Dit kader geeft inzicht in de uit te voeren schoonmaakactiviteiten, zoals aangegeven door de expertgroep en legt relaties tussen gelijksoortige activiteiten door verschillende woonruimten heen. In hoofdstuk 3 is dit uitgebreid toegelicht. Het analysekader vormde het startpunt voor de tijdsmetingen en cliëntgesprekken. Tevens is aan de hand van het analysekader een rekenmodel opgesteld. Dit model heeft op basis van de frequentie en benodigde tijd per schoonmaakactiviteit een totaal aantal uur per jaar doorgerekend. Hierbij is rekening gehouden met het percentage huishoudens waar de activiteit wordt uitgevoerd. Tevens is met de experts besproken: Of de activiteit een basisactiviteit is die met grote regelmaat uitgevoerd moet worden, of dat de activiteit incidenteel uitgevoerd moet worden; Welke factoren van invloed zijn op de benodigde schoonmaakactiviteiten, -frequentie of tijd, waaronder kenmerken van het huis, de inrichting en de samenstelling van het gezin. Deze factoren spelen geen rol in het kwantitatief bepalen van de norm, maar bieden de gemeente wel inzicht in de context van de normering KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 39

268 B.1 Onderzoeksmethode Observaties en tijdsmetingen Observaties en tijdsmetingen KPMG Plexus voerde aan de hand van observaties tijdsmetingen uit bij de uitvoering van huishoudelijke hulp. De gemeente Utrecht heeft opdracht gegeven om 120 observaties van schoonmaakbezoeken uit te voeren bij evenzoveel huishoudens. Voor de urennorm achten we 120 observaties voldoende om op totaalniveau verantwoorde uitspraken te doen. De uiteindelijk uitgevoerde 121 observaties (met tijdsmetingen van 56 schoonmaakactiviteiten) bieden voldoende waarnemingen om een goed en evenwichtig beeld te geven. Selectie van schoonmaakbezoeken Om tot betrouwbare resultaten te komen, zijn tijdsmetingen uitgevoerd in twee onderzoeksgroepen: Binnen de gemeente Utrecht; waar gewerkt wordt met de urennorm Buiten de gemeente Utrecht; in twee schaduwgemeenten die werken met resultaatsturing (Haarlem en Emmen). In de gemeente Utrecht zijn observaties uitgevoerd bij de aanbieders Tzorg Groep B.V. (Tzorg) en Stichting AxionContinu. In Haarlem zijn observaties uitgevoerd bij Tzorg Groep B.V. (Tzorg), in Emmen bij Faveo Zorg B.V. (Thalia Thuiszorg) en Dokter Schoonmaakorganisatie B.V. (Dokter Schoon). Bij het selecteren van schoonmaakbezoeken, hebben zorgaanbieders een selectie gemaakt van cliënten die hulp ontvangen in de basisvoorziening. Daaruit hebben zij een willekeurige selectie van cliënten benaderd voor deelname aan het onderzoek. Hierbij ontstond variatie in: De frequentie van schoonmaakbezoeken (wekelijks of tweewekelijks) De duur van het bezoek (variërend van 1,5 tot 3 uur); De omvang van de woning en het aantal verdiepingen; Cliënten die bovenop de basisvoorziening een eigen betaling deden voor het ontvangen van extra huishoudelijke hulp en cliënten die dat niet deden. Benadering cliënten voor deelname Na het nemen van de steekproef hebben de betrokken zorgaanbieders hun huishoudelijke hulpen en cliënten benaderd om toestemming te krijgen voor het onderzoek. Zowel hulpen als cliënten hebben een brief ontvangen met daarin een beschrijving van het doel van het onderzoek, hoe wij resultaten geanonimiseerd verwerken en de toezegging dat observaties niet gebruikt worden om persoonlijk functioneren van hulpen te beoordelen. Medewerkers van de zorgaanbieders hebben vervolgens afspraken gemaakt met cliënten en hulpen die bereid waren deel te nemen aan het onderzoek. Verschillende cliënten en hulpen hebben aangegeven niet te willen deelnemen; deze zijn dan ook uit de eerdere selectie verwijderd KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 40

269 B.1 Onderzoeksmethode Observaties en tijdsmetingen Uitvoering van de observaties en tijdsmetingen Bij het afleggen van de bezoeken hebben de onderzoekers zich gevoegd bij de schoonmaakhulpen, waarbij zij door bedrijfskleding en identificatie herkenbaar waren voor cliënten. Onderzoekers zijn alleen bij cliënten thuis geweest wanneer ook een schoonmaakhulp aanwezig was. Aan het begin van het bezoek hebben onderzoekers nogmaals het onderzoek toegelicht en toestemming gevraagd om te observeren. In enkele gevallen heeft de cliënt daarop alsnog geweigerd en is de onderzoeker weggegaan. Tijdens de observaties hebben de onderzoekers de volgende aspecten vastgelegd: Algemene gegevens: o.a. gemeente, schoonmaakfrequentie, totale geobserveerde tijd, type vloerbedekking, type raambekleding, aanwezigheid van ramen, aanwezigheid van een losse vriezer, vaatwasser, trap en eventuele huisdieren. Bestede schoonmaaktijd gemeten op activiteitenniveau en per woonruimte: bijvoorbeeld het stofzuigen van de woonkamer. De tijdsmetingen zijn gestructureerd uitgevoerd met een Activity Timer en de resultaten zijn per observatie vastgelegd in een observatietemplate in MS Excel. Overige observaties: bevindingen rondom de grootte van de woning, de inrichting van het huis en meubilair, de aanwezigheid van schoonmaakmaterialen en de intensiteit van het gebruik van ruimten. In bijlage C hebben we ter indicatie onderdelen opgenomen van het protocol dat gebruikt is bij de observaties KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 41

270 B.1 Onderzoeksmethode Interviews cliënten Bureau HHM voerde aan de hand van interviews met cliënten onderzoek uit naar de wijze waarop de huidige beschikbare ondersteuning wordt ingezet in activiteiten en frequentie. Data-analyse en selectie respondenten Allereerst voerde Bureau HHM een data-analyse uit op gegevens van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) over de werkelijke inzet van huishoudelijke hulp bij cliënten van de gemeente Utrecht. Het CAK is verantwoordelijk voor het innen van de eigen bijdrage voor de Wmo en beschikt daartoe over het daadwerkelijk aantal uren ondersteuning dat voor elke cliënt is ingezet en op welke dagen dit gebeurde. De analyse is uitgevoerd op gegevens over de eigen bijdrage van cliënten, die gebaseerd waren op werkelijk bestede uren. De analyse heeft inzicht gegeven in de mate waarin de beschikbare 78 uur daadwerkelijk is benut en in welk patroon. Uit de analyse van de CAK-data werd duidelijk dat de cliënten die één keer per week en de cliënten die één keer per twee weken huishoudelijke hulp krijgen zich ongeveer gelijk verdelen. Bij de selectie van cliënten voor de interviews hebben we hier rekening mee gehouden, zodat beide groepen evenredig vertegenwoordigd waren. Uitvoering interviews In totaal zijn 75 gesprekken gevoerd met cliënten van de gemeente Utrecht om inzicht te krijgen in hoe de beschikbare tijd voor huishoudelijke hulp is ingezet. Om tot representatieve resultaten te komen, zijn de interviews uitgevoerd conform en volgens de verhouding van de twee groepen gevonden in de CAK-data: Huishoudens met een schoonmaakfrequentie door de hulp van één keer per week; Huishoudens met een schoonmaakfrequentie door de hulp van één keer per twee weken. Bij het selecteren van cliënten, is gespecificeerd naar cliënten die hulp ontvangen in de basisvoorziening. De maatwerkvoorziening viel buiten de scope van het onderzoek. Verder is een willekeurige groep van cliënten geselecteerd. Daarbij ontstond variatie in: De schoonmaaktijd per sessie (variërend van 1,5 tot 3 uur); De samenstelling van de huishoudens; De omvang van de woning en het aantal verdiepingen; Cliënten die bovenop de basisvoorziening een eigen betaling deden voor het ontvangen van extra huishoudelijke hulp en cliënten die dat niet deden KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 42

271 B.1 Onderzoeksmethode Interviews cliënten Resultaten onderzoekslijnen samengebracht en geïntegreerde rapportage opgesteld Met de gesprekken is onder andere in kaart gebracht: Op welke wijze de beschikbare schoonmaaktijd is ingezet (hoe vaak en voor welke activiteiten); In hoeverre de activiteitenfrequentie in de uitgewerkte normering in de praktijk werd behaald door alleen de hulp en door de hulp, de cliënt, de mantelzorger en de extra ingekochte hulp gezamenlijk; Welke knelpunten eventueel ontstonden in de ondersteuning. In bijlage C geven we met enkele figuren een indicatie van de vragenlijst die gebruikt is bij de interviews. Met de resultaten van de cliëntgesprekken is een beeld gevormd van hoe de praktijk zich verhoudt tot de invulling van de schoonmaaknorm door de expertgroep. Ook is het ervaren resultaat van de huishoudelijke hulp door de cliënt in beeld gebracht. Resultaten samengebracht Tot slot zijn de resultaten van beide empirische onderzoeken en de normen uit de expertgroep samen gebracht, om de gemiddelde totale benodigde uren ondersteuning per jaar te bepalen. De benodigde uren zijn berekend per woonruimte en per categorie van schoonmaakactiviteiten. De resultaten zijn gebaseerd op de activiteiten en frequenties zoals vastgesteld door de expertgroep en de benodigde tijd zoals gebleken uit de tijdsmetingen tijdens de observaties. Reflectie op de resultaten in de expertgroep en klankbordgroep In een tweede bijeenkomst met de expertgroep zijn de (voorlopige) uitkomsten van het onderzoek aan de experts voorgelegd. De experts hebben gereflecteerd op de onderzoeksresultaten. Bijzonderheden in de uitkomsten zijn door de expertgroep verder geduid en in context geplaatst. De expertgroep had geen rol in het vaststellen van de uiteindelijke uitkomsten van het onderzoek. De definitieve rapportage is ook besproken met de klankbordgroep. De klankbordgroep is geïnformeerd over de inhoud van de rapportage en heeft gereflecteerd op de resultaten KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 43

272 B.2 Onderzoeksmethode: analyse dataset Kenmerken van de dataset observatiebezoeken Na afloop van de observatiebezoeken hebben we alle metingen gecombineerd in één bestand. Het resultaat is een dataset die bestaat uit de volgende drie onderdelen: Kenmerken van alle schoonmaakbezoeken die zijn afgelegd, zoals datum, tijd, plaats en totale tijdsduur. Kenmerken van de bezochte woningen, zoals type vloer, type gordijnen en de aanwezigheid van een trap, vaatwasser en vriezer. Tijden per geobserveerde schoonmaakactiviteit per ruimte, bijvoorbeeld de gemeten tijden voor stofzuigen in de woonkamer. Deze dataset heeft de volgende kenmerken: Kenmerk Tabel 13: kenmerken van de dataset Inhoud van de dataset Waarde Aantal geregistreerde schoonmaakbezoeken 121 Aantal gemeten schoonmaakactiviteiten Totale gemeten schoonmaaktijd (in uren) 241,2 Om de dataset te onderzoeken en ter voorbereiding van de data-analyses gericht op het beantwoorden van de onderzoeksvraag, hebben we een verkennend onderzoek gedaan naar de inhoud van de dataset. Daarbij hebben we gekeken naar de frequentieverdeling van metingen in de verschillende onderzoeksgroepen en de dekking van tijdsmetingen ten opzichte van de totale lijst met schoonmaakactiviteiten zoals opgenomen in het analysekader. Vervolgens hebben we de gemeten schoonmaaktijden statistisch onderzocht op spreiding. Frequentieverdeling over onderzoeksgroepen We hebben de observaties onderzocht op verdeling over de verschillende onderzoeksgroepen, zowel geografisch als naar frequentie van schoonmaakbezoeken. De tabel hieronder geeft inzicht in het aantal observaties per onderzoeksgroep. Tabel 14: aantal observaties per frequentie en gemeente Dekking van activiteiten Utrecht Haarlem Emmen Totaal Wekelijks Tweewekelijks 11 4 n.v.t. 15 Totaal In totaal zijn er 5 verschillende activiteiten waarvoor we geen tijd hebben kunnen meten. In alle gevallen betreft het incidentele activiteiten waarvan de expertgroep aangeeft dat deze slechts één of enkele keren per jaar zouden moeten voorkomen. Voor deze activiteiten is de tijdsnorm van experts gebruikt. Er zijn 10 schoonmaakactiviteiten die minder dan vijf maal zijn gemeten. Ook dit betreft activiteiten die incidenteel zouden moeten gebeuren. De overige activiteiten zijn vijf maal of vaker gemeten het hoogste aantal metingen is 111 (toilet schoonmaken). Een overzicht van het aantal metingen per schoonmaakactiviteit is op pagina 46 opgenomen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 44

273 B.2 Onderzoeksmethode: analyse dataset Spreiding van tijdsmetingen We hebben de gemeten tijdsbesteding per activiteit geanalyseerd op gemiddelde en mediaan en de spreiding rond het gemiddelde onderzocht aan de hand van de standaarddeviatie. Deze analyse laat zien dat de spreiding in de meeste gevallen groot is. 95% van de tijdsmetingen valt binnen twee standaarddeviaties van het gemiddelde; 78% binnen één standaarddeviatie. De spreiding van tijdsmetingen is desgewenst verder terug te dringen door meer tijdsmetingen te doen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 45

274 B.2 Onderzoeksmethode: analyse dataset De tabel op deze pagina geeft het aantal metingen weer per schoonmaakactiviteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de geobserveerde regio s (binnen de gemeente Utrecht en buiten de gemeente Utrecht). Deze waarden geven de steekproefgrootte weer op activiteitsniveau. Ruimte Basisactiviteit Binnen Utrecht Buiten Utrecht Woonkamer Stof afnemen hoog Stof afnemen midden Stof afnemen laag Opruimen Stofzuigen Dweilen Slaapkamer Stof afnemen hoog 9 9 Stof afnemen midden Stof afnemen laag Opruimen Stofzuigen Dweilen Bed verschonen Keuken Stofzuigen Dweilen Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventuele tafel Keukenapparatuur (buitenzijde) Afval opruimen Sanitair Badkamer schoonmaken Toilet schoonmaken Hal Stof afnemen hoog 4 10 Stof afnemen midden Stof afnemen laag 7 12 Stofzuigen Dweilen Tabel 15: aantal metingen per schoonmaakactiviteit Ruimte Incidentele activiteit Binnen Utrecht Buiten Utrecht Woonkamer Gordijnen wassen - - Reinigen lamellen / luxaflex - 1 Ramen binnenzijde 6 8 Deuren/deurposten nat afdoen 6 12 Meubels afnemen (droog/nat) Radiatoren afnemen 1 6 Slaapkamer Gordijnen wassen - 1 Reinigen lamellen / luxaflex 1 - Ramen binnenzijde 3 6 Deuren/deurposten nat afdoen 4 13 Radiatoren afnemen 4 8 Keuken Gordijnen wassen - - Reinigen lamellen / luxaflex - - Ramen binnenzijde 6 5 Deuren/deurposten nat afdoen 7 17 Radiatoren afnemen 1 8 Keukenkastjes (binnenzijde) 10 9 Koelkast (binnenzijde) 4 3 Oven/magnetron (binnenzijde) 6 6 Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) 1 - Afzuigkap reinigen (binnenzijde) vaatwasserbestendig - 1 Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasserbestendig 1 1 Bovenkant keukenkastjes Tegelwand (los van keukenblok) 6 4 Sanitair Radiatoren afnemen 4 7 Tegelwand badkamer afnemen Gordijnen wassen - - Ramen binnenzijde 1 4 Reinigen lamellen / luxaflex - - Hal Trap stofzuigen 6 17 Radiator afnemen - 2 Deuren/deurposten nat afdoen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 46

275 Standaardafwijking / gemiddelde B.2 Onderzoeksmethode: analyse dataset De grafiek rechts geeft, voor alle normactiviteiten, procentueel de verhouding weer tussen de standaardafwijking en de gemiddelde tijdsduur per gemeten activiteit. Deze waarde is de variantiecoëfficiënt. Te zien is dat deze bij het merendeel van de activiteiten tussen de 60% en 100% bedraagt. In de grafiek is te zien dat de spreiding van de gemiddelde tijdsduur per activiteit groot is. De tabellen op de volgende pagina geven in meer detail het gemiddelde en standaarddeviatie per activiteit weer. Kader: toelichting spreiding aan de hand van een voorbeeld 160% 140% 120% 100% 80% Standaardafwijking t.o.v. de gemiddelde tijdsduur per activiteit Bij de activiteit dweilen van de slaapkamer is de verhouding 84% (standaardafwijking = 179 sec; gemiddelde = 214 sec). Ervan uitgaande dat deze activiteit normaal verdeeld is, zal het dweilen van de slaapkamer in ongeveer 68% van de gevallen tussen 35 en 393 seconden in beslag nemen. 1 Dit betekent dat in ongeveer 32% van de slaapkamers het dweilen minder dan 35 of meer dan 393 seconden duurt. Dat bijna een derde van de waarden buiten dit relatief grote interval ligt geeft aan dat er een grote spreiding is tussen metingen. 60% 40% 20% 0% Type schoonmaakactiviteit 1 Bij een normaalverdeling ligt ongeveer 68% van de waarden binnen een afstand van één standaardafwijking van het gemiddelde. Figuur 3: weergave van de standaardafwijking als percentage van de gemiddelde gemeten tijdsduur per activiteit 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 47

276 B.2 Onderzoeksmethode: analyse dataset De tabel op deze pagina geeft per schoonmaakactiviteit een aantal kengetallen weer: het gemiddelde, de mediaan, de minimale waarde, de maximale waarde en de standaardafwijking. Ruimte Basisactiviteit Gem. Mediaan Min Max Standaardafwijking Woonkamer Stof afnemen hoog Stof afnemen midden Stof afnemen laag Opruimen Stofzuigen Dweilen Slaapkamer Stof afnemen hoog Stof afnemen midden Stof afnemen laag Opruimen Stofzuigen Dweilen Bed verschonen Keuken Stofzuigen Dweilen Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventuele tafel Keukenapparatuur (buitenzijde) Afval opruimen Sanitair Badkamer schoonmaken Toilet schoonmaken Hal Stof afnemen hoog Stof afnemen midden Stof afnemen laag Stofzuigen Dweilen Tabel 16: kengetallen per gemeten activiteit Ruimte Incidentele activiteit Gem. Mediaan Min Max Standaardafwijking Woonkamer Gordijnen wassen Reinigen lamellen / luxaflex Ramen binnenzijde Deuren/deurposten nat afdoen Meubels afnemen (droog/nat) Radiatoren afnemen Slaapkamer Gordijnen wassen Reinigen lamellen / luxaflex Ramen binnenzijde Deuren/deurposten nat afdoen Radiatoren afnemen Keuken Gordijnen wassen Reinigen lamellen / luxaflex Ramen binnenzijde Deuren/deurposten nat afdoen Radiatoren afnemen Keukenkastjes (binnenzijde) Koelkast (binnenzijde) Oven/magnetron (binnenzijde) Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - vaatwasserbestendig Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasserbestendig Bovenkant keukenkastjes Tegelwand (los van keukenblok) Sanitair Radiatoren afnemen Tegelwand badkamer afnemen Gordijnen wassen Ramen binnenzijde Reinigen lamellen / luxaflex Hal Trap stofzuigen Radiator afnemen Deuren/deurposten nat afdoen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 48

277 B.2 Onderzoeksmethode: analyse dataset De tabel op deze pagina geeft per gemeente de gemiddelde gemeten schoonmaakduur per activiteit. Per activiteit is de gemeente met de hoogste waarde blauw gearceerd en de laagste waarde geel gearceerd. Niet alle waarden zijn representatief voor de gemeenten vanwege een laag aantal metingen. Stof afnemen hoog Stof afnemen midden Stof afnemen laag Opruimen Stofzuigen Dweilen Bed verschonen Keuken Stofzuigen Dweilen Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventuele tafel Keukenapparatuur (buitenzijde) Afval opruimen Sanitair Badkamer schoonmaken Toilet schoonmaken Hal Stof afnemen hoog Stof afnemen midden Stof afnemen laag Stofzuigen Dweilen Tabel 17: gemiddeld gemeten duur per activiteit, per gemeente Gemiddelde waarde per gemeente Ruimte Basisactiviteit Utrecht Haarlem Emmen Woonkamer Stof afnemen hoog Stof afnemen midden Stof afnemen laag Opruimen Stofzuigen Dweilen Slaapkamer Gemiddelde waarde per gemeente Ruimte Incidentele activiteit Utrecht Haarlem Emmen Woonkamer Gordijnen wassen Reinigen lamellen / luxaflex Ramen binnenzijde Deuren/deurposten nat afdoen Meubels afnemen (droog/nat) Radiatoren afnemen Slaap-kamer Gordijnen wassen Reinigen lamellen / luxaflex Ramen binnenzijde Deuren/deurposten nat afdoen Radiatoren afnemen Gordijnen wassen Keuken Reinigen lamellen / luxaflex Ramen binnenzijde Deuren/deurposten nat afdoen Radiatoren afnemen Keukenkastjes (binnenzijde) Koelkast (binnenzijde) Oven/magnetron (binnenzijde) Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid) Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - vaatwasserbestendig Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasserbestendig Bovenkant keukenkastjes Tegelwand (los van keukenblok) Sanitair Radiatoren afnemen Tegelwand badkamer afnemen Gordijnen wassen Ramen binnenzijde Reinigen lamellen / luxaflex Hal Trap stofzuigen Radiator afnemen Deuren/deurposten nat afdoen KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 49

278 C. Observatieprotocol en vragenlijst Onderstaande figuren geven een beeld van het protocol dat gebruikt is bij de observaties. Algemene gegevens Bestandsnaam Gemeente Schoonmaakfrequentie Starttijd observatie Eindtijd observatie Geobserveerde tijd in seconden Ontvangt de client alleen een basisvoorziening of ook aanvullend maatwerk? Doet de klant ook een eigen betaling bovenop de basisvoorziening? Gegevens over de woning Is de vloer in de woonkamer te dweilen? Is de vloer in de slaapkamer te dweilen? Is de vloer in de keuken te dweilen? Is de vloer in de gang te dweilen? Zijn de gordijnen in de woonkamer te wassen? Zijn de gordijnen in de slaapkamer te wassen? Is een raam in de keuken aanwezig? Indien een raam aanwezig is: zijn de gordijnen in de keuken te wassen? Is in de keuken een losse tegelwand aanwezig (los van keukenblok)? Is een raam in de badkamer aanwezig? Indien een raam aanwezig is: zijn de gordijnen in de badkamer te wassen? Is in de woning een losse vriezer aanwezig? Is in de woning een vaatwasser aanwezig? Indien een vaatwasser aanwezig is: kan de binnenzijde van de afzuigkap gereinigd worden in de vaatwasser? Wordt de keuken van de klant gebruikt om in te koken? Is een trap aanwezig in de woning? Zijn huisdieren aanwezig in de woning? Resultaten tijsmeting Ruimte Schoonmaakactiviteit Geobserveerde tijdsbesteding (sec) Woonkamer Stof afnemen (hoog = trapje voor nodig) - nat of droog Woonkamer Stof afnemen (midden = niet op een trapje en niet bukken) - nat of droog Woonkamer Stof afnemen (laag = waar je voor moet bukken door de knieen) - nat of droog Woonkamer Opruimen Woonkamer Stofzuigen (inclusief meubels stofzuigen) Woonkamer Dweilen Woonkamer Gordijnen (vitrage, overgordijnen) wassen Woonkamer Reinigen lamellen / luxaflex Woonkamer Ramen binnenzijde Woonkamer Deuren/deurposten nat afdoen Woonkamer Meubels afnemen (droog/nat) Woonkamer Radiatoren afnemen Slaapkamer Stof afnemen (hoog = trapje voor nodig) - nat of droog Slaapkamer Stof afnemen (midden = niet op een trapje en niet bukken) - nat of droog Slaapkamer Stof afnemen (laag = waar je voor moet bukken door de knieen) - nat of droog Slaapkamer Opruimen 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 50

279 C. Observatieprotocol en vragenlijst Onderstaande figuren geven een beeld van de vragenlijst die gebruikt is bij de interviews met de cliënten KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 51

280 D. Afkortingen en begrippen Algemene voorziening AWBZ Basisvoorziening CAK CIZ CRvB HH Maatwerkmodule Maatwerkvoorziening Pgb VNG Wmo ZIN Bestaat uit diensten of activiteiten gericht op maatschappelijke ondersteuning die zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk zijn voor iedereen of voor nader afgebakende bevolkingsgroepen. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) De maatwerkvoorziening Schoon Huis in Utrecht voor alle cliënten die in aanmerking komen voor Huishoudelijke Hulp Centraal Administratie Kantoor, een publieke dienstverlener die in opdracht van de overheid regelingen uitvoert. Centrum indicatiestelling zorg Centrale Raad van Beroep Huishoudelijke Hulp Naast de basisvoorziening kunnen cliënten in aanmerking komen voor aanvullende inzet van de Huishoudelijke Hulp wanneer de specifieke situatie van de cliënt hier aanleiding toe geeft. Een individuele voorziening, in de Wmo 2015 aangeduid met maatwerkvoorziening, is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid, de participatie en de bescherming van burgers. Persoonsgebonden budget Vereniging van Nederlandse Gemeenten Wet maatschappelijke ondersteuning Zorg in natura 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. 52

281 Contactgegevens KPMG Plexus E info@kpmgplexus.nl T Bureau HHM E info@hhm.nl T

282 KPMG op social media KPMG app Bureau HHM 2016 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer , is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative ( KPMG International ), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. De naam KPMG en het logo zijn geregistreerde merken van KPMG International Bureau HHM Betere zorg en ondersteuning voor kwetsbare mensen. Dat is onze missie sinds Bureau HHM onderzoekt, adviseert en brengt mensen en organisaties in beweging met passie en met visie. Omdat zorg altijd beter kan.

283 3 Beleidsregels Wmo 2016 gemeente Utrecht Beleidsregels Wmo 2016 gemeente Utrecht Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUIT: Vast te stellen het volgende Beleidsregels Wmo 2016 gemeente Utrecht 1

284 1. Inhoud 2. INLEIDING ALGEMEEN AFWEGINGSKADER... 4 EIGEN MOGELIJKHEDEN... 4 FINANCIËLE MOGELIJKHEDEN... 4 VOORLIGGENDE VOORZIENINGEN... 5 ALGEMEEN GEBRUIKELIJKE VOORZIENINGEN... 5 GEBRUIKELIJKE HULP... 6 GOEDKOOPST ADEQUATE VOORZIENING... 6 LANGDURIG NOODZAKELIJK... 6 HOOFDVERBLIJF... 7 ALGEMENE VOORZIENINGEN... 7 AANVAARDBAAR NIVEAU PROCEDURE MELDING, ONDERZOEK EN AANVRAAG... 7 WIJZE VAN MELDING... 7 METHODIEK EN PROCEDURE VAN HET ONDERZOEK... 8 WIJZE VAN AANVRAAG CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING PERSOONSGEBONDEN BUDGET BIJDRAGEN VOOR HET GEBRUIK VAN VOORZIENINGEN EIGEN BIJDRAGE ALGEMENE VOORZIENING EIGEN BIJDRAGE MAATWERKVOORZIENING REGELING EIGEN BIJDRAGE MAATSCHAPPELIJKE OPVANG OMGAAN MET INCIDENTEN, CALAMITEITEN EN GEWELD WEGING MAATWERKVOORZIENINGEN

285 LEIDRAAD SCHOON EN LEEFBAAR HUIS LEIDRAAD WONEN IN EEN GESCHIKT HUIS LEIDRAAD HULPMIDDELEN LEIDRAAD VERPLAATSEN IN DE OMGEVING VAN DE WONING LEIDRAAD INDIVIDUELE ONDERSTEUNING LEIDRAAD ARBEIDSMATIGE ACTIVERING EN DAGBEGELEIDING LEIDRAAD KORTDUREND VERBLIJF LEIDRAAD MAATSCHAPPELIJKE OPVANG EN BESCHERMD WONEN SLOTBEPALINGEN OVERGANGSBEPALING CITEERTITEL

286 2. Inleiding Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de verordening Maatschappelijke ondersteuning Utrecht 2016 en gaan in op 10 oktober In de Wmo staat een zorgvuldige toegangsprocedure centraal. Het gaat er om de ondersteuningsvraag van de klant, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen en om te achterhalen wat iemand op eigen kracht, met mantelzorg of informele hulp dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren. In aanvulling hierop wordt gekeken of een algemene voorziening, zoals de ondersteuning in het buurtteam, passend is of dat (ook) een maatwerkvoorziening nodig is. Het wettelijke kader, de verordening Wmo en deze beleidsregels leggen de toegangsprocedure vast. Het resultaat van de procedure moet steeds zijn dat een passende bijdrage wordt geleverd aan zelfredzaamheid en participatie. 3. Algemeen afwegingskader Als een persoon aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele weging en de uitkomst kan daarom per persoon verschillen. Daarbij worden altijd de volgende elementen betrokken. Eigen mogelijkheden Niet iedere beperking leidt tot verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem zoals bedoeld in de Wmo. En niet elke beperking van de zelfredzaamheid of participatie vraagt om overheidsondersteuning. Door eigen oplossingen in te zetten kan in veel gevallen een levenspatroon voortgezet worden dat als aanvaardbaar gezien kan worden. Dat zou anders kunnen zijn wanneer de beperkingen leiden tot een participatieprobleem dat niet met eigen oplossingen of hulp van anderen kan worden opgelost. Om te kunnen bepalen of en welke ondersteuning nodig is, is zorgvuldig onderzoek noodzakelijk. Dat onderzoek richt zich op het geobjectiveerd vaststellen van beperkingen en het verlies van zelfredzaamheid en participatie dat hieruit voortkomt. Financiële mogelijkheden De wet staat niet toe dat slechts op basis van inkomen ondersteuning wordt verleend of geweigerd. Tegelijkertijd biedt het beschikken over financiële middelen de mogelijkheid in eigen oplossingen te voorzien. Het college mag hierop een beroep doen in het gesprek met de burger maar het mag geen reden zijn om een passende bijdrage te weigeren. Iemand met veel financiële middelen betaalt veelal ook een hoge eigen bijdrage en betaalt zodoende feitelijk mee aan de oplossing. 4

287 Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers Wanneer verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem (gedeeltelijk) kan worden opgelost door een mantelzorger of vrijwilliger, kan aanvullend daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Indien noodzakelijk wordt bij het bepalen van de meest passende ondersteuningsvorm rekening gehouden met de belangen van de mantelzorger of vrijwilliger. Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de overheid. Voorliggende voorzieningen Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens een maatwerkvoorziening wordt overwogen: Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen voorziening worden verstrekt. Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. Kinderopvang: Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend; het leren omgaan van leidsters met een kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwacht, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. Arbeidsvoorzieningen: op grond van de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Wajong en Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Alhoewel de Wet langdurige zorg (Wlz) formeel niet als een voorliggende voorziening kan worden beschouwd kan ondersteuning via de Wmo geweigerd worden als een persoon aanspraak heeft op ondersteuning op grond van de Wlz of er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de betrokkene hierop aanspraak kan maken en dit weigert te onderzoeken. Algemeen gebruikelijke voorzieningen Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria: Niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking; Verkrijgbaar in de reguliere handel; Behoort voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon. In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden van de klant toch niet algemeen gebruikelijk zijn. Het gaat dan 5

288 bijvoorbeeld om een plotseling optredende beperking waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal moeten worden vervangen. Ook wanneer de klant een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten als gevolg van de beperking onder de van toepassing zijnde bijstandsnorm dreigt te komen, kan een algemeen gebruikelijke voorziening toch voor vergoeding in aanmerking komen. Gebruikelijke hulp Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die normaal wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Ondersteuning door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd: In kortdurende situaties (maximaal 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn. In langdurige situaties; - bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek arts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes, etc.); - hulp bij overnemen van alle taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, etc.; - het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met klant; - ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Goedkoopst adequate voorziening Indien een voorziening moet worden ingezet, wordt gekeken naar de inzet van algemene voorzieningen. Zijn deze niet aanwezig of bieden ze geen of onvoldoende oplossing, dan kan (aanvullend daarop) een maatwerkvoorziening worden ingezet. Het college mag hierbij rekening houden met het belang om een algemene voorziening in stand te houden. Bij een maatwerkvoorziening wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien belanghebbende een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van belanghebbende. Langdurig noodzakelijk Bij het bepalen van de meest passende goedkoopst adequate voorziening, wordt rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik. Bij kortdurend of incidenteel gebruik, kan een groter beroep op eigen mogelijkheden of de inzet van voorliggende of algemene voorzieningen worden gedaan. Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met de feitelijke aanwezigheid van eigen mogelijkheden, voorliggende of algemene voorzieningen. 6

289 Hoofdverblijf Een algemene of maatwerkvoorziening wordt verstrekt door de gemeente waarin belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft. Behalve de woning van belanghebbende komen in principe geen andere panden in aanmerking voor aanpassingen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit voor een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie noodzakelijk is in een individuele situatie. In dat geval wordt een bezoekbaar niveau als voldoende beoordeeld. Daarmee wordt bedoeld, het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet. Algemene voorzieningen Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig toegankelijk. In de stad is een gevarieerd aanbod aan voorzieningen aanwezig. Met de activiteiten of ondersteuning die via deze algemene voorzieningen wordt geboden kan een individuele klant (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. In deze gevallen is het niet noodzakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten of kan volstaan worden met een aanvulling op de algemene voorziening. Er zal altijd op individueel niveau onderzocht worden of belanghebbende met de algemene voorziening voldoende resultaat kan behalen. Aanvaardbaar niveau Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang de situatie van betrokkene voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben. Aanvaardbaar wil aan de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De compensatie beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak, of betekent niet per definitie dat hij alle hobby s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende. 4. Procedure melding, onderzoek en aanvraag Wijze van melding Een melding in de zin van artikel van de verordening kan worden gedaan op de volgende wijzen: Mondeling bij het buurtteam in de buurt waar de klant woont of gaat wonen; Digitaal via een daarvoor beschikbaar gestelde website of een webformulier; Telefonisch bij het buurtteam in de buurt waar de klant woont of gaat wonen, bij het stedelijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen; Schriftelijk via een daarvoor beschikbaar gesteld meldingsformulier bij het buurtteam in de buurt waar de aanvrager woont of gaat wonen, bij het stedelijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. 7

290 De melding kan worden afgehandeld door middel van informatie, advies of eigen oplossing van de klant. Als geen oplossing voorhanden is, start de procedure van onderzoek waarin een ondersteuningsplan wordt gemaakt. De klant heeft dan de mogelijkheid om binnen 7 werkdagen een persoonlijk plan in te dienen, zoals in de wet bedoeld. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag vindt deze procedure plaats bij het buurtteam, het stedelijk Wmo-loket of bij de regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. De klant wordt hierover geïnformeerd. De vorm van het ondersteuningsplan dat wordt gebruikt door het buurtteam, het stedelijk Wmo-loket of de regionale toegang kan verschillen. Gekozen wordt voor de meest passende vorm in relatie tot de aard van de ondersteuningsvragen. Indien de klant dit wenst, kan hij/zij zich bij het doen of afhandelen van de melding laten ondersteunen door iemand uit zijn eigen netwerk of een onafhankelijke derde. Het college wijst betrokkene tijdens de melding op de mogelijkheid een beroep te doen op de onafhankelijke cliëntondersteuning en waar die verkregen kan worden. Methodiek en procedure van het onderzoek Om de juiste ondersteuning te kunnen bieden vindt in nauwe dialoog met de klant een onderzoek plaats. Het gaat om vraagverheldering, het bepalen van doelen en het bespreken van mogelijke oplossingen. Indien de klant een persoonlijk plan heeft ingediend wordt dit plan betrokken bij het onderzoek. De resultaten worden vastgelegd in een verslag of ondersteuningsplan en wordt ondertekend door klant en medewerker. Indien de klant niet wenst te ondertekenen wordt de reden voor deze weigering genoteerd in het ondersteuningsplan. Klant ontvangt altijd een exemplaar van het verslag of ondersteuningsplan. Tijdens dit proces is cliëntondersteuning geborgd. Deze expertise is ruim aanwezig in de buurtteams. Indien nodig kunnen klanten in aanvulling hierop een beroep doen op een cliëntondersteuner via U Centraal. De klant wordt over deze mogelijkheid geïnformeerd tijdens de meldingsfase. Het buurtteam werkt aan de hand van de volgende methodiek en procedure Het buurtteam levert een integrale aanpak bij meervoudige problematiek: één huishouden, één hulpverlener/regisseur, één plan van aanpak. Het buurtteam werkt outreachend en zoekt klanten actief op. De ondersteuning door het buurtteam is snel en toegankelijk; het buurtteam kent geen wachtlijst. Het buurtteam maakt maximaal gebruik van de 'eigen kracht' van de klant en diens sociale netwerk. Als het eigen netwerk te weinig mogelijkheden biedt, wordt er gezocht naar mogelijkheden in het georganiseerde informele netwerk en indien nodig aangevuld professionele vormen van ondersteuning, waaronder algemene voorzieningen. - De buurtteamwerker stelt samen met de klant een ondersteuningsplan op in één of meer gesprekken. Hierbij wordt indien van toepassing de zelfredzaamheidsmatrix gehanteerd. Dit plan zet op een rijtje wat de problemen zijn maar brengt ook in kaart welke mogelijkheden de klant en zijn omgeving hebben om tot oplossingen te komen. Het te behalen resultaat en acties worden in het plan vastgelegd. Het plan is 'dynamisch' en wordt, wanneer nodig, 8

291 geactualiseerd. Het ondersteuningsplan wordt ondertekend door klant en buurtteammedewerker. - Als de klant niet tevreden is over de voorstellen in het ondersteuningsplan, is er de mogelijkheid van second opinion en/of mediation om zo tot een bevredigende oplossing te komen. - Als een maatwerkvoorziening nodig is, wordt een voorstel hiervoor opgenomen in het ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan staat tevens een indicatieve omvang (in uren of dagdelen) en duur van de ondersteuning. Gerichte verwijzing naar een aanbieder van aanvullende zorg vindt plaats in overleg met de klant. Het ondersteuningsplan is tevens de aanvraag voor de maatwerkvoorziening. - De toekenning van de maatwerkvoorziening staat in een besluit. Hierin staat: Doel en resultaat van de ondersteuning Maatwerkvoorziening en type ondersteuning De aanbieder die de ondersteuning levert In geval van een pgb: duur en omvang van de ondersteuning Het stedelijk Wmo-loket werkt aan de hand van de volgende methodiek en procedure Uitgangspunt is dat met de klant die op zoek is naar ondersteuning altijd een gesprek wordt gevoerd. Als het om een vraag gaat over hulp bij het huishouden, woningaanpassing, hulpmiddelen of vervoer, vindt het gesprek plaats met het stedelijk Wmoloket. Als er vragen zijn op meerdere levensdomeinen, brengt het stedelijk loket de betreffende persoon in contact met het buurtteam. Informatieve vragen worden afgehandeld door de medewerkers informatie en advies. De uitkomst van het gesprek met de klant wordt beschreven in een verslag. In de onderbouwing en/of het besluit staat tevens het programma van eisen (o.a. bij een hulpmiddel) dan wel omvang in uren of dagdelen (bij een vorm van ondersteuning). Indien nodig kan specialistisch (medisch) advies aangevraagd worden. Dit advies wordt altijd betrokken bij het te nemen besluit. Verwijzing vindt plaats naar een gecontracteerde aanbieder. De klant kan aangeven naar welke aanbieder de voorkeur uitgaat indien meerder aanbieders gecontracteerd zijn. Indien er sprake is van een pgb kiest de klant zelf de aanbieder. De regionale toegang voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen De regionale toegang is er voor personen die een beroep doen op beschermd wonen of maatschappelijke opvang onder de Wmo. Betrokkene doet, meestal met ondersteuning van een toeleider, een melding. Een toeleider kan bijvoorbeeld zijn: buurtteammedewerker, huisarts, het daklozenteam, hulpverleners uit de ggzzorg, forensische zorg of GIA-opvang (geweld in afhankelijkheidsrelaties), mantelzorger of jeugdzorg. Betrokkene levert een gemotiveerde aanvraag voor beschermd wonen of opvang in. Hierin wordt aangegeven waarom met lichtere vormen van zorg onvoldoende resultaat behaald wordt. Verder wordt ingegaan op: gedragscomponenten, noodzaak tot structuur, veiligheid, diagnose en de 9

292 mogelijkheden voor participatie en activering. Daarbij wordt de zelfredzaamheidsmatrix als een van de instrumenten gebruikt. Onderdeel van deze aanvraag is het opstellen van een ondersteuningsplan. Dit ondersteuningsplan wordt samen met de toeleider en/of de adviseurs van de regionale toegang opgesteld in overleg met de potentiele aanbieder. In het ondersteuningsplan wordt aangegeven wat de ondersteuningsvraag is en worden afspraken gemaakt over de aanpak en de resultaten Tevens wordt de voorkeurszorgaanbieder aangegeven. Het ondersteuningsplan wordt ondertekend door de klant en de toeleider of de adviseur van de regionale toegang. Via de regionale toegang vindt weging en toetsing van de aanvraag, het ondersteuningsplan en de voorgestelde plaatsing plaats. Relevante onderdelen bij de weging en toetsing zijn: Is er sprake van voorliggende zorg/ondersteuningsvormen: lichtere of ambulante vormen van Wmo-ondersteuning. Of kan gebruik gemaakt worden van ondersteuning via de Wlz of Zvw; Is er sprake van gegronde reden om in de regio beschermd wonen of maatschappelijke opvang aan te vragen: sociale binding, economische binding, specifieke zorgvraag of overige (bijvoorbeeld veiligheid); Is het formulier/verslag volledig ingevuld. Complexe casussen (of bij wachtlijstproblematiek bij de voorkeursaanbieder) worden besproken in de veldtafel, onder voorzitterschap van de gemeente. Deelnemers aan de veldtafel zijn professionals werkzaam bij de buurt- of wijkteams, ggz-instellingen en instellingen voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen. In de veldtafel vindt overleg en consultatie plaats. De voorzitter neemt het definitieve besluit De aanbieder waar betrokkene geplaatst wordt dient vanaf het moment van plaatsing zorg te leveren en is verantwoordelijk voor het regelen van eventuele overbruggingszorg als er een wachtlijs is. Binding Naast de drie bovengenoemde vormen van toegang (buurtteam, stedelijk Wmo-loket en regionale toegang opvang en beschermd wonen) onderzoekt de bindingscommissie maatschappelijke opvang of nachtopvang en crisisopvang in Utrecht gewenst is. Wijze van aanvraag Een aanvraag in de zin van artikel van de verordening kan worden gedaan na afronding van het onderzoek (zoals beschreven paragraaf 3.2). De aanvraag wordt afgehandeld op de plek (Wmo-loket, buurtteam of regionale toegang) waar het onderzoek is uitgevoerd. Indien er geen verslag of ondersteuningsplan is en betrokkene wil toch een aanvraag indienen kan de aanvraag worden ingediend door middel van een daarvoor beschikbaar gesteld (digitaal) aanvraagformulier. Een dergelijke aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer het aanvraagformulier voorzien van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door belanghebbende 10

293 (of gemachtigde) bij de gemeente of een daartoe gemandateerde partij is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is ingediend, geldt als aanvraagdatum. 5. Criteria voor een maatwerkvoorziening Een maatwerkvoorziening wordt geboden in aanvulling op eigen kracht, de inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers en de inzet van algemene voorzieningen zoals de ondersteuning vanuit het buurtteam. De noodzaak tot het bieden van een maatwerkvoorziening wordt samen met de klant onderzocht en vastgelegd in het ondersteuningsplan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zelfredzaamheidsmatrix, dan wel de ICF-classificatie, dan wel enige andere voor het betreffende participatieprobleem relevante methodiek. Professionals van buurtteam, stedelijk Wmo-loket en de regionale toegang wegen allereerst op basis van de algemene criteria of een ondersteuning via een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Om tot de juiste beoordeling te komen, kunnen zij daarnaast afwegingen specifiek voor bepaalde ondersteuningsvormen hanteren. Deze zijn beschikbaar in de vorm van een leidraad. Daarnaast maken medewerkers gebruik van professionele consultatie en winnen ze advies in van experts indien noodzakelijk. De aard, omvang, duur en eventuele andere specificaties van een maatwerkvoorziening worden daar waar nodig vastgesteld in overleg met aanbieders van aanvullende zorg en met professionals met expertise op het gebied van beperkingen en ziektebeelden van de klantgroep. Hierbij valt te denken aan expertise op het gebied van psychiatrische stoornissen, zintuiglijke beperkingen, niet aangeboren hersenletsel, dementie en gedragsproblemen. In de leidraden meer informatie over maatwerkvoorzieningen en het afwegingskader dat daarbij gehanteerd wordt. 5. Persoonsgebonden budget Een pgb draagt bij aan de mogelijkheden van de klant om regie te voeren over het eigen leven en kan een oplossing zijn bij ondersteuningsvormen die niet of onvoldoende geleverd worden door een instelling. Voor het aanvragen van een pgb geldt de volgende procedure Indien de noodzaak voor maatwerkondersteuning vast is gesteld kan de klant de keuze maken deze ondersteuning te verzilveren via een pgb. Klanten worden in het buurtteam, bij het stedelijk Wmo-loket en bij de regionale toegang hierover geïnformeerd. De omvang van de ondersteuning (en daarmee de hoogte van het pgb) wordt gebaseerd op de duur en omvang van de maatwerkvoorziening indien deze in natura zou zijn verstrekt. De klant dient een plan in waarin staat hoe het pgb ingezet gaat worden en hoe de zorg bijdraagt aan de doelen die geformuleerd zijn in het onderzoek. Het college stelt hiervoor een helder en in eenvoudige taal gesteld format beschikbaar waarmee de klant zijn pgb-plan kan indienen. 11

294 In de wet is vastgelegd dat het college de wijze waarop het pgb wordt ingezet moet beoordelen. Deze beoordeling dient te omvatten: - of betrokkene in staat is tot waardering van zijn eigen belangen; - of betrokkene kan motiveren waarom hij/zij een pgb wenst; - of de met het pgb ingekochte diensten en goederen van voldoende kwaliteit zijn en passen bij het resultaat dat behaald moet worden met de ondersteuning; - of de diensten en goederen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. Leidend bij de beoordeling is de aard en omvang van de ondersteuning en de te behalen resultaten, zoals deze noodzakelijk worden geacht op het moment dat duidelijk is dat een klant aangewezen is op een maatwerkvoorziening. Om de kwaliteit te kunnen wegen bij de inzet van het pgb via een persoon uit het sociaal netwerk, weegt het college of dit tot gelijkwaardig of beter resultaat leidt in vergelijking met de inzet van een professional. Het college voert de beoordeling uit op basis van het plan dat de klant indient over de inzet van het pgb. De uitkomst van de weging kan van persoon tot persoon verschillen, het is altijd een individuele weging. Waarbij het in essentie draait om de vraag of geborgd is dat het budget ten goede komt aan de gewenst ondersteuning en aan de kwetsbare persoon die ondersteuning nodig heeft. Toestemming voor verzilvering van de ondersteuning in de vorm van een pgb kan pas gegeven worden als het pgbplan is goedgekeurd. Regie kunnen voeren is een belangrijke voorwaarde voor het succesvol inzetten van een pgb. In die gevallen waar de klant dit niet zelf kan heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat de klant een beheerder of vertegenwoordiger aanwijst. Omdat een dergelijke vertegenwoordiger alle verantwoordelijkheden overneemt die verbonden zijn aan een pgb, is opgenomen dat bemiddelingsbureaus het mede door Per Saldo opgestelde keurmerk moeten dragen. Dit keurmerk wordt beheerd door het Keurmerkinstituut. Indien iemand uit het netwerk van de klant het budget beheert, zal de budgethouder moeten aantonen dat hij/zij hiervoor bekwaam is. De beheerder van het budget kan niet de zorgverlener zijn omdat de beheerder ook verantwoordelijk is voor het borgen van de kwaliteit van de zorg. En dus een onafhankelijke positie moet kunnen innemen ten opzichte van de zorgverlener. Het pgb-budget moet volledig ten goede komen aan de ondersteuning zelf en niet mag wegvloeien naar bemiddelingskosten en administratiekosten. Dit beperkt de mogelijkheid om via de kwetsbare pgb-houder een deel van het budget weg te sluizen. Dit legt tevens de verantwoordelijkheid voor het beheren en besteden van het pgb waar deze moet liggen, bij de budgethouder of zijn wettelijke vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger of beheerder van het pgb is niet alleen verantwoordelijk voor de besteding van het budget, maar voor alle taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb. Daarmee is de vertegenwoordiger of beheerder tevens verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geboden ondersteuning. 12

295 Borgen van de kwaliteit van de ondersteuning is ook de reden dat een hulpverlener (professioneel en informeel) die via een pgb ingehuurd wordt nooit meer dan 48 uur ondersteuning per week mag leveren. Ondersteuners die structureel meer uren beschikbaar moeten zijn raken overbelast. Dat geldt ook voor informele ondersteuners. Daarmee komt de kwaliteit en de veiligheid van de ondersteuning in het geding maar ook de gezondheid van de ondersteuner. Bij de beoordeling van de vraag of de hulpverlener structureel meer dan 48 uur per week beschikbaar moet zijn, wordt ook betrokken de ondersteuning die deze hulpverlener aan andere personen moet leveren. Bijvoorbeeld een familielid dat aan meerdere gezinsleden via een pgb ondersteuning biedt en daardoor meer dan 48 uur beschikbaar moet zijn. Vakantie Onder voorwaarden en na expliciete toestemming van de gemeente is het mogelijk het pgb in te zetten tijdens een vakantie buiten de gemeente. Voorwaarde is dat de geïndiceerde ondersteuning noodzakelijk is om tijdens de vakantie te kunnen functioneren. Denk hierbij aan ondersteuning bij het maken van een transfer van de rolstoel naar het bed in het vakantieverblijf. Het pgb mag niet worden ingezet voor het (deels) financieren van de vakantie. Een pgb dat naar zijn aard bedoeld is om in te zetten in en rond de woning van betrokkene kan niet tijdens een vakantie worden ingezet. Bijvoorbeeld het pgb voor hulp bij het huishouden richt zich specifiek op het voeren van een huishouden in de gemeente Utrecht. Indien betrokkene het pgb nodig heeft om tijdens de vakantie te kunnen functioneren is de maximale vakantietermijn 13 weken per toekenningsperiode van 12 maanden. Echter hiervan mag maximaal 6 weken aaneen gesloten worden opgenomen. Deze termijn is bepaald om te kunnen aansluiten op de lengte van de zomervakantie van basisscholen. Indien het pgb voor een kortere periode wordt toegekend, wordt het aantal van 13 weken naar rato berekend. Conform de eisen van het rijk kan de klant het pgb verzilveren via het trekkingsrecht. Alleen eenmalige pgb s zijn hier (voorlopig) van vrijgesteld. Het rijk heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aangewezen als de uitvoerder van dit trekkingsrecht. De gemeente stort het budget op de rekening van het SVB. De klant stuurt een zorgovereenkomst op naar het SVB waarin aangegeven is van welke persoon hij/zij diensten gaat afnemen. Deze dienstverlener kan vervolgens facturen indienen bij de SVB. Meer informatie over dit proces zijn te vinden op de website van de SVB ( 6. Bijdragen voor het gebruik van voorzieningen Eigen bijdrage algemene voorziening Voor algemene voorzieningen zoals de ondersteuning door het buurtteam, sociale prestatie (vrijwilligerswerk) en dagondersteuning geldt geen eigen bijdrage. Voor maaltijdvoorziening kan een bijdrage gevraagd worden. Voor de ondersteuning in het kader van de Huishoudelijke Hulp Toeslag (HHT) wordt altijd een bijdrage gevraagd, dat ligt besloten in de HHT zelf. 13

296 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening Voor alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van rolstoelen en hulpmiddelen voor kinderen, is een eigen bijdrage verschuldigd. Deze wordt berekend conform de voorwaarden van het (ministeriele) Besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit betekent dat per periode van 4 weken een bijdrage is verschuldigd. De hoogte hiervan is afhankelijk van de leefsituatie en de draagkracht. Zoals eerder aangegeven is een eigen bijdrage niet van toepassing wanneer de maatwerkvoorziening is bestemd voor een minderjarige. Een uitzondering hierop is de woningaanpassing. Deze wordt feitelijk verleend aan de ouder(s) van de minderjarige. Daarom zijn de ouders een eigen bijdrage verschuldigd. Dit is ook van toepassing indien de ouders gescheiden leven of het kind niet bij de ouders verblijft. Het college heeft de mogelijkheid om de kostprijs van de eigen bijdrage lager vast te stellen dan de werkelijke kosten. Hiervan is gebruikt gemaakt bij de maatwerkvoorziening die toegekend wordt onder de titel van thuisbegeleiding en arbeidsmatige activering. Regeling eigen bijdrage maatschappelijke opvang Tot en met 2016 zijn klanten die ambulante begeleiding ontvangen vanuit de maatschappelijke opvang geen eigen bijdrage verschuldigd voor de ondersteuning die ze krijgen. De eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang kent een afwijkende regeling. Deze is beschreven in de beleidsregel eigen bijdrage maatschappelijke opvang. 7. Omgaan met incidenten, calamiteiten en geweld De wijze waarop omgegaan wordt met incidenten, calamiteiten en geweld wordt beschreven in een opschalingsmodel zorg en veiligheid. Dit model geldt zowel voor jeugd als voor de Wmo. Er is een toezichthoudende ambtenaar aangesteld binnen de gemeentelijke organisatie. 8. Weging maatwerkvoorzieningen Leidraad schoon en leefbaar huis Algemene afwegingen Hulp bij het voeren van een huishouden wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen op dit leefgebied kunnen voorkomen of oplossen. Activiteiten die door de klant zelf kunnen worden uitgevoerd behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door klant wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo 14

297 mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning. Uit deze eigen verantwoordelijkheid vloeit ook voort dat, in het algemeen, het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Dit zijn keuzes waarop betrokkenen zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kan maken. Dit geldt ook voor het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend. Was men al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen of de ondersteuning door de gebruikelijk aanwezige schoonmaak niet meer toereikend is. Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder ondersteuning bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeenheid (huisgenoten) voor elkaar omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee een persoon op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er tot de leefeenheid huisgenoten behoren die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid. Veel personen zijn bereid mantelzorg te verlenen. Deze vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeentelijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger. Indien eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de gemeente ondersteuning bieden. Voordat hiervan sprake kan zijn, wordt bekeken of een algemene voorziening een (gedeeltelijke) oplossing kan bieden. Het gaat hierbij om initiatieven die algemeen of voor brede doelgroepen toegankelijk zijn. Het gaat zowel om particuliere als gesubsidieerde initiatieven. Voorwaarde is dat een dergelijke voorziening feitelijk toegankelijk is. Hiermee wordt bedoeld dat de voorziening redelijkerwijs door de klant kan worden bekostigd en er daadwerkelijk geschikte hulp geleverd kan worden onder redelijke voorwaarden. Het resultaat van de ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks 15

298 schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. Indien belanghebbende regie kan voeren over het eigen leven, mag van hem/haar worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en keuzes worden gemaakt. Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Als sprake is van gebruikelijke hulp biedt de gemeente geen ondersteuning. Onderzocht wordt of betrokkene op eigen kracht of met hulp van zijn netwerk het gewenste resultaat kan bereiken. Er wordt ook gekeken of er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Een voorbeeld hiervan is een glazenwassersbedrijf dat de buitenkant van de ramen kan lappen, een was- en strijkservice waarvan verwacht kan worden dat deze redelijkerwijs ingezet kan worden, de BoodschappenPlusBus en een maaltijdservice. Pas wanneer de gebruikelijke hulp, de eigen mogelijkheden en algemene voorzieningen niet of onvoldoende van toepassing zijn, zal onderzocht worden in welke mate het gemeentelijk aanbod in ondersteuning kan voorzien. Gemeentelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden neemt de verantwoordelijkheid van de klant niet over, maar helpt de klant om het resultaat te behalen. Het resultaat dat behaald dient te worden is een schoon en leefbaar huis. Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend. De maatwerkvoorziening HbH bestaat uit basisuren die, als dat noodzakelijk is, aangevuld worden met extra uren op maat. Basisuren t.b.v. een schoon huis Zoals hierboven aangegeven bestaat de maatwerkvoorziening HbH uit basisuren gericht op het realiseren van een schoon huis en aanvullende uren die individueel en op maat toegekend kunnen worden als dit noodzakelijk is om het vastgestelde resultaat te behalen. De basisuren worden altijd toegekend als betrokkene recht heeft op ondersteuning bij het huishouden. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon. De basisuren HbH richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Via de basisuren krijgt de klant de beschikking over 105 uren ondersteuning per jaar, die naar eigen inzicht ingezet kunnen worden voor het realiseren van het resultaat schoon huis. De klant kan deze uren verzilveren bij een aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten voor het leveren van hulp bij het huishouden. De klant stemt zelf met de door hem/haar gekozen hulp/aanbieder af voor welke taken en met welke frequentie dit wordt ingevuld. Het aantal uren dat verstrekt wordt via de basisuren én het niveau van schoon dat hiermee behaald kan worden is gebaseerd op het objectieve en onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juli 2016). 16

299 Aanvullende uren op maat Wanneer als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen klanten onvoldoende ondersteund worden door de basisuren bij het realiseren van een schoon huis of als er een ander noodzakelijk resultaat behaald moet worden, kunnen er aanvullende uren ingezet worden. Via een zorgvuldig, individueel onderzoek wordt bepaald of betrokkene aanvullende uren nodig heeft. In dit onderzoek wordt gekeken of via de eigen mogelijkheden, de algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van de basisuren voor een schoon huis voldoende oplossing wordt geboden. De grootte van het huis(houden) is, in het algemeen, geen aanleiding om aanvullende uren toe te kennen. Ook de aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden e.d.) zijn geen aanleiding voor het toekennen van aanvullende uren. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort, in de eerste plaats, tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. We onderscheiden twee vormen van aanvullende uren: 1. Aanvullende enkelvoudige ondersteuning 2. Aanvullende complexe ondersteuning De volgende resultaten vallen onder Aanvullende enkelvoudige ondersteuning A. Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren Deze aanvullende uren kunnen ingezet worden als betrokkene vanwege geobjectiveerde medische/fysieke belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met het slim inzetten van de basisuren die beschikbaar zijn voor het realiseren van een schoon huis, maar inhoudelijk geen ander resultaat behaald moet worden. Aanleiding voor de inzet van deze aanvullende uren kan zijn de ernstige fysieke beperkingen waardoor betrokkene geen mogelijkheden heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten of medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is, of medische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is. De grootte van het huis of de aanwezigheid van dieren is, in het algemeen, geen reden voor inzet van deze module. Daarnaast kan de aanwezigheid van kinderen onder de 13 jaar leiden tot een snellere vervuiling van het huis. Deze extra vervuiling dient door de ouders in redelijkheid tot het noodzakelijke beperkt te worden, maar kan aanleiding zijn aanvullende uren op maat toe te kennen. Voor het hanteren van de leeftijdsgrens van 13 jaar is aansluiting gezocht bij het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit 2006, pagina 10. Door middel van een zorgvuldig onderzoek wordt bekeken of de medische/fysieke beperking van de klant leidt tot de noodzaak voor het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of een intensievere ondersteuning bij het schoonmaken. Ook wordt bekeken of er andere noodzakelijke factoren zijn die buiten de beïnvloedingsfeer van de aanvragen liggen en meegewogen moeten worden. Er wordt eerst onderzocht of klant via de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk en de eigen kracht in combinatie 17

300 met de basisuren in staat is (een deel van) het noodzakelijke hoger niveau van hygiëne of schoonmaken te realiseren. B. Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften Onder maaltijdverzorging wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten, warme maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijd wordt bereid en klaargezet en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet. Afwegingskader Tijdens het gesprek met betrokkene worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Is er een huisgenoot aanwezig die in staat is de maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Dan hoeft de gemeente op grond van gebruikelijke hulp geen ondersteuning te bieden. Kan betrokkene op eigen kracht of met hulp van de mensen om hem heen een maaltijd verzorgen? Is bijvoorbeeld een kind of e e n van de buren in staat een maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Ook wordt er in het onderzoek gekeken of voorliggende voorzieningen zoals kant en klaar maaltijden van de supermarkt, mee-eten bij een verzorgingshuis, maaltijdbezorging aan huis etc. oplossingen bieden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Indien een persoon niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving maaltijden te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leiden, kan ondersteuning door de gemeente worden bezien. C. Beschikken over schoon linnen- en beddengoed en schone kleding Ondersteuning ten behoeve van dit resultaat wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van het linnen- en/of beddengoed en kleding. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schoon linnen- en beddengoed en/of over schone kleding. De verzorging van de was zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Verwacht mag worden dat de persoon beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort het realiseren van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de klant. Daarnaast wordt van de klant verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. Van betrokkene wordt tevens verwacht dat hij/zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om het ontstaan van extra zware was te beperken. Bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten. De klant dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van de door de aanbieders hiertoe ingerichte diensten. Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Er wordt binnen dit resultaatgebied gekeken naar wat de persoon zelf nog kan en in welke mate het sociaal netwerk ondersteuning kan bieden. Daarbij kan gedacht worden aan de vraag of de persoon met behulp van de mensen om hem heen kan zorgen voor schone en draagbare kleding. Is er bijvoorbeeld een familielid of zijn buren bereid de was wekelijks te doen? Zijn er algemene of voorliggende 18

301 voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Als er bijvoorbeeld een was- en strijkdienst beschikbaar is waarmee de persoon het gewenste resultaat kan behalen hoeft de gemeente hierin niet te ondersteunen. Als sprake is van een gezonde huisgenoot valt dit resultaat vrijwel altijd onder de reikwijdte van gebruikelijke zorg en biedt het college geen ondersteuning. Als het noodzakelijke resultaat desondanks niet wordt behaald kan het nodig zijn op maat aanvullende uren te verstrekken. Omvang, vorm en normering aanvullende uren (enkelvoudig) De vaststelling van het noodzakelijk aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis. De klant krijgt de indicatie verstrekt in uren op jaarbasis, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel normering huishoudelijke taken (bijlage1). Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat de ondersteuning via de goedkoopste en meest efficiënte wijze vorm krijgt. De klant dient met de aanbieder van zijn keuze alle mogelijkheden te bespreken en de uren op de meest effectieve manier in te zetten. De aanbieder en de klant bepalen samen hoe binnen de bovengenoemde kaders de concrete ondersteuning vorm krijgt. Een hoger gekwalificeerde hulp is met inzet van deze module niet noodzakelijk. De volgende resultaten vallen onder Aanvullende complexe ondersteuning D. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van 3 maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat. Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen 19

302 leiden? Of kan de klant op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen? E. Organiseren van huishoudelijke taken Ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer betrokkene niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp, aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij betrokkene Ook kan ondersteuning bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoonhouden van het huis, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de klant verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de klant te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de klant. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de klant zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorgeven aan de gemeente). Omvang, vorm en normering aanvullende uren (complex) De resultaten uit deze module krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten (voor alle toegekende uren ondersteuning bij het huishouden). Indien nodig in combinatie met een extra aantal uur ondersteuning voor het organiseren van het huishouden. De vaststelling van het noodzakelijke aantal uren vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. De uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren voor Schoon huis. De klant krijgt de indicatie verstrekt in uren op jaarbasis, of bij een tijdelijke toekenning het aantal uren naar rato. Voor het individueel vaststellen van de benodigde uren wordt gebruik gemaakt van de tabel normering huishoudelijke taken (bijlage1). Deze is gebaseerd op het Protocol voor huishoudelijke hulp van het CIZ uit Deze tabel geldt als richtlijn. De aard van de ondersteuning, frequentie en intensiteit wordt afgestemd op het minimaal te behalen noodzakelijke resultaat. Hierbij is het uitgangspunt dat via de goedkoopste en meest efficiënte wijze de ondersteuning vorm krijgt. Definitie schoon huis en richtlijn normering aanvullende uren Definitie schoon huis Een schoon huis betekent dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang. Het huis dient zodanig 20

303 schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden wordt gerealiseerd. De taken die leiden tot een schoon en leefbaar huis, conform bovenstaande definitie is door experts vastgesteld en beschreven in het onafhankelijke en objectieve onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM, juli Ten behoeve van het realiseren van een schoon huis worden 105 uur per jaar beschikbaar gesteld in de vorm van basisuren. Via het onafhankelijke en objectieve onderzoek is vastgesteld dat met dit aantal uren het resultaat schoon huis behaald kan worden. A. Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren enkelvoudige ondersteuning Resultaat Taken Norm per jaar Het gaat niet om een limitatieve lijst De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumulatie aan uren. Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren Extra lichte taken en zware taken uitvoeren of extra bewassing van linnen- en beddengoed bij: Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar - medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ ernstige klachten t.g.v. COPD problematiek; - hogere vervuilingsgraad door gebruik noodzakelijke hulpmiddelen; - bedlegerige patiënten; - extra bewassing of schoonmaak i.v.m. incontinentie, overmatige transpiratie, speekselverlies, 21

304 spugen; - extra schoonmaak i.v.m. ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen. Het klaarzetten van primaire levensbehoeften Broodmaaltijd bereiden en klaarzetten; Koffie/thee zetten; Uitgaande van 30 minuten per dag, 5 dagen in de week is de richttijd 130 uur per jaar Warme maaltijd opwarmen Beschikken over schone kleding Kleding wassen en centrifugeren in wasmachine; Deze drogen in droogmachine of ophangen; Vouwen en opbergen; Indien noodzakelijk strijken Op basis van 30 minuten per week bij een eenpersoonshuishouding, is de richttijd 26 uur per jaar Op basis van 45 minuten per week bij een meerpersoonshuishouden is de richttijd 39 uur per jaar B. Richtlijn individuele weging extra uren aanvullende uren enkelvoudige ondersteuning Resultaat Taken Norm Het gaat om een niet limitatieve lijst De aanwezigheid van meerdere aandoeningen leidt niet (automatisch) tot een cumulatie aan uren. Deze norm is een richtlijn, de afweging wordt individueel gemaakt Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar Helpen/ondersteunen bij de persoonlijke verzorging van de kinderen (bijv. tandenpoetsen, Richttijd tot maximaal 40 uur per week 22

305 aan/uit kleden, wassen, luier verschonen) Hulp bij eten en/of drinken bij baby s en kinderen; (Indicatie kan maximaal afgegeven worden voor 3 maanden) Broodmaaltijd bereiden/warme maaltijd opwarmen/flesje melk bereiden voor baby. (Samen met klant) organiseren van huishoudelijke taken Opslaan en beheer levensmiddelen; Organisatie huishoudelijke activiteiten; Op basis van 30 minuten per week is de richttijd 26 uur per jaar Helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden; Signalerende, aansturende en regie taken. Leidraad wonen in een geschikt huis Het beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt in beginsel ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijke woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelen te nemen behorend bij de levensfase en te verwachten beperkingen. Een woningaanpassing of ondersteuning bij het vinden van een geschikte woning wordt in het kader van de Wmo daarom in beginsel alleen wordt verleend indien het ontstaan van beperkingen, verminderde zelfredzaamheid en participatieproblemen het gevolg zijn van onvoorziene en onverwachte omstandigheden, gelegen buiten eigen toedoen. Aard en omvang van de woningaanpassing Bij het bepalen van de aard en omvang van de te verstrekken woningaanpassing gelden de volgende uitgangspunten: Het niveau sociale woningbouw geldt als bovengrens van de geboden oplossing. Dit betekent dat wordt gekozen voor een sobere doch doelmatige oplossing; 23

306 Het op de woning van toepassing zijnde bouwbesluit wordt als uitgangspunt genomen voor wat betreft het uitrustingsniveau dat verwacht mag worden. Alleen zaken die dat uitrustingsniveau te boven gaan, kunnen als maatwerkvoorziening worden aangeboden; Aanpassingen aan de eisen van de tijd komen voor eigen rekening van de bewoner dan wel de eigenaar van de woning; Afschrijving van bestaande woonelementen kan worden meegewogen bij het bepalen van de (financiële) omvang van de maatwerkvoorziening; Bij toekenning van de woningaanpassing kunnen afspraken worden gemaakt over (gedeeltelijke) terugbetaling van de woningaanpassing bij verkoop van de woning. Deze afspraken worden vastgelegd in de beschikking. Verhuizing op advies van de gemeente Indien verhuizen een oplossing is, kan dit worden verlangd zolang dit werkelijk kan plaatsvinden binnen een medisch verantwoorde termijn. Een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten wordt alleen geboden indien de verhuizing onverwacht en onvoorzien is en niet past binnen een gangbare wooncarrière. De hoogte van de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is vastgelegd in het financieel besluit Wmo. Leidraad hulpmiddelen Een rolstoel wordt verstrekt indien er een langdurige noodzaak is voor zittend verplaatsen. Bij de vaststelling van de specificaties wordt binnen de mogelijkheden van de goedkoopst adequate oplossing rekening gehouden met de behoefte van betrokkene en eventueel met betrokken mantelzorgers en vrijwilligers. Sportvoorziening Ook een sportvoorziening kan bijdragen aan de participatie van betrokkene. Uitgangspunt hierbij is dat men in principe zelf verantwoordelijk is voor de aanschaf van zaken die nodig zijn bij sportbeoefening. Wanneer vanwege de beperking extra kosten worden gemaakt, kan een pgb worden verstrekt. Het pgb voor sportvoorzieningen is gemaximeerd en wordt maximaal eens in de 3 jaar verstrekt voor de aanschaf, het onderhoud en reparatie. Omdat het te behalen resultaat op maatschappelijke participatie is gericht, wordt het pgb alleen verstrekt voor sporten in verenigd verband. Het kan daarbij gaan om sporten in verenigingsverband, maar ook om sporten in georganiseerd en structureel verband lijkend 24

307 op een vereniging, zoals een trainingsgroep onder leiding van een professional. Sportvoorzieningen voor gezamenlijk of collectief gebruik komen niet voor individuele compensatie in aanmerking. Leidraad verplaatsen in de omgeving van de woning Het zich kunnen verplaatsen is van belang bij zelfstandige maatschappelijke participatie. De bijdrage van de gemeente beperkt zich tot het verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Het gaat om lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Hier kan van worden afgeweken indien het van essentieel belang is voor de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van betrokkene en er geen andere oplossingen beschikbaar zijn. Algemene voorzieningen of een collectief vervoerssysteem gaat voor op een maatwerkvoorziening. Bij de vaststelling van het meest geschikte vervoermiddel wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en vervoersbehoefte van de klant. Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Immers ook een persoon zonder beperkingen moet voor vervoer kosten maken. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al een auto en is gewend daarmee in de vervoersbehoefte te voorzien) is er geen noodzaak tot het bieden van een oplossing. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Ook algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen een oplossing zijn zoals een fiets met trapondersteuning, een bakfiets en dergelijke. Voor sociaal recreatief vervoer geldt het primaat van het aanvullend collectief openbaar vervoer (regiotaxi Utrecht). Alleen wanneer is vastgesteld dat deze voorziening om medische of sociale redenen ongeschikt is, kan van dit primaat worden afgeweken. Er kan geen pgb worden geboden ter vervanging van het aanvullend collectief openbaar vervoer. Het is mogelijk om het gebruik van regiotaxi Utrecht te maximeren tot een maximaal aantal zones per periode. Leidraad individuele ondersteuning Het betreft hier om ondersteuning via een maatwerkvoorziening gericht op het bevorderen of behoud van de zelfredzaamheid en participatie en tot voorkoming van opname of verwaarlozing van de klant. De ondersteuning wordt individueel aangeboden. In alle gevallen dient er sprake te zijn van matige of ernstige beperkingen op de volgende terreinen: Zelfredzaamheid Er is sprake van matige beperkingen als het zelfstandig nemen van besluiten niet vanzelfsprekend is, betrokkene hulp nodig heeft bij het regelen van dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur, niet goed begrijpt wat anderen zeggen en zich zelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. 25

308 Er is sprake van zware beperkingen als taken moeten worden overgenomen en het uitvoeren van eenvoudige taken moeilijk gaat. Betrokkene niet in staat is zelfstandig problemen op te lossen en/of besluit te nemen. Moeite heeft met communiceren en afhankelijk is van regie van anderen voor de dagelijkse handelingen. Gedragsproblemen Er is sprake van matige beperkingen als er bijsturing en soms gedeeltelijke overname van taken vereist is door een professional omdat de situatie anders verslechtert. Er is sprake van zware beperkingen als er ernstige problemen zijn waardoor de veiligheid van betrokkene en/of zijn omgeving in gevaar zijn en er continu professionele bijsturing nodig is. Psychisch functioneren Er is sprake van matige beperkingen als er regelmatig hulp nodig is vanwege concentratieproblemen en informatieverwerking. Er is sprake van zware beperkingen als volledige overname van de taken door een professional nodig is vanwege ernstige problemen met concentratie, denken, geheugen en waarneming van de omgeving. Oriëntatie en geheugen Er is sprake van matige beperkingen als er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. De situatie zal verslechteren zonder begeleiding. Er is sprake van zware beperkingen als er ernstige problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, als de klant gedesoriënteerd is, taken moeten worden overgenomen en er ondersteuning nodig is bij de dagstructuur. Afwegingskader Betrokkene is afhankelijk van intensieve en/of specialistische begeleiding ter ondersteuning van het dagelijks functioneren als gevolg van belemmeringen op de hierboven genoemde terreinen (zelfredzaamheid als gevolg van gedragsproblemen, psychisch functioneren en/of oriëntatie en geheugen). Bij het onderzoek of individuele ondersteuning noodzakelijk is worden de volgende elementen betrokken: Betrokkene kan geen aanspraak maken op ondersteuning via de Wlz; Betrokkene heeft een lage score op de zelfredzaamheidsmatrix op de levensgebieden waarvoor ondersteuning wordt gevraagd; Er is nauwelijks perspectief op inzet vanuit eigen kracht en/of het netwerk van betrokkene. Er is sprake van zware en/of chronische problematiek op meerdere levensgebieden waarvoor intensieve begeleiding nodig is en/of; Het gaat om (complexe) problematiek die specifieke expertise vraagt (bijvoorbeeld bij psychiatrische stoornissen, niet aangeboren hersenletsel, verslaving, gedragsproblemen, dementie, zintuiglijke beperkingen) en/of; De situatie van betrokken is zeer instabiel; 26

309 Er is sprake van inzet van dwang en drang, de veiligheid is in het geding is en/of er is sprake is van een crisissituatie. De voorziening individuele ondersteuning kan in het algemeen nooit meer bedragen dan de ondersteuning die via beschermd wonen wordt geboden. Als de omvang in uren en kosten uitkomst boven hetgeen via beschermd wonen verstrekt wordt, dient onderzocht te worden of betrokkene aanspraak kan maken op beschermd wonen. Er zijn ook situaties waarin de ondersteuningsvraag van betrokkene zich meer richt op ondersteuning bij praktische taken. Dit geldt voor situaties waar structureel begeleiding in het voeren van het huishouden nodig is en waar weinig aan eigen kracht gewerkt kan worden. En waarbij het ontbreken van ondersteuning leidt tot maatschappelijke overlast en/of kosten. Tot de problemen waarmee deze groep kampt, behoren ernstige vervuiling, gezinsproblematiek, alcoholverslaving, schulden, woonoverlast, contacten met politie, een huis vol dieren, enzovoort. In deze situaties wordt het volgende afwegingskader gehanteerd: Er is geen perspectief op zelfstandigheid; Er zijn geen mogelijkheden om het eigen netwerk te benutten of de eigen kracht nog te vergroten; Er is (nagenoeg) geen ontwikkelperspectief op zelfstandigheid; Cliënten zijn zorgmijdend en veroorzaken maatschappelijke overlast; Het bieden van ondersteuning vraagt specifieke vaardigheden die het mogelijk maken om ondanks de zorgmijding vertrouwen te winnen en achter de voordeur te komen; De begeleiding en gespreksvoering dient een praktisch en uitvoerend karakter te hebben. Er bestaat een noodzaak om de huishoudelijke taken samen uit te voeren, waarbij de begeleider vooral coach on the job is. Er worden geen huishoudelijke taken overgenomen, daarmee onderscheidt deze voorzienig zich van de voorziening schoon huis. In aansluiting op bovenstaand afwegingskader worden twee vormen van individuele begeleiding onderscheiden: 1. Ambulante individuele ondersteuning 2. Thuisbegeleiding Het resultaat van de ambulante individuele ondersteuning is het bereiken en behouden van een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en/of participatie, waarbij de cliënt één-op-één wordt ondersteund door een begeleider. Het resultaat kan ook zijn dat het buurtteam de ondersteuning (weer) overneemt, als het niveau van zelfredzaamheid dit mogelijk maakt. Het resultaat van thuisbegeleiding is individuele, praktische begeleiding in de thuissituatie bij het voeren van de huishouding. Hierdoor ontstaat bij betrokkenen weer overzicht over de huishoudelijke taken. De begeleiding neemt geen taken over. Het gaat om het samen uitvoeren van taken die van belang zijn om een huishouden te voeren en waarbij de begeleider vooral coach on the job is. 27

310 Leidraad arbeidsmatige activering en dagbegeleiding Arbeidsmatige activering kan noodzakelijk zijn indien betrokkene vanwege structurele beperkingen aangewezen is op ondersteuning bij het invullen van de dag. Dagbegeleiding kan noodzakelijk als het bieden van een dagstructuur buiten de thuissituatie geboden moet worden. Afwegingskader arbeidsmatige activering Ondersteuning bij een arbeidsmatige invulling wordt geboden indien betrokkene vanwege beperkingen niet in staat is om te functioneren in vormen van reguliere arbeid of vrijwilligerswerk. Hierbij wordt altijd eerst gekeken wat het individuele perspectief is op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk. Onder reguliere arbeid wordt ook verstaan alle vormen van ondersteuning die via de Participatiewet worden geboden 28

311 Daarbij wordt in elk geval afgewogen in hoeverre betrokkene een begeleide en gestructureerde omgeving nodig heeft om werkzaamheden uit te voeren. Elementen die bij deze weging worden betrokken zijn: Er is een lage score op maatschappelijke participatie en dagbesteding via de zelfredzaamheidsmatrix; Betrokkene is onvoldoende in staat om eigen dagstructuur te organiseren; Betrokkene heeft een gering lerend vermogen; Betrokkene is niet in staat zelfstandig te functioneren in reguliere arbeid, arrangementen onder de Participatiewet of vrijwilligerswerk; Betrokken is niet of nauwelijks in staat om afspraken na te kunnen komen, al dan niet met hulp van het sociale netwerk. Deze vorm van ondersteuning wordt geboden aan personen met fysieke en/of cognitieve, psychische, verstandelijke beperkingen, verslaving, gedragsproblematiek of een combinatie hiervan. Deze beperkingen moeten tot gevolg hebben dat andere vormen van activering structureel onmogelijk zijn omdat er sprake is van beperkt lerend vermogen. Deze voorziening heeft de vorm van het oefenen en uitvoeren van handelingen, vaardigheden en het structuren van de dag. Arbeidsmatige activering is een groepsgerichte activiteit, waarin deelnemers met elkaar een productie of dienst leveren. Het resultaat dat behaald moet worden met arbeidsmatige activering is het realiseren van het maximale niveau waarop de persoon arbeidsmatige prestaties kan leveren. Het gaat hierbij om vormen van onbetaald werk. Afhankelijk van de individuele vermogens kan het gaan om activiteiten die liggen tussen (begeleid) werk en vrijwilligerswerk. De toegang tot arbeidsmatige activering wordt verzorgd door een medewerker van het buurtteam. Buurtteammedewerker maakt met klant en aanbieder afspraken over evaluatiemomenten. Tijdens deze evaluaties wordt bepaald of de doelen bereikt worden, of de overstap naar een algemene voorziening mogelijk is en/of er een andere vorm van maatwerk nodig is (bijvoorbeeld een andere module arbeidsmatige activering). De voorziening arbeidsmatige activering wordt toegekend in de vorm van modules. De volgende modules zijn beschikbaar: Module 1 Onderzoeken en ontwikkelen stabiele werksetting Deze module kan toegekend worden als er sprake is van psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek en/of een lichtverstandelijke beperking waarbij de situatie van betrokkene niet stabiel is. En waarbij de verwachting is dat door de begeleidende structuur van de arbeidsmatige activering, in combinatie met de ondersteunende structuur via vrijwilligerswerk de zelfredzaamheid van de deelnemer vergroot kan worden. De omvang van deze module bedraagt 2 dagdelen arbeidsmatige activering. Deze module wordt voor maximaal 1 jaar toegekend. Aan het einde van die periode wordt onderzocht welke ondersteuning vervolgens noodzakelijk is. Afhankelijk van het gerealiseerde resultaat met 29

312 betrekking tot de zelfredzaamheid van de persoon en de stabiliteit van zijn/haar leefsituatie kan de ondersteuning voortgezet worden in de vorm van vrijwilligerswerk of via een arrangement in het kader van de Participatiewet. Indien verslechtering optreedt in de mate waarin de deelnemer zelf structuur kan geven aan het dagelijks leven of wanneer tijdens de looptijd van module 1 geen verbetering is opgetreden kan ondersteuning aangeboden worden via module 2 of module 3. Het resultaat dat behaald kan worden met module 1 is: Dagelijks deelnemen aan activiteiten in een arbeidsmatige omgeving waarin de persoon zich veilig voelt en kan ontwikkelen; Het vergroten van de vaardigheden om de eigen dagstructuur zelfstandig vorm te geven;. Er ontstaat zicht op de eigen mogelijkheden voor betaalde of onbetaalde beroepen en de motivatie om deze te verwerven. Na afloop van deze module kan betrokkene zonder begeleiding werkzaamheden via vrijwilligerswerk (sociale prestatie) uit voeren of betrokkene kan doorstromen naar module 2. Module 2 Een stabiele werksetting met ondersteuning in het sociaal netwerk Deze module kan toegekend worden aan personen met psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek en/of een lichtverstandelijke beperking waarbij een redelijke mate van stabiliteit is ontstaan en die niet in staat zijn tot een eigen daginvulling of dagstructuur. Vaak speelt verslaving en gedragsproblematiek een rol in het dagelijkse leven van deze deelnemers. Zonder ondersteuning naast de begeleide, arbeidsmatige werkzaamheden is er risico op sociaal isolement. In aansluiting op regulier werk, waar deeltijdwerk gebruikelijk is, wordt de omvang van deze module gesteld op maximaal 4 dagdelen. Deze module kan voor maximaal 2 jaar toegekend worden. Het resultaat dat behaald kan worden met module 2 is: Betrokkene kan deelnemen aan een veilige en duurzame ontmoetingsplek binnen de algemene voorziening sociale prestatie; Betrokkene heeft met één of meerdere andere personen duurzaam sociaal contact; Betrokkene werkt dagelijks in arbeidsmatige omgeving waarin hij/zij zich veilig voelt en zich zelf kan ontwikkelen; Betrokkene ontwikkelt vakgerichte competenties; Betrokkene ontwikkelt relevante werknemersvaardigheden; Betrokkene kan productie leveren binnen eigen mogelijkheden. Module 3a en 3b Een stabiele werksetting Deze module is gericht op stabiele en/of personen zonder ontwikkelingsperspectief. In het algemeen is de woon- en zorgsituatie van de deelnemers in deze module stabiel. Door een langdurige werkervaring kunnen er competenties en vaardigheden ontstaan, waardoor deelnemers binnen een begeleidende werkstructuur een mate van zelfstandig werken ontwikkelen. Deelname aan vrijwilligerswerk is ook voor deze groep gewenst, maar geen onderdeel van de module. 30

313 De omvang van deze module bestaat uit minimaal 3 en maximaal 10 dagdelen. De toewijzing is voor maximaal 3 jaar. Het resultaat dat behaald kan worden met module 3 Betrokkene is in staat te functioneren in een dagelijkse werkstructuur waarin hij/zij zich veilig voelt en zich zelf kan ontwikkelen; Betrokkene ontwikkelt passende vakgerichte competenties; Betrokkene levert arbeidsmatige prestaties passend binnen eigen mogelijkheden. Dagbegeleiding De voorziening dagbegeleiding richt zich eveneens op ondersteuning bij het realiseren van een zinvolle bezigheid, maar dan niet in een werksetting. Centraal bij deze voorziening staat het handhaven van vaardigheden en het ontlasten van mantelzorgers. Het betreft een structurele tijdsbesteding met een goed omschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken. Dagactiviteiten vinden plaats in groepsverband en zijn gericht op het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid. Het gaat hier vooral om ouderen en mensen met niet aangeboren hersenletsel die ernstig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid en (nagenoeg) niet meer in staat zijn om hun eigen dagstructuur vorm te geven. Afwegingskader Om te bepalen of er noodzaak bestaat voor ondersteuning in de vorm van dagbegeleiding wordt in elk geval afgewogen wat de aanleiding is dat betrokkene niet in staat is om zijn of haar eigen dagstructuur vorm te geven. Daarbij wordt onderzocht in hoeverre betrokkene een begeleide en gestructureerde omgeving nodig heeft als gevolg van ernstige beperkingen in de zelfredzaamheid (cognitief en/of fysiek). Afgewogen wordt of de algemene voorziening dagondersteuning tot voldoende resultaat kan leiden. Ook wordt onderzocht of er recht bestaat of kan bestaan op permanent toezicht/24-uurszorg in de nabijheid op grond van de Wlz. Als dat niet tot een oplossing leidt kan aanspraak bestaan op de voorziening dagbegeleiding. Elementen die bij de weging worden betrokken zijn: Betrokkene scoort laag op het leefgebied dagbesteding via de zelfredzaamheidsmatrix; Betrokkene heeft geen mogelijkheden om, samen met anderen, een productie of dienst te leveren; Betrokkene is onvoldoende in staat om de eigen dagstructuur vorm te geven; Betrokkene heeft geen of een te beperkt eigen netwerk; Er dreigt overbelasting van de mantelzorger of de mantelzorger is niet in staat om gedurende de volledige week de beperkingen in de zelfredzaamheid op te vangen; Betrokkene bevindt zich in sociaal isolement of dreigt hierin te raken; Betrokkene is niet meer in staat te functioneren binnen de dagondersteuning. Indien betrokkene ook sociaal medische hulpverlening krijgt, vindt overleg met deze hulpverlener(s) plaats. De informatie van bijvoorbeeld huisarts, wijkverpleegkundige, thuiszorg, geriater en/of dementieconsulent, wordt betrokken bij de afweging. 31

314 Het resultaat dat met de voorziening dagbegeleiding behaald kan worden is het structureel deelnemen aan groepsactiviteiten op vaste tijden. Deze activiteiten vinden plaats onder professionele regie. De activiteiten zelf sluiten aan bij de belangstelling van betrokkenen en gaan uit van zijn of haar actieve betrokkenheid. Deze activiteiten dragen op individueel niveau bij aan het: bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid; voorkomen van sociaal isolement; het gevoel van eigenwaarde, gezondheid, welbevinden en kwaliteit van leven. De voorziening dagbegeleiding wordt toegekend in de vorm van vier dagdelen per week. Op basis van de zorgbehoefte en/of de mate van overbelasting van de mantelzorger kan de aanbieder van dagbesteding (tijdelijk) meer dagdelen per week aanbieden. Vervoer naar groepsgerichte vormen van ondersteuning Wanneer betrokkene in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van mantelzorg of vrijwilliger) de arbeidsmatige activering of dagbegeleiding kan bereiken dan is dat voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is kan vervoer een onderdeel zijn van de maatwerkvoorziening. Hierbij geldt dat wordt gekozen voor de dichtstbijzijnde geschikte locatie en de goedkoopst adequate vorm van vervoer. De cliënt kan ook gebruik maken van de regiotaxi indien betrokkene aan de criteria hiervoor voldoet mits de aanbieder van arbeidsmatige activering of dagbegeleiding hiermee akkoord is. In dergelijke gevallen is er geen noodzaak om vervoer toe te kennen als onderdeel van de voorziening arbeidsmatige activering of dagbegeleiding. Leidraad kortdurend verblijf Ondersteuning via de voorziening kortdurend verblijf in een instelling is een vorm van respijtzorg en richt zich op ontlasting van de taak van mantelzorgers. Kortdurend verblijf kan ingezet worden bij (dreigende) overbelasting van de mantelzorger als andere (lichtere) vormen van respijtzorg onvoldoende ondersteuning bieden. Een lichtere vorm van respijtzorg is bijvoorbeeld de inzet van vrijwilligers die de mantelzorger tijdelijk (alle) zorgtaken uit handen nemen of de voorziening dagbegeleiding. Onder kortdurend verblijf wordt verstaan: verblijf van de persoon voor wie de mantelzorger verantwoordelijkheid draagt, in een instelling voor een korte periode. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een weekendverblijf, maar ook door meerdere kortere periodes samen te voegen zodat de mantelzorger op vakantie kan gaan. Afwegingskader 32

315 Kortdurend verblijf kan noodzakelijk zijn als mantelzorger de volledige ondersteuning biedt aan een persoon die permanent toezicht nodig heeft. De belangrijkste afweging is of er sprake is van dreigende of al aanwezige overbelasting van de mantelzorger. Het gaat in de praktijk bijna altijd om intensieve mantelzorg, waarbij de zorgvrager veel verzorging, begeleiding en/of toezicht nodig heeft, gedurende de hele dag. Bij deze afweging worden de volgende elementen betrokken: De persoon voor wie de mantelzorger de verantwoordelijkheid draagt komt niet in aanmerking voor een Wlz-indicatie; De mantelzorger kan geen beroep kan doen op een vorm van respijtzorg op grond van zijn/haar aanvullende zorgverzekering; Ontlasting van de persoon die gebruikelijke hulp of mantelzorg aan de zorgvrager levert is noodzakelijk. Elke andere reden dan ontlasting van de mantelzorger is niet relevant; bijvoorbeeld de noodzaak voor medische behandeling of herstel van de cliënt. In dat geval is het een zaak van huisarts en zorgverzekeraar, via de regeling kortdurend eerstelijns-verblijf; Zijn andere vormen van ontlasting van de mantelzorger mogelijk? Kortdurend verblijf in een instelling is pas aan de orde als andere vormen van overname van de zorgtaken van de mantelzorger niet toereikend zijn. Duidelijk moet zijn dat dit niet te realiseren valt of onvoldoende is om overbelasting te voorkomen; De persoon voor wie de mantelzorger de verantwoordelijkheid draagt is aangewezen op zorg die gepaard gaat met toezicht op regelmatige en onregelmatige momenten. Omvang Omdat kortdurend verblijf gericht is op het ontlasten van de mantelzorger wordt deze toegekend voor maximaal 36 etmalen per jaar. De vorm is een maandelijks verblijf van drie etmalen in een instelling. De cliënt en mantelzorger mogen dit, bijvoorbeeld in verband met vakantie van de mantelzorger, ook op een andere manier indelen, bijvoorbeeld 2 weken aaneengesloten. Tegelijkertijd gaat hier om het bieden van maatwerk. Daarbij is de leidende vraag is: wat is nodig zodat de mantelzorger de ondersteuning vol kan houden? Dat betekent dat in uitzonderlijke gevallen ook afgeweken kan worden van de toekenning van maximaal 36 etmalen. De periode waarvoor de toekenning geldt is variabel en mede afhankelijk van de ontwikkeling van de ondersteuningsvraag van de cliënt en zijn/haar mantelzorger. Betrokkene is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Daarbij dient in de eerste plaats gebruik te worden gemaakt van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. Wanneer betrokkene beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij/zij doorgaans in het bezit zijn van een pasje voor de regiotaxi of een taxikostenvergoeding krijgen, waarmee hij/zij zich naar de instelling kan vervoeren. Pas als deze vormen van vervoer niet tot voldoende oplossing leiden kan ook (aanvullend) vervoer worden toegekend. 33

316 Leidraad maatschappelijke opvang en beschermd wonen Ondersteuning in de vorm van beschermd wonen of maatschappelijke opvang kan noodzakelijk zijn als betrokkene als gevolg van structurele belemmeringen niet in staat is zelfstandig te wonen. En waarbij vastgesteld is dat niet in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien door de inzet van lichtere vormen van ondersteuning via de Wmo of door een beroep te doen op voorziening via de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Afwegingskader maatschappelijke opvang De maatschappelijke opvang is bedoeld voor mensen die: rechtmatig in Nederland verblijven en zo nodig aanspraak kunnen maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen; binding hebben met de regio Utrecht en; 34

317 behoren tot de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Dat wil zeggen iemand die de thuissituatie noodgedwongen heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Hardheidsclausule: bij acute noodsituaties kan de gemeente besluiten af te wijken van bovengenoemde criteria. Voor het bepalen van de regiobinding handelt de gemeente Utrecht volgens vaste richtlijnen gebaseerd op de handreiking Landelijke toegang maatschappelijke opvang van de VNG (dec 2014). De voorzieningen opvang en beschermd wonen kenen verschillende vormen en lopen van lichtere vormen van ondersteuning naar zware ondersteuningsvormen. Er wordt naar gestreefd om met de lichtste vorm van ondersteuning het noodzakelijke resultaat te behalen. Onderdak met lichte begeleiding Indien onderdak met lichte begeleiding toegekend wordt kan betrokkene gedurende maximaal een jaar wonen in een (groeps)woning van een instelling. Deze vorm van opvang is bedoeld voor personen van 18 jaar en ouder, die dak- of thuisloos waren, of hun huis hebben moeten verlaten als gevolg van geweld in huiselijke kring. Betrokkene ervaart belemmeringen op meerdere leefgebieden, maar is wel in staat zelf regie te voeren over de diverse leefgebieden. Het resultaat dat behaald kan worden via de voorziening onderdak met lichte begeleiding is verhuizing naar een eigen woning binnen een jaar. Indien nodig kan beroep gedaan worden op de begeleiding van een buurtteam. Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op onderdak met lichte begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken: Betrokkene is 18 jaar of ouder; Betrokkene is dak- of thuisloos, of heeft het huis moeten verlaten als gevolg van geweld in huiselijke kring; Betrokkene heeft problemen op meerdere leefgebieden maar is wel in staat zelf regie te voeren over de diverse leefgebieden. Ambulante gespecialiseerde begeleiding Ambulante gespecialiseerde begeleiding voorziet in ondersteuning op geplande momenten. Bijvoorbeeld budgetbegeleiding, hulp bij de administratie, dagstructurering, het op orde brengen van de woning etc. Zo nodig kunnen cliënten verblijven in een instellingswoning. Ambulante gespecialiseerde begeleiding is bedoeld voor personen met meervoudige complexe problematiek die eerder een zwaardere vorm van begeleiding kregen. Betrokkene dient in staat te zijn met begeleiding van derden en praktische ondersteuning zelf regie te voeren over zijn/haar leven. 35

318 Overname van regie over één of enkele leefgebieden kan soms tijdelijk nodig zijn. Echter 24-uurs toezicht is niet noodzakelijk. Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de ambulante gespecialiseerde begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken: Betrokkene heeft te maken met complexe problematiek op meerdere leefgebieden; Betrokkene heeft eerder een zwaardere vorm van begeleiding gekregen; Betrokkene is in staat met begeleiding en praktische ondersteuning zelf regie te voeren over zijn leven; Overname van regie over één of enkele leefgebieden kan soms tijdelijk nodig zijn; 24-uurs toezicht is niet noodzakelijk. Het resultaat dat behaald kan worden met de voorziening ambulante gespecialiseerde begeleiding is dat betrokkene weer zelfstandig gaat wonen. Indien nodig kan beroep gedaan worden op de begeleiding van een buurtteam. Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding Intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding komt inhoudelijk overeen met ambulante gespecialiseerde begeleiding met als verschil dat de begeleiding intensiever is en ook op ongeplande momenten plaatsvindt. Deze voorziening richt zich daarom op personen met een zwaardere problematiek. De begeleiding is soms meermalen per dag noodzakelijk. De begeleiding is gericht op budgetbegeleiding, hulp bij de administratie, dagstructuur, het op orde brengen en houden van de woning maar ook zijn crisisbeheersing en gedragsregulering onderdeel hiervan. Intensieve afstemming met behandelaars (en soms ook bemoeizorg) is nodig. 24-uurs beschikbaarheid (op afroep) is nodig. Deze voorziening richt zich op personen met soms forse (gedrags)problematiek en/of beperkt leervermogen waardoor gevaar voor maatschappelijke teloorgang of overlast dreigt. De ernst hiervan kan even groot of zelfs groter zijn dan bij personen die in een 24-uursvoorziening verblijven. In die gevallen dient er vastgesteld te zijn dat betrokkene ongeschikt is om in een groep te functioneren waardoor intensive begeleiding in een zelfstandige woonsetting noodzakelijk is. De voorziening richt zich op personen die soms voor langere tijd aangewezen zijn op intensieve begeleiding. Maar ook op personen die tijdelijke aangewezen zijn op intensieve begeleiding. Daarvan kan sprake zijn als betrokkene uit een 24-uurs setting komt en de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding noodzakelijk is om de overgang naar zelfstandig wonen te bevorderen. Het resultaat dat behaald kan worden met intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding is dat betrokkene na enige tijd regie over zijn/haar leven kan voeren met ondersteuning via de lichtere voorziening ambulante gespecialiseerde begeleiding. Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de intensieve ambulante gespecialiseerde begeleiding worden in elk geval de volgende elementen betrokken: 36

319 Betrokkene heeft te maken met complexe problematiek op meerdere leefgebieden; Betrokkene is niet in staat om over alle relevante leefgebieden zelf de regie te voeren; Betrokkene is aangewezen op 24-uurs beschikbaarheid van begeleiders. Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening Gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening houdt in dat de cliënt verblijft in een accommodatie waar 24 uur per dag toezicht is. De persoon die in deze voorziening verblijft, krijgt op basis van een ondersteuningsplan passende begeleiding. Hierin zijn -zo nodig- dagbesteding en schuldhulpverlening inbegrepen. Begeleiding vindt plaats op geplande en ongeplande momenten. De voorziening gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening richt zich op personen die nog niet in staat zijn met begeleiding zelfstandig te wonen wegens gevaar voor te grote achteruitgang als gevolg van psychiatrie of verslaving. Daarnaast kunnen somatische klachten een rol spelen. In alle gevallen gaat het om personen die behoefte hebben aan een gestructureerde woonomgeving met 24- uurs toezicht, aan begeleiding in zijn/haar nabijheid en aan ondersteuning in praktische zaken. Overname van regie over leefgebieden kan nodig zijn. Maar de psychiatrische of verslavingsproblematiek is niet zo groot, dat dit langdurig nodig zal zijn. De persoon heeft voldoende leervermogen om te mogen verwachten dat doorstroom naar ambulante begeleiding na verloop van tijd mogelijk is. Het resultaat dat met deze voorziening behaald kan worden is dat betrokkene na afloop van de individueel te bepalen termijn, in staat is zelfstandig te wonen met (intensieve) ambulante gespecialiseerde begeleiding. Voor een enkeling kan een langdurig verblijf in deze vorm noodzakelijk blijven. Bij de afweging of betrokkene aangewezen is op de gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening worden in elk geval de volgende elementen betrokken: Betrokkene is (nog) niet in staat met begeleiding zelfstandig te wonen wegens gevaar voor te grote achteruitgang als gevolg van psychiatrie of verslaving. Daarnaast kunnen somatische klachten een rol spelen; Betrokkene heeft behoefte aan een gestructureerde woonomgeving met 24-uurs toezicht, aan begeleiding in zijn/haar nabijheid en aan ondersteuning in praktische zaken; Overname van regie over leefgebieden kan nodig zijn. Maar de psychiatrische of verslavingsproblematiek is niet zo groot, dat dit langdurig nodig zal zijn; Betrokkene heeft voldoende leervermogen om te mogen verwachten dat doorstroom naar ambulante begeleiding na verloop van tijd mogelijk is. Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening biedt verblijft in een accommodatie met 24-uurs beschikbaarheid van toezicht ter voorkoming van verwaarlozing, maatschappelijke overlast of gevaar voor de persoon zelf of anderen. De begeleiding varieert sterk per persoon en kan onder andere intensieve gedragsregulering omvatten. Intensieve afstemming met de behandelaar is veelal noodzakelijk. 37

320 Intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24-uurs voorziening richt zich op personen met (ernstige) psychiatrische problemen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en die zijn aangewezen zijn op intensieve begeleiding en -zo nodig- bemoeizorg. Hun woonomgeving moet structuur, veiligheid en bescherming bieden. Het resultaat dat behaald kan worden met deze voorziening is dat de kwaliteit van leven voor betrokkene zo goed mogelijk is en overlast en gevaar voor anderen wordt voorkomen. Het leervermogen van de persoon aan wie deze voorziening toegekend wordt kan zo beperkt zijn, dat langdurig verblijf in deze woonvorm onvermijdelijk is. Bij de afweging of betrokkenen aangewezen is op intensieve gespecialiseerde begeleiding in een 24- uurs voorziening, worden de volgende elementen betrokken: Psychiatrische en/of verslavingsproblematiek staan op de voorgrond waardoor een gestructureerde woonomgeving met aanwezigheid van begeleiding een belangrijke voorwaarde is voor effectieve behandeling; Betrokkene heeft op vrijwel alle leefgebieden ondersteuning nodig; Betrokkene is aangewezen op begeleiding op zowel geplande als ongeplande momenten; Maatregelen zijn nodig om de kans op gevaar en geweld (onder meer vanwege gebrekkige oordeelsvorming en onvermogen om op tijd hulp in te roepen) te beperken; Betrokkene is aangewezen op een omgeving die afwijkend gedrag kan hanteren en reguleren. 9. Slotbepalingen Overgangsbepaling Deze beleidsregels treden in werking op 10 oktober De Beleidsregels Wmo 2016, die het college heeft vastgesteld op 19 januari 2016, worden op 10 oktober ingetrokken. Bij deze beleidsregels horen het Financieel besluit Wmo en de beleidsregels Eigen bijdrage opvang die het college heeft vastgesteld op 19 januari Citeertitel Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels Wmo 2016 Gemeente Utrecht. Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in haar vergadering van 29 augustus De secretaris, J.G. Manshanden De burgemeester, Mr. J.H.C. van Zanen 38

321 Bekendmaking is geschied op 6 september

322 7.1 Commissiebrief Overzichtsnotitie integratie van asielzoekers en statushouders t.b.v. bijeenkomst 29 september Commissiebrief overzichtsnotitie integratie asielzoekers en statushouders (M&S) Burgemeester en Wethouders Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon Fax De commissie Mens en Samenleving Behandeld door Jan Braat Datum 23 september 2016 Doorkiesnummer Ons kenmerk J.Braat@utrecht.nl Onderwerp Overzichtsnotitie integratie van Bijlage(n) 4 Uw kenmerk Uw brief van Verzonden asielzoekers en statushouders tbv bijeenkomst 29 september 2016 Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Geachte commissieleden, Hierbij bieden wij u een notitie aan over de integratie van asielzoekers en statushouders. Het dient als overzichtsnotitie om op 29 september a.s. met inwoners en maatschappelijke organisaties verder over dit onderwerp te spreken. Een uitnodiging voor deze avond heeft u via de griffie ontvangen. Op 1 juni 2016 organiseerde de gemeente mede op initiatief van de commissie Mens en Samenleving een Stadsgesprek over de integratie van vluchtelingen in Utrecht. Tijdens het gesprek waren 150 bewoners, vluchtelingen, statushouders en professionals aanwezig. De input van het stadsgesprek is meegenomen bij het opstellen van deze overzichtsnotitie en getoetst aan de vele activiteiten die al in de stad gebeuren. Ook vormt het project voor de toekomstige opvanglocatie aan de Einsteindreef (kortweg: Plan Einstein ) een belangrijke bron. In deze notitie is overzichtelijk in beeld gebracht wat de stand van zaken is op het gebied van de integratie en asielzoekers en statushouders in Utrecht. Na het vervolggesprek op 29 september a.s. zal uw commissie op 6 oktober het onderwerp integratie bespreken. In de bijlagen vindt u naast de overzichtsnotitie een oplegger, enkele kerncijfers en andere achtergrondinformatie en het verslag van het Stadsgesprek. Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders Bijgevoegde stukken: - Overzichtsnotitie integratie van asielzoekers en statushouders - Oplegger overzichtsnotitie - Bijlage met cijfers en trends - Verslag Stadsgesprek 6 juni 2016

323 2 Bijlage 1 Overzichtsnotitie integratie asielzoekers en vluchtelingen (M&S) Overzichtsnotitie integratie van asielzoekers en statushouders September

324 0. Aanleiding, uitgangspunten en opbouw Aanleiding Als Mensenrechtenstad wil Utrecht een bijdrage leveren aan de opvang en integratie van mensen die hun land ontvluchten. Sinds de zomer 2015 ging de aandacht met name uit naar het organiseren van crisis- en noodopvang. In het najaar van 2016 is het tijd verder vooruit te kijken. Hoe gaan we ervoor zorgen dat deze nieuwe bewoners zo snel mogelijk Utrechters zijn, weten wat hun mogelijkheden zijn en wat ook van henzelf verwacht wordt? Op 1 juni 2016 organiseerde de gemeente mede op initiatief van de commissie Mens en Samenleving een Stadsgesprek over de integratie van vluchtelingen in Utrecht. Tijdens het gesprek waren 150 bewoners, vluchtelingen, statushouders en professionals aanwezig. De resultaten van het Stadsgesprek zijn gebruikt voor het opstellen van deze overzichtsnotitie. Ook is hierin opgenomen wat in Utrecht al gebeurt op dit terrein en vormt het Plan Einstein (zie hieronder) een belangrijke bron. Op deze wijze is overzichtelijk in beeld gebracht wat de stand van zaken op het gebied van de integratie en asielzoekers en statushouders in Utrecht is. Op 29 september 2016 is een vervolggesprek gepland met alle betrokkenen. Deze notitie dient dus als onderlegger om op 29 september a.s. met inwoners en maatschappelijke organisaties verder over dit onderwerp te spreken. Opbouw en uitgangspunten De notitie is opgebouwd aan de hand van vier hoofdthema s die binnen het onderwerp een belangrijke rol spelen: (1) opvang en huisvesting, (2) maatschappelijke begeleiding naar participatie, (3) werk en inkomen en (4) inburgering en scholing. In Utrecht staan in de toekomstige aanpak van integratie van vluchtelingen en asielzoekers drie uitgangspunten centraal: - Een doorgaande lijn waarbij asielzoekers die in Utrecht worden opgevangen, gedurende hun aanvraagprocedure en na het verkrijgen van een status, indien mogelijk en gewenst, in Utrecht gehuisvest worden. Utrecht streeft bij integratie naar een continu proces zonder onderbrekingen en/of belemmeringen met een doorgaande lijn in zorg, opleiding, sociale inbedding en activering. - Met activering vanaf dag één, benut Utrecht de wachttijd in de opvang door direct aan de slag te gaan met een assessment van opleiding, beroepskwalificaties, werkhouding en toekomstverwachting. Zo gaat er geen tijd meer verloren en zullen de integratietrajecten na statusverlening hierop voortbouwen. Dit alles met als doel snellere, succesvolle integratie, arbeidstoeleiding en versterking van sociale cohesie in de stad. - Inclusieve stad resulteert in een aanpak die niet alleen voor statushouders is, maar ook voor wijkbewoners die baat hebben bij bijvoorbeeld toeleiding naar werk en 2

325 scholing. Samen leven en samen leren; als er activiteiten en cursussen zijn voor asielzoekers en statushouders, zijn deze waar mogelijk ook toegankelijk voor Utrechters in een vergelijkbare positie. De bovenstaande uitgangspunten vormen ook de kern achter de opzet van de tijdelijke opvanglocatie aan de Einsteindreef (kortweg Plan Einstein ) en worden daar dus binnenkort in de praktijk gebracht. 3

326 1. Opvang en huisvesting Utrecht levert al jaren een bijdrage aan de opvang van asielzoekers. In de zomer van 2015 nam de landelijke instroom toe, waarop Nederland noodopvang realiseerde. In Utrecht resulteerde dit in tijdelijke noodopvang in de Jaarbeurs (september - november 2015) en aansluitend op de Amerikalaan (november mei 2016). In september 2016 breidt het asielzoekerscentrum op de Joseph Haydnlaan uit met 150 plaatsen. Dit asielzoekerscentrum kreeg in mei 2015 voor twee jaar een dependance aan de Ravellaan. Er komt een tijdelijke opvanglocatie aan de Einsteindreef. De gemeente Utrecht wil een evenredige bijdrage leveren aan opvang van asielzoekers en statushouders die wachten op koppeling aan en uitplaatsing naar de gemeente Utrecht dan wel regio Utrecht. Hiermee voorkomt Utrecht afhankelijk te worden van toekomstige, onvoorspelbare fluctuaties in aantallen asielzoekers. Een convenant daartoe met regiogemeenten en het COA is in voorbereiding. Taakstelling Gemeente Utrecht kende in de eerste helft van 2016 een taakstelling van 393 nieuwe statushouders en voor de tweede helft 452 (zie bijlage voor de afgelopen 5 jaar). Utrecht streeft naar het behalen van deze taakstelling. Om de wettelijke taakstelling en integratie vanaf dag één in een doorgaande lijn te organiseren, is het van belang dat Utrecht huisvesting effectiever organiseert. Huisvesting Statushouders moeten passend worden gehuisvest. Met woningbouwcorporaties zet Utrecht in op verbreding van de sociale woningmarkt voor alle Utrechters, waaronder bijzondere doelgroepen zoals statushouders, en zoekt daarbij ook naar creatieve oplossingen. Door de huidige lange beslistermijnen van de IND op gezinsherenigingsaanvragen, blijft huisvesting voor alleenstaanden die wachten op familieleden in 2016 en 2017 een lastige opgave. Om de taakstelling te halen, onderzoekt Utrecht in 2016 de mogelijkheden van tijdelijke, gedeelde woningen. Het gaat hierbij om een kleinschalige pilot met duo-bewoning en om varianten binnen de voor Utrecht al bestaande jongeren huisvesting. Daarnaast neemt Utrecht deel aan het project Play the City waarbij beleidsmakers in simulaties worden uitgedaagd met andere ogen naar de bestaande vierkante meters en stenen in Utrecht te kijken en met creatieve oplossingen voor huisvesting te komen. Bij het huisvesten van statushouders houdt de gemeente Utrecht zoveel mogelijk rekening met spreiding over de stad. In de nieuwe opvanglocatie aan de Einsteindreef levert SOCIUS circa 35 woningen voor Overvechtse jongeren. Dit gespikkelde wonen, draagt bij aan zowel sociale cohesie als aan de integratie van statushouders. 4

327 2. Maatschappelijke begeleiding naar participatie Vanwege ervaring en deskundigheid met de doelgroep heeft de gemeente Utrecht de maatschappelijke begeleiding van statushouders structureel belegd bij Vluchtelingenwerk Midden-Nederland. De begeleiding van Vluchtelingenwerk begint al in opvanglocaties. Vanaf dag één vindt dossieropbouw plaats en op het moment van vestiging worden deze gegevens overgedragen aan Vluchtelingenwerk Utrecht. Vluchtelingenwerk heeft een één-loketfunctie, informeert over rechten en plichten, adviseert over een taalschool, stimuleert de eigen (financiële) verantwoordelijkheid en begeleidt naar zelfstandigheid. Na de maatschappelijke begeleiding van gemiddeld anderhalf jaar vindt in Utrecht tussen Vluchtelingenwerk en het Buurtteam Sociaal een warme overdracht plaats. Het buurtteam neemt dan de regie over en wordt, net als voor andere Utrechters, het aanspreekpunt voor de statushouder. In navolging op het succesvolle ex-ama team gaat Vluchtelingwerk de maatschappelijke begeleiding door vrijwilligers verder professionaliseren en stelt hiervoor maatschappelijk werkers aan. Proeftuin voor (ex-) alleenstaande minderjarige asielzoekers in Utrecht Nidos begeleidt alleenstaande minderjarige asielzoekers jongeren naar zelfredzaamheid. Hierbij werken zij met een interculturele pedagogische visie. De gedachte is dat sterkere jongeren zo snel mogelijk tussen andere Utrechters gaan wonen en aansluiting vinden bij Utrechtse jongeren. Het ex-ama team, die afspraken heeft met Nidos over de overdracht van 18+ jongeren, heeft jarenlange ervaring met de begeleiding van deze doelgroep. Gezondheidszorg Vluchtelingen die in Nederland aankomen, worden direct gescreend op infectieziekten. Zolang zij in asielzoekerscentra verblijven, zijn ze voor medische basiszorg verzekerd via de Regeling Zorg Asielzoekers. Na huisvesting, ziet Vluchtelingenwerk erop toe dat zij zich inschrijven bij reguliere zorgverzekering en het medische dossier van het Gezondheid Centrum Asielzoekers wordt overgedragen. Daarnaast maakt Vluchtelingenwerk statushouders bekend met het Nederlandse zorgstelsel omdat ons systeem van huisartsen als eerste lijn vaak onbekend is. Kinderen in reguliere opvanglocaties krijgen Jeugdgezondheidszorg (JGZ) aangeboden. Hier krijgen zij bijvoorbeeld vaccinaties. Na huisvesting wordt de zorg overgedragen aan de reguliere JGZ in de gemeente. SyriërsGezond GGD regio Utrecht, Pharos en een groep Syrische zorgprofessionals richtten in april 2016 de Facebookpagina Syriërsgezond op, een digitaal platform met informatie over Nederlandse gezondheidszorg. De gemeente Utrecht vindt dit project interessant omdat zij gebruik maken van expertise van statushouders, expertise van (zorg)professionals en van bestaande digitale communicatiekanalen van vluchtelingen en statushouders. 5

328 3. Werk en inkomen Statushouders ontvangen bij vestiging in Utrecht een uitkering voor levensonderhoud en bijzondere bijstand voor de inrichting van een woning. Recent zijn mede op grond van financiële problemen van jonge statushouders de uitkeringen, voor alle Utrechtse jongeren die gedwongen zelfstandig wonen, verhoogd. Net als bij andere uitkeringsgerechtigden, wil de gemeente de toeleiding naar werk zo snel mogelijk in gang zetten. Vanaf 1 oktober voert de afdeling Werk en Inkomen en Vluchtelingenwerk een gezamenlijke intakegesprek met de statushouder. Zij maken hierbij gebruik van een assessment, die ook in project Einstein en in G4-verband wordt toegepast. Het assessment levert informatie op over arbeidsverleden, gevolgde opleidingen, eventuele diploma's en mogelijkheden voor de toekomst. Voor de toeleiding naar werk heeft de gemeente Utrecht het team van werkmatchers in de eerste maanden van 2016 uitgebreid om het toegenomen aantal statushouders in hun bestand 404 per januari 2015 maar 800 per januari te kunnen begeleiden. De werkmatcher zoekt met de statushouder naar het opheffen van belemmeringen zoals: taalachterstand, langdurige loopbaanonderbreking, (erkende) diploma s niet kunnen aantonen, het ontbreken van een sociaal netwerk, geringe gerichtheid op werk door psychische problemen en de eventuele discrepantie tussen verwachtingen van de statushouder en mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Het combineren van het leren van de Nederlandse taal met toeleiding tot de arbeidsmarkt is voor alle statushouders van belang. Van de huidige circa 1000 statushouders in het bestand Opleidingsmogelijkheden van Werk en Inkomen, beheerst ongeveer 80% nog niet Voor statushouders tussen de taalniveau A2. Werk en Inkomen werkt intensief samen met 18 en 30 jaar zijn Vluchtelingenwerk om taal- en netwerk ondersteunende opleidingsmogelijkheden in activiteiten, voor én door statushouders, te ontwikkelen. het reguliere onderwijs, waar Van de instroom sinds september 2015 zijn circa 100 mogelijk met inzet van statushouders in samenwerking met het Werkgeverspunt studiefinanciering. Voor de groep > 30 kent Utrecht een geplaatst binnen diverse trajecten zoals werktrainingen, convenant met UAF. geïntegreerde trajecten van het MBO en bij initiatieven als Inmiddels zijn daar 70 restaurant SYR. In het najaar van 2016 neemt Utrecht het statushouders in begeleiding. initiatief om te stimuleren dat Utrechtse bedrijven meer werkervaringsplaatsen creëren voor Utrechters met een beperkt taalniveau. De werkgelegenheidsinstrumenten, zoals werkervaringsplekken, ondersteuning van werkmatchers en voorzieningen ter stimulering van ondernemerschap zijn voor iedere Utrechter met een grote afstand tot de arbeidsmarkt toegankelijk. In project Einstein kunnen asielzoekers, statushouders en Overvechtse inwoners deelnemen aan cursussen internationaal ondernemerschap en lessen (zakelijk) Engels. Op deze manier wordt de kans op werk, zowel nationaal als internationaal, voor iedereen vergroot. 6

329 Teleurstellende inburgeringscijfers In april 2016 moesten van de inburgeringsplichtige 4. Inburgering en scholing statushouders hun inburgeringsexamen nog behalen. De Volwassen statushouders zijn inburgeringsplichtig. Voor de bekostiging van de cursus kunnen statushouders een inburgeringsplichtigen uit 2014 en lening aanvragen bij DUO, deze wordt omgezet in een 2015 hebben nog respectievelijk gift wanneer een statushouder binnen drie jaar slaagt twee en één jaar de tijd om aan voor het inburgeringsexamen. Sinds de Wet Inburgering hun plicht te voldoen. Minister Asscher heeft opdracht gegeven tot 2013 zijn statushouders zelf verantwoordelijkheid voor onderzoek naar de zorgwekkende hun inburgering. Het aanbod van taalcursussen ligt sinds cijfers volledig bij de markt. Voor statushouders is het soms lastig een weloverwogen keuze te maken uit de huidige veelheid van cursussen. Gemeentes hebben momenteel geen zicht op de voortgang tijdens het inburgeringstraject. Utrecht bereidt zich in VNG verband voor op een standpunt ten aanzien van een eventuele regie- of monitor functie bij de uitvoering van de inburgeringswet die aansluit op decentralisatie ontwikkelingen binnen het sociale domein. Vanaf januari 2016 is een participatie-verklaringstraject onderdeel van het inburgeringstraject. Utrecht start een traject waarbij statushouders via workshops bekend worden met de basisprincipes van de Nederlandse samenleving. Pas aan het einde van het traject zetten zij een handtekening onder de verklaring zodat zij bij ondertekening de inhoud kennen, weten wat hun mogelijkheden zijn en wat ook van henzelf verwacht wordt. Ter voorbereiding op het inburgeringstraject kunnen statushouders vanaf dag één deelnemen aan een voor-inburgeringsprogramma in asielzoekerscentra. Utrecht ziet toe op het gebruik van eenzelfde taalles-methodes. De Nederlandse taal leer je het beste wanneer je die kan toepassen. Utrecht streeft dan ook naar een intensieve samenwerking tussen taalscholen en vrijwilligersactiviteiten. Door actieve deelname leren statushouders sneller de taal en bouwen zij netwerken op. Hierdoor kunnen statushouders volwaardig meedoen en een bijdrage leveren aan de maatschappij. Het afgelopen jaar is een bijzondere energie losgekomen in de stad qua vrijwilligersinitiatieven ten behoeve van asielzoekers. Er wordt in vele verschillende vormen samen met Nederlanders gegeten, gesport, muziek gemaakt, taalondersteuning geboden, veel sociale contacten zijn tot stand gekomen soms met duurzaam karakter. De coördinatie van meer dan 120 vrijwilligersactiviteiten is vanaf medio 2016 belegd bij Vluchtelingenwerk, de Vrijwilligerscentrale Utrecht en Welkom in Utrecht. Utrecht zet in samenwerking met Vluchtelingenwerk en vrijwilligersorganisaties ex-vluchtelingen in als wegwijzers voor nieuwe Utrechters. Hierdoor worden initiatieven niet voor statushouders, maar mét statushouders ontwikkeld. Scholing voor kinderen Voor vluchtelingkinderen geldt dezelfde leerplicht als voor ieder kind in Nederland: zij gaan binnen maximaal 3 dagen na aankomst in asielzoekerscentra naar school. Om te voorkomen 7

330 dat kinderen al met een (taal)achterstand beginnen aan de basisschool wordt voorschoolse educatie ingezet. Peuters van 2,5-4 jaar, die van het consultatiebureau een doorverwijzing hebben gekregen, kunnen vier dagdelen in de week spelen met leeftijdsgenootjes uit de buurt. De pedagogisch medewerkers zijn speciaal opgeleid om met de kinderen spelenderwijs en in kleine groepjes te werken aan de taalontwikkeling, motoriek en sociale emotionele ontwikkeling. Niet-Nederlandstalige leerplichtigen van 5-12 jaar gaan voor Primair Onderwijs naar de Taalschool het Mozaïek. Zij verblijven daar in principe één tot anderhalf jaar, waarna ze uitstromen naar regulier onderwijs. Niet-Nederlandstalige leerplichtige kinderen van jaar gaan voor het Voortgezet Onderwijs naar de Internationale Schakelklas (ISK). De duur van het schooltraject kan variëren van één tot drie jaar, in een enkel geval slechts een half jaar. Vanuit de Internationale Schakelklas stromen de meeste statushouders door naar het reguliere voortgezet onderwijs. Daarnaast stroomt een deel door naar een Geïntegreerd Traject (ROC Midden-Nederland), waar mogelijk op een hoger niveau dan de Entreeopleiding. Instroom op deze opleidingen kan vier keer per jaar. Utrecht gaat samen met het MBO werken aan een programma met meerdere in- en uitstroommogelijkheden, zodat leerlingen zo snel mogelijk aan de slag kunnen. Het onderwijs voor kinderen van statushouders is gericht op doorstroom naar regulier onderwijs. Canadees model Tijdens het Stadsgesprek werd gesproken over het Canadese model, waarbij private en georganiseerde sponsoren gedurende één tot drie jaar garant staan voor de integratie van asielzoekers. Deze sponsoren verenigen zich in zogenaamde groups of five om een kleine gemeenschap asielzoekers op te vangen. Hoewel deze vorm van het verkrijgen van een verblijfsstatus niet aansluit bij het Nederlandse beleid, is het vormen van een coachende gemeenschap rondom statushouders interessant. Deze aanpak sluit aan op de samenwerking tussen Vluchtelingenwerk, de Vrijwilligerscentrale en Welkom in Utrecht waarbij statushouders actief betrokken worden. In het najaar organiseert de gemeente een serie bijeenkomsten voor toezichthouders en handhavers om hen te informeren over vluchtelingen en hoe om te gaan met de angst van vluchtelingen voor overheden. Zowel bij het bedenken van dit initiatief als bij de uitvoering hebben voormalig vluchtelingen een actieve rol. InclUUsion De Universiteit Utrecht start vanaf de zomer 2016 met een initiatief genaamd incluusion. Binnen dit initiatief wordt een twintigtal cursussen opengesteld voor enkele statushouders. De diverse cursussen, waaraan ook andere Utrechtse studenten deelnemen, kennen een studiebelasting van ongeveer twintig uur per week en een duur van zes tot tien weken. 8

331 5. Samenvattend In Utrecht werken inwoners, partners en gemeente al intensief samen de opvang en integratie van statushouders goed te regelen. Deze samenwerkingsverbanden worden op verscheidene terreinen geïntensiveerd. Vanaf dag één na aankomst in de opvang staan activering en ontwikkeling centraal in de Utrechtse integratieaanpak van asielzoekers en statushouders. Beheersing van de Nederlandse taal is essentieel voor de toekomst. Daarom lobbyt Utrecht binnen VNGverband om als gemeente meer regie te krijgen op de inburgering en het taalonderwijs van de nieuwe Utrechters. Een belangrijke nieuwe stap is de gezamenlijke intake van Vluchtelingenwerk en de werkmatchers van Werk en Inkomen van de gemeente. Het helpt hen met een persoonlijk plan van aanpak voor een zelfredzame toekomst. Bovendien worden de mogelijkheden voor samenwerking met het Utrechtse bedrijfsleven verkend. Samen met deze professionals uit het bedrijfsleven en die uit het onderwijs wordt hieraan verder gewerkt als onderdeel van Plan Einstein. Via Plan Einstein wordt veel van de bovenstaande elementen in de praktijk gebracht: Asielzoekers, statushouders en jongeren wonen samen op een complex aan de Einsteindreef. Door middel van cursussen ondernemerschap en zakelijk Engels werken zij gericht aan hun ontwikkeling. Door ontmoetingen tijdens eten, muziek en sport ontstaat levendigheid in de wijk en worden duurzame contacten gelegd. 9

332 3 Bijlage 2 Oplegger gespreksnotitie (M&S) Overzichtsnotitie integratie van asielzoekers en statushouders September Opvang en huisvesting Utrecht is vanaf zomer 2016 een stad van eerste opvang waar mensen die in de stad worden opgevangen, wanneer mogelijk en gewenst, in Utrecht gehuisvest worden; Utrecht levert een evenredige bijdrage aan opvang van asielzoekers; Met woningbouwcorporaties zet Utrecht in op verbreding van de sociale woningmarkt voor alle Utrechters, waaronder bijzondere doelgroepen zoals statushouders, en zoekt daarbij ook naar creatieve oplossingen; Bij de huisvesting let Utrecht op gespikkeld wonen, spreiding over de stad en wordt ingezet op een goede verdeling van sociale huurwoningen over de wijken; Utrecht pleit voor een snelle aanvraag van gezinshereniging, zodat statushouders sneller én gezamenlijk 'passend gehuisvest' kunnen worden; 2. Maatschappelijke begeleiding en participatie In Utrecht start activering vanaf dag één: voor asielzoekers die blijven én voor asielzoekers die terugkeren; In Utrecht worden statushouders goed voorbereid op het tekenen van de participatieverklaring, ze weten wat hun mogelijkheden zijn en wat ook van henzelf verwacht wordt. Werk en Inkomen en Vluchtelingenwerk doen samen in een vroeg stadium een intake en assessment bij statushouders; Utrecht zet in op een breed en sluitend aanbod aan vrijwilligersinitiatieven voor en door vluchtelingen en waarborgt daarbij goede coördinatie; Vluchtelingenwerk begeleidt statushouders gedurende 1,5 jaar naar zelfredzaamheid. De begeleiding wordt daarna warm overgedragen aan de Buurtteams; 3. Werk en Inkomen Statushouders ontvangen bij vestiging in Utrecht een uitkering voor levensonderhoud en bijzondere bijstand voor de inrichting van een woning. In Utrecht gaan Vluchtelingenwerk en Werk en Inkomen intensief samenwerken in de toeleiding naar taalondersteunende activiteiten en werk; Het team van werkmatchers statushouders is uitgebreid voor de individuele begeleiding naar werk of opleiding; Utrecht neemt in het najaar 2016 het initiatief om te bevorderen dat er meer werk maar ook meer laagdrempelige taal- ondersteunende plaatsen bij werkgevers komen; Er komt in Utrecht meer aandacht voor mogelijkheden van zelfstandig ondernemerschap van statushouders; 4. Inburgering en scholing Utrecht investeert vanaf dag één in passend onderwijs voor asielzoekers en statushouders waarbij we streven naar een doorgaande lijn; Utrecht investeert in het creëren van een breed netwerk rondom statushouders (variant op het Canadese model); Utrecht zet in op een sluitend aanbod van taalactiviteiten, georganiseerd door vrijwilligers; Utrecht wil de inburgeringsresultaten beter monitoren en werkt daarvoor nauw samen met inburgeringsorganisaties.

333 4 Bijlage 3 overzichtsnotitie Cijfers en Trends Overzichtsnotitie integratie van asielzoekers en statushouders: bijlagen Cijfers en Trends Gehuisveste Statushouders in Utrecht Eerste kwartaal

334 Leeftijdsopbouw van de ca 1300 in Utrecht gehuisveste statushouders periode april Totaal Percentage statushouders die (mogelijk in verband met werk) al weer vertrokken uit Utrecht 20,0% 15,0% 15,0% 18,0% 10,0% 5,0% 0,0% 7,0% 3,0% 3,8% 1,7% uitstroom De gemeente Utrecht wil gaan onderzoeken of het vertrek van statushouders uit de gemeente verband houdt met het elders vinden van werk. 2

335 Wat er al is In het AZC zijn al actief: COA met pre-inburgering, Nederlandse taal en oriëntatie op de Samenleving (rijksfinanciering) Stichting de Vrolijkheid: (activiteiten voor kinderen met fondsen- en rijksfinaciering) Stichting Vluchtelingenwerk: (begeleiding juridische procedure, gezinshereniging en overdracht naar gemeente van huisvesting, afstemmen bij vrijwiiilige initiatieven) NIDOS: Voogdij en intensieve begeleiding alleenstaande minderjarige asielzoekers (rijksfinanciering) New Dutch Connections: activiteiten en toekomstacademie voor jonge vluchtelingen en asielzoekers (met rijks-, fonds- en gemeentelijke financiering) Vrijwilligerscentrale Utrecht: Vrijwilligersactiviteiten voor en door vluchtelingen en asielzoekers (met gemeentelijke financiering) Welkom in Utrecht: Samenwerkende vrijwilligersactiviteiten voor en door vluchtelingen en asielzoekers met een meer incidenteel karakter (gemeentelijke financiering vanaf medio 2016) Voor Statushouders zijn actief: Stichting Vluchtelingenwerk: begeleiding juridische procedure, gezinshereniging. Begeleiding bij huisvesting en inburgering, gespecialiseerd maatschappelijk werk, afstemmen en coördineren vrijwillige initiatieven. Vluchtelingenwerk biedt gemiddeld gedurende anderhalf jaar intensieve maatschappelijke begeleiding en verwijst zo nodig door naar verdergaande hulpverlening. Vluchtelingenwerk stimuleert zelfredzaamheid. Werk & Inkomen: Een gespecialiseerd team consulenten en participatiecoaches zet zich in voor activering, participatie en begeleiden naar werk. Er is hechte samenwerking met Vluchtelingenwerk, Welkom in Utrecht en de vrijwilligerscentrale, maar ook met UAF, de Hogeschool Utrecht en de MBO opleidingen. Ex-AMA Team VW Utrecht: gespecialiseerde integrale begeleiding van jonge vluchtelingen tot ca 23 jaar door ervaren maatschappelijk werkes. Totaalaanbod. NIDOS: Voogdij en intensieve begeleiding alleenstaande minderjarige asielzoekers (rijksfinanciering) New Dutch Connections: activiteiten en toekomstacademie voor jonge vluchtelingen en asielzoekers (met fonds- en gemeentelijke financiering) Vrijwilligerscentrale Utrecht: Vrijwilligersactiviteiten voor en door vluchtelingen en asielzoekers (met gemeentelijke financiering) Welkom in Utrecht: Samenwerkende vrijwilligersactiviteiten voor en door vluchtelingen en asielzoekers met een meer incidenteel karakter (gemeentelijke financiering vanaf medio 2016) 3

336 Welkom in Utrecht is in september 2015 ontstaan uit een initiatief met een facebook pagina en een website. Utrechtse burgers sloegen de handen inéén om de energie die er in de stad aanwezig was om asielzoekers en vluchtelingen welkom te heten, te ontwikkelen, bundelen en te stroomlijnen. In de loop van 2016 bleken de facebook en de website groep de behoefte te hebben om vanuit verschillende visies afzonderlijk verder te gaan. Vanaf medio 2016 financiert de gemeente de groep die onder de naam Welkom in Utrecht is verder gegaan voor het organiseren van voornamelijk incidentele activiteiten voor, door en met asielzoekers en statushouders. De andere groep is als New Neighbours verder gegaan zonder financieringsbehoefte en met activiteiten die vooral vorm worden gegeven via social media. De Welkom in Utrecht groep gaat intensief samenwerken met Vluchtelingenwerk Midden Nederland, waar ook al vele vrijwillige initiatieven lopen en met de VrijwilligersCentrale Utrecht, die ook al actief zijn en vele initiatieven kennen. Activiteiten lopen uiteen van maatjes op allerlei gebied, van samen eten tot werkervaringsplekken, maar ook samen muziek maken, sporten, helpen met taal en de samenleving verkennen, verdieping, activiteiten specifiek voor kinderen, inzameling van kleding, fietsen enz, feest, handnijverheid, dansen, theater, tuinieren, helpen met fietsen, begeleiden naar activiteiten, vluchtelingenambassadeurs en lotgenoten, enz enz. In totaal heeft de gemeente nu 119 initiatieven in beeld. Grote partijen zoals Pharos, het Rode Kruis, de Bibliotheek, de Universiteit Utrecht (met alleen al ca 120 vrijwilligers) en het COC laten zich ook actief zien. Er worden volop apps gebouwd; er wordt van alles en nog wat samen ondernomen en er worden handjes geboden om hulp, ontwikkeling of afleiding te bieden. Utrecht maakt de succesformule Hard werken; hard spelen heel mooi waar, als jonge mensenrechtenstad van kennis en cultuur. De gemeente Utrecht stelt zich ten doel om de bijzondere ontstane energie te behouden voor ook andere doelgroepen en om de asielzoekers en statushouders zelf ook in toenemende mate te betrekken bij activiteiten die ten goede komen aan de Civil Society gedachte. Hiermee krijgt integratie een nog diepere dimensie, namelijk die van een constructieve ontwikkeling. 4

337 Plan Einstein Gemeente Utrecht, SOCIUS, de Social Impact Factory, de Universiteit Utrecht, Oxford University, de Volksuniversiteit, Vluchtelingenwerk en het COA gaan op de Einsteindreef een nieuw project introduceren: De Utrecht Refugee Launchpad (URLP), korter Plan Einstein. De investeringen zijn gericht op leerzame activiteiten voor Overvechters en de bewoners in de opvang aan de Einsteindreef om zich te (blijven) ontwikkelen. Integratie kan hierdoor worden bevorderd. SOCIUS, die vanuit een sociale visie leegstaande kantoorpanden in heel Nederland transformeert naar woonruimte voor studenten en starters die samen met andere bewoners of wijken een goede samenlevingsvorm ontwikkelen, gaat op de Einsteindreef woonruimte creëren voor jongeren uit de wijk die een bijdrage willen leveren aan het Plan Einstein. Zo wordt een plek gecreëerd waar vluchtelingen én wijkbewoners naast en met elkaar wonen en leven. Hier kunnen zij zich verder ontwikkelen en elkaar helpen bij het bouwen aan hun toekomst; ongeacht of die toekomst in Nederland is of is in het land van herkomst. De nieuwe bewoners en alle andere gebruikers van het pand, zoals vrijwilligers uit Overvecht of elders uit de stad, dragen vanuit de Einsteindreef bij aan de sociale en economische ontwikkeling van de wijk. Op de Einsteendreef worden cursussen en activiteiten aangeboden aan Utrechters en de bewoners van de opvang. Het project is heel vernieuwend omdat buurtbewoners en de asielzoekers samen cursussen Internationaal Ondernemerschap en zakelijk Engels kunnen volgen. Deze vaardigheden kunnen zowel in Nederland als internationaal ingezet worden. Hierdoor kunnen mensen die (op langere termijn) niet in Nederland willen of mogen blijven de opgedane kennis, ervaring en netwerken, ook elders in de wereld gebruiken. Deelnemers zullen door de Social Impact Factory worden geïntroduceerd aan Utrechtse ondernemers en bedrijven waar ze een meeloopstage kunnen doen of aan wie ze advies voor business model validation kunnen vragen. Vrijwilligers die zich inzetten op de Einsteindreef zullen allen door Vluchtelingenwerk getraind worden om met kennis en inzicht aan de slag te kunnen in deze vernieuwende pilot, die gericht is op het maximaal benutten van ieders talenten en het aanboren van nieuwe mogelijkheden in de toekomst Hierdoor kunnen vluchtelingen vanaf de eerste dag in Utrecht beginnen met integreren en werken aan hun toekomst. Het Utrecht Centre for Entrepreneurship (onderdeel van de Universiteit Utrecht) biedt in het pand cursussen aan op gebied van internationaal ondernemerschap. De volksuniversiteit verzorgt lessen Zakelijk Engels (op meerdere niveaus). De Social Impact Factory, een organisatie die (sociaal) ondernemers, overheden, organisaties en initiatieven samenbrengt, koppelt Utrechtse ondernemers en cursisten ondernemerschap aan elkaar, bijvoorbeeld door coaching en bemiddeling voor meeloopstage om werkervaring op te doen. Maar ook 5

338 zal er een zogenoemde Incubator ontwikkeld worden, een plek waar mensen met ideeën samenkomen en werken. Vluchtelingenwerk doet meteen aan het begin een assessment en begeleidt asielzoekers, waar mogelijk al in afstemming met Werk & Inkomen, naar een passende opleiding en zinvolle activiteiten. Utrecht wil de vluchtelingen die aankomen op de Einsteindreef en daardoor met de stad verbonden raken, ook aansluitend als statushouders in de stad te laten wonen. Als vluchtelingen niet meer van de ene naar de andere opvanglocatie hoeven te verhuizen, bevordert dat een snelle integratie. De kinderen van de vluchtelingen kunnen in Utrecht op school blijven. In de Einsteindreef d kunnen Utrechters en vluchtelingen en wijkbewoners direct gaan bouwen aan hun toekomst, wat bijdraagt om snel en zoveel mogelijk sociaal en economisch zelfredzaam te zijn. Zo levert Plan Einstein ook een goede bijdrage aan de toekomst van de wijk. De verwachting is dat Plan Einstein deelnemers (wijkbewoners van Overvecht en asielzoekers) de kans geeft op een betere toekomst hier en/of in het land van herkomst. Plan Einstein levert echter zeker ook een bijdrage aan de sociale en economische ontwikkeling wijk Overvecht en haar bewoners. De Oxford University onderzoekt de impact en de resultaten van het project op de wijk en de stad. Kernwoorden: - Versnelling van sociale en economische ontwikkeling van Overvecht - Investeren in mensen; en investeren in de wijk - Utrecht laat vluchteling vanaf dag 1 laten integreren en binden aan de stad - Einsteindreef biedt vluchtelingen én wijkbewoners kansen op betere toekomst ongeacht of deze toekomst in Nederland is of in een ander land. - Ruim en betaalbaar wonen voor jonge Overvechters - Cursussen internationaal ondernemerschap bieden meer kansen om in eigen levensonderhoud te voorzien en zo mee te bouwen aan de toekomst van de stad Voor financiering van het project is door de gemeente Utrecht en de gezamenlijke partners Europese subsidie gevraagd. De aanvraag van de gemeente Utrecht is uit de 378 aanvragen die door Europese steden werden ingediend, doorgedrongen tot de laatste ronde van 27 beste kandidaten. 6

339 The Urban Lab of Europe! 1ST CALL FOR PROPOSALS: HEADING TOWARDS THE END OF THE ASSESSMENT PROCESS DATE 18/JUL/2016 Short description The Strategic Assessment is now completed and 27 projects have been short-listed for the last and final step of the assessment procedure: the Operational Assessment. The Permanent Secretariat has been busy since the first Call for Proposals closed on 31 March. After finalising the Eligibility check in May, a Panel of External Experts completed the Strategic Assessment of those eligible proposals looking at four criteria: innovativeness, the quality of the partnership, the measurability and transferability potential. More than 300 projects proposals were analysed as part of the Strategic assessment. The process for the Strategic Assessment has now been completed together with the European Commission and the Entrusted Entity. As a result, 27 projects have been shortlisted to go on to the third and final step of the assessment process: the Operational assessment. These 27 shortlisted projects cover the four topics of the first Call for Proposals: energy transition, the integration of migrants and refugees, urban poverty (deprived neighbourhoods) and jobs and skills in the local economy. The Operational assessment will be carried out by the Permanent Secretariat over the next months in order to identify the projects that will be funded. Not all shortlisted projects will received UIA funding. Based on the budget available for the first Call (approx. EUR 80 million) as well as the average ERDF Contribution requested by the projects shortlisted, the UIA Initiative is looking to fund 18 to 20 projects. The final decision will be taken by a Selection Committee made up of the European Commission and the Entrusted Entity. 7

340 5 Bijlage 4 Verslag Stadsgesprek integratie Projectmanagementbureau Postadres Postbus 8406, 3503 RK Utrecht Telefoon Fax Verslag Stadsgesprek Integratie Vluchtelingen Datum 1 juni 2016 Tijdstip uur Plaats ROC, Marco Pololaan 2 Utrecht Verslag door Mieke Kassing (Kassing Notuleerservice, Odijk) Agendapunten 1. Welkom door wethouder Kees Diepeveen 2. Toelichting programma en kennismaking 3. De droom van geslaagde Utrechtse Aanpak voor de integratie van Vluchtelingen (Utrecht in 2021: het voorbeeld in West-Europa) 4. Presentatie van de dromen 5. Maatregelen en acties 6. Presentatie van de maatregelen en acties 7. Uitwerken van de maatregelen en organisatie van de uitvoering 8. Plenaire terugkoppeling 9. Afsluiting door de wethouder: hoe gaan we hiermee verder 10. Sluiting Deelnemers Ongeveer 150 Inwoners, vluchtelingen/statushouders en professionals van de stad Utrecht Verslag 1. Welkom door wethouder Kees Diepeveen De bijeenkomst start met een filmpje van Pauline van Tuyl waarin raadsleden en statushouders/ vluchtelingen aan het woord komen. Kees Diepeveen heet de aanwezigen welkom. Hij vindt het geweldig dat op dit tijdstip, zo veel mensen bijeen zijn. Hij heet in het bijzonder de (voormalig) vluchtelingen welkom. Zij komen verhalen met de aanwezigen delen. In de afgelopen driekwart jaar heeft Utrecht op een bijzondere manier ervaren hoe wereldwijde thema s als integratie en vluchtelingen ook Utrecht niet onberoerd laten. Sinds september 2015 hebben veel Utrechters zich op een bijzondere wijze ingezet om de vluchtelingen een welkom te heten en om activiteiten voor deze vluchtelingen te organiseren. Welkom in Utrecht werd een gevleugeld begrip en ging door het land. Er was ook een andere kant, van onrust en protest zoals in Overvecht. Het is goed om deze brede aspecten te benoemen bij de start van het stadsgesprek. Ook is het goed om de gevoeligheid die er over en weer is, te erkennen en een plek te geven in de gesprekken vanavond. De onrust en onvrede is in de optiek van wethouder Diepeveen voor een belangrijk deel niet zozeer tegen vluchtelingen gericht, als wel als uiting van onvrede. Onvrede tegen dingen waar mensen ontevreden over zijn zoals de situatie in de wijken, het gezin, het huishouden en persoonlijk. Als het gaat om het thema integratie, thuis voelen in Utrecht, volwaardig kunnen meedoen in de stad dan denkt hij dat het verstandig is, dat op een brede manier op te vatten. Achter de onvrede en protest is er de roep om volwaardig te mogen en kunnen meedoen in de stad Utrecht. In Overvecht wordt een bijzondere manier van opvang gerealiseerd. Er worden trainingen en cursussen opgezet met gemengde groepen, waar niet alleen vluchtelingen aan deelnemen maar ook bewoners van Utrecht een plek vinden. Er wordt ook gezorgd voor jongerenhuisvesting voor jonge mensen uit Overvecht. En er worden vrijwilligersactiviteiten voor vluchtelingen ontwikkeld die ook toegankelijk zijn voor wijkbewoners. Wethouder Diepeveen roept op de stedelijke agenda integratie vluchtelingen nieuwe impulsen te geven zodat Utrecht voorloper kan blijven in dit veld, vanuit het idee dat niet alleen vluchtelingen zich thuis moeten kunnen voelen in de samenleving maar alle inwoners van Utrecht. De komst van vluchtelingen kan een impuls geven aan degenen die zich niet meer zo thuis voelen om zich er weer bij te voelen horen. Iedereen mag meedoen. Want Utrecht maken we samen. Laat dat de inspiratie zijn. Verslag

341 Projectmanagementbureau 2. Toelichting programma en kennismaking Eric Spaans zit de avond voor. Hij licht het programma van de avond toe. Uit een korte inventarisatie onder de aanwezigen blijkt dat: Ongeveer de helft van de aanwezigen vrouw is. Ongeveer de helft is beroepsmatig aanwezig. Geboren voor 1960: ongeveer 30% Geboren tussen : ongeveer 20% Geboren tussen : ongeveer 10% Geboren na 1980: ongeveer 30% Geboren na 1990: ongeveer 10% Ongeveer twintig aanwezigen zijn geboren in Utrecht. Van deze 20 zijn ongeveer zes ouders geboren in Utrecht en vier grootouders. 3. De droom van geslaagde Utrechtse Aanpak voor de integratie van Vluchtelingen (Utrecht in 2021: het voorbeeld in West-Europa) De aanwezigen worden gevraagd zich te verplaatsen in het jaar 2021 en terug te kijken wat in de afgelopen jaren geslaagde activiteiten waren op het gebied van integratie. De aanwezigen worden verdeeld over zestien groepen. In iedere groep zitten bewoners van de stad Utrecht, professionals en ervaringsdeskundigen, mensen die maar kort in Nederland woonachtig zijn. 4. Presentatie van de dromen Een aantal groepen geeft een plenaire terugkoppeling. Vanuit de groep vertelt een deelnemer wat is besproken aan de tafel: Bright en Marjan vinden zichzelf een mooi beeld vormen van een gemêleerde samenleving waar zij graag naar toe willen. Iedereen is immigrant in Utrecht. Van alle aanwezigen waren er maar vier waar de grootouders al van in Utrecht woonden. Laten we er met zijn allen iets goeds van maken. In 2021 is Utrecht bruisender dan New York. Het maakt niet meer uit waar je vandaan komt, maar één ding is zeker, ook al woon je in Overvecht of Kanaleneiland, iedereen in Utrecht is trots dat hij heeft bijgedragen om in deze stad iedereen een plek te geven. De vluchtelingen worden niet tientallen keren verplaatst van opvang naar opvang, maar gaan direct naar het AZC in de plaats waar zij een woning krijgen. Als je naar Utrecht komt dan heb je een home. Gesproken is over de zichtbare- en onzichtbare scheidslijnen die door de samenleving lopen. Hieraan moet gewerkt worden. Vooroordelen moeten worden doorbroken. In 2021 zijn ex-vluchtelingen normale Nederlanders die iets te bieden hebben, die bijdragen aan de werkgelegenheid en die af en toe ondersteuning nodig hebben, zoals iedereen. Ook ex-vluchtelingen zijn wegwijzers voor nieuwkomers. Zij hebben hierin een waardevolle rol. Aandacht voor wonen is belangrijk. Dat men als buren met elkaar omgaat. Het is heel belangrijk dat ex-vluchtelingen aan werk komen. Daar hebben zij een netwerk voor nodig. Het bouwen aan netwerken en een community is belangrijk. Belangrijk is dat er een natuurlijke wisselwerking ontstaat tussen mensen door het beoefenen van een sport, samen eten, samen muziek maken, samen klussen. Regels zijn erom dingen te faciliteren en mogelijk te maken maar moeten geen initiatieven remmen. Om mee te kunnen doen in de Nederlandse samenleving is een aantal randvoorwaardelijke zaken genoemd zoals: Nederlands kunnen praten, werk en wonen. Van deze zaken hangt voor een belangrijk deel het geluk van iemand af. De 150 mensen die hier vanavond aanwezig zijn kunnen Utrecht niet veranderen. Daar is structuur bij nodig en de gemeente Utrecht heeft hierin een taak. De gemeente Utrecht moet burgers faciliteren om elkaar te leren kennen. Het gezamenlijk kijken naar een voetbalwedstrijd komt steeds minder voor. Belangrijk is om met de ex-vluchtelingen te spreken over 2/7

342 Projectmanagementbureau de oorlog en wat het voor invloed heeft. Wat is de achtergrond van de vluchtelingen. Wederzijds moet men openstaan voor elkaars verhalen. In deze groep is over een aantal dingen gesproken die al genoemd zijn. Belangrijk is te investeren in de lange termijn en niet in kortlopende projecten. Voor scholing en werk is een netwerk belangrijk. Zorg dat de mensen een netwerk kunnen opbouwen. Een multiculturele samenleving is over vijf jaar gewoon en is verspreid over de hele stad. Belangrijk is om de aandacht niet te laten verslappen. Juist de mensen die doorstromen naar een eigen plek in de stad hebben heel hard ondersteuning nodig. Gehoopt wordt dat in 2021 Utrecht een kleurrijke stad is, waar mensen elkaar ontmoeten, wijkbewoners en nieuwkomers. Alle mensen moeten worden meegenomen om weerstand te voorkomen. Dat is bereikt door de eigen kracht van de mensen te benutten. De vluchtelingen beginnen zodra zij in Utrecht arriveren met werk en opleiding. De organisaties in Utrecht werken samen en weten van elkaars bestaan zodat er beter doorverwezen kan worden. Zo ontstaat een stad waar iedereen zich thuis voelt. Iedereen voelt zich thuis in Utrecht in Dat is gerealiseerd door de toegang tot de maatschappelijke voorzieningen voor iedereen in de stad goed te regelen. Er wordt niet in hokjes gedacht. De mens wordt als mens gezien en niet als vluchteling of bewoner. Dat is bereikt door de dialoog aan te gaan. In de buurt, tussen buren onderling, tussen COA en gemeente, tussen gemeente en buurtbewoners. Wanneer de dialoog niet op gang komt dan ondersteunt de gemeente dat bijvoorbeeld door het organiseren van avonden als deze. In 2021 zijn vluchtelingen net als andere Utrechters trots op onze stad. Wij zijn met zijn allen Utrecht ook al komen we niet allemaal uit hetzelfde kamp. Dat is georganiseerd door met zijn allen in contact te komen bijvoorbeeld door samen te eten en door taalcursussen te volgen. Op dit moment zijn in Nederland buitenlandse diploma s niet altijd geldig. Zorg dat door ervaringscertificaat trajecten mensen binnen negen maanden een volwaardig beroep kunnen uitoefenen. Zorg voor ontmoetingen in de moskee. In de moskee op het Westplein is een gezamenlijke gebedsruimte waar alle religies bijeen kunnen komen om elkaar te ontmoeten. Zorg dat vluchtelingen een vaste plek vinden waar zij kunnen aarden en stop met het slepen van vluchtelingen door heel Nederland. Belangrijk is om samen de diversiteit te vieren. Dat doen we allemaal, iedereen doet mee. Overal zijn kansen. In 2021 verstaan Utrechters elkaar in alle wijken en zij zijn trots op de stad. Het woord vluchteling is afgeschaft. Er wordt gesproken over nieuwkomers en nieuwe bewoners. Nieuwkomers worden niet eindeloos versleept. Ook mogen zij activiteiten ontplooien terwijl zij nog geen status hebben. Er worden geen getto s gemaakt. Nieuwkomers worden gehuisvest over de gehele stad. Er worden veel culturele activiteiten georganiseerd om Utrecht te vieren. Dat betekent dat nieuwkomers vroegtijdig worden geactiveerd door middel van vrijwilligerswerk en/of taalprojecten. Er zijn voldoende geschikte woningen, er zijn ononderbroken leerlijnen en mensen kunnen elkaar vinden. In 2021 is er goede huisvesting en kunnen vluchtelingen participeren in de maatschappij door middel van werk of opleiding. Zij worden in de gelegenheid gesteld om hun talenten te benutten. In 2021 zijn vluchtelingen zelfredzaam, zij kunnen de weg vinden in de maatschappij. De integratiecursus is afgestemd op de verschillende niveaus van de participanten. De regelgeving wanneer vluchtelingen mogen participeren in de maatschappij is versoepeld. De vluchtelingen worden gehuisvest over alle delen in de stad. De overheid speelt hier een belangrijke rol in. In 2021 dragen nieuwkomers vanaf het begin bij aan de stad en worden de nieuwkomers gefaciliteerd bij het maken van keuzes. Er zijn gemengde wijken en gemengde scholen. Er is sprake van maatwerk. Er wordt gekeken naar wat nieuwkomers kunnen bijdragen, zij worden niet gepamperd. 3/7

343 Projectmanagementbureau Er wordt niet alleen gekeken of nieuwkomers ingezet kunnen worden bij bedrijven maar ook bij (sport)verenigingen. Creativiteit is belangrijk. De voorzitter inventariseert of er nog punten zijn die niet zijn genoemd. Eeen aantal deelnemers uit de zaal noemen de volgende aanvullingen: Genoemd worden een buddysysteem en vooral te kijken wat iedereen zelf kan doen Een succesvolle integratie in 2021 hoeft niet te betekenen dat alle initiatieven succesvol zijn. Integratie betekent niet alleen dat de vluchteling de taal beheerst. Integreren kan op vele manieren. Wanneer ik de deur achter mij dichttrek, stop ik met Nederlands praten. Mijn vrouw en ik onderhouden onze eigen cultuur in woord en daad. De eigen cultuur mag in ere worden gehouden maar zorg dat je wel met iedereen kan praten. Iedereen is een vluchteling. Iedereen migreert. Migratie is van alle mensen. De nieuwkomers zijn ook geëmigreerd. Wanneer vluchtelingen goed worden ontvangen, voelen zij zich goed in de samenleving. 5. Maatregelen en acties Eric Spaans vraagt de groepen een inventarisatie te maken hoe de dromen gerealiseerd kunnen worden. 6. Bespreken van de maatregelen Eric Spaans leest voor welke maatregelen zijn bedacht: Meer bewoners direct betrekken in plaats van professionals; Moeilijke buurt kleinschalige ontmoeting; ga gesprek aan met de mensen die het meeste weerstand hebben; Gratis kinderopvang voor iedereen; Taalles direct inzetten; Huisvesting spreiden; in elke straat een nieuwkomer; Zelfinitiatief honoreren; Van wederzijdse ideeën leren en gebruiken Ex-vluchtelingen gebruiken als brug en als buddy Nieuwkomers als rolmodel; Taallessen Maatjes, coaches, buddy; Ouderbetrokkenheid; Gastgezinnen; Beroepsmatige koppeling; Samen koken en eten op AZC en thuis; Vrijwilligerswerk mogelijk maken vanuit stimuleringsregeling werkgevers; Ken deskundigheid nieuwkomers; Ontmoeting; Geef nieuwkomer een actieve rol; Gemengde scholen; Wat voor nieuwkomers wordt gedaan moet ook voor wijkbewoners worden gedaan; Vrijwilligerswerk buiten AZC; Integrale aanpak; Wegwijzers; Campagnes; Mensen gaan meer achter maatregelen staan wanneer zij dichtbij worden georganiseerd; Op verzoek en betaalbaar; Zorgen voor draagvlak. Laagdrempelige ontmoeting ook kleinschalig in en vanuit de buurt; Positieve voorbeelden geven; Mensen weerbaar maken; Burgers samen met gemeente; Vanaf begin begeleiden; 4/7

344 Projectmanagementbureau Werkgeversnetwerk opzetten; Vluchtelingen als mensen zien; Dialoog lokaal; Laagdrempelig; Samen eten, samen koken; Geen tijd verspillen; Diploma s erkennen, meer politieke druk op zetten; Via regulier basisonderwijs verbinden; Selectieve participatie van bijvoorbeeld alleen mannen aan sportactiviteiten voorkomen; Welkom vanaf de start; Introductie in de buurt; Huurteam actief betrekken; Beroepsorganisaties inschakelen; Niet vragen waar kom je vandaan maar wat kan je bijdragen ; Netwerksessies bedrijven; Buddyprogramma gezinnen; Advies over scholen; Expat centrum (waarom wel voor expats een informatiecentrum en niet voor vluchtelingen); Begeleid niet alleen buitenlandse studenten; Introductieweken voor nieuwe Utrechters; Bijeenkomsten met recente nieuwkomers en mensen die lang geleden kwamen; leren van ervaringen; Gemengde groepen; Oefenen op school en werk; Kleinschalig wonen; Wegwijzer; Luisteren naar behoefte; Bestaande netwerken uitbouwen; Kansen optimaliseren; Ombudsman voor de doelgroep; Zorgen voor traumaverwerking als onderdeel integratie; Gebruik ervaringen oud-vluchtelingen; Speciale arbeidsbureaus; Meer financiële incentives aan werkgevers om vluchtelingen in dienst te nemen; Iets gaan doen aan weerstand; Cursus googelen in het Nederlands; Waardering voor stadsgesprekken; Verbinding nieuwkomers en wijkbewoners; Benadering wat kan ik wel als vluchteling ; Certificeren diploma s; Eigen initiatieven faciliteren; Centraal wijkaanmeldingspunt; Verhalen gaan vertellen (thuis in Overvecht); Integratie door betaald werk; Integratieplatform oprichten (zorgen voor integratie); Ontspanningsactiviteiten; Van 2 naar 1 meer concreet maken; meer achter maatregelen gaan staan als het concreter is; Samen vrijwilligerswerk doen voor mensen in de buurt; Voer het Canadese model in (vluchtelingen mogen het AZC niet uit of Canada niet in, voordat vijf gezinnen garant staan) Vijf Utrechtse huishoudens adopteren buurt-/wijk overstijgend een huishouden of vluchteling; Vluchteling koppelen aan bedrijf met hetzelfde beroep en opleiding; Aanbod van hulp breder aanbieden ook aan Utrechters; Gemeente Utrecht brengt met ambitie inwoners en Utrechters bij elkaar. Oprecht compliment!; Dagbesteding met behoud van eigen cultuur; ontmoeten in moskee; Verlies de ander niet uit het hoog; breder trekken dan alleen vluchtelingen, ook aanbod voor mensen die buiten de boot dreigen te vallen; De school als centrum voor integratie; Wandelingen organiseren; 5/7

345 Projectmanagementbureau Professionele school met nazorg; Uniforme informatie over leefregels (waar mag je roken en waar niet, en waarom); Van aanbod- naar vraaggericht; Werk vraaggericht; Benut de kwaliteiten; Maak verbinding tussen ouderen die dreigen te vereenzamen en koppel de ouderen aan nieuwkomers; Vertrouwenspersoon voor de doelgroep (om een mislukte integratie te voorkomen); Reclame achtige campagne waar rolmodellen worden neergezet om sneeuwbal te veroorzaken; Gemeente zou vaker het initiatief kunnen nemen om Facebookgroep op te zetten; Zorg dat integratie kinderen aansluit bij integratie ouders en zorg dat er geen kloof ontstaat. 7. Uitwerken van de maatregelen en organisatie van de uitvoering Een aantal aanwezigen wil een idee of maatregel verder bespreken in subgroepen. De ideeën zijn: Koppel vluchtelingen aan ervaringsdeskundigen; Maak gebruik van de expertise die er al bestaat en bouw hierop voort; Traumaverwerking voor vluchtelingen; Vluchtelingen leren de overheid te vertrouwen; Vluchtelingen de spelregels leren van het bedrijfsleven; Ondernemerskracht vluchtelingen benutten; Dagbesteding voor dak- en thuislozen organiseren met vluchtelingen (bijvoorbeeld dagelijks koken); Buddysysteem; Hoe ga je om met weerstand van Utrechters; Introductiedag voor nieuwkomers in de wijk; Ombudsman; Hoe vluchtelingen eerder deel laten nemen aan Mbo-opleidingen; Hoe krijgen we Utrechtse bedrijven mee om vluchtelingen aan het werk te helpen; Spelactiviteit organiseren voor ouders en kinderen om hen sneller te laten integreren; Syrische ontmoetingsplek; Vrijwilligerswerk gebruiken om te integreren; Muziek maken met vluchtelingen; Stimuleringsprogramma voor bedrijfsleven om vluchtelingen in te zetten. De aanwezigen verdelen zich over de subgroepen. 8. Plenaire terugkoppeling Yousef van Resto Van Harte heeft in de afgelopen maanden maaltijden georganiseerd waar mensen van verschillende afkomsten uit de noodopvang aan hebben deelgenomen. Binnenkort wordt ook in Overvecht gekookt voor vluchtelingen. Op 17 juni 2016 wordt in het kader van de ramadan een maaltijd verzorgd in Kanaleneiland. Iedereen is welkom. Sara onderzoekt de eerste ervaringen en inzichten van vluchtelingen tijdens de verhuizing naar Utrecht. Zij werkt samen met Vluchtelingenwerk. Vluchtelingen zijn gevraagd foto s te maken van de eerste periode dat zij in Utrecht wonen. De foto s zijn gedurende de avond geprojecteerd op het scherm in de aula. De foto s zijn te zien op de website De subgroepen presenteren de uitwerking van de plannen: Koppel vluchtelingen aan ervaringsdeskundigen: er zijn drie partners gevonden die dit idee verder willen vormgeven. Maak gebruik van de expertise die er al bestaat en bouw hierop voort: maak gebruik van de empowerment van de mensen. Contact is gelegd met de gemeenteraad. Traumaverwerking voor vluchtelingen: contact is gelegd met de gemeenteraad. 6/7

346 Projectmanagementbureau Vluchtelingen leren de overheid te vertrouwen: voorgesteld wordt workshops te geven door ambtenaren en gemeenteraadsleden. Ook is geopperd workshops te geven op scholen om kinderen te informeren over dictatuur en democratie. Vluchtelingen de spelregels leren van het bedrijfsleven; Ondernemerskracht vluchtelingen benutten: er zijn geen concrete plannen geformuleerd. Wel zijn er visitekaartjes uitgewisseld. Het idee is om vijf ondernemers te koppelen aan een vluchteling/ondernemer en dat zij garant staan voor deze onderneming. Dagbesteding voor dak- en thuislozen organiseren met vluchtelingen (bijvoorbeeld dagelijks koken); Buddysysteem: gesproken is over hoe vluchtelingen in contact te brengen met anderen bijvoorbeeld door middel van sport. Geopperd is een datingsite voor buddy s te openen. Hoe ga je om met weerstand van Utrechters: wanneer iets nieuws gebeurt dan is de weerstand het grootst. Wanneer iets is ingedaald, stopt veelal het verzet. Ga ook naar de mensen toe om het verzet weg te nemen. Introductiedag voor nieuwkomers in de wijk: organiseer vier keer per jaar een buurtactiviteit zodat de buren elkaar leren kennen. Het groepje dat hierover heeft meegedacht beslaat de gehele stad Utrecht en wil hier invulling aan geven. Ombudsman: professionals en studenten kunnen een ombudsman worden, studenten kunnen hier studiepunten voor verkrijgen. De ombudsman wordt gekoppeld aan de huidige ombudsman. Hoe vluchtelingen eerder deel laten nemen aan Mbo-opleidingen: de initiatiefneemster heeft de contactgegevens van de Mbo-school en gaat in gesprek. Hoe krijgen we Utrechtse bedrijven mee om vluchtelingen aan het werk te helpen: een netwerk is belangrijk voor vluchtelingen om aan werk te komen. Er zijn ideeën geopperd als speeddates, meelopen, informeel ontmoeten, buddy s, positieve ervaringen delen. Vluchtelingen net drie jaar laten wachten voordat ze op zoek kunnen gaan naar werk maar veel eerder. Spelactiviteit organiseren voor ouders en kinderen om hen sneller te laten integreren; Syrische ontmoetingsplek; Vrijwilligerswerk gebruiken om te integreren: regels duidelijk maken door gemeente, verzekering voor vrijwilligers door gemeente (of op andere manier oplossen), daag Utrechtse verenigingen uit om anders te gaan denken en vluchtelingen te betrekken bij het verenigingswerk. Muziek maken met vluchtelingen: het initiatief wordt bekend gemaakt bij een aantal ensembles en kwartetten. Stimuleringsprogramma voor bedrijfsleven om vluchtelingen in te zetten. 9. Afsluiting door de wethouder: hoe gaan we hiermee verder Op intranet wordt een terugkoppeling gegeven van wat is besproken (zowel in beeld, als in tekst). De gemeente wordt gevraagd als smeerolie te functioneren voor de initiatiefnemers en het vliegwiel op gang te brengen. De gemeente moet niet verzanden in ambtelijke nota s maar moet concreet zaken gaan uitvoeren. Wethouder Diepeveen dankt degenen die een bijdrage hebben geleverd aan de organisatie. In het bijzonder de raadsleden en de ambtenaren. Een aantal raadsleden heeft samen met het college het initiatief genomen voor deze bijeenkomst. Wethouder Diepeveen zou het mooi vinden om de energie vast te houden. Deze bijeenkomst is ook bedoeld als netwerkbijeenkomst. Er zijn nieuwe verbanden ontstaan. Wethouder Diepeveen heeft er alle vertrouwen in dat de integratie geen gemeentelijke agenda wordt, maar een stedelijk agenda en dat het een inclusief verhaal wordt, waar in ook aandacht is voor de achtergebleven groepen in de samenleving. Dat er een waar Utrechts model uit voort mag komen. Na afloop van de bijeenkomst spelen drie nieuwkomers muziek. 7/7

347 8 Commissiebrief Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten Commissiebrief MS - RTZ2016 Burgemeester en Wethouders Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon Commissie Mens & Samenleving Behandeld door M. Kloosterboer Datum 20 mei 2016 Doorkiesnummer Ons kenmerk m.kloosterboer@utrecht.nl Onderwerp Regeling Tegemoetkoming Bijlage(n) 1 Zorgkosten 2016 Uw kenmerk Uw brief van Verzonden Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Geachte commissieleden, In de commissievergadering Mens en Samenleving van 3 maart 2016 is door wethouder Diepeveen toegezegd om voor de zomer te komen met een evaluatie van de Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 (RTZ2015) en een voorstel voor een regeling voor het overgangsjaar Hierbij ontvangt u deze informatie waarbij allereerst aandacht is voor de context van de regelingen en daarna wordt ingegaan op de evaluatie en de nieuwe incidentele regeling voor De brief besluit met een paragraaf gewijd aan de compensatie van zorgkosten via de Collectieve Ziektekostenverzekering per Context In 2014 zijn de rijksregelingen Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie Eigen Risico (CER) afgeschaft met als reden dat deze regelingen vaak te ongericht waren en terechtkwamen bij de mensen die het geld niet nodig hadden. De hierdoor vrijgevallen budgetten zijn na een korting overgeheveld naar het sociaal domein van het Gemeentefonds met de opdracht om mensen met hoge zorgkosten te compenseren. Voor de gemeente Utrecht komt dit bedrag neer op 3,43 miljoen euro die gelijk verdeeld zijn over de onderdelen Wmo en armoedebeleid. Hiervan is 1,7 miljoen ingezet ter dekking van de algemene Wmo voorzieningen, zoals de buurtteams, en is 0,6 miljoen ingezet ter compensatie van de premie van de Collectieve Ziektekostenverzekering voor minima. De resterende 1,1 miljoen is in 2015 ingezet voor de RTZ2015. Via deze regeling konden inwoners van Utrecht met hoge zorgkosten en een inkomen tot een eenmalige tegemoetkoming van 200 ontvangen ter compensatie van hun zorgkosten. Bij de vaststelling van de armoedenota 'Utrecht inclusief': Utrechtse armoedeaanpak (10 dec 2015) is besloten om de compensatie structureel vorm te geven via de collectieve ziektekostenverzekering. Voor 2016 was het echter nog niet mogelijk dit met de zorgverzekeraar vorm te geven, vandaar dat wij hebben besloten om de regeling van 2015 te continueren en voor 2016

348 Burgemeester en Wethouders Datum 20 mei 2016 Ons kenmerk opnieuw een eenvoudige en eenmalige regeling in te richten: de Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2016 (RTZ2016). Evaluatie regeling 2015 De RTZ2015 is door onderzoeksbureau BS&F geëvalueerd (zie de bijlage voor evaluatierapport) inwoners hebben een beroep gedaan op de eenmalige tegemoetkoming van 200 en uiteindelijk hebben 8206 inwoners deze werkelijk ontvangen. 70% van de afwijzingen gebeurde op grond van het te weinig of niet aanleveren van gevraagde informatie. Het vermoeden bestaat dat de lage aanvraagdrempel ervoor heeft gezorgd dat ook mensen zonder hoge zorgkosten een tegemoetkoming hebben aangevraagd en dat deze personen hebben afgezien van de aanvraag bij het opvragen van bewijsstukken. Van de indieners van toegekende aanvragen heeft 62% een inkomen tot 125% van het sociaal minimum en de overige gecompenseerden hebben een inkomen tot De wens van de Raad om ook middeninkomens met hoge zorgkosten te compenseren is dan ook vervuld door de inrichting van deze compensatieregeling. De gemiddelde leeftijd van de toegekende aanvragers is 62 jaar. Voor 48% van diegenen die een tegemoetkoming hebben ontvangen, geldt dat zij 67 jaar of ouder zijn. 76% van het aantal tegemoetgekomen personen is alleenstaand, 18% is samenwonend/gehuwd en de overige 6% is een alleenstaande ouder. Er is ook een verdeling gemaakt in percentages toegekende personen per wijk. Hierin valt op dat een aanzienlijk deel, te weten 54%, woonachtig is in de wijken Overvecht en Noord- en Zuidwest. Wat de uitvoering betreft, is ernaar gestreefd om de regeling zo eenvoudig mogelijk vorm te geven. Vanwege het hoge aantal aanvragen is naast de reguliere bezetting extra personeel ingezet in de periode september 2015 t/m januari Voor de nieuwe, eenmalige regeling in 2016 beveelt onderzoeksbureau BS&F aan om het aanvraag- en beoordelingsproces verder te vereenvoudigen. Deze aanbeveling wordt meegenomen in de uitvoering door onder meer het aanvraag- en beoordelingsproces voor de gecompenseerden van afgelopen jaar zo uitvoeringsluw mogelijk te maken. Het onderzoeksbureau geeft nog als aandachtspunt mee dat 62% van de huishoudens met een laag inkomen ook toegang hebben tot de Collectieve Ziektekostenverzekering (CZM). De eigen bijdrage Wmo en Wlz worden binnen het meest uitgebreide aanvullende pakket (polis 3) vergoed. Diezelfde bijdrage is echter ook als belangrijkste kostenpost voor hoge zorgkosten opgegeven binnen de RTZ2015. Mogelijk dat er een samenloop van de RTZ en de CZM plaatsvindt. Dit aandachtspunt wordt ook meegenomen; zo zal de gemeente meer bekendheid geven aan de mogelijkheid tot declareren van de eigen bijdrage onder polis 3 van de CZM. Continuering regeling in 2016 Op basis van de evaluatie hebben wij besloten om de RTZ2015 te continueren in de vorm van de RTZ2016, ofwel: een eenmalige, eenvoudige compensatieregeling van 200 voor inwoners van Utrecht die hoge zorgkosten hebben en een inkomen tot /3

349 Burgemeester en Wethouders Datum 20 mei 2016 Ons kenmerk Met het oog op het hoge aantal rechthebbenden en aanvragen van afgelopen jaar en het verwachte hogere aantal aanvragen van dit jaar, is het van belang om de uitvoering zo eenvoudig mogelijk te organiseren. Zo wordt de aanvraag- en uitkeringsprocedure voor de toegekende aanvragers van afgelopen jaar verder vereenvoudigd. Andere potentieel rechthebbenden worden aangesproken via een campagne gedurende de aanvraagperiode: van 1 september t/m 15 november Hierin wordt de eenmaligheid van de regeling extra benadrukt en wordt men er ook op gewezen hoe de compensatie er vanaf 2017 uitziet binnen de CZM. Zo kunnen rechthebbenden met een inkomen boven 175% van het sociaal minimum hun verwachtingen bijstellen. Op basis van de inzet in 2015, ten behoeve van de RTZ2015, is de verwachting dat minimaal hetzelfde bedrag nodig is als in 2015 namelijk 1,7 miljoen euro. Daarmee is de beschikbare 1,1 miljoen euro uit de Wtcg/CER-gelden niet voldoende. Om deze reden wordt de overige geraamde 0.6 miljoen euro, net als in 2015, gedekt uit het Wmo-budget individuele verstrekkingen. Collectieve Ziektekostenverzekering per 2017 De CZM kent drie aanvullende pakketten (AV) waarvoor de gemeente voor zowel AV2 als AV3 een maandelijkse bijdrage aan de premie levert. AV3 is door de zeer uitgebreide dekking geschikt voor mensen met hoge zorgkosten. Daarnaast streven we ernaar ook mensen met een middeninkomen ( tot 175% van de toepasselijke bijstandsnorm, circa ) en hoge zorgkosten mee te nemen binnen AV3 van de collectieve ziektekostenverzekering. Zo kunnen zij ook profiteren van een goed inhoudelijk pakket en de collectiviteitskorting. Hierover zijn we in gesprek met de zorgverzekeraar. Met de inzet van de Wtcg/CER middelen kan de premiebijdrage vanuit de gemeente worden opgehoogd vanaf Eind september ontvangt u het voorstel over de inzet van de armoederegelingen vanaf Hierbij informeren wij u ook over de CZM en middeninkomens. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester, 3/3

350 Beleidsregel RTZ2016 Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Utrecht BESLUIT: Vast te stellen de volgende Beleidsregel Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2016 Gemeente Utrecht Artikel 1Definitie 1.1 De tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Utrecht 2016 wordt verstrekt in de vorm van een geldbedrag. Artikel 2 Aanvraag 2.1 De eenmalige tegemoetkoming zorgkosten kan schriftelijk of digitaal worden aangevraagd tot en met 15 november De aanvraag wordt ingediend door middel van een daarvoor beschikbaar gesteld (digitaal) aanvraagformulier. Artikel 3 Rechthebbenden 3.1 Om in aanmerking te komen voor de eenmalige tegemoetkoming, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: a. De persoon voor wie de tegemoetkoming wordt aangevraagd moet ingezetene zijn van de gemeente Utrecht b. De noodzakelijke zorgkosten van minimaal 200 in het jaar 2016 moeten aannemelijk kunnen worden gemaakt door middel van facturen c. Het (gezamenlijk) verzamelinkomen over 2014 is, bewijsbaar, maximaal d. De zorgkosten zijn of worden niet op een andere wijze vergoed 3.2 Belanghebbenden die in 2015 een tegemoetkoming via de RTZ 2015 hebben ontvangen worden geacht aan de voorwaarden als bedoeld in 3.1 te voldoen, mits zij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel als inwoner in de BRP van de gemeente Utrecht staan ingeschreven. Artikel 4 Uitbetaling tegemoetkoming 4.1 De eenmalige tegemoetkoming bedraagt 200 per rechthebbende. 4.2 De eenmalige tegemoetkoming wordt uiterlijk op 31 december 2016 uitbetaald. 4.3 Er kan op een later moment worden uitbetaald als, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, op 31 december 2016 nog niet op de aanvraag is beslist.

351 Artikel 5 Geldigheidsduur en citeertitel beleidsregel 5.1 Deze beleidsregel treedt in werking op 1 september 2016 en vervalt per 1 januari Deze beleidsregel kan worden aangehaald als Beleidsregel Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2016 Gemeente Utrecht. Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 7 juni De gemeentesecretaris, Drs. J.G. Manshanden De burgemeester, Mr. J.H.C. van Zanen

352 3 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2016_evaluatierapport Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Gemeente Utrecht April 2016 Pagina 1 van 16 BS&F 2016

353 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Inhoudsopgave 1. Managementsamenvatting Inleiding De Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten De Resultaten Conclusies en aanbevelingen Pagina 2 van 16 BS&F 2016

354 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten Managementsamenvatting Hierbij ontvangt u het evaluatierapport Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten Dit rapport is door BS&F opgesteld op verzoek van de gemeente Utrecht. De Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 (RTZ2015) 1 is door de gemeente Utrecht in het leven geroepen als tijdelijke vervanging voor de tegemoetkoming die in het kader van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten werd uitgekeerd door het Rijk. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is deze verantwoordelijkheid overgegaan naar de gemeenten. Het staat gemeenten vrij een vorm te kiezen waarin zij een tegemoetkoming bieden aan mensen met hoge zorgkosten. De gemeente Utrecht heeft de ambitie een tegemoetkoming te bieden door middel van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering. Deze verzekering is geschikt voor mensen met hoge zorgkosten. Het bleek niet haalbaar om op korte termijn besluitvorming hierover te organiseren. Om deze groep toch op korte termijn te kunnen bedienen is de tijdelijke regeling RTZ2015 opgezet. Het was de uitdrukkelijke wens van de gemeenteraad om de RTZ2015 ook open te stellen voor mensen met een middeninkomen en hoge zorgkosten. Zodoende kon direct inzicht worden verkregen in de behoefte aan een tegemoetkoming en de geschiktheid van een eventuele collectieve ziektekostenverzekering voor deze groep. Inkomensgrenzen (peiljaar 2013) Het sociaal minimum ligt tussen en afhankelijk van de gezinssamenstelling. Een inkomen wordt als laag beoordeeld wanneer het maximaal 125% van het genoemde bedrag is. De Belastingdienst definieert een gemiddeld inkomen (modaal) als een huishoudinkomen tussen en De inkomensgrens voor de RTZ2015 is Dit is een gemiddeld modaal inkomen en komt overeen met ongeveer 200% van het sociaal minimum. Door verschillen in leefsituatie en aftrekposten is dit niet exact weer te geven. Voor de berekeningen in dit rapport is uitgegaan van als ondergrens van een modaal inkomen. Dit komt overeen met ongeveer 175% van het sociaal minimum. In de maanden september t/m november 2015 kon een aanvraag worden ingediend. Van alle Utrechters heeft 3,5% een beroep gedaan op de RTZ2015. Van deze groep heeft 71% een tegemoetkoming toegekend gekregen. Dit betekent dat aan personen een eenmalige tegemoetkoming van 200,- is toegekend. Het aantal toekenningen is daarmee fors hoger dan het vooraf ingeschatte aantal van tot Deze inschatting was nog exclusief de mogelijkheid om aan meerdere gezinsleden binnen een gezin een tegemoetkoming toe te kennen. Deze mogelijkheid werd op verzoek van de gemeenteraad toegevoegd. 62% heeft een inkomen beneden 125% van het sociaal minimum en wordt daarmee gerekend tot de doelgroep mensen met een laag inkomen. 38% heeft een inkomen boven 125% van het sociaal minimum. Iets minder dan de helft van deze groep heeft een modaal inkomen (vanaf 175% van het sociaal minimum). De andere helft heeft een inkomen tussen 125% en 175% van het sociaal minimum. 1 In hoofdstuk 3 worden de voorwaarden van de RTZ2015 nader toegelicht. 2 Het centraal Planbureau hanteert een andere definitie van een modaal inkomen, namelijk een vast bedrag van (peiljaar 2013). Omwille van de vergelijkbaarheid met het sociaal minimum is in dit rapport uitgegaan van een gemiddelde van de twee definities. Pagina 3 van 16 BS&F 2016

355 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 De regeling heeft derhalve duidelijk het grootste bereik gehad onder mensen met een laag inkomen; maar door middel van de regeling heeft de gemeente ook een groep mensen met een middeninkomen weten te bereiken. Met 69% was de eigen bijdrage voor een Wmo of WLZ voorziening de meest genoemde aanleiding om een beroep te doen op de RTZ2015. Deze eigen bijdrage ook wordt vergoed door de meest uitgebreide variant van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering. Mogelijk is er sprake van enige overlap. Pagina 4 van 16 BS&F 2016

356 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten Inleiding Sinds 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor het tegemoetkomen in de meerkosten van mensen met hoge noodzakelijke zorgkosten. De gemeente Utrecht heeft dit vormgegeven met een tijdelijke Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten (RTZ) Deze werd uitgevoerd binnen de kaders van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Omdat de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering reeds is gericht op het vergoeden van gemaakte zorgkosten, was het van meet af aan de doelstelling van de gemeente om de tegemoetkoming te integreren in de bestaande collectieve ziektekostenverzekering voor mensen met een laag inkomen. Een structurele integratie binnen een bestaande regeling werd bovendien meer doelmatig geacht dan een eenmalige tegemoetkoming. Dit bleek echter niet op korte termijn realiseerbaar. Daarom is gekozen voor een tijdelijke regeling. Voorwaarde was een eenvoudig uitvoerbare regeling met lage uitvoeringskosten. Met deze regeling kon tevens ervaring worden opgedaan met het bereiken van de doelgroep middeninkomens. Dit was een expliciete opdracht van de gemeenteraad. Er is reeds besloten de compensatie voor hoge zorgkosten met ingang van 2017 te integreren in de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering. Waarschijnlijk wordt in 2016 nogmaals een tijdelijke tegemoetkomingsregeling aangeboden. In dit rapport worden de resultaten van de RTZ2015 gepresenteerd. Op basis daarvan worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. De aanbevelingen kunnen worden gebruikt bij het vormgeven van toekomstig beleid ten behoeve van de tijdelijke regeling in 2016 en integratie met de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering vanaf De conclusies over het inkomen en de zorgkosten van de doelgroep zijn tot stand gekomen op basis van een beperkte steekproef van 134 op het totaal van toegekende aanvragen. De steekproef kent een betrouwbaarheid van 90%. Pagina 5 van 16 BS&F 2016

357 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten De Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 De verantwoordelijkheid voor het tegemoetkomen van mensen met hoge zorgkosten is door de decentralisatie van zorgtaken van het Rijk bij de gemeente komen te liggen. Het Rijk kende de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER). Deze regelingen waren ongericht omdat ze grotendeels inkomensonafhankelijk waren en toegang verschaften op basis van vooraf bepaalde parameters. Het recht werd bepaald door deze parameters toe te passen op beschikbare gegevens over zorggebruik. Door de efficiëntiekorting die het Rijk toepaste op het beschikbare budget, waren gemeenten genoodzaakt meer maatwerk te bieden en striktere toegangscriteria vast te stellen. Hoewel de gemeenteraad in eerste instantie bepaalde de kaders van de Participatiewet toe te passen, werd er uiteindelijke voor gekozen een tijdelijke regeling vast te stellen binnen de kaders van artikel van de Wmo 3. Alleen binnen die kaders was het mogelijk om op korte termijn ook middeninkomens tegemoet te komen. Eveneens een wens van de gemeenteraad. De gemeente Utrecht had voor de RTZ2015 een bedrag van 1,1 miljoen beschikbaar. De tegemoetkoming werd vastgesteld op 200 per rechthebbende. In eerste instantie was er dus ruimte voor toekenningen. Dit aantal werd gebaseerd op de aanname 4 dat ongeveer 50% van de bij de gemeente bekende 5 - personen die een Wtcg tegemoetkoming ontvingen, aanspraak zou maken. Op verzoek van de raadscommissie is de mogelijkheid geschapen 6 om aan meerdere gezinsleden binnen een gezin een tegemoetkoming te kunnen verstrekken. De verwachting was dat dit zou leiden tot een beperkt aantal extra aanvragen. De meerkosten hiervan konden worden opgevangen binnen het Wmo-budget. Men kon aanspraak maken op een tegemoetkoming vanuit de RTZ2015 als men voldeed aan de volgende voorwaarden: Een verzamelinkomen niet hoger dan (peiljaar 2013); Aantoonbaar minimaal 200 noodzakelijke zorgkosten had gemaakt in de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag (Deze voorwaarde gold niet voor de doelgroep voormalige Wtcg rechthebbenden. Hiervan werd aangenomen dat zij nog altijd zorgkosten maakten). Uiteraard stond de regeling alleen open voor inwoners van de gemeente Utrecht. Per huishouden konden meerdere vergoedingen worden aangevraagd, mits ieder individu afzonderlijk aan de voorwaarden kon voldoen. Bij kinderen werd uitgegaan van het inkomen van de ouders. 3 Artikel Wmo: Bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. 4 Deze aanname werd gebaseerd op ervaringscijfers van regiogemeenten. 5 In 2014 heeft men bij het CAK kunnen aangeven informatie van de gemeente te willen ontvangen over tegemoetkomingregelingen. Alleen van mensen die dit hebben aangegeven zijn de adresgegevens overgedragen aan de gemeente. 6 Volgens de Commissiebrief van 1 september 2015 met kenmerk Pagina 6 van 16 BS&F 2016

358 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Inkomensgrenzen (peiljaar 2013) Het sociaal minimum ligt tussen en afhankelijk van de leefsituatie. Een inkomen wordt als laag beoordeeld wanneer het maximaal 125% van het genoemde bedrag is. De Belastingdienst definieert een gemiddeld inkomen (modaal) als een huishoudinkomen tussen en De inkomensgrens voor de RTZ2015 is Dit is een gemiddeld modaal inkomen en komt overeen met ongeveer 200% van het sociaal minimum. Door verschillen in leefsituatie en aftrekposten is dit niet exact weer te geven. Voor de berekeningen in dit rapport is uitgegaan van als ondergrens van een modaal inkomen. Dit komt overeen met ongeveer 175% van het sociaal minimum. Het eigen risico van de zorgverzekering werd niet als bijzondere zorgkosten beoordeeld. Immers deze kosten worden door iedere Nederlander gemaakt en worden derhalve gebruikelijk geacht. Alleen wanneer men specifieke zorgkosten maakte die niet werden vergoed, kon een tegemoetkoming worden aangevraagd. De aanvraag kon worden ingediend in de periode september t/m november 2015, zodat de tegemoetkoming nog uiterlijk in december 2015 kon worden uitbetaald. Dit komt overeen met de voormalige Wtcg. Ook deze tegemoetkoming werd uiterlijk eind december uitbetaald. Gedurende de aanvraagperiode is publiciteit gegeven aan de regeling om zodoende vooral mensen te bereiken die niet bij de gemeente bekend waren. Er zijn flyers verspreid via huisartsen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten e.d. Er zijn advertenties geplaatst in lokale media en via social media. Op de gemeentelijke website was informatie beschikbaar en kon een aanvraag worden ingediend. Bij de Buurtteams kon een papieren aanvraagformulier worden ingevuld. Inwoners die reeds bij de gemeente bekend waren (de voormalige Wtcg-doelgroep), hebben een persoonlijke brief ontvangen met daarbij een aanvraagformulier. De beoordeling van aanvragen werd uitgevoerd door medewerkers van het stedelijk Wmo-loket. Naast de reguliere bezetting is er in de periode september 2015 t/m januari 2016 ook extra personeel ingezet. 7 Het centraal Planbureau hanteert een andere definitie van een modaal inkomen, namelijk een vast bedrag van (peiljaar 2013). Omwille van de vergelijkbaarheid met het sociaal minimum is in dit rapport uitgegaan van een gemiddelde van de twee definities. Pagina 7 van 16 BS&F 2016

359 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten De Resultaten Een beroep op de RTZ2015 was mogelijk in de periode september t/m november In deze drie maanden zijn aanvragen ontvangen. Tot in 2014 ontvingen chronisch zieken en gehandicapten, die voldeden aan gestelde voorwaarden, via het CAK een tegemoetkoming in het kader van de voormalige Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Deze doelgroep 8 heeft in dat jaar bij het CAK kunnen aangeven informatie van hun gemeente te willen ontvangen over mogelijkheden voor een tegemoetkoming in hoge zorgkosten vanaf Utrechters die in het verleden een Wtcg-tegemoetkoming ontvingen, hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt van hen (83%) heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming ingediend. Daarmee was het aantal aanvragen hoger dan de tot zoals vooraf geschat. Bekende Wtcg rechthebbenden Geen aanvraag ingediend 17% Wel aanvraag ingediend 83% Daarnaast zijn aanvragen ingediend door Utrechters die in het verleden geen tegemoetkoming in het kader van de Wtcg ontvingen, dan wel deze wel ontvingen maar geen toestemming aan het CAK hadden verleend om persoonsgegevens aan de gemeente over te dragen. 8 In 2012 maakten ongeveer Utrechters gebruik van een tegemoetkoming in het kader van de Wtcg. Dit is een schatting op basis van landelijke cijfers uit de brief van het ministerie van VWS aan de Tweede Kamer (20 juni 2012). Het recht op een tegemoetkoming was inkomensonafhankelijk. De hoogte van de tegemoetkoming was echter wel afhankelijk van het inkomen. Het aantal rechthebbenden zegt daarom niets over het inkomensniveau van de doelgroep. Pagina 8 van 16 BS&F 2016

360 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Van de aanvragen die in het totaal zijn ingediend, zijn er toegekend (71%) en afgewezen (29%). 2,45% van de Utrechtse bevolking heeft derhalve met succes aanspraak gemaakt op de RTZ2015. Aanvragen RTZ2015 Afgewezen 29% Toegekend 71% Met 29% is een relatief groot deel van de aanvragen afgewezen 9. Hierbij valt op dat het aantal afwijzingen om inhoudelijke redenen (aard van de zorgkosten of de hoogte van het inkomen) vrijwel nihil is. De reden van afwijzing is vooral dat men de gevraagde bewijsstukken niet leverde, ook niet na een verzoek daartoe. Mogelijk is het leveren van bewijsstukken 10 als een drempel ervaren. Wie zijn de aanvragers 76% van de aanvragers aan wie een tegemoetkoming is toegekend is alleenstaand. Dit is een significant hoog percentage. Verdeling aanvragen naar gezinssituatie Gehuwd/ samenwonend 18% Alleenstaande ouder 6% Alleenstaand 76% 9 Mogelijk ligt hier een relatie met de laagdrempelige aanvraagmogelijkheid. Deze lage drempel was een bewuste keuze om zodoende zo veel mogelijk mensen te bereiken. Het was mogelijk om zonder inlog met DigID of bijvoegen van bewijsstukken online een aanvraag in te dienen. 10 Gevraagd werd om een inkomensverklaring IB60 van de Belastingdienst. Hierop staat het vastgestelde verzamelinkomen vermeld. Ontving men niet eerder een tegemoetkoming in het kader van de Wtcg, dan werd ook gevraagd bewijsstukken van gemaakte zorgkosten mee te sturen met de aanvraag. Pagina 9 van 16 BS&F 2016

361 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten % van de aanvragers aan wie een aanvraag is toegekend is vrouw, 42% is man. Verdeling aanvragen naar geslacht Vrouw 58% Man 42% De gemiddelde leeftijd van de aanvragers aan wie een tegemoetkoming is toegekend is 62 jaar. 48% van de aanvragers is 67 jaar of ouder. Aantal aanvragen per leeftijdsjaar Aantal aanvragen Pagina 10 van 16 BS&F 2016

362 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Inkomen van de aanvragers Om een beroep te kunnen doen op de RTZ2015 moest er sprake zijn van een verzamelinkomen van maximaal over het peiljaar Een dergelijk inkomen geldt volgens de belastingdienst als een gemiddeld modaal 11 inkomen. Hiermee is tegemoetgekomen aan de wens van de gemeenteraad om de RTZ2015 ook open te stellen voor de doelgroep middeninkomens. Voor wat betreft het peiljaar is dezelfde systematiek 12 toegepast als onder de voormalige Wtcg. Hiervoor is gekozen omdat het de meest objectieve en meest eenvoudige manier is om het inkomen vast te stellen. 62% van de aanvragers aan wie een tegemoetkoming is toegekend heeft een inkomen tot 125% van het sociaal minimum. 20% heeft een inkomen boven 125% van het sociaal minimum maar beneden modaal. 18% heeft een inkomen vanaf modaal. Totaal heeft dus 38% een inkomenn boven 125% van het sociaal minimum 13. Inkomenspositie aanvragers Modaal 18% Tussen 125% sociaal minimum en modaal 20% Tot 125% sociaal minimum 62% 11 De Belastingdienst definieert een gemiddeld (modaal) inkomen als een huishoudinkomen tussen en (peiljaar 2013). 12 Bij de vaststelling van het recht op een Wtcg tegemoetkoming werd uitgegaan van het verzamelinkomen van twee jaar geleden. Voor het jaar 2013 gold bijvoorbeeld het inkomen van Voor de RTZ2015 is daarom uitgegaan van het inkomen van Zie voor een nadere toelichting op de inkomensgrenzen het kader op pagina 6. Pagina 11 van 16 BS&F 2016

363 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Waar wonen de aanvragers Als we kijken naar waar de aanvragers aan wie een tegemoetkoming is toegekend wonen, valt op dat een aanzienlijk deel woonachtig is in Overvecht en Noord- en Zuidwest. Deels wordt dit verklaard door het feit dat in deze wijken relatief veel mensen wonen. Voor een ander deel is de verklaring dat in deze wijken relatief veel mensen wonen met een laag inkomen of minder goede gezondheid. Aanvragen per wijk Vl.-De Meern 10% West 6% Zuid 10% Overvecht 21% Zuidwest 15% Oost 5% Onbekend 1% Binnenstad 3% Leidsche rijn 5% Noordwest 18% Noordoost 6% Pagina 12 van 16 BS&F 2016

364 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Zorgkosten Van de doelgroep die in het verleden een tegemoetkoming in het kader van de Wtcg ontving en bekend was bij de gemeente werd aangenomen dat zij nog altijd noodzakelijke zorgkosten maken. Dit vanwege de uitvoerbaarheid van de RTZ2015. Van hen werd alleen gevraagd aan te tonen dat men een inkomen had beneden de grens van verzamelinkomen. Alleen van mensen die niet eerder een tegemoetkoming in het kader van de Wtcg ontvingen werd gevraagd aan te tonen dat er voor tenminste 200 aan zorgkosten is gemaakt. Het moest daarbij gaan om noodzakelijke kosten gemaakt in de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag die niet werden vergoed door de zorgverzekeraar. 69% van de mensen die zorgkosten moest aantonen, geeft de eigen bijdrage Wmo of WLZ op als reden voor de aanvraag RTZ2015. Soort zorgkosten 69% 31% 0% 25% 50% 75% 100% Eigen bijdrage Wmo/Wlz Overige zorgkosten De gegevens over de zorgkosten zijn gebaseerd op een steekproef van 65 personen. Hiermee geeft het een representatief beeld van de totale groep, met een betrouwbaarheid van 90%. Omdat het aantal personen uit de steekproef dat andere kosten dan de eigen bijdrage opgeeft zo beperkt is (20 stuks), is de aard van deze kosten moeilijk te duiden. Voorbeelden van andere kosten zijn niet vergoedde medicijnen of vervoerskosten naar het ziekenhuis. Pagina 13 van 16 BS&F 2016

365 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten Conclusies en aanbevelingen Op basis van de resultaten zijn de volgende conclusies te trekken en aanbevelingen te doen. Bereik 83% van de bij de gemeente bekende voormalige Wtcg rechthebbenden heeft een aanvraag ingediend. Dit is een opvallend hoog percentage; Het bereik onder andere (potentiële) rechthebbenden is niet te beoordelen 14 ; Van de toegekende aanvragen had 38% een inkomen hoger dan 125% van het sociaal minimum; De regeling is expliciet verruimd zodat aan meerdere gezinsleden binnen een huishouden een tegemoetkoming kon worden verstrekt. 24% van de toegekende tegemoetkomingen kwam terecht bij echtparen en (één ouder) gezinnen. Zorgkosten en vergoedingsmogelijkheden Het aantal afwijzingen van nieuwe aanvragers (niet Wtcg doelgroep) om inhoudelijke redenen (type zorgkosten) is vrijwel nihil; Met 69% is de Wmo / WLZ eigen bijdrage de belangrijkste aanvraagreden voor de RTZ2015; Tenminste 62% van de aanvragers aan wie een tegemoetkoming is toegekend heeft potentieel toegang tot de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering voor mensen met een laag inkomen of maakt hier reeds gebruik van. De meest uitgebreide variant van deze polis vergoedt de Wmo en WLZ eigen bijdragen; De gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering bestond in 2015 uit twee aanvullende pakketten. Alleen in de meeste uitgebreide van de twee aanvullende pakketten is de vergoeding van de eigen bijdrage Wmo en WLZ opgenomen. In 2015 waren er volwassen verzekerden. 94% van hen maakte gebruik van het meest uitgebreide aanvullende pakket. Inclusief meeverzekerde kinderen waren er Utrechters verzekerd via de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering. Mogelijk is er sprake van samenloop van vergoedingen. Een vergoeding van de Wmo en WLZ eigen bijdrage kwam zowel vanuit de collectieve zorgverzekering als vanuit de RTZ Omdat er geen informatie beschikbaar was over het gebruik van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering onder de aanvragers van de RTZ2015, is dit niet met zekerheid vast te stellen; 20% van de aanvragers aan wie een tegemoetkoming is toegekend heeft een inkomen boven 125% van het sociaal minimum maar beneden modaal. Dit lijkt de groep die hoge zorgkosten minder makkelijk kan opvangen doordat men geen gebruik kan maken van regelingen voor mensen met een laag inkomen, maar mogelijk ook niet beschikt over voldoende bestedingsruimte om meerkosten op te vangen. 14 Volgens Stimulansz hebben Utrechtse huishoudens een inkomen tot 130% van het sociaal minimum. Op grond van het inkomen had tenminste een groep van deze omvang toegang tot de RTZ2015. Echter, niet iedereen maakt extra zorgkosten. Daarom is de omvang van de doelgroep niet goed in te schatten. Pagina 14 van 16 BS&F 2016

366 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Op basis van de conclusies zijn de volgende aanbevelingen te doen. De behoefte aan een tegemoetkoming in de zorgkosten lijkt er voornamelijk te zijn bij mensen met een laag inkomen. Deze groep heeft de RTZ2015 redelijk tot goed weten te vinden, mede dankzij het persoonlijk benaderen van de doelgroep; De gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering biedt reeds compensatie voor meerkosten voor zorg aan mensen met een laag inkomen, chronische ziekten en/of handicap. De meest uitgebreide variant van deze verzekering vergoedt de eigen bijdragen voor Wmo en WLZ, de meest genoemde kostensoort bij het aanvragen van de RTZ2015. De gemeente Utrecht heeft reeds besloten deze collectieve regeling vanaf 2017 in te gaan zetten als primaire instrument in de compensatie meerkosten voor zorg; ruim 60% van de aanvragers van de RTZ2015 komt in aanmerking voor deelname aan deze collectieve ziektekostenverzekering indien de huidige inkomenscriteria voor deelname aan deze regeling zouden worden gehandhaafd; Het aandeel personen met een inkomen tussen 125% sociaal minimum en modaal is relatief groot. Mogelijk is dit een groep die hoge kosten moeilijk kan opvangen aangezien er geen gebruik kan worden gemaakt van regelingen. Het is te overwegen de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering ook voor deze doelgroep open te stellen; Mede gezien het bovenstaande is het aan te bevelen toekomstige regelingen (zoals een eventuele herhaling van de RTZ of het inzetten van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering) te richten op de groep mensen met een laag inkomen en mensen met een inkomen tot modaal; Gezien het feit dat de Wmo eigen bijdrage vaak wordt opgegeven als bron van extra zorgkosten, is het aanpassen van de parameters voor de Wmo eigen bijdrage een geschikte maatregel. De gemeente Utrecht past dit reeds toe door de draagkracht niet voor 15% (landelijk maximum), maar slechts voor 8% te belasten; Het aanvraag- en beoordelingsproces kan worden vereenvoudigd door een koppeling van bestanden 15. Zo kunnen cliënten die reeds bekend zijn bij Wmo, U-pas of bijzondere bijstand bijvoorbeeld gebruik maken van een vereenvoudigde aanvraagmogelijkheid. 15 Gegevensbestanden die zijn opgebouwd vanwege de uitvoering van een wettelijke taak mogen niet zondermeer worden ingezet voor de uitvoering van een andere regeling. Het gebruik van deze gegevens mag alleen met inachtneming van privacybeschermende maatregelen. Pagina 15 van 16 BS&F 2016

367 Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten 2015 Copyright Niets uit deze publicatie mag zonder uitdrukkelijke, voorafgaande, schriftelijke toestemming van BS&F worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook. Bureau BS&F Dokter Klinkertweg 10c 8025 BS Zwolle T I. Pagina 16 van 16 BS&F 2016

368 9 Raadsbrief Scenarios toekomst tippelzone De Baan 1 Raadsbrief van BW inzake toekomstscenario's tippelzone augustus 2016 Burgemeester en Wethouders Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon Aan de leden van de gemeenteraad Behandeld door H. Verduijn Datum 23 augustus 2016 Doorkiesnummer Ons kenmerk h.verduijn@utrecht.nl Onderwerp Scenario's toekomst tippelzone De Bijlage(n) 2 Baan Uw kenmerk geen Verzonden 24 augustus 2016 Uw brief van Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Geachte leden van de gemeenteraad, De stad Utrecht groeit en de gemeente wil deze groei opvangen door uitbreiding van woonlocaties binnen de gemeentegrenzen. Het college heeft in maart 2016, bij de vaststelling van de nota Utrecht kiest voor Gezonde Groei de Merwedekanaalzone aangewezen als één van de inbreidingsgebieden om de groei van inwoners op te vangen. Het voornemen is om de Merwedekanaalzone door te ontwikkelen tot woongebied met relatief hoge woondichtheid, met behoud van de uitgangspunten van gezonde verstedelijking. In de nota Utrecht Kiest voor Gezonde Groei die u binnenkort behandelt, noemen betrokkenen bij de planvorming en ontwikkeling van de Merwedekanaalzone belemmeringen voor de doorontwikkeling van deze zone: de busremise, een LPG-vulstation en de tippelzone aan de Europalaan. Op donderdag 25 augustus is er een raadsinformatieavond over de Merwedekanaalzone aanvang Deze brief bevat feiten en ontwikkelingen over tippelzone De Baan en schetst mogelijke toekomstscenario s. Met deze brief is een eerste antwoord gegeven op vragen over de toekomst van de tippelzone. Daarbij is het perspectief van volksgezondheid. Deze notitie 1 bieden wij u aan, volgend op de toezegging van 23 mei (brief met kenmerk ) en in aanvulling op de antwoorden op de Schriftelijke Vraag nr. 57 Maak Meer Merwede mogelijk. Onderstaand gaan wij in op de afwegingen van het college bij de notitie. Dit leidt tot de conclusie dat het college het op grond van de voorhanden kennis en inzichten nog te vroeg vindt voor een definitief besluit. Voorafgaand aan een besluit zijn nog twee verdiepingsslagen nodig. 1. Nagaan bij alle ontwikkelaars van de Merwedekanaalzone wat precies de belemmeringen zijn van de aanwezigheid van de tippelzone bij de doorontwikkeling. Dit doet het college in het derde kwartaal van 2016 en in het verlengde van een brief van een aantal ontwikkelaars van 18 november Verdiepen en bezinnen op de volgende alternatieve oplossingsrichtingen: verhuizen van de tippelzone, afbouwen van de tippelzone of een combinatie van beide mogelijkheden. 1 Voor deze notitie verwijzen wij u naar bijlage 1.

369 Burgemeester en Wethouders Datum 23 augustus 2016 Kenmerk Voor deze verdiepingsslag in oktober 2016 nodigen wij u uit. Een collegebesluit over de toekomst van de tippelzone wordt genomen in december Met deze planning gaat het besluit over de tippelzone vooraf aan besluitvorming door de raad over de Milieu Effect Rapportage en de Structuurvisie voor de deelgebieden 4, 5 en 6 van de Merwedekanaalzone begin Context en afwegingen Het college stelt bij lezing van de nota vast dat de tippelzone aan de Europalaan de afgelopen dertig jaar goed gefunctioneerd heeft. De tippelzone is in 1986 ingesteld als antwoord op overlast vanwege straatprostitutie door verslaafde vrouwen in en rond het centrum. Daarnaast functioneerde de zone als vindplaats voor de hulpverlening. De concentratie van straatprostitutie op een daarvoor aangewezen gebied heeft geleid tot goede contacten met een kwetsbare groep sekswerkers door de SOA-preventie, de (huiskamer)opvang- en de outreachende hulpverlening. De tippelzone heeft daarmee bijgedragen aan belangrijke winst in de gezondheid van sekswerkers, de preventie van SOA, de bescherming van een kwetsbare groep sekswerkers en de openbare orde en veiligheid in de stad als geheel. Tegelijkertijd constateert het college dat de situatie anno 2016 aanmerkelijk verschilt van die van dertig jaar geleden. Uit de notitie leren wij het volgende: - De oorspronkelijke doelgroep, bestaande uit Utrechtse kwetsbare en grotendeels verslaafde en dakloze vrouwen is sterk gereduceerd. - De verslaafde sekswerkers zijn praktisch allemaal in beeld bij de reguliere hulpverlening dankzij het hostelprogramma, outreachende zorg vanuit de maatschappelijke opvang, verslavingszorg en psychiatrie. Het overgrote deel van de doelgroep heeft anno 2016 huisvesting. - Het aantal vergunningen daalt al geruime tijd, van 140 in 2009 naar 65 2 in 2016, waarvan respectievelijk 56 sekswerkers in 2009 en 28 in 2016 uit de Utrechtse zorgregio komt. - Sinds ongeveer 10 jaar kent Utrecht ook een uitstapprogramma. Sekswerkers op de tippelzone blijken nauwelijks gebruik te maken van het programma. Het bovenstaande leidt bij het college tot de conclusie dat het op dit moment te vroeg is voor een definitieve keuze over de toekomst van de tippelzone. Daarbij spelen de volgende afwegingen een rol: - De tippelzone is staand beleid. De tippelzone functioneert naar tevredenheid van de deelnemers, de politie en de hulpverlening. De doorontwikkeling van de Merwedekanaalzone tot een woongebied met hoge concentratie van woningen is aanleiding om de (aanwezigheid van een) tippelzone in Utrecht te heroverwegen. - De keuze voor de toekomst van de tippelzone gaat voor het college daarmee tussen de scenario s verplaatsen, afbouwen of een combinatie van beiden. De ontwikkelingen binnen de Merwedekanaalzone geeft ruimte tot uiterlijk begin 2019 voor het beëindigen van de tippelzone aan de Europalaan; voor afbouwen spreken de argumenten van een gerealiseerd dekkend aanbod van huisvesting en hulpverlening en een afnemende vraag om vergunningen bij degenen voor wie de tippelzone destijds is ingesteld. Daarmee zou de gemeente aansluiten bij de landelijke trend om tippelzones te sluiten. Navraag bij andere gemeenten leert dat sluiten of afbouwen niet gepaard gaat met noemenswaardig, merkbare overlast vanwege tippelprostitutie elders in de stad. - Voor verhuizen spreken argumenten van een geringe effectiviteit van de uitstapprogramma s en de mogelijkheid om een kwetsbare groep sekswerkers bescherming te kunnen bieden voor bedreigingen; zowel van fysieke en mentale aard als op het gebied van de SOA s. 2 Stand van zaken d.d. 22 augustus /4

370 Burgemeester en Wethouders Datum 23 augustus 2016 Kenmerk Voor een combinatie van beide scenario s spreken argumenten die het afbouwen van tippelprostitutie combineert met het in stand houden van een kleine tippelzone voor kwetsbare sekswerkers uit Utrecht en de regio voor wie afbouwen geen haalbare optie is. Dit scenario sluit aan op de sterfhuisconstructies voor straatprostitutie in andere steden. Het roept echter ook vragen op van meer principiële aard, waaronder de vraag naar de wenselijkheid anno 2016 van sekswerk op een tippelzone gelet op de veiligheid en gezondheid van de sekswerkers. De combinatie van beide scenario s komt pas in beeld, als de andere opties niet toereikend zijn. - Wanneer de optie verplaatsen aan de orde is, zullen wij de mogelijke locaties, die in beeld zijn, wegen en aan u voorleggen. Een opdracht voor het inventariseren van andere mogelijke locaties is verstrekt. Wegingscriteria daarbij zullen onder meer zijn de beschikbare (eigen) grond, de bereikbaarheid, de sociale veiligheid, een niet te decentrale ligging en voldoende afstand van woonwijken. Indien van toepassing leggen wij de wegingscriteria en een beargumenteerd voorstel voor een voorkeurslocatie aan u voor, als eerste stap in een traject van ruimtelijke inpassing (vergunningen, bestemmingsplan e.d.). Het bovenstaande overziend vindt het college het te vroeg voor een definitieve keuze voor verplaatsing, afbouwen of een combinatie van beide scenario s. In plaats daarvan willen wij met raadsleden, ontwikkelende partijen, professionals in zorg en veiligheid en de sekswerkers nader van gedachten wisselen over de uitgangspunten die ten grondslag dienen te liggen aan een besluit. Daarbij willen wij vooral kijken wat aanvullend nodig is voor de 28 kwetsbare verslaafde sekswerkers uit Utrecht en de regio. De insteek daarbij is het perspectief van menswaardigheid en volksgezondheid, het uitgangspunt is Utrecht als inclusieve stad waar iedereen perspectief heeft op regie over het eigen leven en werk. Vervolgstappen Deze verdieping en bezinning op de toekomst van de tippelzone willen wij vormgeven door het gesprek met u aan te gaan via de publieke waarde cyclus met een zogeheten multiloogtafel3. Deze werkwijze bevordert het centraal stellen van de publieke waarde een stad waar mensen in goede gezondheid wonen, werken en leven waar iedereen de moeite waard is en een kans krijgt om mee te doen. Specifiek voor kwetsbare doelgroepen geldt dat deze wordt verbijzonderd door aandacht voor menselijke waardigheid en een vangnet. De multiloog ondersteunt hiermee het gesprek over de gezamenlijke waardecreatie rond de toekomst van de tippelzone. Met andere woorden: aan welke waarden draagt de tippelzone bij en welke andere manieren dan de huidige zijn denkbaar om deze waarden vorm te geven? Op deze manier draagt de multiloogtafel bij aan het in beeld brengen van de diverse perspectieven, verschillende soorten informatie en het gezamenlijk leren over de waardecreatie. Wij nodigen u graag uit om in oktober 2016 met betrokkenen bij de tippelzone op de Europalaan van gedachten te wisselen over de toekomst van de tippelzone via de systematiek van het multilooggesprek. Het gesprek heeft niet tot doel om het debat te voeren, consensus te zoeken of tot besluitvorming te komen, maar levert de deelnemers in het algemeen een beeld op over ieders mogelijke bijdragen aan gezamenlijke waardencreatie en specifiek aan ons als college input om een zorgvuldige afweging te maken, leidend tot besluitvorming in december 2016 over de toekomst van de tippelzone. 3 Voor meer informatie over de opzet van een multiloogtafel verwijzen wij u naar bijlage 2. 3/4

371 Burgemeester en Wethouders Datum 23 augustus 2016 Kenmerk Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester, 4/4

372 2 Bijlage 1 Scenario's voor toekomst De Baan aan de Europalaan 29 juni 2016 v-def Scenario s voor de toekomst van de tippelzone aan de Europalaan vanuit het perspectief van Volksgezondheid. 1. Inleiding De tippelzone is in 1986 aan de Europalaan opgericht omdat een groep tippelende verslaafde sekswerkers en hun dealers op verschillende plaatsen in de binnenstad voor overlast en onveiligheid zorgden. Voor deze sekswerkers was toen geen hulp, de werksituatie was onveilig en er was grote kans op seksueel overdraagbare ziekten. Straatprostitutie was illegaal en dat maakte hulpverlening complex. Door een locatie aan te wijzen waar getippeld mocht worden konden voorzieningen gerealiseerd worden: de afwerkplekken, een Huiskamer Aanloop Prostitueé(s) (HAP) en het spreekuur van een arts. De politie kan gericht toezicht houden en de veiligheid bewaken. De tippelzone functioneert vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid goed. Er is een herkenbare locatie, het is er veilig voor sekswerkers, omgeving, klanten en hulpverleners. In de op 22 maart 2016 door het college vastgestelde Ruimtelijke Strategie 2016 wordt prioriteit gegeven aan de transformatie van de Merwedekanaalzone tot kwalitatief hoogwaardig gemengd stedelijk gebied met hogere dichtheden. Dat kan gevolgen hebben voor functies die nu in het gebied aanwezig zijn. De voorgenomen transformatie van de Merwedekanaalzone in combinatie met de daling van het aantal vergunningen in de afgelopen jaren zijn aanleiding om vanuit Volksgezondheid mogelijke scenario s voor de toekomst van de tippelzone te verkennen. Deze notitie is geschreven vanuit het perspectief van Volksgezondheid. Binnen enkele maanden zal het college een aantal nadere keuzes moeten maken over functies in de Merwedekanaalzone, waaronder de tippelzone. Deze notitie levert vanuit Volksgezondheid een bijdrage aan de afwegingen die daarbij gemaakt zullen worden. Voor de notitie is de bestaande documentatie over de tippelzone bestudeerd, is gekeken naar ontwikkelingen in de rest van Nederland en is gesproken met medewerkers van Volksgezondheid die belast zijn met de vergunningverlening. Daarnaast is er gesproken met partners in de keten: medewerkers van De Tussenvoorziening die betrokken zijn bij de HAP en het uitstapprogramma voor prostituees, de artsen die spreekuur houden in de HAP en de wijkagenten, tevens als toezichthouders. Nog onlangs heeft De Tussenvoorziening een onderzoek laten uitvoeren onder de sekswerkers aan de Europalaan naar hun ervaringen, ideeën en wensen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn ook verwerkt in deze notitie. 2. De huidige tippelzone aan de Europalaan 2.1 De Baan aan de Europalaan Tippelen is dagelijks tussen uur en uur toegestaan op een strook van ca. 270 meter in het zuidelijke deel van de ventweg van de Europalaan. Na overeenstemming tussen sekswerker en klant gaan deze per auto naar de afwerkplekken aan de Kanaalweg. Op de tippelzone is de Huiskamer Aanloop Prostituees (HAP) gevestigd. De HAP is dagelijks geopend tussen en uur en wordt bemenst door twee medewerkers van De Tussenvoorziening. De HAP biedt de sekswerkers een laagdrempelige inloopvoorziening waar ze terecht kunnen voor vragen over o.a. veilig werken, soahiv, en zwangerschap. Ook kunnen spuiten gewisseld worden en biedt de huiskamer een toilet en douchevoorziening. Bij complexere vraagstukken verwijzen de HAP-medewerkers door naar andere vormen van hulp- of dienstverlening. Op dinsdag- en vrijdagavond is er van 19:30 tot 23:00 uur een arts aanwezig. 1

373 2.2 Huidige regelgeving Straatprostitutie is nu geregeld in Artikel 3.17 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In 2005 is in de toenmalige APV een vergunningstelsel opgenomen voor maximaal 150 uit te geven vergunningen. In 2008 zijn door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders de Nadere regels voor het vergunningstelsel De Baan vastgesteld. Het maximum aantal uit te geven vergunningen van 150 is ongewijzigd gebleven, maar er is een vast aantal van 60 vergunningen voor de doelgroep (sekswerkers uit de regio Utrecht, waarbij verslaafde sekswerkers prioriteit krijgen) gereserveerd. De overige 90 van het maximum aantal te verlenen vergunningen kunnen worden verleend aan (citaat): indien het aantal van 60 te verlenen vergunningen niet is bereikt:- overige prostituees die in Nederland werkzaam mogen zijn, mits tenminste 40% van het totaal aantal verleende vergunningen is verleend aan prostituees uit de zorgregio Utrecht 1 ; indien het aantal van 60 te verlenen vergunningen is bereikt-: - ten eerste: verslaafde prostituees; - ten tweede: prostituees uit de zorgregio Utrecht; - ten derde: overige prostituees die in Nederland werkzaam mogen zijn. Vergunningverlening is gemandateerd aan Volksgezondheid. De vergunningen hebben een geldigheidsduur van een jaar. Op basis van een formulier en een gesprek met sociaal verpleegkundigen van Volksgezondheid wordt besloten over het verlenen of verlengen van de vergunning. Met het voeren van een gesprek kan de gemeente zich een beeld van de aanvrager vormen, de sociale weerbaarheid inschatten en eventueel signalen van onvrijwilligheid/ slachtofferschap mensenhandel opvangen. In voorkomende gevallen wordt ook gewezen op het uitstapprogramma voor prostituees. Gelet op de aantallen verleende vergunningen heeft het criterium verslaving geen rol gespeeld in de vergunningverlening. De tippelzone is een veilige werkplek voor de sekswerkers en is ook vanuit oogpunt van openbare orde/ veiligheid goed beheersbaar. Dat is de verdienste van de sekswerkers zelf en de goede samenwerking tussen zorgverleners, toezichthouders en gemeente. 2.3 Afgegeven vergunningen Voor het tippelen aan de Europalaan is een vergunning nodig. In onderstaande tabel staan de verleende vergunningen per jaar in de periode , gesplitst naar het totaal en het aandeel vergunninghouders uit de zorgregio Utrecht Tabel 1: aantallen verleende vergunningen, naar jaar, totaal en aandeel zorgregio jaar Totaal aantal verleende vergunningen Aandeel daarvan uit zorgregio Utrecht * 25* *peildatum 13 mei 2016, bron Volksgezondheid 1 De zorgregio Utrecht bestaat uit de gemeenten Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden en Zeist 2

374 Tussen is er met uitzondering van sprake geweest van een daling van het aantal vergunningen. In deze periode is het totaal aantal vergunningen met 54% gedaald naar 64 per 13 mei Het aandeel vergunninghouders uit de zorgregio is gedaald met 55% naar 25 per 13 mei jl. De daling komt omdat er per saldo meer vergunningen niet worden verlengd dan er nieuwe vergunningen worden verleend. De sluiting van de raamprostitutie aan het Zandpad in 2013 heeft niet geleid tot een stijging van het aantal verleende vergunningen. In de praktijk is er weinig uitwisseling tussen de straatprostitutie en de raamprostitutie. Op een concrete peildatum kan het voorkomen dat de verhouding tussen de vergunningen uit de zorgregio en het totaal aantal af te geven vergunningen (1;2,5) niet klopt. Vergunningaantallen fluctueren; als er minder vergunningen uit de zorgregio verlengd worden, klopt de verdeelsleutel op dat moment niet meer. Uitgegeven vergunningen aan sekswerkers van buiten de zorgregio kunnen echter niet om die reden worden ingetrokken. Het doel van de verdeelsleutel, de oorspronkelijke doelgroep van sekswerkers niet laten verdringen door mondigere en meer zelfredzame sekswerkers van buiten de zorgregio, is nooit in het gedrang gekomen. Het hanteren van de verdeelsleutel heeft ertoe geleid dat er de afgelopen jaren vrijwel geen nieuwe sekswerkers van buiten de zorgregio op de tippelzone zijn gaan werken. Volksgezondheid heeft nu voor deze laatste groep een wachtlijst van 33 personen. In de afgelopen jaren worden er gemiddeld 25 vergunningen per jaar aangevraagd. Ongeveer 2/3 daarvan wordt meteen op een wachtlijst geplaatst omdat ze afkomstig zijn van aanvragers van buiten de zorgregio. Van de resterende aanvragen -gemiddeld 8- worden gemiddeld 5 aanvragen weer ingetrokken of buiten behandeling gesteld, bijvoorbeeld omdat de aanvrager niet reageert op de oproep voor een persoonlijk gesprek. Gemiddeld worden dan 3 vergunningen verleend aan nieuwe sekswerkers. In afgelopen jaren zijn er drie vergunningaanvragen afgewezen vanwege sterke aanwijzingen van slachtofferschap van mensenhandel. Daarnaast zijn er drie vergunningen ingetrokken vanwege sterke aanwijzingen van slachtofferschap van mensenhandel van de betreffende sekswerkers. 2.4 Nadere informatie sekswerkers op basis van vergunningverlening Op basis van de gesprekken en de gegevens die Volksgezondheid registreert is er nog nadere informatie over de sekswerkers beschikbaar. Onderstaand staan die voor de vergunninghouders uit de Zorgregio Utrecht, thans 25 personen. Tabel 2 Vergunninghouders/sekswerkers uit de zorgregio Utrecht aspect aantal verslaafd 15 niet verslaafd 10 woonachtig in Utrecht 19 woonachtig in de overige gemeenten van de zorgregio 6 aantal verschillende nationaliteiten 7 geboren tussen geboren tussen geboren tussen geboren tussen geboren tussen (1990) 3

375 2.5 Gebruik van de vergunningen en bezoek aan de HAP Naast het aantal verleende vergunningen is ook het daadwerkelijk gebruik ervan relevant. Volksgezondheid heeft op de tippelzone zelf geen rol en houdt ook geen cijfers bij over het daadwerkelijk gebruik van de vergunningen. Aan de vergunningen is geen gebruiksminimum gekoppeld. Informatie over het gebruik is gebaseerd op waarnemingen van De Tussenvoorziening en de politie als toezichthouder. Om redenen van privacy heeft De Tussenvoorziening geen inzage in het bestand van de gemeente van de vergunninghouders. Bij de HAP wordt niet naar de vergunning gevraagd. Het gebruik van de vergunningen is deels af te leiden aan het bezoek van de sekswerkers aan de HAP aan de Europalaan. In de jaarstukken van De Tussenvoorziening van 2011 t/m 2015 is het gebruik van de HAP Europalaan als volgt verantwoord: Tabel 3 bezoek sekswerkers aan HAP Europalaan Cijfers HAP Europalaan Aantal diensten Gemiddeld aantal openingsuren per dienst * Totaal aantal bezoeken sekswerkers HAP Europalaan ** Gemiddeld aantal bezoeken sekswerkers per dienst 23 20, ,3 21 Unieke bezoekende sekswerkers HAP per maand (gemiddeld) bron: jaarverslagen De Tussenvoorziening *geen opgave ** bewerking van gemiddeld aantal bezoekers per maand De Tussenvoorziening geeft aan dat nu (2016) gemiddeld 20 à 25 sekswerkers op een avond de HAP bezoeken. Daarbij zijn er afwijkingen naar boven en beneden. Een drukke avond voor de HAP heeft 35 a 40 bezoeken van sekswerkers. Niet alle sekswerkers die tippelen komen altijd automatisch in de HAP; het merendeel maakt er echter wel gebruik van. In de periode nam het aantal afgegeven vergunningen af met bijna 34%. Het bezoek aan de HAP nam in die periode af met ruim 7%. Het aantal afgegeven vergunningen in verhouding tot het aantal unieke bezoekers ontwikkelt zich door de jaren heen ook niet in gelijke mate: 2011:83% en 2015: 94%. Dit kan duiden op een beter gebruik van de vergunning of meer bezoek van sekswerkers die geen vergunning hebben (in de HAP wordt niet naar een vergunning gevraagd). Twee avonden per week houdt een arts spreekuur in de HAP. Deze artsen (freelancers) worden door Victas (thans Arkin) ingehuurd. In de verantwoordingen van Victas over 2013 en 2014 zijn de volgende cijfers daarover opgenomen: In 2013 hadden de artsen 50 verschillende sekswerkers die het spreekuur bezochten. In 2014 is 155 keer gebruik gemaakt van het spreekuur door 87 verschillende sekswerkers. De artsen geven aan dat er geen duidelijk vast aantal bezoekers voor hun spreekuur per avond is, soms 3, dan weer 0 en dan weer 7. Als de artsen geen spreekuurgesprek hebben, zijn ze aanwezig in de huiskamer en geven in die setting ook advies aan de doelgroep. De politie is niet voortdurend op de tippelzone aanwezig. Maar hun inschatting is dat in totaal 30 à 40 sekswerkers meerdere keren per week op de tippelzone werken. Daarbij wordt verschil gezien tussen vergunninghouders binnen en buiten de zorgregio. De indruk is dat een groep van ca. 10 vergunninghouders van buiten de zorgregio meerdere keren per week op de tippelzone aanwezig is. 4

376 Omdat er een meerjarige- wachtlijst is voor aanvragers van buiten de regio, verlengen veel vergunninghouders van buiten de zorgregio toch jaarlijks hun vergunning. Daarmee voorkomen zij dat zij op de wachtlijst komen. 2.6 Nadere gegevens van de sekswerkers uit de zorgregio Utrecht Sinds 2014 verzorgt De Tussenvoorziening twee keer per jaar een rapportage over sekswerkers uit de zorgregio Utrecht. Die is gebaseerd op de gesprekken die De Tussenvoorziening voert met de sekswerkers die de HAP bezoeken. Die informatie is dus niet gebaseerd op het bestand van de vergunninghouders zoals Volksgezondheid dat bijhoudt. De rapportage van april 2016 bevat gegevens van 40 sekswerkers. Het is zeker dat die op dat moment niet allemaal (meer) in het bezit van een geldige vergunning waren, mede omdat een deel onregelmatig in de HAP komt of langer dan zes maanden niet is geweest. Voor de 40 sekswerkers maakt De Tussenvoorziening de volgende indeling voor hun bezoek aan de HAP: 20 sekswerkers bezoeken de HAP meerdere keren per week; 1 sekswerker bezoekt de HAP minimaal 1 x per maand; 4 sekswerkers zijn langer dan 6 maanden niet in de HAP geweest; 15 sekswerkers komen onregelmatig. Tabel 4 verslaving Meerdere keren per week Overige Totaal verslaafd Niet verslaafd onbekend 1 1 Van de groep waar informatie over is gegeven is 55% verslaafd. Bij de sekswerkers die meerdere keren per week komen is 60% verslaafd. Tabel 5 woonsituatie Meerdere keren per week Overige Totaal Opname kliniek of 3 3 blijfhuis detentie 1* 1* zelfstandig dakloos buitenland 2 2 hostel begeleid wonen 3 3 bij vrienden/ kennissen Geen vaste woonplaats 2 2 onbekend 2 2 *sekswerkers die in detentie zitten werken tijdelijk niet op de tippelzone en hebben een andere reguliere woonsituatie De woonsituatie van de sekswerkers uit de zorgregio die de HAP bezoeken is verschillend. Van de sekswerkers die meerdere keren per week komen wonen de meesten zelfstandig of in een hostel. Van de sekswerkers die minder frequent komen is de woonsituatie meer divers. 5

377 Tabel 6 Zicht op uitstap Meerdere keren per week Overige Totaal Geen zicht op (bijna) uitgestapt 9 9 onbekend 6 6 Bij de groep van frequente bezoekers van de HAP is er nu geen zicht op uitstappen uit de prostitutie. Bij de overige bezoekers is dat wel het geval; een deel komt echter zo onregelmatig dat het zicht op uitstappen niet bekend is. Bijna uitgestapt sluit niet uit dat de sekswerker niet meer op de tippelzone verschijnt, maar mogelijk nog wel elders werkzaam is. In aanvulling op de hulpverlening aan de sekswerkers zet De Tussenvoorziening meer in op sociale activering. Doel is om de focus te verbreden van contacten in de HAP naar activiteiten en contacten buiten de HAP. Uitstap uit de prostitutie is een geleidelijk proces; sociale activering is een van de stappen die een aanzet in deze richting is. 2.7 Uitstapprogramma/brede hulp- en dienstverlening Volksgezondheid subsidieert De Tussenvoorziening voor het Uitstapprogramma 2 voor sekswerkers die in Utrecht wonen en/of werken/gewerkt hebben. Het uitstapprogramma biedt een hulp- en dienstverlening op verschillende leefgebieden aan sekswerkers 3 die niet langer in deze sector willen of kunnen werken. Voor 2016 is dat voor het realiseren van 50 trajecten (uitstap, brede hulp- /dienstverlening). Het streven is dat jaarlijks 12 vrouwen uitstappen. In de praktijk blijkt dat sekswerkers in de straatprostitutie weinig gebruik maken van het uitstapprogramma. Zij ondervinden bovendien meer belemmeringen bij het uitstappen. De gemiddelde leeftijd van deze groep is hoog en de meeste sekswerkers beschikken niet over voldoende opleiding en werkervaring in andere sectoren om succesvol uit te stappen naar ander werk. In de afgelopen 30 jaar is de oorspronkelijke doelgroep (heroïneverslaafde, tippelende vrouwen) meer divers geworden. Naast vrouwelijke sekswerkers zijn er nu ook mannelijke sekswerkers, transgenders en travestieten onder de vergunninghouders. Mogelijk wijst dit op verandering in en meer diversiteit van motieven voor het werken op De Baan. Het gebruik van heroïne heeft plaats gemaakt voor andere drugs, zoals cocaïne. Bekende motieven zijn bekostiging van een verslaving, aflossen van schulden, niet rondkomen van de inkomsten uit ander werk. Ook het bekostigen van een geslachtsveranderingsoperatie (voor een groep die niet in aanmerking komt voor verzekering van deze kosten) of het zoeken naar bevestiging van de mannelijke of vrouwelijk identiteit zijn redenen om dit werk te doen. Tot slot zijn er ook sekswerkers die aangeven trots te zijn dat zij hun eigen geld verdienen, goed te zijn in dit werk en er voldoening uit te halen. 2 Uitstappen uit de prostitutie betekent in veel gevallen een levensverandering. Bovendien is er veelal sprake van meervoudige, complexe problematiek op verschillende leefgebieden. Woonplaats en sociaal netwerk hangen vaak samen met het werken als prostituee. Ook spelen bijvoorbeeld schulden en psychosociale problematiek veelvuldig een rol. 3 Deze sekswerkers zijn afkomstig uit verschillende vormen van prostitutie: raamprostitutie, escort, clubs, straatprostitutie etc. 6

378 2.8 Kosten en baten van hulpverlening op de tippelzone Vanuit Volksgezondheid worden er jaarlijks subsidies verleend voor ondersteuning van straatprostituees (bedragen voor 2016): aan De Tussenvoorziening, voor de HAP Europalaan, aan Victas/Arkin, voor een artsenspreekuur. Voor deze subsidies geldt dat ze het aanbod van de voorzieningen waarborgen. Deze kosten zijn volledig toe te rekenen aan het in stand houden van de tippelzone. Het onder 2.7 beschreven uitstapprogramma is bedoeld voor iedereen die werkzaam is in de prostitutie en die in Utrecht woont of werkt/gewerkt heeft. De kosten daarvan zijn niet direct aan de tippelzone toe te rekenen. Daarnaast wordt er door straatprostituees nagenoeg geen gebruik van gemaakt. De baten van de hulpverlening op de tippelzone zijn een veilige werkomgeving met aandacht voor gezondheid van sekswerkers (en daarmee indirect van de klanten) en een laagdrempelig hulpverleningsaanbod voor een groep die deels zorgmijdend is. Naast de kosten van Volksgezondheid zijn er ook kosten bij o.a. Veiligheid en de politie voor de tippelzone voor hun toezichthoudende rol. Deze worden hier niet verder in beeld gebracht. Als het college en de raad besluiten tot verplaatsen of opheffen van de tippelzone zijn daar (tijdelijk) extra kosten aan verbonden. Daar is binnen de begroting van Volksgezondheid geen dekking voor aanwezig. 2.9 Inschatting van de ontwikkeling van het aantal vergunningen in de komende jaren De afgelopen jaren is er sprake geweest van een daling van het aantal vergunningen. Voor aflopende vergunningen werd geen verlenging aangevraagd en het aantal nieuw aangevraagde en verleende vergunningen nam af. Motieven voor het niet verlengen zijn gelegen in de persoonlijke omstandigheden van de vergunninghouder (woonsituatie, inkomenspositie en gezondheid). Er is geen nader onderzoek naar gedaan. Of deze ontwikkeling zich de komende jaren (bij ongewijzigd beleid) zal blijven voortzetten is onzeker. De afgelopen jaren is de daling van het aantal vergunninghouders uit Utrecht en de zorgregio gemiddeld vier per jaar geweest. Uitgaande van de verhouding in het bestaande vergunningstelsel en uitgaande van voortzetting van de daling uit de afgelopen jaren, ontstaat het volgende beeld: Tabel 7 mogelijke ontwikkeling aantal vergunningen in de komende jaren Jaar Totaal aantal vergunningen Aandeel daarvan zorgregio Utrecht * 25* ** 21** ** 17** ** 13** ** 9** *per 13 mei 2016 ** schatting, uitgaande van gemiddelde daling in afgelopen jaren en vastgelegde verhoudingen in huidige vergunningstelsel 7

379 Er is de afgelopen jaren binnen de gemeente wel over nagedacht, maar er is nooit een besluit genomen wat een minimum aantal vergunninghouders uit de zorgregio is voor de instandhouding van de tippelzone. Bij een verdere daling van het aantal vergunningen wordt die vraag wel steeds actueler. 3. Tippelzones in Nederland: ontwikkelingen en lessen 3.1 Overzicht tippelzones Tippelzones zijn in Nederland in totaal in negen gemeenten geopend en later deels ook weer gesloten. De eerste tippelzones dateren van het begin van de jaren tachtig. Utrecht was na Den Haag (1983) en Rotterdam (1984) de derde gemeente in Nederland met een tippelzone. Nu is de Utrechtse tippelzone de langst bestaande in het land. In de periode waren alle negen aangewezen tippelzones in bedrijf. Vanaf 2003 zijn gemeenten hun tippelzones gaan sluiten. Momenteel zijn er nog vier tippelzones geopend. Tabel 8 geeft een overzicht van de tippelzones in Nederland. Tabel 8 Overzicht tippelzones in Nederland gemeente jaar van opening jaar van sluiting reden sluiting Amsterdam Onbeheersbaarheid i.v.m. grote toename aantal illegale prostituees, m.n. uit Oost-Europa Rotterdam stoppen van criminaliteit en overlast, straatprostitutie niet langer faciliteren en vrouwen actief uit de prostitutie halen Den Haag toename agressie tussen bezoekers en prostituees onderling, toename illegale vrouwen uit Oost- Europa, mensonwaardige omstandigheden Utrecht 1986 Eindhoven Evaluatie van de tippelzone en de analyse dat straatprostitutie berust op een elkaar in stand houdend netwerk van fatale afhankelijkheidsrelaties Groningen 1998 Arnhem 1996 Nijmegen 2000 Heerlen Sterke terugloop van het aantal sekswerkers dat gebruikt maakte van de tippelzone. 3.2 Tippelzones die open zijn Groningen hanteert geen vergunningenstelsel. Bij de gemeente zijn 88 sekswerkers bekend; ca. 50 sekswerkers tippelen regelmatig. Er zijn geen beperkende maatregelen om nieuwe instroom te voorkomen. De gemeente heeft in 2015 de hulpverlenende instanties uitgenodigd plannen in te dienen die de tippelzone op termijn voor de huidige groep sekswerkers overbodig maakt, maar ook om te voorkomen dat in de toekomst nieuwe sekswerkers zich genoodzaakt zien tot straatprostitutie over te gaan. Naar verwachting wordt voor de zomer een besluit genomen over de toekomst van de tippelzone. 8

380 Arnhem heeft nu 16 vergunningen voor sekswerkers afgegeven; 13 daarvan worden er regelmatig gebruikt. Nieuwe vergunningen worden niet meer afgegeven. Een vastgestelde ondergrens voor het in stand houden van de tippelzone is er niet. Gelet op de aantallen wil Arnhem een plan per persoon gaan maken. Nijmegen heeft sinds 2007 een registratiesysteem en alleen geregistreerde sekswerkers mogen op de tippelzone werken. Er zijn bij aanvang 42 vrouwen geregistreerd. Momenteel maken er nog 22 vrouwen actief gebruik van deze voorziening. Nijmegen heeft net als Arnhem ook als beleid dat nieuwe sekswerkers niet meer worden toegelaten. Naast een actief uitstapbeleid zijn de inspanningen met name gericht op verbetering van de leefomstandigheden. 3.3 Tippelzones die gesloten zijn In de steden die de tippelzone weer hebben gesloten wogen de openbare orde en veiligheid zwaar bij de besluiten tot sluiting. Teveel prostituees tegelijk aan het werk, de toename van (onderling) geweld op de zone, mensenhandel en tippelen buiten de zone vormden veelal de aanleiding tot sluiting. Rotterdam en Eindhoven noemen echter expliciet ook andere overwegingen: Rotterdam wilde niet langer straatprostitutie faciliteren van zieke en verslaafde vrouwen en hen hier zo nodig actief uit halen met als doel de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Eindhoven heeft een nadere analyse gemaakt die leidde tot het inzicht dat straatprostitutie berust op een netwerk van fatale afhankelijkheidsrelaties, waar straatprostituees, dealers/pooiers, prostituanten/klanten en buurtbewoners onderdeel van uitmaken. Economisch gewin houdt het netwerk in stand. Omdat er geen alternatief voor een tippelzone als instrument voor straatprostitutie werd gezien, is besloten de tippelzone te sluiten. In alle steden is er een periode tussen het besluit tot sluiting en de daadwerkelijke sluiting van de tippelzone. Die periode varieert van bijna een jaar tot drie jaar. In die periode is door beheersmaatregelen als openingstijden en aantallen vergunningen (geen nieuwe vergunningen en desgevraagd bestaande verlengen) voorgesorteerd op de sluiting. Daarnaast hebben de steden in aanloop naar sluiting een intensief zorgaanbod voor de sekswerkers ontwikkeld of uitgebreid. Elementen daarvan zijn verslavingszorg, psychische zorg, psychosociale hulpverlening en algemene dienstverlening als schuldsanering en woonbegeleiding. Voor een deel van de sekswerkers heeft dat geleid tot een leven buiten de prostitutie. Het voornemen tot sluiting heeft ertoe geleid dat het aantal sekswerkers dat een aanbod voor een uitstaptraject heeft aanvaard is toegenomen. Een aantal sekswerkers is verhuisd naar een andere tippelzone. Van een kleine groep is niet duidelijk wat van hen is geworden. De steden waar de tippelzone is gesloten hebben geen voortzetting van straatprostitutie elders in de stad waargenomen. Waar verspreid over de stad nog incidenteel werd getippeld, leverde strikt optreden van de politie, in het bijzonder direct na sluiting van tippelzones, resultaat op. Als kanttekening bij het bovenstaande geldt dat de sluiting van de tippelzones in de andere G4 steden al langer geleden is (2003,2005 en 2006). Het zorgaanbod was destijds minder ver ontwikkeld. Vanaf 2006 werd het zorgaanbod ontwikkeld en gefinancierd door de middelen die door het Rijk en de G4 werden ingezet voor het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang. Dit plan richtte zich op het onder dak en in zorg brengen van dak- en thuislozen en sociaal kwetsbare groepen met aandacht voor herstel, preventie en o.a. dagbesteding. In deze periode zijn dak- en thuislozen, waaronder ook verslaafde sekswerkers, gehuisvest in hostels en in zorg gebracht. De maatregelen die toen getroffen zijn hebben bijgedragen aan een verbeterde leefsituatie van deze sekswerkers. Ook uitstapprogramma s bestonden nog niet. 9

381 4. Perspectief van Volksgezondheid en ketenpartners 4.1 Gemeentelijk volksgezondheidbeleid en inzet Volksgezondheid tot nu toe Utrecht profileert zich nadrukkelijk als stad van Healthy Urban Living. Als uitwerking van het Collegeakkoord beschrijft de nota Bouwen aan een gezonde toekomst het volksgezondheidsbeleid voor de periode Een van de uitgangspunten is dat iedereen een menswaardig bestaan kan leiden. Bij de uitwerking daarvan in de hoofdlijn Gezonde Stad, onderdeel menselijke waardigheid en vangnet benadrukt het college dat het beleid dat alle inwoners een basis kunnen creëren om een menswaardig bestaan te kunnen leiden. Er is expliciet aandacht voor specifieke groepen die meer gezondheidsrisico s lopen; sekswerkers vallen daar ook onder. Het bestaande aanbod van artsenspreekuren, de HAP en het uitstapprogramma bieden ondersteuning aan deze groep. De tippelzone is staand beleid voor Volksgezondheid. Binnen de ambitie van Healthy Urban Living past het om te herijken op welke manier de doelgroep van (verslaafde) sekswerkers het beste bereikt kan worden. Dat geeft mede richting aan de keuze voor de toekomst van de tippelzone. 4.2 Input van de ketenpartners Voor de verkenning van mogelijke scenario s is gesproken met de medewerkers van De Tussenvoorziening, enkele huisartsen die spreekuur houden op De Baan en de wijkagenten die toezicht houden en handhaven op de tippelzone. Politie, De Tussenvoorziening en de artsen zijn tevreden over de gang van zaken op de tippelzone. Deze is veilig, de sekswerkers maken gebruik van de voorzieningen en zijn goed in beeld bij alle hulpverleningsinstanties en andere ketenpartners. Gedwongen prostitutie of mensenhandel komt niet vaak voor, mede door het verscherpte toezicht. Omdat er sociale controle is -deels uit concurrentieoverwegingen- en omdat de politie de sekswerkers goed kent komt illegaal tippelen nagenoeg ook niet voor. Sekswerkers uit de zorgregio die illegaal tippelen worden er op gewezen dat zij een vergunning kunnen aanvragen. De ketenpartners kennen elkaar goed en weten elkaar indien nodig makkelijk te vinden. Alle ketenpartners zien dat het in de loop der jaren minder druk is geworden en dat de oorspronkelijke doelgroep meer divers is geworden. Dat heeft nog niet geleid tot een gezamenlijke visie op de gevolgen van de terugloop van het aantal vergunningen voor de toekomst van de tippelzone. Er is begrip bij de geïnterviewde ketenpartners dat met de transformatie van de Merwedekanaalzone de tippelzone niet aan de Europalaan gehandhaafd kan blijven. De ketenpartners hebben dan een voorkeur voor verhuizing naar een andere, goed gelegen en sociaal veilige, locatie. Sluiting van de tippelzone en een andere manier van zorg verlenen aan de sekswerkers wordt door de geïnterviewde ketenpartners vooralsnog als een verslechtering gezien van wat tot op heden is opgebouwd. Overwegingen die daarbij genoemd worden zijn: Tippelen is voor een deel van de doelgroep onderdeel geworden van hun dagelijks leven, dat ban je niet uit. Prostitutie is een vak en wordt door een deel van de vrouwen zo ook gezien. Er is al veel zorg voor de sekswerkers; mogelijkheden om te intensiveren (groter of ander aanbod) zijn er vermoedelijk niet. Daarnaast zijn er altijd zorgmijders. Het is voor de doelgroep praktisch onmogelijk om op legale wijze een redelijk inkomen buiten sekswerk op de tippelzone te genereren. De doelgroep kan niet terecht in de raamprostitutie. 10

382 Mogelijkheden en resultaten van uitstapprogramma s zijn voor deze groep zeer klein en de kans op terugkomst in de prostitutie is groot. Sommige sekswerkers behalen ook een deel van hun eigenwaarde uit het werken op de tippelzone en de contacten in de HAP; ze verdienen zelf hun geld in een omgeving waar zij zich gerespecteerd voelen. De kans op tippelen elders in de stad is reëel; dat betekent kans op overlast en onveiligere situaties voor de sekswerkers. Hierdoor zal er bij de ketenpartners een intensief programma moeten komen omdat er meer verspreiding door de stad komt. Als de groep minder in beeld is, kan dat leiden tot risicovoller gedrag van de sekswerkers en daarmee een groter risico voor hun gezondheid en de volksgezondheid. Er is enige scepsis ten aanzien van de positieve ervaringen in andere steden met sluiting. Gemeentebesturen rechtvaardigen hun besluit en er is minder aandacht voor de negatieve effecten in eigen stad (illegaliteit) of in andere steden (waterbedeffect). Bij alle partners in de keten is zeker de bereidheid om verder met elkaar te verkennen welke aanpassingen aan de huidige samenwerking nodig zijn op basis van een te kiezen scenario voor de toekomst van de tippelzone. 5. Ervaringen, ideeën en wensen van de sekswerkers Ervaringen, wensen en ideeën van de sekswerkers zelf zijn ook van belang in de discussie over de toekomst van de tippelzone. De Tussenvoorziening heeft het initiatief genomen daar nader onderzoek naar te doen. Dit onderzoek, 4 uitgevoerd onder 15 vrouwen die nu op de Europalaan werken, had als onderzoeksvraag: Wat is het belang van de tippelzone voor en volgens de vrouwen?. De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn (citaat): De vrouwen hebben duidelijke redenen om op de Europalaan te werken. Zij kunnen helder omschrijven waarom werken op de tippelzone voor hun werkt en waarom zij werken op de tippelzone verkiezen boven werken in een andere vorm van prostitutie, een reguliere baan of een (aanvullende) uitkering. Geld, flexibiliteit, veiligheid, privacy, werkomstandigheden en sociale contacten spelen hierbij een rol. Sommige vrouwen hebben geen alternatief en lichten dit ook toe. De tippelzone is belangrijk voor de vrouwen. De vrouwen zijn allemaal bang voor sluiting. De vrouwen vinden dat een tippelzone niet thuishoort in een woonwijk. Ze begrijpen dat de tippelzone verplaatst moet worden als er woningen komen in de directe omgeving van de Europalaan. Ze stellen weinig eisen. Voor de vrouwen is het vooral belangrijk dat de tippelzone verplaatst wordt en dat de nieuwe tippelzone opent voor de oude gesloten wordt. De inrichting van de tippelzone met betrekking tot de huiskamer, artsen en de samenwerking met de politie moet precies blijven zoals het is. De vrouwen zouden voor de veiligheid graag willen dat de afwerkplek dichterbij zou zijn. De vrouwen zullen zelf op zoek gaan naar een alternatief als de tippelzone gesloten wordt. Vier vrouwen noemen achter het raam werken een optie. Negen vrouwen zullen illegaal in de prostitutie gaan werken. Voor de meeste vrouwen kleven er nadelen aan de genoemde alternatieven. Zij zijn bang dat zij minder geld overhouden en meer risico lopen. Weinig vrouwen denken dat de gemeente of hulpverlening hen kan helpen met een alternatief. Een paar vrouwen willen nadenken over een werkof studietraject, maar zullen hiernaast blijven werken in de prostitutie. 4 Minke Dijkstra, Stichting De Tussenvoorziening: Toekomst voor de tippelzone. In gesprek met de vrouwen van de Europalaan. Juni

383 6. Scenario s voor de toekomst van de tippelzone vanuit Volksgezondheid 6.1 Overwegingen vooraf Voor de toekomst van de tippelzone zijn er in principe drie scenario s mogelijk: voortzetten ter plaatse, verplaatsen en opheffen via afbouw.. Deze scenario s zullen hierna nader uitgewerkt worden. Voor alle scenario s spelen echter overwegingen die mogelijk van invloed zijn op de te maken keuzes vanuit Volksgezondheid of straks door het college: - De tippelzone is geen doel op zich maar een middel om uitvoering te geven aan beleid. Sinds 1986 zijn er veel relevante ontwikkelingen geweest: de oorspronkelijke doelgroep (verslaafde illegaal tippelende vrouwen) is veranderd qua omvang, samenstelling en problematiek, het zorgaanbod is vergroot o.a. door de komst van de hostels en de zorgketen is gesloten; partners werken al geruime tijd goed samen. Mogelijk zijn er nu andere mogelijkheden om zorg aan sekswerkers te bieden. - Deelname aan het uitstapprogramma s is op basis van vrijwilligheid. Met het in stand houden van de tippelzone is er voor velen geen echte prikkel om daar aan deel te nemen. Perspectief op eindigheid van de tippelzone is dat wellicht wel. Ervaringen in andere steden wijzen daar op. - Er is sprake van een zeer langdurige subsidierelatie tussen de gemeente en de zorgaanbieders op de tippelzone. Gemeente en zorgaanbieders kunnen echter meer inzetten op innovatie van de zorg. - De ontwikkeling van het aantal vergunningen in de afgelopen jaren maakt het gewenst na te denken over de toekomst van de tippelzone en de wijze waarop zorg kan worden geboden aan de sekswerkers. - Als gekozen wordt voor het scenario van verplaatsen zijn daar beduidende kosten mee gemoeid. Dat laat onverlet dat ook na verplaatsing sprake kan zijn van een verdere daling van het aantal vergunningen. Mocht dan alsnog tot sluiting worden besloten, dan heeft de investering van de verplaatsing slechts een beperkte tijd rendement gehad. - Bij nagenoeg elke gemeente die een besluit neemt tot sluiting van de tippelzone reageren de sekswerkers en de zorgaanbieders afwijzend. Dat staat Utrecht bij een besluit tot sluiting mogelijk ook te wachten. 6.2 Scenario Voortzetten ter plaatse Op de huidige locatie functioneert de tippelzone vanuit het perspectief van volksgezondheid nog naar tevredenheid. De sekswerkers zijn tevreden over de locatie en voorzieningen, er is sociale controle en ze voelen zich er veilig. Los van de onder 6.1 genoemde overwegingen is er geen directe noodzaak tot aanpassing van de tippelzone. Bij voortzetting ter plaatse gaat het om de wenselijkheid en mogelijkheid de tippelzone in te passen in de transformatie van deelgebied 5 van de Merwedekanaalzone. Het college heeft op 22 maart jl. de Ruimtelijke Strategie 2016 vastgesteld waarin prioriteit wordt gegeven aan de realisatie van een hoogwaardig gemengd stedelijk gebied, met hogere dichtheden. Marktpartijen willen daar in investeren, maar niet zolang de tippelzone daar gevestigd is. Als ook de gemeenteraad in het najaar instemt met de Ruimtelijke Strategie 2016 ligt voorzetting ter plaatse (inpassing) niet voor de hand. Dit scenario is dan ook niet verder onderzocht. 6.3 Scenario Verplaatsen Voor het scenario Verplaatsen gelden ook de overwegingen onder 6.1. Daarnaast zijn voor Volksgezondheid twee punten van belang: - Is de beoogde toekomstige locatie een reëel alternatief? - Is de locatie zo in te richten dat er een goede en veilige werkomgeving voor de sekswerkers met de bijbehorende voorzieningen gerealiseerd kan worden? 12

384 Een locatie voor de tippelzone moet aan een aantal voorwaarden voldoen zoals: - ruimtelijke inpasbaarheid (kleine woningdichtheid of industrie); - bereikbaarheid per auto en per openbaar vervoer; - ontsluiting; - eigendomsverhoudingen en planologische mogelijkheden; - betaalbaarheid (kosten). Daarmee is het aantal alternatieve locaties voor een tippelzone beperkt. Voor Volksgezondheid weegt zwaar of op de te kiezen locatie de benodigde voorzieningen gerealiseerd kunnen worden en dat er sprake is van een goede en veilige werkomgeving voor de sekswerkers. 6.4 Scenario Opheffen via afbouw Vanuit zorgperspectief zijn de volgende constateringen van belang: De doelgroep kenmerkt zich door een relatief hoog percentage met verslavingsproblematiek. Daarnaast kampt een relatief hoog percentage met psychische/psychiatrische problematiek. Eveneens komen problemen of vraagstukken op het gebied van financiën, huisvesting, sociaal functioneren, werk/dagbesteding, zingeving en juridische zaken vaak voor. Het merendeel van de doelgroep is in zorg voor verslaving of psychische/psychiatrische problematiek, bijvoorbeeld via hostels, begeleid wonen, GGZ en verslavingszorg. Zoals ook door de ketenpartners en de sekswerkers is aangegeven heeft opheffing van de tippelzone en de bijbehorende HAP-voorziening voor de doelgroep tot gevolg dat een aantal van hen: de enige mogelijkheid verliest om op legale manier aan (voldoende) inkomsten te komen; de mogelijkheid verliest om dit werk in een gecontroleerde omgeving uit te voeren, waar aandacht is voor gezondheidsrisico s en specifieke medische hulpverlening; niet langer de Huiskamer kan bezoeken, die ook een belangrijke sociale functie vervult; toegang tot laagdrempelige hulp verliest waar zij terecht kunnen met eenvoudige vragen op verschillende leefgebieden en indien nodig doorverwezen worden naar uitgebreidere hulp op deze leefgebieden (signalerende functie). Het scenario Opheffen via afbouw is voor Volksgezondheid een optie als er mogelijkheden zijn om de zorg aan sekswerkers op een andere manier in voldoende mate te borgen als opheffing gefaseerd kan plaatsvinden. Daarbij gaat het in eerste instantie om de vergunninghouders uit de zorgregio, thans 25 personen. Dit is een andere groep dan waar de tippelzone in 1986 voor is opgericht. Daarnaast is het van belang om ook aandacht te besteden aan het voorkomen van sociaal isolement door verlies van de Huiskamer. Een traject op maat, bijvoorbeeld via extra inzet op het bestaande uitstapprogramma met aandacht voor de specifieke vragen en problemen van deze doelgroep behoort tot de mogelijkheden. Een persoonlijk begeleider waarmee een vertrouwensrelatie wordt opgebouwd, is van cruciaal belang. Voorwaarde voor deze aanpak is de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen. Innovatief en onorthodox zijn sleutelbegrippen daarbij. Mocht besloten worden de tippelzone op te heffen dan hoeft dat besluit niet direct uitgevoerd te worden. Er is nog ca. drie jaar nodig voor de planvorming, planologische procedures en realisatie. In de periode tussen 2016 en medio 2019 kan samen met de zorgaanbieders en sekswerkers verkend worden welk zorgaanbod het beste geboden kan worden. 13

385 6.5 Aandachtspunten op de verschillende leefgebieden bij opheffen Zoals hierboven beschreven vraagt een aantal punten bij de keuze voor het scenario Opheffen via afbouw dan om een nadere uitwerking, waarbij innovatief en onorthodox dus sleutelbegrippen moeten zijn. De ideeën en wensen van de sekswerkers zelf zoals weergegeven in het recente onderzoek van De Tussenvoorziening moeten hier ook bij betrokken worden. Zorg - algemeen Een groot deel van de doelgroep uit Utrecht en de zorgregio is in zorg (hostel, begeleid wonen, Altrecht etc.) Om er zeker van te zijn dat zij na sluiting niet uit beeld van de zorg verdwijnen, kan voor sekswerkers uit Utrecht en de zorgregio mét hun toestemming en inspraak een traject op maat worden opgesteld. Omdat het een groep van ongeveer 25 personen betreft, is dit een haalbare aanpak, mits hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar zijn. Zorg verslavingsproblematiek Meer dan de helft van de doelgroep uit Utrecht en de zorgregio is chronisch verslaafd. Een stabiele woonsituatie en stabiel middelengebruik lijkt voor hen het hoogst haalbare. De mogelijkheid van opname van de verslaafde sekswerkers in het programma van de heroïnekliniek (Victas) is al eerder onderzocht en biedt geen oplossing; heroïne heeft plaats gemaakt voor andere drugs. Huisvesting De meeste sekswerkers hebben een dak boven hun hoofd. De vraag is in hoeverre zij afhankelijk zijn van de inkomsten die zij in de straatprostitutie verdienen om hun woning te betalen. De nachtopvang is voor sekswerkers een risico: de kans is reëel dat zij bij gebrek aan andere inkomsten terugvallen op prostitutie om aan geld of aan maaltijden, een overnachting of bescherming te komen. Werk en Inkomen De ervaring in Utrecht maar ook in andere steden leert dat uitstap naar ander werk voor deze doelgroep (straatprostitutie) nog moeilijker is dan voor sekswerkers in andere vormen van prostitutie. Uit landelijk onderzoek 5 komt naar voren dat sekswerkers in de verschillende vormen van prostitutie vaak stoppen en weer beginnen; financiële motieven spelen daarbij een belangrijke rol. De doelgroep straatprostitué(e)s is niet betrokken in dit onderzoek. Een relatief hoge leeftijd en gebrek aan opleiding/werkervaring zijn belemmerende factoren die voor werkzoekenden zonder prostitutieverleden al zwaar tellen; voor werkzoekenden met een prostitutieverleden en relatief vaak voorkomende problematiek op meerdere leefgebieden is het vinden van ander (betaald) werk vrijwel onmogelijk. Dit vraagt om een intensivering van de samenwerking met Werk & Inkomen. 6.6 Opheffing van de tippelzone in regionaal en landelijk perspectief: Een besluit tot het opheffen van de tippelzone heeft gevolgen voor drie groepen sekswerkers sekswerkers uit Utrecht; sekswerkers uit de omliggende gemeenten (zorgregio); sekswerkers van buiten de zorgregio. Sekswerkers uit Utrecht Sekswerkers uit Utrecht kunnen binnen de bestaande wet- en regelgeving volledig gebruik maken van de bestaande hulp- en dienstverlening in Utrecht en van de gemeente Utrecht. De lijnen waarlangs maatwerk geregeld moet worden, zijn voor deze groep het kortst en in eigen hand. 5 Bleeker, Y., Heuts, L. e.a. Sekswerkers aan het woord. De sociale positie van sekswerkers in Nederland in Regioplan beleidsonderzoek, Amsterdam,

386 Sekswerkers uit de zorgregio Utrecht Sekswerkers uit de zorgregio Utrecht kunnen weliswaar begeleid worden door Utrechtse uitstapprofessionals, maar zijn voor een groot deel afhankelijk van de voorzieningen in de gemeente waar zij wonen. Deze gemeenten zullen in een vroeg stadium geïnformeerd moeten worden over het voornemen tot sluiting van de tippelzone en de overdracht naar de gemeentelijke en andere voorzieningen moet geregeld worden. Tot 2018 kunnen deze regiogemeenten nog gebruik maken van de expertise van Stichting de Tussenvoorziening op het gebied van uitstap via de RUPS II-subsidie (Rijksregeling Uitstapprogramma Prostituees 6 ). Sekswerkers van buiten de zorgregio Utrecht Voor deze groep geldt dat er warme overdracht plaats moet vinden naar uitstapprogramma s/ hulpen dienstverlening in de eigen woonplaats of regio. Deze groep kan geen gebruik maken van Utrechtse voorzieningen; zodra zij in Utrecht niet meer legaal kunnen werken vervalt de reden ook om hier te verblijven. 6.7 Overige aandachtspunten bij opheffen Vergunningverlening Een aanpassing van de regels rond de vergunningverlening in de zin dat alleen bestaande vergunningen worden verlengd borgt dat de groep in omvang niet groter wordt. Illegaal tippelen Bij daadwerkelijke sluiting is de kans op illegale prostitutie aanwezig. Door tijdige afstemming vanuit Volksgezondheid en Veiligheid met VTH en politie hierover en te kijken hoe met signalen hiervan om te gaan, kan dat risico zo klein mogelijk worden gehouden. Behoud netwerk en ketensamenwerking Door de tippelzone is er ook een goed netwerk ontstaan met kennis van prostitutie, zorg, gezondheidsvraagstukken, veiligheid etc. Gekeken moet worden hoe de waardevolle delen daarvan behouden kunnen worden na sluiting van de tippelzone. Meer inzet op preventie kan een belangrijke aanvulling zijn op de activiteiten bij een afbouwscenario. Bereik doelgroep Duidelijk moet zijn dat intensivering en maatwerk van het zorgaanbod en het alert zijn op mogelijk illegale prostitutie het niet mogelijk is iedereen te bereiken en gelijke of betere zorg te bieden. Daarnaast is zorgverlening slechts één aspect van de problematiek waarmee de doelgroep te maken heeft. 7. Vervolg De doelgroep waar de tippelzone in 1986 voor is opgericht (verslaafde vrouwen) is de afgelopen jaren veranderd in omvang en samenstelling. Het grotere zorgaanbod met o.a. de komst van de hostels en de samenwerking tussen zorgaanbieders, politie en gemeente hebben bijgedragen aan een goed functionerende tippelzone. Het aantal vergunninghouders is de afgelopen jaren gedaald, een verdere daling de komende jaren ligt in de rede. Op basis van de hiervoor beschreven ontwikkelingen in de afgelopen jaren wil Volksgezondheid onderzoeken of zorg aan de doelgroep op een zodanige, andere wijze kan worden geboden dat voldaan kan worden aan de randvoorwaarden vanuit 6 Deze subsidie is beschikbaar gesteld door het ministerie van Veiligheid & Justitie met als doel een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma s te realiseren. Volksgezondheid heeft deze subsidie aangevraagd; Stichting de Tussenvoorziening, Pretty Woman en Barka voeren de activiteiten gericht op bevordering van uitstap uit. 15

387 volksgezondheidsperspectief om het scenario opheffen door afbouw mogelijk te maken. Volksgezondheid wil dat samen met de partners in de zorgketen en de sekswerkers verkennen. Zij worden daar o.a. via een te organiseren multiloog-tafel nadrukkelijk voor uitgenodigd. Bij een daadwerkelijke sluiting van de tippelzone is er voor deze groep dan een zo goed mogelijk zorgaanbod. PMB 29 juni 2016 V-def. 16

388 3 Bijlage 2 Concept Handleiding Publieke Waarde Cyclus Publieke Waarde Cyclus HANDLEIDING Concept

389 Publieke Waarde Cyclus: betekenisvol sturen en verantwoorden Vanuit resultaten naar randvoorwaarden Prestatiesturing Allianties & Samenwerking Uitdaging: sturen en verantwoorden op alle rollen van de overheid en aansluiten bij bewegingen in de stad. Vanuit de overheid naar de samenleving New Public Management Klassiek Beleidsontwerp Old Public Administration Network Governance Actief Burgerschap & Sociaal Ondernemerschap Societal Resilience Vanuit de samenleving naar de overheid Vanuit randvoorwaarden naar resultaten Oplossingsvoorstel: Publieke Waarde Cyclus Geeft inzicht in hoe het gaat op een thema Helpt om de waarde centraal te zetten En ondersteunt en stimuleert daarmee waardecreatie Voorbereiding Multiloogtafel Interne afstemming Besluit

390 Publieke Waarde geeft inzicht in het WAT, WIE en HOE Als je vanuit Publieke Waarde naar de maatschappij kijkt zijn drie vragen belangrijk: 1. WAT is de Publieke Waarde ambitie? Geeft inzicht in wat we belangrijk vinden met elkaar Wat 2. WIE dragen bij aan deze Publieke Waarde ambitie, hoe nodig je partners uit en hoe verloopt de samenwerking? Geeft inzicht in de legitimiteit en support 3. HOE dragen alle betrokken partners bij? Geeft inzicht in de belangrijke processen, capaciteit en activiteiten Wie Publieke Waarde driehoek Hoe Publieke Waarde Cyclus is ingericht om het WAT, het WIE en het HOE centraal te stellen en ondersteunt daarmee waardecreatie

391 Voorbereiding: thema bepalen & info verzamelen Multiloogtafel Doel van de voorbereiding - Thema vaststellen - Belangrijke informatie verzamelen Voorbereiding Interne afstemming Besluit Betrokkenen - Inhoudelijk betrokken ambtenaren bereiden Multiloogtafel voor in samenwerking met partners uit de stad en raadsleden Proces - Met partners wordt thema vastgesteld (zie: themakeuze-hulp) - Bij partners worden gepeild welke informatie (kwantitatief & kwalitatief) zij belangrijk vinden en deze informatie wordt voorbereid voor de Multiloogtafel Valkuil - Niet alle partners worden betrokken - Onvoldoende informatie

392 Multiloogtafel: leren over hoe het gaat met de waardecreatie Multiloogtafel Doel van de Multiloogtafel - Aan het einde heeft iedereen vertrouwen dat hij/zij weet hoe het gaat met de waardecreatie op het thema - Papieren evaluatie of rapport vervangen Voorbereiding Interne afstemming Besluit Betrokkenen - Alle betrokken partners aan Tafel Proces - Leerklimaat: openheid, gelijkwaardigheid, respect - Locatie: passend bij het thema. Niet in de raadszaal (i.v.m. associatie besluitvorming) - Procesbegeleiding: sturen op publieke waarde en leerklimaat - Iedereen is zelf verantwoordelijk om benodigde informatie en inzichten te verzamelen en delen om een oordeel te kunnen vormen Valkuil - Consensus zoeken, onderhandelen en besluitvormen

393 Multiloogtafel visueel: verschillende info-bronnen, gesprek gaat over Publieke Waarde WAT heeft het opgeleverd? Ambtenaar Raadslid Procesbegeleider Partner uit stad WIE waren betrokken? HOE is gewerkt?

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 3 maart 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 3 maart 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 8 en 10 september 2015

Agenda commissie Mens en Samenleving van 8 en 10 september 2015 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 12 mei 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 12 mei 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

AFSPRAKENLIJST PRESIDIUM 20 APRIL 2015

AFSPRAKENLIJST PRESIDIUM 20 APRIL 2015 AFSPRAKENLIJST PRESIDIUM 20 APRIL 2015 Aanwezig de leden: Tevens aanwezig: Afwezig: Rollingswier (voorzitter), De Boer (GroenLinks), Gilissen (VVD), Schipper (SP), Van Waveren (CDA), Haage (PvdA), Bos

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 15 december 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 15 december 2016 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 23 februari 2017

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 23 februari 2017 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 23 februari 2017 Agenda documenten Commissieagenda M&S_23 februari 2017 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 30 maart 2017

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 30 maart 2017 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 30 maart 2017 Agenda documenten Commissieagenda M&S_30 maart 2017 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

De gemeenteraad is er voor u!

De gemeenteraad is er voor u! A M S T E LV E E N. N L / G E M E E N T E R A A D De gemeenteraad is er voor u! Gemeentebestuur De gemeente Amstelveen wordt net als iedere gemeente in Nederland - bestuurd door een gemeenteraad en een

Nadere informatie

Retouradres: Postbus 94652, 1090 GR Amsterdam

Retouradres: Postbus 94652, 1090 GR Amsterdam Retouradres: Postbus 94652, 1090 GR Amsterdam Aan: Directeur basisinformatie C.c: Stedelijk directeur cluster Dienstverlening& Informatie C.c: IV- manager cluster Dienstverlening& Informatie C.c: CIO AI

Nadere informatie

Gemeente Haarlem. Drs. Jur Botter, MPA. Retouradres: Stadhuis, Postbus PB Haarlem

Gemeente Haarlem. Drs. Jur Botter, MPA. Retouradres: Stadhuis, Postbus PB Haarlem Gemeente Haarlem Haarlem Drs. Jur Botter, MPA. Wethouder Wmo, Welzijn, Volksgezondheid, Cultuur en Vastgoed Retouradres: Stadhuis, Postbus 511 2003 PB Haarlem Aan de leden van de Commissie Samenleving

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 5 oktober 2017

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 5 oktober 2017 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 5 oktober 2017 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten 3 Verslagen - Het verslag van de openbare commissie

Nadere informatie

Agendapunt: 8 Panel Duidelijk Deurbeleid

Agendapunt: 8 Panel Duidelijk Deurbeleid Agendapunt: 8 Panel Duidelijk Deurbeleid Voor de gemeenteraadsvergadering d.d.: 26 februari 2007 Registratienummer: CS/Kab/2006/287 Portefeuillehouder: Krikke Raadscommissie advies: Veiligheid, Financiën

Nadere informatie

BESLUITENLIJST VERGADERING VHL-BERAAD

BESLUITENLIJST VERGADERING VHL-BERAAD BESLUITENLIJST VERGADERING VHL-BERAAD Datum vergadering: woensdag 17 januari 2018 Locatie vergadering: Tijdstip: Voorzitter: Secretaris: Raadzaal, Stadhuis Vianen 19.30 uur A.F. Bonthuis, wnd. burgemeester

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2015

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2015 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2015 Agenda documenten AgendaCieM&S_15_17 december 2015_def2 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 8 september 2016

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 8 september 2016 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 8 september 2016 Agenda documenten 2016_09_08_Agenda cie M&S_def 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

Uitnodiging. 1) Opening. 2) Mededelingen Mw. Gooijer heeft gemeld afwezig te zijn en haar reactie vooraf door te geven.

Uitnodiging. 1) Opening. 2) Mededelingen Mw. Gooijer heeft gemeld afwezig te zijn en haar reactie vooraf door te geven. Griffie Torenhove kamer 7.19 Martinus Nijhofflaan 2 Delft Behandeld door Anja van den Berg Telefoon 015 260 2416 Fax - afmvdberg@delft.nl Aan Werkgroep enquêteverzoek Telefoon 14015 Fax 015 260 24 29 Internet

Nadere informatie

Solidariteit: hét middel op weg naar een duurzaam sociaal Wageningen Behandeling verordeningen drie decentralisatie Maandag 27 oktober 2014

Solidariteit: hét middel op weg naar een duurzaam sociaal Wageningen Behandeling verordeningen drie decentralisatie Maandag 27 oktober 2014 Solidariteit: hét middel op weg naar een duurzaam sociaal Wageningen Behandeling verordeningen drie decentralisatie Maandag 27 oktober 2014 Voorzitter, Uit de nota Samen Redzaam sprak ambitie. Ambitie

Nadere informatie

Aan burgemeester en wethouders

Aan burgemeester en wethouders Aan burgemeester en wethouders Documentnummer 2016.0.032.999 Coördinerend Portefeuillehouder Zaaknummer 2016-06-00868 Anja Haga Cluster BR Vertrouwelijk Nee Ambtenaar Cees Vermeulen Datum in college 28-06-2016

Nadere informatie

Bijlage 4. Procesvoorstel samenspraak Voorweg-Noord

Bijlage 4. Procesvoorstel samenspraak Voorweg-Noord Bijlage 4 Procesvoorstel samenspraak Voorweg-Noord B&W-voorstel Onderwerp Procesvoorstel Samenspraak lokatieontwikkeling Voorweg- Noord Zaaknummer -2016-000173 Documentnummer DOC-2016-001530 Versie Auteur

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2016

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2016 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 20 Agenda documenten 20_12_15_Agenda cie M&S_def 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten Verzoek

Nadere informatie

B en W-nummer 15.0379; besluit d.d. 12-5-2015. Onderwerp

B en W-nummer 15.0379; besluit d.d. 12-5-2015. Onderwerp B en W-nummer 15.0379; besluit d.d. 12-5-2015 Onderwerp Beantwoording van schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders van het raadslid A. Van den Boogaard (PvdA) inzake Arbeidsparticipatie

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft: Openbare vergadering van dinsdag 18 november 2014, locatie Raadzaal, aanvang 20:15 uur, einde 22:00 uur.

gemeente Eindhoven Betreft: Openbare vergadering van dinsdag 18 november 2014, locatie Raadzaal, aanvang 20:15 uur, einde 22:00 uur. gemeente Eindhoven Griffie Gemeenteraad, Behandeld door mw. I. van Dijk Telefoon (040) 238 24 07 Verzenddatum 11 december 2014 Verslag Commissie Economie en Mobiliteit Betreft: Openbare vergadering van

Nadere informatie

Bij het agendapunt "Verbreding criteria Top600 is het volgende besproken.

Bij het agendapunt Verbreding criteria Top600 is het volgende besproken. Retouradres: Postbus 94652, 1090 GR Amsterdam Aan: Domein (4) manager Openbare Orde en Veiligheid, Directeur Openbare Orde en Veiligheid C.c. Stedelijk directeur cluster interne dienstverlening C.c. IV-

Nadere informatie

Verordening op de Burgeragendering en het Burgerinitiatief gemeente Utrecht 2018

Verordening op de Burgeragendering en het Burgerinitiatief gemeente Utrecht 2018 Initiatiefvoorstel Opgesteld door Kenmerk Vergaderdatum Portefeuille Geheim Has Bakker (raadslid D66) 0000 27 september (aanbieding) Wijkgericht werken en participatie Nee Verordening op de Burgeragendering

Nadere informatie

B en W. nr d.d

B en W. nr d.d B en W. nr. 13.0175 d.d. 5-3-2013 Onderwerp Schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders van het raadslid E. Krijgsman (D66) d.d. 28 januari 2013 inzake het cameratoezicht bij station

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie en zorg

Maatschappelijke participatie en zorg initiatiefvoorstel datum vergadering 9 november 2015 agendapunt 12 volgnummer 15-166 onderwerp De gemeenteraad op zoek naar het verhaal achter de cijfers van Wmo en Jeugdhulp behandelen in raadscommissie

Nadere informatie

Verslag vergadering Rekenkamercommissie AOGW concept-

Verslag vergadering Rekenkamercommissie AOGW concept- Verslag vergadering Rekenkamercommissie AOGW concept- Datum: 22 juni 2017 Locatie: Gemeentehuis Oost Gelre (Lichtenvoorde) Aanwezig: Richard Klein Tank (voorzitter, Oost Gelre); Hans Bongers (OG); Martin

Nadere informatie

Stijn Smeulders / september 2017

Stijn Smeulders / september 2017 Agendapunt commissie: 5.4 steller telefoonnummer email Stijn Smeulders 06-14164246 stijn.smeulders@valkenswaard.nl agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 280559/287224 21 september 2017 portefeuillehouder

Nadere informatie

Vergadering van Commissie Onderzoek van de Rekening (COR) 14 februari Status verslag Concept

Vergadering van Commissie Onderzoek van de Rekening (COR) 14 februari Status verslag Concept Vergadering van Commissie Onderzoek van de Rekening (COR) Vergaderdatum 14 februari 2018 Kenmerk Status verslag Concept Verslaglegging door Telefoonnummer De heer L. Guilonard (extern) 070 4417507 Verslag

Nadere informatie

Ring 1 met de Inspectie van het onderwijs

Ring 1 met de Inspectie van het onderwijs Vertegenwoordigers ring 1 Auteur verslag secretaris Ring 1 met de Inspectie van het onderwijs Omschrijving Vergaderdatum en -tijd Vergaderplaats Overleg tussen de Inspectie en vertegenwoordigers van het

Nadere informatie

Joan de Haan

Joan de Haan Agendapunt commissie: steller telefoonnummer email Joan de Haan 06-10237370 Joan.deHaan@a2samenwerking.nl Agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 14raad00330 29 januari 2015 onderwerp Nota Heroverweging

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Geachte raad,

Raadsvoorstel. Geachte raad, Raadsvoorstel Nummer: 165140 Behandeld door: J. van Dijk Agendapunt: 27 juni 2017 Onderwerp: Voorlopige voorkeur uitvoeringsvariant Participatiewet Geachte raad, Samenvatting: In opdracht van het algemeen

Nadere informatie

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & RAADSINFORMATIEBRIEF Van: G. Kraaijkamp Tel nr: 0620094919 Nummer: 17A.00840 Datum: 14 augustus 2017 Team: Beleid Sociaal Domein Tekenstukken: Ja Bijlagen: 1 Afschrift

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 21 april 2015

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 21 april 2015 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 21 april 2015 Agenda documenten Agenda MenS_ 21_23_30_april 2015_aangepast16042015 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken

Nadere informatie

Notulen van de openbare commissievergadering ABM

Notulen van de openbare commissievergadering ABM NotulenvandeopenbarecommissievergaderingABM Datum: Aanvangstijd: Eindtijd: Locatie: donderdag21juni2018 20.00uur 20.40uur RaadzaalgemeentehuisvanHuizen Aanwezig Voorzitterencommissiegriffier J.W.Meijerman(voorzitter)

Nadere informatie

Privacyreglement Werkzaak Rivierenland

Privacyreglement Werkzaak Rivierenland Werkzaak Rivierenland hecht veel waarde aan de bescherming van uw privacy. Alle informatie die u ons verstrekt, wordt vertrouwelijk behandeld. Persoons- of adresgegevens worden uitsluitend gebruikt waarvoor

Nadere informatie

Investeren in gelijke gezondheidskansen: winst voor meerdere beleidsdomeinen

Investeren in gelijke gezondheidskansen: winst voor meerdere beleidsdomeinen Datum: 19 april 2018 Betreft: informatie voor gemeenteraadsleden Investeren in gelijke gezondheidskansen: winst voor meerdere beleidsdomeinen Beste raadsgriffier, Is uw nieuwe raad bekend met de sociaal

Nadere informatie

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer :

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer : RAPPORT Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer : 14.1.001 Klacht Verzoekers stellen dat zij als direct-belanghebbenden door de gemeente niet zijn betrokken

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 18 februari 2014, locatie Raadszaal, aanvang 20:30 uur tot 23:30 uur

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 18 februari 2014, locatie Raadszaal, aanvang 20:30 uur tot 23:30 uur A gemeente Eindhoven Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat Besluitenlijst Gemeenteraad Betreft openbare vergadering van 18 februari 2014, locatie Raadszaal, aanvang 20:30 uur tot 23:30 uur Definitieve

Nadere informatie

Oplegger bij onderzoek dienstverlening MaDi Zuidoost en Diemen 1 Op uw verzoek ontvangt u het onderzoeksrapport van BMC over de dienstverlening van

Oplegger bij onderzoek dienstverlening MaDi Zuidoost en Diemen 1 Op uw verzoek ontvangt u het onderzoeksrapport van BMC over de dienstverlening van Directie Realisatie Inleiding Oplegger bij onderzoek dienstverlening MaDi Zuidoost en Diemen 1 Op uw verzoek ontvangt u het onderzoeksrapport van BMC over de dienstverlening van Aan Van Stadsdeelraad Zuidoost

Nadere informatie

Raadsbesluit. Onderwerp: Nota Privacybeleid haarlem BBV nr: 2016/ Inleiding

Raadsbesluit. Onderwerp: Nota Privacybeleid haarlem BBV nr: 2016/ Inleiding Raadsbesluit Onderwerp: Nota Privacybeleid haarlem BBV nr: 2016/574466 1. Inleiding Aanleiding Privacy is een onderwerp dat de laatste jaren veel in de belangstelling staat. Data zijn hot en worden het

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 10 december 2014, locatie commissiekamer Stadhuis, aanvang 16.30 uur, einde 19.15 uur.

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 10 december 2014, locatie commissiekamer Stadhuis, aanvang 16.30 uur, einde 19.15 uur. gemeente Eindhoven Concept Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat Behandeld door M. Honing Telefoon (040) 238 24 88 Verzenddatum 9 januari 20143 Verslagcommissie Financiën en Bestuur (cie FB) Betreft

Nadere informatie

Welkom. bij de. gemeenteraad

Welkom. bij de. gemeenteraad Welkom bij de gemeenteraad Welkom bij de gemeenteraad Aan het hoofd van de gemeente staat de gemeenteraad. De raad neemt beslissingen over allerlei belangrijke zaken in de gemeente. Of het nu gaat om toeristenbelasting

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 31 maart 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 31 maart 2016 10 20 30 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Advies met betrekking tot het Vertrouwensexperiment met de bijstand

Advies met betrekking tot het Vertrouwensexperiment met de bijstand Advies met betrekking tot het Vertrouwensexperiment met de bijstand Adviesnr. : 4 Datum : 20 april 2017 Colofon De Adviesraad Samenleving Wageningen is geïnstalleerd op 1 oktober 2016. De Adviesraad bestaat

Nadere informatie

Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten

Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten Raadsvoorstel Voorstelnummer: 2017-084 Houten, 28 november 2017 Onderwerp: Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten Beslispunten: 1. De regionale koers maatschappelijke

Nadere informatie

BESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid

BESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid BESLUITENLIJST Voorronde Open Huis Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid Aanwezig: Voorzitter: dhr. J. Buzepol Locogriffier: mw. A. van Wees (locogriffier) Leden:

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van, locatie raadzaal Stadhuis, aanvang 20.15 uur, einde 23.45 uur.

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van, locatie raadzaal Stadhuis, aanvang 20.15 uur, einde 23.45 uur. gemeente Eindhoven Griffie gemeenteraad CONCEPT Commissiesecretariaat Behandeld door M. Honing Telefoon (040) 238 24 88 Verzenddatum 2014 Verslag commissie Ruimte en Vastgoed (cie RV) Betreft openbare

Nadere informatie

Advies aan de gemeenteraad

Advies aan de gemeenteraad Advies aan de gemeenteraad Postregistratienummer *16.0000424* 16.0000424 Raadsvergadering: 7 juli 2016 Voorstel: 5.40 Agendapunt: 7 Onderwerp nota Sociaal Domein 2016-2020 Datum 28 juni 2016 Beslispunten

Nadere informatie

Besluit vast te stellen de:

Besluit vast te stellen de: VERORDENING AUDITCOMMISSIE GEMEENTE WEERT De raad van de gemeente Weert, Gelezen het voorstel van het college d.d. 20 januari 2015, gelet op de artikelen 84, 147 en 149 van de Gemeentewet; Besluit vast

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 11 en 13 november 2014

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 11 en 13 november 2014 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Openbaar. Vaststellen Onderzoeksopzet Workfast. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel.

Openbaar. Vaststellen Onderzoeksopzet Workfast. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Vaststellen Onderzoeksopzet Workfast Programma Economie & Werk Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Op 4 maart 2015 heeft de gemeenteraad de motie Onderzoek naar

Nadere informatie

KLACHTENPROCEDURE PROFHIRE NEDERLAND BV

KLACHTENPROCEDURE PROFHIRE NEDERLAND BV KLACHTENPROCEDURE PROFHIRE NEDERLAND BV Inleiding ProFhire Nederland BV houdt zichzelf aan de hoogste kwaliteitsstandaarden en ziet haar relaties uiteraard graag tevreden. Toch kan er altijd wel eens iets

Nadere informatie

mevrouw R. Leeuwenburgh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig

mevrouw R. Leeuwenburgh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig VERSLAG VOORBESPREKING Notitie Kansen voor starters 1 april 2008 Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede Gespreksleider Griffiemedewerker

Nadere informatie

Initiatiefvoorstel voor de raadsvergadering van

Initiatiefvoorstel voor de raadsvergadering van Gemeenteblad Nummer Publicatiedatum Niet invullen Agendapunt initiatiefvoorstel 10 mei 2019 Onderwerp Instemmen met het initiatiefvoorstel van raadslid Vroege van 10 mei 2019 getiteld:

Nadere informatie

Stand van zaken uitvoering aanbevelingen en toezeggingen Rekenkameronderzoek financiële ondersteuning sportverenigingen door de gemeente

Stand van zaken uitvoering aanbevelingen en toezeggingen Rekenkameronderzoek financiële ondersteuning sportverenigingen door de gemeente Bijlage 2: Stand van zaken uitvoering aanbevelingen en toezeggingen Rekenkameronderzoek financiële ondersteuning sportverenigingen door de gemeente De Rekenkamer heeft haar onderzoek naar de financiële

Nadere informatie

Gebaseerd op de opmerkingen en vragen WAR en Jeugdraad dd en de adviezen van de WAR en de Jeugdraad.

Gebaseerd op de opmerkingen en vragen WAR en Jeugdraad dd en de adviezen van de WAR en de Jeugdraad. Inspraaknotitie verordening Jeugdhulp Gebaseerd op de opmerkingen en vragen WAR en Jeugdraad dd. 25-09-2014 en de adviezen van de WAR en de Jeugdraad. Reactie WAR Verordening Jeugd Onze algemene opmerkingen

Nadere informatie

Concept Agenda commissie Mens en Samenleving van 22 juni 2017

Concept Agenda commissie Mens en Samenleving van 22 juni 2017 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad

Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad 5 juli 2018 Raadswerkgroep Burgerparticipatie In november 2017 heeft een aantal raadsleden zich opgegeven om de Raadswerkgroep Burgerparticipatie te vormen

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag www.rijksoverheid.nl Kenmerk

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/67

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/67 Voorstel aan de raad Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg 1 8331 XE Steenwijk Steenwijk, 7-10-2014 Nummer voorstel: 2014/67 Voor raadsvergadering d.d.: 07-10-2014 Agendapunt: 4 Onderwerp:

Nadere informatie

Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening. 15 april 2009 COR2008-11. Status verslag Concept. de heer Romijn

Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening. 15 april 2009 COR2008-11. Status verslag Concept. de heer Romijn Verslag Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening Vergaderdatum Kenmerk 15 april 2009 COR2008-11 Status verslag Concept Verslaglegging door Telefoonnummer W.L. Walkate (Notuleerservice Nederland)

Nadere informatie

forumbehandeling concept bestuursovereenkomst Tijdelijk noodopvangcentrum Warnsveld D.Meijer Maatschappelijke zaken telefoonnr 7632

forumbehandeling concept bestuursovereenkomst Tijdelijk noodopvangcentrum Warnsveld D.Meijer Maatschappelijke zaken telefoonnr 7632 OPENBAAR Memo (Forum / raad) Aan Van Datum Onderwerp Inlichtingen bij Het Forum Het college van B&W 17-02-2016 Doel Anders, namelijk zienswijze forumbehandeling concept bestuursovereenkomst Tijdelijk noodopvangcentrum

Nadere informatie

Donderdag 1 september a.s. om uur in de Raadzaal stadhuis. Agenda (versie 23 augustus)

Donderdag 1 september a.s. om uur in de Raadzaal stadhuis. Agenda (versie 23 augustus) Leiden, 23 augustus 2005 Aan de leden, Namens de voorzitter van de raadscommissie Sociale frastructuur nodig ik u uit voor een vergadering op Donderdag 1 september a.s. om 20.00 uur in de Raadzaal stadhuis.

Nadere informatie

Memorie van antwoord. Convenant actieve informatieplicht

Memorie van antwoord. Convenant actieve informatieplicht Memorie van antwoord Aan : de leden van de gemeenteraad Van : het college van burgemeester en wethouders en de griffier Datum : 26 januari 2015 Onderwerp : memorie van antwoord bij Nota geheimhouding,

Nadere informatie

Stand van zaken uitvoering aanbevelingen en toezeggingen Rekenkameronderzoek informatievoorziening aan de gemeenteraad over de Wmo en Jeugdhulp

Stand van zaken uitvoering aanbevelingen en toezeggingen Rekenkameronderzoek informatievoorziening aan de gemeenteraad over de Wmo en Jeugdhulp Jaarverslag 2017 Bijlage 2: Stand van zaken uitvoering aanbevelingen en toezeggingen Rekenkameronderzoek informatievoorziening aan de gemeenteraad over de Wmo en Jeugdhulp De Rekenkamer heeft haar onderzoek

Nadere informatie

Agenda commissie Stad en Ruimte van 25 en 27 augustus 2015

Agenda commissie Stad en Ruimte van 25 en 27 augustus 2015 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Stad en Ruimte Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 31 / 286 10 94 E-mail commissiestadenruimte.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301 Rapport Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301 2 Klacht Verzoeker klaagt er namens de Buurtvereniging Bieberglaan over dat de gemeente Breda niet of niet adequaat heeft gereageerd op door de buurtvereniging

Nadere informatie

HET WAALWIJKS VERGADERMODEL

HET WAALWIJKS VERGADERMODEL De Raad Gemeente Waalwijk PRAAT MET DE RAAD HET WAALWIJKS VERGADERMODEL Het Waalwijks vergadermodel 1 Het vergadermodel in het kort Om alle inwoners van de gemeente Waalwijk goed te kunnen vertegenwoordigen,

Nadere informatie

7. Conclusies en aanbevelingen

7. Conclusies en aanbevelingen 7. Conclusies en aanbevelingen 7.1 Algemeen Op CBS Het Galjoen worden al goede initiatieven genomen om de ouderbetrokkenheid te stimuleren en te vergroten, ook al kan er nog het één en ander aan uitgebreid

Nadere informatie

- C O N C E P T - M.M. van der Wyck-Helmer (VVD)

- C O N C E P T - M.M. van der Wyck-Helmer (VVD) - C O N C E P T - KORT VERSLAG VAN DE EXTRA OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE SOCIALE INFRASTRUCTUUR, GEHOUDEN OP WOENSDAG 24 MAART 2010 OM 19.30 UUR IN DE RAADZAAL VAN HET GEMEENTEHUIS IN ZEVENBERGEN

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens en Samenleving d.d. 3 maart 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens en Samenleving d.d. 3 maart 2016 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Privacy reglement. Pagina 1 van 9

Privacy reglement. Pagina 1 van 9 Privacy reglement Pagina 1 van 9 Inhoud Privacy reglement... 3 Wetgeving en definities... 3 Reikwijdte... 4 Verantwoordelijke... 4 Verwerkingen (Artikel 4, AVG)... 4 Doeleinden (Artikel 5, AVG)... 4 Rechtmatige

Nadere informatie

Notitie Werkwijze t.a.v. openbaarheid, beslotenheid en geheimhouding van informatie en vergaderingen van de gemeenteraad Zeewolde

Notitie Werkwijze t.a.v. openbaarheid, beslotenheid en geheimhouding van informatie en vergaderingen van de gemeenteraad Zeewolde Notitie Werkwijze t.a.v. openbaarheid, beslotenheid en geheimhouding van informatie en vergaderingen van de gemeenteraad Zeewolde Inleiding Op 29 april 2016 is een circulaire ontvangen van het ministerie

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 6 oktober 2015

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 6 oktober 2015 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 6 oktober Agenda documenten Commissieagenda M&S_6_8_oktober def 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen Gezondheidsachterstanden Gelijke kansen voor iedereen Goede gezondheid: niet voor iedereen Een goede gezondheid is een groot goed, voor de individuele burger én voor de samenleving als geheel. We worden

Nadere informatie

Hieronder vindt u de reactie van de BSMR op het concept beleidsplan tegenprestatie.

Hieronder vindt u de reactie van de BSMR op het concept beleidsplan tegenprestatie. Doesburg, 16 november 2015 Aan: Onderwerp: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doesburg BSMR-advies nr. 2015-003 inzake concept beleidsplan tegenprestatie Gemeente Doesburg, november

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Doorkiesnummer : (0495) 575 452 Agendapunt: 8 ONDERWERP

Doorkiesnummer : (0495) 575 452 Agendapunt: 8 ONDERWERP Bulk, Petra PUZA S2 RAD: RAD130130 2013-01-30T00:00:00+01:00 BW: BW121218 voorstel gemeenteraad Vergadering van de gemeenteraad van 30 januari 2013 Portefeuillehouder : A.A.M.M. Heijmans Behandelend ambtenaar

Nadere informatie

Nieuwsbrief Resultaten evaluatie

Nieuwsbrief Resultaten evaluatie Nieuwsbrief Resultaten evaluatie Toen het project 2030 werd gestart, is aan de gemeenteraad toegezegd dat na vier afgeronde en het project geëvalueerd zou worden. In april heeft het projectteam 2030 een

Nadere informatie

Inspraakrapport bij Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015

Inspraakrapport bij Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015 Inspraakrapport bij Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015 Datum: 13 november 2104 Bijlage bij BSW/2014.247 Inleiding Op 29 september 2014 heeft het College van Burgemeester

Nadere informatie

Datum vergadering Aanvang Contactpersoon. 19 september uur L. van Heezik. raadzaal

Datum vergadering Aanvang Contactpersoon. 19 september uur L. van Heezik. raadzaal Vergadering Presidium Datum vergadering Aanvang Contactpersoon 19 september 2017 20.00 uur L. van Heezik Plaats vergadering Doorkiesnummer raadzaal 5229499 Verslag Zeewolde Agenda Onderwerp Pagina punt

Nadere informatie

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium Inleiding In het presidium van 31 maart 2016 is afgesproken dat de voorstellen m.b.t.: Reglement

Nadere informatie

Verslag van de bijeenkomst van het PMV op 22 mei 2008 vanaf 20.00 uur tot 20.40 uur.

Verslag van de bijeenkomst van het PMV op 22 mei 2008 vanaf 20.00 uur tot 20.40 uur. Verslag van de bijeenkomst van het PMV op 22 mei 2008 vanaf 20.00 uur tot 20.40 uur. Aanwezig: De heer E. Schotting, plv. voorzitter; Mevrouw N.M. van Dijk, secretaresse PMV; Mevrouw N.M. Vergeer, PMV

Nadere informatie

BEDRIJFSPLAN

BEDRIJFSPLAN BEDRIJFSPLAN 2017-2020 MELDPUNT DISCRIMINATIE DRENTHE Provinciaal bundelen, lokaal invullen Assen, 1 februari 2017 MELDPUNT DISCRIMINATIEVOORZIENING DRENTHE 1. Inleiding Het Meldpunt Discriminatie Drenthe

Nadere informatie

Participatieraad Sociaal Domein De heer Hanson Texelstroom MG EMMELOORD. Geachte heer Hanson,

Participatieraad Sociaal Domein De heer Hanson Texelstroom MG EMMELOORD. Geachte heer Hanson, * gemeente NOORDOOSTPOLDER Participatieraad Sociaal Domein De heer Hanson Texelstroom 11 8303 MG EMMELOORD Uw bericht van 10 december 2018 Uw kenmerk Zaaknummer Datum 017134123 15 januari 2019 Onderwerp

Nadere informatie

Wettelijke kaders voor de omgang met gegevens

Wettelijke kaders voor de omgang met gegevens PRIVACY BELEID SPTV Namens SPTV wordt veel gewerkt met persoonsgegevens van (ex-) medewerkers. De persoonsgegevens worden voornamelijk verzameld voor het goed uitvoeren van de pensioenregelingen. De (ex-)

Nadere informatie

Deze vergadering vindt plaats in de raadzaal van het stadhuis. Op de agenda is per vergaderpunt indicatief het behandeltijdstip opgenomen.

Deze vergadering vindt plaats in de raadzaal van het stadhuis. Op de agenda is per vergaderpunt indicatief het behandeltijdstip opgenomen. Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Stad en Ruimte Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 94 E-mail commissiestadenruimte.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad Agenda

Nadere informatie

Notitie raadsvragen in soorten en maten

Notitie raadsvragen in soorten en maten Notitie raadsvragen in soorten en maten Aanleiding Het komt regelmatig voor dat raadsleden een vraag willen stellen aan het college. Over een voorstel dat het college aan de raad doet. Over een artikel

Nadere informatie

BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017, NUMMER 09

BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017, NUMMER 09 BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017, NUMMER 09 Datum 7 maart 2017 Van College B&W Behandeld door L.T. Lewis Doorkiesnummer 030-28 61635 E-mailadres l.lewis@utrecht.nl Kenmerk 4270715-170223 Geachte

Nadere informatie

Datum vergadering Aanvang Contactpersoon. 21 mei uur B.J. Schouten. Raadzaal

Datum vergadering Aanvang Contactpersoon. 21 mei uur B.J. Schouten. Raadzaal Vergadering Presidium Datum vergadering Aanvang Contactpersoon 21 mei 2013 20.00 uur B.J. Schouten Plaats vergadering Doorkiesnummer Raadzaal 5229499 Verslag Zeewolde Agendapunt Onderwerp 1. Opening 2

Nadere informatie

Resumé van de openbare commissievergadering Sociaal Domein

Resumé van de openbare commissievergadering Sociaal Domein Resumé van de openbare commissievergadering Sociaal Domein Datum: dinsdag 19 juni 2018 Aanvangstijd: 20:00 uur Eindtijd: 21.48 uur Locatie: Raadszaal gemeentehuis van Huizen Aanwezig: Voorzitter en commissiegriffier

Nadere informatie

Initiatiefvoorstel. I. in te stemmen met genoemd initiatiefvoorstel;

Initiatiefvoorstel. I. in te stemmen met genoemd initiatiefvoorstel; Gemeenteblad Publicatiedatum * Agendapunt * Datum initiatiefvoorstel Onderwerp ter instemming van de raadsleden mevrouw Poot (VVD) en mevrouw Verheul (D66), getiteld: Steun in de rug

Nadere informatie

Voorstel/alternatieven. Inhoud aanvraag/aanleiding ambtshalve besluit. Wettelijke grondslag. Inhoud extern advies

Voorstel/alternatieven. Inhoud aanvraag/aanleiding ambtshalve besluit. Wettelijke grondslag. Inhoud extern advies Raadsvergadering d.d. 29 augustus 2013 Aan de raad Voorstraat 31, 4491 EV Wissenkerke Postbus 3, 4490 AA Wissenkerke Tel 14 0113 Fax (0113) 377300 No. 14. Wissenkerke, 11 juli 2013 Onderwerp: Notitie Uitgangspunten

Nadere informatie

Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017

Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017 Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017 1 Inhoudsopgave Pagina 1. Voorwoord 3 2. Missie, visie en uitgangspunten van de Adviesraad Wmo 2.1 De Verordening adviesraad Wmo 4 2.2 Missie 4 2.3 Visie 4 2.4 Uitgangspunten

Nadere informatie

ROZE STEMBUSAKKOORD 2014 Amsterdam

ROZE STEMBUSAKKOORD 2014 Amsterdam ROZE STEMBUSAKKOORD 2014 Amsterdam Sinds decennia is de stad Amsterdam één van de onbetwiste koplopers als het gaat om acceptatie en tolerantie van lesbiennes, homo s en biseksuelen en transgenders. Deze

Nadere informatie

Aanpassingen vergaderstructuur. Voorstel. Inleiding. Toelichting vergaderstructuur

Aanpassingen vergaderstructuur. Voorstel. Inleiding. Toelichting vergaderstructuur Aanpassingen vergaderstructuur Voorstel 1. kennis nemen van de concept jaaragenda 2. vaststellen thematische indeling commissies 3. toevoegen beeldvormend deel, voorafgaand aan de reguliere commissievergadering

Nadere informatie

D66 INITIATIEFVOORSTEL HAAGSE REFERENDUMVERORDENING

D66 INITIATIEFVOORSTEL HAAGSE REFERENDUMVERORDENING rv 307 RIS 91131_011108 D66 INITIATIEFVOORSTEL HAAGSE REFERENDUMVERORDENING 8 november 2001 Robert van Lente Albert van der Zalm Arthur van Buitenen 1 Inleiding Op vrijdag 28 september 2001 heeft de commissie

Nadere informatie