Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 5 oktober 2017

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 5 oktober 2017"

Transcriptie

1 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 5 oktober Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten 3 Verslagen - Het verslag van de openbare commissie Mens en Samenleving van 7 september 2017; ter vaststelling - Het verslag van de Subcommissie Controle en Financiën van 22 mei 2017; ter kennisname - Het verslag van de Subcommissie Controle en Financiën van 29 mei 2017; ter kennisname conceptverslag cie M&S.pdf B2a Verslag subcie CF doc B2b Verslag subcie CF doc 4 Vaststellen toezeggingenlijst. Toezeggingenlijst M&S _gesorteerd.xlsx 5 Beantwoording SV 2017, nr. 49 inzake onbetaalde werkervaringsplekken uur. Beleidsveld: Werk en Inkomen - wethouder Everhardt Geagendeerd door mevrouw Freytag, Student & Starter, mevrouw de Boer, GroenLinks, en de heer Ruben Post, PvdA. Motivering agendering: Student & Starter, GL en PvdA zouden graag met de wethouder en andere partijen in gesprek gaan over het gebruik van onbetaalde werkervaringsplaatsen in het kader van bestrijding van de werkloosheid. Uit de antwoorden op schriftelijke vragen van Student & Starter blijkt dat dit instrument veelvuldig wordt gebruikt door de gemeente en via subsidies en de bijstand ook wordt gefinancierd. Juist in dit kader stelt Student & Starter dat er meer dient te worden nagedacht over harde eisen voor een werkervaringsplaats waar streng op wordt getoetst. Slechte werkervaringsplaatsen kunnen leiden tot demotivatie en verdringing. Doel bespreking: Doel van deze agendering is om met de wethouder en andere partijen in gesprek te gaan over de wijze waarop het instrument werkervaringsplaats wordt ingezet ter bestrijding van de werkloosheid en de mogelijkheden om strenger toe te zien op de inzet van het instrument. Dossier 35 voorblad Beantwoording SV 2017 nr 49 over Onbetaalde werkervaringsplaatsen.pdf 6.1 Raadsbrief Pilot vroegsignalering bij schulden uur. Beleidsveld: Werk en Inkomen - wethouder Everhardt Geagendeerd door de heer Post, PvdA. De fractie van de PvdA wil in de commissie vooral stil staan bij: wachttijden schuldhulpverlening: het college antwoordt dat in formele zin geen sprake is van wachtlijsten, maar we krijgen signalen dat de vraag groter is dan het aanbod. Bovendien worden probleem schulden niet altijd herkend en zal een meer pro-actieve aanpak leiden tot een groter beroep op de hulpverlening. Hoe gaat het college hier mee om? Wat vindt de commissie hiervan? De fractie van de PvdA wil structurele uitbreiding capaciteit om wachtlijsten te voorkomen en mensen goed te helpen. huisuitzetting door huurachterstanden: De PvdA vindt dat huisuitzetting vanwege huurachterstanden moet worden gestaakt, zoals in o.a. Almelo. Uit het antwoord op vraag 6 wordt niet duidelijk of het college dit ook vindt en of het hierover afspraken wil maken met corporaties. Wat vindt de commissie hierin wenselijk? uitbreiding pilot vroegsignalering: De PvdA is verheugd dat het college de pilot vroegsignalering wil doorzetten en is benieuwd hoe het voornemen deze aanpak 'stevig te verankeren in de hele stad' gaat vorm krijgen. Hoe wordt deze uitbreiding gefinancierd, wie gaat dit uitvoeren, welke partijen worden erbij betrokken, etc.? De fractie van de PvdA wil de verbreding van de aanpak graag snel doorzetten en is benieuwd wat de commissie daarvan vindt. Doel bespreking: 1. meer duidelijkheid van het college op de boven genoemde punten en ter aanscherping van de raadsbrief; 2. op initiatief van de fractie van de PvdA debatteren over verbeteringen in het beleid en het toevoegen van structurele capaciteit om de beoogde doelen te realiseren. Dossier 36 voorblad Raadsbrief Pilot vroegsignalering bij schulden.pdf 6.2 Beantwoording SV 2017, nr. 37 over het verbeteren van schuldhulpverlening Beleidsveld: Werk en Inkomen - wethouder Everhardt Dit agendapunt wordt in samenhang behandeld met punt 6.1 Dossier 37 voorblad Beantwoording SV 2017 nr 37 over Verbeteren van de schuldhulpverlening.pdf 7 Raadsvoorstel Verordening WMO 2018

2 uur. Beleidsveld: Zorg en maatschappelijke opvang - wethouder Diepeveen Met het raadsvoorstel wordt de raad voorgesteld de Verordening Wmo 2018 vast te stellen en Verordening Wmo 2016 in te trekken. In de aangepaste verordening zijn een aantal aanpassingen doorgevoerd op basis van de gewijzigde VNGmodelverordening naar aanleiding van richtinggevende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, te weten: -De raad moet zelf alle kaderstellende bepalingen via de verordening vaststellen en mag deze niet delegeren aan het college. -Het college mag het onderzoek naar de noodzaak van een maatwerkvoorziening niet mandateren aan een aanbieder die tevens de ondersteuning biedt. -De hoogte van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening moet vastgelegd zijn in de verordening. Verder zijn de bepalingen van de door het ministerie van VWS via een AmvB gewijzigde Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 doorgevoerd. Hierin wordt geregeld dat een gemeente een reële prijs betaalt voor een Wmo-dienst. Het onderliggende argument is dat de aanbieder hierdoor kan voldoen aan de gemeentelijke eisen van kwaliteit en continuïteit en kan voldoen aan de arbeidsrechtelijke verplichtingen voor beroepskrachten in loondienst. Tot slot heeft de ervaring van de gemeente met de aanpak Voorkomen Oneigenlijk gebruik pgb (persoonsgebonden budget) er toe geleid dat aan het hoofdstuk met bepalingen over het pgb en het hoofdstuk dat gaat over bestrijding misbruik, enkele bepalingen zijn toegevoegd. Dossier 38 voorblad Voorstel_8715.pdf Verordening Wmo 2018.pdf Verordening Wmo gemeente Utrecht toelichting wijzigingen.pdf Reactie van de WMO Cliëntenraad op de aangepaste Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Utrecht 2018.pdf Antwoord op advies Clientenraad Wmo2017.pdf 8.1 Memo Tussentijdse evaluatie pilot Zorg in de Wijk uur. Beleidsveld: Zorg en Maatschappelijke opvang - wethouder Diepeveen Geagendeerd door mevrouw Tielen, VVD, mevrouw Metaal, CDA, en mevrouw Van Gemert, SP Tijdens de commissievergadering willen de fracties graag in debat met de wethouder en de andere fracties over de mate waarin de in het rapport vermelde knelpunten voorspelbaar waren en oplosbaar zijn. De partijen willen van de wethouder horen welke verantwoordelijkheid hij neemt om de door Utrechtse cliënten ervaren knelpunten op te lossen en wat de criteria zijn voor het al dan niet voortzetten van de pilot. Dossier 39 voorblad Memo Tussentijdse evaluatie pilot Zorg in de wijk.pdf Aanbiedingsbrief Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk.pdf Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk.pdf 8.2 Memo Voortgangsrapportage Zilveren Kruis pilot Zorg in de Wijk Beleidsveld: Zorg en Maatschappelijke opvang - wethouder Diepeveen Dit agendapunt wordt in samenhang behandeld met punt 8.1 Dossier 40 voorblad Memo Voortgangsrapportage Zilveren Kruis pilot Zorg in de Wijk.pdf Voortgangsrapportage Zorg in de Wijk voor Gemeente Utrecht.pdf 9 SV 2017, nr. 86 inzake Hoe om te gaan met de continuïteit en kwaliteit van zorg voor Utrechters bij dreigend faillissement van zorgorganisatie Careyn? uur. Beleidsveld: Zorg en maatschappelijke opvang - wethouder Diepeveen Geagendeerd door mevrouw Tielen, VVD, en mevrouw Van Gemert, SP. De fracties VVD en SP zijn bezorgd over hoe de gemeente omgaat met de zorgen van Utrechtse zorggebruikers én zorgmedewerkers over de situatie bij Careyn: de gemeente lijkt niets te kunnen doen dan afwachten. De beide fracties zouden graag met de wethouder en andere fracties in gesprek over de rol van de gemeente bij de kwaliteit en continuiteit van zorg voor Utrechters bij intramurale zorginstellingen: welke dingen kan de wethouder doen om te anticiperen en op welke manier is het veld van aanbieders in Utrecht voldoende evenwichtig? Dossier 41 voorblad Beantwoording SV 2017 nr 86 over Continuïteit en kwaliteit van zorg voor Utrechters bij Careyn.pdf 14 Beantwoording Schriftelijke Vragen 2017, nr. 13 over Zorg en Preventie voor Vluchtelingen

3 Dit agendapunt is door de commissie Mens en Samenleving op 26 september doorgeschoven naar de commissievergadering van 5 oktober uur. Beleidsveld: Zorg en maatschappelijke opvang - wethouder Diepeveen Geagendeerd door mevrouw Podt (D66) mede namens mevrouw Metaal ( CDA), mevrouw van Gemert (SP) en mevrouw Scally ( GroenLinks) Mede naar aanleiding van de Raadsinformatiebijeenkomst willen de fracties graag in debat met andere partijen en het college ter verbetering van met name: De regierol van de gemeente vooral in het leren van incidenten waar statushouders de weg naar passende zorg niet (op tijd) vinden; Het gebrek aan goede communicatie in de zorg aan deze groep (D66 zou graag verkennen in hoeverre de gemeente een rol kan spelen in het organiseren van een (betere/bredere) vergoeding van tolken in de zorg, nu deze regeling landelijk is afgeschaft); Het inschakelen van sleutelfiguren vanuit de nieuwkomers; De informatievoorziening aan nieuwkomers en vrijwilligers, specifiek waar het aankomt op zorg aan nieuwkomers; Gezinshereniging: door wie worden gezinsleden gezien als zij na-reizen en op welke manier ontvangen zij informatie over gezondheidszorg? Dossier 71 voorblad Beantwoording SV 2017 nr 13 over Zorg en preventie voor vluchtelingen.pdf

4 3 Verslagen conceptverslag cie M&S.pdf Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus CE Utrecht Telefoon Fax Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Verslag door: Datum verslag: 13 september 2017 Vaststelling verslag: Geertjan Benus (in opdracht van de griffie, eindredactie vóór aanbieding van het verslag aan de griffie). De commissie stelt dit verslag definitief vast in de vergadering van 5 oktober Het verslag van 26 september zal in dit verslag geïntegreerd worden. Eventuele wijzigingen op dit verslag worden verwerkt in het verslag van die vergadering. Aanwezig: 7 september s ochtends: De voorzitter, mevrouw B. Paardekooper, de wethouder V. Everhardt en voorts de leden mevrouw A. M. Podt (D66), de heer A. Kleuver (D66), mevrouw H. de Boer (GroenLinks), de heer P. van Corler (GroenLinks), mevrouw J. Tielen (VVD), mevrouw N. van Gemert (SP), mevrouw B. Dibi (PvdA), de heer R. Post (PvdA), de heer S. van Waveren (CDA), mevrouw M. Metaal (CDA), de heer M. van Ooijen (ChristenUnie), de heer J. Koppelaar (Student en Starter), mevrouw W. Bredewold (Stadsbelang Utrecht), de heer T. Homan (Student & Starter). Ook zijn aanwezig, van de griffie de heer J. Karens (commissiegriffier), de heer M. Kiewik (commissiegriffier) en mevrouw I. Arets ( commissiesecretaris). 7 september s middags: De voorzitter, de heer S. van Waveren, en de wethouders P. Jansen, en K. Diepeveen en voorts de leden mevrouw A.M. Podt (D66), de heer H. Bakker (D66), mevrouw T. Scally (GroenLinks), de heer P. van Corler (GroenLinks), mevrouw M. de Regt (GroenLinks), mevrouw J. Tielen (VVD), mevrouw H. Koelmans (SP), de heer M. Eggermont (SP), de heer R. Post (PvdA), mevrouw L. Exalto (CDA), mevrouw G. Bouazani (PvdA), mevrouw J. Inkelaar (ChristenUnie), de heer J. Koppelaar (Student en Starter), de heer S. Oost (Stadsbelang Utrecht). Ook zijn aanwezig, van de griffie de heer F. Lith (commissiegriffier), mevrouw W. Kok (commissiegriffier), en mevrouw S. van Turenhout (commissiesecretaris). 7 september s avonds: De voorzitter, mevrouw G. Bouazani, burgemeester J. van Zanen, wethouder J. Kreijkamp en voorts de leden de heer de heer A. Kleuver (D66), mevrouw S. Baș (D66), de heer P. van Corler (GroenLinks), mevrouw H. Koelmans (SP), de heer D. Gilissen (VVD), mevrouw M. Metaal (CDA), mevrouw J. Inkelaar (ChristenUnie), de heer B. Ișik (PvdA), de heer R. Post (PvdA), de heer J. Koppelaar (Student & Starter). Overigens zijn aanwezig van de griffie, mevrouw W. Kok (commissiegriffier), mevrouw P. de Graaff (commissiesecretaris). En overigens: Ambtelijke vertegenwoordigers van gemeentelijke afdelingen. Niet aanwezig: Agenda: 7 september Inhoudsopgave 1. Opening en mededelingen Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten Verslagen van en voor de commissie Mens en Samenleving Ingekomen stukken Speelruimte Maken We Samen, beleidskader beheerde speeltuinen Beantwoording Schriftelijke vragen 2017, nr. 49 inzake Onbetaalde werkervaringsplaatsen Raadsbrief Stand van zaken aanvraag Experiment Weten Wat Werkt Zienswijzemogelijkheid concept eerste bestuursrapportage 2017 Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht Memo Eindrapportage verkenning samenwerking VSU en Harten voor Sport Nota van uitgangspunten Sociaal Makelaarschap Memo tweede ingebrekestelling De Vier Gewesten Raadsbrief Onveiligheid op schoolpleinen Benoeming van een voorzitter en twee leden van de raad van Toezicht van NUOVO Scholengroep Commissiebrief Evaluatie Cultuur voor ieder kind Raadsbrief Verruiming kaders bemiddeling Stichting Cultuur & School Tweede begrotingswijziging Opdrachtbevestiging BDO Jaarcontrole Lijst van Toezeggingen Pagina 1 van 34

5 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september Opening en mededelingen Opening 7 september s ochtends De voorzitter, mevrouw Paardekooper, heet de aanwezigen van harte welkom. Zij deelt mee dat onderwerpen uit de portefeuille van wethouder Everhardt op de agenda staan. Hij attendeert de commissie op de gewijzigde agenda. Mededelingen vanuit het College Geen. 60 Mededeling vanuit de commissie Geen. Opening 7 september s middags De voorzitter, de heer Van Waveren, heropent de vergadering om uur. Wethouder Jansen neemt waar voor wethouder Van Hooijdonk omdat laatstgenoemde vast zit in het openbaar vervoer. Mededelingen vanuit het College Geen. 70 Mededeling vanuit de commissie Geen. Opening 7 september s avonds De voorzitter, mevrouw Bouazani, heropent de vergadering om uur. Mededelingen vanuit de commissie De heer Gilissen (VVD) vervangt vanavond mevrouw Rajkowski. Zij is verhinderd Mededelingen vanuit het College Burgemeester Van Zanen deelt mee dat afgelopen dinsdag minister Koenders namens het kabinet bevestigd heeft dat Koeweit een overzicht heeft gegeven van zijn financiële bijdragen aan islamitische instellingen in Nederland. In het verlengde daarvan is in de media de mogelijkheid van financiering van de Utrechtse alfitrah moskee uit een omstreden bron genoemd. Bij ernstige vermoedens bij financiering vanuit het buitenland, kunnen inlichtingen en veiligheidsdiensten een onderzoek instellen wanneer sprake is van risico's voor de nationale veiligheid of van een gevaar voor de democratische rechtsorde. In antwoord op schriftelijke vragen van mevrouw Haage van de PvdA heeft het college in 2016 gezegd dat de gemeente bekend was met financiering van alfitrah door een instelling uit Koeweit. In principe mag iedere organisatie subsidie ontvangen uit het buitenland tenzij er banden zijn van de subsidiënt met terroristische organisaties. Die directe banden heeft de gemeente met haar partners voor handhaving in relatie tot alfitrah tot op heden nog niet gevonden. Op basis van de actuele ontwikkelingen deed het college navraag bij de Veiligheidsdiensten. Die geven aan dat de situatie van de buitenlandse financiering van alfitrah sinds begin 2016 niet is veranderd. Wat destijds is geantwoord, geldt nog steeds. De kantonrechter heeft alfitrah op 31 augustus 2017 veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur van ruim euro. De eigenaar van het pand aan de Pahud de Mortangesdreef heeft inmiddels de gerechtsdeurwaarder ingeschakeld en beslag laten leggen op delen van de inboedel. Voorts bepaalde de kantonrechter dat het pand op dit adres binnen vier weken volledig ontruimd zal moeten zijn door alfitrah op straffen van een dwangsom. De gemeente is formeel geen partij in deze procedure tussen verhuurder en huurder. De uitspraak van de rechter kan consequenties hebben voor de omvang, aard en locatie van de activiteiten van alfitrah. Het college volgt de ontwikkelingen op de voet. De heer Eggermont (SP) merkt op dat de burgemeester zegt dat sinds 2016 niets veranderd is rond de financieringsrelatie met de stichting uit Koeweit. Hij had begrepen dat het bericht in het NRC ook ging over eerdere betalingen vanuit deze stichting, juist ook in een periode waarin deze stichting, ook de Koeweitse afdeling, in ieder geval door de VS aangemerkt werd als een terroristische organisatie. Hij vraagt of daarover in de tussentijd meer informatie is. Of is die informatie voor de burgemeester nog niet beschikbaar? Kan de raad daarover op een andere wijze geïnformeerd worden? De heer Kleuver (D66) dankt de burgemeester voor deze alerte mededeling. Hij vraagt of de gemeente of instanties contact houden met alfitrah om te zien wat er gebeurt. Hij stelt deze vraag mede vanuit de vrees over wat er zou kunnen gebeuren wanneer alles ondergronds verdwijnt en partijen geen contact met elkaar hebben. De heer Gilissen (VVD) vraagt aanvullend of het college of de burgemeester signalen heeft gekregen dat alfitrah ook serieus op zoek is naar een nieuw pand in de stad Utrecht. Pagina 2 van 34

6 120 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Burgemeester Van Zanen begrijpt de vraag van de heer Eggermont; ook hij las het artikel. Hij antwoordt ontkennend en bevestigt dat er geen nieuwe informatie is. Dit is alles wat hij weet. Hij moet er van uitgaan dat er dan ook geen nieuwe informatie is. Het college zit er bovenop en de burgemeester is daar persoonlijk bij betrokken. Dit thema is ook in het vizier bij de Tweede Kamer. Het college is in nauw overleg met de meest betrokken bewindspersonen/experts. Daarvoor zijn speciale teams ingericht. Hij attendeert in dit verband op de Kamerbrief. Zodra er nieuwe informatie is die hij met de raad kan delen, zal hij daartoe niet aarzelen. Die informatie geeft hij dan zonodig vertrouwelijk. Richting de heer Kleuver bevestigt de burgemeester dat er contacten zijn met alfitrah. Die contacten gaan niet vanzelf en niet altijd even gemakkelijk. Het college doet zowel ambtelijk als bestuurlijk zijn uiterste best om de contacten te onderhouden. Het college zal ook dit thema aanroeren. Hij deelt mee richting de heer Gilissen dat hem op dit moment geen signalen bekend zijn dat alfitrah op zoek is naar een nieuw onderkomen. De voorzitter dankt de burgemeester voor deze mededeling. 2. Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten Inventarisatie van de te bespreken agendapunten in de ochtend van 7 september De voorzitter stelt vast dat de commissie de agendapunten 5, 6 en 7 zal behandelen. Zij houdt rekening met uitloop in de behandeling van agendapunt 5. Mocht dat het geval blijken te zijn, kan dat consequenties hebben voor de afhandeling van de geagendeerde punten Inventarisatie van de te bespreken agendapunten in de middag van 7 september Behandeld worden: 8, 9, en 11. De voorzitter verneemt van de heer Eggermont dat hij aandacht wenst te besteden aan punt 8 in die zin dat het college een veranderingsvoorstel overbrengt naar de regionale uitvoeringsdienst. De voorzitter zal dit punt naar bevind van zaken in behandeling nemen. Mevrouw Podt (D66) doet een voorstel van orde bij agendapunt 10 in ieder geval ook namens het CDA en in haar beleving ook gesteund door enkele andere partijen. Haar voorstel komt voort uit de bevindingen in de Raadsinformatiebijeenkomst. Om te voorkomen dat de behandeling louter technisch wordt, stelt zij voor dit agendapunt van deze agenda af te voeren en opnieuw te agenderen voor 26 september. Dan stelt zij voor na deze commissievergadering vanmiddag de technische vragen te behandelen. De voorzitter verneemt dat de commissie met het voorstel kan instemmen en hij haalt dit agendapunt van de agenda. Inventarisatie van de te bespreken agendapunten in de avond van 7 september 2017 De voorzitter constateert dat de commissie de agendapunten 12 en 14 zal behandelen. De overige punten gaan met de A-status door naar de raad. Zij nodigt de fractie van Student & Starter uit in te gaan op de reden van de verlate agendering van het stuk onder agendapunt 14. De heer Koppelaar (Student & Starter) licht toe in het verleden er op gewezen te zijn dat hij wanneer hij dan toch nog een punt wilde maken, hij dat niet meer mocht omdat hij het onderwerp niet had geagendeerd. Om die reden stuurde hij de agendering na. Inhoudelijk volgt die redelijk de strekking van de andere agenderende partijen. Hij verwacht niet dat dit heel veel extra tijd gaat kosten. De voorzitter constateert dat de commissie instemt met de verlate agendering. In het verloop van de bespreking van agendapunt 12 verneemt zij van mevrouw Metaal (CDA) dat zij van haar collega woordvoerder begreep dat beide punten (15 en 16) zonder discussie met de A-status door kunnen naar de raad. De voorzitter concludeert aldus. 3. Verslagen van en voor de commissie Mens en Samenleving a. Verslag van de vergaderingen van de openbare commissievergadering Mens en Samenleving van 13 en 14 juni 2017 over de Voorjaarsnota Conform vastgesteld. b. De verslagen van de openbare en de besloten commissievergadering Mens en Samenleving van 22 juni Conform en de het verslag van de besloten vergadering wordt als openbaar vastgesteld. c. Het verslag van de gecombineerde besloten commissievergadering Mens & Samenleving en Stad & Ruimte van 27 juni deel 1 en 2 Conform en als openbaar vastgesteld Vaststellen van de toezeggingenlijst Geen vragen. Geen opmerkingen. Conform vastgesteld. 5. Speelruimte Maken We Samen, beleidskader beheerde speeltuinen Pagina 3 van 34

7 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Doel van het raadsvoorstel is o.m.: - vaststellen van het beleidskader beheerde speeltuinen als inhoudelijk en financieel kader. - instemmen met verzelfstandiging van 10 speeltuinen per januari voorstel is het speeltuinenbeheer sterk te vereenvoudigen en in één hand terug te brengen. Het sociaal beheer is nu ondergebracht bij Sociaal Makelaars organisaties. - het beleidskader beoogt duidelijkheid te geven over gewenste kwaliteitscriteria, juridische en financiële voorwaarden die voor beheer nodig zijn Mevrouw Dibi (PvdA) vindt dat Utrecht trots moet zijn en kunnen blijven op zijn beste speeltuinen van Nederland. Haar vraag is of Utrecht met de verzelfstandiging van de speeltuinen trots kan blijven. De PvdA vindt open, voor iedereen toegankelijke kwalitatief goede speeltuinen van belang met professionals die weten waarover ze spreken. De fractie is zeker geen voorstander van de nu voorgestelde verzelfstandiging. Zij leest in de stukken dat de verzelfstandiging vooral is ingegeven door het gemak voor de gemeente om een aanspreekpunt te hebben en niet zozeer door inhoudelijke redenen. De heer Van Corler (GroenLinks) vraagt waar mevrouw Dibi het ene aanspreekpunt ziet. Het gaat in zijn beleving om allemaal losse besturen van losstaande speeltuinen. Mevrouw Dibi (PvdA) licht toe dat het college in de stukken schrijft één aanspreekpunt te willen. Het college wil eenvoudiger kunnen communiceren. De heer Van Corler (GroenLinks) begrijpt en deelt met mevrouw Dibi dat er één aanspreekpunt per speeltuin is en één organisatie per speeltuin. Hij vraagt zich af of 21 verschillende speeltuinen met 21 verschillende besturen handiger is voor de gemeente ten opzichte van de huidige situatie met enkele en minder Sociaal makelorganisaties. Om die reden ziet hij het voordeel niet voor de gemeente zoals mevrouw Dibi die schetst. Mevrouw Dibi (PvdA) herhaalt haar argument dat het college dit zegt. Wanneer dat niet juist is, klopt de tekst niet en moet het bestuur daaraan iets doen. Zij oppert de mogelijkheid voor het college om daarin helderheid te geven. Zij merkt op dat gezien de tekst in de stukken het bestuur te maken heeft met de omgekeerde wereld. De inhoud zou centraal moeten staan en niet wat beter werkt voor het college. Het college wil graag dat de bewoners het initiatief nemen voor het beheer van de speeltuinen. De PvdA is daarvan geen tegenstander. Zij vindt het heel goed wanneer bewoners initiatief nemen allerlei activiteiten te organiseren. De PvdA is tegen de reorganisatie naar allerlei kleine organisaties toe. Haar fractie vindt het heel erg belangrijk dat in de stad ook de iets minder assertieve bewoners aan bod komen. Zij verwacht dat juist de krachtige bewoners initiatief gaan nemen. Hoe zorgt de wethouder ervoor dat die mensen de andere bewoners erbij gaan betrekken? Zij beschouwt dat als iets dat te maken heeft met het professionele. De PvdA vindt dat dat niet overgelaten moet worden aan vrijwilligers. De heer Van Corler (GroenLinks) deelt met de PvdA speeltuinen toegankelijk te maken voor iedereen. Hij maakt ter toelichting van zijn standpunt een vergelijking met sportclubs. Sportverenigingen worden voor een groot deel ook door vrijwilligers gerund. Hij vraagt of het betrekken van bewoners ook daar niet goed gaat in de ogen van de PvdA. Mevrouw Dibi (PvdA) vindt de vergelijking niet opgaan. Het college wil met deze speeltuinen professionals vervangen door vrijwilligers. Bij de sportverenigingen zijn al langere tijd vrijwilligers betrokken. Het gaat bij speeltuinen om allerlei criteria, zoals het pedagogisch klimaat, et cetera. Bij sportverenigingen gelden de hoge verwachtingen ten aanzien van professionaliteit niet die wel gelden bij speeltuinen. Mevrouw Tielen (VVD) vindt het fascinerend hoe mevrouw Dibi probeert tegenstellingen te gebruiken in haar betoog: zoals initiatiefrijke tegenover zwakkere bewoners, sportverenigingen tegenover speeltuinen, professionals tegenover vrijwilligers. Wanneer dat haar lijn is, begrijpt zij wel waarom de PvdA een organisatie in beheer wil hebben van professionals in grote organisaties die het allemaal zwaar en ingewikkeld gaan maken om een speeltuin te beheren. Mevrouw Dibi zei eerder dat het haar om de inhoud gaat. Het gaat om een plek waar kinderen uit de wijk met plezier gezamenlijk kunnen buitenspelen. Zij is van mening dat dit plan er juist op aanstuurt in de buurten waar mogelijk een speeltuin te creëren waar de tegenstellingen die mevrouw Dibi gebruikt niet zichtbaar en voelbaar zijn. Zij zou in dat opzicht mevrouw Dibi ook aan haar kant willen krijgen. Mevrouw Dibi (PvdA) merkt op dat de tweedeling waarover zij sprak er al heel lang is. Het is een ander verhaal dat die niet altijd te zien is. Zij benoemt die dan ook om die reden. Zij vindt het te gemakkelijk om het jarenlange werk van alle professionals even over te hevelen naar vrijwilligers. Zij spreekt dan nog niet over de verdringing, de financiële gevolgen, en over allerlei andere zaken. Mevrouw Podt (D66) wil dan graag weten wat mevrouw Dibi wil zeggen tegen de vrijwilligers van bijvoorbeeld het Bankaplein, de Noordse speeltuin. Die waren jarenlang bezig om daar een organisatie op te bouwen en daarbij de hele buurt te betrekken, hele verschillende mensen. De stelling die mevrouw Dibi nu inneemt lijkt aan te koersen op dat maar dan maar niet te doen. Mevrouw Dibi (PvdA) merkt op dat niet gezegd te hebben. Dit zijn de woorden van mevrouw Podt. Zij heeft van begin af aan gezegd het prima te vinden dat de bewoners de regie nemen. Zij vindt dat dat vooral door moet gaan op het Bankaplein. Zij vraagt zich af waarom hiervoor een hele reorganisatie opgetuigd moet worden. Zij krijgt van geen van de partijen, voorstander van verzelfstandiging, hierop een antwoord. Waarom moeten de contracten worden herschreven? Waarom moeten de vrijwilligers zich scholen op zaken waarvan ze geen weet hebben? Zij stelt voor de vrijwilligers taken te geven en daarvoor een vrijwilligersvergoeding te geven zonder een hele organisatie op te tuigen. De heer Van Corler (GroenLinks) licht toe in het verleden veel signalen te hebben ontvangen dat de speeltuin van niemand is. Sociaal beheer doet een stukje, technisch beheer doet een ander deel. Niemand eist de speeltuin als geheel voor zich op en gaat ervoor zorgen dat die goed functioneert. Bovendien was er vaak gedoe over Pagina 4 van 34

8 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 openingstijden. Zodra bewoners dit aankunnen en met voldoende steun dit oppakken, maken zij de speeltuin veel meer van de buurt zelf. Hij verwacht dat op die manier de speeltuin veel sterker kan zijn dan de tuin die het op dit moment is. Dat wil niet zeggen andere taken maar te verwaarlozen. Hij noemt als voorbeeld Sociaal Makelaar. Mevrouw Dibi (PvdA) merkt op dat de heer Van Corler de kern raakt met deze inbreng: met de verzelfstandiging wordt de speeltuin van de buurt. Zij vindt dat vreemd om te horen. Zij interpreteert deze inbreng als hebben de Sociaal Makelaars hun werk niet goed gedaan. Meer zorgen baart haar dat hiermee de indruk is gewekt dat het met de verzelfstandiging wel goed komt. Zij noemt Overvecht en de Duizendpoot in de Daalsebuurt, waarbij de verzelfstandiging maar niet van de grond komt. Zij verwacht dat nu met de inzet het proces juist de andere kant opgaat dan dat deze speeltuinen van de buurt gaan zijn. De heer Van Corler (GroenLinks) bevestigt dat de PvdA en GroenLinks hierover van mening verschillen. Eerder zei hij al dat alleen speeltuinen die daarvoor klaar zijn en waar de bewoners zeggen dit te willen en dit aan te kunnen moeten verzelfstandigen. Het moet niet gaan om een verplichting. In het voorstel staat heel duidelijk dat Overvecht op dit moment niet aan de orde is. Hij benadrukt niet te hebben gezegd dat de Sociaal Makelaars hun werk niet goed deden. Hij houdt het voor mogelijk altijd te zoeken naar verbeteringen en naar een betere aansluiting op de behoeftes in de buurt. Hij bevestigt en benadrukt dat de gemeente betrokken moet blijven om ervoor te zorgen dat speeltuinen voldoen aan de kwaliteitseisen en dat het gaat om speeltuinen van en voor de hele buurt. Om dergelijke processen goed op gang te brengen, moet het nodige gedaan worden. Mevrouw Dibi (PvdA) herhaalt haar standpunt en vervolgt haar bijdrage. Zij vraagt de reactie van de wethouder op haar inbreng over het bereiken van de minder assertieve bewoners. Zij merkt op dat in de stukken heel veel verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de bewoners. De bewoners moeten taken uitvoeren van professionals. Zij vraagt de wethouder hoe hij ervoor wil zorgen dat de bewoners gaan voldoen aan alle eisen aan professionals gesteld. Het gaat om kennis van beheer, het scheppen van een pedagogisch klimaat, et cetera. Een aantal keren is gesproken over de banen binnen het Sociaal Makelaarschap. Zij vraagt hoe de wethouder aankijkt tegen het overnemen van banen. Zij vraagt of banen verloren zullen gaan. Het is niet gezegd dat de speeltuinen de Sociaal Makelaars zullen inhuren. Wanneer een aanzienlijk aantal speeltuinen deze mensen niet inhuurt, verwacht zij dat dat banen gaat kosten. Zij vraagt of de wethouder bewust is van de financiële prikkel die hiervan uitgaat voor vrijwilligers. Zij vindt dat iets weg hebben van verdringing. Ook hierop vraagt zij de reactie van de wethouder. Mevrouw Metaal (CDA) merkt op dat mevrouw Dibi spreekt over verdringing. Zij plaatst in dit verband een betaalde baan tegenover een betaalde baan en weerspreekt daarmee als zou het hier gaan om verdringen. Mevrouw Dibi zei dat het haar gaat om de inhoud. Zij begrijpt haar bezorgdheid voor de banen van de Sociaal Makelaars. Uiteindelijk gaat het om het doen van speeltuinwerk. Een deel van het werk wordt nu gedaan door heel hoog opgeleide Sociaal Makelaars. Minder hoog opgeleiden zouden mogelijk dat deel ook kunnen doen terwijl het welzijnswerk wel belangrijk blijft. Zij verzet zich tegen het beeld als zou het hier gaan om verdringing. Mevrouw Dibi (PvdA) hoorde bewoners zeggen de baan van de Sociaal Makelaar of een deel ervan te willen doen. Daarvan zegt mevrouw Metaal dat het geen verdringing is. Zij vindt dat wel degelijk verdringing. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) vraagt de wethouder of hier sprake is van overgang van onderneming. Mevrouw Dibi (PvdA) schaart zich achter die vraag. Zij vervolgt haar betoog. De subsidie voor de speeltuinen is bedoeld als bijdrage en is niet dekkend voor alle lasten. Zij vindt dat een heel belangrijk punt. De wethouder zegt feitelijk dat de speeltuinen een zak met geld krijgen waarmee zij het moeten doen. Zij vraagt wat er zal gebeuren wanneer dat geld op is. Zij vraagt wat er zal gebeuren bij onverwachte gebeurtenissen. Zij houdt het voor mogelijk dat er van alles kan gebeuren waardoor blijkt dat er onvoldoende geld is. Waar moet het geld dan vandaan komen? Moeten de bewoners dat zelf oplossen? Heeft het college hiervoor iets bedacht? Waar kunnen bewoners terecht in het geval zij een tekort aan financiën hebben? De wethouder antwoordde dat vind ik geen probleem op mondelinge vragen van de PvdA over een commerciële partij die een aanvraag deed een speeltuin te beheren. Haar fractie is daarvan geschrokken en vindt dit onbegrijpelijk. De PvdA is absoluut geen voorstander van de overname van speeltuinen door commerciële partijen. Zij weet niet anders dan dat het gaat om speeltuinen van bewoners. Welke meerwaarde ziet de wethouder in een dergelijke overname? Zij vraagt de wethouder of het college op dit moment al aanvragen van commerciële partijen heeft ontvangen, zo ja, om hoeveel partijen het gaat en welke die zijn. Mevrouw Podt (D66) merkt op dat een commerciële partij een vrij ruim begrip is: alles van tante Annie die haar eigen zzp-zaak heeft tot Unilever. Zij vraagt of de PvdA er ook bezwaar tegen heeft wanneer het gaat om een sociaal ondernemer uit de buurt die draagvlak heeft en over wie de hele buurt zegt wat leuk dat jij dit gaat doen. Vindt de PvdA dat dan ook een probleem? Mevrouw Dibi (PvdA) antwoordt bevestigend. De PvdA is geen voorstander van deze verzelfstandiging en is om die reden daarvan geen voorstander. Haar fractie gaat geen banen weggeven. Zij zou het diep triest vinden wanneer een commerciële partij een eigen bijdrage gaat vragen aan buurtbewoners, los nog van dat een commerciële partij een zzp-er zou kunnen zijn. Mevrouw Podt (D66) vraagt opheldering. Zij begrijpt uit het antwoord dat de PvdA er zelfs geen voorstander van is wanneer de buurt zelf zou zeggen dit veel liever te willen. Mevrouw Dibi (PvdA) is voorstander van eigen initiatief van bewoners. Dat mag niet ten koste gaan van andere banen of ander geld. Zij vindt de regie prima zonder het geld weg te halen waar het al zit. Nu is het college steeds geld aan het verschuiven. Pagina 5 van 34

9 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Mevrouw Tielen (VVD) vraagt hoe de PvdA zich profileert in deze discussie als een volgens eigen zeggen progressieve partij. Zij ervaart in de inbreng van de PvdA alleen conservatisme. Mevrouw Dibi (PvdA) vindt het heel progressief om na te denken over hoe bestaanszekerheid voor mensen te creëren. Zij vindt het ook progressief dat de PvdA bewoners ondersteunt die initiatief nemen waar mogelijk. De PvdA is geen partij die inbreng levert omdat het zo modern is. Met haar inbreng verduidelijkt zij waar de PvdA staat De heer Van Corler (GroenLinks) heeft in een eerdere bespreking al gezegd dat het wat zijn fractie betreft prima is wanneer speeltuinen voor en door de buurt gedraaid worden, ALS de buurtbewoners zelf zeggen daaraan toe te zijn en dit te willen. Zijn fractie vindt de voorgestelde gefaseerde aanpak goed waarin buurtbewoners in hun eigen tempo de verantwoordelijkheid voor speeltuinen kunnen overnemen. Dat vindt zijn fractie aansluiten bij wat de buurt kan en wil. Om die reden twijfelt hij over genoemde data 1 jan en Voor GroenLinks is er geen noodzaak om met dergelijke harde data druk op dit proces te zetten. Dat geldt ook andersom. Eerder stelde hij bij Anansi de vraag of buurtbewoners daar überhaupt het bestuur kunnen vormen. Hij zou dit ook niet willen uitsluiten als zou de buurt het niet redden tot Hij benadrukt dat het bestuur moet inspelen op de mogelijkheden en wensen uit de buurt. Daarop krijgt hij graag de reactie van de wethouder. Mevrouw Tielen (VVD) vindt het betoog van de heer Van Corler heel herkenbaar en kan zich daarbij aansluiten. Haar vraag zou wel zijn hoe dit in de praktijk vorm te geven. Welk criterium zou de heer Van Corler willen gebruiken om dit in de realiteit handig te regelen. Zij vraagt dit ook aan de wethouder via de heer Van Corler. De heer Van Corler (GroenLinks) kan zich de praktische hobbels voorstellen. Hij merkt op in dit verband het ijzer te moeten smeden als het heet is. Hij merkte ook dat er bewoners zijn die wel eerder willen dan Bovendien zijn er bewoners die zeggen 2018 wel heel snel te vinden. Hij houdt het voor mogelijk aan te sluiten op de mogelijkheden in de buurt. Hij denkt daarbij vooral aan praktische oplossingen. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) merkt op dat het raadsvoorstel drie besluitpunten heeft, een kopgroep, een middengroep en een definitieve niet-groep. Hij staat graag open voor de suggesties van GroenLinks. Hij denkt dat het dan nodig is goed na te denken over de vormgeving van het raadsvoorstel. De heer Van Corler (GroenLinks) stelt in het stuk lastig te vinden rijmen: aan de ene kant de data en aan de andere kant het aansluiten bij wat de buurt kan en wil. Hij verneemt graag in eerste instantie van de wethouder hoe om te gaan met de gemaakte indeling. Hij wacht vooralsnog nu eerst op de reactie van de wethouder. Hij is altijd bereid mee te denken over hoe het raadsvoorstel aan te passen om de druk op de datum er uit te halen en helderder te maken van wanneer de buurt er aan toe is hiermee aan de slag te gaan. Mevrouw Dibi (PvdA) is het eens met de inbreng van de heer Van Ooijen. Zij vraagt de aandacht van de heer Van Corler voor speeltuin De Duizendpoot. De bewoners willen dit niet. Dit raadsvoorstel rept over Zij vraagt de ChristenUnie en de andere partijen of zij bereid zijn de data uit het raadsbesluit te halen. De heer Van Corler (GroenLinks) was daarover duidelijk vanaf het begin van het proces. Wanneer een speeltuin de genoemde data ervaart als moeten haalt het college de data er uit voor die speeltuin. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) merkt op dat hij gebruik maakt van het moment om een voorschot te geven op zijn inbreng. Wanneer een aantal speeltuinen bij de kopgroep beseft dat dit geen plicht is maar een recht, houdt hij het voor mogelijk dat zij hun standpunt wijzigen. Die kijken dan mogelijk liever nog even de kat uit de boom. Staat de wethouder open dit ook zo te benaderen? De heer Van Corler (GroenLinks) herhaalt zijn standpunt ter zaken dat het ook wat hem betreft geen moeten is. Voor GroenLinks zal de speeltuin echt van de buurt zijn. Wanneer speeltuinen meer tijd nodig hebben, is hij er voorstander van hen die tijd ook te geven. Mevrouw Metaal (CDA) ervaart de tegenstellingen als niet erg groot. Over de Duizendpoot is opgenomen dat bij de Voorjaarsnota 2018 besloten zal worden over de indeling van de speeltuin. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) sprak wel degelijk mensen bij speeltuinen die zich opgejaagd voelden door ambtenaren van de gemeente Utrecht omdat er verzelfstandigd moet worden. Ook sociaal makelorganisaties voelen een enorme druk: de verzelfstandiging ofwel per dan wel per Hij noemt dat impliciete ambtelijke druk. Hij vindt dat begrijpelijk omdat wanneer de organisatie een dergelijk voorstel hier neerlegt, zij ook wil dat het voorstel wordt gerealiseerd. Daarover moet de politiek nu een uitspraak doen: is die druk goed of moet het anders? Hij meldt ook nog andere signalen die hij in dit kader kreeg. Hij pleit voor een politieke druk het veld meer ruimte en vrijblijvendheid te geven. Mevrouw Dibi (PvdA) vindt dit de kern. Ook zij ervaart deze druk op de verzelfstandiging. Mevrouw Metaal (CDA) merkt op dat niemand heeft gezegd dat de speeltuinen verzelfstandigd moeten worden. De heer Van Corler (GroenLinks) sluit zich daarbij aan. In zijn beleving zegt echt elke partij dat de buurt ervoor klaar moet zijn en dat het gedragen moet worden door de buurt. Hij is benieuwd naar de reactie van de wethouder. Hij vervolgt zijn inbreng. GroenLinks vindt de kwaliteitseisen van groot belang bij de speeltuin: veilig, goed onderhouden, iedereen welkom, aandacht, kennis en vaardigheden, een goed pedagogisch klimaat. Zijn fractie zou het goed vinden wanneer de methode van de Vreedzame School een centrale rol daarin krijgt. Hij is benieuwd hoe de kwaliteitseisen te borgen na de verzelfstandiging. Sociaal Makelorganisaties droegen bij aan het klaarmaken van de buurt voor het beheer van de speeltuinen. Voor het overgaan van het sociaal en het technisch beheer naar een andere vorm, verdwijnt wat hem betreft de Sociaal Makelaar niet uit de speeltuin. Sociaal makelaar is een vak. De samenwerking met Sociaal Makelaars is wat hem betreft een eis aan het speeltuinbestuur. Hij krijgt daarop graag de reactie van de wethouder. Pagina 6 van 34

10 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Eerder merkte hij al op dat de gemeente actief betrokken moet blijven. Na de verzelfstandiging trekt de gemeente wat hem betreft haar handen niet van de speeltuinen af. Ruimte bieden voor eigen initiatieven met de speeltuinen is wat hem betreft goed. De zorg voor een achtervang voor wanneer het spaak loopt, lijkt hem verstandig. Hij vraagt de wethouder hoe de gemeente aankijkt tegen blijvende betrokkenheid van de gemeente bij de speeltuinen, bijvoorbeeld in het geval van calamiteiten. Mevrouw Dibi (PvdA) heeft begrepen van GroenLinks dat er een soort van link moet blijven naar de Sociaal Makelaars. Zij merkt op dat de stichtingen straks zelf mogen beslissen of zij een Sociaal Makelaar inhuren of niet. Wanneer de bewoners geen Sociaal Makelaar inhuren, hoe wil de heer Van Corler die link dan regelen? Moet dat geregeld worden via het raadsvoorstel? Hoe wil hij dit afdwingen? De heer Van Corler (GroenLinks) stelde die vraag ook aan de wethouder. Wat hem betreft gaat het erom dat de speeltuin niet een eiland op zich is in de buurt. Wanneer de speeltuin een zelfstandige organisatie is, blijft die speeltuin toch te maken krijgen met andere actoren. Hij vindt het juist van belang dat ze goed contact houden met de Sociaal Makelorganisatie in de buurt. Die eisen zijn aan een bestuur te stellen. Hij vervolgt zijn inbreng. Hij begreep dat veel speeltuinen huiverig en terughoudend zijn om dit volledig over te nemen. Hij vindt dat begrijpelijk omdat het gaat om een behoorlijke verantwoordelijkheid. Wanneer het bestuur zegt het wel te willen overnemen, vindt hij het goed om een goede nulmeting te houden van de stand van het onderhoud. Hij hoort graag van de wethouder hoe hij daarmee zal omgaan. Het mag wat GroenLinks betreft niet zo zijn dat speeltuinen die snel overgaan wél op een goed onderhoudsniveau worden gebracht, zodat bij speeltuinen die wat later zijn er geen geld meer is om op dat onderhoudsniveau te komen. Hij vraagt of er voldoende budget is. Hoe wordt ervoor gezorgd dat alle speeltuinen op voldoende onderhoudsniveau komen en blijven. Dit ook om te voorkomen dat al te zware onderhoudslasten gaan drukken op de financiële ruimte voor activiteiten van de speeltuinen. Dit moet wat hem betreft niet uit de balans komen. Met dit kader tot 2023 zou het speelveld voor de Utrechtse speeltuinen tot 2023 worden vastgelegd. Hij vraagt de wethouder of er ruimte is voor nieuwe speeltuinen om hierbij aan te sluiten. De voorzitter vraagt de niet-agenderende partijen zoveel als mogelijk aan te sluiten bij wat al gewisseld is Mevrouw Podt (D66) ziet veel moois in buurten die zelf speeltuinen beheren. Zeker als het gaat om mensen die enthousiast zijn en die het belangrijk vinden mee te denken en te beslissen waarover het moet gaan in de speeltuinen en waaraan het geld te besteden. D66 vroeg in dit proces veel aandacht voor maatwerk. De fractie vindt het fijn dat dit terugkomt in het voorstel. Zij sluit zich aan bij de wens beter om te gaan met de druk op het proces. Tegelijkertijd ziet zij dat in de nota die wens is opgenomen om die duidelijkheid te geven aan de Sociaal Makelorganisaties. Daarin moet het bestuur een balans vinden. In de afgelopen tijd sprak D66 met veel mensen. Zij ziet het onderscheid tussen mensen die zeggen soms een keer een activiteit te willen organiseren en mensen die in het bestuur zitting willen nemen. Het kan niet zo zijn dat mensen zich gedwongen mogen voelen in het bestuur te gaan zitten. Daar moet het bestuur goed naar kijken. Zij houdt het voor mogelijk dat bij de iets zwakkere speeltuinen een ervaren dwang ten koste zal gaan van de kinderen. Zij krijgt daarop graag de reactie van de wethouder: hoe gaat het bestuur om met die druk en hoe zorgt het bestuur dat de focus blijft waar die moet zijn. Zij vraagt de wethouder of de betrokkenen die aanvankelijk interesse toonden aan een noodrem kunnen trekken wanneer zij in tweede instantie zien wat er allemaal met de verzelfstandiging op ze afkomt. De bottumline is wat haar betreft alleen verzelfstandiging vanuit enthousiasme van bestuurders in de buurt en draagvlak uit de buurt. Zij onderscheidt verzelfstandiging en niet-verzelfstandiging. Zij vraagt of er een model is voor een situatie daartussenin. Zij begrijpt dat dat ook veranderingen oproept in het voorstel en kijkt daarbij naar de ChristenUnie. Zij verneemt hierop graag de reactie van de wethouder. Vragen zijn ook gesteld over praktische zaken die mensen op hun bord krijgen. Ook daarover krijgt zij graag de reactie van de wethouder. Mogelijk kunnen de betrokkenen bestuurlijke ondersteuning krijgen als het gaat om zaken als het uitpluizen van aansprakelijkheidsverzekeringen. In de nota is geschreven dat Sociaal Makelaars een plek houden in de speeltuin. Dat lijkt D66 ook heel belangrijk. Iets minder duidelijk in het voorstel vond zij de rol van de speeltuinen als vindplaats in de buurt. Voor heel veel ouders is een speeltuin de meest laagdrempelige plek waar ze in contact kunnen komen met een Centrum Jeugd en Gezin en een Buurtteam. Het lijkt haar heel verstandig dit te borgen, ook bij zelfstandige speeltuinen. Zij hoort graag hoe de wethouder daarover denkt. Zij sluit zich aan bij de vraag over de nieuwe starters. Utrecht is een groeiende stad. In de komende tijd komt er meer behoefte aan speeltuinen. Zij wil dan ook graag weten of vanaf het begin gestuurd wordt op de zelfstandige speeltuinen, of de mogelijkheid er is een speeltuin onder te brengen bij een Sociaal Makelaar. Hoe gaat het bestuur om met het aanbod voor verschillende kinderen in wijken die mogelijk ook een andere opbouw gaan krijgen. Het kader geeft aan dat er een uitdagende inrichting moet zijn, dus ook voor kinderen van 9 12 jaar. Op sommige plaatsen wordt die uitdaging betwijfeld, vooral door kinderen zelf. Hoe houdt het bestuur hierop zicht zodra het allemaal zelfstandige organisaties zijn. In datzelfde kader staat wat haar betreft de vraag hoe om te gaan met kinderen met een beperking. Verwacht het bestuur van de stad van alle speeltuinen daaraan iets te doen? Door de verzelfstandiging van de speeltuinen worden die tuinen één van de vele plekken in de stad waar Utrecht aan de slag is met initiatieven van burgers: sociaal ondernemers, vrijwilligers, bestaande professionals komen Pagina 7 van 34

11 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 daar allemaal samen. Dat gaat gelukkig ook heel vaak goed. Vorige week zag ze dat in de speeltuin van het Noordse Park. Dat neemt niet weg dat er nog veel vragen zijn: wat zijn de beste manieren om mensen vrijwillig actief te laten zijn, hoe om te gaan met de voordelen en de grenzen aan het bewonersbod. Gesproken wordt over het betalen van mensen uit de wijk voor activiteiten of begeleiding in de speeltuin. In sommige gevallen helpt dat. In sommige gevallen zit dat iets in de weg. De vraag is ook wat het effect is op andere speeltuinen en op de mate waarin mensen vrijwillig zijn. Veel weet het bestuur nog niet. D66 wil wel graag blijven leren. Om die reden wil zij graag een toezegging van de wethouder dat de gemeente het initiatief zal nemen om in de komende jaren het te leren faciliteren. Dat kan via bijeenkomsten, onderzoek, publicaties, liefst in combinatie met vergelijkbare trajecten in andere steden. Zij denkt dat niet alleen de speeltuinen maar juist heel veel andere plekken hierbij heel veel baat kunnen hebben. Mevrouw Dibi (PvdA) merkt op dat mevrouw Podt heel veel vragen stelt en dat zij nog veel onduidelijkheden heeft. Zij vraagt van wat aan het voorstel D66 blij wordt, ondanks al die vragen en onduidelijkheden. Mevrouw Podt (D66) is over het algemeen heel blij met dit voorstel ondanks dat er zaken zijn waar het bestuur nog een puntje op de i kan zetten. Ze denkt daarbij vooral aan de vele verschillen tussen de speeltuinen in de stad. Verschillende speeltuinen vervullen ook verschillende rollen. Met die verschillende speeltuinen gaat het bestuur ook op verschillende wijzen om. Wanneer zij echt het gevoel krijgt dat het maatwerk er komt, verwacht zij dat Utrecht prachtige dingen zal gaan doen met de speeltuinen. Mevrouw Van Gemert (SP) wil de vraag van mevrouw Dibi aanscherpen. Zij vraagt naar de unique selling point van dit voorstel voor de speeltuinen in Utrecht. Wat zijn de goede punten behalve dan dat het de speeltuinen van de buurt worden. Zij zoekt ook zelf naar het grote voordeel van het voorliggende voorstel en vraagt naar een iets scherper antwoord. Mevrouw Podt (D66) vindt het unieke juist het landen van de speeltuinen in de verschillende buurten. Zij is enthousiast over die beweging. Zij vindt dat ook passen bij deze tijd en bij deze stad. Zij beseft dat dit niet mogelijk is op alle plekken. Om die reden vindt zij dit voorstel mooi afgewogen. De heer Koppelaar (Student & Starter) is fan van de verzelfstandiging. Hij sluit zich van harte aan bij de inbreng van de ChristenUnie over het moeten versus het mogen: alleen als het kan en alleen als bewoners het zelf willen. Het is heel mooi dat de gemeente de bewoners de mogelijkheid gaat geven voor het in eigen beheer nemen van de speeltuinen. Hij stelt allereerst enkele vragen van financiële aard. Hij leest in het beleidskader dat speeltuinen de mogelijkheid krijgen extra eigen inkomsten te genereren. Speeltuinen kunnen daarmee extra dingen doen. Dat is op zich dus mooi. Hij mist daarin wel de te stellen grenzen. Hij vindt dit met mevrouw Dibi belangrijk: speeltuinen moeten altijd open, toegankelijk en gratis zijn voor iedereen. Zit er bijvoorbeeld een grens op zo dat speeltuinen geen entreegeld mogen heffen? Uit de plannen blijkt dat speeltuinen subsidie-aanvragen zullen moeten doen. Wat gebeurt er wanneer een subsidieaanvraag niet wordt gehonoreerd? Hij krijgt hierop graag de reactie van de wethouder. Mevrouw Dibi en de heer Van Corler spraken over de onvoorziene kosten bij het beheren van een speeltuin. Hij neemt aan dat speeltuinen zelf in hun begroting een post onvoorziene kosten moeten opnemen. Wat gebeurt er wanneer in de eerste jaren bij het opbouwen van een reserve groot onderhoud moet plaatsvinden? Kan de gemeente dan nog bijspringen? Hij kan zich voorstellen dat de gemeente daarvoor nu ook een potje heeft. Blijft dat potje in de eerste jaren daarvoor nog beschikbaar? Is bij de Utrechtse speeltuinen bodemonderzoek gedaan? Mocht dat onderzoek niet zijn gedaan, wil hij graag weten of dat alsnog zal worden gedaan. Hij wil graag weten wie dan opdraait voor de kosten. De gemeente blijft eigenaar van de grond; blijft zij dan ook verantwoordelijk voor het onderhoud en het schoonmaken ervan? Hij complimenteert de wethouder met dit mooie plan en met de wijze waarop het college studenten heeft betrokken bij de totstandkoming ervan. Hij wil graag weten of de uitkomst aan de betrokken studenten zal worden teruggekoppeld. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) schetst om te beginnen een algemeen beeld en stelt vervolgens een aantal vragen. Voor zijn fractie is de essentie van dit voorstel de relatie tussen de overheid en de samenleving. Ergens zit dit tussen de participatiesamenleving enerzijds en verzorgingsstaat anderzijds in. Die relatie tussen overheid en samenleving is aan te duiden als aan de ene kant rechten en aan de andere kant plichten. Burgers hebben recht op zorg en de plicht om het eigen risico te betalen. Burgers hebben recht om te stemmen, en de plicht om belasting te betalen. De vraag is nu hoe dit zit met de speeltuinen. Kinderen hebben recht op een speelplek. Hij verwacht dat daarover weinig discussie is. De vraag is nu of ouders de plicht hebben om de speeltuinen te beheren, of dat zij het recht hebben. Dit is wat hem betreft de essentie van het voorliggende vraagstuk. Wat de Christen- Unie betreft gaat het om een recht van de ouders om de speeltuin te beheren en niet om een plicht. Burgers mogen het beheer overnemen, maar ze moeten dat niet. Wanneer zijn fractie dan signalen krijgt dat gestuurd wordt op het zoeken naar initiatiefnemers, concludeert zij dat daarin teveel moeten zit. Hij haalt de stukken hieromtrent aan en geeft voorbeelden van waar het voorstel de fout ingaat. De ChristenUnie is voorstander van verzelfstandiging van de speeltuinen. Zijn fractie is ook voorstander van ouders die het recht hebben. Ouders moeten wat hem betreft niet het gevoel krijgen verplicht te worden vrijwilligerswerk te doen. Hij wijst naar GroenLinks als de partij die fel tegen een verplichting was. Pagina 8 van 34

12 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 De heer Van Corler (GroenLinks) bevestigt de juistheid van de woorden van de heer Van Ooijen. Hij legt het zoeken uit als kijken of de mogelijkheden bestaan. Hij vindt dat iets anders dan onder druk zetten van mensen om de speeltuinen te beheren Punt van orde De voorzitter attendeert de commissie op het tijdsverloop. Zij doet een schot voor de boeg voor de tweede termijn en vraagt de commissie in die termijn korter van stof te zijn en zich alleen te richten op eventuele amendementen of moties. Zij voorziet dat agendapunt 6 zal moeten worden doorgeschoven. De heer Van Corler (GroenLinks) verwijst naar zijn prognose bij de vaststelling van de agenda. Hij is er voorstander van deze discussie nu goed af te ronden. Vervolgens geven commissieleden hun inbreng over een gewenste voortgang van de vergadering en afhandeling van de geagendeerde punten. Uit die inbreng blijkt dat de commissie besluit in ieder geval dit agendapunt nu goed af te maken. De voorzitter trekt uit de discussie de conclusie dat dit agendapunt volledig afgerond zal worden en agendapunt 6 waarschijnlijk doorgeschoven. Voortzetting debat Mevrouw Van Gemert (SP) vraagt de heer Van Corler welk probleem hij heeft met het stimuleren van mensen. Zij noemt daarin een voorbeeld en ziet daarin niets mis in het kader van deze discussie. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) vindt dat afhankelijk zijn van hoe het zoeken naar mensen worden ingevuld. Hij krijgt signalen dat dit zoeken plaatsvindt vanuit een dominante houding. Hij is daarvan faliekant tegenstander. Hij gaat vervolgens in op de politieke rol hierin. Uiteindelijk wordt de raad gevraagd in een raadsvoorstel een aantal besluiten te nemen. Daarbij gaat het over of de raad een driedeling wil met een kopgroep die per 1/1/2018 verzelfstandigt, een middengroep die per 1/1/2019 verzelfstandigt mits er voldoende draagvlak is en een groep die niet verzelfstandigt. Hoewel hij de poging maatwerk te faciliteren waardeert, kan hij niet achter het voorstel staan. Van hem wordt nu verwacht een indeling te maken. Mevrouw Podt (D66) vraagt of de moeite die hij heeft om zich hier achter te scharen nog steeds geldt na een duidelijke toezegging van de wethouder dat hiermee met meer flexibiliteit omgegaan zou kunnen worden. Mevrouw Tielen (VVD) merkt op dat het laatste deel van de inbreng van de heer Van Ooijen uit haar hart gegrepen is. De raad stelt kaders en formuleert criteria. Welke kaders en welke criteria heeft de heer Van Ooijen nodig om die beslissing wel te kunnen nemen. Mevrouw Dibi (PvdA) merkt op dat het hele voorstel moeten uitademt. Waarom is er niet voor gekozen in dit raadsvoorstel vast te leggen dat het alleen gaat om de speeltuinen die het echt willen? Waarom moet de rest ook vastgelegd worden. Zij vindt dit dwang impliceren. Mevrouw Podt (D66) stelt voor die vraag bij de wethouder neer te leggen. Dit komt ook neer op haar inbreng zojuist: de sociaal makelorganisaties zullen op een gegeven moment iets van duidelijkheid moeten krijgen over waar een speeltuin staat. Zij verneemt graag hoe daarmee om te gaan. Wanneer het op een andere manier mogelijk is, en het dan zo is vast te leggen vindt zij het ook prima. Zij benadrukt het raadsvoorstel op een andere wijze te hebben gelezen. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) gaat in op de vraag op welk moment hij wel kan instemmen. Wanneer de wethouder zegt heel erg flexibel hierin te zijn, vraagt hij zich af waarom de wethouder het voorstel niet aanpast. Hij is voorstander van mooie verzelfstandigde speeltuinen. Hij voelt zich niet senang bij de gestelde kaders. Op de vraag welke criteria hij nodig heeft, antwoordt hij dat wanneer in het voorstel wordt beschreven wanneer de gemeente overgaat tot verzelfstandigde speeltuinen, hij voorwaarden voor mogelijk houdt zoals er is een bestuur dat zich committeert aan de kwaliteitscriteria, het financiële effect bij de SMO s is beperkt of kan de gemeente oplossen doormiddel van frictiekosten, in samenspraak met de sociaal-makelorganisatie, alle succesvolle speeltuinen die nu op het punt staan te verzelfstandigen gaan we verzelfstandigen, mede te danken aan het succes van de Sociaal Makelaars in de speeltuinen. Hij stelt voor in het raadsvoorstel te benoemen waar het op staat. Hij noemt enkele voorbeelden uit de praktijk in het Noordse Park. Hij ziet in de praktijk dat succesvol verzelfstandigde organisaties hand in hand gaan met de sociaal makelorganisatie die zich daaraan committeert. De gemeente zal een speeltuin zoals Anansi nooit kunnen laten verzelfstandigen. Dat kan alleen wanneer er een SMO daarin heel veel tijd en geld steekt. Dan zou ook Anansi kunnen verzelfstandigen. Mevrouw Van Gemert (SP) merkt op dat dat precies het punt is waarop de heer Van Ooijen zojuist zoveel kritiek had. De heer Van Ooijen zei zojuist dat Sociaal Makelaars niet in de speeltuinen mogen stimuleren tot vrijwilligerswerk want dat staat in de nota, dat is een verplichting. Nu zegt hij dat door het begeleiden en het praten met Sociaal Makelaars zij aangestuurd hebben tot de verzelfstandiging van de speeltuinen. Dat is dan precies de weg volgens de heer Van Ooijen die speeltuinen volgens hem moeten gaan lopen. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) vindt dit een hele goede vraag: hoe acteert een Sociaal Makelaar in de speeltuin? De SMO s wilden ook graag bijdragen aan meer vrijwilligerswerk en meer verzelfstandiging. Hij is dan ook voorstander van een rol van SMO s. Nu is er opeens een andere vipe ontstaan vanuit de sterke wil te verzelfstandigen. Juist in de ontspannenheid van de eerdere uitvraag kwam het succes van nu. Hij is er voorstander van die ontspannenheid te handhaven in het voorstel. Mevrouw Tielen (VVD) weet niet zeker of ze het eens kan zijn met heer Van Ooijen. Enkele minuten geleden zei hij voorstander te zijn van verzelfstandiging van de speeltuinorganisaties. Nu vindt hij het vreemd dat sociaal Pagina 9 van 34

13 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 makelorganisaties stimulerend bezig zijn om het mogelijk te maken. Vervolgens gaat het over rechten en plichten. Zij vraagt de heer Van Ooijen in enkele woorden haar te helpen de visie van de ChristenUnie in dit verband te verhelderen. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) herhaalt dat wanneer bewoners het willen zij het recht hebben de speeltuin te beheren. Hij vindt dat zij dan het hele deel kunnen overnemen van de sociaal makelorganisatie. Hij vindt dat een fantastisch ideaalbeeld dat hij elke speeltuin zou gunnen. De tweede kant aan het verhaal is, dit goed te faciliteren. Dat is de rol van de overheid is. Hij vindt de rol die de overheid nu neemt, niet bevorderend. Hij doelt daarbij op de drie groepen en de te maken keuzen. Hij vervolgt zijn betoog met zijn hoop uit te spreken op een ander voorstel. Hij ziet voldoende aanknopingspunten in de commissie daarmee aan de slag te gaan. Hij plaatst nog enkele kanttekeningen. Eerder stelde de ChristenUnie vragen over rookvrije speeltuinen. Het antwoord zou landen in het plan. Hij vindt dit te zwak opgenomen. Opgenomen is dat rookvrij het uitgangspunt is. Wanneer het plan dan toch gaat veranderen vraagt hij het antwoord identiek op te nemen. Rookvrij is de feitelijke situatie vanaf de verzelfstandiging. In zijn beleving blijven de speeltuinen met het meest complexe pedagogische klimaat bij de SMO s. Die krijgen wel hetzelfde bedrag. Hij zou zeggen: de moeilijkste speeltuinen blijven bij de SMO s en de speeltuinen die het meest vergevorderd zijn met de ontwikkeling van het pedagogisch klimaat, gaan naar verzelfstandigde stichtingen. In de stukken leest hij dat het basisbedrag op te hogen is al naar gelang de complexiteit van het pedagogisch klimaat. Hij kan zich een groter bedrag voorstellen juist bij die vijf speeltuinen. Hij vraagt of die voorstelling van zaken correct is. Hij overweegt eventueel hiervoor een voorstel in te dienen. Hij sluit zich aan bij de inbreng van mevrouw Podt over de noodrem. Hij schetst mogelijke ontwikkelingen waardoor de stichting niet door kan gaan. Hij vraagt of de optie er dan is dat de gemeente de organisatie terugneemt, dat de organisatie overgaat naar de nieuwe sociaal makelorganisatie. Hij vraagt wat op dit gebied is geregeld. De heer Van Ooijen zou het aardig vinden wanneer op een bepaalde manier een faciliteit in het leven te roepen is waardoor de stichtingen diensten zouden kunnen uitbesteden zoals HRM, het technisch beheer, de informatie, en een aantal overige concrete regelingen zo dat het bestuur tijd en ruimte heeft fondsen te werven voor bijvoorbeeld de aanschaf van nieuwe speeltoestellen. Hij noemt als voorbeeld in dit verband het Shared Service Centre Mevrouw Metaal (CDA) sluit zich aan bij een groot deel van de inbreng van de heren Van Corler en bij het Shared Service Centre van de heer Van Ooijen. Zij benadrukt haar eerdere inbreng over de verzelfstandiging als een vorm van Right to Challenge. De vraag is hoe draagvlak te meten, en dan niet alleen bij een groep ouders of bij een groep die het wil doen maar ook bij de buurt. In een Raadsinformatiebijeenkomst kwam naar voren dat scholen juist de rol van de SMO s in moeilijke wijken heel erg waarderen. Zij vraagt of het college na zal gaan hoe scholen en andere relevante spelers tegenover een verzelfstandiging staan. Zij benadrukt het belang van vrijwilligheid in de verzelfstandiging vanuit het besef dat de speeltuin van de buurt is en dat de buurt het beter kan dan het tot nog toe is gegaan. Zij ziet dat op zich ook terugkomen in het voorstel, mits ook de bureaucratie de werkelijkheid volgt en niet de werkelijkheid de bureaucratie. In dat opzicht noemt zij het eerdere gesprek over drang en dwang. Zij krijgt daarover graag meer duidelijkheid van de wethouder. Mevrouw Tielen (VVD) complimenteert de wethouder en de betrokken ambtenaren, sociaal makelorganisaties, Sociaal Makelaars en de betrokken moeders en vaders in de buurten die hiermee al lange tijd bezig zijn. Hierover wordt al een paar jaar gesproken om precies te voelen hoe het zou kunnen en wat daarvoor nodig is. Wat haar betreft, ligt nu een goed uitgewerkt voorstel voor. Zij vindt dit een goede uitwerking van het coalitiethema. Zo verklaart zij ook de titel: Speeltuinen Maken we Samen. Dit voorstel geeft ruimte voor initiatieven vanuit de stad, voor differentiatie en maatwerk en mede-eigenaarschap. De VVD en mevrouw Tielen vinden die begrippen heel belangrijk en zij zien die ook terug, naast veel plekken in de stad waar kinderen vrij en blij kunnen spelen. Zij kan zich aansluiten bij heel veel vragen. Zij kiest daar vier uit die zij belangrijk vindt: De criteria van de ingangsdatum. Zij zou het er klaar voor zijn graag ietsjes concreter gemeten willen zien zodat de raad dat ook kan controleren. In het verlengde daarvan doemt dan bij haar de vraag op hoe draagvlak in de buurt te meten. Mevrouw Metaal stelde hierover een goede vraag. De vraag van mevrouw Podt wat te doen met nieuwe speeltuinen; de stad breidt zich uit. Is er een ingroeitraject? Stuurt de gemeente aan op directe verzelfstandiging? Zij vraagt de wethouder hierop te antwoorden. Een ondersteuning en mogelijk ook een versterking van het betoog van de heer Van Ooijen voor rookvrije speeltuinen. Zij zegt: alle speeltuinen rookvrij. Concluderend stelt zij dat Utrecht vooruit gaat aan de hand van dit voorstel van het college. Mevrouw Bredewold (Stadsbelang Utrecht) is sceptisch over het beleidsvoorstel; zij sluit zich aan bij de vragen over de door haar fractie heel strak ervaren ingangsdata. Haar fractie is bereid mee te denken over mogelijke veranderingen in het beleidskader. Daarnaast sluit haar fractie zich aan bij de partijen die zeggen dat de vrijheid vooral moet liggen bij de vrijwilligers zelf. De vrijwilligers moeten zelf willen en niet gedwongen worden. Pagina 10 van 34

14 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Stadsbelang stelt vragen over het eventueel aan te stellen bestuur bij de te verzelfstandigen speeltuinen. Haar fractie stelt als voorwaarde dat die besturen capabel moeten zijn. Zij moeten heel veel kennis en kunde overnemen die eerder bij andere organisaties aanwezig was. In hoeverre heeft de gemeente toezicht op de handhaving van de kwaliteit bij het aanstellen van besturen volgens de Utrechtse voorwaarden van Goed Bestuur. Hoe kan de gemeente erop toezien dat er daadwerkelijk een capabel bestuur boven de speeltuinen komt te staan? In hoeverre kan de gemeente ingrijpen in geval incapabele bestuurders worden aangesteld. Mevrouw Van Gemert (SP) heeft de indruk dat de eensgezindheid in de commissie groot is. Zij benadrukt dat speeltuinen anders zijn dan sportaccommodaties; die vereisen een andere manier van toezicht en management. De eensgezindheid betreft vooral dat het prima is wanneer de wens om te verzelfstandigen uit de bewoners komt. Als het gaat om de manier om tot verzelfstandiging over te gaan, zijn kleine verschillen te zien. De nota loopt wat haar betreft spaak op de indeling van de drie verschillende groepen. Die indeling is te dwingend. Zij ziet in dat één en ander eigenlijk omgedraaid moet worden. Zij voorziet dat het bestuur hier uitkomt. Zij voorziet ook dat de speeltuinen niet te snel zullen verzelfstandigen omdat het nu eenmaal in de stukken staat. De raad en de bewoners zijn daar zelf bij. In de Voorjaarsnota zal de tweede groep speeltuinen worden bekeken. In dat opzicht vraagt zij zich af wat mogelijk is in een half jaar tijd. Ze kan zich niet voorstellen dat die speeltuinen over een half jaar meer toe zullen zijn aan verzelfstandiging. Daarvoor is in haar beleving veel meer tijd nodig. Wat haar betreft laat het stadsbestuur die data los in de beslispunten onder handhaving van de nota. Zij meent dit ook in de discussie te proeven. Dit brengt haar ook bij de noodrem; hoe aan de noodrem te trekken niet alleen gedurende het proces van verzelfstandiging maar ook na de verzelfstandiging. Zij merkt op dat vrijwilligers geen homogene vaststaande groep zijn. Vrijwilligers worden of ziek of stoppen er mee of er komen nieuwe vrijwilligers - een en ander is voortdurend in beweging. Ook dat is in beweging bij een verzelfstandigde speeltuin. Zij schetst mogelijke processen die invloed hebben op de dynamiek. Zij vraagt waar noodremmogelijkheden zitten wanneer blijkt dat de verzelfstandiging niet werkt. Vragen zijn ook gesteld over de aansprakelijkheid, de kwaliteitsbewaking, et cetera. Zij schaart zich achter die gestelde vragen. De SP maakt zich grote zorgen over het niet dekkend zijn van de subsidie gezien de lasten. Hoe ziet de wethouder dit voor zich. Op welke manier kunnen speeltuinen fondsen gaan werven en in hoeverre gaat dit ten koste van de mensen die juist activiteiten met kinderen willen organiseren en vanachter het bureau fondsen proberen binnen te halen. Mevrouw Dibi leverde in haar inbreng een opsomming van onmogelijkheden voor de verzelfstandiging van speeltuinen. Zij ziet die vragen ook maar draait ze graag om: hoe kunnen die vragen zo beantwoord worden zo dat de verzelfstandiging wel mogelijk is. Daarbij houdt mevrouw Van Gemert een pleidooi voor het Tussenmodel. Dat model is door verschillende mensen genoemd. Wat haar betreft zou voor dit model veel meer ruimte moeten komen. Zij noemt in dit verband de tweede groep speeltuinen die vanuit de bewoners in het komend jaar gaan werken aan de verzelfstandiging. Zij denkt dat heel veel tussenvormen mogelijk zijn en dat het bestuur daarvoor meer tijd nodig heeft en meer moet spreken, ook met de bewoners. Zij verneemt in dit opzicht graag de visie van de wethouder. Mevrouw Dibi (PvdA) vraagt verduidelijking waar de SP nu precies staat. Is de SP wel voor de verzelfstandiging met alle taken overgeheveld naar vrijwilligers? Of is de SP voor verzelfstandiging maar in een andere vorm? Mevrouw Van Gemert (SP) is voorstander van de verzelfstandiging mits vanuit de bewoners maar dan ook de verzelfstandiging aangegeven zoals de bewoners die zouden willen. Onder voorwaarde dat de noodrem aanwezig is. Zij denkt dat er weinig speeltuinen zijn waar dit vanuit de bewoners komt. De voorzitter schorst voor enkele minuten de vergadering en heropent die voor de beantwoording door de wethouder Beantwoording door de wethouder. Wethouder Everhardt dankt de commissie voor de goede discussie en voor de vragen die aan hem gesteld zijn. Hij dankt de commissie voor de steun voor de beweging die het college maakt op dit dossier. Hij refereert aan het onderzoek door de studenten van jaren geleden. In de loop van de tijd is heel veel dynamiek in de stad ontstaan. Meerdere speeltuinen maken gebruik van de mogelijkheid te verzelfstandigen. Hij bevestigt dat de SMO s dit proces goed hebben begeleid. Een randvoorwaarde is dan ook dat de verzelfstandiging in goed overleg met de SMO s moet plaatsvinden. Richting de PvdA beantwoordt hij de desbetreffende vraag dat het niet gemakkelijker is geworden voor de gemeente. Wanneer het eenvoudig was geweest, had het college het proces bij de SMO s gelaten. Het college wil heel graag dit soort initiatieven de kans geven. Die inzet pleegt het college. De voorwaarde die hiervoor gesteld zijn moeten inderdaad vervuld zijn om één en ander mogelijk te maken. Belangrijkste voorwaarde is dat de bewoners het willen. Het is hun recht. De verzelfstandiging kan pas plaatsvinden wanneer de bewoners zeggen ervoor klaar te zijn. Dit is ook zo vastgelegd in de besluitpunten. De wethouder bevestigt de genoemde data in het raadsbesluit. Hij heeft de vele vragen daarover gehoord. Het college wil graag dat de SMO s duidelijkheid krijgen over dit proces. De peildata zijn niet verplichtend maar geven aan wanneer het besluit te nemen is. Dat schept ook helderheid voor de betrokken organisaties. Een en ander Pagina 11 van 34

15 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 gaat in goede samenspraak. Hij staat momenteel voor de puzzel snel duidelijkheid te willen verschaffen aan de SMO s over welke speeltuinen met ingang van 2018 zouden kunnen verzelfstandigen. Wanneer die speeltuinen er zelf klaar voor zijn en zij aan de voorwaarden voldoen, kan die verzelfstandiging plaatsvinden. Dat wil niet zeggen dat ze allemaal gaan verzelfstandigen, maar wel het merendeel. Dat schept helderheid voor de SMO s. Hij wil heel graag bij de Voorjaarsnota 2018 nagaan welke speeltuinen die slag kunnen maken met ingang van 1 januari De wethouder voorziet een gang hierin waarop een en ander is vast te stellen. Wanneer de crux van het debat zit in het benoemen van de speeltuinen in het raadsvoorstel, is hij bereid die namen daar weg te halen en een nieuwe stand van zaken te geven met het oog op wat mogelijk is. De derde slag is gekozen vanuit de optiek helderheid te verschaffen richting de SMO s; de speeltuinen waarover gedacht wordt dat verzelfstandiging er voor hen op dit moment niet in zit. Dat is niet vanuit de idee als is verzelfstandiging voor deze speeltuinen nooit mogelijk. Mevrouw Dibi (PvdA) noemt beslispunt 3 en herhaalt haar inbreng over De Duizendpoot. Die speeltuinen geeft nu al duidelijk aan de verzelfstandiging niet te willen. Waarom blijft het college dan toch aansturen op verzelfstandiging met ingang van 1 januari 2018? De wethouder zou er dan voor kunnen kiezen die speeltuin niet op te nemen in het raadsbesluit. De heer Van Corler (GroenLinks) vraagt of de wethouder bereid is het raadsvoorstel aan te passen gehoord de discussie zodat het voorstel beter past bij de wens van de raad. Wethouder Everhardt bevestigt dat hij zeker wil kijken naar aanpassing van het raadsbesluit, gehoord de discussie. Richting mevrouw Dibi merkt hij op, op dit moment niet op het punt te staan te beslissen welke speeltuinen de verzelfstandiging niet aan zouden kunnen wanneer aan alle randvoorwaarden is voldaan en de speeltuin zelf zou zeggen er klaar voor te zijn. Hij wil die niet uitsluiten ook niet voor de Duizendpoot. Hij neemt zich voor de stand van zaken te presenteren bij de Voorjaarsnota 2018 mede in het licht helderheid te verschaffen richting de SMO s over wat dit kan betekenen voor de gemeentelijke organisatie en voor haar medewerkers. Hij wil dit ook zorgvuldig afhandelen richting die organisaties. Hij denkt aan maandelijks een nieuw overzicht. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) merkt op dat wanneer het weghalen van de namen betekent dat de schotten worden weggehaald, deze toezegging voor hem iets voorstelt. Over de data zegt de wethouder helderheid te verschaffen richting de SMO s. Hij heeft begrepen dat dit niet vaststaande data zijn het hoeft niet per se per of per Wanneer dat het geval is, gaat het argument van helderheid niet meer op. Die datum kan dan verschuiven. Wethouder Everhardt licht toe te zeggen dat hij verwacht dat per een aantal speeltuinen uit de kopgroep te zijn verzelfstandigd. Ten tweede zegt hij dat per 1 januari 2019 er een nieuwe groep zal zijn die ook verzelfstandigd zal zijn. De inschatting is nu dat gezien de ontwikkelingen het dan om die twee groepen gaat zoals genoemd. Het is geen wetmatigheid, geen plicht maar een recht. Hij noemt in dit verband het begrip Het raam van de gelegenheid. De helderheid die hij wil geven aan de SMO s heeft te maken met het goed laten lopen van de bedrijfsvoering. De heer Van Corler (GroenLinks) verstaat dit dan ook als wanneer de organisatie 1 januari 2019 niet haalt, dat 1 januari 2020/21 ook opties zijn. Hij houdt het voor mogelijk om daarover afspraken te maken met de SMO s. De verzelfstandiging is een ontwikkelpad. Wethouder Everhardt wil met de SMO s bespreken of dit voor hen hanteerbaar is. De SMO s staan klaar voor een nieuwe periode. Hij herhaalt zijn argumenten. Mevrouw Dibi (PvdA) merkt op dat de wethouder nu zegt dat het niet moet terwijl het wel in het voorstel staat. De wethouder had haars inziens de speeltuinen die op dit moment niet kunnen/niet willen verzelfstandigen, uit het raadsvoorstel kunnen halen. Daar zit voor haar de moeilijkheid. Wethouder Everhardt citeert uit het raadsvoorstel en benadrukt de genoemde voorwaarde daarin. Hij bestrijdt dat het gaat om moeten. De voorzitter attendeert mevrouw Dibi op de mogelijkheid te amenderen. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) begrijpt dat mevrouw Dibi vanuit de praktijk spreekt en dat zij opmerkt dat het theoretisch gezien hier om een voorwaarde gaat, maar dat de praktijk aanvoelt als moet het wel degelijk op /2019 gaan gebeuren. In dat opzicht voelt hij mee met haar. Ook hij zou graag willen dat dit uit de theorie wordt gehaald. Hij zou graag willen dat het bestuur ieder jaar opnieuw nagaat wat mogelijk is. Hij koppelt dit aan de dynamiek van de participatiesamenleving. Zo ziet hij het voorstel graag voor zich. In de praktijk wordt de in theorie gestelde voorwaarde niet zo ervaren. Wethouder Everhardt pakt de handschoen op en zal de besluitpunten in het raadsvoorstel hierop nagaan. Hij benadrukt een hele mooie beweging te zien waar het bestuur van de stad in goede samenspraak met SMO s en vanuit initiatieven van bewoners echt verzelfstandigingtrajecten inzet. Hij benadrukt dat de raad het kader vaststelt. Hij pleit ervoor als bestuur hierover te blijven communiceren. De wethouder gaat in op de noodremprocedure. Het gaat om een subsidierelatie waar het college te allen tijde kan ingrijpen. Mochten er zaken zijn waaraan de zelfstandige stichting niet voldoet aan de voorwaarden kan het college ingrijpen en komt dit terug naar de gemeente. Dan zal de volgende stap worden bepaald. De samenspraak tussen het initiatief en de SMO s is noodzakelijk vanwege de banen. Daar moet ook in juridisch opzicht goed naar gekeken worden. Verdringing is inderdaad een betaalde baan die wordt ingevuld door een ander. Dit is een betaalde functie die op een andere manier kan worden ingevuld, ook door een andere persoon. Dat betekent iets voor de SMO s. Dat Pagina 12 van 34

16 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 betekent ook iets voor de eventuele frictiekosten. Dat kan ook betekenen dat het initiatief gebruik kan maken van de werknemer bij een SMO. Dit is aan de orde bij het Noordse Park. Mevrouw Dibi (PvdA) vraagt of de wethouder kan garanderen dat er geen banen verloren gaan bij de SMO s. De wethouder antwoordt ontkennend. Hij kan garanderen dat het budget gelijk blijft en dat voor dat budget betaalde krachten werken. Daarvoor is een crisisbudget beschikbaar gesteld. In de totaalsom zal geen baan verloren gaan. Hij gaat vervolgens in op de afzonderlijke punten die de commissie inbracht. De PvdA noemde nog het commerciële initiatief. Hij herhaalt dit initiatief niet bij voorbaat uit te sluiten. Het initiatief uit het concrete voorbeeld betreft iemand die betrokken was en in bezit is van een BV. Daarvan is momenteel afscheid genomen. Dit is toegelicht op de Raadsinformatiebijeenkomst op locatie. Het college is ook geen voorstander van commerciële tarieven en allerlei andere zaken. Hij ziet op dit moment niet een initiatief dat dit commercieel zou willen oppakken. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) merkt op dat de verzelfstandiging commercie kan uitlokken. Hij vraagt onder welke voorwaarde het bestuur iets commercieel vindt. Hij ziet daarover niets terug in de stukken. Wanneer is een activiteit niet passend? Hij zou het prettig vinden wanneer het college iets meer duiding geeft vóór de bespreking in de gemeenteraad. Hij beschrijft de spanning die hij ziet in dit speelveld. Wethouder Everhardt verwijst naar de harde voorwaarden waaronder een verzelfstandiging kan plaatsvinden. Daarvoor zijn randvoorwaarden gesteld. Wanneer een bepaalde vorm plaatsvindt die niet meer voldoet aan die randvoorwaarden, zal het college ingrijpen. Hij sluit een commerciële vorm bij voorbaat niet uit. De wethouder zal nagaan of hierin meer duiding is te geven. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) gaat nader in op het spanningsveld dat hij ziet en het ingewikkelde dat kan optreden in het speelveld. Hij pleit ervoor dit vooraf goed te regelen. Wethouder Everhardt herhaalt zijn antwoord ter zaken. Mevrouw Dibi (PvdA) merkt op dat die voorwaarden niets zeggen over of die partijen commerciële activiteiten mogen ontwikkelen. Zij zoekt naar situaties die kunnen ontstaan waar groepen mensen uitgesloten worden door de kosten die activiteiten met zich meebrengen. Zij wil in dat opzicht graag duidelijkheid. Wethouder Everhardt vervolgt zijn beantwoording met in te gaan op de nulmeting zoals onder meer GroenLinks die inbracht. Uiteraard maakt het college op het moment van de overdracht de staat op. Het college kijkt naar het budget, naar het achterstallig onderhoud, de mogelijkheden voor extra financiering. Te zien is bij het technisch beheer dat heel veel vragen bestaan bij de organisaties met betrekking tot de overdracht daarvan. Een van de beoogde organisaties vroeg het bestuur ook naar een verdere verdieping. In dit opzicht noemt hij de inbreng over het Shared Service Centre en de hulp die in dat opzicht is gevraagd. De gemeente zegde toe die eventuele mogelijkheid samen met partijen te gaan doornemen. Hij bevestigt dat die nulmeting zal worden gehouden. Meerdere partijen stelden vragen over eventuele nieuwe toetreders. Hij noemt De Hoef als voorbeeld hiervan. Die organisatie zal direct als zelfstandige speeltuin kunnen starten op Het college zal per keer bij de groei van de stad nagaan waar het beheer van de nieuwe speeltuin kan liggen onder de voorwaarden die de raad zal vaststellen. Mevrouw Podt (D66) vraagt of dan vanaf het begin de insteek wordt gekozen dat de speeltuinen het beheer zelfstandig op zich nemen. Zij vraagt of de mogelijkheid bestaat het beheer onder de vleugels te brengen van een sociaal makelorganisatie. Wethouder Everhardt zet uiteen dat aanvankelijk het beheer onder de vleugels van de SMO zou plaatsvinden. Pas wanneer in de buurt hiervoor draagvlak blijkt, wordt anders besloten. Of er draagvlak is, wordt vanaf de start bekeken. De SMO en andere partijen zullen daar ook naar kijken. De speeltuinen blijven vindplaatsen voor kinderen die extra aandacht nodig hebben. Daarin hebben de Sociaal Makelaars een rol. Binnenkort zal de commissie spreken over de rol van de Sociaal Makelaars. In dit verband is er ook een goede samenspraak tussen de Sociaal Makelaars en de nieuwe vereniging. Met betrekking tot de inbreng over bodembeheer, bevestigt de wethouder dat de gemeente eigenaar blijft van de grond. Zij blijft daarvoor verantwoordelijk. Hij zal hiervoor nog het nodige uitzoeken. De heer Koppelaar (Student & Starter) vraagt of de wethouder bereid is de informatie te delen met de studenten wanneer hij een en ander heeft uitgezocht. Wethouder Everhardt zal een manier zoeken om die informatie te verzamelen en te delen met de commissie. Hij zal vanzelfsprekend de uitkomsten terugkoppelen naar de studenten. Meerdere fracties zijn ingegaan op het draagvlak in de buurt. Hij zet uiteen dat de stichting te maken heeft met de kwaliteitscriteria. Daarbij is het in contact staan met de buurt een hele belangrijke. Bovendien moet er ook een plan liggen waarbij dit ondersteund wordt door belangrijke spelers uit de wijk waaronder niet in de laatste plaats de SMO s. Bovendien is voorzien in een horizontale verantwoording waarbij de speeltuin zijn activiteiten laat zien aan de buurt, waar feedback is te geven met inzet van diverse sociale media. In de beleidsregel zal het college dat goed borgen. De ChristenUnie is ingegaan op de speeltuinen die in het derde blok zijn genoemd. De wethouder zet uiteen dat die hun subsidie blijven ontvangen. Daarvoor is in totaal euro beschikbaar, een opgehoogd budget gezien de grote opgave in die speeltuinen. De VVD en ChristenUnie gingen in op rookvrije speeltuinen. Het voorstel van het college is dat per 1 januari 2018 alle speeltuinen rookvrij zullen zijn. Wanneer de raad dit voorstel aanneemt, zal dat de lijn zijn per 1 januari In oktober 2017 zal een bijeenkomst plaatsvinden om hierover te gaan spreken met alle speeltuinen hoe dit op een goede manier in te vullen op deze datum. Pagina 13 van 34

17 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 De heer Van Ooijen (ChristenUnie) vindt dit fantastisch klinken. De koppeling met dit raadsvoorstel is hem onduidelijk. Hij neemt aan dat wanneer de raad dit voorstel niet aanneemt de bijeenkomst in oktober als uitgangspunt overeind zal blijven. Wethouder Everhardt antwoordt bevestigend. Dat neemt niet weg dat dit is opgenomen in dit beleidskader. Dat was de aanleiding voor hem om dit te noemen. Mocht de raad besluiten dit beleidskader niet aan te nemen, zal het nodig zijn om een ander kader te presenteren ten bate van het rookvrije karakter van de speeltuinen. De SP stelde vragen over in hoeverre de subsidie de lasten dekt. Hij vraagt in dat opzicht ambtelijke ondersteuning. De heer De Kogel (beleidsadviseur MO) zet uiteen dat de subsidie die de organisatie krijgt, in principe dekkend is voor alle kosten die zij maakt. De mogelijkheid die de organisatie heeft om extra in te verdienen, betreft bijvoorbeeld extra grote activiteiten of een extra plus op een speeltoestel. Mevrouw Van Gemert (SP) zoekt in de nota en leest daar dat de speeltuinen een basisbudget krijgen, dat de subsidie bedoeld is als bijdrage aan de exploitatie en beheerslasten en niet bij voorbaat dekkend is voor alle lasten. Zij leest dan ook dat speeltuinen op verschillende wijzen zelf voor inkomsten kunnen zorgen. Fondsenwerving, donaties en activiteitenbijdragen dit laatste vindt zij zorgelijk. Zij vraagt meer verheldering. De heer De Kogel (beleidsadviseur MO) licht toe dat de intentie in de beschrijving vooral gericht is op het extra op de basis. Om die reden is een aantal budgetten afzonderlijk begroot voor groot onderhoud, onder andere voor speeltoestellen en voor het gebouw. Daarvoor kunnen ook afzonderlijke aanvragen ingediend worden. Wethouder Everhardt zal naar die passage kijken en nader toelichten. Dat kan betekenen dat de passage zelf wordt aangepast, dan wel dat het college een toelichting hierop in de nota zal opnemen. Tweede termijn De voorzitter vraagt de commissie te focussen op wat zij de wethouder wil meegeven met betrekking tot het raadsvoorstel. Mevrouw Podt (D66) vraagt wanneer de raad het aangepaste voorstel kan verwachten. Zij brengt de vraag onder de aandacht over de mogelijkheid een hybride systeem op te tuigen tussen volledig verzelfstandigd en volledig onder de SMO. Zij vraagt hoe het bestuur omgaat met het overall aanbod. Verwacht het bestuur van alle speeltuinen aanbod te hebben voor oudere kinderen en voor kinderen met een beperking of stemmen de speeltuinen dat onderling af? Hoe doet het bestuur dit zodra de speeltuinen zelfstandig zijn? Gevraagd is het initiatief te nemen om in de komende jaren te blijven leren over alle punten waar het een beetje schuurt. De heer Van Corler (GroenLinks) ervaart deze vergadering als heeft de commissie de wethouder voldoende meegegeven om het raadsvoorstel aan te passen. Wel is nog even gesproken over de stappen en het overleg met de SMO s of het ook mogelijk is andere data toe te voegen aan de tot nu toe opgenomen data. Hij zou graag voor de raadsbehandeling daarover duidelijkheid krijgen. Hij wil voorkomen dat die discussie vooruitgeschoven wordt naar de Voorjaarsnota van De heer Koppelaar (Student & Starter) brengt onder de aandacht dat voor hem nog veel onduidelijkheid bestaat over de financiële randvoorwaarden - in hoeverre mogen speeltuinen eigen inkomsten genereren en waar ligt de grens? Hij heeft antwoorden op twee vragen gemist: (a) wat gebeurt er met de speeltuin wanneer een subsidieaanvraag niet wordt gehonoreerd. Sluit de speeltuin dan zijn poorten? (b) Staat de gemeente garant voor eventuele onvoorziene kosten in de eerste jaren wanneer de speeltuin nog geen reserve heeft opgebouwd? Hij ziet uit naar alle aanpassingen die de wethouder in het verschiet heeft. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) is ook benieuwd naar de veranderingen die wethouder gaat doorvoeren. Hij stelt voor die veranderingen ook te verwerken in de nota en niet alleen in het raadsvoorstel. Hij vraagt waarop de rekensom gebaseerd is voor het opplussen van de kosten van de vijf speeltuinen bij de SMO s. Hij heeft die niet volledig kunnen terugherleiden. Hij krijgt dit graag scherp voor de commissie. Wethouder Everhardt zal het aangepaste voorstel zo snel mogelijk naar de commissie toesturen. Met betrekking tot het tweede item zal hij eerst goed contact moeten hebben met de SMO s. Hij stuurt aan op 15 september. De vragen vanuit D66 beantwoordt de wethouder als volgt. Het besluit kent twee vormen. Daarnaast is gevraagd naar een derde hybride vorm in juridisch opzicht en met betrekking tot de financiering. De wethouder antwoordt dat er geen derde vorm gaat komen. De hybride vorm zou hij vertalen als de weg van vorm 1 naar vorm 2. De SMO s zullen altijd op de gewenste toon blijven initiëren en ondersteunen om vrijwilligers, ouders en kinderen bij de speeltuinen te betrekken. Dat kan een vorm aannemen waarbij uiteindelijk die vrijwillige inzet zich niet vrijwillig transformeert tot een stichting die het zelfstandig opneemt. Daar zit voor de wethouder die hybride vorm. Dat betreft eigenlijk het mooie werk van de SMO s om het werk van de speeltuinen te verlevendigen. De wethouder bevestigt dat het van belang is de kennis te blijven delen op alle aanbod. Hij vindt dat het verschillende aanbod voor al die verschillende kinderen aanwezig moet zijn in de speeltuinen. Sommige Pagina 14 van 34

18 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 speeltuinen zullen zich in eerste instantie vooral richten op jongere kinderen gezien de samenstelling van de buurt en na verloop van tijd zich gaan oriënteren op een mix van jongere en oudere kinderen. Dat is een opdracht aan de SMO s wanneer zij daarvoor verantwoordelijk zijn. In de verzelfstandiging maken de ouders diezelfde beweging mee en zij kunnen daarop dan zelfstandig sturen. Leren doet het college in samenspraak met LUSO. De gemeente zal daarop nadrukkelijk blijven sturen. Dat is een van de in de subsidie vast te stellen voorwaarden. Student & Starter vroeg naar de onvoorziene kosten en de wethouder vertaalde die vraag naar het beheer. Op dit moment is het college nog niet zo ver dat die stichtingen en verenigingen het beheer willen overnemen juist voor dit soort vragen. Hij herhaalt dat er een nulmeting zal plaatsvinden en het nodige inzichtelijk zal worden gemaakt. Er is altijd een budget om daarmee bij te passen. Op de vraag van de ChristenUnie zal hij zorgen dat de informatie wordt gedeeld zodat de commissie haar oordeel kan geven. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) vroeg in deze vergadering het college het uitgangspunt op te nemen de mogelijkheid voor een Shared Servicecentre te onderzoeken. Hij brengt zijn vraag naar de veranderingen in de nota extra onder de aandacht bij de afronding van dit agendapunt. De voorzitter recapituleert de gedane toezeggingen en rondt daarmee de bespreking van dit agendapunt af Beantwoording Schriftelijke vragen 2017, nr. 49 inzake Onbetaalde werkervaringsplaatsen Motivering agendering: Student & Starter, GL en PvdA zouden graag met de wethouder en andere partijen in gesprek gaan over het gebruik van onbetaalde werkervaringsplaatsen in het kader van bestrijding van de werkloosheid. Uit de antwoorden op schriftelijke vragen van Student & Starter blijkt dat dit instrument veelvuldig wordt gebruikt door de gemeente en via subsidies en de bijstand ook wordt gefinancierd. Juist in dit kader stelt Student & Starter dat er meer dient te worden nagedacht over harde eisen voor een werkervaringsplaats waar streng op wordt getoetst. Slechte werkervaringsplaatsen kunnen leiden tot demotivatie en verdringing. Doel bespreking: Doel van deze agendering is om met de wethouder en andere partijen in gesprek te gaan over de wijze waarop het instrument werkervaringsplaats wordt ingezet ter bestrijding van de werkloosheid en de mogelijkheden om strenger toe te zien op de inzet van het instrument. Na een ordedebat is besloten dit agendapunt door te schuiven naar een volgende commissievergadering in verband met overschrijding van de tijd bij de behandeling van agendapunt Raadsbrief Stand van zaken aanvraag Experiment Weten Wat Werkt De motivering van de agendering is als bijlage toegevoegd. Het doel van de bespreking is met de wethouder en de fracties in gesprek te gaan over de wijze waarop het experiment op korte termijn nog is te starten en over de door het college te zetten stappen om het uitgangspunt geen verplichte tegenprestatie overeind te houden en de verordening daartoe aan te passen. De bespreking vindt plaats in één termijn. Mevrouw De Boer (GroenLinks) ziet graag zo snel mogelijk dit experiment met de bijstand. Andere steden zijn nu iets verder. Wat haar fractie betreft gaat Utrecht zo snel mogelijk met dit experiment van start. Eerder betoogde zij al dat veel zaken gebeuren die mensen demotiveren en die naar de indruk van haar fractie niet goed functioneren. GroenLinks gaat dan graag op zoek naar wat wel werkt. Haar fractie hoopt dat nu de staatssecretaris van mening is dat de gemeente de verordening moet aanpakken, dit mogelijk is buiten de Algemene Maatregel van Bestuur. Zij verneemt graag van de wethouder welke mogelijkheden hij daartoe ziet. In Amsterdam zegt de wethouder daar voldoende mogelijkheden te zien en dat de gemeente daar morgen zou kunnen beginnen buiten toestemming van het kabinet om, dus ook buiten die AMvB. Zij verneemt graag van de wethouder wat hiervoor daadwerkelijk nodig is. Zij vraagt of hierover contact is geweest met de ambtenaren en de wethouder in Amsterdam om duidelijk te krijgen hoe dit zit. De heer Post (PvdA) hoopt dit met mevrouw De Boer. Hij vraagt of zij dit ook dekt en of zij ook aanknopingspunten heeft op daadwerkelijke mogelijkheden buiten toestemming van Den Haag. Hij vreest daarop ontkennend te moeten antwoorden. Wanneer mocht blijken dat het mogelijk is zonder Algemene Maatregel van Bestuur, vraagt hij zich af wat het bestuur in de afgelopen jaren gedaan heeft om toestemming te krijgen van de staatssecretaris. Hoe schat mevrouw De Boer dit zelf in. Mevrouw De Boer (GroenLinks) denkt dat er heel veel vanuit het experiment mogelijk is buiten de Algemene Maatregel van Bestuur. Het is mogelijk dat dit niet geldt voor het bijverdiendeel. De overige zaken zouden mogelijk zijn binnen de regels van de Participatiewet. Haars inziens heeft het bestuur tot nog toe geprobeerd samen met andere steden gezamenlijk een experiment op te zetten zodat gegevens zijn uit te wisselen en daarmee een grotere onderzoeksgroep ontstaat. Niet voor niets is heel veel contact geweest met bijvoorbeeld Tiburg, Wageningen, Groningen om na te gaan of een en ander gezamenlijk is vorm te geven. De staatssecretaris zet daar nu een streep doorheen. Of hij zegt dat het wel mag maar dat de betrokken gemeenten de verordening moeten aanpassen. Dat laatste is wat GroenLinks betreft niet aan de orde. Zij vindt dit ook buitengewoon vreemd. Eigenlijk zegt de staatssecretaris dat de gemeente op schrift moet zetten iets anders te gaan doen dan zij in de praktijk zou willen. De staatssecretaris zegt ook dat het college de beleidsvrijheid heeft. Haar fractie vindt daarvan tweeërlei: (a) In het coalitieakkoord is afgesproken geen verplichte tegenprestatie te hebben in Utrecht. Dat moet dan ook duidelijk in de verordening staan. Niet moet net gedaan worden alsof de gemeente die wel heeft en ondertussen gezegd dat het afgesproken is en dat die dus niet bestaat. Zij vindt dat hypocriet. Pagina 15 van 34

19 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 (b) Afgesproken is in het coalitieprogramma door veel partijen in de raad onderschreven via het Fundament dat het primaat aan de raad is. Het college maakt het beleid niet. De gemeenteraad maakt het beleid. Zij herhaalt haar standpunt ter zaken. De raad moet wat haar betreft duidelijkheid bieden naar de bevolking over wat het beleid inhoudt en hoe het vorm te geven. Zij herhaalt haar standpunt met betrekking tot het experiment en verneemt graag van de wethouder wat in dat opzicht mogelijk is. De heer Van Waveren (CDA) vindt het standpunt van mevrouw De Boer richting de staatssecretaris wel erg gemakkelijk. Het gaat hier niet om de staatssecretaris die dit zo fijn vindt. De wet zegt kennelijk dit zo te regelen. De Raad van State gaf daarover een advies. Dat orgaan is niet de minste. Hij ziet in dat opzicht twee smaken: (a) Of mevrouw De Boer slikt even haar trots in en past de verordening aan, en handhaaft het beleid en voert het experiment uit. (b) Of te zeggen: Utrecht waarschuwt Den Haag nog één keer. We blijven lekker dwarsliggen. Dan komt mevrouw De Boer niet verder met wat zij eigenlijk wil. Hij vraagt waarom GroenLinks zich hierover zo opstelt. Mevrouw De Boer (GroenLinks) wijst af dat zij zich zo opstelt als de heer Van Waveren betiteld. Utrecht zegt in meerderheid, ook in het Coalitieakkoord, geen verplichte tegenprestatie aan mensen op te leggen. Zij vindt het dan heel vreemd het dan toch in de verordening op te schrijven. Zij herhaalt haar standpunt. Zij kijkt niet alleen naar de wetsgeschiedenis maar ook naar de praktijk. In haar beleving heeft de Raad van State dat niet gedaan. De praktijk is dat heel veel gemeenten niets doen met de regeling in hun verordening. Daarvan zegt het kabinet dat het prima is en dat het kabinet dat gedoogt. Zij herhaalt haar standpunt. Wanneer de gemeenteraad dit in de hand heeft, moet de gemeenteraad die duidelijkheid blijven geven. Wanneer de gemeente in haar verordening schrijft een verplichte tegenprestatie te vragen, moet de gemeente dat ook doen. Zij is daarvan geen voorstander. Zij verwijst naar de in de coalitie gemaakte afspraken. De heer Van Waveren (CDA) merkt op dat voor iedereen duidelijk is hoe de verhoudingen liggen. Ook hij is daarmee niet blij. Wanneer het Coalitieakkoord niet voldoende zeggingskracht heeft, moet de coalitie zich mogelijk om iets anders zorgen maken. Hij herhaalt zijn standpunt over de aanpassing van de verordening. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) wil graag weten of de heer Van Waveren erop uit is GroenLinks te vermurwen zo dat de gemeente alsnog dit experiment kan uitvoeren. De heer Van Waveren (CDA) verwijst voor het antwoord op die vraag naar de bijdrage die hij zal leveren. Mevrouw Tielen (VVD) schaart zich achter de vraag van de heer Van Ooijen. Mocht het antwoord op die vraag bevestigend zijn, ervaart zij dat als 180 draaien sinds enkele maanden geleden. De heer Van Waveren (CDA) vindt dat de gemeente ten principale aan de wet moet voldoen. Hij vindt het kwalijk dat daarvoor een blokkade wordt opgeworpen. Hij beseft dat in de huidige verhoudingen snel beleid aanpassen niet zal lukken. Hij probeert andere partijen te overtuigen van die gedachte. Hij beseft daarvoor een meerderheid nodig te hebben. Mocht zij partijen daarvan overtuigen is hem dat wat waard. De heer Post (PvdA) is óók niet gelukkig met de koppeling die de staatssecretaris maakt tussen de tegenprestatie en het experiment. Hij vindt dat in die zin sprake is van een dilemma. De zorgen van zijn fractie gaan uit naar de spierballentaal vanuit diverse richtingen. Hij begrijpt het gebruik van die taal. Hij ziet het risico dat er straks geen experiment komt, of een experiment waaruit geen conclusies te trekken zijn. Zijn fractie is wel enthousiast over het experiment. Zij zou dat betreuren. Mevrouw De Boer (GroenLinks) bevestigt dat het hier gaat om een reëel risico. Om die reden wil zij ook weten wat nog wel mogelijk is te doen gezien de Algemene Maatregel van Bestuur buiten die maatregel om, juist vanwege redenen die de heer Van Waveren zelf heeft genoemd. Die verordening is er niet sinds gisteren. Die ligt de gehele collegeperiode voor. Deze gehele collegeperiode heeft het kabinet dat min of meer door de vingers gezien en nooit is gezegd dat Utrecht de verordening moet veranderen. Die mogelijkheid was er wel. Nu wil het bestuur van Utrecht graag een experiment en denkt men blijkbaar in Den Haag iets te hebben om Utrecht onder druk te zetten om alsnog te doen wat het landelijk bestuur wil volgens de interpretatie door de Raad van State van de wet. Tegelijkertijd wordt gezegd dat Utrecht de verordening moet veranderen. Zij vindt dit een vreemde gang van zaken. Precies om de reden waarom de heer Van Waveren zegt dat het gemakkelijker wordt het beleid van de verplichte tegenprestatie wel in te voeren in 2018, zegt zij dit niet te gaan doen. Zij vindt de bestuurlijke situatie die daarmee ontstaat onwenselijk. Wanneer de gemeenteraad het beleid bepaalt, gaat de gemeenteraad over die verordening en over dat beleid en niet het college of de staatssecretaris. De heer Post (PvdA) is niet gelukkig met deze beweging van de staatssecretaris. Hij schaart zich achter de woorden van mevrouw De Boer die opmerkte dat deze verordening al een tijdje voorligt. Wanneer de staatssecretaris hiermee moeite had, had ze dit eerder kunnen zeggen. Dit brengt het stadsbestuur wel bij het dilemma zoals door hem eerder geschetst. Voor zijn fractie staan twee zaken voorop: (a) Zij wil heel graag doorgaan met de experimenten en liefst zo snel mogelijk. Het moet dan ook wel een beetje een spannend experiment blijven. Hij doelt daarbij ook op de verruiming van de bijverdienmogelijkheden. Voor die categorie heeft Utrecht de AMvB nodig. Die AMvB heeft ook zeggingskracht. (b) Zijn fractie wil heel graag de huidige praktijk met betrekking tot de tegenprestatie handhaven. Zijn collega fractie in Amsterdam stemde uiteindelijk ook voor de motie die het college in Amsterdam opriep om na te gaan of het experiment op een bepaalde manier buiten Den Haag om kan. Zijn partijgenoot daar is ook heel benieuwd en weet nog niet zeker of dat mogelijk is. Hij voorziet dan (in campagnetijd sterker wordende) spierbal- Pagina 16 van 34

20 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 lentaal. Dan dreigt er weer een experiment op het bord van deze wethouder te belanden dat al heel lang loopt en niet tot resultaat leidt. Hij zou dat betreuren. Hij legt deze reactie voor aan de wethouder met de vraag hoe hij dit ziet. Heeft hij contact gehad met zijn collega, en met het ministerie over wat wel mogelijk is? Hij verneemt dit graag. Hij vraagt de wethouder ook in hoeverre hij stelling heeft genomen en voor dit experiment gaat. Waarom heeft hij geen keuze gemaakt tussen Den Haag en Amsterdam? De heer Van Waveren (CDA) sluit zich graag aan bij de laatste vraag van de heer Post. Hij vraagt naar de reden voor de brief. Hij had ook wel graag willen weten welke stappen het college zou zetten wanneer de raad dit niet zou hebben geagendeerd. Wat wil de wethouder zelf het liefst? In de voorgestelde vorm staat zijn fractie niet achter het experiment. Los van het experiment ligt een duidelijke duiding voor van de staatssecretaris en van de Raad van State over de Utrechtse verordening. In zijn beleving is het nu zaak dat Utrecht zo snel mogelijk ervoor zorgt dat de verordening zo spoedig mogelijk aan de wet voldoet. Mevrouw De Boer (GroenLinks) herhaalt haar argument over de duur van de discussie met het ministerie. Zij verzet zich tegen het na lange tijd op haar strepen gaan staan van het ministerie. De heer Kleuver (D66) begrijpt het standpunt van het CDA strikt technisch bekeken. Hij vraagt wat het CDA ervan vindt dat Utrecht in de verordening iets gaat opschrijven waarover algemeen bekend is dat Utrecht het niet gaat doen. Hij vraagt of daarmee niet een onbetrouwbare overheid gecreëerd wordt. De heer Van Waveren (CDA) begrijpt dat de minister er aandacht voor heeft of de basis op orde is wanneer Utrecht iets anders wil dan wettelijk mogelijk is. Hij vindt dat een logische stap vanuit Den Haag gezien. Hij merkt op geen pleidooi te voeren op te schrijven dat het per se moet gebeuren, maar aan te geven dat de mogelijkheid er is. Dan is het aan het beleid en aan wat op schrift gezet is om te weten hoe daarmee om te gaan. Dit is de context waarin Utrecht te werken heeft. Wanneer de verordening wordt aangepast hoeft er wat hem betreft in de praktijk niet veel te veranderen. Hij keert zich tegen krampachtigheid van zijn tegenstanders. Wanneer het college niet van plan is een voorstel voor aanpassing ervan voor te leggen, zal de CDA-fractie een initiatiefvoorstel indienen. Hij is van mening dat de raad met deze signalen het initiatief moet nemen om ervoor te zorgen aan de regels te gaan voldoen. De voorzitter geeft de niet-agenderende partijen de gelegenheid een korte bijdrage te leveren Mevrouw Tielen (VVD) sluit zich voor deel aan bij de in haar beleving verstandige woorden van het CDA. Dat neemt niet weg dat heer Van Waveren op haar een indruk maakt die zij verwarrend vindt over wat hij wil met het experiment. De VVD is en blijft tegen het experiment. Wat haar betreft maakt zij drie aantekeningen. (a) zij voelt mee met de inbreng van mevrouw De Boer als het gaat om het zich houden aan de wet en de verordening. Zij houdt er ook niet van om zaken op te schrijven die de overheid niet van plan is te gaan doen. Tegelijkertijd heeft het gemeentebestuur in het coalitieakkoord geschreven wel mensen in de bijstand te gaan stimuleren vrijwilligerswerk te doen en maatschappelijke participatie. Daarmee raakt zij aan het beleidsinhoudelijk deel rond het vraagstuk waarover de VVD dan maar afziet van een verplichte tegenprestatie. Zij vraagt de wethouder hoe het daarmee staat. In hoeverre wordt het morele appel gedaan op de tegenprestatie en hoe ziet dat er uit in cijfers? (b) Daarnaast vraagt zij zich af hoeveel bijstandsgerechtigden zich in de tussentijd hebben aangemeld. De wethouder wierf vanaf mei voor dit experiment. Hoe wenselijk ervaart de doelgroep dit experiment? Dat kan partijen inzicht geven in wat het gemeentebestuur ermee moet. (c) Het bestuur spreekt over dit onderwerp al meer dan twee jaar. De VVD staat op het standpunt dat op enig moment het bestuur moet concluderen dat zoals het bestuur het wil het niet gaat werken. Zij doet de suggestie te wachten op een nieuw kabinet om te weten te komen wat wel mogelijk is. Zij is het eens met diegenen die zich afvragen hoe het voor elkaar te krijgen mensen die langdurig aan de zijlijn staan financieel onafhankelijk kunnen worden en betaald werk kunnen krijgen. Daar vinden de partijen elkaar allemaal. Het zou wat de VVD betreft leuk zijn wanneer daar naar te kijken is op een frisse manier. Zij vraagt zich af wat dit allemaal heeft gekost. Mevrouw De Boer (GroenLinks) vraagt wat de VVD vindt van het al dan niet aanpassen van de verordening. Aan de ene kant hoort zij mevrouw Tielen zeggen dat zij meevoelt met de heer Van Waveren van het CDA. Aan de andere kant zegt mevrouw Tielen er niet van te houden dingen op te schrijven die het bestuur niet gaat doen. Zij merkt op dat de handtekening van de VVD onder het Coalitieakkoord staat waarin staat dat de gemeente dit niet gaat doen. Mevrouw Tielen (VVD) dacht daarover duidelijk te zijn geweest. Zij was het eens met de uitspraken van de heer Van Waveren over de Raad van State en over de staatssecretaris. Zij was het eens met mevrouw De Boer niet een verordening te moeten aanpassen en vervolgens niet van plan te zijn naar die verordening te leven. Wat haar betreft past de gemeente die verordening alleen aan wanneer zij ook van plan is die daadwerkelijk uit te voeren. De heer Kleuver (D66) is het eens met de bijdrage van GroenLinks en hij complimenteert de PvdA met zijn principiële houding. D66 vindt het een slecht idee zaken op te schrijven die de gemeente niet gaat doen. D66 heeft dit niet geagendeerd omdat al algemeen bekend is hoe de fractie hier in staat. D66 wil graag doorgaan met Pagina 17 van 34

21 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 dit experiment. Hij ondersteunt de juridisch getinte vragen van mevrouw De Boer. Hij hoopt op een positief gevolg. De heer Post (PvdA) vraagt hoe de heer Kleuver het risico beoordeelt dat de experimenten straks niet kunnen plaatsvinden of maar heel beperkt. De heer Kleuver (D66) antwoordt dat wanneer het zo zou zijn dat de vragen van mevrouw De Boer negatief beantwoord worden, en dat de wethouder schat dat in die zin niets mogelijk is, vindt hij dat allereerst betreurenswaardig en in de tweede plaats zou dan de situatie kunnen ontstaan dat de experimenten op kleinere schaal of minder spannend doorgang vinden. Daarmee staat voor D66 nog niet vast dat de experimenten dan ook direct zinloos zijn. Hij vindt het in dat geval tragisch te moeten constateren dat dit met zoveel tegenwerking, gedoe en bureaucratie gepaard moet gaan. De heer Post (PvdA) wil graag het standpunt van D66 volledig duidelijk krijgen. Mochten de experimenten niet mogelijk zijn, handhaaft D66 dan zijn opvatting de verordening niet aan te passen ook al kan daarmee de bestaande praktijk intact blijven. Hij verwacht dat die vraag zo scherp komt te liggen. De heer Kleuver (D66) vindt dat nog maar de vraag of die vraag zo scherp komt te liggen. De staatssecretaris suggereert dat. Dit hangt ook af van de antwoorden die het college zal geven op de vragen van mevrouw De Boer. D66 herhaalt gezegd te hebben geen verordening aan te passen in de wetenschap de aanpassing niet te zullen uitvoeren. Hij hoopt dan op nieuwe mogelijkheden met een nieuwe regering. De heer Van Waveren (CDA) vindt dat de heer Kleuver de discussie wel heel scherp formuleert met de verordening aanpassen met iets dat het bestuur niet gaat doen. Hij staat op het standpunt dat de verordening een spectrum aan mogelijkheden biedt met ruimte om die al of niet uit te voeren. Het gaat hem om de mogelijkheden waarin het gemeentebestuur een keus kan maken. Dat wordt ook gedaan met ander beleid. Ook bij toezicht en handhaving gaat het om prioriteiten. Hij vindt de discussie in die zin een overdrijving van wat er daadwerkelijk aan de hand is. Mevrouw De Boer (GroenLinks) vraagt zich af of dit laatstgenoemde een terechte beoordeling is van haar inbreng. Zij noemt het standpunt van de Raad van State en van de staatssecretaris. Zij zeggen met zoveel woorden dat de verplichte tegenprestatie opgeschreven moet worden en dat daarop beleid gemaakt moet worden; feitelijk moet de gemeente die verplichte tegenprestatie opleggen. In individuele gevallen is het dan mogelijk om maatwerk te leveren en daarvan af te wijken. Om maatwerk te kunnen leveren moet die verplichte tegenprestatie opgenomen zijn in de verordening. Het uitgangspunt is dan wel een verplichte tegenprestatie. Dat is niet het uitgangspunt van dit college. De heer Kleuver (D66) ziet de nuance die de heer Van Waveren ziet niet in de brief van de staatssecretaris. In dat opzicht is hij het eens met de inbreng van mevrouw De Boer. Mevrouw Van Gemert (SP) heeft de brief van de staatssecretaris ook meer gelezen zoals de heer Van Waveren die heeft ervaren: een wet schept voorwaarden om iets te doen. De verordening schept voorwaarden. In die zin wil zij niet de harde woorden gebruiken van de heer Kleuver. Wat haar betreft deugt de wet. Zij verneemt graag de reactie van de wethouder op de interpretatie. Moet de gemeente verplicht opnemen de tegenprestatie te zullen uitvoeren, of moet de gemeente verplicht opnemen dat de gemeente de tegenprestatie zou kunnen uitvoeren. Zij is zich terdege bewust van dit hellend vlak. Haar allerbelangrijkste vraag is wat er gebeurt wanneer het gemeentebestuur niets doet. Wat gaat het gemeentebestuur doen met deze kwestie? In haar beleving gaat de raad daarover niet maar de wethouder wel en is het nu de vraag of de wethouder voor zijn experiment staat of niet. Zij is ervan uitgegaan dat deze brief niet over de inhoud van het experiment zou gaan. Over 1.0 was de SP niet enthousiast. De SP verwacht dat 3.0 niets extra s oplevert. De heer Van Ooijen (ChristenUnie) heeft het gevoel terecht te zijn gekomen in een merkwaardige politieke judowedstrijd. Hij schetst de ontstane situatie en stelt de opvattingen tegenover elkaar. De ChristenUnie is ervan overtuigd dat wanneer de overheid de ene onbetrouwbaarheid opheft hij een nieuwe schept. Dit maakt dat een en ander om het even is. Wat zijn fractie betreft blijven de zaken zoals ze zijn: hij is er voorstander van de huidige verordening te handhaven. De heer Van Waveren (CDA) vraagt hoe de heer Van Ooijen het advies van de Raad van State weegt, zoals GroenLinks en D66 of zoals het CDA en de SP? De heer Van Ooijen (ChristenUnie) attendeert op de desbetreffende zin in de brief van de staatssecretaris. Hij interpreteert de desbetreffende zin als dat daar staat dat het niet alleen aan de wensen en de vrijwilligheid van de uitkeringsgerechtigden ligt. Anders gezegd ligt het dus ook aan of de gemeente het al of niet oplegt. Dan is het wel degelijk in de woorden van mevrouw De Boer verplicht vrijwilligerswerk. Hij citeert de gewraakte zin. De heer Van Waveren (CDA) merkt op dat de Raad van State zegt: In het al dan niet opdragen van de tegenprestatie komt het college afwegingsruimte toe. Uit al dan niet opdragen leidt hij af dat het college ervoor kan kiezen het niet te doen. Dat kan in het beleid over de uitvoering staan. Het is niet de uitkeringsgerechtigde die bepaalt hoe en wat er gebeurt, maar het college bepaalt dat en kan daarin afwijken; kan ruimte geven en besluiten dit niet te doen. Mevrouw De Boer (GroenLinks) betoogde zojuist dat het niet het college is maar de raad die dat bepaalt. Dat wordt in de verordening vastgelegd. Om die reden vindt zij het geheel een merkwaardig construct. Pagina 18 van 34

22 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 De heer Van Ooijen (ChristenUnie) vindt dat dit perfect past bij de politieke judowedstrijd. Het gaat om de interpretatie van deze zet. Iedereen kan zijn eigen interpretatie daaraan geven. Hij leest hem iets anders dan de heer Van Waveren De heer Homan (Student & Starter) sluit zich aan bij de bijdrage van de heer Post. Zijn fractie zit met hetzelfde dilemma. Ook zijn fractie ziet graag een spannend experiment. Zijn fractie ziet potentie om op basis van dit experiment de bijstandswet te veranderen. Idealiter komt er een nieuw kabinet en kan de gemeente dit experiment op een goede manier uitvoeren. Zijn fractie heeft weinig tot geen invloed op landelijk niveau. Hij sluit zich aan bij eerder gestelde vragen. Hij verneemt graag van de wethouder welke mogelijkheden hij ziet en hij verneemt graag zijn risicoanalyse. Beantwoording door het college Wethouder Everhardt bevestigt dat het hier gaat om een zeer vreemde situatie; hij vindt de judowedstrijd een mooie typering daarvan. Hij schetst de bestaande situatie. In de verordening staat dat er geen verplichte tegenprestatie wordt geleverd. Dat is ook het beleid van de gemeente Utrecht. Met dat beleid is niets mis. Na ongeveer een jaar lang praten over de AMvB constateert de staatssecretaris dat de gemeente aan alle vereisten van de wet moet voldoen. Die voorwaarde kwam uit het kabinet. Nu constateert de staatssecretaris en de Raad van State dat de verordening van de gemeente Utrecht niet goed zou zijn volgens de wet. De wetgever zegt dit. Dat betekent dat Den Haag geen problemen heeft met de Utrechtse uitvoering. Heel veel gemeenten kozen wel de juiste woorden; hij noemt in dit verband Groningen die ook meedoet aan het experiment. Groningen kwam woordtechnisch wel door de beugel. Groningen hanteert hetzelfde beleid als Utrecht. De raad gaat over de verordening. Dat zou betekenen dat het Gronings college zonder inmenging van de raad eventueel de bevoegdheid heeft de tegenprestatie op te leggen. Dat is wat de wethouder betreft precies het punt waartegen de meerderheid van deze raad in Utrecht zijn bezwaar heeft om de verordening aan te passen. De commissie heeft gevraagd waarom de wethouder geen duiding heeft gegeven aan de brief van staatssecretaris. De wethouder licht toe in de tussentijd actief te zijn geweest in zijn netwerk en over zaken te hebben nagedacht. De bestaande situatie betekent dat Utrecht niet kan starten met het experiment. De wethouder staat voor de meerwaarde van het experiment. Wanneer het experiment gehouden wordt onder het regiem van de AMvB heeft de uitkomst direct betekenis voor de wetgever zelf. Dan kan de wet ook worden aangepast. Wanneer dit experiment buiten de AMvB om gedaan wordt, is die mogelijkheid er niet. De wetgever heeft dan geen boodschap aan de uitkomsten ervan. Dat is de meerwaarde van de AMvB. Ten tweede heeft de wethouder getracht het experiment te starten buiten de AMvB. Het ministerie hield dat tegen. De wethouder informeerde de raad daarover. Hij wil blijven zoeken naar wegen buiten de AMvB. Zijn collega in Amsterdam is daarover zeer enthousiast. De wethouder volgt hem daarin. Utrecht heeft al veel meer denkwerk verricht dan Amsterdam over wat overigens wel mogelijk zou zijn. Hij weet niet precies wat uit het denkwerk in Amsterdam komt. Hij heeft niet de indruk dat Amsterdam hieruit een mooi groot experiment kan halen buiten de AMvB om. Wanneer Amsterdam nieuwe mogelijkheden of andere wegen ziet gaat hij daarin mee. Hij komt daarover terug bij de commissie. Dat zou betekenen dat wanneer de verordening niet wordt aangepast de weg richting AMvB definitief is afgesloten. De wethouder zou heel graag dit experiment willen laten plaatsvinden onder de AMvB. Hij is ook van mening dat Utrecht het meest krachtige experiment heeft. Utrecht kan op landelijk niveau een hele belangrijke rol spelen ook vanwege de aanmeldingen die zijn ontvangen. Hij attendeert ook op de steun van de universiteit. De staatssecretaris zou het enorm betreuren wanneer Utrecht niet zou meedoen vanwege de omvang van het experiment. De wethouder dacht na over de verwoording in de verordening waarbij de raad altijd in positie blijft voordat het college gaat starten met een verplichte tegenprestatie. De vraag is dan hoe de verordening zo is aan te passen dat het college de bevoegdheid krijgt een verplichte tegenprestatie op te leggen - hij verwijst in dit opzicht naar de interpretatie van het CDA. De raad zal te allen tijde eerst bij de wethouder langs moeten. De wethouder heeft dit in juridisch opzicht laten uitzoeken. Via de voorhangprocedure zet het bestuur de raad in positie zijn oordeel daarover te geven en het eventuele proces te stoppen voordat een dergelijk contract is te sluiten. Momenteel zoekt de wethouder uit of dit een juridisch begaanbare weg is. Het resultaat van dit uitzoekwerk zal hij met de raad delen om na te gaan wat de raad daarvan vindt. De wethouder wil hoe dan ook het coalitieakkoord gestand doen en benadrukt dat de raad daarover gaat. De raad heeft hierover het laatste woord. Hij gaat na in hoeverre een juridische weg mogelijk zou kunnen zijn. Is die weg er niet, zal het gemeentebestuur van Utrecht niet verder kunnen. Dan zal het college tot een afrekening komen met de universiteit. De universiteit heeft hierin veel tijd en geld gestoken: euro. Dan zet het college daarachter een punt en zal de wethouder zich volledig concentreren op Amsterdam om naar mogelijkheden te zoeken in een ander stramien en nagaan of die interessant genoeg zijn om die in dat stramien te volgen. De heer Kleuver (D66) vindt dit een helder en eerlijk antwoord van de wethouder. Hij beoordeelt de gang van zaken en verwacht dat geen enkele bijstandsgerechtigde daarmee iets zal opschieten. Hij ervaart de gang van zaken als bezonder frustrerend. Pagina 19 van 34

23 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Hij is blij met de informatie over wat de wethouder nog gaat uitzoeken. Hij vraagt wat in Den Haag zou moeten veranderen om dit wel snel mogelijk te maken. Hij vraagt of de wethouder in dat opzicht mogelijkheden ziet. Hij beseft dat de wethouder daarover niet gaat. Mevrouw De Boer (GroenLinks) begrijpt uit de inbreng van de wethouder dat hij zoekt naar de mogelijkheid dat het college de tegenprestatie oplegt maar dat niet zal doen zo lang de raad niet zegt dat het mag. Zij vraagt of de wethouder een aanwijzing heeft dat een dergelijke formulering voor het ministerie wel acceptabel zou zijn. Wanneer hierop weer een afwijzend antwoord komt, is het bestuur van Utrecht niet veel verder. Wethouder Everhardt antwoordt op dit laatste met vanzelfsprekend. Ten tweede verwacht hij dat een nieuw kabinet nieuwe kansen zal bieden. Zodra het nieuwe kabinet is aangetreden, zal de wethouder contact opnemen met de verantwoordelijke minister of staatssecretaris om na te gaan of hieraan een mouw te passen is. Hij zal dan nagaan of daarvoor ruimte is. Hij bevestigt daarover niet te gaan maar de vraag zeker te zullen stellen. De heer Post (PvdA) dankt de wethouder voor zijn duidelijke beantwoording. Hij begrijpt dat de wethouder met zoveel woorden zegt ofwel de verordening aan te moeten passen, ofwel met het experiment te moeten stoppen. Hij vindt de zoekopdracht en de richting daarvan zeer interessant. Wanneer dit een variant zou zijn, wil hij daar zeer welwillend naar kijken. Dat neemt niet weg dat hij vraagt of het college overweegt de Groningse variant te bewandelen. Hij vraagt dat omdat de praktijk daar dezelfde is als die in Utrecht. Wethouder Everhardt gaat in op de eerste opmerking. In het geval de variant zoals door hem verwoord niet zal werken, zal hij afscheid nemen van dat experiment. Hij neemt zeker geen afscheid van zijn samenwerking met Amsterdam om na te gaan wat wel mogelijk is. Hij gaat ervan uit uiteindelijk met een voorstel te zullen komen. Dat zal hij aan raad voorleggen; de raad zal daarover zijn oordeel kunnen geven. Met betrekking tot de vraag over Groningen en andere steden die andere woorden hebben gekozen en hetzelfde beleid hebben als de gemeente Utrecht, maken die deel uit van zijn denkwerk. Hij beseft de positie die de raad hierin heeft. De uitkomst van zijn denkwerk kan alleen in samenhang met de variant die hij onder woorden heeft gebracht. Mevrouw Tielen (VVD) heeft het antwoord op haar vraag gemist hoeveel bijstandsgerechtigden zich inmiddels hebben aangemeld voor het experiment. Wethouder Everhardt antwoordt dat in eerste instantie meer dan 100 mensen zich hebben aangemeld. Daarna heeft het college het experiment stopgezet omdat het college niet kan garanderen met het experiment te kunnen doorgaan. Hij wil geen valse verwachtingen wekken. Hij heeft gemerkt dat onder de bijstandsgerechtigden veel enthousiasme leeft over dit experiment. De heer Van Waveren (CDA) heeft begrepen dat de wethouder met een aantal mitsen en maren nagaat of hij de verordening kan aanpassen. Hij vindt dat goed nieuws en een stap in de goede richting. Hij vraagt op welke termijn de wethouder verwacht de raad daarover te kunnen berichten. Wethouder Everhardt antwoordt hierover eerst heel goed in juridisch opzicht geïnformeerd te willen worden. Ten tweede gaat hij ervan uit dat een nieuw kabinet binnenkort zal worden benoemd. Hij hoopt van één en ander één voorstel te kunnen maken. Hij denkt eerder in weken dan in maanden als het gaat om de tijd die hij hiervoor nodig denkt te hebben. De wethouder zal tussentijds de raad op de hoogte houden van de voortgang. De voorzitter rondt hiermee de behandeling van dit agendapunt af om uur en daarmee ook het ochtenddeel van deze vergadering. 8. Zienswijzemogelijkheid concept eerste bestuursrapportage 2017 Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht De heer Eggermont (SP) ziet nog niet veel terug van het aandringen van de gemeente op de onttrekkingen van de transitiekosten op de outputfinanciering. Het viel zijn fractie op en het verbaast haar dat voor de lopende begroting (2017) nu al middelen uit de post onvoorzien worden onttrokken. Tegelijkertijd wordt wel geld teruggestort naar gemeenten. De SP vindt dat een vreemde gang van zaken. Onvoorzien wordt niet als verminderd gezien voor de komende jaren; die post is ook voor de komende jaren onveranderd. Deze post dient voor een aantal langdurig zieken. Het lijkt de fractie logischer de desbetreffende middelen op te nemen in de Verantwoording voor volgend jaar. Wethouder Jansen antwoordt namens wethouder Van Hooijdonk. Hij kan om die reden niet al te diep ingaan op details. Een post onvoorzien is bedoeld om zaken te kunnen dekken die niet op lange termijn voorspelbaar zijn. De kosten voor de transitie moeten wel gemaakt worden. Hij heeft de indruk dat heer Eggermont dat ook inziet. Dat is ook in lijn met de afspraken die daarover zijn gemaakt. Het gaat nu vooral om de dekking. Wanneer het de bedoeling is van de heer Eggermont om die opmerking als kanttekening te plaatsen bij het gedane voorstel, kan hij die overbrengen. Op zich is het toegestaan de post Onvoorzien voor dit doel te besteden. Hij benadrukt dat de rechtmatigheid niet in het geding is. De heer Eggermont (SP) merkt op dat deze post bedoeld is om risico's te kunnen afdekken. Overige risico's zijn niet verminderd, anders was de post onvoorzien voor de komende jaren minder groot geworden. Hij herhaalt dat het zijn fractie logischer lijkt dit te bezien bij de Verantwoording. Dan kan de post onvoorzien een rechtmatige dekking zijn bij de Verantwoording en niet bij de lopende begroting. Pagina 20 van 34

24 1270 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Zijn andere opmerking heeft te maken met onttrekkingen uit andere reserves. Het gaat hem om deze specifieke middelen uit de post Onvoorzien. De voorzitter polst in hoeverre dit gedeeld wordt in de commissie. De heer Van Corler (GroenLinks) zit niet heel diep in dit dossier en springt in voor zijn collega. Hij weet dat de heer Eggermont zich doorgaans goed verdiept in dergelijke zaken. Wat hij nu naar voren brengt, klinkt hem logisch in de oren De voorzitter stelt voor een kanttekening op te nemen in de zienswijze van de raad van de gemeente Utrecht op het voorliggende besluit naar aanleiding van deze inbreng van de heer Eggermont. Mocht dat niet het geval zijn, zal het college daarover een duidelijk bericht geven ruim voor de raadsvergadering zo dat de raad nog kan amenderen wanneer daartoe de behoefte bestaat. De wethouder krijgt ambtelijk het signaal dat het gebruik van een post onvoorzien voor dit doel is toegestaan. Het is in dat licht niet aan de raad daarvan iets te vinden; de begroting is goedgekeurd inclusief de post Onvoorzien. De voorzitter maakt het onderscheid tussen toegestaan en wenselijk. Hij heeft uit de inbreng van de heer Eggermont begrepen dat dat zijn insteek is. De wethouder stelt voor het signaal van de heer Eggermont over te brengen aan de Regionale Uitvoeringsdienst en daarop de reactie af te wachten over hoe dit functioneert eventueel aangevuld met hoe de raad dan wel kan interveniëren en op welk moment indien daartoe de behoefte bestaat. De voorzitter neemt dit voorstel over en concludeert dat dit agendapunt met de B-status doorgaat naar de raad van 21 september. 9. Memo Eindrapportage verkenning samenwerking VSU en Harten voor Sport Geagendeerd door mevrouw Bouazani (PvdA), de heer Oost (SBU) en mevrouw Exalto (CDA) Motivering en doel van de agendering: De Vereniging Sportbelang Utrecht (VSU) is in 1987 opgericht met het doel als belangenbehartiger op te komen voor de wensen en behoeftes van de sportverenigingen. Ook fungeert de VSU als officieel adviesorgaan voor de lokale politiek, zowel de gemeenteraad als het college van B&W. De PvdA, SBU en het CDA vinden het belangrijk dat de rol van belangenbehartiging voor de sport gewaarborgd blijft. De zinsnede uit het memo Beide partijen zijn het er over eens dat de belangenbehartiging van de georganiseerde Utrechtse sportorganisaties in de nieuwe situatie een goede plek moet behouden stelt deze fracties niet gerust. Zij willen met een commissiebehandeling ervoor zorgen dat de rol van belangenbehartiger alsmede de functie van officieel adviesorgaan voor gemeenteraad en college van B&W als 5e uitgangspunt wordt meegenomen bij de verdere uitwerking van een stedelijke organisatie. Mevrouw Bouazani (PvdA) spreekt mede namens Stadsbelang Utrecht en het CDA. De Vereniging Sportbelang Utrecht is in 1987 opgericht met als doel op te treden als belangenbehartiger van de Utrechtse sportverenigingen. Daarbij staan de behoeften en belangen van de verenigingen centraal. De VSU fungeert ook als officieel adviesorgaan voor de lokale politiek. Daarbij gaat het om zowel het college als om de gemeenteraad. De partijen voor wie zij nu het woord voert, vinden het belangrijk dat deze rol van belangenbehartiging voor de sport gewaarborgd blijft. De huidige ontwikkeling stelt de partijen niet gerust. Zij zijn het erover eens dat de belangenbehartiging van de georganiseerde Utrechtse sportorganisatie in de nieuwe situatie een goede plek moet behouden. Zij vragen de wethouder dan ook of hij het eens is met de partijen dat de rol van belangenbehartiger voor de sport nog steeds belangrijk is en fundamenteel en als zodanig gewaarborgd moet blijven. Mocht het college het daarmee niet eens zijn, vragen de partijen daarvoor een argumentatie. Wanneer de wethouder het wel eens is met de partijen over deze rol, vragen zij de wethouder of hij bereid is deze rol als uitgangspunt mee te nemen bij de verdere uitwerking van de stedelijke organisatie. Mevrouw Koelmans (SP) vraagt over welke belangen mevrouw Bouazani spreekt. In de uitgangspunten, de doelen van de nieuwe organisatie, leest zij Doelen voor de sporters, voor de verenigingen beschreven. Dat is wat haar betreft te lezen als de belangen van de sporters en sportend Utrecht en de verenigingen. Of spreekt mevrouw Bouazani ook nog over andere belangen? Zij begrijpt de inbreng van mevrouw Bouazani niet helemaal. Mevrouw Bouazani (PvdA) licht toe dat het haar vooral gaat om de belangen en de wensen en behoeften die spelen bij één of meerdere verenigingen. Het kan ook gaan om behoeften van verenigingen in de toekomst. Daarbij moet wat de partijen voor welke zij inbreng levert, de rol gewaarborgd blijven van belangenbehartiger vanuit de VSU bij de oprichting in Mevrouw Exalto (CDA) licht het belang toe zoals haar fractie die ziet. In de bezoeken aan diverse sportverenigingen vernam haar fractie steeds vaker dat bij die verenigingen het gevoel leeft dat de VSU in sommige gevallen meer op een uitvoeringsorgaan van de gemeente begint te lijken dan dat de VSU een belangenbehartiger is voor de sportverenigingen. Zij vindt het heel lastig om te beoordelen of dat helemaal terecht is of niet. Daarover kan zij niets zeggen omdat daaraan vaak vele kanten zitten. Het is wel een gevoel dat leeft. De CDA fractie is van mening dat het gevoel feitelijk versterkt wordt omdat het vijfde uitgangspunt eigenlijk niet is omschreven. Om die reden is haar fractie uit op de toevoeging. Pagina 21 van 34

25 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Mevrouw Inkelaar (ChristenUnie) sluit zich graag aan bij de woorden van de PvdA en het CDA: zij vindt het van belang dat dit deel gewaarborgd blijft. Zij is dan benieuwd om te weten of dit de juiste manier is om dat te waarborgen. Of zou die waarborg op een andere manier gerealiseerd moeten worden? Zou het deel dat de VSU nu verzorgt, apart gezet moeten worden? De heer Bakker (D66) is het eens met de waarde van belangenbehartiging. Hij vraagt zich af bij de agendering en bij de woorden die zijn gewisseld in hoeverre dit een onderwerp is om op het bord te leggen van de wethouder. Is dit niet aan de VSU en de leden om dit goed te regelen? Mevrouw Bouazani (PvdA) reageert op de inbreng van mevrouw Inkelaar met op te merken dat zij haar suggestie interessant vindt en voor mogelijk houdt. Zien de VSU en Harten voor Sport dat de rol van belangenbehartiger bij de nieuwe organisatie past? Of moet die rol worden losgekoppeld? Richting de heer Bakker benadrukt zij de belangrijke rol van de gemeente hierin. De gemeente is ook aanjager om deze twee organisaties veel meer tot één organisatie te maken. Om die reden stelt zij deze vraag ook aan de wethouder. Zij vindt dat de wethouder zich hard en sterk moet maken voor die rol wanneer hij dat belang onderschrijft. De belangen van de sporters en sportverenigingen moeten gewaarborgd blijven. De heer Oost (Stadsbelang Utrecht) schaart zich als een van de voorbereiders van deze agendering achter de inbreng van het CDA en de PvdA. Mevrouw Scally (GroenLinks) spreekt namens de heer De Vries en kan zich aansluiten bij het belang van de belangenbehartiging. De discussie daaromheen is al gevoerd. Haar fractie is heel benieuwd naar de beantwoording door de wethouder Wethouder Jansen merkt op dat door wat gezegd is ook duidelijk wordt wat niet gezegd is en dat klaarblijkelijk de logica gedeeld wordt in de raad van de samenhang tussen het takenpakket van de VSU en dat van Harten voor Sport met daarbij één organisatie als de meest radicale vorm daarvan. Hij hoorde daarover niemand opmerkingen maken. De VSU heeft een zeer gewaardeerde positie in de wereld van de Utrechtse sport (de verenigingen en de Utrechtse sporters) en aan de andere kant van die van de gemeente. Naast de belangenbehartigersfunctie heeft de VSU ook een klankbordfunctie voor de gemeente. De VSU kan een rol spelen in zaken die de gemeente zelf aanjaagt. Hij noemt als voorbeelden de nieuwe Sportnota, het nieuwe tarievenbeleid. Daarbij benadert de gemeente de VSU met de vraag of de organisatie bereid is een bijdrage te leveren aan de vormgeving van een veranderproces. De wethouder is met die rol heel blij. Daarnaast heeft de VSU een belangrijke functie gespeeld in de kadervorming van verenigingen, preventief maar ook als het gaat om hulp aan verenigingen in gevallen van problemen. Aan de kant van Harten voor Sport ligt de hoofdtaak te proberen de kloof tussen aan de ene kant de georganiseerde sportverenigingen en aan de andere kant het dichten van de afstand tot de bevolking, drempels lager te maken en mensen toe te geleiden naar duurzaam sporten. Dat heeft allemaal veel met elkaar te maken. Het college is van mening dat integratie van de vele activiteiten logisch is. Die integratie kan meer kwaliteit opleveren voor hetzelfde geld en dan is ook op overhead te besparen. De betrokken partijen moeten dat zelf ook zien zitten. Vanaf de vraag of de betrokkenen met een goed idee vonden, vonden zij het een goed idee. Harten voor Sport en de VSU zijn daarna zelf aan de slag gegaan met de uitwerking. De adviseur is door de gemeente betaald maar heeft feitelijk voor deze verenigingen gewerkt. Hij heeft de notitie gemaakt die de raad heeft ontvangen. Inmiddels is het bestuur een fase verder. De vragen die de commissie stelt, hebben betrekking op hoe ervoor te zorgen dat de belangenbehartigersfunctie behouden en verankerd blijft. Uiteindelijk moet de ledenvergadering van de VSU hierover beslissen. Hij verwijst naar de statuten van de VSU. De meerderheid moet hiermee akkoord gaan. In iedere vereniging leven diverse meningen. De wethouder schetst de lijn die hij daarin ziet. Hij verwacht een meerderheid die zal zeggen dat de ontwikkelingen goed zijn voor de sport in Utrecht. Het college vindt het belangrijk dat de sporters in Utrecht een krachtige georganiseerde stem houden die goed onderbouwde meningen kan laten horen. Het college deelt de mening van iedereen die zegt dat de belangenbehartigersfunctie belangrijk is. In de uitwerking die wordt voorgelegd aan de ledenvergadering, zal dit ook verankerd worden. De VSU en Harten voor Sport gaan zelf over de vormgeving. Zij kiezen het model dat zij het meest effectief vinden. De wethouder bevestigt vanuit het gemeentebestuur dat het doel verankerd blijft in de uitvraag. Dan gaat het vooral over de wat-vraag. De hoe-vraag vindt hij aan de VSU en Harten voor Sport om te beantwoorden. Uiteindelijk kijkt het college kritisch naar de kwaliteit van de argumenten. Hij gaat ervan uit dat ook de raad zijn kritisch oog daarop richt. Mevrouw Bouazani (PvdA) vindt het fijn te horen wat de wethouder nu zegt. Zij vraagt of hij dan ook zegt ervoor te gaan zorgen de beide functies te verankeren in de nieuwe organisatie. Zij doelt daarbij op de belangenbehartigersrol en de klankbordfunctie. Wethouder Jansen deelt mee dat de functies momenteel verankerd zijn en dat ze verankerd blijven. Dat is volkomen in lijn met wat er in de afgelopen 50 jaar is gegroeid. De VSU is een bottum-up organisatie. De sporters zelf hebben gezegd de organisatie ervan belangrijk te vinden. In de loop van de jaren zag de gemeente steeds beter dat het ook interessant is de VSU aan de voorkant te betrekken als het gaat om de klankbordfunctie. Pagina 22 van 34

26 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Beide functies zijn voor het college essentieel. Mevrouw Exalto (CDA) begrijpt uit de woorden van de wethouder dat raad en college op één lijn zitten op het gebied van de belangenbehartiging. Zij is dan wel verbaasd dat niets hierover is opgenomen bij de vier uitgangspunten en dat zij daar alleen leest dat het een goede plek moet behouden. Zij vindt dat niet volledig in lijn met de woorden van de wethouder nu. Wethouder Jansen heeft niet de bedoeling gehad om met zijn woorden die indruk te wekken. Het college wil vasthouden aan het huidige reguliere beleid. Hooguit wijzigt de verankering in de statuten of in de rechtsvorm. De statuten zullen veranderen door de integratie van de twee organisaties. VSU en Harten voor Sport gaan daarover primair zelf. Het college zal uiteraard kijken naar of de voorgestelde vorm ook wat het college betreft deugdelijk duurzaam is. Daarmee moeten de leden, de achterban, de VSU zelf, ook in meerderheid akkoord gaan. In de richting van mevrouw Exalto zet de wethouder uiteen dat op zich het bestuur moet waken voor generalisaties. Hij bezoekt veel sportverenigingen en hoort veel. Hij kan altijd ergens wel een geluid oppikken dat hij als casuïstiek kan opvoeren. Een ruim draagvlak is nodig voor de 340 sportverenigingen in Utrecht. Dat is het uitgangspunt van het college voor bepaalde ontwikkelingen. Het college zal dat altijd in zijn achterhoofd houden bij de inhoudelijke discussies over bepaalde ontwikkelingen. De voorzitter stelt vast dat de agenderende fracties en de commissie tevreden zijn met dit antwoord Nota van uitgangspunten Sociaal Makelaarschap Met de vaststelling door de raad van de nota van uitgangspunten Sociaal Makelaarschap wordt o.a.: - ingestemd met de leidende principes voor het Sociaal Makelaarschap: 'Werken vanuit buurtperspectief', 'Centraal stellen van de vragen en initiatieven van bewoners', 'Doen wat nodig is' en 'Lerende professionals'. - vastgesteld dat de opdracht van de Sociaal Makelaars is een bijdrage te leveren aan levendige en leefbare buurten en wijken, door te ondersteunen wat mensen met en voor elkaar doen, met als pijlers: Sociaal Makelaarschap voor volwassenen, Sociaal Makelaarschap voor kinderen en sociaal beheer van de buurtcentra. - bepaald dat in de nieuwe subsidieperiode uitgegaan wordt van continuïteit in de uitvoering, één aanvraag voor de hele stad en buurtgericht werken. - vastgesteld dat het jaarlijks basisbudget voor de nieuwe subsidieperiode Sociaal Makelaarschap op euro ligt - vastgesteld dat de duur van de nieuwe subsidieperiode van het Sociaal Makelaarschap ligt op 6 jaar, te weten van 2019 t/m Dit agendapunt is van de agenda afgehaald - zie agendapunt 2 in dit verslag Memo tweede ingebrekestelling De Vier Gewesten Geagendeerd door de heer Post, PvdA. De PvdA vraagt zich af wanneer het niet-functioneren van de Regiotaxi voor het college (en voor de provincie) genoeg is geweest. De PvdA maakt zich ernstig zorgen over de gevolgen hiervan voor de (potentiële) cliënten van de Regiotaxi, die vaak niet over alternatieve vervoermogelijkheden beschikken. Als de dienstverlening van De Vier Gewesten ook na deze tweede ingebrekestelling niet verbetert, kondigt het college boetes aan. Maar daar hebben de reizigers niets aan. Wanneer komt het moment dat het college afscheid neemt van DVG? Welke alternatieven ziet het college?is het een optie om de uitvoering zelf ter hand te nemen? Ten slotte wil de PvdA weten welke lessen het college trekt voor de toekomst. Is het college bereid voldoende geld te investeren in kwalitatief hoogwaardig vervoer? Is het college bereid af te zien van aanbesteding en de dienstverlening op een andere wijze te garanderen? Doel bespreking: Duidelijkheid over de acties die het college wil ondernemen om de dienstverlening z.s.m. op peil te brengen. En hoe het lessen wil trekken voor de toekomst. De voorzitter vat samen dat de vraag voorligt wat het college gaat doen om de dienstverlening op peil te brengen De heer Post (PvdA) vindt de conclusie onacceptabel. De gemeente moddert met deze aanbieder al bijna een jaar terwijl de organisatie nog steeds niet op orde is. Steeds zakt na een opleving de dienstverlening weer in. In een eerdere vergadering bracht hij die situatie onder de aandacht. In beide aspecten van de organisatie (de beschikking hebben over voldoende mensen en over voldoende busjes) heeft dit bedrijf gefaald. Dan is er destijds ook iets misgegaan in de aanbesteding. Hij vraagt de wethouder of mogelijk teveel is ingezet op prijs en te weinig op kwaliteit. Het gaat hem nu vooral om de mensen die gebruik maken van de Regiotaxi. De belangen van de kwetsbare mensen zijn hier in het geding. Voor hen is er geen alternatief. Dat maakt de situatie extra zorgelijk. Hij leest in de memo dat wanneer het nu weer niet goed gaat, er boetes volgen. De mensen die gebruik maken van de Regiotaxi hebben daaraan niets. Hij vraagt wat de wethouder hiervan verwacht. Nu na bijna een jaar later vindt zijn fractie in de regio en in de provincie dat de maat vol is. De PvdA is van mening dat het contract met dit bedrijf moet worden opgezegd. Daarbij dient te worden geregeld dat de dienstverlening gecontinueerd wordt. Hij vraagt de wethouder dit zo snel mogelijk in gang te zetten. De PvdA deed in de gemeente ambtelijk navraag. Hij dankt de ambtenaren voor hun beantwoording. Uit de beantwoording begrijpt de heer Post dat wanneer de gemeente het contract zou willen opzeggen primair de nummer 2 van de aanbesteding de Regiotaxi zou moeten verzorgen en dat daarbij geen geld mag. Die moet het dan doen voor de prijs die destijds is afgesproken. Hij vraagt of dat juist is. Is het mogelijk te zeggen dat het bestuur van de gemeente samen met de provincie en met Stichtse Vecht kwalitatieve afspraken maken met een nieuwe aanbieder zo dat de dienstverlening op een goede manier voortgaat. Hier gaat zijn voorkeur naar uit. Hij vraagt de reactie van de wethouder. Hij begreep uit de ambtelijke informatie dat het contract aanvankelijk tot 2018 liep maar dat er een optie was voor verlenging en dat die optie is gelicht (er wordt gebruik van gemaakt) door de gemeente Utrecht en Stichtse Vecht. Pagina 23 van 34

27 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Hij vraagt daarvoor een verklaring. Wanneer de gemeente zo ontevreden is met dit bedrijf waarom dan gebruik maken van de optie tot verlenging? Het contract is verlengd tot De heer Post merkt op dat gezien het bedrag dat hiermee is gemoeid een verplichting bestaat tot Europees Aanbesteden. Hij begrijpt en betreurt dat. De gemeente heeft wat hem betreft wel haar leergeld betaald als het gaat om aanbesteding in het openbaar vervoer. Wanneer dan moet worden aanbesteed, is in de criteria daarop te sturen. Hij roept op met de provincie en met Stichtse Vecht de kwaliteit op 1 te zetten en daarna pas de prijs Zijn fractie hoort de laatste tijd geruchten over dat de provincie helemaal af zou willen van de Regiotaxi of dat het allemaal minder of anders moet. Hij vraagt de wethouder wat daarvan waar is. Hij vraagt of de wethouder het met zijn fractie eens is dat de regio een volwaardige en betrouwbare Regiotaxi nodig heeft, ook in de toekomst. Hoe gaat de wethouder daarvoor zorgen? Mevrouw De Regt (GroenLinks) is het zeer eens met de inbreng van de heer Post. Zij stelt als aanvullende vraag of de wethouder zich zou kunnen voorstellen dat er sprake zou kunnen zijn van een vorm van calculerend gedrag door de aanbieder. Zij doelt dan op het niet tegen elkaar opwegen van de hoogte van de boetes tegen de opbrengsten van verminderde inzet. Zij vraagt de wethouder daarvoor iets te bedenken in een volgende contractronde wanneer hiervan sprake zou kunnen zijn. Zij is erop uit de boete ook echt als boete en maatregel te laten voelen Wethouder Diepeveen recapituleert de gang van zaken tot nu toe. Hij bevestigt dat een tweede ingebrekestelling binnen het jaar niet best is. Dat vroeg ook om een snelle reactie. Hij licht toe op welke wijze de geleverde prestaties van de dienstverlener wordt gemonitord. Binnen een termijn van drie dagen moest de dienstverlener de ritten op tijd uitvoeren en omrijtijden voorkomen. Binnen die termijn heeft de dienstverlener ook zijn dienstverlening gecorrigeerd. Ook hij vindt de tweede ingebrekestelling zorgelijk. Voor een volgende aanbesteding is dit ook een leerpunt. In het contract zit een bonus-malus. Die bedragen zijn beperkt en daarvan gaat een beperkte prikkel uit. In het leereffect zal ook de bonus-malus sterk een rol moeten spelen. De boete is gekoppeld aan een termijn van ingebrekestelling. Die kan worden ingeroepen wanneer niet voldaan wordt aan de termijnen. Voor de GPS betrof het een termijn van 60 dagen. Ook dat is intussen in orde. Daarmee vervalt de grond voor de boete. De boete is een zwaard van Damocles. Het gaat om substantieel veel geld, tot 50% van de omzet. De boete is een hele forse prikkel. Wanneer de gemeente iets wil leren van deze contractvorm zal de bonus-malus sterk een rol moeten spelen. De heer Post zegt dat de mensen er niet veel aan hebben omdat de boete het vervoer niet verbetert. Deze ingebrekestelling heeft zijn effect wel gehad. De wethouder verwacht dat via de indirecte werking de mensen er wel wat aan hebben. Het gaat erom dat de vervoerder presteert zoals contractueel afgesproken. Mensen zijn zeer afhankelijk van deze vorm van vervoer. Mevrouw Tielen (VVD) merkt op dat het betoog van de heer Post haar uit het hart was gegrepen. Zij hoort veel verhalen van afhankelijke mensen die echt heel ontevreden zijn. Zij vraagt welke rol de cliëntentevredenheid kan zijn. Wanneer zij de wethouder hoort spreken, denkt zij dat de Vier Gewesten prima zou kunnen scoren wanneer de organisatie op papier wel de 95% haalt en tegelijkertijd nog veel frustratie en onmacht kan creëren bij de Utrechtse afhankelijke inwoners. Zij vraagt of de wethouder bereid is ook klantentevredenheid mee te nemen in de gesprekken over de contracten en de beoordelingen van de dienstverlener. Wethouder Diepeveen is daartoe zeker bereid. Dat gebeurt in ieder geval op het niveau van omgaan met de klachten en actie naar gedupeerde reizigers. Het gaat dan om aspecten waarop direct beoordeeld wordt. Die zijn dus ook meegenomen. De oproep van mevrouw Tielen is hem ook uit het hart gegrepen; uiteindelijk gaat het ook over klantentevredenheid. Hij refereert aan de inbreng van de heer Post over kwaliteit op 1 en prijs op 2 en denkt dat daarin ook de les van deze aanbesteding moet zitten; de aanbesteding hinkte sterk op de prijs. Het bestuur zal zich moeten afvragen in hoeverre calculerend gedrag bij een vervoerder, een opdrachtnemer, wordt uitgelokt door calculerend gedrag bij de overheid: namelijk dat de overheid de boel zo scherp onder druk zet dat er bij wijze van spreken maar één escape is, namelijk onderpresteren of precies op de rand gaan lopen omdat het qua kosten moeilijk is rond te breien. In dat opzicht heeft de gemeente een dure les te leren, ook van DVG. De les zal zeker getrokken moeten worden richting een nieuwe aanbestedingsperiode. Dan komt ook de rol van de provincie aan de orde. De heer Post wees op de verlenging tot De wethouder bevestigt dat die verlenging is ingeroepen om de doorgaande dienstverlening te waarborgen. Die vond ook plaats onder het gesternte dat de provincie zei financieel te willen bijdragen gedurende de looptijd van het contract van DVG. De rol van de provincie houdt op bij het ophouden van het contract van DVG. Daarin had de gemeente niet helemaal de vrije keuze. In het kader van het reguliere openbaar vervoer is tegelijkertijd de regio (U-16/U-10) ook in gesprek met de provincie over de rol die de provincie na 2020 volgens de gemeente Utrecht zou moeten blijven spelen bij deze vorm van vervoer, ook in financiële zin. De heer Post (PvdA) herhaalt de verlenging niet te begrijpen. Hij blijft zich afvragen waarom het verlengd is ondanks de ondermaatse dienstverlening waarmee de overheid in dit verband te maken heeft. De overheid had kunnen kiezen voor een andere aanbieder vanaf Pagina 24 van 34

28 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Wethouder Diepeveen antwoordt dat dan met terugwerkende kracht aanbesteed had moeten worden. De procedures zijn ingewikkeld en moeten juridisch goed in elkaar steken. De procedures kosten tijd en geld. Dat was een belangrijk argument. Een belangrijk argument was ook de koppeling door de provincie van haar financiële bijdrage aan het contract met DVG. Met de verlenging deed de provincie gedurende de verlenging haar financiële bijdrage gestand. Deze discussie komt onvermijdelijk naar de overheid in 2020 en daarna. Ten derde weerspreekt de wethouder de kwalificatie die de heer Post geeft aan de dienstverlening van deze dienstverlener. Dat neemt niet weg dat de gang van zaken zorgelijk is met een tweede ingebrekestelling die noodzakelijk bleek. Zorgelijk is dat de dienstverlening zo op het randje zit dat het nu al voor de tweede keer onder de stiptheidseis is gereden. De vervoerder geeft personele problemen als verklaring. Het college gaat daarover met de vervoerder over twee weken opnieuw in gesprek, samen met de provincie en Stichtse Vecht. Al die factoren bij elkaar opgeteld, voortgezette dienstverlening, plus de factor dat nummer 2 in deze dienstverleningsprocedure aan de beurt is tegen dezelfde prijs wanneer het contract met deze dienstverlener zou worden opgezegd. De wethouder schetste de onmogelijke situatie waarin partijen dan terecht zouden komen. Het gaat dan om een veel kortere contractperiode met dito kortere afschrijvingstermijnen voor materieel, et cetera. Daar komen heel veel zaken bij kijken. De afweging van het college is geweest dat met de opzegging van het contract de kwetsbare reiziger niet geholpen zou zijn. Alles moet op alles worden gezet om DVG goed te laten presteren. Het college zit er bovenop. Dat blijkt uit ook informatie die de raad heeft ontvangen. Wanneer het nodig is, gaat het college in gesprek. Het college heeft gekozen voor die weg. De heer Post (PvdA) begrijpt dat de wethouder het standpunt niet deelt dat de dienstverlening een puinhoop is. De vorige keer leek na de ingebrekestelling het ook te werken. Waarop baseert de wethouder zijn vertrouwen dat het nu wel goed gaat? Binnenkort gaat de wethouder spreken met DVG over onder meer het gebrek aan personeel. Misschien is daaraan iets te doen door de salariëring op een fatsoenlijk niveau te brengen? Dat zijn zaken die de opdrachtgever kan meegeven. Gaat de wethouder ook zorgen voor structurele verbeteringen bij deze dienstverlener? Wethouder Diepeveen merkt op dat het in zijn beleving een half jaar goed ging en niet enkele weken zoals de heer Post zegt: van december 2016 tot juni Dat neemt niet weg dat het ernstig is wanneer het na die periode toch weer fout gaat. De heer Post stipt de formule in de aanbesteding aan zoals zojuist besproken: de verhouding tussen prijs en kwaliteit. Wat is de overheid bereid om te betalen voor deze dienst? Onder welke condities vindt de contractering plaats? Zijn indruk is dat deze aanbesteding scherp aan de wind zeilen was en dat het past bij de evaluatie en bij het toewerken naar een nieuwe aanbesteding om over de inzet daarop gezamenlijk goed na te denken, hoe in het kader van de meest voordelige inschrijving de kwaliteit een zwaardere rol te laten spelen dan de prijs. De heer Post (PvdA) had de wethouder ook gevraagd te reageren op de geruchten dat de provincie er mogelijk helemaal mee wil stoppen. Hij wordt niet gerustgesteld wanneer hij de wethouder hoort zeggen dat de provincie haar geld gekoppeld had aan deze vervoerder. Hij is blij met de inzet van de wethouder dat ook hij zoals het college van mening is dat kwaliteit boven de prijs moet gaan. Hij gaat ervan uit dat het college dan ook die inzet vertaalt in inderdaad aanvullende middelen voor de volgende periode. Hij vraagt wanneer de raad daarover geïnformeerd kan worden en hoe het dan daarmee in verband zit met de provincie. Wethouder Diepeveen neemt zich voor, voor het einde van dit jaar de raad nieuwe informatie te geven over dit onderwerp over de gesprekken die nu plaatsvinden in regionaal verband en met de provincie. Als het gaat om budgetten, is dat te zijner tijd aan de raad. Die hangen ook ten nauwste samen met wat te bereiken is in de gesprekken met de provincie. Daarmee hangt ook de relatie samen met het reguliere openbaar vervoer. Bovendien attendeert de wethouder de commissie erop afgelopen week een brief aan de commissie te hebben toegestuurd over sociale prestatie en dagondersteuning. In die brief is de extra aanzet te zien tot de noodzaak voor vervoer op buurtniveau. Hij noemt in dit verband Buurtmobiel in Overvecht, die uitgebreid is naar Zuilen. Het gaat om een mooie vorm van aanvullend openbaar vervoer. Het college wil in het kader van sociale prestatie en dagondersteuning in de komende tijd op dat vlak kijken of nieuwe experimenten en nieuwe inzetten te steunen zijn. Hij ziet veel samenhang met enerzijds het reguliere openbaar vervoer en anderzijds met deze vormen van behoorlijk op vrijwilligersinzet draaiend op buurt- en wijkniveau functionerende vormen van vervoer. De voorzitter constateert dat hiermee de behandeling van dit agendapunt is afgerond. Hij recapituleert de gedane toezegging en schorst het middagdeel van de vergadering om uur tot uur Raadsbrief Onveiligheid op schoolpleinen Geagendeerd door de heer Ișik (PvdA). De fractie van de PvdA wil dat de scholen en schoolpleinen veilig en vrij moeten zijn van criminaliteit. De fractie van de PvdA ontvangt steeds meer signalen dat er leerlingen zijn die niet meer naar school durven te gaan of worden gedwongen mee te doen met criminaliteit. Doel bespreking: het college erkent in zijn brief dat er problemen zijn. In dezelfde brief noemt het college een aantal maatregelen. De PvdA fractie vindt de genoemde maatregelen onvoldoende. Daarom wil zij een commissiebehandeling van de brief zodat de fractie aanvullende suggesties/voorstellen kan doen de problemen rondom de scholen en de criminaliteit terug te dringen. De heer Ișik (PvdA) dankt de burgemeester voor zijn brief. Hij merkt op dat de erkenning ervan, het urgente probleem niet oplost. De PvdA wil dat de scholen en schoolpleinen veilig zijn en vrij van criminaliteit. De scholen staan vaak machteloos tegenover crimineel gedrag. Hij pleit voor het schoonvegen van schoolpleinen. Pagina 25 van 34

29 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Nog steeds ontvangt de fractie van de PvdA signalen van VMBO, MBO en ROC-leerlingen dat sommige leerlingen niet meer naar school durven, of worden gedwongen mee te doen met criminele activiteiten. Hij vindt die situatie zorgelijk. Het college erkent het zorgelijke in zijn brief. De vraag is nu hoe dit verder aan te pakken. In deze zelfde brief van de burgemeester, noemt hij enkele maatregelen. De fractie van de PvdA vindt de genoemde maatregelen onvoldoende. Hij doet aanvullende suggesties en voorstellen om het college, de burgemeester, de politie te helpen de schoolpleinen veilig te maken. Suggestie 1: Het college noemt in deze brief een aantal acties uit het convenant Veiligheid Rondom de School. Hij leest daarin dat hierbij veel instanties betrokken zijn om de problemen op te lossen. Hij dankt het college voor de inzet. Het college vergeet hierbij een belangrijke groep, namelijk de ouders, hun verantwoordelijkheid en hun betrokkenheid. In het convenant is daarover niets opgenomen. Hij vraagt het college naar de mogelijkheden. Hoe wil het college de verantwoordelijkheid van de ouders vergroten en hun betrokkenheid bevorderen? Suggestie 2: Hij merkt op dat zichtbare acties afstotend kunnen werken. De leerlingen en de criminele jongeren moeten zien dat de overheid het niet pikt en er bovenop zit. Is het college bereid om in overleg met de politie het schoolbestuur, Victas en ander stakeholders zichtbare acties te organiseren en bijvoorbeeld regelmatig te controleren in en buiten de school. Hij ontvangt hierop graag de reactie van de burgemeester. De heer Eggermont (SP) merkt op dat de heer Ișik graag wil dat conciërges zichtbaar op de schoolpleinen aanwezig zijn. Hij vraagt of de heer Ișik dit ziet als een taak van de conciërges. Of moeten de schoolbesturen zelf uitmaken op welke manier zij hun conciërges willen inzetten? De heer Ișik (PvdA) licht toe niet te gaan spreken over taakverdelingen. Hij spreekt over de maatregelen die nodig zijn om het probleem op te lossen. Hij gaat ervan uit dat in een samenwerkingsconvenant zoals die is afgesloten, de rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden duidelijk zijn vastgelegd. Hij wil nu graag spreken over de oplossingen. Het is aan de deskundigen en aan de stakeholders die hierbij betrokken zijn om te bepalen hoe die oplossingen te organiseren. De heer Eggermont (SP) begrijpt dat de heer Ișik het niet bedoelt zoals hij dit onderwerp heeft geagendeerd. De heer Ișik (PvdA) vindt dat de gemeente de criminaliteit moet terugdringen wanneer de gemeente het met haar partners eens is over de aanwezigheid van handhaving en de inzet van de conciërge in het geval die inzet bijdraagt aan het terugdringen van de criminaliteit. De overheid moet zichtbaar zijn en laten zien dat hij dit gedrag niet tolereert en dat hij naar de gewenste oplossingen zoekt. Hij vervolgt zijn betoog. Suggestie 3: de PvdA zou graag zien dat één keer per jaar één week lang gerichte effectieve aandacht bestaat voor dit probleem. De fractie stelt voor een Veiligheidsweek op School in te stellen. Scholen raken op die manier inhoudelijk betrokken bij allerlei activiteiten. Hij stelt voor dat leerlingen dat samen organiseren. Hij vraagt hierop de reactie van het college. Suggestie 4: heel veel scholen willen geen aangifte doen als het gaat om crimineel gedrag richting de eigen school. Hij vraagt of het college aan het bestaande convenant iets kan toevoegen zo dat schoolbestuurders meer bereid zijn aangifte te doen. Wanneer het college daartoe niet bereid is, hoort hij graag daarvoor argumenten. De heer Gilissen (VVD) vindt het heel fijn dat de heer Ișik zijn zorgen uitspreekt over de aangiftebereidheid. Hij vraagt of de heer Ișik concrete signalen heeft over wat schoolbesturen in de weg zou staan om aangifte te doen. Eén van de onderdelen van het convenant is dat bij verdenking aangifte wordt gedaan. De heer Ișik (PvdA) kan zich heel goed voorstellen vanuit het imagovraagstuk dat schoolbesturen zich terughoudend opstellen bij het doen van aangifte. Wanneer zij aangifte doen, komen zij mogelijk in de publiciteit. Dan gaat het om het hoog houden van de naam van de school. De schoolbestuurders kunnen dat als schadelijk ervaren. Hij is het daarmee niet eens. Hij voorziet dat veel problemen op te lossen zijn wanneer het bestuur van de stad het eens is over het bevorderen van de bereidheid aangifte te doen. De heer Eggermont (SP) kan zich ook allerlei zaken voorstellen. De vraag is alleen of dat ook echt gebeurt en of dat al niet is afgedicht met het convenant zoals nu gesloten. Hij vraagt waar de heer Ișik precies naar vraagt. De heer Ișik (PvdA) licht toe dat wanneer zijn fractie constateert dat ondanks de regel in het convenant over de aangifte, in de praktijk aangifte te weinig plaatsvindt, hij voor de bevordering van het doen van aangifte is. Het gaat hem nu om het onderzoek naar de middelen om de aangiftebereidheid te bevorderen. De heer Gilissen (VVD) vindt de woorden van de PvdA lovenswaardig. Hij herhaalt zijn inbreng over de aangifte zoals opgenomen in het convenant. Hij merkt aanvullend op dat de politie niet te koop loopt met aangiften. Aangiften behoren niet tot de open data. Het convenant is juist bedoeld om te voorkomen wat de heer Ișik hier neerlegt met zijn analyse van de aangiftebereidheid. Hij vraagt de heer Ișik iets concreter te zijn. Op basis van welke signalen heeft hij de indruk dat de aangiftebereidheid beperkt is? De heer Ișik (PvdA) merkt een bepaalde terughoudendheid. Hij brengt die in verband met het willen voorkomen van imagoschade, met het voorkomen dat de school in de publiciteit gebracht wordt. Hij verzekert de heer Gilissen in dit verband hetzelfde doel na te streven als de VVD. Met de VVD wil de PvdA zoveel mogelijk aangiften zodat het probleem is op te lossen. Hij verwijst ook naar berichten in de media over de lage bereidheid aangifte te doen. In dat licht doet hij het voorstel aan het college om na te gaan wat nodig is om de aangiftebereidheid te bevorderen. De deskundigen zijn ervoor om te bepalen op welke wijze dit gebeurt. Hij vervolgt zijn betoog. Suggestie 5: jongeren zijn niet alleen op schoolpleinen te vinden, maar ook binnen sportverenigingen, in zwembaden of op andere locaties. De PvdA zou graag zien dat het convenant uitgebreid wordt met allerlei nieuwe stakeholders, zoals voetbalverenigingen of andere organisaties die een bepaalde positieve bijdrage kunnen leveren om de criminaliteit te verminderen onder jongeren rondom de schoolpleinen of daarbuiten. De PvdA krijgt hierop graag de reactie van het college. Pagina 26 van 34

30 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 De heer Eggermont (SP) heeft de indruk dat de heer Ișik allerlei onderwerpen bij elkaar brengt die op zichzelf te maken hebben met het onderwerp maar die onderling niet met elkaar in verband staan. Een schoolbestuur heeft een bepaalde verhouding tot zijn leerlingen op grond waarvan hij dingen kan doen anders dan het bestuur van een sportvereniging. Hij kan zich voorstellen dat de wens bestaat met een sportvereniging afspraken te maken hoe met bepaalde zaken om te gaan. Dat heeft dan weer niets te maken met hoe een schoolbestuur omgaat met wat er gebeurt op schoolpleinen. Hij vraagt of de heer Ișik dat met hem eens is. De heer Ișik (PvdA) is van mening dat in de ketenaanpak alle schakels duidelijk moeten functioneren. Wanneer een schoolbestuur een probleem aanpakt op een schoolplein, eenzelfde probleem kan ontstaan op een ander veld met dezelfde jongeren die het bestuur van de stad niet wenselijk vindt. Hij noemt dat sluitend maatwerk. Wanneer dat te realiseren is, vindt hij dat prima. Dit is de wens van de PvdA. Hij vraagt of het college bereid is om na te gaan of de bij het convenant betrokken stakeholders eventueel uit te breiden zijn. Suggestie 6: hij vraagt of het college bereid is de criminelen die bekend zijn en strafbare feiten hebben begaan en die nog steeds deelnemen aan criminele activiteiten, een soort van schoolgebiedsverbod op te leggen. Hij bedoelt een verbod om in het gebied te komen specifiek rondom de school. Hij vraagt hierop de reactie van het college. Suggestie 7: kinderen groeien op tussen hoop en wanhoop. Ze zijn erg kwetsbaar. Soms hebben ouders ook weinig aandacht voor hen. Hij vraagt of het college bereid is te onderzoeken of een maatschappelijk werker is aan te stellen op kwetsbare scholen om permanent aan de slag te gaan met het probleem zo dat kwetsbare jongeren direct op locatie worden bijgestaan. Hij vraagt de reactie van het college. De PvdA is te allen tijde bereid de nodige steun te geven aan alle maatregelen die bijdragen aan de oplossing van de problemen rondom schoolpleinen waarmee de gemeente momenteel te maken heeft. De heer Eggermont (SP) merkt op dat de PvdA in de agendering spreekt over uitbreiden, niet alleen met de sportverenigingen, maar ook met zelforganisaties in de wijken. Welk doel heeft de PvdA om organisaties vanuit etniciteit hierbij te betrekken? Hij geeft toe niet alle verenigingen die hij noemt te kennen. Hij licht aanvullend toe dat men met zelforganisaties vaak doelt op etnische groepen. Om die reden stelt hij deze vraag. De heer Ișik (PvdA) antwoordt dat wat hem betreft elke organisatie in de stad (van een religieuze tot een jongerenorganisatie) welkom is om bij te dragen aan de oplossing van deze problematiek. De voorzitter verneemt dat andere fracties geen behoefte hebben nadere inbreng te leveren. Burgemeester Van Zanen dankt de commissie voor deze agendering van dit maatschappelijk thema. Hij vindt met de PvdA bij de VJN dat het bestuur moet kijken naar het onderwerp zelf en dus niet alleen naar de schoolpleinen. Hij hoorde de PvdA dat vanavond herhalen. De burgemeester zegt dit ook richting mevrouw Metaal. In het kader van sportverenigingen vroeg zij voor dit onderwerp aandacht. De gemeente heeft structureel overleg met de scholen. Dit onderwerp zal ook weer geagendeerd worden voor de Utrechtse onderwijsagenda 19 september aanstaande. De burgemeester liep met wethouder Kreijkamp de hele rij aandachtspunten langs en kwam tot de conclusie dat zodra er incidenten zijn extra inzet wordt gepleegd. Wanneer er andere signalen zijn, verneemt hij die graag. De burgemeester kent ze niet. De burgemeester benadrukt dat er hele korte lijnen zijn tussen de gemeente, scholen en politie als het gaat om de noodzaak signalen te melden over ongewenst gedrag. De politie erkent dat en deelt de zorg. Er zijn ook korte lijnen met de wijkagenten. Scholen erkennen uiteraard dat soms de neiging bestaat zaken onder de pet te houden. Goede praktische werkafspraken zijn gemaakt om alles in het werk te stellen om jongeren te beschermen. Er wordt opgetreden. Er bestaat geen enkele behoefte de school te blameren. Partijen hebben in geval van incidenten te maken met praktische afspraken. Mochten er signalen zijn die het college niet kent, verneemt hij die graag. Het college wil daar dan achteraan. De burgemeester weet dat alle schoolbesturen er bovenop zitten. Een aantal scholen deelde mee graag extra hulp te willen bij het herkennen van signalen. Dat geldt ook voor signalen gerelateerd aan radicalisering. Binnenkort zal vanuit de gemeente een onderzoek starten om na te gaan in hoeverre voor het herkennen van signalen een handreiking is te maken. De burgemeester noemt de Vreedzame School en de gezinswerker en attendeert de commissie erop dat die voorzieningen het hele jaar door rond dit thema zeer actief zijn. Op de zes VMBO-scholen zet het college het schooljongerenwerk van JOU in en zet het college Utrecht Zijn we Samen in. Op alle VO en MBO-scholen is een buurtteam VO MBO met daarin ook een gezinswerker die helpt signalen te herkennen. De burgemeester keek direct naar de uitbreiding van stakeholders en constateerde dat het nieuwe convenant er in voorziet dat twee partners al zijn toegevoegd: Buurtteams en JOU. Het college gaat het Centrum voor Jeugd en Gezin voorleggen dat wanneer bij die instellingen zich casussen voordoen die met scholen/de locatie te maken hebben, zij hierbij betrokken worden. Het college wil een en ander wel gericht houden. Over de sportverenigingen, de zwembaden, andere instellingen is hij het eens met de heer Eggermont dat die in een andere verhouding tot elkaar en tot de gemeente staan. Hij noemt in dit verband de toezichthouders die hierop speciaal getraind zijn, hij noemt de protocollen in de zwembaden. De gemeente heeft hierbij directe contacten. Mede naar aanleiding van inbreng van mevrouw Metaal brengt de burgemeester in dat het college alle informatie nog een keer heeft opgehaald en ververst. Dat neemt niet weg dat er zich ongetwijfeld incidenten Pagina 27 van 34

31 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 zullen voordoen en dat er wel eens een keer iets misgaat. In zijn beleving is voorzien in een sluitende aanpak in het geval kwetsbare jongeren worden bedreigd. De burgemeester benadrukt dat het bestuur van de stad de ouders niet vergeet. Zichtbare acties zijn er bij incidenten. Wanneer de commissie een geval kent waar de aangiftebereidheid ontbrak, verneemt hij dat graag. Het convenant zal niet worden uitgebreid. De kracht hiervan zit hem in de samenwerking met de scholen. Dat hoeft niet met een convenant. Daarvoor zijn protocollen. Wanneer dat ooit opportuun is, zal een nieuw convenant gemaakt worden met een nieuwe set afspraken. Met betrekking tot suggestie 6 benadrukt de burgemeester niet enthousiast te zijn over gebiedsverboden. Wanneer daartoe aanleiding bestaat en als dat helpt zal hij niet aarzelen gebiedsverboden op te leggen. Naar aanleiding van suggestie 7 verwijst hij naar de gezinswerkers op de scholen. Hij hoorde het signaal van de PvdA goed. Hij vraagt in gevallen waar zaken niet goed lopen die hem te melden. Hij dankt de PvdA voor de toegezegde steun om tot nieuwe ideeën te komen. De heer Ișik (PvdA) dankt de burgemeester voor de heldere beantwoording. De PvdA deelt de zorgen van de burgemeester en de urgentie om hiermee iets te doen. De voorzitter rondt hiermee de bespreking af. Zij concludeert dat dit agendapunt hiermee is behandeld. Mocht de heer Ișik nog iets meer willen met dit agendapunt, doet zij de suggestie dit afzonderlijk te agenderen of op een ander moment hierop terug te komen. 13. Benoeming van een voorzitter en twee leden van de raad van Toezicht van NUOVO Scholengroep Met dit voorstel wordt de raad gevraagd in te stemmen met de invulling van 3 vacatures in de Raad van Toezicht van de NUOVO Scholengroep en de herbenoeming van een huidig lid van de Raad De commissie geeft zonder discussie dit agendapunt de A-status mee naar de raad Commissiebrief Evaluatie Cultuur voor ieder kind Geagendeerd door de heer Post, PvdA, en de heer Van Corler, GroenLinks Motivering en doel agendering GroenLinks: GroenLinks wil graag in gesprek over de mogelijkheid ook filmhuizen te laten bemiddelen door de Stichting Cultuur & School. De fractie wil ook in gesprek over een praktische oplossing voor de promotie van kleinere aanbieders. Motivering agendering PvdA: De stelselherziening cultuureducatie betekende voor alle betrokkenen een forse en ingrijpende verandering. Het valt de PvdA op dat de evaluatie vooral kwantitatief van aard is en minder kwalitatief. Bovendien ligt de nadruk erg op het onderwijs en is er veel minder aandacht voor de cultuuraanbieders Raadsbrief Verruiming kaders bemiddeling Stichting Cultuur & School Deze brief wordt in samenhang besproken met punt Geagendeerd door PvdA, GroenLinks en Student & Starter. De heer Post (PvdA) brengt de Raadsinformatiebijeenkomst in herinnering waarin over deze evaluatie is gesproken. Hij vindt het goed om nu bij een aantal politieke kwesties stil te staan. De oorsprong hiervan zit in een fundamentele stelselherziening met aanzienlijke gevolgen van een aantal jaren geleden. Een van de gevolgen is een andere positie van het UCK. Daarover zal gesproken worden bij de second opinion daarvan. Hij zoemt vandaag in op de evaluatie zelf en op de bemiddelingsmogelijkheden van de Stichting Cultuur en School. De evaluatie geeft in zijn ogen een prima kwantitatief overzicht van het gebruik. Dat gebruik is voor de meeste vormen van onderwijs in zijn beleving best hoog. Dat is anders in het speciaal onderwijs. Hij zal daarop terugkomen. Hij betreurt de focus op het onderwijs in de evaluatie en minder op het aanbod, het culturele. Hij vindt dat het culturele er bekaaid van af kwam. Hij vraagt daarop de reactie van de wethouder. Wat hem betreft gaat de cultuureducatie over de samenhang tussen de twee onderdelen. Hij vindt de evaluatie iets teveel een juichverhaal vanuit de scholen over hoe goed ze bezig zijn. Hij attendeert in dit verband op de zorgen die er al langere tijd zijn vanuit de culturele instellingen. Enkele van die zorgen kwamen ook terug op de Raadsinformatiebijeenkomst. Naast veel lof over het nieuwe stelsel hoorde hij ook zorgen. Die zorgen spitsten zich voornamelijk toe op de bemiddeling. Destijds was dat ook een discussiepunt. Destijds waren er ook partijen die zeiden dat hierbij ook een soort Makelpunt nodig zou zijn. Daarvoor is niet gekozen, niet in een hele brede opzet. Voor een beperkt aantal instellingen, vooral musea en podiuminstellingen, is de stichting Cultuur en School opgericht. Die functioneert in de beleving van de PvdA heel goed. Die stichting gaf tijdens de Raadsinformatiebijeenkomst zelf ook aan te willen bemiddelen ook voor een aantal andere instellingen. De wethouder heeft gezegd een en ander te willen verruimen waarbij als criterium gehanteerd is of een instelling aanbod naar de school toe kan brengen. Wanneer die instelling dat kan, is die bemiddeling niet nodig. Wanneer de instelling dat niet kan, is het college bereid om het aantal instellingen te verruimen. Hij vraagt de wethouder waarop dit criterium gebaseerd is. Hij kan dat niet goed doorgronden. De PvdA ontving brieven van onder meer filmtheater t Hoogt, en van Fotodok met de vraag waarom filmhuizen zijn uitgezonderd. Het college zegt dat zij het aanbod wel naar school kunnen brengen. In zijn beleving is een film kijken thuis op de bank een andere dan in een filmhuis of in een filmtheater. Hij vraagt de wethouder waarom die niet worden toegelaten. De PvdA ontving ook een brief van het Volksbuurtmuseum. Dit museum zegt dat alle andere musea die bemiddeling wel mogen doen en zij niet. Hij vraagt of dat juist is. Wanneer dat juist is, zou hij dat vreemd vinden. Pagina 28 van 34

32 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Zijn fractie zou wel iets verder willen gaan en toch een soort Makelpunt opzetten voor alle instellingen die daaraan behoefte hebben. Hij benadrukt dat de stelselherziening fors is en dat het vaak heel goed gaat maar soms ook niet. Zowel het culturele als het onderwijs zullen iets aan die bemiddeling hebben. Mevrouw Baș (D66) hoort haar collega van de PvdA pleiten voor een soort van nieuw Makelpunt. Wanneer zij de heer Post hoort, zitten D66 en de PvdA op dezelfde lijn als het gaat om bemiddeling. Waarom kiest de PvdA ervoor om een nieuw Makelpunt in te richten en bijvoorbeeld niet de kaders dusdanig op te rekken dat de bemiddeling is uit te breiden door de Stichting Cultuur en School. De heer Post (PvdA) ontkent op de lijn te zitten van een nieuw Makelpunt. Wat hem betreft kan de stichting Cultuur en School dit prima doen. Zijn pleidooi is voor een grotere verruiming van de kaders dan het college momenteel doet. Hij vindt de huidige verruiming beperkt. De PvdA vond destijds al dat er eigenlijk een soort van Makelpunt zou moeten komen. Dat Makelpunt is er in beperkte zin gekomen met de stichting Cultuur en School. Hij zou blij zijn met het verder verruimen van de kaders. Het hoeft wat hem betreft geen nieuwe instelling te zijn. De heer Gilissen (VVD) vraagt in hoeverre de heer Post ervan overtuigd is dat dit een acuut probleem is. Heeft dit niet voor een deel ook te maken met gewenning in een nieuw systeem. De heer Post (PvdA) houdt voor een deel gewenning voor mogelijk als verklaring. Maar juist in die gewenning kan hij zich voorstellen dat de stichting Cultuur en School heel goed kan helpen, zeker voor kleinere instellingen. Hij denkt niet dat er nu sprake is van een acuut probleem. Hij heeft ook veel steun ervaren op de Raadsinformatiebijeenkomst. Dit werd breed ook aan de kant van scholen en niet alleen aan de kant van de aanbieders wel als een punt gezien minder rigide te zijn in het willen beperken van die bemiddelingsmogelijkheden. Hij vindt dat een terecht pleidooi. De heer Koppelaar (Student & Starter) vraagt hoe de heer Post aankijkt tegen de focus op het logistieke aspect die bij Cultuur en School bestaat niet zozeer op het aanbod. De heer Post (PvdA) antwoordt zojuist al de vraag te hebben gesteld waarop het college het criterium baseert van al dan niet het aanbod naar de school kunnen brengen. Dat heeft met logistiek te maken. Ook hij is benieuwd naar dat antwoord. Hij vervolgt zijn betoog. Uit de evaluatie blijkt duidelijk dat de deelname van het speciaal onderwijs erg beperkt is. De PvdA betreurt dat. Cultuureducatie verrijkt niet alleen het leven van leerlingen maar geeft hen ook nieuwe vaardigheden. Zijn fractie vindt het van belang dat juist ook in het speciaal onderwijs daarvoor aandacht is. Hij vraagt om die reden de wethouder of hij met de PvdA van mening is dat ook alle leerlingen uit het speciaal onderwijs deze mogelijkheid moeten krijgen om kennis te maken met cultuur. Is de wethouder bereid om met schoolbesturen en cultuurinstellingen in de komende tijd extra in te zetten op de instellingen in het speciaal onderwijs en daarbij ook te kijken naar voor deze specifieke doelgroep geschikt aanbod. Mevrouw Koelmans (SP) vraagt aanvullend op de inbreng van de heer Post over het speciaal onderwijs dat de mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van de busjes van Pouw. Zij las daar geen mogelijkheid voor een busje die geschikt zou kunnen zijn voor rolstoelers. Haar vraag sluit daarop aan. Zij vraagt of dat een probleem zou kunnen zijn. Of zijn er andere zaken waardoor het speciaal onderwijs achterblijft? De voorzitter verneemt dat mevrouw Koelmans die vraag doorgeleidt naar de wethouder via de heer Post. De heer Van Corler (GroenLinks) kan zich voor een belangrijk deel aansluiten bij de inbreng van de heer Post, vooral de vraag over de verbreding tegenover de uitsluiting van bijvoorbeeld de filmhuizen. Van de kleinere aanbieders hoorde hij dat ze niet zozeer bemiddeld hoeven te worden, maar wel gepromoot. Tijdens de bespreking van dit agendapunt ontving de commissie de cultuureducatiekrant. Hij kan zich voorstellen dat er een meer 2.0 oplossing op de website van Cultuur en School te bieden is. Die zou mogelijk iets dynamischer kunnen zijn en beter kunnen aansluiten bij nieuwe aanbieders. Hij is ook op bezoek geweest bij de markt. Hij vond het leuk te zien hoeveel culturele en ook kleiner aanbieders er zijn. Hij sprak daarover ook met vertegenwoordigers van scholen die zeiden nu ook op deze markt te moeten komen én op de markt van Cultuur en School. Hij kan zich voorstellen dat het juist voor scholen interessant kan zijn die zaken te kunnen combineren. Wat GroenLinks betreft hoeft er voor die kleine aanbieders geen bemiddeling te komen, als de promotie en de bekendheid maar méér op één plek te vinden is dan nu het geval is. Hij hoort graag van de wethouder of die beweging te bewerkstelligen is. Mevrouw Metaal (CDA) merkt op dat bij de behandeling van de Voorjaarsnota de commissie ook heeft gesproken over kleine aanbieders die inderdaad zeggen wat de heer Van Corler zei over dat zij meer hebben aan representatie in het aanbod dan aan bemiddeling. De wethouder heeft laten weten met PO in gesprek te zijn over hoe het totale aanbod aan cultuur op een meer complete en meer overzichtelijke manier te presenteren. Nu ontving zij een krant. Zij is benieuwd te vernemen of dit dan die manier is. De wethouder zou hierop aan het eind van het jaar terugkomen. Zij vraagt de wethouder aanvullend of dit de aanvulling is die destijds is gevraagd. De heer Koppelaar (Student & Starter) kan zich in grote lijnen aansluiten bij de beide sprekers die vóór hem het woord voerden. Voor zijn fractie is het centrale probleem dat veelal bemiddeld wordt voor organisaties die die bemiddeling niet nodig hebben, en dat er niet bemiddeld wordt voor organisaties die die bemiddeling wel nodig zouden hebben. Het is in de ogen van zijn fractie een gemiste kans dat er alleen bemiddeld wordt voor veelal grote instellingen en niet voor de instellingen die daarbuiten vallen. Hij betreurt dat. Zijn fractie denkt dat juist de kleine organisaties veel meer baat hebben bij een goede bemiddeling. Die hebben zelf minder mankracht in huis om zich te presenteren aan het Utrechtse onderwijsveld. Daarbij zou juist een stichting als Cultuur en School heel erg kunnen helpen. Hij denkt dat grotere instellingen de bemiddeling niet zo nodig hebben. Pagina 29 van 34

33 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Hij vraagt de wethouder of hij bereid is om dit kader zodanig te verruimen dat Cultuur en School ook gaat bemiddelen voor alle andere kleine organisaties die daarvan graag gebruik willen maken. De heer Van Corler (GroenLinks) heeft niet bedoeld wat hij de heer Koppelaar zei en verbaast zich over de aansluiting die hij zegt te maken. Hij wil graag weten waarom de heer Koppelaar zegt dat de grote instellingen de bemiddeling niet zo nodig te hebben. Hij stipt het probleem aan van meerdere kleine instellingen die nodig zijn om een zaal te kunnen vullen. De heer Koppelaar (Student & Starter) begrijpt dat heer Van Corler er op doelt dat meerdere scholen tegelijkertijd naar één voorstelling gaan. In dat geval is bemiddeling wel nuttig. Hij doelde meer op bemiddeling voor een specifieke school. Een grote culturele instelling heeft meer mankracht en kan zelf meer doen aan acquisitie en zich promoten onder scholen en daarmee schoolklassen binnenhalen. Zijn fractie zegt dan dat daarvoor Cultuur en School zich minder hoeft in te zetten in het geval zij gaan bemiddelen voor kleine instellingen. Mevrouw Inkelaar (ChristenUnie) merkt enige verwarring wanneer gesproken wordt over bemiddeling en promotie. Zij begrijpt de intentie van de verschillende partijen dat of het nu gaat om bemiddeling of promotie Cultuur en School nu wel een duidelijke promotierol heeft gekregen en dat het ook goed is om een gelijk speelveld te creëren voor alle culturele instellingen. Wat haar fractie betreft gaat het eigenlijk in eerste instantie om een goed overzicht voor de scholen van wat zij allemaal kunnen regelen. Het gelijke speelveld komt voor haar op de tweede plaats. In die zin sluit zij zich aan bij de vraag van het CDA: hoe het staat met de toezegging van de wethouder bij monde van wethouder Geldof tijdens de bespreking van de Voorjaarsnota van het overzicht dat er zou komen. Mevrouw Baș (D66) deelt mee dat voor haar fractie een gelijk speelveld het belangrijkste is. In ieder geval één organisatie die het overzicht heeft en mogelijk ook bemiddelt voor alle instellingen dus ook de kleine aanbieders. Wat D66 betreft zal het bestuur daarbij buiten de kaders om denken hoe het mogelijk te maken dat én kleine instellingen kunnen meedingen om bemiddeld te worden al dan niet gepromoot. Zij sluit zich daarom ook heel graag aan bij de vraag die de SP zojuist stelde over hoe ervoor te zorgen dat ook het speciaal onderwijs meer betrokken kan worden in de bemiddeling naar cultuureducatie. Zij is benieuwd te vernemen hoe de kaders precies bepaald zijn als het gaat om de coördinatie en de Makelfunctie die de stichting Cultuur en School heeft gehad. Zij vraagt of de gemeente die kaders kan verruimen; gaat zij daarover? Mag het stadsbestuur bijvoorbeeld zeggen af te willen van die twee schoolklassen. De heer Post (PvdA) merkt op dat wat hem betreft die laatste vraag met ja te beantwoorden is. Hij attendeert op de brief met daarin een regeling waarin het college die verruiming toepast. Ter verheldering van het standpunt van mevrouw Baș vraagt hij of zij met de PvdA zegt dat Cultuur en School voor alle aanbieders zou kunnen bemiddelen. Mevrouw Baș (D66) antwoordt bevestigend. Zij vraagt naar de financiële consequentie van wanneer het bestuur de kaders zou loslaten en echt dusdanig zo zou gaan verruimen dat ook kleine aanbieders die niet twee schoolklassen kunnen vullen op één middag de kans krijgen via Cultuur en School te worden bemiddeld. Mevrouw Koelmans (SP) wil dan ook graag weten als het gaat om financiële kaders wat het zou betekenen wanneer ook de andere variant wordt uitgewerkt, dus bijvoorbeeld voor de kleinere organisaties alleen promotie op de website zonder bemiddeling Beantwoording door het college Wethouder Kreijkamp maakt allereerst kort een aantal opmerkingen over de historie van dit raadsvoorstel. In het raadsvoorstel van 2013 en in de begeleidende brief staat het volgende: Zowel de culturele instellingen als het primair onderwijs [zeiden] dat het belangrijk is om een coördinatie Makelpunt te handhaven. De heer Post sprak daarover. Hierdoor moet een goede uitwisseling tussen onderwijs en culturele instellingen geregeld worden en moeten de grootschalige projecten zoals Museum in de Klas en de grote zalen geborgd worden. Dat was het debat in 2013 waarbij de wethouder ook aanwezig was. Dat was ook de afspraak bij de start van dit nieuwe kader Cultuureducatie. Het Makelpunt was bedoeld om grote instellingen te ondersteunen bij een financieel gezonde manier van aanbieden. Hij gaat nader in op de uitwisseling van argumenten destijds. De conclusie van het debat in 2013 was dat een project als Museum voor de Klas niet mocht verdwijnen. Er moest iets worden georganiseerd om die ondersteuning mogelijk te maken. Daarbij werd direct gekeken naar de musea en naar de grote podia. Daarentegen was de focus van de transitie de regie meer toe te brengen naar het onderwijs. Daarvoor moest het onderwijs zelf een kwalitatief goed plan maken om cultuureducatie te borgen in de doorgaande leerlijn, in het curriculum. Daarvoor moest het onderwijs in gesprek gaan met culturele aanbieders. Het aantal aanbieders is heel groot. Een wezenlijk punt in de discussie was hoe kleine spelers een kans konden krijgen naast de grote instellingen. Ook om die reden werd de regie bij het onderwijs neergelegd. Momenteel is het onderwijs drie schooljaren bezig. Alle scholen hebben minimaal één jaar gefunctioneerd in het nieuwe stelsel. Dit is het vierde schooljaar voor de eerste groep het tweede schooljaar voor de laatste groep. De wethouder vindt het belangrijk onderscheid te maken tussen wat Cultuur en School wel en niet doet. Het ging in eerste instantie om de logistieke organisatie zoals het regelen van busvervoer om ervoor te zorgen dat de zalen vol kwamen. Dat was de aanleiding voor het Makelpunt dat nu Cultuur en School is gaan heten. Pagina 30 van 34

34 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 Naast dat Cultuur en School actief is geworden voor de instellingen, is het college druk bezig geweest met het beter promoten van alle aanbieders. De krant die zojuist is uitgereikt is daarvan een van de voorbeelden. De krant is inderdaad naar aanleiding van de toezegging bij de Voorjaarsnota. De Cultuurmarkt is een ander voorbeeld en de website wordt hiervoor ook verder ingericht. Het gaat steeds om het overzicht van het aanbod met als doel dat het onderwijs uiteindelijk de keuze maakt wat te doen met cultuureducatie in de klas. Vanaf het begin sprak het college met Cultuur en School af om welke beperkte groep instellingen het gaat. Daarbij gaat het niet zozeer om bemiddeling, maar meer om de organisatorische kant aan het mogelijk maken van de producties. Daarbij is het criterium of de culturele aanbieder naar de school toe kan als een logisch uitgangspunt gekozen. Het onderwijs laat het liefst de cultuureducatie plaatsvinden in de school als onderdeel van lespakketten, als onderdeel van de doorgaande leerlijn. Het gaat dus niet om eenmalige uitjes naar musea. De wethouder bevestigt dat het Volksbuurtmuseum hiervan gebruik kan maken. Hij schetst de bestaande praktijk en licht toe ervoor gekozen te hebben de huidige lijn vast te houden en filmhuizen niet toe te laten omdat de films ook in de klaslokalen te tonen zijn. Dat argument vindt de wethouder heel belangrijk. Het blijft gaan om middelen bij het onderwijs. Wanneer die post onbeperkt groter zou gemaakt worden, zou het college de overhead gaan vergroten en de inzet in het onderwijs gaan verlagen. Een dergelijk resultaat is het laatste wat het college voor zich ziet. Mevrouw Baș (D66) hoort de wethouder een feilloze analyse geven van hoe de huidige stand van zaken is ontstaan en hoe partijen hiermee zijn gestart. Zij merkt op dat in de tussentijd de wereld er anders is gaan uitzien. Daarmee doelt zij op vergroting van het aantal aanbieders, kleinere aanbieders, culturele ondernemers. Wanneer zij naar dat kader kijkt, ziet zij bijvoorbeeld ook dat de Stichting zorg draagt voor de planning van het bezoek. Het gaat in haar beleving echt niet alleen om het efficiënte logistieke vraagstuk. Wanneer dit gepland wordt met feedback van scholen aan de instellingen doet de organisatie meer dan alleen de logistiek. Zij vraagt zich af of het nu wellicht tijd is om scherp na te gaan of het bestuur het doel Museum voor de Klas en andere grote podia, uit het oog verliest. Mevrouw Metaal (CDA) dankt de wethouder voor de toelichting op de geschiedenis. Zij probeerde bij de bespreking van de Voorjaarsnota aan te geven dat er instellingen zijn zoals Fotodok. Die is wel afhankelijk van zijn locatie vanwege tentoonstellingen. Die kan dit integreren in lespakketten. Zij noemt in dit verband Mediawijsheid en dergelijke projecten. De instelling zegt dat er nauwelijks geld is voor Cultuur en School. Zij schetst haar beeld van de praktijk. Instellingen als Fotodok vragen alleen of zij via dit kanaal gerepresenteerd kunnen worden in het aanbod. Scholen weten vaak niet dat dergelijke instellingen bestaan. De heer Van Corler (GroenLinks) reageert op de frase dat wanneer het voor de klas gebracht kan worden het niet onder Cultuur en School valt met op te merken dat Nijntje is toegevoegd aan Cultuur en School. Hij merkt in dit verband op dat er klassen zijn die vol staan met spullen van Nijntje. Waarom is die wel toegevoegd? Hij vindt het argument als het voor de klas kan, doen we het niet lastig te beoordelen kijkend naar de praktijk. Hij vraagt of de wethouder hierop nog verder kan ingaan. Mevrouw Koelmans (SP) hoort de wethouder zeggen een vraaggestuurde ontwikkeling te willen vanuit de scholen. Zij vraagt of een instelling als Cultuur en School dat in de weg staat. Of is vraaggericht te werken met een instelling die een website heeft waarop alles staat en alles gemakkelijk te vinden is? De heer Post (PvdA) sluit zich aan op de vraag van de SP: wat is de belemmering voor het college om zijn benadering los te laten. Waarom houdt het college hier krampachtig aan vast. De wens op de Raadsinformatiebijeenkomst was vrij breed. De teneur was dat het goed gaat maar dat de instelling wel enige ondersteuning kan gebruiken. Hij schaart zich achter de opvatting het vooral niet te doen wanneer de instellingen er geen behoefte aan hebben. Hij bepleit een ruimere blik op hoe vraag en aanbod dichter elkaar te brengen. Wethouder Kreijkamp weerspreekt hierin krampachtig te zijn. Hij schetst slechts het doel waarvoor dit is neergezet. Wanneer de commissie in meerderheid zegt de transitie anders te willen neerzetten, moet daarover worden gesproken. Het college heeft bewust gekozen af te zien van het model van een aantal jaren geleden met een organisatie die het hele aanbod naar de scholen bracht. Dat deed het UCK. Dat is omgezet naar een systeem waarin de scholen vraaggericht werken. Een methode is bedacht waardoor de grote instellingen dat ook konden blijven doen. Het is inderdaad ook bedoeld de activiteiten in de school te laten plaatsvinden, zegt de wethouder richting de heer Van Corler. Hij licht toe dat het Nijntje Museum wél een museum is. Die artistieke waarde is niet naar de school toe te brengen. De heer Van Corler (GroenLinks) merkt op dat het hem daar precies om gaat: de locatie van het Nijntje Museum heeft een meerwaarde ten opzichte van de materialen in de klas. Een filmhuis heeft in zijn beleving ook een meerwaarde ten opzichte van de vertoning van de film voor de klas. Daarop was zijn vraag gericht: waarom de ene instelling wel en de andere niet. Mevrouw Baș (D66) hoort de wethouder het begrip transitie gebruiken, niet meer vanuit het aanbod, maar vraaggestuurd zo dat het onderwijs zelf programma s inkoopt. Zij vraagt hoe het dan valt te rijmen met dat een aantal aanbieders wel de mogelijkheid is geboden bekendheid te krijgen via Cultuur en School en dat andere aanbieders die niet is gegeven. Zij heeft bij alle commissieleden met inbreng gehoord dat er een ongelijk speelveld is. Hoe is dat uit te leggen aan de kleine aanbieders die ook graag hun aanbod naar de scholen zouden willen brengen, terwijl de scholen niet op de hoogte zijn van hun bestaan. Wethouder Kreijkamp voert een raadsbesluit uit. De raad koos ervoor het Makelpunt zo neer te zetten. Hij vindt dat ook goed functioneren. Hij ziet in dit debat de vraag hoe ervoor te zorgen is dat alle aanbieders zichtbaar kunnen worden voor de scholen als de crux. Hoe is dat communicatiekanaal zo in te richten? Dat hoeft wat hem betreft niet alleen via de website van Cultuur en School. Dat kan ook een breder platform zijn. Hij denkt ook dat Pagina 31 van 34

35 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september 2017 dat de toezegging is die zijn collega heeft gedaan: dat bredere platform verder te ontwikkelen. Daarover is het college ook met Cultuur en School in gesprek. Cultuur en School was ook in het leven geroepen om de logistieke zaken te regelen. Hij vindt dat dit logistieke gedaan moet worden voor de instellingen voor welke dit het hoogst noodzakelijk is. Aan de andere kant moet dan voor promotie en bekendmaken van het aanbod een One Level Playing Field georganiseerd worden zodat een en ander bij elkaar komen kan. Richting de heer Van Corler over een film in een filmhuis is anders is dan een film in een klas benadrukt de wethouder het heel goed te vinden wanneer de film op de scholen getoond wordt zodat in de klas is na te praten, zo dat een film onderdeel kan zijn van een les. Dan is ook niet veel lestijd op te offeren aan het naar de film gaan. Hij houdt vast aan zijn opvatting dat het bezoek van scholen aan instellingen alleen nodig is wanneer de instelling wat zij kan bieden niet naar school kan brengen. Mevrouw Koelmans (SP) begrijpt wel dat een bemiddelorganisatie nodig is om met een paar groepen gelijktijdig een instelling voor cultuur te bezoeken. Voor kleinere spelers is dat dan dat in dat opzicht niet nodig. Zij hoorde een gedachteschets dat het aanbod dan wel voor elke instelling inzichtelijk moet zijn en dat dat dan op een ander platform mogelijk is, waarop dan iedereen zijn aanbod kan zetten, maar dan niet op de website Cultuur en School. Dat laatste aspect is voor scholen heel onhandig. Daarmee wordt het niet gemakkelijker. Wethouder Kreijkamp vindt die analyse terecht. Hij vindt dat ook het dilemma in het woord bemiddeling. Hij hoorde de heer Koppelaar daarover ook spreken. Hij heeft van hem begrepen dat hij vooral doelde op de promotie en het bekend maken en niet zozeer het bemiddelen. Die discussie voert het bestuur momenteel. Een plek moet worden gevonden waarop alle aanbod bekend wordt gemaakt, los ervan dat Cultuur en School een organisatie moet zijn die bemiddelt en zaken regelt. Hij neemt die opdracht mee en zal samen met Cultuur en School dit nader bekijken. Hij zou nu niet willekeurig een aantal aanbieders willen laten bemiddelen door Cultuur en School. Hij denkt dan eerder aan het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op één Makelpunt. Dan gaat het wat hem betreft alleen om het aanbod. Hij blijft ervoor staan dat scholen plannen moeten maken, zelf moeten gaan bepalen wat zij in hun lessen willen integreren en niet dat er uiteindelijk een instelling komt die voor hen allerlei ideeën gaat bedenken en suggesties gaat doen. De heer Van Corler (GroenLinks) hoort niemand zeggen dat het systeem moet worden omgegooid. In de meeste geluiden hoort hij de wens tot een gemakkelijke goed toegankelijke promotie van het aanbod. Daar zijn nu eigenlijk twee kanalen, namelijk Cultuur en School die een aantal zaken regelt rondom de instellingen zowel voor de promotie als voor de bemiddeling. De gemeente doet zelf aan de organisatie van de markt en het uitgeven van de in deze vergadering uitgereikte Cultuurkrant. De vraag is wat hem betreft hoe een en ander in één kanaal te brengen zodat scholen heldere keuzes kunnen maken. Hij krijgt van de kleine aanbieder mee dat Cultuur en School hiermee bezig is en dat stappen die de gemeente zet daarbij een beetje achterblijven. Wethouder Kreijkamp gaat mee met de suggestie van de heer Van Corler en zou daaraan willen toevoegen ook de scholen te vragen wat ze nodig hebben om het aanbod breed te kunnen zien. Hij neemt zich voor dat gesprek aan te gaan. Het college gaat na hoe het hele pakket aan promotie bij elkaar te brengen. Dan zal het college gaan praten over Cultuur en School en niet over bemiddeling. Partijen moeten nagaan hoe die gezamenlijke promotie verder vorm te geven van alle verschillende instellingen. De wethouder stelt zich voor daarin nog verdere stappen te zetten. Hij zal voor het einde van het jaar hierover duidelijkheid verschaffen in analogie met eerder gedane toezeggingen van zijn collega. De heer Post sprak over het Speciaal Onderwijs. Inmiddels maken 14 van de 18 VO en SO-scholen gebruik van cultuureducatie. Dat is bijna 90%. Deze cijfers zijn geüpdate ten opzichte van die in de eerder verzonden brief. De wethouder vindt dat een goede ontwikkeling. Daarop wordt extra ingezet. Richting mevrouw Koelmans bevestigt de wethouder dat het vervoer een goed punt is. Het college krijgt vaak van scholen terug dat de organisatie van dergelijke activiteiten gemakkelijker is in de school ook als het gaat om toegankelijkheid en veiligheid. Vervoer is vaak wel de uitdaging ook als het gaat om de kosten. Het college heeft hiervoor aandacht. Mevrouw Koelmans (SP) vraagt een concreter antwoord van de wethouder over het vervoer. De heer Post (PvdA) had de wethouder gevraagd in te gaan op de waarneming van zijn fractie dat de evaluatie wel erg leunt op het onderwijsveld en dat cultuur er een beetje bekaaid van afkomt. Wethouder Kreijkamp zet uiteen dat in de eerste evaluatie (halverwege de transitie) de doelstelling vooral was het bereik na te gaan en of de scholen hun verantwoordelijkheid namen met het maken van toetsbare en implementeerbare plannen. Dat was vooral een kwantitatieve analyse. Na de transitie - dat is ongeveer nu - zal het college een bredere evaluatie houden voor de beoordeling van de kwaliteit en hoe een en ander functioneert op de scholen. Dan zal hij samen met de wethouder Cultuur nagaan hoe de instellingen aan de ambities kunnen voldoen. Dat wordt een gezamenlijke evaluatie. De heer Post (PvdA) vindt het goed te horen dat de nieuwe evaluatie wordt gehouden samen met cultuur. Hij verneemt dat de raad die evaluatie eind 2018 kan verwachten zoals eerder toegezegd. De wethouder zet uiteen richting mevrouw Koelmans dat hij verder in gesprek zal gaan met het Speciaal Onderwijs met het doel een hoog bereik te halen. Mocht hij tegen zaken aanlopen waarvoor hij de raad nodig heeft, komt hij daarop terug. Hij streeft ernaar de belemmeringen op te lossen. De voorzitter recapituleert de gedane toezeggingen en rondt daarmee de bespreking van dit onderwerp af. 15. Tweede begrotingswijziging 2017 Pagina 32 van 34

36 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september Drie keer per jaar wordt de (meerjaren) begroting aangepast. De begrotingswijziging is opgebouwd uit technische wijzigingen en de administratieve verwerking van eerdere besluitvorming. De begrotingswijzigingen tot en met de tweede technische wijziging 2017 vormen de nominale Programmabegroting De eerste begrotingswijziging 2017 is in maart jl. vastgesteld, de derde begrotingswijziging 2017 volgt in het najaar. Dit onderwerp gaat zonder discussie met de A-status door naar de raad. 16. Opdrachtbevestiging BDO Jaarcontrole 2017 De stukken zijn toegevoegd na de behandeling in de subcommissie Controle en Financiën van 28 augustus Dit onderwerp gaat zonder discussie met de A-status door naar de raad. De voorzitter sluit de vergadering van deze commissie om uur. Pagina 33 van 34

37 Griffie Gemeenteraad Utrecht Verslag openbare vergadering van de commissie Mens & Samenleving d.d. 7 september Lijst van Toezeggingen Na de vergadering van 7 september 2017 Wethouder Everhardt 2060 Zal met betrekking tot Raadsvoorstel Speelruimte Maken We Samen, beleidskader beheerde speeltuinen - het raadsvoorstel aanpassen (zo nodig doorwerkend in de Nota), voor wat betreft de passages over de verzelfstandigingsdata en de koppeling van die data aan speeltuinen. Het voorstel (strekt ter vervanging) is naar verwachting 15 september 2017 voor de raadsagenda van 21 september 2017 beschikbaar. - een nadere duiding geven van de begrenzing van eventuele commerciële activiteiten/partijen (Afhankelijk van de uitkomst wordt hierop terug gekomen in het aan te passen raadsvoorstel danwel via een memo). - voor raadsbehandeling via een memo terugkomen op vragen over de bodemgesteldheid/-verontreiniging. - in het voorstel de passage m.b.t. de kostendekkendheid van de subsidie/financiële randvoorwaarden nader onderbouwen, c.q. de uitwerking/toelichting passage extra budget. Wethouder van Hooijdonk 2070 Zal met betrekking tot Raadsvoorstel Zienswijzemogelijkheid concept eerste bestuursrapportage 2017 Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht de kanttekening van raadslid Eggermont inzake het nu al onttrekken van de post onvoorzien (i.p.v. bij de verantwoording) doorgeven aan de RUD, zodat deze hierop nog kan reageren. Wethouder Diepeveen 2080 Zal met betrekking tot Memo tweede ingebrekestelling De Vier Gewesten Voor het einde van het jaar de commissie informeren over de stand van zaken van de gesprekken die hij in regionaal verband en met de provincie voert over de toekomst van de regiotaxi. Wethouder Kreijkamp 2090 Zal met betrekking tot Commissiebrief evaluatie subsidieregeling Cultuur voor Ieder Kind en Raadsbrief bemiddeling Stichting Cultuur & School Bij de scholen navraag doen wat zij nodig hebben om het aanbod breed te kunnen zien. Er wordt daarnaast bekeken hoe de gezamenlijke promotie van instellingen open kan worden vormgegeven. In de al eerder toegezegde brief (17/T20) geeft de wethouder hierover duidelijkheid. Pagina 34 van 34

38 1 B2a Verslag subcie CF doc VERSLAG Subcommissie Controle en Financiën 22 mei 2017 van uur (Stadhuis Perskamer) Subcommissie: Peter van Corler (voorzitter), Bas Meijer, Cees Bos, Dimitri Gilissen, Michel Eggermont, Marleen Haage, Joost Gerrits (commissiegriffier, verslag). Overige deelnemers: Jeroen Kreijkamp (wethouder Financiën), Frank Halsema (concernmanager Financiën en Control), John Samsen (financiën), Rob Bouman (BDO), Eelke-Jan Jongsma (BDO), Gerth Molenaar (secretaris Rekenkamer), Merel van Hall (griffier). Afwezig: Reinhild Freytag, Anja Eling. 1. a. Opening en mededelingen. De voorzitter geeft aan dat voorafgaand aan deze vergadering het delegatie-overleg over de uitvoering van het contract met de accountant heeft plaatsgevonden. Het concept-verslag hiervan wordt zoals gebruikelijk voor een volgende subcommissievergadering geagendeerd. Dhr. Halsema deelt mee dat zij in overleg zijn met de Belastingdienst over de invoering van de Vennootschapsbelasting (Vpb). Het gaat er dan met name om hoe om te gaan met bepaalde regels en om te bezien welke posten onder de Vpb vallen. De subcommissie geeft aan graag na de zomer, voor het einde van jaar, uitgebreider dit onderwerp te willen behandelen. Mevr. Haage deelt mee dat Erwin Derks haar opvolger in de subcommissie zal zijn. De voorzitter meldt dat Reinhild Freytag zich heeft afgemeld voor de subcommissie. b. Vaststellen agenda. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 2. Verslag van 6 februari 2017 (bijlage 2). Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 3. Ingekomen en verzonden stukken. De leden bespreken bij de agendapunten de volgende documenten: Bij punt 4: concept accountantsrapport van bevindingen (B4a). Bij punt 4: concept Collegereactie op het Accountantsrapport (B4b). Bij punt 5: Voorstel verloop Pilot Raadsaudit (B5). Commissiegriffier Controle&Financiën j.gerrits@utrecht.nl 1

39 4. Concept Accountantsrapport van bevindingen (bijlage 4a) en concept Collegereactie op het Accountantsrapport (bijlage 4b). Achtergrond: Het concept-advies wordt na deze vergadering opgesteld, per mail aan de leden voorgelegd, en het definitieve advies wordt aangeboden voor de commissievergadering M&S van 14 juni as. Dhr. Bouman licht toe dat zij in het Accountantsrapport een goedkeurende verklaring hebben afgegeven op de rechtmatigheid en de getrouwheid van de Jaarrekening Wel heeft de accountant enkele aanbevelingen en deze richten zich dit jaar vooral op de aanbestedingsprocessen en de inhuur van derden. Daarnaast zijn er dit jaar geen bevindingen voor het sociaal domein. Sinds vorig jaar zijn daar stappen gemaakt en de accountant heeft het sociaal domein steekproeven gecontroleerd. Dit was op orde. Dhr. Bouman geeft wel aan dat het proces rond de controle van de jaarrekening ingewikkeld is. Vorig jaar heeft de accountant al geconstateerd dat de decentrale bestuursfilosofie het lastig maakt om de controle uit te voeren. Dat speelde dit jaar ook en is vertraging ontstaan. De accountant vraagt zich af of er voldoende centrale countervailing power is. Dit kan wat de accountant betreft verbeterd worden. Dhr. Bouman legt verder uit dat de jaarrekening dit jaar een positief resultaat laat zien. Dit verschil van 5% tussen de programmabegroting en de jaarrekening vindt de accountant behoorlijk fors. Daarnaast geeft de accountant het advies om de autorisatie van de ICT-systemen te verbeteren. Net de preventieve controle van de aanbestedingsregels, en het zelfcontrolerend vermogen op het jaarrekening-proces. Volgens Dhr. Gilissen zijn dit terugkerende punten waar het advies van de accountant zich op richt en hij stelt de vraag of de accountant vertrouwen heeft in de stappen die gezet worden door de ambtelijke organisatie, ook als je het vergelijkt met vorig jaar. Dhr. Bouman antwoordt dat hij vindt dat met name voor de aanbestedingen stappen zijn gezet. Het zwaartepunt de bevindingen voor inkoop zit rond de inhuur van derden. Dat blijft wel een concernbreed risico. Ook rond aanbeveling voor de ICT-systemen zijn stappen gezet. Het zelfcontrolerende vermogen van de organisatie is wel duidelijk teruggevallen, stelt de accountant, al is het niet dat de aanbevelingen niet aankomen of de organisatie er niets mee doet. Dhr. Gilissen vraagt of de accountant de aanbevelingen volgend jaar ook weer opschrijft? Dhr. Bouman antwoordt dat hij dit lastig vindt. Hij ziet dat er stappen gezet worden, al zou hij soms willen dat er grotere stappen gezet worden. De accountant zal dat echter voor volgend jaar moeten bekijken. Commissiegriffier Controle&Financiën 2

40 Dhr. Meijer vraagt naar de reactie van de accountant op het positieve resultaat en vraagt daarbij of de erfpacht opbrengsten scherper begroot moeten worden? De accountant reageert hierop door aan te geven dat het niet zijn taak is om uit te zoeken op welke wijze zaken begroot worden. Wel wil hij vanuit zijn adviesrol aangeven dat een positief resultaat van ruim 70 miljoen euro veel geld is. Dhr. Van Corler vraagt naar het verschil in de percentages van de schuldquote tussen de begroting en de jaarrekening Dit is een opvallend verschil en hij vraagt of hier een verklaring voor is. Dhr. Halsema legt uit dat als minder investeringen worden gerealiseerd, dan is er ook minder financiering nodig. Dhr. Bouman vult aan dat het wellicht ook wordt veroorzaakt doordat baten zoals de opbrengsten van grondverkopen niet begroot worden, maar wel gerealiseerd. Dhr. Meijer vraagt naar de aanbevelingen van de accountant rond de aanbestedingen. Hij herkent dat deze aanbeveling niet nieuw is. De gemeente worstelt met de implementatie van het systeem Muis. Hij maakt zich daarom zorgen of deze aanbeveling ook niet volgend jaar terugkomt. Dhr. Bouman geeft aan dat als er een perfecte controle is over het proces, dan kan de controle tijdens het proces uitgevoerd worden en niet achteraf. Dit jaar is middels een spendanalyse achteraf een statische steekproef gedaan. Dhr. Meijer stelt dat het ook niet altijd in het systeem zit, maar ook in de wijze waarop medewerkers het systeem gebruiken. Dhr. Bouman bevestigt dit en legt uit dat zij kijken naar de instrumenten, de werkwijze en het gedrag. Er is een instrument Muis, maar niet iedereen gebruikt het. Dhr. Bos vraagt of er risico s zijn? Dhr. Bouman antwoordt dat deze niet groot zijn, mogelijk dat zaken te duur worden ingekocht. De wethouder reageert en legt uit dat inhuur van externen door veel organisatieonderdelen wordt gebruikt. Muis geeft daar inzicht in. De accountant maakt inzichtelijk dat er misschien suboptimaal wordt ingehuurd, omdat dit inzicht onvoldoende is. Mogelijk kan de organisatie beter opdrachten combineren en deze gezamenlijk inkopen via raamcontracten. Mevr. Haage signaleert dat zij juist bij het Rijk ziet dat raamcontracten eerder de prijs opdrijven. Zij is niet per definitie voor raamcontracten. In aanvulling op de wethouder legt dhr. Halsema uit dat er een verschil is tussen een nieuwe regel die niet snel genoeg geïmplementeerd wordt en een regel die genegeerd wordt. Van dat laatste is geen sprake. Het gaat beter, maar dhr. Halsema geeft aan dat de accountant mogelijk ook volgend jaar bevindingen heeft rond het aanbestedingsproces. Dhr. Van Corler vraagt naar een toelichting over het verder dynamiseren van het proces van beoordeling van de productiecijfers en de vaststelling van de lumpsumbudgetten in lijn met de totstandkoming van de jaarstukken bij het sociaal domein. Dhr. Meijer legt uit dat met dynamiseren wordt bedoeld dat onderwerpen eerder naar voren worden gehaald, zodat Commissiegriffier Controle&Financiën j.gerrits@utrecht.nl 3

41 zaken in de controle eerder worden afgewikkeld. Dhr. Van Corler vraagt of dit dynamiseren belangrijk is, of dat het gaat het over informatie die nog onvoldoende beschikbaar is. Dhr. Bouman antwoord dat de afdeling nog volop bezig is op het moment dat zij de controle beginnen. Er moeten dus zaken naar voren worden gehaald, of je moet op basis van een schatting van bijvoorbeeld het 3e kwartaal aan de slag gaan. Dhr. Halsema reageert hierop en stelt dat daar waar het mogelijk is het proces kan worden versneld dat dat niet nagelaten moet worden. Het werken op basis van een schatting is niet altijd wenselijk, wat hem betreft. Dhr. van Corler stelt naar aanleiding van de bevinding van de accountant rond de Grondexploitatie, dat de subcommissie al geruime tijd wacht op de nota Grondbeleid. Wordt bijvoorbeeld de wijze van winstneming meegenomen in deze nota, want daar moeten afspraken overgemaakt worden. De subcommissie kijkt met interesse uit naar deze nota en wil deze bespreken, eventueel ook in het bijzijn van de woordvoerders Grondbeleid. Dhr. Van Corler legt uit dat naar aanleiding van de bevindingen rond het proces van de jaarcontrole er al veel gewisseld is in het delegatieoverleg. Dhr. Bos informeert naar wat er gewisseld is in het delegatieoverleg. Dhr. Van Corler antwoordt dat hier is gesproken over wat de bevindingen zijn en op welke wijze de verbeteringen worden doorgevoerd. Dit heeft ook een doorwerking naar de opdrachtverlening aan de accountant. Dhr. Meijer vult aan dat het proces van de jaarcontrole dit jaar kwetsbaar was, doordat een nieuw persoon is gestart. Verder is er niet altijd voldoende kennis over het werk van de accountant bij de controllers. Dhr. Gilissen vraagt naar aanleiding van de Collegereactie om de tekst over de EUaanbestedingsregels meer tekst en toelichting op te nemen. Hij verzoekt vooral om een verklaring over waarom het niet gelukt is om veranderende regelgeving op een goede manier te laten landen in de organisatie. De wethouder Financiën zegt dit toe. Dhr. Gerrits vraagt naar het proces voor het vaststellen van de opdrachtbevestiging aan de accountant voor de controle van de jaarrekening Dhr. Bouman geeft aan dat hij schriftelijk inzichtelijk zal maken wat de consequenties zijn voor de toekomstige controle van de jaarrekening. Afgesproken wordt om op 26 juni een extra delegatieoverleg in te plannen om deze opdrachtbevestiging te bepreken. Dhr. Bos vraagt of de voorgedane vertraging in het controleproces zal leiden tot een verhoogde kostprijs? Dhr. Bouman antwoordt dat er veel ontwikkeling zijn in de accountantswereld, bijvoorbeeld voor het sociaal domein. Hij wil echter ook inzichtelijk maken wat de accountant aan extra tijd kwijt is. De gevolgen kunnen dan besproken worden bij de opdrachtbevestiging. Commissiegriffier Controle&Financiën 4

42 5. Memo verdere verloop Pilot Raadsaudit (B5a) Achtergrond: In het najaar is besloten om te starten met de Pilot Raadsaudit (met uitgangspunt de methode Duisenberg). Het is nu wenselijk om te bezien of, en op welke wijze in het najaar de pilot ook uitgevoerd wordt. Dhr. Van Corler ligt toe dat het wenselijk is om nu een besluit te nemen over het al dan niet verlengen van de pilot voor de Raadsaudit, omdat in het geval van een verlenging er voldoende tijd is om de voorbereidingen te starten. Dhr. Eggermont wil graag eerst de resultaten van de pilot afwachten. Dhr. Gilissen reageert dat er is sprake van een pilot, maar dat het lastig is om conclusies te trekken alleen op basis van het uitvoeren van de pilot rond de jaarstukken. Wat hem betreft wordt de pilot verlengd met de begroting Vervolgens wordt dan een duidelijk besluit opgesteld voor de nieuwe raad. Dhr. Meijer stelt dat dan het besluit na de pilot valt om de raadsaudit structureel in te voeren en zo kan een duidelijker beeld verkregen worden. Hij vraagt aan dhr. Gilissen of hij kan ook kiest voor de twee 2 programma s jeugd en duurzaamheid? Dhr. Gilissen wil graag dat de pilot inzichtelijk is, maar hij vindt het lastig om nu uitspraken te doen over de wijze waarop de pilot wordt verlengd. Dhr. Van Corler legt uit dat de insteek om met de pilot te starten was dat de raad concludeerde dat er te weinig aandacht wordt besteed aan de jaarstukken. De opzet was om eerst goed vast te stellen wat er geleerd kan worden van de pilot. Er is nu ook ambtelijke ondersteuning voor dit deel van de pilot, dat moet goed georganiseerd worden. Het geheel vraagt veel tijd van de betrokkenen en dhr. Van Corler wil eerst goed bedenken of dit ook voldoende opbrengt. Mevr. Haag vindt dat als je wilt dat de raadsaudit gaat werken, dan moet de raad daar meer bij betrokken worden. Dan moet dit eerst goed geëvalueerd worden. Het is, wat haar betreft, nog veel te vroeg om te beoordelen of dit instrument daar voldoende aan bijdraagt, ook omdat er nog geen resultaten zijn van de pilot. Het heeft mevr. Van Hall verbaasd dat er niet meteen is gekozen om een gehele cyclus als pilot te doen. Dhr. Molenaar vult aan dat de methode Duisenberg ook cyclisch is. Nu wordt 1 stap gezet, maar het wordt beter te evalueren als ook de 2 e stap gezet wordt. Dhr. Van Corler vind het juist fijn dat er ondersteuning vanuit de organisatie komt. Zij kunnen korte lijnen leggen. Het is wat hem betreft belangrijk dat dit blijft. Mevr. Van Hall Commissiegriffier Controle&Financiën j.gerrits@utrecht.nl 5

43 reageert dat de band met organisatie blijft, maar de werkwijze wordt door betrokkenen als wisselend positief ervaren. Dhr. Gilissen stelt dat om het vuurtje brandend te houden, dat er nu dan moet worden doorgegaan. Anders zie hij de raadsaudit niet doorgaan naar de volgende raad. Hij vindt de raadsaudit een heel waardevol instrument is en vindt dat gewoon een hele cyclus doorlopen moet worden. Dhr. Meijer sluit zich hierbij aan. Ook mevr. Haage sluit zich hierbij aan, doordat haar fractiemedewerker, als raadsrapporteur, ook aangeeft om door te gaan. De subcommissie besluit om de pilot te verlengen rond de programmabegroting Jaarplan Behandelvoorstel: Het jaarplan wordt elke vergadering geactualiseerd. Wijzigingen t.o.v. de vorige versie zijn schuin gearceerd. Alle vergaderingen vinden plaats in Stadhuis Perskamer. Datum en tijdstip 2017 Onderwerpen Overige onderwerpen POS/erfpacht extern financieren (verwacht najaar 2017). Nota Grondexploitatie Invoering van de Vennootschapsbelasting (Vpb). Ma. 29 mei 18.00u 19.30u Vergadering subcommissie Verantwoording Voorjaarsnota Advies aan commissie M&S en S&R over bovenstaande punten. Definitieve jaarplannen Auditteam en Rekenkamer. 26 juni delegatieoverleg Ma. 28 augustus 18.00u 19.30u Ma. 2 oktober 17.30u 19.30u Vergadering subcommissie 2e Technische Wijziging Opdrachtbevestiging controle 2017 Evaluatie jaarrekeningcontrole Delegatie-overleg Overleg accountant, voorzitter, dhr. Meijer, secretaris-adviseur, evt. andere leden subcommissie, team Audit, Financiën. Voortgang controle 2017 (inhoud, proces, financiën). Vergadering subcommissie Concept Managementletter 2017 van de accountant (in aanwezigheid accountant). Evt. Concept Reactie van het college op de Managementletter. Programmabegroting Commissiegriffier Controle&Financiën j.gerrits@utrecht.nl 6

44 Datum en tijdstip 2017 Onderwerpen Advies aan commissie M&S en S&R over bovenstaande punten. Vaststellen jaarplan subcommissie Ma. 13 november 17.30u 19.30u Delegatie-overleg Overleg accountant, voorzitter, dhr. Meijer, secretaris-adviseur, evt. andere leden subcommissie, team Audit, Financiën. Stand van zaken controle 2017 en nadere afspraken. Vergadering subcommissie - 3e Technische Wijziging Onderwerpen/ aandachtspunten voor onderzoeken in jaarplannen auditteam, Rekenkamer, accountant en evt. subcommissie. 7. Rondvraag en sluiting. Commissiegriffier Controle&Financiën j.gerrits@utrecht.nl 7

45 1 B2b Verslag subcie CF doc VERSLAG Subcommissie Controle en Financiën 29 mei 2017 van uur (Stadhuis Perskamer) Subcommissie: Peter van Corler (voorzitter), Bas Meijer, Cees Bos, Dimitri Gilissen, Michel Eggermont, Joost Gerrits (commissiegriffier, verslag). Overige deelnemers: Frank Halsema (concernmanager Financiën en Control), John Samsen (financiën), Peter van den Berg (voorzitter Rekenkamer), Gerth Molenaar (secretaris Rekenkamer). Afwezig: Reinhild Freytag, Anja Eling. 1. a. Opening en mededelingen. - Mevr. Eling heeft zich afgemeld. Dhr. Halsema is namens Team Audit aanwezig. b. Vaststellen agenda. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 2. Verslag van 23 mei In verband met de korte opvolging van de subcommissies en Hemelvaart is het verslag van de subcommissie van 23 mei 2017 nog niet gereed. Tijdens de volgende subcommissie na het zomerreces zullen de beide verslagen van 23 en 29 mei op de agenda staan. 3. Ingekomen en verzonden stukken. De leden bespreken bij de agendapunten de volgende documenten: Bij punt 5: Concept-adviesbrief subcommissie aan M&S en S&R (B5). Bij punt 6: In van de Rekenkamer: Jaarverslag 2016 (B6a) en Jaarplan 2017 (B6b). Bij punt 7: In van team audit: Jaarplan 2017 (B7). 4. Verantwoording 2016 en Voorjaarsnota Dhr. Van Corler legt uit dat de jaarstukken 2016 en de voorjaarsnota 2017 in de subcommissie worden behandeld, zodat de subcommissie een oordeel kan vellen over deze stukken. Het oordeel van de subcommissie wordt dan vastgelegd in een adviesbrief die zij verstuurt naar de raad. Dhr. Meijer vindt de stukken goed leesbaar. Ze zijn to the point. De genoemde bedragen zijn logisch opgebouwd en verwijzen goed naar elkaar. Dhr. Gilissen vraagt of het klopt dat op de website geen pdf te downloaden is. Dhr. Halsema antwoordt dat dit inderdaad niet mogelijk is. Dhr. Van Corler geeft aan dat de subcommissie dit graag als suggestie mee geeft. Commissiegriffier subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 1

46 Dhr. Van Corler refereert aan de pilot Raadsaudit Jeugd en Duurzaamheid die momenteel loopt. In deze pilot komen mogelijk ook zaken aan de orde die voor de overige programma s van belang kunnen zijn. Hij vraagt dhr. Meijer of hij, als rapporteur Jeugd, hier iets meer over kan zeggen. Dhr. Meijer wil niet vooruitlopen op de presentatie van de Raadsaudit Jeugd, maar zoals de audit nu is ingericht is dit een relatief enge beoordeling van de jaarstukken. De jaarstukken kunnen niet allesomvattend zijn. Naar de mening van dhr. Meijer focust de methode Duisenberg zich wel erg op de kwantitatieve beleidsinformatie. Dat is wel kwetsbaar voor een dergelijk jong programma als jeugd. De verantwoording moet zich ook richten op kwalitatieve verantwoording. Dhr. Van Corler vraagt of er ook lessen zijn die in de breedte geleerd kunnen worden van de raadsaudit? Dhr. Meijer antwoordt dat er doelstellingen zijn waar activiteiten op worden ontwikkeld die ook weer effect hebben op andere doelstellingen. Hierdoor ontstaat een spaghettibrij. Het is echter wel wenselijk dat hier een uitleg of verantwoording op komt. Dit kan bijvoorbeeld via een kruisverwijzing naar het andere programma. Dhr. Eggermont vindt het nuttig als deze kruisverwijzingen worden opgenomen. Hierdoor wordt de relatie met andere programma s inzichtelijk. Dhr. Halsema stelt dat hij het zonde zou vinden om de brede controle systematiek die voor het sociaal domein in Utrecht is ontwikkeld met deze audit aan de kant wordt gezet. Hij hoopt dat er ook voldoende aandacht is voor kwalitatieve verantwoording. De systematiek van het model van Simons kan juist breder ingezet worden. Dhr. Gilissen stelt dat hij in voorkomende gevallen in de voorjaarsnota en de jaarstukken de verwijzing naar onderliggende moties of amendementen mist. De wijze van verwijzen wisselt nogal eens en dat is niet altijd inzichtelijk, terwijl in deze documenten de organisatie goed kan laten zien aan de raad waar ze mee bezig zijn. Dhr. Van Corler vraagt aan dhr. Gilissen of hij nu pleit nu voor een aparte lijst moties en toezegging bij de stukken? Dhr. Gilissen antwoordt dat het wat hem betreft vorm vrij is, maar er zijn andere overheden die dit wel doen. Er moeten wel een momenten zijn van om te laten zien wat er gebeurd is met de moties. Dhr. Meijer reageert dat dit wel een ontzettende klus is om dit allemaal op orde te krijgen. Dhr. Gilissen beaamt dit, maar hij vindt het wel nuttig om dit soort informatie te hebben. Dhr. Eggermont geeft aan dat het voorbeeld van de kinderrechtenstad onderstreept wat dhr. Gilissen zegt dat zulke verwijzingen naar de onderliggende moties ook meer systematisch georganiseerd moeten worden. Dhr. Van Corler stelt dat hij het ingewikkeld vindt. Er worden veel moties ingediend, vaak over de 200 moties per jaar. Als er dan langjarig teruggekeken wilt worden, dan wordt het wel een hele lijst. Zo mist dhr. Van Corler bij het programma Jeugd ook een volledige lijst van de onderliggende stukken. Daar staat nu één beleidsstuk, terwijl er ook voortgangsrapportages zijn. Dhr. Van Corler concludeert dat de subcommissie het college vraagt om waar moties aan de orde zijn dit duidelijker te benoemen in de voorjaarsnota en jaarstukken. Commissiegriffier subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 2

47 Dhr. Bos vraagt of hij van het college een liquiditeitenbegroting, een lijst met investeringen lijst en een doorkijk naar de benodigde kredieten kan ontvangen. Hij wil graag een meer geprognosticeerde doorkijk van de balans. Dhr. Halsema antwoordt hierop dat het lastig is om een overzicht op te stellen van de cashflow en wanneer deze vrijvalt. Dit is niet met één druk op de knop te doen. De investeringenlijst zit al bij de stukken net zoals de geprognotiseerde balans zit ook al in de begroting zit. Dhr. Bos verduidelijkt dat hij het heeft over de grote projecten. Dhr. Halsema legt uit dat het noodzakelijk is om een balans te vinden in de inzet van mensen. Het wordt te belastend als er op exploitatie én op cashflow wordt begroot. Het is goed gebruik in Nederland om te begroten op de exploitatie. Dhr. Bos stelt dat er gestuurd wordt op het sluiten van de begroting. Hij wil dan ook graag meer informatie hebben over de wijze waarop de begroting langjarig met het oog op de geplande investeringen wordt gesloten. Dhr. Van Corler concludeert dat dhr. Halsema en dhr. Bos dit niet tijdens de vergadering oplossen en als het wenselijk is zij buiten de vergadering om aanvullend contact kunnen hebben. 5. Concept- Adviesbrief subcommissie aan commissies M&S en S&R (bijlage 5). Achtergrond: Dit concept van de adviesbrief van de subcommissie Controle&Finaciën is opgesteld aan de hand van hetgeen dat besproken is in het delegatieoverleg en in de subcommissie, beide op maandag 22 mei jl.. Het concept-advies wordt na deze vergadering bijgewerkt, per mail aan de leden voorgelegd, en het definitieve advies wordt aangeboden voor de commissievergadering Mens & Samenleving van 13 juni as. Dhr. Van Corler geeft ten aanzien van het advies van de accountant op de resultaat aan dat hij het belangrijk vindt om tussentijds bij te sturen. Hij wil dan wel daar goed op geïnformeerd worden, zodat er ook bijgestuurd kan worden. Dhr. Meijer vraagt hoe dit dan zou kunnen. Dhr. Gilissen antwoordt dat dit kan via de tussentijdse begrotingswijzigingen. Dhr. Halsema legt uit dat de accountant niet kijkt naar de 1 e en 2 e bestuursrapportage. Het verschil is groot tussen de begroting en de realisatie, maar dit verschil verdwijnt wanneer ook de tussentijdse begrotingswijzingen in ogenschouw worden genomen. De sleutel zit in de analyse van de jaarrekening. Wanneer inzichtelijk is waar de structurele effecten zitten, dan is het ook mogelijk om de begroting beter aan te sluiten. Dit vraagt dan wel ook meer tijd voor de behandeling van de jaarrekening. Dhr. Gilissen stelt dat het zit in het vooraf na denken over wanneer bepaalde uitgaven landen. Het kan voorkomen dat soms uitgaven doorschuiven. Dhr. Eggermont vindt dat een aantal van die zaken al in de bestuursrapportages. Dhr. Halsema legt nog uit dat als de raad zelf aanzet wil zijn, dat het dan meer aandacht kan geven aan de bestuursrapportages. Commissiegriffier subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 3

48 De subcommissie is van mening dat er beter begroot moet worden. De raad moet daar een ambitie op formuleren. De subcommissie wil daar ook aan meedenken hoe dat vormgegeven kan worden. De adviesbrief wordt conform het besprokene aangepast. 6. Jaarplan Rekenkamer 2017 (bijlage 6a en 6b). Achtergrond: In het delegatie-overleg van december 2015 is afgesproken dat de jaarplannen van de rekenkamer en van team audit besproken worden in de subcommissie, passend bij de verordening op de subcommissie. De inventarisatie van mogelijk interessante onderwerpen vindt vanaf dan plaats in subcommissievergadering van november, en de definitieve jaarplannen in mei/juni. Dhr. Van den Berg licht het jaarplan van de Rekenkamer toe. Het jaarplan is het stelstuk, omdat de raad in december heeft meegedacht met wat zij als interessante onderzoeksonderwerpen ziet. Deze zijn verwerkt in het jaarplan. Verder licht dhr. Van den Berg toe welke onderwerpen en rapporten naar de raad zijn gegaan de afgelopen periode. Dhr. Molenaar geeft aan dat de Rekenkamer in september wil beginnen met het onderzoek naar vastgoed. De Rekenkamer vraagt daarbij de input van de raad om de onderzoeksdoelstelling aan te scherpen. De Rekenkamer wil zich eerst oriënteren en zal dan kort na het zomerreces de raad erbij betrekken. Dhr. Gilissen vindt vastgoed een actueel onderwerp en vraagt naar de planning van het onderzoek. Is het mogelijk dat het onderzoek klaar is voor de behandeling van het onderwerp in de raad. Hier zou de planning op afgesteld moeten worden. Dhr. Van den Berg vraagt of het al bekend is wanneer de stukken over het vastgoedbeleid van het college komen. De Rekenkamer heeft nauwelijks capaciteit om dit onderzoek naar voren te halen en kan pas in oktober een start maken met dit onderzoek. Daarbij zijn er diverse vraagstukken op het vastgoed domein. Daar wil de Rekenkamer zich eerst op oriënteren. De voorzitter concludeert dat de Rekenkamer het onderzoek goed kan afstemmen met de ambtelijke organisatie, zodat de planningen samenlopen en dat het onderzoek bijdraagt aan de beleidsvorming. In december haalt de Rekenkamer mogelijke onderzoeksonderwerpen op bij de raadsleden. Het jaarplan wordt in mei behandeld in de subcommissie. Dhr. Gilissen vraagt of het mogelijk is om het jaarplan eerder aan de raad voor te leggen. Dhr. Van den Berg geeft aan dat het goed mogelijk is dit naar voren te halen, maar dat ook het aanbieden van het jaarplan op hetzelfde moment gebeurt waarop Team Audit het jaarplan aanbiedt. Dhr. Halsema stelt dat het ook goed mogelijk voor Team Audit is om het jaarplan eerder te presenteren. Er wordt geconcludeerd dat de jaarplannen van Team Audit en de Rekenkamer volgend jaar in de subcommissie van februari behandeld worden. Commissiegriffier subcommissie 4

49 7. Jaarplan Team Audit 2017 (bijlage 7). Dhr. Halsema licht toe dat Team Audit dit jaar van start is gegaan met een nieuwe werkwijze, welke meer risicogericht is. Dit is ook terug te zien in het jaarplan. Verder zijn er diverse aandachtspunten. Digitalisering is er daar één van, met name het sturen middels Big Data en Blockchain. Een ander aandachtspunt is de controle op samenwerkingsverbanden. Dhr. Van Corler geeft aan dat afgelopen najaar er een bijeenkomst met Team Audit en raadsleden is geweest over controle op samenwerkingsverbanden. Hij stelt dat er daarvan geen terugkoppeling is geweest. Hij ziet dat dit ook voor meerdere onderwerpen van Team Audit speelt en vraagt of Team Audit vaker de stand van zaken van onderzoeken en traject kan terugkoppeling in de subcommissie. Dhr. Halsema geeft aan dat Team Audit dit vaker kan doen, echter werkt het Team Audit voor het college en hij kan niet in het algemeen aangeven Team Audit ook verantwoording aflegt aan de subcommissie. 8. Jaarplan Behandelvoorstel: Het jaarplan wordt elke vergadering geactualiseerd. Wijzigingen t.o.v. de vorige versie zijn schuin gearceerd. Alle vergaderingen vinden plaats in Stadhuis Perskamer. Datum en tijdstip 2017 Onderwerpen Overige onderwerpen - POS/erfpacht extern financieren (verwacht najaar 2017). - Nota Grondbeleid (eventueel bespreken i.c.m. woordvoerders Grondbeleid) - Uitgebreidere Stand van zaken Vpb. (rond moment van indien bij belastingdienst in het najaar) Ma 26 juni 17.30u u Ma. 28 augustus 18.00u 19.30u Delegatieoverleg - Concept - Opdrachtbevestiging werkzaamheden accountantscontrole 2017 Vergadering subcommissie - 2e Technische Wijziging Evaluatie jaarrekeningcontrole Sturing outcome indicatoren. - wvttk - Opdrachtbevestiging werkzaamheden accountantscontrole 2017 ( jaarplan ) incl. concept-raadsvoorstel (tbv commissie MS juli). Commissiegriffier subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 5

50 Datum en tijdstip 2017 Onderwerpen Ma. 2 oktober 17.30u 19.30u Ma. 13 november 17.30u 19.30u Delegatie-overleg Overleg accountant, voorzitter, dhr. Meijer, secretaris-adviseur, evt. andere leden subcommissie, team Audit, Financiën. - Voortgang controle 2017 (inhoud, proces, financiën). Vergadering subcommissie - Concept Managementletter 2017 van de accountant (in aanwezigheid accountant). - Evt. Concept Reactie van het college op de Managementletter. - Programmabegroting Advies aan commissie M&S en S&R over bovenstaande punten. - Vaststellen jaarplan subcommissie wvttk Delegatie-overleg Overleg accountant, voorzitter, dhr. Meijer, secretaris-adviseur, evt. andere leden subcommissie, team Audit, Financiën. Stand van zaken controle 2017 en nadere afspraken. Vergadering subcommissie - 3e Technische Wijziging Onderwerpen/ aandachtspunten voor onderzoeken in jaarplannen auditteam, Rekenkamer, accountant en evt. subcommissie. - wvttk 9. Rondvraag en sluiting. Dhr. Meijer verzoekt of er standaard op de agenda van de subcommissie ruimte vrij gemaakt kan worden voor onderwerpen, die op voorhand nog niet bekend zijn. Hierdoor ontstaat ruimte om vrij over bepaalde onderwerpen te spreken. Er wordt besloten om een Wvvttk aan de agenda toe te voegen. Dhr. Halsema deelt mee dat in de commissie Mens&Samenleving van 11okt jl. is gesproken over een vaste set van BBV-indicatoren. De historie van deze indicatoren is uit te zoeken en is ook vindbaar op Het is echter lastiger in de cycli-documenten iets op te nemen over de sturing op deze indicatoren. Het zijn 39 verplichte indicatoren, waarbij het de vraag is of deze allemaal interessant zijn voor Utrecht. Dhr. Gilissen verzoekt om hier een volgende keer per notitie op terug te komen en om in deze notitie ook een vergelijking van de indicatoren te nemen met andere gemeenten. Commissiegriffier subcommissie j.gerrits@utrecht.nl 6

51 4 Vaststellen toezeggingenlijst. 1 Toezeggingenlijst M&S _gesorteerd.xlsx Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 nummer datum agendapunt portefeuille onderwerp organisatie streef (13/46) 17/T24 Raad Vragenuur 26 januari vergadering Burgerzaken Vragen van de heer Te Ronde (D66) inzake: onterechte inschrijvingen brengen inwoners in financiële problemen. antwoord datum Burgerzaken (antwoord nog niet beschikbaar) (13/46) 17/T24 Raad Vragenuur 26 januari vergadering Burgerzaken de burgemeester zegt toe dat de uitkomst van de evaluatie van de pilot, die naar verwachting eind 2017 zal plaatsvinden, zal worden gedeeld met de raad. Vragen van de heer Te Ronde (D66) inzake: onterechte inschrijvingen brengen inwoners in financiële problemen. Burgerzaken (antwoord nog niet beschikbaar) (33/86) 17/T99 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Cultuur Cultuur de burgemeester zegt toe dat de uitkomst van de evaluatie van de pilot, die naar verwachting eind 2017 zal plaatsvinden, zal worden gedeeld met de raad. De wethouder zegt toe in het najaar 2017 de raad te informeren over de taskforce cultuur voor iedereen en daar bij in te gaan op een mogelijk groeipad voor de indicator tevredenheid over het cultuuraanbod. C Labib (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) (66/86) 16/T1331 cie. M&S Raadsbrief Onderzoeksvergadering 21- en Adviesteam TivoliVredenburg Cultuur Cultuur / Raadsbrief Onderzoeks- en Adviesteam TivoliVredenburg - De wethouder zegt toe dat halverwege de cultuurnotaperiode (eind 2018/begin 2019) een brede maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA) naar de cultuursector in de stad zal worden uitgevoerd. Florens Booij (Cultuur) (antwoord nog niet beschikbaar) (5/86) 17/T170 cie. M&S Registratie vergadering 22- dierenmishandeling Dierenwelzijn De wethouder zegt toe verzoek aan de burgemeester door te geleiden of de burgemeester bij de politie aan wil dringen op het opnemen van een aparte meld/registratiecode voor dierenmishandeling. Dierenwelzijn (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 1 / 25

52 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (12/86) 17/T124 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Dierenwelzijn Dierenwelzijn Het college gaat een brief naar de nieuwe staatssecretaris dierenwelzijn sturen over het verbeteren van de registratie van dierenmishandeling in het landelijk registratiesysteem. Dierenwelzijn (antwoord nog niet beschikbaar) (13/86) 17/T123 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Dierenwelzijn Dierenwelzijn De wethouder stuurt een brief aan zijn U10- collega s over mee financieren van dierennoodhulpvoorzieningen in de Utrechtse regio. Dierenwelzijn De brief is op 4 juli naar U10 gemeenten verstuurd. (36/86) 17/T96 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 13- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming 2016-Financiën Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen De wethouder zegt toe in september een brief aan de raad te sturen over het interventieplan rondom duurzaam inkopen. Patrick van Doorn (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen) (antwoord nog niet beschikbaar) (56/86) 16/T1545 cie. M&S Raadsvoorstel vergadering 15- Legesverordening Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen De wethouder komt in overleg met de burgemeester terug op de in rekening gebrachte kosten voor leges voor prostitutievergunningen. Jasper Woeltjes (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen) (antwoord nog niet beschikbaar) (57/86) 16/T1544 cie. M&S Raadsvoorstel vergadering 15- Legesverordening Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen De wethouder komt bij de evaluatie van het evenementenbeleid terug op de hoogte van de tarieven. Jasper Woeltjes (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 2 / 25

53 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (62/86) 16/T1475 cie. M&S Raadsvoorstel Nota vergadering 24- Waarderen, activeren en afschrijven van vaste activa Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen De wethouder zal begin 2018, in de subcommissie Controle & Financiën, met ervaringscijfers de afschrijvingstermijnen (in afschrijvingstabel bij nota Waava) ter bespreking voorleggen. Annemarie Koolenbrander (Financien, belastingen, inkoop, en aanbestedingen) (antwoord nog niet beschikbaar) (1/46) 17/T192 Raad Vragenuur 31 augustus vergadering Groen Vragen van mevrouw Sasbrink (Partij voor de Dieren) inzake Kappen met kappen voor zwembad. Wethouder Geldof zal de raad op korte termijn in een memo informeren over de consequenties van het doen van aangifte door de gemeente en over wat verder nog kan worden gedaan in deze zaak. Groen (antwoord nog niet beschikbaar) (72/86) 15/T1128 cie. M&S Juridische Zaken - Handhaving vergadering 15- Commissiebrief Beleidsregel incidentele evenementen in culturele instellingen - De burgemeester zegt toe een lijst van culturele instellingen waarop de beleidsregel van toepassing kan zijn aan de commissie te verstrekken (2e helft januari). - De burgemeester gaat de kwalificatie van de in de brief genoemde instellingen nader beschrijven. - De burgemeester zegt toe de gebruikmaking van de regeling te monitoren. Handhaving en vergunningen (antwoord nog niet beschikbaar) (38/46) 16/T1384 Raad Vragenuur 22 vergadering 22- september Handhaving Vragen van mevrouw Metaal-Froon (CDA) inzake fietsendiefstal in Lunetten. Burgemeester Van Zanen zal de raad zo snel mogelijk een indicatie geven van de kosten die zijn verbonden aan het overdag openen van bewaakte fietsenstallingen in leegstaande winkelpanden Verkeer en Mobiliteit (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 3 / 25

54 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (38/46) 16/T1384 Raad Vragenuur 22 vergadering 22- september Handhaving Vragen van mevrouw Metaal-Froon (CDA) inzake fietsendiefstal in Lunetten. Burgemeester Van Zanen zal de raad zo snel mogelijk een indicatie geven van de kosten die zijn verbonden aan het overdag openen van bewaakte fietsenstallingen in leegstaande winkelpanden Verkeer en Mobiliteit (antwoord nog niet beschikbaar) (34/86) 17/T98 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, ICT en datagedreven vergadering 14- Jaarstukken 2016, sturing Resultaatbestemming Organisatievernieuwing De wethouder zegt toe de raad voor de behandeling van de PGB 2018 te informeren over de mogelijkheid van een indicator voor de update van ICT-systemen. K Siekman (ICT en datagedreven sturing) (antwoord nog niet beschikbaar) (4/86) 17/T193 cie. M&S Raadsvoorstel vergadering 07- Speelruimte Maken We Samen, beleidskader beheerde speeltuinen Jeugd en Jeugdzorg De wethouder zal Jeugd en - het raadsvoorstel aanpassen (zo nodig Jeugdzorg doorwerkend in de Nota), voor wat betreft de passages over de verzelfstandigingsdata en de koppeling van die data aan speeltuinen. Het voorstel (strekt ter vervanging) is naar verwachting 15 september 2017 voor de raadsagenda van 21 september 2017 beschikbaar. - een nadere duiding geven van de begrenzing van eventuele commerciële activiteiten/partijen (Afhankelijk van de uitkomst wordt hierop terug gekomen in het aan te passen raadsvoorstel danwel via een memo). - voor raadsbehandeling via een memo terugkomen op vragen over de bodemgesteldheid/- verontreiniging. - in het voorstel de passage m.b.t. de kostendekkendheid van de subsidie/financiële randvoorwaarden nader onderbouwen, c.q. de uitwerking/toelichting passage extra budget (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 4 / 25

55 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (28/86) 17/T104 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Jeugd Jeugd en Jeugdzorg Buurtteams en delen kennis lichte criminaliteit. De wethouder komt, na overleg met de burgemeester en voor de PGB-behandeling, terug op de vraag of er bij de uitvoerende personen die bezig zijn met deze vorm van lichte criminaliteit, handelingsverlegenheid aanwezig om in het kader van de privacy kennis met elkaar te delen. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) (29/86) 17/T103 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming jeugd Jeugd en Jeugdzorg Wijkspeelplannen. De wethouder komt voor de PGB terug op de vraag over de stand van zaken m.b.t. de 10 wijkspeelplannen. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) (31/86) 17/T101 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Jeugd Jeugd en Jeugdzorg Broertjes en zusjesaanpak. De wethouder komt voor de behandeling van de Programmabegroting met een memo over het rapport van het Nederlands Jeugd Instituut; i.c. de Broertjes en Zusjesaanpak (Brusjes). Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) (32/86) 17/T100 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Jeugd Jeugd en Jeugdzorg Kinderrechten. De wethouder rapporteert de commissie na de zomer over uitkomsten van het Kinderrechtensymposium. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) (44/86) 17/T78 cie. M&S Zorg voor jeugd- Jeugd en Jeugdzorg vergadering 09- medewerkerstevredenh eid De wethouder komt in ieder geval bij de volgende voortgangsrapportage en wellicht eerder, met informatie over de medewerkerstevredenheid. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) (45/86) 17/T76 cie. M&S Zorg voor Jeugd - vergadering 09- experiment jeugdzorgwerker Jeugd en Jeugdzorg De wethouder gaat een (klein) experiment doen naar de mogelijkheid waarbij een onafhankelijke, niet professionele jeugdzorgmedewerker een rol speelt in het ondersteunen van de familie bij het maken van hun familiegroepsplan. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) (46/86) 17/T75 cie. M&S Zorg voor jeugd Jeugd en Jeugdzorg De wethouder komt schriftelijk terug op het vergadering 09- klanttevredenheidsonderzoek van SAVE en stuurt dat het, als het beschikbaar is, naar de Raad. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 5 / 25

56 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (60/86) 16/T1539 cie. M&S Raadsvoorstel vergadering 15- Verordening Jeugdhulp , nadere regels en financieel besluit; evaluatie Jeugd en Jeugdzorg De wethouder beraadt zich met collega-wethouders Diepeveen en Kreijkamp over een vorm van evaluatie met betrekking tot de Pgb s en privacy waarborging en komt daar in medio 2017 op terug. Jeugd en Jeugdzorg (antwoord nog niet beschikbaar) (81/86) 15/T721 cie. M&S Juridische Zaken - vergadering 26- Commissiebrief WOB verzoeken Juridische Zaken De burgemeester zegt toe met een korte reactie (stand van zaken en vervolgacties) terug te komen op alle tijdens het debat gedane suggesties m.b.t. Wob-verzoeken en de (toegankelijkheid van) gemeentelijke informatie in algemene zin. Edwin Rooke (Juridische Zaken) (antwoord nog niet beschikbaar) (1/86) 17/T196 cie. M&S Raadsbrief bemiddeling vergadering 07- Stichting Cultuur & School Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal bij de scholen navraag doen wat zij nodig hebben om het aanbod breed te kunnen zien. Er wordt daarnaast bekeken hoe de gezamenlijke promotie van instellingen open kan worden vormgegeven. In de al eerder toegezegde brief (17/T20) geeft de wethouder hierover duidelijkheid. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (15/86) 17/T121 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Onderwijs Onderwijs en bibliotheek De wethouder stuurt in september een stand van Onderwijs en zakenbrief over de harmonisatiewet kinderopvang bibliotheek en peuterspeelzalen. Inzet is om eind van het jaar met een voorstel te komen over hoe hiermee om te gaan (antwoord nog niet beschikbaar) (16/86) 17/T120 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2017, Resultaatbestemming Onderwijs Onderwijs en bibliotheek Voor eind van het jaar komt er een brief over de behoefte van scholen aan cultuuraanbod en over de uitkomsten van de gesprekken hierover. Het huidige aanbod wordt in deze gesprekken meegenomen. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (48/86) 17/T54 cie. M&S vergadering Raadsbrief Uitkomsten onderzoek permanente locatie Internationale School Utrecht Onderwijs en bibliotheek De raad ontvangt in juni een stand van zaken op alle besproken onderdelen, waaronder financiële, ruimtelijke en verkeerstechnische aspecten, eigendomsverhouding en groencompensatie. Onderwijs en bibliotheek Op 9 juni heeft de raad een brief ontvangen over voortgang definitieve huisvesting internationale school Utrecht(kenmerk /170531) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 6 / 25

57 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (55/86) 17/T22 cie. M&S vergadering Commissiebrief Rapport kwaliteit Pedagogiek 0nderwijs alfitrah Onderwijs en bibliotheek Wethouder Kreijkamp gaat de Taskforce advies vragen over de gevolgen van deze vorm van onderricht voor het onderwijs, en neemt daartoe de suggestie om bij alfitrah en het basisonderwijs na te vragen waar hun leerlingen zitten mee. Hij komt hierop binnen circa 8 weken op terug. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (69/86) 16/T1238 (70/86) 16/T1235 cie. M&S VJN / Onderwijs vergadering cie. M&S VJN / Onderwijs vergadering Onderwijs en bibliotheek Onderwijs en bibliotheek VJN / Onderwijs - De wethouder zal een nieuwe versie van de rapportage overgang vmbo/mbo naar de commissie sturen. VJN / Onderwijs - De wethouder komt na onderzoek en overleg met de gebruikers van de schoollocatie in LR/ t Zand bij de commissie terug met de uitkomsten van het onderzoek naar de verschillende scenario s (inclusief de sloop-nieuwbouw variant). Onderwijs en bibliotheek Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (71/86) 16/T1172 cie. M&S Onderwijs - vergadering 28- Commissiebrief Uitkomsten onderzoek externe commissie UCK en commissiebrief Stand van Onderwijs en bibliotheek - De wethouder zegt toe de exploitatielasten van de Cultuurcampus inzichtelijk te maken. - De wethouder zegt een verkenning toe tot het in gezamenlijk beheer brengen van de cultuurcampus. Marja Langevoort (Onderwijs en bibliotheek) (antwoord nog niet beschikbaar) (79/86) 15/T804 cie. M&S VJN Onderwijs - vergadering 17- Stadsgesprek voortijdige schoolverlaters Onderwijs en bibliotheek De wethouder is bereid om samen met de raad een gesprek voor te bereiden. C Bont-Tiebosch (Onderwijs en bibliotheek) (antwoord nog niet beschikbaar) (80/86) 15/T803 cie. M&S VJN Onderwijs - vergadering 17- Vroegtijdige Voorschoolse Opvang Onderwijs en bibliotheek De wethouder komt, in overleg met de schoolbesturen, na de zomer met een visie. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (83/86) 15/T638 cie. M&S Onderwijs - vergadering 24- Commissiebrief Transparantie in aanmeldingen in basisonderwijs Onderwijs en bibliotheek De wethouder zal bij de evaluatie na twee schooljaren ook ingaan op de resultaten in andere steden. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 7 / 25

58 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (11/46) 17/T28 Raad Vragenuur 2 februari vergadering Onderwijs en bibliotheek Vragen van mevrouw Bas (D66) en mevrouw Rajkowski (VVD) over het binnenklimaat van het Hof ter Weide. Wethouder Geldof zal met de schoolbesturen bespreken hoe men de informatie over de aanpak van de problemen rond het binnenklimaat op de scholen en de MFA's op een rij kan krijgen en de raad daarover z.s.m. informeren. Onderwijs en bibliotheek Op 14 februari is de communicatielijn (nogmaals) met de schoolbestuurders besproken. De schoolbesturen zijn het bevoegd gezag richting de medezeggenschapsraden en dus zullen zij communiceren met de medezeggenschapsraden, ook over het verbetertraject inzake MFA Waterwin. Aangezien de bestuurders zelf alsook de locatie-directeuren actief bij het verbetertraject betrokken zijn, zijn zij inhoudelijk op de hoogte. De schoolbesturen hebben deze lijn op 14 februari wederom onderschreven en handelden/handelen ook conform deze afspraak. (45/46) 16/T1352 Raad Voorjaarsnota 2016 en vergadering 30- eerste bestuursrapportage 2016 Onderwijs en bibliotheek zal de raad na de zomer meer informatie geven over meer voortgezet onderwijs, in het bijzonder in Leidsche Rijn. zal met Utrechtse schoolbesturen en partners aan de slag gaan om de doorstroming op scholen te verbeteren en in 2017 met de resultaten daarvan naar de raad komen. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 8 / 25

59 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (11/46) 17/T28 Raad Vragenuur 2 februari vergadering Onderwijs en bibliotheek Vragen van mevrouw Bas (D66) en mevrouw Rajkowski (VVD) over het binnenklimaat van het Hof ter Weide. Wethouder Geldof zal met de schoolbesturen bespreken hoe men de informatie over de aanpak van de problemen rond het binnenklimaat op de scholen en de MFA's op een rij kan krijgen en de raad daarover z.s.m. informeren. Onderwijs en bibliotheek Op 14 februari is de communicatielijn (nogmaals) met de schoolbestuurders besproken. De schoolbesturen zijn het bevoegd gezag richting de medezeggenschapsraden en dus zullen zij communiceren met de medezeggenschapsraden, ook over het verbetertraject inzake MFA Waterwin. Aangezien de bestuurders zelf alsook de locatie-directeuren actief bij het verbetertraject betrokken zijn, zijn zij inhoudelijk op de hoogte. De schoolbesturen hebben deze lijn op 14 februari wederom onderschreven en handelden/handelen ook conform deze afspraak. (45/46) 16/T1352 Raad Voorjaarsnota 2016 en vergadering 30- eerste bestuursrapportage 2016 Onderwijs en bibliotheek zal de raad na de zomer meer informatie geven over meer voortgezet onderwijs, in het bijzonder in Leidsche Rijn. zal met Utrechtse schoolbesturen en partners aan de slag gaan om de doorstroming op scholen te verbeteren en in 2017 met de resultaten daarvan naar de raad komen. Onderwijs en bibliotheek (antwoord nog niet beschikbaar) (17/86) 17/T118 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Veiligheid Openbare orde en veiligheid De burgemeester stuurt een raadsbrief over externe inhuur bij de VRU, zodra dit beschikbaar is. Openbare orde en veiligheid Deze toezegging is afgehandeld met een memo aan de raad inzake WOB-verzoek inhuur VRU nr op (18/86) 17/T117 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Veiligheid Openbare orde en veiligheid De raad ontvangt binnen een maand de resultaten van de enquête over vuurwerk. Openbare orde en veiligheid Deze toezegging is afgedaan met een brief aan de raad over 'Draagvlakonderzoek vuurwerkshow en toezegging vuurwerkvrije zones' nr op raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 9 / 25

60 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (19/86) 17/T115 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Veiligheid Openbare orde en veiligheid De raad ontvangt na de zomer (3e kwartaal) de uitkomsten van het onderzoek naar het veiligheidsgevoel bij inwoners en wat daaraan te doen is. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (20/86) 17/T112 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Veiligheid Openbare orde en veiligheid De burgemeester brengt voor de zomer in beeld welke problemen er zijn t.a.v. jeugdoverlast en criminaliteit op schoolpleinen, waarbij de focus komt te liggen op de problematiek, niet op de schoolpleinen, en wat we gericht kunnen doen om dat te beperken en beheersbaar te maken. Openbare orde en veiligheid De gemeenteraad is geïnformeerd door een brief aan de raad op 5 juli 2017 met kenmerk: (21/86) 17/T111 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Veiligheid Openbare orde en veiligheid De burgemeester zegt t.a.v. het vertrek van Openbare orde en wijkagenten uit Overvecht en de berichtgeving veiligheid daarover toe om voor de zomer in beeld te brengen wat er aan de hand is, wat de risico s zijn en of je maatregelen kunt nemen om te voorkomen dat zoveel mensen in één keer vertrekken (antwoord nog niet beschikbaar) (52/86) 17/T49 cie. M&S Raadsbrief vergadering 23- Handhavingsprogramm a openbare ruimte en bebouwde omgeving Integraal Veiligheidsplan Openbare orde en veiligheid De burgemeester zal in het Handhavingsprogramma 2018 het verband van dat programma met het Integraal Veiligheidsplan nog explicieter maken. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (63/86) 16/T1470 cie. M&S Initiatiefraadsvoorstel vergadering 22- de heer De Vries/GL Hervorming vuurwerktraditie Openbare orde en veiligheid De burgemeester zal, via het Bewonersonderzoek 2017, naast de peiling voor het draagvlak voor een grote vuurwerkshow ook de vraag naar de wenselijkheid tot vuurwerkvrijezones rondom dierenweides en parken meenemen. Openbare orde en veiligheid Deze toezegging is afgedaan met een brief aan de raad over 'Draagvlakonderzoek vuurwerkshow en toezegging vuurwerkvrije zones' nr op raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 10 / 25

61 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (65/86) 16/T1346 cie. M&S vergadering Commissiebrief Handhavingsprogramm a's 2016 Openbare orde en veiligheid Commissiebrief Handhavingsprogramma's De burgemeester gaat n.a.v. de Raadsinformatiebijeenkomst en commissiebehandeling de praktische toepassingswijze van de handhaving in de horeca nog eens tegen het licht houden, waarbij hij aangeeft dat het handhavingsprincipe overeind blijft en komt daarop terug in een brief. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (75/86) 15/T1021 (28/46) 16/T1523 cie. M&S PGB Openbare vergadering 12- orde en veiligheid Heling Raad Overleg met vergadering 24- ondernemers Binnenstad Openbare orde en veiligheid Openbare orde en veiligheid De commissie wordt begin 2016 geã nformeerd over de uitkomsten rondom de aanpak van 'heling'. Wethouder Everhardt zal bij de burgemeester het verzoek neerleggen of deze naar de raad kan terugkoppelen wat het op 12 december a.s. te voeren overleg met de ondernemers uit de binnenstad heeft opgeleverd. Openbare orde en veiligheid Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (36/46) 16/T1487 (44/46) 16/T1354 Raad Sterrenwijk. vergadering Raad Voorjaarsnota 2016 en vergadering 30- eerste bestuursrapportage 2016 Openbare orde en veiligheid Openbare orde en veiligheid De burgemeester zal aan de corporaties vragen welk huurbeleid zij in Sterrenwijk voeren en dit aan de wijkbewoners en de gemeenteraad kenbaar maken. zal nog voor het reces de dialoog met de Sterrenwijk op gang brengen en de raad daarover onmiddellijk na het reces rapporteren. zal na het reces het standpunt van het college over de Amsterdamsestraatweg geven. Wonen (antwoord nog niet beschikbaar) Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (28/46) 16/T1523 Raad Overleg met vergadering 24- ondernemers Binnenstad Openbare orde en veiligheid Wethouder Everhardt zal bij de burgemeester het verzoek neerleggen of deze naar de raad kan terugkoppelen wat het op 12 december a.s. te voeren overleg met de ondernemers uit de binnenstad heeft opgeleverd. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (36/46) 16/T1487 Raad Sterrenwijk. vergadering Openbare orde en veiligheid De burgemeester zal aan de corporaties vragen welk huurbeleid zij in Sterrenwijk voeren en dit aan de wijkbewoners en de gemeenteraad kenbaar maken. Wonen (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 11 / 25

62 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (44/46) 16/T1354 Raad Voorjaarsnota 2016 en vergadering 30- eerste bestuursrapportage 2016 Openbare orde en veiligheid zal nog voor het reces de dialoog met de Sterrenwijk op gang brengen en de raad daarover onmiddellijk na het reces rapporteren. zal na het reces het standpunt van het college over de Amsterdamsestraatweg geven. Openbare orde en veiligheid (antwoord nog niet beschikbaar) (4/46) 17/T159 Raad Vragenuur 22 juni 2017 Openbare ruimte vergadering Vragen van de heer Van Waveren (CDA), mede namens de fracties van D66, Groenlinks, PvdA, SP, Christenunie, Student & Starter en PvdD, inzake het ophalen van grofvuil de wethouder zegt toe de regeling te monitoren en zal de raad in oktober a.s. een brief sturen waarin gemeld zal worden op welke wijze het systeem inzak ede maximale wachttijd is aangepast en of die aanpassingen een effect hebben op bijplaatsingen. Gerhard (antwoord nog niet beschikbaar) Schoonvelde (Openbare ruimte) (24/46) 16/T1551 Raad de Kadernota Kwaliteit vergadering 22- Openbare Ruimte Openbare ruimte Voorstel inzake de Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte zal het gebruik van gerecycled materiaal opnemen in het Handboek Openbare Ruimte. M Lensink (antwoord nog niet beschikbaar) (Openbare ruimte) (25/46) 16/T1550 (27/46) 16/T1546 Raad Voorstel inzake de vergadering 22- Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte Openbare ruimte Raad Procedurebesluit Openbare ruimte vergadering 22- burgerinitiatief Elke dag verdient een Nacht van de Nacht Voorstel inzake de Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte (Jaargang 2016, nr. 116). Wethouder Geldof neemt motie 265 (Flexibel omgaan met kwaliteitsniveaus openbare ruimte) over. Procedurebesluit burgerinitiatief Elke dag verdient een Nacht van de Nacht! (Jaargang 2016, nr. 114). wethouder Geldof zal de raad eind januari de brief over lichthinder toesturen Ruimtelijke ordening Duurzaamheid, Milieu en Bodem (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 12 / 25

63 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (4/46) 17/T159 Raad Vragenuur 22 juni 2017 Openbare ruimte vergadering Vragen van de heer Van Waveren (CDA), mede namens de fracties van D66, Groenlinks, PvdA, SP, Christenunie, Student & Starter en PvdD, inzake het ophalen van grofvuil de wethouder zegt toe de regeling te monitoren en zal de raad in oktober a.s. een brief sturen waarin gemeld zal worden op welke wijze het systeem inzak ede maximale wachttijd is aangepast en of die aanpassingen een effect hebben op bijplaatsingen. Gerhard (antwoord nog niet beschikbaar) Schoonvelde (Openbare ruimte) (24/46) 16/T1551 Raad de Kadernota Kwaliteit vergadering 22- Openbare Ruimte Openbare ruimte Voorstel inzake de Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte zal het gebruik van gerecycled materiaal opnemen in het Handboek Openbare Ruimte. M Lensink (antwoord nog niet beschikbaar) (Openbare ruimte) (25/46) 16/T1550 (27/46) 16/T1546 Raad Voorstel inzake de vergadering 22- Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte Openbare ruimte Raad Procedurebesluit Openbare ruimte vergadering 22- burgerinitiatief Elke dag verdient een Nacht van de Nacht Voorstel inzake de Kadernota Kwaliteit Openbare Ruimte (Jaargang 2016, nr. 116). Wethouder Geldof neemt motie 265 (Flexibel omgaan met kwaliteitsniveaus openbare ruimte) over. Procedurebesluit burgerinitiatief Elke dag verdient een Nacht van de Nacht! (Jaargang 2016, nr. 114). wethouder Geldof zal de raad eind januari de brief over lichthinder toesturen Ruimtelijke ordening Duurzaamheid, Milieu en Bodem (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (37/86) 17/T89 cie. M&S Kredietaanvraag groot Organisatie(vernieuwi vergadering 11- onderhoud inclusief ng) en personeel duurzaamheidsmaatreg elen - gastvrije ontvangst De wethouder gaat na wat mogelijk is met een gastvrije ontvangst voor bezoekers aan dit huis. Arne van Roessel (Organisatie (vernieuwing) en personeel) (antwoord nog niet beschikbaar) (58/86) 16/T1543 cie. M&S Commissiebrief vergadering 15- Anoniem solliciteren; anoniem solliciteren Organisatie(vernieuwi ng) en personeel De wethouder zegt toe de proef met anoniem solliciteren in met name de hogere schalen (10-14) met 9 maanden voort te zetten. M Braams (Organisatie (vernieuwing) en personeel) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 13 / 25

64 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (59/86) 16/T1542 cie. M&S Commissiebrief vergadering 15- Anoniem solliciteren; achtergronden sollicitanten Organisatie(vernieuwi ng) en personeel De wethouder gaat de achtergronden van M Braams medewerkers monitoren en opnemen in de Staat (Organisatie van de organisatie. Hij zal daartoe de ervaringen op (vernieuwing) en wat mogelijk is bij de gemeente Nijmegen nagaan. personeel) (antwoord nog niet beschikbaar) (73/86) 15/T1042 cie. M&S PGB Organisatie - Organisatie(vernieuwi vergadering 12- BIG ng) en personeel De raad ontvangt informatie over BIG (Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten). K Siekman (Organisatie (vernieuwing) en personeel) (antwoord nog niet beschikbaar) (74/86) 15/T1037 cie. M&S PGB Organisatie - Organisatie(vernieuwi vergadering 12- WOB ng) en personeel De wethouder zal de vraag om een onafhankelijk oordeel bij afweging wat op grond van de Wobopenbaar gemaakt wordt bij collega-wethouder Everhardt (Juridische Zaken) onder de aandacht gebracht worden. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) (76/86) 15/T819 cie. M&S VJN Organisatie(vernieuwi vergadering 15- Organisatievernieuwing ng) en personeel Plein laagdrempelige digitale vaardigheden De gemeente organiseert een plein, de werkwijze van 'Den Haag' zal daarbij ingebracht worden. S Arts (Organisatie (vernieuwing) en personeel) (antwoord nog niet beschikbaar) (77/86) 15/T816 cie. M&S VJN Organisatie(vernieuwi vergadering 15- Organisatievernieuwing ng) en personeel Payrol-constructies De wethouder zal, mede na overleg met de vakbonden, bij de PGB hierop rapporteren. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) (78/86) 15/T812 (82/86) 15/T686 cie. M&S vergadering cie. M&S vergadering VJN Organisatievernieuwing - Aanpak schijnconstructies/nale ving CAO VOORHANGPROCEDUR E Commissiebrief Wensen en bedenkingen ten behoeve van deelname verbonden partij c Organisatie(vernieuwi ng) en personeel Organisatie(vernieuwi ng) en personeel De wethouder komt hier, na overleg met de portefeuillehouder inkoop, op terug bij de commissie. De wethouder zal de commissie een nadere toelichting sturen over de intenties tot beschikbaarstelling van open source software. Organisatie (vernieuwing) en personeel Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (86/86) 14/T166 cie. M&S Organisatie vergadering Organisatie(vernieuwi ng) en personeel De wethouder verstrekt de commissie inzicht in de cijfers omtrent de 'stimulering van jong talent'. Griffie (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 14 / 25

65 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (46/46) 14/T228 Raad Wethouder geldof zal Organisatie(vernieuwi vergadering 03- de raad het ng) en personeel aanbestedingsdocumen t over criteria voor het duurzaam inkopen voo Wethouder geldof zal de raad het aanbestedingsdocument over criteria voor het duurzaam inkopen voor het schoonmaken toesturen. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) (46/46) 14/T228 Raad Wethouder geldof zal Organisatie(vernieuwi vergadering 03- de raad het ng) en personeel aanbestedingsdocumen t over criteria voor het duurzaam inkopen voo Wethouder geldof zal de raad het aanbestedingsdocument over criteria voor het duurzaam inkopen voor het schoonmaken toesturen. Organisatie (vernieuwing) en personeel (antwoord nog niet beschikbaar) (35/86) 17/T97 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Bewoners en bestuur Publieksdienstverlenin g De wethouder zegt toe de raad voor de behandeling van de PGB 2018 per memo mede te delen hoe hij zal bevorderen, dat (nieuwe) inwoners op de hoogte worden gesteld van de mogelijkheden om gebruik te maken van gemeentelijke digitale informatievoorziening (bijv. door hiervoor een publicatie op te nemen in Het Stadsblad). Publieks dienstverlening (antwoord nog niet beschikbaar) (67/86) 16/T1270 cie. M&S VJN / Bestuur en vergadering 15- organisatie / Witgoed Publieksdienstverlenin g VJN / Bestuur en organisatie / Witgoed - De wethouder gaat op de site de informatie over de inzameling van witgoed toelichten. Publieks dienstverlening afgedaan met memo (3/46) 17/T179 Raad vergadering Vragenuur 6 juli 2017 Ruimtelijke ordening Vragen van de heer Post (PvdA), mede namens de heer Zwanenberg (GroenLinks), de heer Schipper (SP), de heer Brussaard (CDA), de heer Van Eijndhoven (VVD) en mevrouw Schilderman (D66) inzake dakopbouwen in beschermd stadsgezicht Utrecht-Oost. Ruimtelijke ordening (antwoord nog niet beschikbaar) de wethouder zegt toe dat het college de raad direct na de zomer 2017 zal informeren over de resultaten van het onderzoek naar de effecten van vergunningvrij bouwen en haar reactie op het advies van de Wijkraad-oost om de uitzondering voor zogenaamde gele gebieden uit het bestemmingsplan te halen. raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 15 / 25

66 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (6/86) 17/T169 (7/86) 17/T166 cie. M&S Tarievenbeleid vergadering 22- sportaccommodaties Utrecht 2017 cie. M&S Tarievenbeleid vergadering 22- sportaccommodaties Utrecht Nulmeting Sport Sport Komend najaar ontvangt de raad de richtlijnen over zelfbeheer door sportverenigingen. Sandra Hanrath (Sport) De wethouder stuurt direct na ingang van het C van Ommen nieuwe seizoen een nulmeting van de bezetting van (Sport) de accommodaties met de stand van 1 augustus èn de stand nà invoering van het beleid. Dit om te zien of het beleid al tot ander gebruik leidt (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (14/86) 17/T122 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Sport Sport In september ontvangt de raad een nadere rapportage over het beheer van het Merwedekanaal. Daarin komen door de genoemde aspecten aan de orde zoals de impact van nieuwe bruggen over het kanaal, het openen van de Leidsche Rijn, etc. Hierin wordt de stand van zaken van de haalbaarheidsstudie naar een roeibaan in Rijnenburg meegenomen (bv. wat de fasering is, hoe ver we ermee zijn). S van Meerkerk (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) (61/86) 16/T1477 cie. M&S Raadsvoorstel vergadering 24- Sportnota Doelgroepen in wijken Sport De wethouder komt in het eerste kwartaal van 2017 terug op de uitkomsten van een aantal onderzoeken naar de sportbeoefening onder diverse doelgroepen/ in bepaalde wijken A Velthuis (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) (68/86) 16/T1241 cie. M&S vergadering VJN / Sport Sport VJN / Sport - De wethouder komt in december terug op de vraag over de terugloop van jeugdsportdeelname in Overvecht nav Verantwoording (sportintensivering). A Velthuis (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) (26/46) 16/T1549 Raad Voorstel inzake de vergadering 22- Sportnota Sport Voorstel inzake de Sportnota (Jaargang 2016, nr. 116). wethouder Jansen zal in de commissievergadering komen met een analyse van de belemmeringen van kinderen - in het bijzonder meisjes van nietwesterse afkomst - om te gaan sporten. A Velthuis (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 16 / 25

67 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (26/46) 16/T1549 Raad Voorstel inzake de vergadering 22- Sportnota Sport Voorstel inzake de Sportnota (Jaargang 2016, nr. 116). wethouder Jansen zal in de commissievergadering komen met een analyse van de belemmeringen van kinderen - in het bijzonder meisjes van nietwesterse afkomst - om te gaan sporten. A Velthuis (Sport) (antwoord nog niet beschikbaar) (2/46) 17/T180 (49/86) 17/T53 Raad vergadering Vragenuur 6 juli 2017 Stationsgebied Vragen van de heer Van Schie (VVD) inzake marktmozaïek en fontein. de wethouder zegt toe dat de raad in het najaar zal worden geïnformeerd over de nadere afspraken omtrent rechten en plichten van alle betrokken partijen. cie. M&S Raadsbrief vergadering 23- Handhavingsprogramm a openbare ruimte en bebouwde omgeving 2017 Vergunningen, toezicht en handhaving Wethouder Jansen zal, indien de Wet Private Kwaliteitsborging in de 1e Kamer wordt vastgesteld, de raad informeren over de gevolgen daarvan voor de gemeente. Stationsgebied (antwoord nog niet beschikbaar) Vergunningen, toezicht en handhaving (antwoord nog niet beschikbaar) (50/86) 17/T52 cie. M&S Raadsbrief vergadering 23- Handhavingsprogramm a openbare ruimte en bebouwde omgeving datakoppelingen Vergunningen, toezicht en handhaving De burgemeester komt na raadpleging in het college terug op vragen over datakoppelingen van diverse bestanden. Niels Verkerk (Handhaving en vergunningen) (antwoord nog niet beschikbaar) (51/86) 17/T50 cie. M&S Raadsbrief vergadering 23- Handhavingsprogramm a openbare ruimte en bebouwde omgeving wielklem Vergunningen, toezicht en handhaving Het college komt voor de Voorjaarsnota 2017 met een raadsbrief over de toepassing van de wielklem. Niels Verkerk (Handhaving en vergunningen) (antwoord nog niet beschikbaar) (22/46) 16/T1553 Raad Voorstel tot vaststelling vergadering 22- van de Verordening leges omgevingsvergunning 2017 Vergunningen, toezicht en handhaving Voorstel tot vaststelling van de Verordening leges Vergunningen, omgevingsvergunning 2017 (Jaargang 2016, nr. 117) toezicht en handhaving neemt motie 270 (De gemeentekas ook duurzaam inzetbaar) over (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 17 / 25

68 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (23/46) 16/T1552 (39/46) 16/T1365 Raad Voorstel tot vaststelling vergadering 22- van de Verordening leges omgevingsvergunning 2017 Raad Vragenuurtje/Actuele vergadering 07- moties. Vragen van mevrouw Van Esch inzake het bouwrijp maken van Rijnvliet. Vergunningen, toezicht en handhaving Vergunningen, toezicht en handhaving Voorstel tot vaststelling van de Verordening leges omgevingsvergunning 2017 (Jaargang 2016, nr. 117). neemt motie 269 (Duurzame leges goed evalueren) over. De wethouder zal de raad na de zomer een overzicht geven van alle projectbesluiten die genomen zijn over het kappen van bomen. Vergunningen, toezicht en handhaving Wilfred Matser (Vergunningen handhaving openbare ruimte) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (42/46) 16/T1357 (22/46) 16/T1553 Raad Voorjaarsnota 2016 en vergadering 30- eerste bestuursrapportage 2016 Raad Voorstel tot vaststelling vergadering 22- van de Verordening leges omgevingsvergunning 2017 Vergunningen, toezicht en handhaving Vergunningen, toezicht en handhaving zal na het reces het standpunt van het college over de Amsterdamsestraatweg geven. Handhaving en vergunningen Voorstel tot vaststelling van de Verordening leges Vergunningen, omgevingsvergunning 2017 (Jaargang 2016, nr. 117) toezicht en handhaving neemt motie 270 (De gemeentekas ook duurzaam inzetbaar) over (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (23/46) 16/T1552 (39/46) 16/T1365 Raad Voorstel tot vaststelling vergadering 22- van de Verordening leges omgevingsvergunning 2017 Raad Vragenuurtje/Actuele vergadering 07- moties. Vragen van mevrouw Van Esch inzake het bouwrijp maken van Rijnvliet. Vergunningen, toezicht en handhaving Vergunningen, toezicht en handhaving Voorstel tot vaststelling van de Verordening leges omgevingsvergunning 2017 (Jaargang 2016, nr. 117). neemt motie 269 (Duurzame leges goed evalueren) over. De wethouder zal de raad na de zomer een overzicht geven van alle projectbesluiten die genomen zijn over het kappen van bomen. Vergunningen, toezicht en handhaving Wilfred Matser (Vergunningen handhaving openbare ruimte) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (42/46) 16/T1357 (53/86) 17/T48 Raad Voorjaarsnota 2016 en vergadering 30- eerste bestuursrapportage 2016 cie. M&S Raadsbrief Integratie vergadering 23- Statushouders Vergunningen, toezicht en handhaving Vluchtelingen zal na het reces het standpunt van het college over de Amsterdamsestraatweg geven. De wethouder komt uiterlijk in april 2017 terug op de vraag of er doelstellingen kunnen worden gesteld t.a.v. het aantal statushouders dat vrijwilligerswerk doet. Handhaving en vergunningen (antwoord nog niet beschikbaar) Vluchtelingen (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 18 / 25

69 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (27/86) 17/T105 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, Volksgezondheid (incl. vergadering 14- Jaarstukken 2016, verslavingszorg) Resultaatbestemming Volksgezondheid Tandartshulp aan kinderen. De wethouder komt hierop terug als de uitkomsten van het onderzoek (HU) over het tandartsbezoek in Overvecht bekend zijn (moment van uitkomen rapport nog niet bekend). Volksgezondheid (antwoord nog niet beschikbaar) (30/86) 17/T102 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Jeugd Volksgezondheid (incl. verslavingszorg) Zelfdoding bij Jongeren. De wethouder komt na de zomer met een memo/brief waarin inzicht wordt gegeven in de lopende initiatieven, de beschikbare cijfers op het gebied van de aanpak van zelfdoding bij jongeren en een mogelijke reactie daarop. Volksgezondheid (antwoord nog niet beschikbaar) (42/86) 17/T80 cie. M&S Zienswijze begroting vergadering GGDrU vaccinatieprogramma Volksgezondheid (incl. verslavingszorg) De wethouder gaat de informatie over de financiering van het vaccinatieprogramma via een memo naar de raad sturen Volksgezondheid (antwoord nog niet beschikbaar) (43/86) 17/T79 (84/86) 15/T597 (85/86) 14/T256 cie. M&S Zienswijze begroting Volksgezondheid (incl. vergadering GGDrU - wijk- of verslavingszorg) buurtgezondheidsprofie len cie. M&S Openbare Orde en vergadering 17- Veiligheid Rondvraagpunt cie. M&S vergadering Cannabisclub Cie M&S 2013/149 Commissiebrief betreffende 'Voortgangsbericht cannabisexperimenten' Volksgezondheid (incl. verslavingszorg) Volksgezondheid (incl. verslavingszorg) De wethouder zal de wijk- of buurtgezondheidsprofielen aan de commissie toezenden voor zover dat nog niet was gebeurd. De burgemeester gaat bij het OM na of zij, als gevolg van de uitspraak in Amsterdam, een uitspraak kunnen doen over de Utrechtse situatie. De wethouder informeert de commissie tijdig over locatie-keuze social canabis club Volksgezondheid (antwoord nog niet beschikbaar) Hilde Verduijn (Volksgezondheid) Hilde Verduijn (Volksgezondheid) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 19 / 25

70 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (6/46) 17/T73 Raad Vragenuur 18 mei 2017 Welzijn vergadering Vragen van mevrouw Scally (GroenLinks) en de andere raadsfracties inzake hand in hand lopen. Wethouder Diepeveen zal de raad een brief of korte notitie sturen, op basis waarvan in het najaar met de adviescommissie LHBT gediscussieerd kan worden in het kader van de uitvoering van de Utrechtse regenboogagenda. F Aliyat (Welzijn) (antwoord nog niet beschikbaar) (6/46) 17/T73 Raad Vragenuur 18 mei 2017 Welzijn vergadering Vragen van mevrouw Scally (GroenLinks) en de andere raadsfracties inzake hand in hand lopen. Wethouder Diepeveen zal de raad een brief of korte notitie sturen, op basis waarvan in het najaar met de adviescommissie LHBT gediscussieerd kan worden in het kader van de uitvoering van de Utrechtse regenboogagenda. F Aliyat (Welzijn) (antwoord nog niet beschikbaar) (8/86) 17/T165 cie. M&S Inzet extra middelen vergadering 22- kinderen in armoede Stichting Leergeld Werk en Inkomen De wethouder informeert de raad in september 2017 in een memo over de uitkomsten (of de voortgang) van de afstemming met stichting Leergeld over de inzet van solidariteitsfondsen op scholen. S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) (9/86) 17/T163 cie. M&S Inzet extra middelen vergadering 22- kinderen in armoede Uitvoering U-pas Werk en Inkomen De wethouder zegt toe na de zomer van 2017 de raad te informeren over de werkwijze van het bureau dat de uitvoering van de U-pas namens de gemeente verzorgt. S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) (10/86) 17/T162 cie. M&S Revolverend fonds voor vergadering 22- jongvolwassenen met schulden - Evaluatie Werk en Inkomen De wethouder zegt toe om opgedane ervaringen met het fonds op schrift te stellen en in een evaluatie in het voorjaar van 2018 voor de VJN te delen met de gemeenteraad. S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 20 / 25

71 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (11/86) 17/T160 cie. M&S Revolverend fonds voor vergadering 22- jongvolwassenen met schulden - zwaardere schulden Werk en Inkomen De wethouder zegt toe informatie met de raad te delen over de handelingsperspectieven voor de omgang met zwaardere schulden bij jongeren voor de programmabegroting S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) (39/86) 17/T84 cie. M&S Dashboard Werk en vergadering 11- Inkomen vierde kwartaal 2016 Werk en Inkomen Na de zomer een eerste proeve op tafel leggen van het op regelmatige basis cijfers en informatie verstrekken zo dat college en commissie daarover voortgaan gesprekken kunnen voeren. Marieke Blommesteijn (Werk en Inkomen) De inhoud van de Monitor Participatiewet is verrijkt met informatie over onze werkdienstverlening. Zie voor verdere toelichting de Dashboardbrief Werk en Inkomen en bijlage 2 Monitor Participatiewet 2017, tweede kwartaal (verzonden op 6 september 2017 met kenmerk ). (40/86) 17/T83 cie. M&S Dashboard Werk en vergadering 11- Inkomen en Reintegratieprojecten en effectiviteit-divosa cijfers Werk en Inkomen De wethouder gaat voor de zomer, de te delen Divosa cijfers, richting de commissie sturen. Marieke Blommesteijn (Werk en Inkomen) De Divosa cijfers omvatten een overzicht van algemene gegevens, volume, in- en uitstroom en een aantal grafieken met gegevens over de context waarin de G4 werkt. De cijfers zijn opgenomen in bijlage 3 bij de Dashboardbrief Werk en Inkomen 2017, tweede kwartaal. In de Dashboardbrief (van 6 september 2017 met kenmerk ) is tevens een korte toelichting opgenomen. (41/86) 17/T82 cie. M&S Dashboard Werk en vergadering 11- Inkomen en Reintegratieprojecten en effectiviteit Werk en Inkomen De wethouder komt na de zomer na zijn gesprek met werkgevers terug op de gedeelde ervaring en verbeteringen. Marieke Blommesteijn (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) (47/86) 17/T68 cie. M&S Raadsbrief Informatie vergadering 30- over Actieplan Jeugdwerkloosheid 2017 Werk en Inkomen Zoals toegezegd in de brief, ontvangt de raad voor P Knoester (Werk de zomer van 2017 de uitkomsten van de en Inkomen) verkenning hoe we de instrumenten en interventies uit het actieplan kunnen behouden in onze reguliere dienstverlening. En welke keuzes we moeten maken binnen reguliere dienstverlening en welke oud voor nieuwe gedachte daarachter zit (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 21 / 25

72 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (54/86) 17/T43 (18/46) 17/T11 cie. M&S Beantwoording SV Werk en Inkomen vergadering , nummer 168 over controle op adresfraude en nepscheidingen Raad Voorstel inzake het Werk en Inkomen vergadering 08- Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 De wethouder zal na de zomer (aug./sept) een tussenstand verstrekken van de uitkomsten van het traject oren en ogen van stad. Voorstel inzake het Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 (Jaargang 2016, nr. 107). de wethouder zal de raad informeren zodra er een concreet beeld is van de individuele intake voor individuele inkomenstoeslag (IIT). Burgerzaken (antwoord nog niet beschikbaar) S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) (19/46) 17/T9 Raad Voorstel inzake het vergadering 08- Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 Werk en Inkomen Voorstel inzake het Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 (Jaargang 2016, nr. 107). de wethouder neemt motie 242 (Effectiviteit armoedeaanpak meetbaar maken) over S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) (20/46) 17/T8 (18/46) 17/T11 Raad Voorstel inzake het vergadering 19- Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 Raad Voorstel inzake het vergadering 08- Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 Werk en Inkomen Werk en Inkomen Voorstel inzake het Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 (Jaargang 2016, nr. 107). De wethouder neemt motie 241 (Weten wie werkt) over Voorstel inzake het Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 (Jaargang 2016, nr. 107). de wethouder zal de raad informeren zodra er een concreet beeld is van de individuele intake voor individuele inkomenstoeslag (IIT). S Quak (Werk en Inkomen) S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (19/46) 17/T9 Raad Voorstel inzake het vergadering 08- Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 Werk en Inkomen Voorstel inzake het Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 (Jaargang 2016, nr. 107). de wethouder neemt motie 242 (Effectiviteit armoedeaanpak meetbaar maken) over S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 22 / 25

73 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (20/46) 17/T8 (2/86) 17/T195 Raad Voorstel inzake het vergadering 19- Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 cie. M&S Memo tweede vergadering 07- ingebrekestelling De Vier Gewesten Werk en Inkomen Zorg en maatschappelijke ondersteuning Voorstel inzake het Vervolg vernieuwing armoedeaanpak armoederegelingen vanaf 2017 (Jaargang 2016, nr. 107). S Quak (Werk en Inkomen) De wethouder neemt motie 241 (Weten wie werkt) over De wethouder zal voor het einde van het jaar de Sanne Koster (Zorg commissie informeren over de stand van zaken van en de gesprekken die hij in regionaal verband en met maatschappelijke de provincie voert over de toekomst van de ondersteuning) regiotaxi (antwoord nog niet beschikbaar) (antwoord nog niet beschikbaar) (22/86) 17/T110 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Maatschappelijke ondersteuning Zorg en maatschappelijke ondersteuning Rol Vrijwilligerscentrale in vernieuwing informele zorg. De commissie wordt in oktober geïnformeerd m.b.t. de informele zorg en de rol van de Vrijwilligerscentrale en de rol van de vernieuwing van de informele zorg. G de Geus (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (23/86) 17/T109 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming maatschappelijke ondersteuning Zorg en maatschappelijke ondersteuning Zorgaanbieders die afspraken niet nakomen. De wethouder komt in augustus/september terug op vragen op het gebied van toezicht en fraude door WMO aanbieder en daarbinnen over de mogelijkheid of onmogelijkheid tot het opleggen van boetes (of andere financiële sancties) aan uitvoerende instanties. G Houtman (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (24/86) 17/T108 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Maatschappelijke Ondersteuning Zorg en maatschappelijke ondersteuning Sociale Prestatie en Dagondersteuning. De wethouder komt in september(ruim voor de Programmabegroting) met het in beeld brengen van het aanbod, de tekorten en de mogelijke (financiële) oplossingsrichtingen. Iris Stokman (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) Afgedaan middels raadsbrief Beantwoording vragen uitbreiding Sociale prestatie en Dagondersteuning dd 5 september kenmerk (25/86) 17/T107 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Maatschappelijke ondersteuning Zorg en maatschappelijke ondersteuning Gebruik indicator B1 taalgebruik ook voor andere organisatieonderdelen mogelijk. De wethouder komt hierop, na overleg met wethouder Geldof in september op terug. Peter Budel (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 23 / 25

74 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (26/86) 17/T106 cie. M&S Voorjaarsnota 2017, vergadering 14- Jaarstukken 2016, Resultaatbestemming Maatschappelijke Ondersteuning Zorg en maatschappelijke ondersteuning Toegankelijkheid. De wethouder gaat met collega Geldof in gesprek over het Handboek openbare ruimte van de gemeente Nijmegen en komt daar naar verwachting in oktober op terug (mede irt de 0- meting). I van der Waalkrijbolder (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (64/86) 16/T1440 cie. M&S Programmabegroting vergadering Participatie _ Toegankelijkheid Zorg en maatschappelijke ondersteuning Programmabegroting Participatie - Toegankelijkheid. De wethouder komt samen met wethouder Geldof in januari 2017 terug op de mogelijkheid en wijze tot het doen van meldingen over toegankelijkheid en het trekken van algemene conclusies hieruit. Paulien Otto (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (8/46) 17/T58 Raad Vragenuur 23 maart vergadering Zorg en maatschappelijke ondersteuning Vragen van de heer Van Ooijen (ChristenUnie) inzake bezuinigen wegloophuis. Wethouder Diepeveen zal de raad in de loop van mei-juni nader informeren over de uitkomst van het onderzoek naar de time-outvoorziening en de gevolgen daarvan voor de financiering van het Wegloophuis na 1 juli J Braat (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (9/46) 17/T56 Raad Vragenuur 23 februari vergadering Zorg en maatschappelijke ondersteuning Vragen van mevrouw Scally (GroenLinks) over het vervoer van verwarde mensen. Wethouder Diepeveen zal de raad in mei a.s. een brief sturen waarin wordt ingegaan op de aanpak van het vervoer van verwarde mensen en de stand van zaken rond het regionale meldpunt. Zorg en maatschappelijke ondersteuning dit is een oude toezegging. Waarom komt deze nu? Is al afgedaan met raadsbrief d.d. 19 april (12/46) 17/T25 Raad Vragenuur 26 januari vergadering Zorg en maatschappelijke ondersteuning Vragen van mevrouw De Boer (GroenLinks) inzake BBZ en ZZP. de wethouder zegt toe dat de raad in de rapportage bij de Voorjaarsnota 2017 geïnformeerd zal worden over het percentage en de profielen van werkende armen in Utrecht S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 24 / 25

75 Toezeggingenlijst cie M&S d.d. 5 oktober 2017 (8/46) 17/T58 Raad Vragenuur 23 maart vergadering Zorg en maatschappelijke ondersteuning Vragen van de heer Van Ooijen (ChristenUnie) inzake bezuinigen wegloophuis. Wethouder Diepeveen zal de raad in de loop van mei-juni nader informeren over de uitkomst van het onderzoek naar de time-outvoorziening en de gevolgen daarvan voor de financiering van het Wegloophuis na 1 juli J Braat (Zorg en maatschappelijke ondersteuning) (antwoord nog niet beschikbaar) (9/46) 17/T56 Raad Vragenuur 23 februari vergadering Zorg en maatschappelijke ondersteuning Vragen van mevrouw Scally (GroenLinks) over het vervoer van verwarde mensen. Wethouder Diepeveen zal de raad in mei a.s. een brief sturen waarin wordt ingegaan op de aanpak van het vervoer van verwarde mensen en de stand van zaken rond het regionale meldpunt. Zorg en maatschappelijke ondersteuning dit is een oude toezegging. Waarom komt deze nu? Is al afgedaan met raadsbrief d.d. 19 april (12/46) 17/T25 Raad Vragenuur 26 januari vergadering Zorg en maatschappelijke ondersteuning Vragen van mevrouw De Boer (GroenLinks) inzake BBZ en ZZP. de wethouder zegt toe dat de raad in de rapportage bij de Voorjaarsnota 2017 geïnformeerd zal worden over het percentage en de profielen van werkende armen in Utrecht S Quak (Werk en Inkomen) (antwoord nog niet beschikbaar) raad (xlsx).xlsx IA ; Gefilterd op gremium 'cie. Mens en Samenleving', type 'toezegging'; gesorteerd op invoerdatum (hoog naar laag): 86 items page 25 / 25

76 5 Beantwoording SV 2017, nr. 49 inzake onbetaalde werkervaringsplekken 1 Dossier 35 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 35 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 5 Omschrijving Beantwoording SV 2017, nr. 49 inzake onbetaalde werkervaringsplekken Datum collegebesluit 13 juni 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Victor Everhardt Beleidsveld Werk en inkomen Behandelend ambtenaar A.P. Knoester Telefoon p.knoester@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Marcel Kiewik / mail: m.kiewik@utrecht.nl / Mob.: Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

77 1 Beantwoording SV 2017 nr 49 over Onbetaalde werkervaringsplaatsen.pdf BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017, NUMMER 49 Datum 13 juni 2017 Van College B&W Behandeld door A.P. Knoester Doorkiesnummer adres Kenmerk Geachte leden van de raad, Hierbij ontvangt u de beantwoording van de schriftelijke raadsvragen jaargang 2017 nummer 49 van Student & Starter van 12 mei 2017 over Onbetaalde werkervaringsplekken. De gestelde vragen zijn onderaan bijgevoegd. Vraag 1 Zijn er mensen die door jobhunters van het Actieplan Jeugdwerkloosheid aan een onbetaalde werkervaringsplaats zijn geholpen? Zo ja, hoeveel? Antwoord 1 Ja, voor zover wij weten is het 1 keer voorgekomen dat een jobhunter van het Actieplan Jeugdwerkloosheid een jongere heeft geplaatst op een onbetaalde werkervaringsplaats. Daarnaast werkten we binnen het Actieplan Jeugdwerkloosheid in (onder het speerpunt Jongeren fit houden voor de arbeidsmarkt ) ook samen met vier initiatieven, die subsidie ontvingen om werkervaringsplekken te organiseren voor pas afgestudeerde jongeren aan het HBO/ Universiteit. Deze jongeren konden werkervaring opdoen bij het uitvoeren van maatschappelijke projecten. 56 jongeren hebben hier gebruik van gemaakt. Deze onbetaalde werkervaringsplekken waren er op gericht om hoogopgeleide jongeren, die toen geen werk konden vinden, actief te houden en relevante werkervaring op te laten doen. De noodzaak hiervoor is nu minder sterk aanwezig, omdat de economie aantrekt. In 2017 zetten we daarom niet meer in op het speerpunt jongeren fit houden voor de arbeidsmarkt. De werkervaringsplaatsen ter ondersteuning van het Actieplan Jeugdwerkloosheid zijn betaalde werkervaringsplaatsen. Vraag 2 Hoe vaak hebben de werkervaringsplekken binnen het Actieplan Jeugdwerkloosheid geleid tot banen? Antwoord 2: De jongere die door een jobhunter is geholpen aan een onbetaalde werkervaringsplaats is doorgestroomd naar een betaalde baan in het kader van de banenafspraak. Van de werkervaringsplaatsen die georganiseerd zijn door de initiatieven hebben we niet in beeld of de werkervaringsplekken hebben geleid tot banen. Deze plekken waren bedoeld voor jongeren die in principe aan het werk konden, maar wegens gebrek aan banen niet aan de slag kwamen. Uitstroom naar werk was geen onderdeel van de afspraken die we met deze initiatieven hebben gemaakt.

78 Vraag 3 Hoeveel mensen hebben tegelijkertijd een bijstandsuitkering ontvangen én een onbetaalde werkervaringsplaats gehad tijdens de looptijd van deze regeling? Antwoord 3: Vanuit onze reguliere dienstverlening hebben vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december jongeren met een bijstandsuitkering een onbetaalde werkervaringsplaats gedaan. Deze werkervaringsplaatsen zijn niet georganiseerd vanuit het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Met het inzetten van werkervaringsplaatsen bieden wij mensen de mogelijkheid werkervaring op te doen, vaardigheden te ontwikkelen en werkritme op te bouwen, zodat ze na het doen van werkervaring gemakkelijker door kunnen stromen naar een reguliere baan. Vraag 4 Heeft de gemeente zicht op het aantal onbetaalde werkervaringsplaatsen bij organisaties waar zij een subsidie-, aanbestedings-, of vergunningsrelatie mee hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit in de periode ? Om wat voor functies gaat dit en wat voor begeleiding hebben zij gekregen? Antwoord 4 In de periode is van 205 mensen bekend dat zij een onbetaalde werkervaringsplaats deden bij organisaties waar de gemeente een subsidie-, aanbestedings,- of vergunningsrelatie mee had. De functies waarop werkzoekenden zijn geplaatst zijn divers. De werkervaringsplekken die wij nu inzetten, sluiten aan op de kansrijke beroepsprofielen die we in het project Mooi Matchen hebben benoemd, om zo de kans op doorstroom naar regulier werk te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn: een werkervaringsplaats bij Wawollie kringloop als verkoopmedewerker, waarna een persoon aan de slag kan gaan in de detailhandel een werkervaringsplaats bij Band op Spanning, waarna de persoon aan de slag kan gaan als magazijnmedewerker/beveiliger / verkeersregelaar een werkervaringsplaats bij de Colour Kitchen als medewerker bediening, waarna de persoon aan de slag kan gaan als medewerker bediening bij de Colour Kitchen zelf of een andere horecaonderneming Vraag 5 Stelt u eisen aan werkervaringsplaatsen die door jobhunters van de gemeente worden aangeboden aan onze mensen in de bijstand? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke eisen zijn dit en hoe wordt er toezicht gehouden op naleving? Antwoord 5 Ja, de werkervaringsplaatsen voor mensen in de bijstand worden georganiseerd door het WerkgeversServicepunt, er zijn geen jobhunters in dienst van de gemeente. Voor mensen in de bijstand stellen wij alleen werkervaringsplaatsen beschikbaar wanneer de stap naar een reguliere baan nog te groot is. Bij het afspreken van een werkervaringsplaats, moet het gaan om een tijdelijke arbeidsplaats die bedoeld is om een persoon werkervaring op te laten doen. De nadere eisen over tijdelijkheid zijn vastgelegd in de Verordening Re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015: Werken aan werk, artikel 5, lid 1, 3 en 4. We leggen vast in een overeenkomst met de organisatie dat het doel van de werkervaringsplek is, de deelnemer (werk) ervaring op te laten doen in combinatie met scholing of training op de werkplek, met het oog op het verwerven van kennis en vaardigheden. Niet de waarde van de activiteiten staat centraal, maar het opdoen van arbeidsmarktrelevante kennis en ervaring. Gedurende het traject houden we regelmatig contact over de voortgang.

79 Vraag 6 Welke mogelijkheden ziet de wethouder om bij werkgevers te controleren op verdringende werkervaringsplekken? Antwoord 6 Onze dienstverlening is erop gericht werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt actief te ondersteunen in hun zoektocht naar werk. Hiervoor zetten we instrumenten en voorzieningen in, zoals onbetaalde werkervaringsplaatsen. Wat we niet willen is dat dit ten koste gaat van andere mensen, bijvoorbeeld werkenden. Er mag geen verdringing van regulier werk ontstaan. Op dit moment doen we dit niet in de vorm van een verdringingstoets. We onderzoeken of zo n toets toegevoegde waarde heeft en een passend instrument is om verdringing tegen te gaan. We kijken daarbij ook naar andere vormen. Het initiatiefwetsvoorstel Verdringingstoets ligt op dit moment voor bij de Eerste Kamer. Als deze wordt aangenomen, leidt dit tot aanpassingen in ons beleid en onze uitvoering en wordt een verdringingstoets overbodig. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester,

80 Schriftelijke vragen over onbetaalde werkervaringsplaatsen Veel mensen moeten nog steeds genoegen nemen met een werkervaringsplaats in plaats van een echte baan. Veelal zijn dit onbetaalde werkervaringsplekken die bijzonder demotiverend werken voor jongeren die net beginnen op de arbeidsmarkt. Student & Starter vindt het een slechte ontwikkeling dat via werkervaringsplekken het minimumloon wordt ondermijnd. Hoewel er ook goede werkervaringsplekken bestaan, zien we dat werkervaringsplekken te vaak leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Onlangs hebben wij begrepen dat werkervaringsplekken die ontstaan uit samenwerking tussen werkgevers en jobhunters van het Actieplan Jeugdwerkloosheid 2017 onbetaald kunnen zijn. Wij vinden dit onwenselijk en zouden het ook onwenselijk vinden als de werkervaringsplekken worden gefinancierd via de bijstand. Aldus heeft de fractie van Student & Starter de volgende vragen aan de wethouder: 1. Zijn er mensen die door jobhunters van het Actieplan Jeugdwerkloosheid aan een onbetaalde werkervaringsplaats zijn geholpen? Zo ja, hoeveel? 2. Hoe vaak hebben de werkervaringsplekken binnen het Actieplan Jeugdwerkloosheid geleid tot banen? 3. Hoeveel mensen hebben tegelijkertijd een bijstandsuitkering ontvangen én een onbetaalde werkervaringsplaats gehad tijdens de looptijd van deze regeling? 4. Heeft de gemeente zicht op het aantal onbetaalde werkervaringsplaatsen bij organisaties waar zij een subsidie-, aanbestedings-, of vergunningsrelatie mee hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit in de periode ? Om wat voor functies gaat dit en wat voor begeleiding hebben zij gekregen? Student & Starter zou het onwenselijk vinden als de gemeente bijdraagt aan het ontstaan van onbetaalde werkervaringsplekken, daarom achten wij het ook van belang dat er altijd eisen worden gesteld aan werkervaringsplaatsen. Juist doordat een werkervaringsplaats niet verbonden is aan een opleiding, zoals wel het geval is bij een stage, is het extra belangrijk dat de gemeente op dit gebied controleert. Vandaar de volgende vraag aan de wethouder: 5. Stelt u eisen aan werkervaringsplaatsen die door jobhunters van de gemeente worden aangeboden aan onze mensen in de bijstand? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke eisen zijn dit en hoe wordt er toezicht gehouden op naleving? Ten slotte acht Student & Starter het van belang dat er ook buiten de gemeentelijke organisaties en directe invloedsfeer maar wel binnen de gemeentegrens controle plaatsvindt op werkervaringsplekken, zodat uitbuiting en de negatieve invloed op de arbeidsmarkt daadwerkelijk kan worden aangepakt. Hierover hebben wij de volgende vraag: 6. Welke mogelijkheden ziet de wethouder om bij werkgevers te controleren op verdringende werkervaringsplekken?

81 6.1 Raadsbrief Pilot vroegsignalering bij schulden 1 Dossier 36 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 36 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 6.1 Omschrijving Raadsbrief Pilot vroegsignalering bij schulden Datum collegebesluit 15 juni 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Victor Everhardt Beleidsveld Werk en inkomen Behandelend ambtenaar M. de Boer Telefoon marike.de.boer@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Jan Karens / Mail: j.karens@utrecht.nl / Mob.: Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

82 1 Raadsbrief Pilot vroegsignalering bij schulden.pdf Burgemeester en Wethouders Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon Aan de gemeenteraad Behandeld door M. de Boer Datum 15 juni 2017 Doorkiesnummer Ons kenmerk Onderwerp Pilot vroegsignalering bij schulden Bijlage(n) Geen Uw kenmerk Verzonden Uw brief van Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Geachte heer, mevrouw, Mensen met schulden melden zich vaak pas voor hulp als hun schuldsituatie ernstig is. Dan gaat het al snel over schulden die hoger zijn dan Dit zorgt voor veel problemen en stress bij inwoners, maar ook voor maatschappelijke problemen en hoge kosten. Veel van deze problemen kunnen voorkomen worden als mensen met schulden in een vroeg stadium ondersteuning ontvangen bij het op orde brengen van hun financiën. Door het actief benaderen komen bewoners met betalingsproblemen ook eerder in beeld bij het buurtteam. Vaak blijken er meerdere problemen te spelen bij deze bewoners en kunnen de buurtteams hierin de nodige ondersteuning bieden. Op deze manier kan escalatie van de problemen voorkomen worden en is het mogelijk om achterliggende problematiek op te pakken. Om tot een aanpak vroegsignalering schulden te komen, zijn in juni 2016 twee pilots gestart gericht op huurachterstanden in de buurten Kanaleneiland Zuid en Overvecht Spoorzoom. Deze liepen tot eind maart 2017in samenwerking met de woningcorporaties Mitros, Portaal en Bo-Ex en de Buurtteamorganisaties Sociaal en Jeugd en Gezin. Ondersteund door een gemeentelijke projectleider onderzochten zij op welke manier de aanpak vroegsignalering schulden in Utrecht het beste vorm kan krijgen en wat nodig is om dit in de stad in te voeren. Leren van de pilot In de afgelopen maanden is er veel geïnvesteerd in het concreet invullen van de werkwijze vroegsignalering en de samenwerking tussen buurtteams en corporaties. Werkprocessen en werkwijzen matchen niet als vanzelf en elke organisatie heeft zijn eigen prioriteiten in de aanpak. Door gezamenlijk ervaring op te doen is er in de afgelopen periode stap voor stap een werkwijze ontwikkeld die zowel recht doet aan de werkwijze van de corporaties als aan de buurtteams en past binnen de Utrechtse context. De werkwijze is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: De eerste focus ligt op het herstel van de huurbetaling en het realiseren van stabiliteit in financiën. Daarna volgt, in samenspraak met de betrokkene, een duurzame aanpak van de schulden en andere problematiek;

83 Burgemeester en Wethouders Datum 15 juni 2017 Proactief contact leggen met huurders met een betalingsachterstand die zelf nog geen hulpvraag formuleren; Regie blijft bij het gezin. Resultaten pilot Voor de pilot zijn een kleine 180 huishoudens (waar sprake was van een huurachterstand) aangemeld door de woningcorporaties. In bijna 50% van die huishoudens was er sprake van een gezin met kinderen. 75 procent van huishoudens met huurachterstand bleek niet bekend te zijn bij het buurtteam. Tijdens de pilot is het gelukt om met 108 huishoudens contact te leggen en vervolgens is er met 76 van hen gesproken over de inkomens- en schuldensituatie. Dat betekent dat in 70% van de situaties waarin het tot contact kwam met de huurder, is gesproken over de schuldsituatie, het herstel van betaling en eventuele bredere problematiek. In de situaties waarin niet over de schulden gesproken is, was de achterstand vaak al betaald op het moment van het huisbezoek, of ging het om slepers (mensen die hun huur structureel net te laat betalen). Aan deze mensen heeft het buurtteam informatie verstrekt over wat zij kunnen doen als zij hulp willen. Op basis van de 76 gesprekken over schulden en/of bredere problematiek, is in 32 gevallen (42%) een afspraak gemaakt over een betalingsregeling, herstel van de huur en/of ondersteuning door het buurtteam. De bevindingen uit de pilot laten zien dat de groep die ondersteuning heeft ontvangen van het buurtteam vaker de huurbetaling heeft hervat en succesvoller is in het voorkomen van een nieuwe huurachterstand. Als we terugkijken op de pilotperiode zien we dat het aantal succesvolle huisbezoeken en vervolgtrajecten is gestegen naarmate de werkwijze beter vorm kreeg. Verdere procesverbetering in de uitvoering zal de resultaten waarschijnlijk nog verder doen stijgen. De verwachting is dat schulden en eventueel andere problematiek in een aanmerkelijk aantal huishoudens meer duurzaam wordt opgelost. Wat is er nog nodig? Aanpak robuust maken Door de aanpak nader uit te werken, wordt de overdraagbaarheid naar andere buurten groter. Ook zal de implementatie in nieuwe buurten sneller gaan. In de uitwerking van de aanpak wordt ook de rol van medewerkers schulddienstverlening en informatie en advies betrokken. Vroeg signalering is aanvullend op de reguliere werkzaamheden van corporaties en buurtteams. In de komende periode kan die aansluiting nog versterkt worden. Daarnaast verbinden we vroegsignalering met het voorkomen van huisuitzetting. Op die manier ontstaat een sluitende aanpak die past bij omvang en urgentie van het probleem. Resultaten Het realiseren van vroegsignalering vraagt van de verschillende partijen (buurtteams, corporaties, gemeente) een extra inspanning, vooral in menskracht. De resultaten van de pilot tot nu toe zijn 2/3

84 Burgemeester en Wethouders Datum 15 juni 2017 hoopgevend, maar voldoen nog niet aan de ambitie van de deelnemende partijen. De procesverbeteringen op uitvoeringsniveau moeten in elk geval vaker leiden tot herstel van huurbetalingen en, waar nodig, ook tot ondersteuning door het buurtteam. Voorbereiden uitbreiding We willen de aanpak vroegsignalering schulden inzetten voor alle Utrechters die dit nodig hebben. Daarbij leggen we het accent op die buurten waar de problematiek het grootst is, dit gaan we de komende periode verder concretiseren. Daarnaast wordt ook in kaart gebracht hoe energieschuld en schuld bij zorgverzekering onderdeel van de aanpak kan worden. Vervolg Het bereik van de pilot is nog bescheiden, maar we zien een duidelijke ontwikkeling in de resultaten. Het aantal succesvolle trajecten neemt toe, de werkwijze is op hoofdlijnen helder en de uitgangspunten zijn gedeeld tussen partijen. Hoewel de werkwijze en de samenwerking daarmee op hoofdlijnen staat, is er nog inzet en tijd nodig om de aanpak te verdiepen en uiteindelijk breed in te voeren Daarvoor is een periode tot het eind van dit jaar nodig. In deze periode concentreert de aanpak zich op de twee buurten waar de pilots al liepen met het voornemen de aanpak vroegsignalering van schulden vanaf 2018 stevig te verankeren in de hele stad. Met de partijen hebben wij afgesproken dat de gemeente ook de komende periode de regie neemt. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester, 3/3

85 6.2 Beantwoording SV 2017, nr. 37 over het verbeteren van schuldhulpverlening 1 Dossier 37 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 37 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 6.2 Omschrijving Beantwoording SV 2017, nr. 37 over het verbeteren van schuldhulpverlening Datum collegebesluit 16 mei 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Victor Everhardt Beleidsveld Werk en inkomen Behandelend ambtenaar J.J.M. Diepenbroek Telefoon j.diepenbroek@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Jan Karens / Mail: j.karens@utrecht.nl / Mob.: Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

86 1 Beantwoording SV 2017 nr 37 over Verbeteren van de schuldhulpverlening.pdf BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017 NUMMER 37 Datum 16 mei 2017 Van Behandeld door College B&W J.J.M. Diepenbroek Doorkiesnummer adres Kenmerk Geachte leden van de raad, Hierbij ontvangt u de beantwoording van de schriftelijke raadsvragen jaargang 2017 nummer 37 van R. Post en B. Isik van 6 april 2017 over Verbeteren van de schuldhulpverlening. De gestelde vragen zijn onderaan bijgevoegd. Vraag 1 Wat is de stand van zaken met betrekking tot de pilot vroegsignalering bij schulden in Overvecht/Spoorzoom en Kanaleneiland/Zuid? Wanneer kan de raad de evaluatie hiervan ontvangen? Hoe staat het met de beoogde uitbreiding van deze aanpak naar de hele stad en naar andere diensten en bedrijven? Denkt het college hierbij ook aan uitbreiding naar de overige woningcorporaties en particuliere verhuurder, energiebedrijven, zorgverzekeraars, etc? Antwoord 1 In maart is de pilotperiode van Vroegsignalering van schulden afgesloten. De evaluatie van de pilotperiode, het vervolg van de aanpak en het moment van de beoogde stedelijke uitbreiding van vroegsignalering van schulden worden in juni gedeeld met de raad. De aanpak vroegsignalering loopt ook na de pilotperiode door in de Buurten Overvecht/Spoorzoom en Kanaleneiland/Zuid. Vraag 2 Wat is de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe werkwijze schuldhulpverlening via de buurtteams? Leidt deze vernieuwing tot (succesvolle) hulp aan meer Utrechters? Wanneer kan de raad de evaluatie hiervan ontvangen? Antwoord 2 Op 11 april jl. is de gemeenteraad middels de raadsbrief voortgang onderdelen armoedeaanpak (kenmerk ) geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe werkwijze. Vraag 3 Gelden er op dit moment wachttijden bij de buurtteams voor mensen die geholpen willen worden met schulden? Zo ja, in welke buurten en hoe hoog is de wachttijd? Antwoord 3 Nee. Zodra iemand aangeeft schulden te hebben, wordt er zo snel mogelijk en in ieder geval binnen 4 weken een driegesprek ingepland tussen de inwoner, buurtteammedewerker en trajectbegeleider van Werk en Inkomen (WenI). Daarmee voldoen we aan de termijn voor de maximale wachttijd die wordt gesteld door de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (Wgs). Als er sprake is van crisis (dreigende woningontruiming, afsluiting van energie of water) wordt er direct contact opgenomen met de crisislijn van Werk en Inkomen.

87 Vraag 4 Wat is volgens u de benodigde capaciteit aan schuldhulpverleners bij de buurtteams om tijdig en adequate hulp te kunnen verlenen? Hoe verhoudt deze zich tot de huidige capaciteit? En hoe zit dit met betrekking tot de benodigde deskundigheid? Deelt u onze opvatting dat ook na 2017 extra moet worden geïnvesteerd in capaciteit en deskundigheid bij de buurtteams? Zo ja, wanneer kunnen we hiertoe voorstellen verwachten? Zo nee, waarom niet. Antwoord 4 In de eerste evaluatie van de vernieuwde toegang wordt de capaciteit van trajectbegeleiders in de buurtteams als aandachtspunt benadrukt. Onlangs zijn er drie extra trajectbegeleiders geworven. Vooralsnog hebben we hiermee voldoende capaciteit en deskundigheid. We monitoren de capaciteit bij wijzigingen in de toestroom van inwoners met schulden of ontstaan van wachttijden. De uitbreiding is gedeeltelijk gefinancierd uit de extra middelen vanuit amendement 62 extra inzet voor schuldhulpverlening. We zijn op zoek naar middelen om deze inzet structureel te maken. Gedeeltelijk kan dit vanuit de armoedebegroting, onderdeel schulddienstverlening. Deskundigheidsbevordering is een continue proces via een jaarlijks opleidingsplan dat aansluit bij de actuele ontwikkelingen op het vakgebied. Vraag 5 Op welke wijze investeert u in scholing en het bevorderen en onderhouden deskundigheid van medewerkers schuldhulpverlening? Antwoord 5 De afdeling Schulddienstverlening heeft een jaarlijks opleidingsplan. Onlangs hebben alle trajectbegeleiders een adviseurstraining gevolgd. Hierbij is bijvoorbeeld aandacht besteedt aan mobility mentoring. Dit is een methode die ervan uitgaat dat mensen pas in staat zijn om te doen wat er moet gebeuren als de stress die zij ervaren onder controle is. Daarnaast organiseert het team maandelijks een teambijeenkomst met verschillende actuele onderwerpen waarin deskundigheid wordt bevorderd. Vraag 6 Bent u bereid in overleg te gaan met de woningcorporaties om in Utrecht om in Utrecht ook zo n afspraak [om huisuitzetting vanwege huurachterstand te voorkomen], bijvoorbeeld bij het actualiseren van de prestatieafspraken? Zo nee, waarom niet? Antwoord 6 Utrecht heeft al een dergelijke afspraak gemaakt. De aanpak Voorkomen Huisuitzetting (VH!) begon in 2006 als pilot in de wijken Zuilen en Ondiep met als doel dakloosheid te voorkomen. In 2008 werd het project uitgebreid naar alle Utrechtse wijken. Het doel van de aanpak is huisuitzetting van sociaal kwetsbaren op basis van huurschuld te voorkomen en hulp te bieden bij het op orde brengen van de totale financiën en problemen op andere leefgebieden. De Utrechtse woningcorporaties, de buurtteamorganisatie en de gemeente werken samen, waardoor de aanpak een combinatie is van intensieve bemoeizorg en drang en dwang. Met de pilot vroegsignalering werken we er samen met de Utrechtse woningcorporaties aan om achterstanden nog eerder te signaleren en aan te pakken. Vraag 7 Bent u bereid in ieder geval af te spreken dat in geval van dreigende huisuitzetting door de deurwaarder en/of de woningcorporatie het buurtteam minimaal een week van tevoren wordt geïnformeerd, zodat het buurtteam nog acties kan ondernemen en/of bij de ontruiming aanwezig te zijn om alsnog hulp aan te bieden? Zo nee, waarom niet? Antwoord 7 Zie antwoord op vraag 6.

88 Vraag 8 Hoe bevordert u dat, als toch uithuisplaatsing plaatsvindt, dat de schuldenaar wordt geholpen en zijn situatie wordt gestabiliseerd? Antwoord 8 Als er onverhoopt toch uithuisplaatsing plaatsvindt en iemand komt terecht in de maatschappelijke opvang wordt daar een traject opgestart. Financiën is daar altijd een onderdeel van. Hierbij wordt gekeken welke financiële dienst- of hulpverlening het best passend is bij de situatie. Vraag 9 Wordt dit instrument [budgetbeheer] ook in Utrecht actief toegepast? Zo ja, in hoeveel situaties en met welke resultaten? Bent u bereid de inzet van dit instrument meer te stimuleren en te hanteren, ook conform een van de aanbevelingen van het auditrapport uit 2015? Zo nee, waarom niet? Antwoord 9 Ja, WenI biedt budgetbeheer via de afdeling schuldhulpverlening voor mensen die zelf onvoldoende in staat zijn om de vaste lasten op tijd te betalen. We bieden daarbij maatwerk door samen met de cliënt te kijken wat nodig is. Soms is alleen het betalen van de vaste lasten voldoende (basisbudgetbeheer), soms worden alle betalingen overgenomen (totaalbeheer). In overleg met de cliënt zelf wordt een afbouwplan gemaakt om op termijn de financiën weer zelf te gaan regelen. Indien nodig wordt hierbij ondersteuning georganiseerd vanuit het buurtteam of een vrijwilliger. Op dit moment hebben 107 cliënten basisbeheer en 168 totaalbeheer. Daarbij is maatwerk het uitgangspunt: inzetten wat nodig is om de situatie zowel financieel als mentaal te stabiliseren. We hechten belang aan begeleiding van de cliënt om het op den duur weer zelf te gaan doen. Het instrument doorbetaling van de huur wordt op dit moment ingezet voor 183 uitkeringsgerechtigden. Het doel hiervan is om verergering van schuldenproblematiek te voorkomen. Het gaat om mensen die al betalingsachterstanden hebben en om mensen die een bewindvoeringstraject of schuldregeling met budgetbeheer hebben afgerond. Door rechtstreeks de huur te betalen wordt een huurschuld voorkomen of gestabiliseerd. Dit draagt bij aan het voorkomen van huisuitzettingen. De inhouding en doorbetaling vindt plaats op verzoek van het buurtteam of de afdeling schulddienstverlening. Ook hier geldt dat het gaat om maatwerk. Vraag 10 Worden in de nieuwe opzet van de schuldhulpverlening nog mensen de toegang geweigerd tot de schulphulpverlening? Zo ja, wat zijn de weigeringsgronden en waarom worden deze gehanteerd? Antwoord 10 Nee, alle inwoners van Utrecht kunnen bij het buurtteam hulp vragen bij schulden. Ook voor specifieke doelgroepen zoals zelfstandig ondernemers, dak- en thuislozen, mensen in detentie of collega s van de gemeente is er schuldhulpverlening. De manier waarop de schulden geregeld kunnen worden is echter wel maatwerk. Vaak is het nodig dat de situatie eerst gestabiliseerd wordt. Bijvoorbeeld dat de schulden in kaart worden gebracht, dat er overzicht komt in de inkomsten en uitgaven en er geen nieuwe schulden meer ontstaan. Pas dan is voldoende duidelijk welke betalingsregelingen getroffen kunnen worden met de schuldeisers. Aan schuldeisers wordt eerst gevraagd om daar vrijwillig mee in te stemmen. Pas als zij dat niet doen, wordt de aanvraag voor de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) in gang gezet. Voor sommige mensen is een schuldregeling niet mogelijk. Bijvoorbeeld omdat zij eerder een WSNP-traject hebben gevolgd of omdat zij hoge boetes hebben door het plegen van een misdrijf. Dan is handhaving van de beslagvrije voet het hoogst haalbare resultaat.

89 Vraag 11 Welke acties zijn ondernomen om de nazorg te verbeteren? Wie is verantwoordelijk voor de nazorg? Antwoord 11 Mensen kunnen altijd weer opnieuw terecht bij de buurtteams en waar nodig blijven buurtteams gezinnen ondersteunen. Als de kanteling van de toegang van schulddienstverlening haar weg heeft gevonden, wordt er gezamenlijk met de buurtteamorganisaties aandacht besteed aan verbetering van de nazorg. Vraag 12 Bent u, nu u het beleid rondom schuldhulpverlening toch aan het herzien bent, bereid alsnog een integraal beleidsplan schuldhulpverlening op te stellen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid in ieder geval het beleid rondom minderjarige kinderen in beleidsregels vast te leggen? Zo nee, waarom niet? Antwoord 12 Het beleidsplan schuldhulpverlening is onderdeel van het beleidsplan armoede-aanpak dat in december 2015 is goedgekeurd door de Gemeenteraad. Op 1 september 2016 zijn de beleidsregels schulddienstverlening geactualiseerd. Speciale aandacht voor kinderen is één van de uitgangspunten in de armoede-aanpak. We vinden het belangrijk dat kinderen hun ontwikkelkansen kunnen benutten ongeacht de financiële situatie van hun ouders. In de lijn preventie en vroegsignalering zijn de maatregelen genoemd voor de inzet op kinderen en daarnaast is vorig jaar het U-pas Kindpakket geïntroduceerd, die ook beschikbaar is voor kinderen van ouders in een schuldhulpverleningstraject. De extra middelen die het Rijk beschikbaar heeft gesteld voor kinderen in armoede is een goede aanvulling en willen we gebruiken om het U-pas Kindpakket en de flexibele schil van samenwerkingspartners te versterken en uit te breiden. Vraag 13 Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van dit amendement? [2016/28, dat een fonds bepleit voor jongeren met problematische schulden]. Antwoord 13 In samenwerking met partijen in de stad is een voorstel voor de uitwerking van het fonds tot stand gekomen. Op donderdag 4 mei 2017 hebt u het raadsvoorstel Revolverend fonds voor jongvolwassenen met schulden (kenmerk ) ontvangen. Vraag 14 Hoe is de gemeente Utrecht toegerust op de uitvoering van dit moratorium [breed wettelijk moratorium]? Zijn er al personen die de gemeente wil voordragen en zo ja, hoeveel? Hoeveel geld hebt u gereserveerd voor de uitvoering van dit moratorium? Antwoord 14 De betrokken medewerkers zijn geschoold, er is een werkinstructie gemaakt, de computerapplicatie is ingericht inclusief managementinformatie, de benodigde brieven zijn gemaakt. Ook de buurtteams hebben een informati ontvangen. Het breed moratorium is met ingang van 1 mei geïmplementeerd, er zijn daarom nog geen personen waarvoor het wordt ingezet. We sluiten ons aan bij het landelijke beeld dat het breed moratorium alleen ingezet wordt als uiterste redmiddel, daar waar een effectieve schuldhulpverlening ondanks goed overleg onmogelijk wordt gemaakt door onredelijke inzet van incassomaatregelen door schuldeisers. We hebben geen geld gereserveerd voor de uitvoering, dit valt binnen de reguliere dienstverlening. Mocht in de toekomst dit tot knelpunten leiden dan zullen daar adequate maatregelen op worden getroffen. Op dit moment is dit niet aan de orde. Vraag 15 Geeft de gemeente in die rol [de rol van schuldeiser] het goede voorbeeld door bijvoorbeeld de beslagvrije voet in acht te nemen en via maatwerk rekening te houden met persoonlijke omstandigheden? Wordt indien nodig hierbij gebruik gemaakt van de citydealpilot Ondiep Ontregelt?

90 Antwoord 15 Bij de inning van vorderingen wegens ten onrechte ontvangen uitkeringen wordt de beslagvrije voet in acht genomen. Voor een goede toepassing van de beslagvrije voet is het wel belangrijk dat belanghebbenden zelf informatie verstrekken. Uitgangspunt is dat 90% van de bijstandsnorm voor belanghebbende beschikbaar blijft. Verhoging hiervan vindt plaats voor zover informatie over de woonlasten en zorgpremie bij de gemeente bekend is. Een uitzondering hierop is als er sprake is van de kostendelersnorm. Deze ligt altijd onder de beslagvrije voet ligt, daarom kan daarop geen verrekening plaatsvinden. Vanuit de citydealpilot Ondiep Ontregelt is nog geen casus gemeld waarbij beslaglegging door de gemeente een knelpunt is. Vraag 16 Bent u bereid ook in Utrecht te experimenteren met het toepassen van deze methode [mobility mentoring]? Zo nee, waarom niet? Antwoord 16 Ja, we volgen met veel interesse de experimenten met mobility mentoring. Op 20 maart heeft Tamara Madern een presentatie over mobility mentoring gegeven op het stadskantoor. Diverse afdelingen van de gemeenten en ketenpartners waren hierbij aanwezig. Begin juni is een vervolggesprek gepland om met een aantal betrokken collega s en ketenpartners verder te praten welke concrete stappen we gaan zetten om ook in Utrecht met deze methode te gaan experimenteren. Vraag 17 Welke conclusies verbindt u aan de conclusie dat zelfredzaamheid en eigen kracht bij de ondersteuning van veel schuldenaren geen bruikbare begrippen zijn? Leidt dit tot aanpassingen van het beleid? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Antwoord 17 We streven naar zelfredzaamheid en eigen kracht, maar zijn ons ervan bewust dat schuldenproblematiek een groot beslag legt op het dagelijks leven en daarmee het handelingsvermogen en het maken van de juiste keuzes in de weg staat. De stress van de geldproblemen moet eerst gereduceerd worden. Daarvoor is het goed om tijdelijk financiële handelingen over te nemen, naast iemand te gaan staan. We gaan daarom uit van een persoonsgerichte benadering en maatwerk waarbij we kijken wat iemand nodig heeft. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester,

91 Schriftelijke vragen Verbeteren Schuldhulpverlening Ruben Post en Bülent Isik (PvdA) 6 april 2017 Veel Utrechters kampen met problematische schulden. Hoewel betrouwbare harde cijfers over Utrecht helaas ontbreken (zie de conclusie hierover in het auditrapport Geen schuld meer uit 2015) is op basis van landelijke studies en praktijkervaring in Utrecht duidelijk dat schulden ook in onze stad een hardnekkig probleem vormen. Ook is het aantal mensen dat zich meldt voor ondersteuning, begeleiding en hulpverlening waarschijnlijk slechts een topje van de ijsberg van de totale doelgroep. Landelijk is er recent een aantal wijzigingen doorgevoerd die het functioneren van de schuldhulpverlening moet verbeteren. Zo heeft de Eerste Kamer onlangs ingestemd met het wetsvoorstel dat een betere bescherming regelt van de beslagvrije voet, het deel van het inkomen dat door schuldeisers niet kan worden opgeëist. Ook is per 1 april 2017 het zogeheten breed wettelijk moratorium van kracht geworden. Dit houdt in dat de rechter op verzoek van de gemeente een adempauze kan gelasten, een periode van een half jaar waarin de schuldenaar en hulpverleners de kans krijgen de situatie te stabiliseren en de incassoprocedure tijdelijk wordt stopgezet. Ook in Utrecht zijn er inmiddels initiatieven genomen ter verbetering van de schulphulpverlening. Zo is de schulddienstverlening van de afdeling werk en inkomen overgegaan naar de buurtteams. En is in Overvecht en Kanaleneiland een proef gestart met vroegsignalering bij schulden, in samenwerking met woningcorporaties. Toch kan en moet er ook in Utrecht nog veel gebeuren om de aanpak van problematische schulden te verbeteren, onder andere als gevolg van het kritische auditrapport uit Gemeenten zijn immers op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel van schulphulpverlening. In zijn zeer kritische rapport Een onbemind probleem concludeerde Roel in t Veld in november 2016 onder andere dat gemeenten de meeste schuldenaren niet bereiken en hulpverlening vaak te traag en complex is. Daarom heeft de PvdA-fractie de volgende vragen aan het college: 1. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de pilot vroegsignalering bij schulden in Overvecht/Spoorzoom en Kanaleneiland/Zuid? Wanneer kan de raad de evaluatie hiervan ontvangen? Hoe staat het met de beoogde uitbreiding van deze aanpak naar de hele stad en naar andere diensten en bedrijven? Denkt het college hierbij ook aan uitbreiding naar de overige woningcorporaties en particuliere verhuurder, energiebedrijven, zorgverzekeraars, etc? 2. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe werkwijze schuldhulpverlening via de buurtteams? Leidt deze vernieuwing tot (succesvolle) hulp aan meer Utrechters? Wanneer kan de raad de evaluatie hiervan ontvangen? De PvdA heeft al eerder gepleit voor het structureel versterken van de capaciteit én de deskundigheid van de buurtteams vanwege de nieuwe taak schulphulpverlening. Volgens het college was dit niet nodig en volstonden tot nu toe eenmalige impulsen, zoals de gelden die voortvloeien uit amendement A2015/62. Maar deze middelen verdwijnen na 2018, terwijl juist een structureel betere hulpverlening nodig is. 3. Gelden er op dit moment wachttijden bij de buurtteams voor mensen die geholpen willen worden met schulden? Zo ja, in welke buurten en hoe hoog is de wachttijd? 4. Wat is volgens u de benodigde capaciteit aan schuldhulpverleners bij de buurtteams om tijdig en adequate hulp te kunnen verlenen? Hoe verhoudt deze zich tot de huidige capaciteit? En hoe zit dit met betrekking tot de benodigde deskundigheid? Deelt u onze opvatting dat ook na 2017 extra moet worden geïnvesteerd in capaciteit en deskundigheid bij de buurtteams? Zo ja, wanneer kunnen we hiertoe voorstellen verwachten? Zo nee, waarom niet.

92 5. Op welke wijze investeert u in scholing en het bevorderen en onderhouden deskundigheid van medewerkers schuldhulpverlening? Een helaas veel voorkomend fenomeen bij mensen met problematische schulden is huisuitzetting vanwege een huurachterstand. Hierdoor wordt het probleem van de schuldenaar vaak alleen maar groter, met alle (sociale en maatschappelijke) problemen van dien. Mensen belanden veelal in uitzichtloze situaties. Onder andere in de gemeente Almelo hebben de corporaties geregeld dat geen huisuitzettingen meer plaatsvinden op basis van huurachterstanden. 6. Bent u bereid in overleg te gaan met de woningcorporaties om in Utrecht ook zo n afspraak te maken, bijvoorbeeld bij het actualiseren van de prestatieafspraken? Zo nee, waarom niet? 7. Bent u bereid in ieder geval af te spreken dat in geval van dreigende huisuitzetting door de deurwaarder en/of de woningcorporatie het buurtteam minimaal een week van tevoren wordt geïnformeerd, zodat het buurtteam nog acties kan ondernemen en/of bij de ontruiming aanwezig te zijn om alsnog hulp aan te bieden? Zo nee, waarom niet? 8. Hoe bevordert u dat, als toch uithuisplaatsing plaatsvindt, dat de schuldenaar wordt geholpen en zijn situatie wordt gestabiliseerd? In plaats van hoge (maatschappelijke) kosten door incasso, boetes en huisuitzetting kan in geval van structurele schulden en betalingsachterstanden (vrijwillig) budgetbeheer (tijdelijk) een betere oplossing vormen. In zo n geval wordt met medewerking van de schuldenaar bijvoorbeeld de huur standaard ingehouden op het salaris of de uitkering en wordt daarmee een verdere huurverhoging voorkomen. In bijvoorbeeld Amsterdam zijn hier goede ervaringen mee. Ook Aedes, de koepel van woningbouwcorporaties, pleitte hier deze week voor. 9. Wordt dit instrument ook in Utrecht actief toegepast? Zo ja, in hoeveel situaties en met welke resultaten? Bent u bereid de inzet van dit instrument meer te stimuleren en te hanteren, ook conform een van de aanbevelingen van het auditrapport uit 2015? Zo nee, waarom niet? In het auditrapport uit 2015 worden kritische noten gekraakt over de toegang tot de schuldhulpverlening. Branchevereniging NVVK heeft hier eerder de noodklok over geluid. In Utrecht werden bijvoorbeeld mensen die in een scheiding verwikkeld waren en minderjarigen geweigerd voor schulddienstverlening. Ook blijkt uit het auditrapport dat nazorg veelal niet plaatsvindt in Utrecht. 10. Worden in de nieuwe opzet van de schuldhulpverlening nog mensen de toegang geweigerd tot de schulphulpverlening? Zo ja, wat zijn de weigeringsgronden en waarom worden deze gehanteerd? 11. Welke acties zijn ondernomen om de nazorg te verbeteren? Wie is verantwoordelijk voor de nazorg? De Wet gemeentelijke schulphulpverlening stelt (in artikel 2, eerste lid) dat gemeenten een beleidsplan moeten opstellen, waarin een aantal zaken minstens geregeld staan (vierde lid van artikel 2). De gemeente Utrecht heeft geen apart beleidsplan, maar het beleid omschreven in verschillende documenten en beleidsregels. De PvdA heeft al eerder betoogd dat dit de duidelijkheid voor en de rechtszekerheid van de schuldenaar niet ten goede komt. En minstens één verplicht aspect, namelijk hoe schuldverlening aan gezinnen met inwonende minderjarigen wordt vormgegeven, heeft de gemeente nergens geregeld. 12. Bent u, nu u het beleid rondom schuldhulpverlening toch aan het herzien bent, bereid alsnog een integraal beleidsplan schuldhulpverlening op te stellen? Zo nee, waarom niet? Bent u

93 bereid in ieder geval het beleid rondom minderjarige kinderen in beleidsregels vast te leggen? Zo nee, waarom niet? De gemeenteraad heeft in 2016 amendement 2016/28 aangenomen, dat een fonds bepleit voor jongeren met problematische schulden. 13. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van dit amendement? Op 1 april 2017 is het zogeheten breed wettelijk moratorium van kracht geworden, de mogelijkheid van een adempauze van een half jaar bij ernstige schulden. Het is binnen dit moratorium de taak van gemeenten om mensen bij de rechter voor te dragen voor dit moratorium. 14. Hoe is de gemeente Utrecht toegerust op de uitvoering van dit moratorium? Zijn er al personen die de gemeente wil voordragen en zo ja, hoeveel? Hoeveel geld hebt u gereserveerd voor de uitvoering van dit moratorium? Soms is ook de gemeente zelf schuldeiser. 15. Geeft de gemeente in die rol het goede voorbeeld door bijvoorbeeld de beslagvrije voet in acht te nemen en via maatwerk rekening te houden met persoonlijke omstandigheden? Wordt indien nodig hierbij gebruik gemaakt van de citydealpilot Ondiep Ontregelt? De problematiek rondom schulden en armoede reikt veel verder dan alleen een gebrek aan geld. Er komt steeds meer onderzoek beschikbaar waaruit blijkt dat schulden bij mensen chronische stress kunnen veroorzaken en een aantasting van mentale vermogens en het IQ. In zo n geval is het zinloos een beroep te doen op de eigen kracht en zelfredzaamheid. In diverse gemeenten, zoals Alphen aan den Rijn, wordt daarom geëxperimenteerd met de methode mobility mentoring. Hierbij ondersteunen ambtenaren bewoners stap voor stap bij bijvoorbeeld het aanvragen van kinderopvangtoeslag en het invullen van formulieren. Ook Amsterdam, Enschede en Hardenberg overwegen het toepassen van deze methode (NRC Handelsblad, 1 april 2017). 16. Bent u bereid ook in Utrecht te experimenteren met het toepassen van deze methode? Zo nee, waarom niet? 17. Welke conclusies verbindt u aan de conclusie dat zelfredzaamheid en eigen kracht bij de ondersteuning van veel schuldenaren geen bruikbare begrippen zijn? Leidt dit tot aanpassingen van het beleid? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

94 7 Raadsvoorstel Verordening WMO Dossier 38 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 38 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 7 Omschrijving Raadsvoorstel Verordening WMO 2018 Datum collegebesluit 29 augustus 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Kees Diepeveen Beleidsveld Zorg en maatschappelijke opvang Behandelend ambtenaar Houtman, G.T. (Gerda) Telefoon g.houtman@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Marcel Kiewik / mail: m.kiewik@utrecht.nl / Mob.: Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

95 1 Voorstel_8715.pdf voorstel aan de raad Opgesteld door Maatschappelijke Ontwikkeling Houtman, G.T. (Gerda) Kenmerk Vergadering Raadsvoorstellen weekoverzicht Vergaderdatum 3 september 2017 Jaargang en nummer Geheim Portefeuille Nee Zorg en maatschappelijke opvang Verordening WMO 2018 Het college van burgemeester en wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten: 1 De verordening Wmo 2018 vast te stellen en in te laten gaan op 1 januari De verordening Wmo 2016 in te trekken per 1 januari Burgemeester en wethouders van Utrecht, De secretaris, De burgemeester, Drs. G.G.H.M. Haanen Mr. J.H.C. van Zanen Conclusie commissie

96 Bijlages Voorstel: Voorstel_8715 Bijlage: Verordening Wmo 2018 Bijlage: Verordening Wmo gemeente Utrecht toelichting wijzigingen Bijlage: Reactie van de WMO Cliëntenraad op de aangepaste Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Utrecht 2018 Bijlage: Antwoord op advies Clientenraad Wmo2017 Eerdere besluitvorming De laatste aanpassing van de verordening Wmo heeft plaats gevonden via de raadsvergadering van 14 januari 2016, raadsvoorstel Uitvoering

97 Context Op 18 mei 2016 heeft de Central Raad van Beroep in meerdere zaken over hulp bij het huishouden (HbH) richtinggevende uitspraken gedaan. Voor de gemeente is dat vorig jaar mede aanleiding geweest om het beleid HbH aan te passen en een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar het aantal basisuren (dit heeft geleid tot meer maatwerk, een urenuitbreiding en verbeteringen in de dienstverlening). Voor de VNG waren deze uitspraken aanleiding om een nieuwe modelverordening Wmo uit te brengen. Aanleiding hiervoor zijn de juridische kaders die de Centrale Raad in haar uitspraken heeft verwerkt: * De raad moet zelf alle kaderstellende bepalingen via de verordening vaststellen en mag deze niet delegeren aan het college * Het college mag het onderzoek naar de noodzaak van een maatwerkvoorziening niet mandateren aan een aanbieder die tevens de ondersteuning biedt * De hoogte van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening moet vastgelegd zijn in de verordening. Voor de gemeente is de aanpassing van de modelverordening aanleiding de eigen tekst kritisch tegen het licht te houden. Dit heeft geleid tot het verplaatsen van bepalingen uit de Beleidsregels Wmo 2017 en het Financieel besluit Wmo 2017 naar de verordening én tot tekstuele aanpassingen in sommige bepalingen in de verordening. Dit leidt niet tot inhoudelijke wijzigingen. Daarnaast heeft het miniserie van VWS via een AmvB een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 doorgevoerd. Hierin wordt geregeld dat een gemeente een reële prijs betaalt voor een Wmo dienst. Het onderliggende argument is dat de aanbieder hierdoor kan voldoen aan de gemeentelijke eisen van kwaliteit en continuïteit en kan voldoen aan de arbeidsrechtelijke verplichtingen voor beroepskrachten in loondienst. De AmvB is van toepassing op alle vormen van Wmo dienstverlening die ingekocht worden. Uitgezonderd zijn de inkoop van hulpmiddelen en woningaanpassingen. De inkoop van de gemeente Utrecht voor de aanvullende zorg is al gebaseerd op een reële kostprijs. Maar deze AmvB bepaalt ook dat de raad via de verordening aan het college de opdracht moet geven om tijdens het inkoopproces duidelijk te maken op welke wijze zij de kostprijselementen toepast en weegt. In de nu voorliggende verordening Wmo 2018 is dat opgenomen. Tot slot heeft de ervaring van de gemeente met de aanpak Voorkomen Oneigenlijk gebruik pgb er toe geleid dat aan het hoofdstuk met bepalingen over het pgb en het hoofdstuk dat gaat over bestrijding misbruik, enkele bepalingen zijn toegevoegd. Deze bepalingen geven de gemeente de mogelijkheid in te grijpen als geconstateerd wordt dat de kwaliteit van de ondersteuning niet geborgd is of dat, na onderzoek, misbruik geconstateerd is. Inhoudelijk gaat het om de volgende wijzigingen: * De mogelijkheid om een verklaring Gewaarborgde hulp te vragen in die gevallen waarbij een andere persoon het beheer van het pgb overneemt. Dit in aansluiting op de werkwijze onder de Wet langdurige zorg (Wlz) en de ervaring van de gemeente dat niet alle beheerders het belang van de klant voorop stellen. * De mogelijkheid om een gedragsdeskundige te laten toetsen of de kwaliteit van de ondersteuning die met een pgb wordt ingekocht bij informele hulpverleners voldoende bijdraagt aan de herstelmogelijkheden en veiligheid van de cliënt. Dit speelt vooral bij beschermd wonen en bij belemmeringen die voortkomen uit psychosociale of psychiatrische problemen. Zodra de verordening Wmo 2018 vastgesteld is kan het college de huidige Beleidsregels Wmo 2017 splitsen in Nadere regels en Beleidsregels Wmo. Daarmee worden ook deze regels in lijn met de juridische vereisten gebracht. Het college heeft de Cliëntenraad Wmo om advies gevraagd over de voorgestelde aanpassingen. Dit advies en de reactie van Cliëntenraad Wmo zijn toegevoegd aan dit raadsvoorstel.

98 Beslispunt 1 De verordening Wmo 2018 vast te stellen en in te laten gaan op 1 januari 2018 Argumenten 1.1 De verordening Wmo 2016 dient op onderdelen aangepast te worden De bepaling in de verordening Wmo 2016 zijn niet in overeenstemming met de vereisten uit de Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) over de reële kostprijs voor Wmo diensten en recente Wmo jurisprudentie. In de verordening WMO 2018 zijn ten opzichte van de verordening WMO 2016 daarom enkele bepalingen gewijzigd, verwijderd of toegevoegd en zijn tekstuele aanpassingen aangebracht. In de bijlage vindt u naast de vast te stellen Verordening Wmo 2018, ook een versie waarin de aanpassingen geel gearceerd zijn en in de kantlijn uitgelegd wordt waarom de aanpassing wordt voorgesteld. Beslispunt 2 De verordening Wmo 2016 in te trekken per 1 januari Argumenten 2.1 De verordening 2018 is per die datum van kracht De verordening Wmo 2018 maakt de verordening Wmo 2016 overbodig.

99 Raadsbesluit Raadsbesluit Opgesteld door Maatschappelijke Ontwikkeling Houtman, G.T. (Gerda) Kenmerk Vergadering Raadsvoorstellen weekoverzicht Vergaderdatum 3 september 2017 Jaargang en nummer Portefeuille Zorg en maatschappelijke opvang Verordening WMO 2018 besluit 1 De verordening Wmo 2018 vast te stellen en in te laten gaan op 1 januari De verordening Wmo 2016 in te trekken per 1 januari Aldus besloten in de vergadering van de raad, gehouden op 3 september 2017 De griffier mr. M. van Hall De voorzitter gemeenteraad mr. J.H.C. van Zanen

100 1 Verordening Wmo 2018.pdf Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2018 De raad van de gemeente Utrecht; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer]; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, en van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving; besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Paragraaf 1 Definities Artikel 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 1. Aanbieder: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene of individuele voorziening te leveren. 2. Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten en passen in het actuele maatschappijbeeld. 3. Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten in het kader van de Wmo dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op het versterken van de zelfredzaamheid, zelfregie en eigen kracht. 4. Arbeidsmatige activering: ondersteuning in groepsverband, in een omgeving met arbeidsmatige kenmerken, ter vervanging van reguliere arbeid. Gericht op het bereiken van enige vorm van zelfstandige (arbeidsmatige) participatie. 5. Beleidsplan Wmo: het beleidsplan van de gemeente Utrecht in het kader van de Wmo. 6. Maatschappelijk Netwerk Utrecht: samenwerkingsverband van adviescommissies, cliëntraden en belangenorganisaties met als doel het gezamenlijk verbeteren van advisering, belangenbehartiging en het versterken en waarborgen van participatie van inwoners en cliënten. 7. Buurtteam: een team van professionals dat advies en ondersteuning biedt op het gebied van de Wmo, meldingen en aanvragen in ontvangst neemt en hulpvragen dan wel

101 aanvragen kan behandelen. De buurtteamorganisatie is door het college gemandateerd om hulpvragen en aanvragen te behandelen. 8. Collectief (openbaar) vervoer: vraagafhankelijk vervoer gericht op de regionale vervoersbehoefte primair bestemd voor personen met een beperking die geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer. 9. College: college van burgemeester en wethouders. 10. Dienstverlening: ondersteuning die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, anders dan in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen. 11. Eigen bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel eerste lid van de wet. 12. Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. 13. Gewaarborgde hulp: door belanghebbende ingeschakelde hulp van een derde die garant staat en aanspreekbaar is voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen 14. Informele begeleiding: ondersteuning en/of begeleiding die geboden wordt met behulp van vrijwillige inzet en/of personen zonder relevante opleiding International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF); de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) opgestelde classificatie voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. Deze internationale standaard vormt de basis voor het objectief vaststellen van beperkingen en participatieproblemen. 16. Mantelzorg: langdurige hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg overstijgt 17. Medewerker: persoon die namens het college een melding of aanvraag behandelt. 18. Melding: de mededeling aan het college, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet. 19. Ondersteuningsplan: het document met de uitkomst van het onderzoek zoals bedoeld in artikel van de wet, indien van toepassing aangevuld met adviezen, verwijzingen en afspraken die met de cliënt zijn gemaakt. 20. Periode voor de eigen bijdrage: vastgestelde periode van vier weken die het CAK hanteert voor de vaststelling van de door de cliënt te betalen bijdrage. Tenzij de wetgever deze CAK periode anders vaststelt. 21. Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel van de wet. 22. Regionale Toegang (RT): het loket waar een cliënt zich kan melden voor maatschappelijke opvang en begeleid wonen en die deze melding verder in behandeling neemt. 23. Thuisbegeleiding: Structurele individuele ondersteuning aan zelfstandig wonende zorg mijdende cliënten. Gericht op het bieden van structuur waardoor de persoon zelf een huishouden kan voeren. Ter voorkomen van vervuiling, overlast en gedragsproblemen. 24. Vakantie: aaneengesloten dagen waarop belanghebbende buiten de gemeente Utrecht verblijft, maar nog wel aangemerkt kan worden als ingezetene van de gemeente Utrecht. De maximale aaneengesloten vakantieduur bedraagt 6 weken. Binnen een kalenderjaar worden de verschillende vakantieperiodes bij elkaar opgeteld en kunnen samen nooit meer bedragen dan 13 weken per kalenderjaar. Ook in geval de vakantie opgenomen wordt over twee aansluitende kalenderjaren kan niet meer dan 6 weken aangesloten opgenomen worden 25. Vergoeding: budget dat al dan niet als pgb wordt verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. 26. Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een adequaat resultaat bereikt kan worden en die voorgaat op de Wmo Vrijwillige inzet: de inzet die mensen onverplicht en onbetaald (buiten een eventuele vrijwilligersonkostenvergoeding) aan de samenleving leveren, al dan niet in georganiseerd verband. 28. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

102 Paragraaf 1.2 Reikwijdte verordening Artikel Deze verordening heeft betrekking op de maatschappelijke ondersteuning in de zin van de wet, ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Utrecht. 2. Als ingezetene wordt aangemerkt degene die zijn woonplaats heeft in de gemeente Utrecht, blijkend uit het feit dat hij in de basisadministratie van de gemeente staat ingeschreven. 3. In afwijking van de voorgaande leden is deze verordening ook van toepassing op ingezetenen van gemeenten die vallen onder de werking van de centrumgemeente Utrecht ten aanzien van opvang en beschermd wonen, al dan niet in verband met risico s voor veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. Hoofdstuk 2 Maatschappelijke ondersteuning Paragraaf 2.1 Procedure melding, onderzoek en aanvraag Artikel Melding en onderzoek 1. Een melding kan door of namens een persoon worden gedaan bij het college op een door het college vastgestelde wijze. Het college stelt hiertoe beleidsregels op. 2. De medewerker die de melding in behandeling neemt stelt vast: a. of het een melding in het kader van de wet is; b. verwijst, indien dat niet het geval is, de cliënt zo nodig direct door naar de plek waar de persoon zich wel kan vervoegen. 3. De medewerker bevestigt de melding en neemt deze, als het tweede lid sub b niet van toepassing is, verder in behandeling. 4. Als de medewerker heeft vastgesteld dat het een melding in de zin van de wet is en de in het derde lid genoemde situatie niet van toepassing is, stelt deze een onderzoek in conform artikel van de wet. Dit tenzij de situatie bij de medewerker voldoende bekend is als gevolg van eerdere meldingen. 5. Indien de cliënt dit wenst, kan de cliënt zich bij het doen of afhandelen van de melding laten ondersteunen door iemand uit zijn eigen netwerk en/of een onafhankelijke derde. Het College wijst de cliënt tijdens de melding op de mogelijkheid een beroep te doen op de onafhankelijke cliëntondersteuning en waar die verkregen kan worden. 6. Indien de cliënt dit wenst kan hij binnen 7 werkdagen na de melding een persoonlijk plan indienen als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet. Het college wijst de cliënt tijdens de melding op deze mogelijkheid. Artikel Verslag 1. De medewerker maakt van het onderzoek een verslag, waarin hij de bevindingen van zowel de medewerker als de cliënt weergeeft, alsmede het eventuele ondersteuningsplan. 2. De medewerker verstrekt het verslag na afronding van het onderzoek aan de cliënt. 3. Het college kan beleidsregels stellen over de methodiek en de procedure waarmee het verslag tot stand komt. Artikel Aanvraag Voor de aanvraag voor een maatwerkvoorziening dient gebruik te worden gemaakt van het door het college vastgestelde aanvraagformulier. Het college kan hiervan afwijken. Het college stelt daartoe beleidsregels op.

103 Paragraaf 2.2 Vormen van maatschappelijke ondersteuning Artikel Inzet voorzieningen 1. Het college kan voor de maatschappelijke ondersteuning algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen beschikbaar stellen. 2. Het college kan bij het toekennen van een voorziening nadere voorwaarden en verplichtingen verbinden aan het gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen. 3. De verstrekking van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen geschiedt binnen de kaders van de wet en het beleidsplan Wmo. Deze verstrekking is gericht op het behalen van één of meer door het college, in overleg met de cliënt vastgestelde resultaten. Artikel Reikwijdte van de maatschappelijke ondersteuning 1. De door het college aangeboden maatschappelijke ondersteuning levert een substantiële bijdrage aan het realiseren van een, naar het oordeel van de raad, aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie, conform het beleidsplan Wmo. Aanvaardbaar niveau betekent dat wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie. Maar strekt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak, gewoonte of wens. Artikel Tegemoetkoming zorgkosten 1. Het college kan in een kalenderjaar, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. 2. Het college kan Nadere regels opstellen over de wijze van aanvragen, voorwaarden om in aanmerking te komen, de wijze van beoordeling en de uitbetaling van de tegemoetkoming. Paragraaf 2.3 Criteria voor verstrekking van een maatwerkvoorziening Artikel Algemene criteria voor een maatwerkvoorziening 1. Een cliënt kan binnen de kaders van de wet, het door de raad vastgestelde beleidsplan Wmo en deze verordening in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening als: a. het college heeft vastgesteld dat er sprake is van belemmeringen in de zelfredzaamheid of participatie als gevolg van een beperking, van chronisch psychische en/of psychosociale problemen, en b. de belemmeringen niet in voldoende mate kunnen worden opgelost door de versterking van de eigen kracht, gebruikelijke hulp, de inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers, door gebruik te maken van een oplossing die voor de cliënt als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd of van voorliggende of algemene voorzieningen. 2. Het college besluit, indien de cliënt op een maatwerkvoorziening is aangewezen, tot de goedkoopste adequate maatwerkvoorziening. 3. Het college kan een maatwerkvoorziening, anders dan in de vorm van dienstverlening, in bruikleen of in eigendom verstrekken. 4. Het college kan beleidsregels stellen over de methodiek en de procedure waarmee de noodzaak tot het bieden van een maatwerkvoorziening wordt vastgesteld

104 Artikel Weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening In aanvulling op artikel van deze verordening kan het college een maatwerkvoorziening, gericht op het versterken of behoud van de zelfredzaamheid of participatie weigeren, als naar het oordeel van het college: a. deze, gezien de beperkingen van de persoon voor zichzelf of anderen, onveilig is, niet passend en/of gezondheidsrisico s met zich meebrengt; b. sprake is van een verzoek tot vervanging van een eerder verstrekte voorziening terwijl deze nog in voldoende mate ondersteuning biedt bij de belemmeringen van de cliënt en de voorziening nog niet technisch is afgeschreven; c. de melding is gedaan op een zodanig moment, dat een objectieve beoordeling van de noodzaak voor of de wijze van ondersteuning niet meer kan plaatsvinden; d. de cliënt niet of onvoldoende wil meewerken aan het opstellen en nakomen van het ondersteuningsplan dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het bereiken van de resultaten; e. de cliënt niet of onvoldoende wil meewerken aan behandelingen die in redelijkheid gevraagd kan worden, en hierdoor onnodig een beroep of een te zwaar beroep op de Wmo gedaan moet worden f. de noodzaak tot het opnieuw verstrekken van een voorziening aan de cliënt te verwijten is; g. de noodzakelijke maatwerkvoorziening niet leidt tot meerkosten voor de cliënt ten opzichte van de situatie waarin een vergelijkbare persoon zonder dergelijke belemmeringen verkeert. h. Er geen geschikte voorziening in natura verkrijgbaar is waardoor de gemeente niet in staat is deze te verstrekken. Artikel Aanvullende criteria beschermd wonen en opvang 1. In aanvulling op artikel van deze verordening kan een cliënt binnen de kaders van de wet, het door de raad vastgestelde beleidsplan Wmo en deze verordening, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening in verband met beschermd wonen en opvang, anders dan in verband met risico s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, als: a. de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en, b. er sprake is van een vermoeden van beperkte zelfredzaamheid als gevolg van een verslavings-, psychisch of psychosociaal probleem, dan wel een combinatie van deze problemen. 2. Het college verbindt aan de opvang voorwaarden die te maken hebben met het bereiken van als noodzakelijk vastgesteld resultaat. Deze voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op: a. de medewerking van de cliënt aan de verduidelijking van de ondersteunings-behoefte; b. de medewerking van de cliënt aan de uitvoering van het opgestelde ondersteuningsarrangement; c. het naleven van de cliënt van de leef- en gedragsregels binnen de opvang. 3. Het college kan beleidsregels stellen t over de methodiek en de procedure voor het beoordelen van de noodzaak tot het bieden van beschermd wonen en opvang Artikel Aanvullende criteria mantelzorgondersteuning met verblijf In aanvulling op artikel van deze verordening gelden voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van mantelzorgondersteuning, gepaard gaand met verblijf, de volgende criteria: a. de cliënt is aangewezen op ondersteuning, gepaard gaand met permanent toezicht; b. ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert is noodzakelijk; c. de cliënt is tijdelijk op deze maatwerkvoorziening aangewezen.

105 Artikel Aanvullende criteria sociaal-recreatief vervoer 1. Het gebruik van het collectief (openbaar) vervoer heeft het primaat als het de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie. 2. Een persoon die naar het oordeel van het college bij het vervoer met het collectief (openbaar) vervoer is aangewezen op persoonlijke begeleiding, kan gratis een begeleider mee laten reizen. 3. Het college kan beleidsregels stellen voor de beoordeling van het recht op een vervoersvoorziening voor sociaal-recreatief vervoer. Artikel Aanvullende bepalingen woonvoorzieningen 1. Het college kan een woonvoorziening verstrekken voor de aanpassing van de woning. 2. De mogelijkheid van verhuizen naar een meer geschikte of volledig geschikte woning kan door het college bij de beoordeling van de goedkoopst adequate oplossing worden meegewogen. De kosten van verhuizen maken in dat geval deel uit van de te treffen voorziening. De vergoeding voor de verhuizing vloeit alleen voort uit een door de gemeente, in het kader van de Wmo, opgelegde verplichting om te verhuizen. 3. In afwijking van lid 2 kan het college een persoonsgebonden budget verstrekken als tegemoetkoming voor de kosten van een verhuizing, als: a. de cliënt aantoonbaar goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder te doen wegnemen, en b. er met het oog op de gezondheidstoestand van de cliënt binnen een redelijke termijn geen uitzicht is op de opheffing van de gebreken aan de woning. 4. Een woonvoorziening voor de aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex hoeft niet te worden verstrekt als het wooncomplex specifiek is bestemd voor de huisvesting van ouderen of personen met een beperking. 5. Een woonvoorziening hoeft niet te worden verstrekt wanneer de woning conform het van toepassing zijnde bouwbesluit al aan deze specificatie moest voldoen; 6. Het college kan als onderdeel van een woonvoorziening de dubbele woonkosten in verband met tijdelijke huisvesting vergoeden, als een cliënt tijdelijk elders moet wonen totdat de woning van de cliënt is aangepast. 7. Het college kan een voorziening (deels) weigeren indien de belemmeringen te wijten zijn aan achterstallig onderhoud, dan wel het gevolg zijn van de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen. 8. Het college kan een voorziening weigeren als een cliënt bij het betrekken van een nieuwe woning geen rekening heeft gehouden met zijn huidige beperking en indien van toepassing met een voorzienbare beperking voortvloeiend uit een progressieve aandoening wanneer deze bekend is op moment van verhuizing. 9. Het college verstrekt geen woonvoorziening als de cliënt woont in of verhuist naar een hotel, pension, trekkerswoonwagen, vakantiewoning, tweede woning of intramurale opvang. 10. Het college kan de verstrekking van een woonvoorziening weigeren indien deze redelijkerwijs regulier verkrijgbaar is. Hoofdstuk 3 Een Persoonsgebonden budget Artikel 3.1 De wijze van aanvragen van een pgb 1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een gemotiveerde verzoek in, gebaseerd op het ondersteuningsplan, waarbij de cliënt aangeeft: a. wat hij met het pgb wenst in te kopen; b. waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

106 c. indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren; d. hoe hij de voorziening wenst in te kopen; e. op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd; f. een onderbouwde begroting. 2. Indien de cliënt ondersteuning, begeleiding of een hulpmiddel wenst te betrekken bij een persoon uit het sociaal netwerk, dient de cliënt te motiveren dat dit tot een gelijkwaardig of beter resultaat leidt dan de inzet van een professional. 3. Indien de cliënt ondersteuning, begeleiding of een hulpmiddel wenst te betrekken bij een persoon uit het sociaal netwerk kan het college via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde laten toetsen of deze persoon verantwoorde ondersteuning kan leveren. 4. Indien de cliënt zelf niet in staat is het pgb te beheren en dit niet overgenomen wordt door een wettelijke vertegenwoordiger, kan het college van de beheerder een verklaring Gewaarborgde hulp vragen, vergelijkbaar met artikel 5.11 van de Regeling langdurige zorg. 5. Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden indien: a. de cliënt naar het oordeel van het college niet voldoet aan alle in het eerste lid van dit artikel en aan het in de wet gestelde artikel 2.3.6, tweede lid, genoemde voorwaarden; b. het pgb in de plaats komt van een maatwerkvoorziening die het college in collectieve vorm aanbiedt en deze collectieve voorziening leidt tot een aanvaardbaar niveau van ondersteuning ; c. de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college niet of niet in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het beoogde resultaat; d. de cliënt naar het oordeel van het college: 1. de aanvraag niet kan motiveren en toelichten; 2. de cliënt of zijn vertegenwoordiger een bespreking van het budgetplan weigert of, na daartoe te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt; 3. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft; 4. problematische schulden heeft, een schuldsaneringstraject doorloopt of onder de wet schuldsanering natuurlijke personen valt, tenzij de bewindvoerder het volledige beheer van het pgb op zich neemt. De kosten die hiermee gemoeid zijn komen ten laste van de cliënt 5. verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft tenzij de bewindvoerder het volledige beheer van het pgb op zich neemt. De kosten die hiermee gemoeid zijn komen ten laste van de cliënt. Onder verwijtbaar wordt verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die ertoe hebben geleid dat toezicht of bewindvoering noodzakelijk is. 6. redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht het pgb te beheren en de persoon die als beheerder optreedt niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een gewaarborgde hulp conform artikel 5.11, lid 2, van Regeling langdurige zorg (Rlz) of een daartoe gemachtigd bureau niet beschikt over het keurmerk van het Keurmerkinstituut 7. een gemachtigde of beheerder van het pgb heeft aangewezen die tevens uitvoerder is van de met het PGB ingekochte ondersteuning; e. er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel van de wet; f. onafhankelijk advies heeft uitgewezen dat de verantwoorde ondersteuning niet geborgd is; g. het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland; h. de ondersteuning die door één en dezelfde persoon geleverd wordt meer bedraagt dan 48 uur per week. Bij het vaststellen of deze 48 uur per week overschreden wordt kan ook betrokken worden de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een pgb, levert aan andere personen of gezinsleden; i. het pgb gebruikt wordt voor het betalen van belangenbehartigers of een beheerder, of voor andere kosten dan het leveren van de ondersteuning. Onder andere kosten wordt ook

107 verstaan reiskosten of begeleidings- of administratiekosten in verband met het beheren van een pgb. j. In afwijking van Artikel onder f kan het college toestemming geven om de toegekende ondersteuning individuele begeleiding die met het pgb ingekocht wordt ook in te zetten tijdens een vakantie. k. Het college kan beleidsregels stellen voor de wijze van indienen van een verzoek zoals beschreven in Artikel lid j en het afwegingskader voor een dergelijk verzoek. Artikel 3.2 Hoogte van het pgb 1. De omvang van het pgb bedraagt nooit meer dan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura Indien nodig kan het pgb voor een hulpmiddel aangevuld worden met een vergoeding voor instandhoudingkosten. 2. Indien het pgb is gebaseerd op een uurtarief of gemiddeld resultaattarief, wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning geleverd door een instelling, een zelfstandig ondernemer en personen uit het sociaal netwerk: a. Het uurtarief voor een erkende instelling is gebaseerd op het goedkoopste tarief zoals afgesproken is met de contracteerde aanbieders; b. Het uurtarief voor een zelfstandig ondernemer is gebaseerd op het tarief van een erkende instelling minus 18% overheadkosten; c. Het tarief voor de persoon uit het sociaal netwerk is vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Utrecht waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de budgethouder gevrijwaard is van het afdragen van loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en geen administratieve verplichtingen heeft. 3. Normbedragen voor de verstrekking van maatwerkvoorzieningen in de vorm van een vergoeding worden door het college vastgelegd in een Financieel besluit Wet maatschappelijke ondersteuning Utrecht. 4. Het tarief op basis waarvan het pgb is berekend blijft in stand zolang de toekenning geldig is. Artikel 3.3 Besteding en verantwoording van het pgb 1. De cliënt stemt in en handelt conform de bepalingen van de gemeente zoals opgenomen in deze verordening, beschikking en pgb plan. 2. De cliënt stemt in en handelt conform de (algemene) voorwaarden van de Sociale Verzekeringsbank en de voorwaarden zoals de gemeente die is overeengekomen met de SVB. 3. Het college kan de cliënt verplichten gebruikt te maken van standaarddocumenten ten behoeve van het aanleveren van gegevens voor het trekkingsrecht via de SVB. 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan ingetrokken worden als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Hoofdstuk 4 voorzieningen Bijdragen voor het gebruik van Paragraaf 4.1 Eigen bijdrage voor voorzieningen

108 Artikel Bijdrage algemene voorzieningen 1. Een cliënt is, behoudens de in lid 2 genoemde voorzieningen, geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een algemene voorziening binnen de Wmo. 2. Voor de door de gemeente ingerichte Maaltijdservice wordt een eigen bijdrage per maaltijd gevraagd. De hoogte van deze bijdrage is gebaseerd op de kosten voor de maaltijd en bezorging en zijn te vergelijken met de kosten die belanghebbende zou hebben gemaakt voor de boodschappen en het bereiden van een maaltijd. Artikel Inkomensafhankelijke eigen bijdrage maatwerkvoorziening 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening (geleverd in natura of via een pgb), zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. 2. Indien de maatwerkvoorziening is verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing van een minderjarig kind, is de eigen bijdrage verschuldigd door de in artikel 2.1.5, eerste lid, van de wet, bedoelde persoon of personen. 3. In afwijking van het eerste lid is geen eigen bijdrage verschuldigd voor het gebruik van collectief (openbaar) vervoer voor zover deze als maatwerkvoorziening wordt verstrekt. 4. Op grond van artikel 3.8, lid 2.a van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt het percentage zoals genoemd in artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgesteld op 8 procent. 5. Het opleggen en innen van de eigen bijdrage voor ondersteuning in de vorm van opvang vindt plaats door de instelling, die de opvang verzorgt. Tenzij het college in de afspraken met de instelling of anderszins hiervan nadrukkelijk afwijkt. Artikel Berekening eigen bijdrage maatwerkvoorziening 1. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is nooit meer dan de maximale eigen bijdrage die mogelijk is op grond van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning De kostprijs van de voorziening die wordt gebruikt voor de berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de goedkoopste ingekochte voorziening. 3. Het college stelt Nadere regels vast ten aanzien van de wijze van berekening en inning van de eigen bijdrage voor opvang. Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage 1. De kostprijs van een eenmalig pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb dat is verstrekt. 2. De kostprijs van een periodiek verstrekt pgb is per periode gelijk aan de hoogte van het pgb dat over deze periode is verstrekt. Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in natura ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage 1. De kostprijs van een eenmalig verstrekte maatwerkvoorziening in natura, anders dan voor dienstverlening, opvang of beschermd wonen, wordt als volgt vastgesteld: a. als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordt gehuurd, wordt de kostprijs per periode vastgesteld en is gelijk aan de huur die de gemeente voor de voorziening over die periode verschuldigd is aan de verhuurder van de voorziening; b. als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordt ingekocht, wordt de kostprijs vastgesteld op de vergoeding die de gemeente hiervoor verschuldigd is aan de door de gemeente gecontracteerde leverancier van de voorziening. 2. De kostprijs van dienstverlening, opvang of beschermd wonen in natura wordt per periode vastgesteld en is gelijk aan de vergoeding die de gemeente voor de dienstverlening, opvang of beschermd wonen over die periode verschuldigd is.

109 Artikel Afwijkende vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage In afwijking van hetgeen gesteld is in artikel en artikel wordt de kostprijs van de voorziening die onder de titel Arbeidsmatige activering of Thuisbegeleiding wordt aangeboden, vastgesteld op nihil. Paragraaf 4.2 Blijk van waardering mantelzorgers Artikel Activiteit voor mantelzorgers 1. Het college geeft de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten vorm in overleg met het Stedelijk Steunpunt Mantelzorg. 2. Via het Stedelijk Steunpunt Mantelzorg Utrecht worden betrokken organisaties in staat gesteld om activiteiten voor mantelzorgers uit te voeren als waardering voor hun inzet. Hoofdstuk 5 inwoners Kwaliteit, klachten en betrekken Artikel 5.1 Kwaliteitseisen 1. Instellingen borgen de volgende kwaliteit tijdens de door hen geleverde dienstverlening: a. Veiligheid van cliënten en personeel. Het gaat hierbij om veilige gebouwen, veilig aanbod en veilig voelen. Kwaliteit van zorg. Het gaat hierbij om de inzet van effectieve methodieken; het inzetten van personeel dat in kennis, houding en vaardigheden deskundig is; het afstemmen van de ondersteuning op de behoeften van de klant en, indien meerdere aanbieders betrokken zijn bij het leveren van ondersteuning, het afstemmen van het geheel aan ondersteuning vanuit klantperspectief. b. Cliëntgerichtheid: de ondersteuning wordt opgesteld, uitgevoerd en geëvalueerd in samenspraak met de cliënt en zijn mantelzorger of vertegenwoordiger. c. Doeltreffendheid: de ondersteuning biedt zicht op resultaten. d. Doelmatigheid: De ondersteuner evalueert regelmatig zijn inzet in relatie tot het resultaat en stelt dit in het gesprek met de cliënt en zijn mantelzorger of vertegenwoordiger aan de orde. Deze uitkomst wordt betrokken bij de innovatie van de wijze waarop de ondersteuning wordt aangeboden. 2. De aanbieders moeten deze kwaliteitsborging vastleggen in een toetsbaar plan passend bij de aard van de ondersteuning. Op verzoek van de gemeenten overlegt de instelling dit plan. 3. Als een aanbieder gebruik maakt van een onderaannemer, is de hoofdaanbieder er verantwoordelijk voor dat de onderaannemer voldoet aan de kwaliteitseisen die het college aan de ondersteuning stelt. 4. De aanbieder draagt er zorg voor dat de door hem ingeschakelde medewerkers voldoen aan de voor de functie vereiste kennis, houding, vaardigheden en wettelijke vereisen. 5. De aanbieder meet minimaal elke twee jaar de klanttevredenheid en betrekt deze resultaten bij de kwaliteitsborging. 6. De aanbieder heeft een procedure voor het indienen van klachten en informeert klanten hierover proactief. 7. Op verzoek van de gemeente geeft de aanbieder een overzicht van het aantal ingediende klachten. 8. De aanbieder betrekt cliënten en waar relevant mantelzorgers, bij het organiseren van de ondersteuning en is gehouden aan de Wmcz (Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen).

110 9. Het college onderzoekt periodiek en steekproefsgewijs de kwaliteit van de door de aanbieder geboden ondersteuning 10. Het college wijst een toezichthouder aan welke toeziet op de naleving van de in deze verordening gestelde kwaliteitseisen. De toezichthouder is gerechtigd om namens het college handhavend op te treden en maatregelen te treffen. 11. Het college kan Nadere regels opstellen voor nadere invulling van dit artikel en de wijze waarop de invulling van de kwaliteitseisen wordt gewogen. Artikel 5.2 Budget voor aanbieders van dienstverlening 1. Indien de dienstverlening wordt uitgevoerd door een derde partij, dan stelt het college een redelijk budget ter beschikbaar voor de te leveren ondersteuning. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. 2. Bij de vaststelling van het budget voor het leveren van een dienst houdt het college tenminste rekening met de kosten verbonden aan: a. de kosten van de beroepskracht b. redelijke overheadkosten; c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg; d. reis en opleidingskosten; e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen. 3. Het college bepaalt voordat het inkoopproces van de dienst van start gaat of a. Het college een minimum prijs neerlegt die voldoet aan hetgeen gesteld is in lid 2 van dit artikel b. een vast prijs hanteert die voldoet aan hetgeen gesteld is in lid 2 van dit artikel c. de aanbieder vrij laat een prijs neer te leggen die voldoet aan hetgeen gesteld is in lid 2 van dit artikel 4. Het college kan de uiteindelijk over een kalenderjaar te betalen vergoeding aan een aanbieder van dienstverlening korten als een niet of onvoldoende geleverde prestatie daar aanleiding toe geeft of vanwege het overschrijden van de normen zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). 5. Het college kan Nadere regels opstellen voor de invulling van dit artikel en de wijze waarop deze worden gewogen. Artikel 5.3 Melding incidenten, calamiteiten en geweld 1. Onverlet de verplichting op grond van artikel 3.4 van de wet tot het melden van calamiteiten en geweld bij de toezichthoudende ambtenaar, is de aanbieder verplicht incidenten te registreren.. 2. Op verzoek van de gemeente overhandigt de aanbieder de onder lid 12 genoemde registratie binnen 48 uur. 3. De aanbieder van dienstverlening verstrekt periodiek, doch ten minste één maal per jaar, een overzicht van de meldingen met betrekking tot incidenten, calamiteiten en geweld aan de cliëntenraad van de aanbieder. 4. Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot de wijze waarop met meldingen van incidenten, calamiteiten en geweld wordt omgegaan.

111 Artikel 5.4 Betrekken ingezetenen bij de uitvoering van de wet 1. Het college stelt, volgens de Utrechtse Participatie Standaard, inwoners, cliënten en de bij het Maatschappelijk Netwerk Utrecht betrokken cliëntenorganisatie(s) bij het Wmo beleid in staat gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen. 2. Het college betrekt bij het bepalen van de vorm waarin inwoners worden betrokken de cliëntenorganisatie(s). 3. De cliëntorganisatie(s) bestaat uit leden met een breed netwerk in de stad, die in staat zijn de belangen van de ingezetenen in relatie tot de opdracht in de wet in voldoende mate te behartigen. 4. De cliëntorganisatie(s), bedoeld in het eerste lid: a. wordt door het college betrokken bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen; b. is bevoegd om uit eigen beweging het college te voorzien van advies ten aanzien van verordeningen en beleidsvoorstellen; c. is bevoegd om onderwerpen voor het overleg aan te dragen. 5. Het college draagt er zorg voor dat de cliëntorganisatie(s) tijdig over informatie kunnen beschikken die noodzakelijk is om hun adviesrol naar behoren en binnen een redelijke termijn uit te oefenen. 6. Het college kan de cliëntorganisatie(s) ondersteunen bij de uitoefening van haar taken. 7. Het college kan in overleg met de cliëntorganisatie(s) ingezetenen op een andere wijze betrekken. 8. Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot het functioneren van de cliënt organisatie(s). 9. Het college zal de wijze waarop zij cliëntparticipatie organiseert verder ontwikkelen in samenwerking met in elk geval de bij het Maatschappelijk Netwerk Utrecht betrokken cliëntenraden, adviesraden en belangenorganisaties. Hoofdstuk 6 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet Artikel 6.1 Controles 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordigers in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die verbonden zijn aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening, Ook als deze verzilverd wordt via een pgb, En over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. 2. Teneinde oneigenlijk gebruik van de wet te voorkomen, controleert het college de doelmatigheid en rechtmatigheid van de verstrekte voorziening en de besteding van het pgb. Dit kan in de vorm van een steekproef. 3. Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie en accountantscontrole, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht en de geleverde prestaties. 4. Het college is gerechtigd tot materiële controle en tot fraudeonderzoek, waaronder de besteding van het pgb, bij organisaties, leveranciers en budgethouders. Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot de wijze waarop deze onderzoeken vorm worden gegeven. 5. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel , eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

112 Artikel 6.2 Terugvordering 1. Als het college uitvoering geeft aan artikel van de wet, stelt het college de geldswaarde vast op de kostprijs, bedoeld in artikel 4.2.2, van de ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening. 2. Zodra de cliënt aan zijn betalingsverplichting ten aanzien van de terugvordering heeft voldaan, meldt het college dit bij het Centraal Administratiekantoor, zodat deze de grondslag van de verschuldigde eigen bijdrage kan corrigeren. 3. Zodra de cliënt is overleden, boekt het college de vordering af, tenzij de vordering tevens is gericht op degene die zijn medewerking heeft verleend aan het opzettelijk misbruik en die persoon nog in leven is. 4. Als het recht op een in eigendom of bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd. Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 7.1 Intrekking oude verordening De Verordening voorzieningen Wmo Utrecht 2016 wordt ingetrokken per 1 januari 2018 Artikel 7.2 Overgangsbepalingen 1. Aanvragen voor ondersteuning die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de verordening Wmo 2016 gemeente Utrecht. 2. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd. 3. Het college heeft de bevoegdheid een besluit te herzien met toepassing van deze verordening: a. op de gronden vermeld in deze verordening; b. indien uit een door het college uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen; c. indien de cliënt ondersteuning ontvangt in natura en wenst over te stappen naar een andere aanbieder of naar een pgb; d. indien de cliënt ondersteuning ontvangt in de vorm van een pgb en wenst over te stappen naar ondersteuning in natura. Artikel 7.3 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari Artikel 7.4 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op <datum> De secretaris, De burgemeester, Toelichting op de artikelen

113 Toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2018 Inleiding In de wet is vastgelegd dat de gemeente een verordening dient vast te stellen met daarin de kaders voor de uitvoering van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid rond maatschappelijke ondersteuning. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Definities In dit artikel worden een aantal veelgebruikte termen omschreven die voorkomen in de verordening. Daar zij ook termen bij die in Wmo zelf zijn gedefinieerd. Daarbij is de definitie in de wet leidend. Niet alle weergegeven definities komen terug in de artikelen van de verordening. Er is voor gekozen ook een aantal termen te omschrijven die van belang zijn in de uitvoering. Het doel s duidelijkheid te verschaffen over wat met verschillende termen wordt bedoeld. Artikel 1.2 Reikwijdte verordening In dit artikel wordt beschreven wie aanspraak kan maken op deze verordening. Hoewel de wet de reikwijdte ook omschrijft, is er voor de leesbaarheid voor gekozen dit ook op te nemen in de verordening. Op die manier ontstaat een juridische grondslag in de verordening om te kunnen bepalen wie een beroep kan doen op de Wmo in de gemeente Utrecht. In het derde lid wordt specifiek aangegeven dat ook niet-ingezetenen van Utrecht een verzoek kunnen doen voor op opvang en beschermd wonen vanwege de centrumfunctie die de gemeente Utrecht heeft voor dit onderdeel. Hoofdstuk 2 Maatschappelijke ondersteuning Paragraaf 2.1 Procedure melding, onderzoek, aanvraag In deze paragraaf wordt de procedure beschreven die wordt toegepast bij een verzoek van een burger om ondersteuning in het kader van de Wmo. Artikel Melding en onderzoek De te volgen procedure bij het doen van een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning is beschreven in de wet. Omwille van de duidelijkheid is het ook in de verordening opgenomen. Hiermee ontstaat ook een juridische basis in de verordening waarop zowel de burger als de gemeenten zich kunnen beroepen. Het college krijgt met dit artikel de bevoegdheid de voorgeschreven procedure nader in te vullen. Deze bevoegdheid is tevens een verplichting aan het college helderheid te verschaffen aan de burger over de wijze waarop deze een verzoek tot ondersteuning kan indienen. Met het college zoals benoemd in dit artikel wordt bedoeld de (medewerkers van) de buurtteamorganisatie of gemeentelijke afdeling die belast zijn met de uitvoering van de procedure. Het college geeft hiertoe mandaat aan de betreffende organisatie of afdeling. Artikel Verslag Het verslag is een verplicht onderdeel van de procedure. Het ondersteuningsplan kan een deel zijn van dit verslag. Het verslag beschrijft vooral de gevolgde procedure, de uitkomst van het onderzoek en de afwegingen die zijn gemaakt. Het ondersteuningsplan beschrijft de gekozen oplossingsrichtingen, doelstellingen en de aanpak. De burger die aanspraak maakt op ondersteuning heeft recht op een verslag. Het verslag wordt vertrekt aan de burger, tenzij de burger hier geen prijs op stelt. Het college heeft de bevoegdheid regels op te stellen over de wijze waarop het verslag tot stand komen en waar het verslag aan moet voldoen.

114 Artikel Aanvraag Indien uit het onderzoek blijkt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, moet deze worden aangevraagd. De wijze waarop dat gebeurt, kan door het college worden bepaald. Hier is voor gekozen om bureaucratie zo veel mogelijk te voorkomen. Een standaardprocedure past niet altijd bij de uitvoeringspraktijk. Een bepaalde mate van flexibiliteit is daarbij noodzakelijk. Paragraaf 2.2 Vormen van maatschappelijke ondersteuning Artikel Inzet voorzieningen In het kader van deze verordening kan ondersteuning worden geboden in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening. Algemene voorzieningen zijn ondersteuningsvormen die zonder voorafgaande toets toegankelijke zijn, een verwijzing is hiervoor niet nodig. Het college heeft de bevoegdheid om voorwaarden te stellen aan het gebruik van deze voorzieningen. Het gaat hier nadrukkelijk niet over regels over het recht op voorzieningen, maar over gebruiksvoorwaarden wanneer de voorziening is toegekend. Denk hierbij aan bijvoorbeeld bruikleenvoorwaarden. In lid 3 wordt aangegeven dat er een rangorde is bij de inzet van voorzieningen. In het beleidsplan Wmo is deze aangegeven: Eerst het zelforganiserend vermogen benutten, dan pas algemene voorzieningen inzetten. Wanneer algemene voorzieningen niet voldoen of niet aanwezig zijn kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. Artikel Reikwijdte van de maatschappelijke ondersteuning In dit artikel wordt een nadrukkelijke rol gegeven aan de gemeenteraad als het gaat het bepalen van een aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie. De gemeenteraad heeft dit bepaald in het beleidsplan Wmo. Het college krijgt hiermee de opdracht ondersteuning te bieden die bijdraagt aan het bereiken van dat door de gemeenteraad vastgestelde niveau. Uitgangspunt is dat de wet bepaalt dat de ondersteuning die de gemeente biedt een afdoende bijdrage levert. Dit is ook in de verordening overgenomen. Deze bepaling impliceert dat de ondersteuning door het college niet volledig compenserend hoeft te zijn, maar wel een zodanig niveau heeft dat de burger werkelijk in staat wordt gesteld om te participeren. Enige vorm van eigen inzet door de burger mag hierbij dus worden verwacht. Artikel Tegemoetkoming zorgkosten In de wet is geregeld dat het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming kan verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Deze bevoegdheid moet in de verordening worden geregeld. De wijze waarop deze tegemoetkoming wordt ingericht en uitgevoerd kan het college via een Nadere regel vorm geven. Paragraaf 2.3 Criteria voor verstrekking van een maatwerkvoorziening Artikel Algemene criteria voor maatwerkvoorziening In dit artikel worden de algemene voorwaarden bepaald om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening. In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen een belemmering en een beperking. Een beperking is een aandoening op grond van de ICF. Echter niet alle beperkingen leiden tot een belemmering in de zelfredzaamheid of participatie. Pas al het college heeft vastgesteld dat een beperking leidt tot een belemmering in de zelfredzaamheid of participatie kan er sprake zijn van de noodzaak tot ondersteuning.

115 Tevens wordt hier bepaald dat wordt gekozen voor inzet van de goedkoopste adequate voorziening. Dit betekent dat uit alle voorzieningen die als adequaat worden beoordeeld de goedkoopste wordt verstrekt. Daarbij wordt rekening gehouden met de te verwachten gebruiksduur. Zo kan een duurdere voorziening op lange termijn goedkoper zijn indien vooraf duidelijk is dat de voorziening langdurig zal worden gebruikt. Dit artikel geeft ook ruimte voor hergebruik van voorzieningen, mits de voorziening doelmatig is. Bij hergebruik gaat doelmatig ook over de staat van de voorziening. Het college heeft de mogelijkheid om procedureregels te stellen. Aanvullend op de aanvraag (artikel 2.1.3) gaat het hier bijvoorbeeld om de procedure waarmee wordt bepaald welke voorziening het meest doelmatig is en aan welke (technische of inhoudelijke) eisen deze moet voldoen. Artikel Weigeringsgronden en aanvullende criteria In dit artikel wordt ingegaan op specifieke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het bepalen van de noodzaak tot ondersteuning via specifieke maatwerkvoorzieningen. Hoofdstuk 3 Ondersteuning in de vorm van een PGB Artikel 3.1 Het aanvragen van een PGB Een PGB is geen voorzieningen, maar de verzilveringvorm van een toegekende maatwerkvoorziening. De burger zal gemotiveerd moeten aangeven waarom een PGB meer passend is dan een maatwerkvoorziening in natura. In dit artikel worden de voorwaarden bepaald waaronder de maatwerkvoorziening kan worden verzilverd in de vorm van een PGB. Tevens zijn in dit artikel bepalingen opgenomen die tot doel hebben de kwaliteit van de zorg te borgen en te borgen dat de besteding van het PGB werkelijk ten goede komt aan de ondersteuning van de kwetsbare persoon. Artikel 3.2 Hoogte van het PGB In dit artikel wordt beschreven hoe de hoogte van het PGB wordt bepaald. Binnen de toepassing van dit artikel moet individueel maatwerk worden geleverd. Het college heeft dan ook de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken wanneer daar in een individuele situatie aanleiding toe is. De normbedragen voor een pgb worden vastgelegd in een afzonderlijk financieel besluit. Deze wordt door het college vastgesteld. Er is gekozen voor een afzonderlijk financieel besluit omwille van overzichtelijkheid en de noodzakelijke flexibiliteit. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor een bedrag en/of percentage op korte termijn aangepast moet worden. Het financieel besluit geldt slechts als richtinggevend kader. Of de daarin bepaalde bedragen toereikend dan wel te ruim zijn hangt immers af van individuele omstandigheden. Indien wordt afgeweken van het besluit, wordt dit in een individuele situatie gemotiveerd. Artikel 3.3 Besteding en verantwoording van het PGB De wet bepaalt dat het PGB wordt aangeboden in de vorm van trekkingsrecht dat wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit artikel biedt de juridische basis om de burger te committeren aan de voorwaarden die hiervoor gelden. Hoofdstuk 4 Bijdragen voor gebruik van voorzieningen De wet biedt binnen kaders de mogelijkheid een bijdrage te vragen voor het gebruik van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De wet bepaalt dat de bijdrage voor een algemene voorziening onafhankelijk is van het inkomen, terwijl de bijdrage voor een maatwerkvoorziening juist afhankelijk is van het inkomen. Artikel Bijdrage algemene voorzieningen

116 De verordening biedt de mogelijkheid aan het college om een bijdrage te vragen voor het gebruik van een algemene voorziening. In het beleidsplan Wmo is bepaald dat algemene voorzieningen in principe kosteloos toegankelijk zijn. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij een bijdrage ondanks dat uitgangspunt gerechtvaardigd is. Denk hierbij aan kosten die ook zouden zijn gemaakt wanneer geen ondersteuning nodig was geweest, bijvoorbeeld een onkostenvergoeding voor koffie en thee, een maaltijd, een slaapplaats of vervoer. Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Artikel Inkomensafhankelijke eigen bijdrage maatwerkvoorziening Dit artikel bepaalt dat voor een maatwerkvoorziening een inkomensafhankelijke eigen bijdrage is verschuldigd. De wet bepaalt dat het opleggen van een eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening in de verordening moet zijn vastgelegd. De inning van deze eigen bijdrage loopt via het CAK. Het tweede lid regelt het opleggen van een eigen bijdrage aan de ouders van een minderjarige waarvoor de woning wordt aangepast. De wet geeft de gemeente de mogelijkheid dit te doen, mist het in de verordening is bepaald. De woningaanpassing is de enige maatwerkvoorziening voor een minderjarige waarvoor een eigen bijdrage mag worden gevraagd. De reden hiervan is dat een woningaanpassing altijd wordt toegekend aan de eigenaar/huurder van de woning en niet aan de minderjarige zelf. Het derde lid bepaalt dat geen inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt gevraagd voor collectief (openbaar) vervoer. Dit betreft de Regiotaxi Utrecht. Deze wordt aangeboden in de vorm van een gesubsidieerde maatwerkvoorziening. De hoogte van de subsidie is bepaald op een niveau die het mogelijk maakt om deze voorziening tegen regulier openbaar vervoer tarief aan te bieden aan de persoon aan wie deze maatwerkvoorziening is verstrekt. Om die reden wordt daar bovenop geen (extra) eigen bijdrage gevraagd. Om de mogelijkheid open te houden deze voorziening in de toekomst als een algemene voorziening aan te bieden is voor zover deze als maatwerkvoorziening wordt verstrekt, toegevoegd. In het vierde lid wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die geboden wordt in artikel 3.8, lid 2.a van het Uitvoeringsbesluit Wmo Hierin is bepaald dat de gemeente de mogelijkheid heeft met naam genoemde parameters die het CAK gebruikt voor het bepalen van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage, te wijzigen. Hiervan is gebruik gemaakt door het heffingspercentage dat standaard op 15% staat te verlagen naar 8%. Het vijfde lid bepaalt dat het college de mogelijkheid heeft om de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang op een andere wijze vast te stellen en te innen dan door het CAK. De wet geeft hiervoor de ruimte. De reden hiervan is dat het proces van het CAK een vaste woon- of verblijfplaats vereist. Bij deze doelgroepen is dit echter niet altijd het geval of is het niet wenselijk dit adres te gebruiken. Artikel Berekening eigen bijdrage maatwerkvoorziening Dit artikel regelt dat bij het opleggen van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen anders dan opvang, wordt aangesloten bij het Uitvoeringsbesluit Wmo Dit is wettelijk verplicht indien een gemeente kiest voor het opleggen van deze eigen bijdrage. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is de wettelijke grondslag op basis waarvan het CAK haar taak uitvoert. Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage De hoogte van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage is mede gebaseerd op de kostprijs van de verstrekte voorziening. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bepaalt namelijk dat de eigen bijdrage nooit meer kan bedragen dan de kostprijs. Daarom is het noodzakelijk de kostprijs van een maatwerkvoorziening vast te stellen. Deze artikelen regelen de wijze waarop de kostprijs wordt vastgesteld. Tevens wordt geregeld dat voor enkele specifieke voorzieningen de kostprijs op nul wordt gesteld. Paragraaf 4.2 Blijk van waardering mantelzorgers

117 Artikel Activiteit voor mantelzorgers De wet bepaalt dat in de verordening wordt bepaald hoe jaarlijks een blijk van waardering aan mantelzorgers wordt vormgegeven. Uitgangspunt is dat dit zo flexibel mogelijk kan worden ingevuld op een manier die aansluit bij de behoeften van mantelzorgers. Daarom is er voor gekozen het aanbod niet letterlijk vast te leggen in de verordening, maar dit vorm te laten geven door het college in overleg met het Stedelijk Steunpunt Mantelzorg. Organisaties die veel met mantelzorgers te maken hebben, worden via het Steunpunt Mantelzorg Utrecht in staat gesteld om activiteiten (evenementen) voor mantelzorgers uit te voeren als waardering voor hun inzet. Deze organisaties kunnen daarvoor subsidie ontvangen. Hoofdstuk 5 Kwaliteit, klachten en betrekken inwoners Artikel 5.1 Kwaliteitseisen De wet bepaalt dat in de verordening het basis kwaliteitsniveau van de ondersteuning wordt vastgelegd. Dit artikel legt hiervoor de basis en geeft het college de bevoegdheid nadere eisen te stellen indien de uitvoeringspraktijk hierom vraagt. Artikel 5.2 Budget voor aanbieders van dienstverlening De wet bepaalt dat in de verordening moet zijn vastgelegd hoe het tarief voor maatwerkvoorzieningen wordt bepaald. In dit artikel wordt conform de wettelijke vereisten de variabelen benoemd die betrokken moeten worden bij het bepalen van een redelijk budget. Het college kan Nadere regels stellen voor de uitwerking van dit artikel indien de uitvoeringspraktijk hierom vraagt. Artikel 5.3 Melding incidenten, calamiteiten en geweld De wet bepaalt dat in de verordening moet zijn vastgelegd hoe wordt omgegaan met incidenten, calamiteiten en geweld bij het bieden van ondersteuning. Dit artikel legt hiervoor de basis en geeft het college de bevoegdheid nadere eisen te stellen indien de uitvoeringspraktijk hierom vraagt. Artikel 5.4 Betrokkenheid bij de uitvoering van de wet De wet bepaalt dat in de verordening moet zijn vastgelegd hoe burgers worden betrokken bij de uitvoering van de wet. Er is voor gekozen enige ruimte te bieden in de formulering. De reden hiervan is dat rekening moet worden gehouden met de huidige positie van bestaande adviesraden. Tegelijkertijd moet er ruimte zijn voor vernieuwing. In dit artikel worden hiertoe bevoegdheden gegeven aan het college. Dit is passend aangezien het hier gaat om de betrokkenheid van burgers bij de uitvoering van beleid. Hoofdstuk 6 Bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet Artikel 6.1 Controles Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om periodiek burgers en zorgaanbieders te controleren op respectievelijk het recht op de maatwerkvoorziening en naleving van contractuele afspraken. Deze bevoegdheid strekt zich ook uit tot de controle van de besteding van het PGB. Bij een pgb wordt het toegekende budget overgemaakt aan de SVB. Deze instelling verzorgt de betaling aan de cliënt of zorgverlener. Indien uit onderzoek blijkt dat er concrete en sterke aanwijzingen zijn dat het pgb oneigenlijk of onjuist gebruikt wordt, kan de gemeente de SVB verzoeken de betaling (tijdelijk) stop te zetten. Dit is geregeld via artikel 2 lid e van de Uitvoeringsregeling Wmo Gemeenten kunnen hiervan alleen gebruik maken als dit geregeld is in de verordening Wmo.

118 Artikel 6.2 Terugvordering Dit artikel geeft het college de bevoegdheid tot terugvordering van onterechte verstrekkingen. Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 7.1 Intrekking oude verordening Met de inwerkingtreding van deze verordening, vervalt de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Utrecht Artikel 7.2 Overgangsbepalingen Dit artikel regelt hoe wordt omgegaan met aanvragen en verstrekkingen die zijn ingediend dan wel verstrekt voordat deze verordening van kracht werd. Artikel 7.3 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari En geeft regels voor besluiten afgegeven op grond van eerdere verordening. Artikel 7.4 Citeertitel Dit artikel geeft de titel van deze verordening aan.

119 1 Verordening Wmo gemeente Utrecht toelichting wijzigingen.pdf Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2018 De raad van de gemeente Utrecht; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer]; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, en van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving; besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht Versie januari

120 Inhoud Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen... 3 Artikel 1.1 Definities... 3 Artikel 1.2 Reikwijdte verordening... 4 Hoofdstuk 2 Maatschappelijke ondersteuning... 4 Paragraaf 2.1 Procedure melding, onderzoek en aanvraag... 4 Artikel Melding en onderzoek... 4 Artikel Verslag... 5 Artikel Aanvraag... 5 Paragraaf 2.2 Vormen van maatschappelijke ondersteuning... 5 Artikel Inzet voorzieningen... 5 Artikel Reikwijdte van de maatschappelijke ondersteuning... 5 Paragraaf 2.3 Criteria voor verstrekking van een maatwerkvoorziening... 6 Artikel Algemene criteria voor een maatwerkvoorziening... 6 Artikel Weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening... 6 Artikel Aanvullende criteria beschermd wonen en opvang... 7 Artikel Aanvullende criteria mantelzorgondersteuning met verblijf... 7 Artikel Aanvullende criteria sociaal-recreatief vervoer... 7 Artikel Aanvullende bepalingen woonvoorzieningen... 7 Hoofdstuk 3 Een Persoonsgebonden budget... 8 Artikel 3.1 De wijze van aanvragen van een pgb... 8 Artikel 3.2 Hoogte van het pgb... 9 Artikel 3.3 Besteding en verantwoording van het pgb Hoofdstuk 4 Bijdragen voor het gebruik van voorzieningen Paragraaf 4.1 Eigen bijdrage voor voorzieningen Artikel Inkomensafhankelijke eigen bijdrage maatwerkvoorziening Artikel Berekening eigen bijdrage maatwerkvoorziening Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in natura ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage Artikel Afwijkende vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage Paragraaf 4.2 Blijk van waardering mantelzorgers Artikel Activiteit voor mantelzorgers Hoofdstuk 5 Kwaliteit, klachten en betrekken inwoners Artikel 5.1 Kwaliteitseisen Artikel 5.2 Budget voor aanbieders van dienstverlening Artikel 5.3 Melding incidenten, calamiteiten en geweld Artikel 5.4 Betrekken ingezetenen bij de uitvoering van de wet Hoofdstuk 6 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet Artikel 6.1 Controles Artikel 6.2 Terugvordering Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 7.1 Intrekking oude verordening Artikel 7.3 Inwerkingtreding Artikel 7.4 Citeertitel Toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht Versie januari

121 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Definities In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 1. Aanbieder: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene of individuele voorziening te leveren. 2. Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten en passen in het actuele maatschappijbeeld. 3. Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten in het kader van de Wmo dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op het versterken van de zelfredzaamheid, zelfregie en eigen kracht. 4. Arbeidsmatige activering: ondersteuning in groepsverband, in een omgeving met arbeidsmatige kenmerken, ter vervanging van reguliere arbeid. Gericht op het bereiken van enige vorm van zelfstandige (arbeidsmatige) participatie. 5. Beleidsplan Wmo: het beleidsplan van de gemeente Utrecht in het kader van de Wmo. 6. Maatschappelijk Netwerk Utrecht: samenwerkingsverband van adviescommissies, cliëntraden en belangenorganisaties met als doel het gezamenlijk verbeteren van advisering, belangenbehartiging en het versterken en waarborgen van participatie van inwoners en cliënten. 7. Buurtteam: een team van professionals dat advies en ondersteuning biedt op het gebied van de Wmo, meldingen en aanvragen in ontvangst neemt en hulpvragen dan wel aanvragen kan behandelen. De buurtteamorganisatie is door het college gemandateerd om hulpvragen en aanvragen te behandelen. 8. Collectief (openbaar) vervoer: vraagafhankelijk vervoer gericht op de regionale vervoersbehoefte primair bestemd voor personen met een beperking die geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer. 9. College: college van burgemeester en wethouders. 10. Dienstverlening: ondersteuning die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, anders dan in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen. 11. Eigen bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel eerste lid van de wet. 12. Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. 13. Gewaarborgde hulp: door belanghebbende ingeschakelde hulp van een derde die garant staat en aanspreekbaar is voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen 14. Informele begeleiding: ondersteuning en/of begeleiding die geboden wordt met behulp van vrijwillige inzet en/of personen zonder relevante opleiding International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF); de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) opgestelde classificatie voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. Deze internationale standaard vormt de basis voor het objectief vaststellen van beperkingen en participatieproblemen. 16. Mantelzorg: langdurige hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg overstijgt Versie januari

122 17. Medewerker: persoon die namens het college een melding of aanvraag behandelt. 18. Melding: de mededeling aan het college, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet. 19. Ondersteuningsplan: het document met de uitkomst van het onderzoek zoals bedoeld in artikel van de wet, indien van toepassing aangevuld met adviezen, verwijzingen en afspraken die met de cliënt zijn gemaakt. 20. Periode voor de eigen bijdrage: vastgestelde periode van vier weken die het CAK hanteert voor de vaststelling van de door de cliënt te betalen bijdrage. Tenzij de wetgever deze CAK periode anders vaststelt. 21. Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel van de wet. 22. Regionale Toegang (RT): het loket waar een cliënt zich kan melden voor maatschappelijke opvang en begeleid wonen en die deze melding verder in behandeling neemt. 23. Thuisbegeleiding: Structurele individuele ondersteuning aan zelfstandig wonende zorg mijdende cliënten. Gericht op het bieden van structuur waardoor de persoon zelf een huishouden kan voeren. Ter voorkomen van vervuiling, overlast en gedragsproblemen. 24. Vakantie: aaneengesloten dagen waarop belanghebbende buiten de gemeente Utrecht verblijft, maar nog wel aangemerkt kan worden als ingezetene van de gemeente Utrecht. De maximale aaneengesloten vakantieduur bedraagt 6 weken. Binnen een kalenderjaar worden de verschillende vakantieperiodes bij elkaar opgeteld en kunnen samen nooit meer bedragen dan 13 weken per kalenderjaar. Ook in geval de vakantie opgenomen wordt over twee aansluitende kalenderjaren kan niet meer dan 6 weken aangesloten opgenomen worden 25. Vergoeding: budget dat al dan niet als pgb wordt verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. 26. Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een adequaat resultaat bereikt kan worden en die voorgaat op de Wmo Vrijwillige inzet: de inzet die mensen onverplicht en onbetaald (buiten een eventuele vrijwilligersonkostenvergoeding) aan de samenleving leveren, al dan niet in georganiseerd verband. 28. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning Artikel 1.2 Reikwijdte verordening 1. Deze verordening heeft betrekking op de maatschappelijke ondersteuning in de zin van de wet, ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Utrecht. 2. Als ingezetene wordt aangemerkt degene die zijn woonplaats heeft in de gemeente Utrecht, blijkend uit het feit dat hij in de basisadministratie van de gemeente staat ingeschreven. 3. In afwijking van de voorgaande leden is deze verordening ook van toepassing op ingezetenen van gemeenten die vallen onder de werking van de centrumgemeente Utrecht ten aanzien van opvang en beschermd wonen, al dan niet in verband met risico s voor veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. Hoofdstuk 2 Paragraaf 2.1 Maatschappelijke ondersteuning Procedure melding, onderzoek en aanvraag Artikel Melding en onderzoek 1. Een melding kan door of namens een persoon worden gedaan bij het college op een door het college vastgestelde wijze. Het college stelt hiertoe beleidsregels op. 2. De medewerker die de melding in behandeling neemt stelt vast: a. of het een melding in het kader van de wet is; Versie januari

123 b. verwijst, indien dat niet het geval is, de cliënt zo nodig direct door naar de plek waar de persoon zich wel kan vervoegen. 3. De medewerker bevestigt de melding en neemt deze, als het tweede lid sub b niet van toepassing is, verder in behandeling. 4. Als de medewerker heeft vastgesteld dat het een melding in de zin van de wet is en de in het derde lid genoemde situatie niet van toepassing is, stelt deze een onderzoek in conform artikel van de wet. Dit tenzij de situatie bij de medewerker voldoende bekend is als gevolg van eerdere meldingen. 5. Indien de cliënt dit wenst, kan de cliënt zich bij het doen of afhandelen van de melding laten ondersteunen door iemand uit zijn eigen netwerk en/of een onafhankelijke derde. Het College wijst de cliënt tijdens de melding op de mogelijkheid een beroep te doen op de onafhankelijke cliëntondersteuning en waar die verkregen kan worden. 6. Indien de cliënt dit wenst kan hij binnen 7 werkdagen na de melding een persoonlijk plan indienen als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet. Het college wijst de cliënt tijdens de melding op deze mogelijkheid. Artikel Verslag 1. De medewerker maakt van het onderzoek een verslag, waarin hij de bevindingen van zowel de medewerker als de cliënt weergeeft, alsmede het eventuele ondersteuningsplan. 2. De medewerker verstrekt het verslag na afronding van het onderzoek aan de cliënt. 3. Het college kan beleidsregels stellen over de methodiek en de procedure waarmee het verslag tot stand komt. Artikel Aanvraag Voor de aanvraag voor een maatwerkvoorziening dient gebruik te worden gemaakt van het door het college vastgestelde aanvraagformulier. Het college kan hiervan afwijken. Het college stelt daartoe beleidsregels op. Paragraaf 2.2 Vormen van maatschappelijke ondersteuning Artikel Inzet voorzieningen 1. Het college kan voor de maatschappelijke ondersteuning algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen beschikbaar stellen. 2. Het college kan bij het toekennen van een voorziening nadere voorwaarden en verplichtingen verbinden aan het gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen. 3. De verstrekking van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen geschiedt binnen de kaders van de wet en het beleidsplan Wmo. Deze verstrekking is gericht op het behalen van één of meer door het college, in overleg met de cliënt vastgestelde resultaten. Artikel Reikwijdte van de maatschappelijke ondersteuning 1. De door het college aangeboden maatschappelijke ondersteuning levert een substantiële bijdrage aan het realiseren van een, naar het oordeel van de raad, aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie, conform het beleidsplan Wmo. Aanvaardbaar niveau betekent dat wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie. Maar strekt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak, gewoonte of wens. Artikel Tegemoetkoming zorgkosten Versie januari

124 1. Het college kan in een kalenderjaar, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. 2. Het college kan Nadere regels opstellen over de wijze van aanvragen, voorwaarden om in aanmerking te komen, de wijze van beoordeling en de uitbetaling van de tegemoetkoming. Paragraaf 2.3 Criteria voor verstrekking van een maatwerkvoorziening Artikel Algemene criteria voor een maatwerkvoorziening 1. Een cliënt kan binnen de kaders van de wet, het door de raad vastgestelde beleidsplan Wmo en deze verordening in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening als: a. het college heeft vastgesteld dat er sprake is van belemmeringen in de zelfredzaamheid of participatie als gevolg van een beperking, van chronisch psychische en/of psychosociale problemen, en b. de belemmeringen niet in voldoende mate kunnen worden opgelost door de versterking van de eigen kracht, gebruikelijke hulp, de inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers, door gebruik te maken van een oplossing die voor de cliënt als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd of van voorliggende of algemene voorzieningen. 2. Het college besluit, indien de cliënt op een maatwerkvoorziening is aangewezen, tot de goedkoopste adequate maatwerkvoorziening. 3. Het college kan een maatwerkvoorziening, anders dan in de vorm van dienstverlening, in bruikleen of in eigendom verstrekken. 4. Het college kan beleidsregels stellen over de methodiek en de procedure waarmee de noodzaak tot het bieden van een maatwerkvoorziening wordt vastgesteld. Artikel Weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening In aanvulling op artikel van deze verordening kan het college een maatwerkvoorziening, gericht op het versterken of behoud van de zelfredzaamheid of participatie weigeren, als naar het oordeel van het college: a. deze, gezien de beperkingen van de persoon voor zichzelf of anderen, onveilig is, niet passend en/of gezondheidsrisico s met zich meebrengt; b. sprake is van een verzoek tot vervanging van een eerder verstrekte voorziening terwijl deze nog in voldoende mate ondersteuning biedt bij de belemmeringen van de cliënt en de voorziening nog niet technisch is afgeschreven; c. de melding is gedaan op een zodanig moment, dat een objectieve beoordeling van de noodzaak voor of de wijze van ondersteuning niet meer kan plaatsvinden; d. de cliënt niet of onvoldoende wil meewerken aan het opstellen en nakomen van het ondersteuningsplan dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het bereiken van de resultaten; e. de cliënt niet of onvoldoende wil meewerken aan behandelingen die in redelijkheid gevraagd kan worden, en hierdoor onnodig een beroep of een te zwaar beroep op de Wmo gedaan moet worden f. de noodzaak tot het opnieuw verstrekken van een voorziening aan de cliënt te verwijten is; g. de noodzakelijke maatwerkvoorziening niet leidt tot meerkosten voor de cliënt ten opzichte van de situatie waarin een vergelijkbare persoon zonder dergelijke belemmeringen verkeert. h. Er geen geschikte voorziening in natura verkrijgbaar is waardoor de gemeente niet in staat is deze te verstrekken. Versie januari

125 Artikel Aanvullende criteria beschermd wonen en opvang 1. In aanvulling op artikel van deze verordening kan een cliënt binnen de kaders van de wet, het door de raad vastgestelde beleidsplan Wmo en deze verordening, in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening in verband met beschermd wonen en opvang, anders dan in verband met risico s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, als: a. de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en, b. er sprake is van een vermoeden van beperkte zelfredzaamheid als gevolg van een verslavings-, psychisch of psychosociaal probleem, dan wel een combinatie van deze problemen. 2. Het college verbindt aan de opvang voorwaarden die te maken hebben met het bereiken van als noodzakelijk vastgesteld resultaat. Deze voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op: a. de medewerking van de cliënt aan de verduidelijking van de ondersteunings-behoefte; b. de medewerking van de cliënt aan de uitvoering van het opgestelde ondersteuningsarrangement; c. het naleven van de cliënt van de leef- en gedragsregels binnen de opvang. 3. Het college kan beleidsregels stellen t over de methodiek en de procedure voor het beoordelen van de noodzaak tot het bieden van beschermd wonen en opvang. Artikel Aanvullende criteria mantelzorgondersteuning met verblijf In aanvulling op artikel van deze verordening gelden voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van mantelzorgondersteuning, gepaard gaand met verblijf, de volgende criteria: a. de cliënt is aangewezen op ondersteuning, gepaard gaand met permanent toezicht; b. ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert is noodzakelijk; c. de cliënt is tijdelijk op deze maatwerkvoorziening aangewezen. Artikel Aanvullende criteria sociaal-recreatief vervoer 1. Het gebruik van het collectief (openbaar) vervoer heeft het primaat als het de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie. 2. Een persoon die naar het oordeel van het college bij het vervoer met het collectief (openbaar) vervoer is aangewezen op persoonlijke begeleiding, kan gratis een begeleider mee laten reizen. 3. Het college kan beleidsregels stellen voor de beoordeling van het recht op een vervoersvoorziening voor sociaal-recreatief vervoer. Artikel Aanvullende bepalingen woonvoorzieningen 1. Het college kan een woonvoorziening verstrekken voor de aanpassing van de woning. 2. De mogelijkheid van verhuizen naar een meer geschikte of volledig geschikte woning kan door het college bij de beoordeling van de goedkoopst adequate oplossing worden meegewogen. De kosten van verhuizen maken in dat geval deel uit van de te treffen voorziening. De vergoeding voor de verhuizing vloeit alleen voort uit een door de gemeente, in het kader van de Wmo, opgelegde verplichting om te verhuizen. 3. In afwijking van lid 2 kan het college een persoonsgebonden budget verstrekken als tegemoetkoming voor de kosten van een verhuizing, als: a. de cliënt aantoonbaar goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder te doen wegnemen, en b. er met het oog op de gezondheidstoestand van de cliënt binnen een redelijke termijn geen uitzicht is op de opheffing van de gebreken aan de woning. Versie januari

126 4. Een woonvoorziening voor de aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex hoeft niet te worden verstrekt als het wooncomplex specifiek is bestemd voor de huisvesting van ouderen of personen met een beperking. 5. Een woonvoorziening hoeft niet te worden verstrekt wanneer de woning conform het van toepassing zijnde bouwbesluit al aan deze specificatie moest voldoen; 6. Het college kan als onderdeel van een woonvoorziening de dubbele woonkosten in verband met tijdelijke huisvesting vergoeden, als een cliënt tijdelijk elders moet wonen totdat de woning van de cliënt is aangepast. 7. Het college kan een voorziening (deels) weigeren indien de belemmeringen te wijten zijn aan achterstallig onderhoud, dan wel het gevolg zijn van de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen. 8. Het college kan een voorziening weigeren als een cliënt bij het betrekken van een nieuwe woning geen rekening heeft gehouden met zijn huidige beperking en indien van toepassing met een voorzienbare beperking voortvloeiend uit een progressieve aandoening wanneer deze bekend is op moment van verhuizing. 9. Het college verstrekt geen woonvoorziening als de cliënt woont in of verhuist naar een hotel, pension, trekkerswoonwagen, vakantiewoning, tweede woning of intramurale opvang. 10. Het college kan de verstrekking van een woonvoorziening weigeren indien deze redelijkerwijs regulier verkrijgbaar is. Hoofdstuk 3 Een Persoonsgebonden budget Artikel 3.1 De wijze van aanvragen van een pgb 1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een gemotiveerde verzoek in, gebaseerd op het ondersteuningsplan, waarbij de cliënt aangeeft: a. wat hij met het pgb wenst in te kopen; b. waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen; c. indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren; d. hoe hij de voorziening wenst in te kopen; e. op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd; f. een onderbouwde begroting. 2. Indien de cliënt ondersteuning, begeleiding of een hulpmiddel wenst te betrekken bij een persoon uit het sociaal netwerk, dient de cliënt te motiveren dat dit tot een gelijkwaardig of beter resultaat leidt dan de inzet van een professional. 3. Indien de cliënt ondersteuning, begeleiding of een hulpmiddel wenst te betrekken bij een persoon uit het sociaal netwerk kan het college via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde laten toetsen of deze persoon verantwoorde ondersteuning kan leveren. 4. Indien de cliënt zelf niet in staat is het pgb te beheren en dit niet overgenomen wordt door een wettelijke vertegenwoordiger, kan het college van de beheerder een verklaring Gewaarborgde hulp vragen, vergelijkbaar met artikel 5.11 van de Regeling langdurige zorg. 5. Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden indien: a. de cliënt naar het oordeel van het college niet voldoet aan alle in het eerste lid van dit artikel en aan het in de wet gestelde artikel 2.3.6, tweede lid, genoemde voorwaarden; b. het pgb in de plaats komt van een maatwerkvoorziening die het college in collectieve vorm aanbiedt en deze collectieve voorziening leidt tot een aanvaardbaar niveau van ondersteuning ; Versie januari

127 c. de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college niet of niet in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het beoogde resultaat; d. de cliënt naar het oordeel van het college: 1. de aanvraag niet kan motiveren en toelichten; 2. de cliënt of zijn vertegenwoordiger een bespreking van het budgetplan weigert of, na daartoe te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt; 3. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft; 4. problematische schulden heeft, een schuldsaneringstraject doorloopt of onder de wet schuldsanering natuurlijke personen valt, tenzij de bewindvoerder het volledige beheer van het pgb op zich neemt. De kosten die hiermee gemoeid zijn komen ten laste van de cliënt 5. verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft tenzij de bewindvoerder het volledige beheer van het pgb op zich neemt. De kosten die hiermee gemoeid zijn komen ten laste van de cliënt. Onder verwijtbaar wordt verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die ertoe hebben geleid dat toezicht of bewindvoering noodzakelijk is. 6. redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht het pgb te beheren en de persoon die als beheerder optreedt niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een gewaarborgde hulp conform artikel 5.11, lid 2, van Regeling langdurige zorg (Rlz) of een daartoe gemachtigd bureau niet beschikt over het keurmerk van het Keurmerkinstituut 7. een gemachtigde of beheerder van het pgb heeft aangewezen die tevens uitvoerder is van de met het PGB ingekochte ondersteuning; e. er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel van de wet; f. onafhankelijk advies heeft uitgewezen dat de verantwoorde ondersteuning niet geborgd is; g. het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland; h. de ondersteuning die door één en dezelfde persoon geleverd wordt meer bedraagt dan 48 uur per week. Bij het vaststellen of deze 48 uur per week overschreden wordt kan ook betrokken worden de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een pgb, levert aan andere personen of gezinsleden; i. het pgb gebruikt wordt voor het betalen van belangenbehartigers of een beheerder, of voor andere kosten dan het leveren van de ondersteuning. Onder andere kosten wordt ook verstaan reiskosten of begeleidings- of administratiekosten in verband met het beheren van een pgb. j. In afwijking van Artikel onder f kan het college toestemming geven om de toegekende ondersteuning individuele begeleiding die met het pgb ingekocht wordt ook in te zetten tijdens een vakantie. k. Het college kan beleidsregels stellen voor de wijze van indienen van een verzoek zoals beschreven in Artikel lid j en het afwegingskader voor een dergelijk verzoek. Artikel 3.2 Hoogte van het pgb 1. De omvang van het pgb bedraagt nooit meer dan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura Indien nodig kan het pgb voor een hulpmiddel aangevuld worden met een vergoeding voor instandhoudingkosten. 2. Indien het pgb is gebaseerd op een uurtarief of gemiddeld resultaattarief, wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning geleverd door een instelling, een zelfstandig ondernemer en personen uit het sociaal netwerk: Versie januari

128 a. Het uurtarief voor een erkende instelling is gebaseerd op het goedkoopste tarief zoals afgesproken is met de contracteerde aanbieders; b. Het uurtarief voor een zelfstandig ondernemer is gebaseerd op het tarief van een erkende instelling minus 18% overheadkosten; c. Het tarief voor de persoon uit het sociaal netwerk is vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Utrecht waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat de budgethouder gevrijwaard is van het afdragen van loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en geen administratieve verplichtingen heeft. 3. Normbedragen voor de verstrekking van maatwerkvoorzieningen in de vorm van een vergoeding worden door het college vastgelegd in een Financieel besluit Wet maatschappelijke ondersteuning Utrecht. 4. Het tarief op basis waarvan het pgb is berekend blijft in stand zolang de toekenning geldig is. Artikel 3.3 Besteding en verantwoording van het pgb 1. De cliënt stemt in en handelt conform de bepalingen van de gemeente zoals opgenomen in deze verordening, beschikking en pgb plan. 2. De cliënt stemt in en handelt conform de (algemene) voorwaarden van de Sociale Verzekeringsbank en de voorwaarden zoals de gemeente die is overeengekomen met de SVB. 3. Het college kan de cliënt verplichten gebruikt te maken van standaarddocumenten ten behoeve van het aanleveren van gegevens voor het trekkingsrecht via de SVB. 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan ingetrokken worden als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Hoofdstuk 4 Paragraaf 4.1 Bijdragen voor het gebruik van voorzieningen Eigen bijdrage voor voorzieningen Artikel Bijdrage algemene voorzieningen 1. Een cliënt is, behoudens de in lid 2 genoemde voorzieningen, geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een algemene voorziening binnen de Wmo. 2. Voor de door de gemeente ingerichte Maaltijdservice wordt een eigen bijdrage per maaltijd gevraagd. De hoogte van deze bijdrage is gebaseerd op de kosten voor de maaltijd en bezorging en zijn te vergelijken met de kosten die belanghebbende zou hebben gemaakt voor de boodschappen en het bereiden van een maaltijd. Artikel Inkomensafhankelijke eigen bijdrage maatwerkvoorziening 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening (geleverd in natura of via een pgb), zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. 2. Indien de maatwerkvoorziening is verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing van een minderjarig kind, is de eigen bijdrage verschuldigd door de in artikel 2.1.5, eerste lid, van de wet, bedoelde persoon of personen. 3. In afwijking van het eerste lid is geen eigen bijdrage verschuldigd voor het gebruik van collectief (openbaar) vervoer voor zover deze als maatwerkvoorziening wordt verstrekt. 4. Op grond van artikel 3.8, lid 2.a van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt het percentage zoals genoemd in artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgesteld op 8 procent. Versie januari

129 5. Het opleggen en innen van de eigen bijdrage voor ondersteuning in de vorm van opvang vindt plaats door de instelling, die de opvang verzorgt. Tenzij het college in de afspraken met de instelling of anderszins hiervan nadrukkelijk afwijkt. Artikel Berekening eigen bijdrage maatwerkvoorziening 1. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening is nooit meer dan de maximale eigen bijdrage die mogelijk is op grond van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning De kostprijs van de voorziening die wordt gebruikt voor de berekening van de eigen bijdrage is gelijk aan de goedkoopste ingekochte voorziening. 3. Het college stelt Nadere regels vast ten aanzien van de wijze van berekening en inning van de eigen bijdrage voor opvang. Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage 1. De kostprijs van een eenmalig pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb dat is verstrekt. 2. De kostprijs van een periodiek verstrekt pgb is per periode gelijk aan de hoogte van het pgb dat over deze periode is verstrekt. Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in natura ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage 1. De kostprijs van een eenmalig verstrekte maatwerkvoorziening in natura, anders dan voor dienstverlening, opvang of beschermd wonen, wordt als volgt vastgesteld: a. als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordt gehuurd, wordt de kostprijs per periode vastgesteld en is gelijk aan de huur die de gemeente voor de voorziening over die periode verschuldigd is aan de verhuurder van de voorziening; b. als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordt ingekocht, wordt de kostprijs vastgesteld op de vergoeding die de gemeente hiervoor verschuldigd is aan de door de gemeente gecontracteerde leverancier van de voorziening. 2. De kostprijs van dienstverlening, opvang of beschermd wonen in natura wordt per periode vastgesteld en is gelijk aan de vergoeding die de gemeente voor de dienstverlening, opvang of beschermd wonen over die periode verschuldigd is. Artikel Afwijkende vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage In afwijking van hetgeen gesteld is in artikel en artikel wordt de kostprijs van de voorziening die onder de titel Arbeidsmatige activering of Thuisbegeleiding wordt aangeboden, vastgesteld op nihil. Paragraaf 4.2 Blijk van waardering mantelzorgers Artikel Activiteit voor mantelzorgers 1. Het college geeft de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten vorm in overleg met het Stedelijk Steunpunt Mantelzorg. 2. Via het Stedelijk Steunpunt Mantelzorg Utrecht worden betrokken organisaties in staat gesteld om activiteiten voor mantelzorgers uit te voeren als waardering voor hun inzet. Versie januari

130 Hoofdstuk 5 Kwaliteit, klachten en betrekken inwoners Artikel 5.1 Kwaliteitseisen 1. Instellingen borgen de volgende kwaliteit tijdens de door hen geleverde dienstverlening: a. Veiligheid van cliënten en personeel. Het gaat hierbij om veilige gebouwen, veilig aanbod en veilig voelen. Kwaliteit van zorg. Het gaat hierbij om de inzet van effectieve methodieken; het inzetten van personeel dat in kennis, houding en vaardigheden deskundig is; het afstemmen van de ondersteuning op de behoeften van de klant en, indien meerdere aanbieders betrokken zijn bij het leveren van ondersteuning, het afstemmen van het geheel aan ondersteuning vanuit klantperspectief. b. Cliëntgerichtheid: de ondersteuning wordt opgesteld, uitgevoerd en geëvalueerd in samenspraak met de cliënt en zijn mantelzorger of vertegenwoordiger. c. Doeltreffendheid: de ondersteuning biedt zicht op resultaten. d. Doelmatigheid: De ondersteuner evalueert regelmatig zijn inzet in relatie tot het resultaat en stelt dit in het gesprek met de cliënt en zijn mantelzorger of vertegenwoordiger aan de orde. Deze uitkomst wordt betrokken bij de innovatie van de wijze waarop de ondersteuning wordt aangeboden. 2. De aanbieders moeten deze kwaliteitsborging vastleggen in een toetsbaar plan passend bij de aard van de ondersteuning. Op verzoek van de gemeenten overlegt de instelling dit plan. 3. Als een aanbieder gebruik maakt van een onderaannemer, is de hoofdaanbieder er verantwoordelijk voor dat de onderaannemer voldoet aan de kwaliteitseisen die het college aan de ondersteuning stelt. 4. De aanbieder draagt er zorg voor dat de door hem ingeschakelde medewerkers voldoen aan de voor de functie vereiste kennis, houding, vaardigheden en wettelijke vereisen. 5. De aanbieder meet minimaal elke twee jaar de klanttevredenheid en betrekt deze resultaten bij de kwaliteitsborging. 6. De aanbieder heeft een procedure voor het indienen van klachten en informeert klanten hierover proactief. 7. Op verzoek van de gemeente geeft de aanbieder een overzicht van het aantal ingediende klachten. 8. De aanbieder betrekt cliënten en waar relevant mantelzorgers, bij het organiseren van de ondersteuning en is gehouden aan de Wmcz (Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen). 9. Het college onderzoekt periodiek en steekproefsgewijs de kwaliteit van de door de aanbieder geboden ondersteuning 10. Het college wijst een toezichthouder aan welke toeziet op de naleving van de in deze verordening gestelde kwaliteitseisen. De toezichthouder is gerechtigd om namens het college handhavend op te treden en maatregelen te treffen. 11. Het college kan Nadere regels opstellen voor nadere invulling van dit artikel en de wijze waarop de invulling van de kwaliteitseisen wordt gewogen. Artikel 5.2 Budget voor aanbieders van dienstverlening 1. Indien de dienstverlening wordt uitgevoerd door een derde partij, dan stelt het college een redelijk budget ter beschikbaar voor de te leveren ondersteuning. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. 2. Bij de vaststelling van het budget voor het leveren van een dienst houdt het college tenminste rekening met de kosten verbonden aan: a. de kosten van de beroepskracht b. redelijke overheadkosten; Versie januari

131 c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg; d. reis en opleidingskosten; e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen. 3. Het college bepaalt voordat het inkoopproces van de dienst van start gaat of a. Het college een minimum prijs neerlegt die voldoet aan hetgeen gesteld is in lid 2 van dit artikel b. een vast prijs hanteert die voldoet aan hetgeen gesteld is in lid 2 van dit artikel c. de aanbieder vrij laat een prijs neer te leggen die voldoet aan hetgeen gesteld is in lid 2 van dit artikel 4. Het college kan de uiteindelijk over een kalenderjaar te betalen vergoeding aan een aanbieder van dienstverlening korten als een niet of onvoldoende geleverde prestatie daar aanleiding toe geeft of vanwege het overschrijden van de normen zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). 5. Het college kan Nadere regels opstellen voor de invulling van dit artikel en de wijze waarop deze worden gewogen. Artikel 5.3 Melding incidenten, calamiteiten en geweld 1. Onverlet de verplichting op grond van artikel 3.4 van de wet tot het melden van calamiteiten en geweld bij de toezichthoudende ambtenaar, is de aanbieder verplicht incidenten te registreren.. 2. Op verzoek van de gemeente overhandigt de aanbieder de onder lid 12 genoemde registratie binnen 48 uur. 3. De aanbieder van dienstverlening verstrekt periodiek, doch ten minste één maal per jaar, een overzicht van de meldingen met betrekking tot incidenten, calamiteiten en geweld aan de cliëntenraad van de aanbieder. 4. Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot de wijze waarop met meldingen van incidenten, calamiteiten en geweld wordt omgegaan. Artikel 5.4 Betrekken ingezetenen bij de uitvoering van de wet 1. Het college stelt, volgens de Utrechtse Participatie Standaard, inwoners, cliënten en de bij het Maatschappelijk Netwerk Utrecht betrokken cliëntenorganisatie(s) bij het Wmo beleid in staat gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen. 2. Het college betrekt bij het bepalen van de vorm waarin inwoners worden betrokken de cliëntenorganisatie(s). 3. De cliëntorganisatie(s) bestaat uit leden met een breed netwerk in de stad, die in staat zijn de belangen van de ingezetenen in relatie tot de opdracht in de wet in voldoende mate te behartigen. 4. De cliëntorganisatie(s), bedoeld in het eerste lid: a. wordt door het college betrokken bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen; b. is bevoegd om uit eigen beweging het college te voorzien van advies ten aanzien van verordeningen en beleidsvoorstellen; c. is bevoegd om onderwerpen voor het overleg aan te dragen. 5. Het college draagt er zorg voor dat de cliëntorganisatie(s) tijdig over informatie kunnen beschikken die noodzakelijk is om hun adviesrol naar behoren en binnen een redelijke termijn uit te oefenen. Versie januari

132 6. Het college kan de cliëntorganisatie(s) ondersteunen bij de uitoefening van haar taken. 7. Het college kan in overleg met de cliëntorganisatie(s) ingezetenen op een andere wijze betrekken. 8. Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot het functioneren van de cliënt organisatie(s). 9. Het college zal de wijze waarop zij cliëntparticipatie organiseert verder ontwikkelen in samenwerking met in elk geval de bij het Maatschappelijk Netwerk Utrecht betrokken cliëntenraden, adviesraden en belangenorganisaties. Hoofdstuk 6 wet Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van de Artikel 6.1 Controles 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordigers in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die verbonden zijn aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening, Ook als deze verzilverd wordt via een pgb, En over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. 2. Teneinde oneigenlijk gebruik van de wet te voorkomen, controleert het college de doelmatigheid en rechtmatigheid van de verstrekte voorziening en de besteding van het pgb. Dit kan in de vorm van een steekproef. 3. Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie en accountantscontrole, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht en de geleverde prestaties. 4. Het college is gerechtigd tot materiële controle en tot fraudeonderzoek, waaronder de besteding van het pgb, bij organisaties, leveranciers en budgethouders. Het college kan beleidsregels stellen met betrekking tot de wijze waarop deze onderzoeken vorm worden gegeven. 5. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel , eerste lid, onder a, d of e, van de wet. Artikel 6.2 Terugvordering 1. Als het college uitvoering geeft aan artikel van de wet, stelt het college de geldswaarde vast op de kostprijs, bedoeld in artikel 4.2.2, van de ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening. 2. Zodra de cliënt aan zijn betalingsverplichting ten aanzien van de terugvordering heeft voldaan, meldt het college dit bij het Centraal Administratiekantoor, zodat deze de grondslag van de verschuldigde eigen bijdrage kan corrigeren. 3. Zodra de cliënt is overleden, boekt het college de vordering af, tenzij de vordering tevens is gericht op degene die zijn medewerking heeft verleend aan het opzettelijk misbruik en die persoon nog in leven is. 4. Als het recht op een in eigendom of bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd. Versie januari

133 Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 7.1 Intrekking oude verordening De Verordening Wmo Utrecht 2016 wordt ingetrokken per 1 januari Artikel 7.2 Overgangsbepalingen 1. Aanvragen voor ondersteuning die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de verordening Wmo Utrecht Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd. 3. Het college heeft de bevoegdheid een besluit te herzien met toepassing van deze verordening: a. op de gronden vermeld in deze verordening; b. indien uit een door het college uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen; c. indien de cliënt ondersteuning ontvangt in natura en wenst over te stappen naar een andere aanbieder of naar een pgb; d. indien de cliënt ondersteuning ontvangt in de vorm van een pgb en wenst over te stappen naar ondersteuning in natura. Artikel 7.3 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari Artikel 7.4 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van [datum]. Versie januari

134 Toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2018 Inleiding In de wet is vastgelegd dat de gemeente een verordening dient vast te stellen met daarin de kaders voor de uitvoering van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid rond maatschappelijke ondersteuning. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Definities In dit artikel worden een aantal veelgebruikte termen omschreven die voorkomen in de verordening. Daar zij ook termen bij die in Wmo zelf zijn gedefinieerd. Daarbij is de definitie in de wet leidend. Niet alle weergegeven definities komen terug in de artikelen van de verordening. Er is voor gekozen ook een aantal termen te omschrijven die van belang zijn in de uitvoering. Het doel s duidelijkheid te verschaffen over wat met verschillende termen wordt bedoeld. Artikel 1.2 Reikwijdte verordening In dit artikel wordt beschreven wie aanspraak kan maken op deze verordening. Hoewel de wet de reikwijdte ook omschrijft, is er voor de leesbaarheid voor gekozen dit ook op te nemen in de verordening. Op die manier ontstaat een juridische grondslag in de verordening om te kunnen bepalen wie een beroep kan doen op de Wmo in de gemeente Utrecht. In het derde lid wordt specifiek aangegeven dat ook niet-ingezetenen van Utrecht een verzoek kunnen doen voor op opvang en beschermd wonen vanwege de centrumfunctie die de gemeente Utrecht heeft voor dit onderdeel. Hoofdstuk 2 Maatschappelijke ondersteuning Paragraaf 2.1 Procedure melding, onderzoek, aanvraag In deze paragraaf wordt de procedure beschreven die wordt toegepast bij een verzoek van een burger om ondersteuning in het kader van de Wmo. Artikel Melding en onderzoek De te volgen procedure bij het doen van een aanvraag voor maatschappelijke ondersteuning is beschreven in de wet. Omwille van de duidelijkheid is het ook in de verordening opgenomen. Hiermee ontstaat ook een juridische basis in de verordening waarop zowel de burger als de gemeenten zich kunnen beroepen. Het college krijgt met dit artikel de bevoegdheid de voorgeschreven procedure nader in te vullen. Deze bevoegdheid is tevens een verplichting aan het college helderheid te verschaffen aan de burger over de wijze waarop deze een verzoek tot ondersteuning kan indienen. Met het college zoals benoemd in dit artikel wordt bedoeld de (medewerkers van) de buurtteamorganisatie of gemeentelijke afdeling die belast zijn met de uitvoering van de procedure. Het college geeft hiertoe mandaat aan de betreffende organisatie of afdeling. Artikel Verslag Versie januari

135 Het verslag is een verplicht onderdeel van de procedure. Het ondersteuningsplan kan een deel zijn van dit verslag. Het verslag beschrijft vooral de gevolgde procedure, de uitkomst van het onderzoek en de afwegingen die zijn gemaakt. Het ondersteuningsplan beschrijft de gekozen oplossingsrichtingen, doelstellingen en de aanpak. De burger die aanspraak maakt op ondersteuning heeft recht op een verslag. Het verslag wordt vertrekt aan de burger, tenzij de burger hier geen prijs op stelt. Het college heeft de bevoegdheid regels op te stellen over de wijze waarop het verslag tot stand komen en waar het verslag aan moet voldoen. Artikel Aanvraag Indien uit het onderzoek blijkt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, moet deze worden aangevraagd. De wijze waarop dat gebeurt, kan door het college worden bepaald. Hier is voor gekozen om bureaucratie zo veel mogelijk te voorkomen. Een standaardprocedure past niet altijd bij de uitvoeringspraktijk. Een bepaalde mate van flexibiliteit is daarbij noodzakelijk. Paragraaf 2.2 Vormen van maatschappelijke ondersteuning Artikel Inzet voorzieningen In het kader van deze verordening kan ondersteuning worden geboden in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening. Algemene voorzieningen zijn ondersteuningsvormen die zonder voorafgaande toets toegankelijke zijn, een verwijzing is hiervoor niet nodig. Het college heeft de bevoegdheid om voorwaarden te stellen aan het gebruik van deze voorzieningen. Het gaat hier nadrukkelijk niet over regels over het recht op voorzieningen, maar over gebruiksvoorwaarden wanneer de voorziening is toegekend. Denk hierbij aan bijvoorbeeld bruikleenvoorwaarden. In lid 3 wordt aangegeven dat er een rangorde is bij de inzet van voorzieningen. In het beleidsplan Wmo is deze aangegeven: Eerst het zelforganiserend vermogen benutten, dan pas algemene voorzieningen inzetten. Wanneer algemene voorzieningen niet voldoen of niet aanwezig zijn kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. Artikel Reikwijdte van de maatschappelijke ondersteuning In dit artikel wordt een nadrukkelijke rol gegeven aan de gemeenteraad als het gaat het bepalen van een aanvaardbaar niveau van zelfredzaamheid en participatie. De gemeenteraad heeft dit bepaald in het beleidsplan Wmo. Het college krijgt hiermee de opdracht ondersteuning te bieden die bijdraagt aan het bereiken van dat door de gemeenteraad vastgestelde niveau. Uitgangspunt is dat de wet bepaalt dat de ondersteuning die de gemeente biedt een afdoende bijdrage levert. Dit is ook in de verordening overgenomen. Deze bepaling impliceert dat de ondersteuning door het college niet volledig compenserend hoeft te zijn, maar wel een zodanig niveau heeft dat de burger werkelijk in staat wordt gesteld om te participeren. Enige vorm van eigen inzet door de burger mag hierbij dus worden verwacht. Artikel Tegemoetkoming zorgkosten In de wet is geregeld dat het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming kan verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Deze bevoegdheid moet in de verordening worden geregeld. De wijze waarop deze tegemoetkoming wordt ingericht en uitgevoerd kan het college via een Nadere regel vorm geven. Paragraaf 2.3 Criteria voor verstrekking van een maatwerkvoorziening Versie januari

136 Artikel Algemene criteria voor maatwerkvoorziening In dit artikel worden de algemene voorwaarden bepaald om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening. In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen een belemmering en een beperking. Een beperking is een aandoening op grond van de ICF. Echter niet alle beperkingen leiden tot een belemmering in de zelfredzaamheid of participatie. Pas al het college heeft vastgesteld dat een beperking leidt tot een belemmering in de zelfredzaamheid of participatie kan er sprake zijn van de noodzaak tot ondersteuning. Tevens wordt hier bepaald dat wordt gekozen voor inzet van de goedkoopste adequate voorziening. Dit betekent dat uit alle voorzieningen die als adequaat worden beoordeeld de goedkoopste wordt verstrekt. Daarbij wordt rekening gehouden met de te verwachten gebruiksduur. Zo kan een duurdere voorziening op lange termijn goedkoper zijn indien vooraf duidelijk is dat de voorziening langdurig zal worden gebruikt. Dit artikel geeft ook ruimte voor hergebruik van voorzieningen, mits de voorziening doelmatig is. Bij hergebruik gaat doelmatig ook over de staat van de voorziening. Het college heeft de mogelijkheid om procedureregels te stellen. Aanvullend op de aanvraag (artikel 2.1.3) gaat het hier bijvoorbeeld om de procedure waarmee wordt bepaald welke voorziening het meest doelmatig is en aan welke (technische of inhoudelijke) eisen deze moet voldoen. Artikel Weigeringsgronden en aanvullende criteria In dit artikel wordt ingegaan op specifieke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het bepalen van de noodzaak tot ondersteuning via specifieke maatwerkvoorzieningen. Hoofdstuk 3 Ondersteuning in de vorm van een PGB Artikel 3.1 Het aanvragen van een PGB Een PGB is geen voorzieningen, maar de verzilveringvorm van een toegekende maatwerkvoorziening. De burger zal gemotiveerd moeten aangeven waarom een PGB meer passend is dan een maatwerkvoorziening in natura. In dit artikel worden de voorwaarden bepaald waaronder de maatwerkvoorziening kan worden verzilverd in de vorm van een PGB. Tevens zijn in dit artikel bepalingen opgenomen die tot doel hebben de kwaliteit van de zorg te borgen en te borgen dat de besteding van het PGB werkelijk ten goede komt aan de ondersteuning van de kwetsbare persoon. Artikel 3.2 Hoogte van het PGB In dit artikel wordt beschreven hoe de hoogte van het PGB wordt bepaald. Binnen de toepassing van dit artikel moet individueel maatwerk worden geleverd. Het college heeft dan ook de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken wanneer daar in een individuele situatie aanleiding toe is. De normbedragen voor een pgb worden vastgelegd in een afzonderlijk financieel besluit. Deze wordt door het college vastgesteld. Er is gekozen voor een afzonderlijk financieel besluit omwille van overzichtelijkheid en de noodzakelijke flexibiliteit. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor een bedrag en/of percentage op korte termijn aangepast moet worden. Het financieel besluit geldt slechts als richtinggevend kader. Of de daarin bepaalde bedragen toereikend dan wel te ruim zijn hangt immers af van individuele omstandigheden. Indien wordt afgeweken van het besluit, wordt dit in een individuele situatie gemotiveerd. Artikel 3.3 Besteding en verantwoording van het PGB Versie januari

137 De wet bepaalt dat het PGB wordt aangeboden in de vorm van trekkingsrecht dat wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit artikel biedt de juridische basis om de burger te committeren aan de voorwaarden die hiervoor gelden. Hoofdstuk 4 Bijdragen voor gebruik van voorzieningen De wet biedt binnen kaders de mogelijkheid een bijdrage te vragen voor het gebruik van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De wet bepaalt dat de bijdrage voor een algemene voorziening onafhankelijk is van het inkomen, terwijl de bijdrage voor een maatwerkvoorziening juist afhankelijk is van het inkomen. Artikel Bijdrage algemene voorzieningen De verordening biedt de mogelijkheid aan het college om een bijdrage te vragen voor het gebruik van een algemene voorziening. In het beleidsplan Wmo is bepaald dat algemene voorzieningen in principe kosteloos toegankelijk zijn. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij een bijdrage ondanks dat uitgangspunt gerechtvaardigd is. Denk hierbij aan kosten die ook zouden zijn gemaakt wanneer geen ondersteuning nodig was geweest, bijvoorbeeld een onkostenvergoeding voor koffie en thee, een maaltijd, een slaapplaats of vervoer. Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Artikel Inkomensafhankelijke eigen bijdrage maatwerkvoorziening Dit artikel bepaalt dat voor een maatwerkvoorziening een inkomensafhankelijke eigen bijdrage is verschuldigd. De wet bepaalt dat het opleggen van een eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening in de verordening moet zijn vastgelegd. De inning van deze eigen bijdrage loopt via het CAK. Het tweede lid regelt het opleggen van een eigen bijdrage aan de ouders van een minderjarige waarvoor de woning wordt aangepast. De wet geeft de gemeente de mogelijkheid dit te doen, mist het in de verordening is bepaald. De woningaanpassing is de enige maatwerkvoorziening voor een minderjarige waarvoor een eigen bijdrage mag worden gevraagd. De reden hiervan is dat een woningaanpassing altijd wordt toegekend aan de eigenaar/huurder van de woning en niet aan de minderjarige zelf. Het derde lid bepaalt dat geen inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt gevraagd voor collectief (openbaar) vervoer. Dit betreft de Regiotaxi Utrecht. Deze wordt aangeboden in de vorm van een gesubsidieerde maatwerkvoorziening. De hoogte van de subsidie is bepaald op een niveau die het mogelijk maakt om deze voorziening tegen regulier openbaar vervoer tarief aan te bieden aan de persoon aan wie deze maatwerkvoorziening is verstrekt. Om die reden wordt daar bovenop geen (extra) eigen bijdrage gevraagd. Om de mogelijkheid open te houden deze voorziening in de toekomst als een algemene voorziening aan te bieden is voor zover deze als maatwerkvoorziening wordt verstrekt, toegevoegd. In het vierde lid wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die geboden wordt in artikel 3.8, lid 2.a van het Uitvoeringsbesluit Wmo Hierin is bepaald dat de gemeente de mogelijkheid heeft met naam genoemde parameters die het CAK gebruikt voor het bepalen van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage, te wijzigen. Hiervan is gebruik gemaakt door het heffingspercentage dat standaard op 15% staat te verlagen naar 8%. Het vijfde lid bepaalt dat het college de mogelijkheid heeft om de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang op een andere wijze vast te stellen en te innen dan door het CAK. De wet geeft hiervoor de ruimte. De reden hiervan is dat het proces van het CAK een vaste woon- of verblijfplaats vereist. Bij deze doelgroepen is dit echter niet altijd het geval of is het niet wenselijk dit adres te gebruiken. Artikel Berekening eigen bijdrage maatwerkvoorziening Versie januari

138 Dit artikel regelt dat bij het opleggen van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen anders dan opvang, wordt aangesloten bij het Uitvoeringsbesluit Wmo Dit is wettelijk verplicht indien een gemeente kiest voor het opleggen van deze eigen bijdrage. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is de wettelijke grondslag op basis waarvan het CAK haar taak uitvoert. Artikel Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening ten behoeve van berekening hoogte eigen bijdrage De hoogte van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage is mede gebaseerd op de kostprijs van de verstrekte voorziening. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bepaalt namelijk dat de eigen bijdrage nooit meer kan bedragen dan de kostprijs. Daarom is het noodzakelijk de kostprijs van een maatwerkvoorziening vast te stellen. Deze artikelen regelen de wijze waarop de kostprijs wordt vastgesteld. Tevens wordt geregeld dat voor enkele specifieke voorzieningen de kostprijs op nul wordt gesteld. Paragraaf 4.2 Blijk van waardering mantelzorgers Artikel Activiteit voor mantelzorgers De wet bepaalt dat in de verordening wordt bepaald hoe jaarlijks een blijk van waardering aan mantelzorgers wordt vormgegeven. Uitgangspunt is dat dit zo flexibel mogelijk kan worden ingevuld op een manier die aansluit bij de behoeften van mantelzorgers. Daarom is er voor gekozen het aanbod niet letterlijk vast te leggen in de verordening, maar dit vorm te laten geven door het college in overleg met het Stedelijk Steunpunt Mantelzorg. Organisaties die veel met mantelzorgers te maken hebben, worden via het Steunpunt Mantelzorg Utrecht in staat gesteld om activiteiten (evenementen) voor mantelzorgers uit te voeren als waardering voor hun inzet. Deze organisaties kunnen daarvoor subsidie ontvangen Hoofdstuk 5 Kwaliteit, klachten en betrekken inwoners Artikel 5.1 Kwaliteitseisen De wet bepaalt dat in de verordening het basis kwaliteitsniveau van de ondersteuning wordt vastgelegd. Dit artikel legt hiervoor de basis en geeft het college de bevoegdheid nadere eisen te stellen indien de uitvoeringspraktijk hierom vraagt. Artikel 5.2 Budget voor aanbieders van dienstverlening De wet bepaalt dat in de verordening moet zijn vastgelegd hoe het tarief voor maatwerkvoorzieningen wordt bepaald. In dit artikel wordt conform de wettelijke vereisten de variabelen benoemd die betrokken moeten worden bij het bepalen van een redelijk budget. Het college kan Nadere regels stellen voor de uitwerking van dit artikel indien de uitvoeringspraktijk hierom vraagt. Artikel 5.3 Melding incidenten, calamiteiten en geweld De wet bepaalt dat in de verordening moet zijn vastgelegd hoe wordt omgegaan met incidenten, calamiteiten en geweld bij het bieden van ondersteuning. Dit artikel legt hiervoor de basis en geeft het college de bevoegdheid nadere eisen te stellen indien de uitvoeringspraktijk hierom vraagt. Artikel 5.4 Betrokkenheid bij de uitvoering van de wet De wet bepaalt dat in de verordening moet zijn vastgelegd hoe burgers worden betrokken bij de uitvoering van de wet. Er is voor gekozen enige ruimte te bieden in de formulering. De reden hiervan is dat rekening moet worden gehouden met de huidige positie van bestaande adviesraden. Tegelijkertijd moet er ruimte zijn voor vernieuwing. In dit artikel worden hiertoe bevoegdheden Versie januari

139 gegeven aan het college. Dit is passend aangezien het hier gaat om de betrokkenheid van burgers bij de uitvoering van beleid. Hoofdstuk 6 Bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet Artikel 6.1 Controles Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om periodiek burgers en zorgaanbieders te controleren op respectievelijk het recht op de maatwerkvoorziening en naleving van contractuele afspraken. Deze bevoegdheid strekt zich ook uit tot de controle van de besteding van het PGB. Bij een pgb wordt het toegekende budget overgemaakt aan de SVB. Deze instelling verzorgt de betaling aan de cliënt of zorgverlener. Indien uit onderzoek blijkt dat er concrete en sterke aanwijzingen zijn dat het pgb oneigenlijk of onjuist gebruikt wordt, kan de gemeente de SVB verzoeken de betaling (tijdelijk) stop te zetten. Dit is geregeld via artikel 2 lid e van de Uitvoeringsregeling Wmo Gemeenten kunnen hiervan alleen gebruik maken als dit geregeld is in de verordening Wmo. Artikel 6.2 Terugvordering Dit artikel geeft het college de bevoegdheid tot terugvordering van onterechte verstrekkingen. Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 7.1 Intrekking oude verordening Met de inwerkingtreding van deze verordening, vervalt de Verordening voorzieningen Wmo Utrecht Artikel 7.2 Overgangsbepalingen Dit artikel regelt hoe wordt omgegaan met aanvragen en verstrekkingen die zijn ingediend dan wel verstrekt voordat deze verordening van kracht werd. Artikel 7.3 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari En geeft regels voor besluiten afgegeven op grond van eerdere verordening. Artikel 7.4 Citeertitel Dit artikel geeft de titel van deze verordening aan. Versie januari

140 1 Reactie van de WMO Cliëntenraad op de aangepaste Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Utrecht 2018.pdf WMO Cliëntenraad, Onderdeel van Maatschappelijk Netwerk Utrecht Utrecht 16 juli 2017, meetellen, meedenken en meedoen in Utrecht. (in het kader van de bundeling advies- cliëntenraden en belangenorganisaties in Utrecht) Geachte wethouder Diepenveen, Hierbij stuur ik u de reactie van de WMO Cliëntenraad op de aangepaste Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Utrecht Het is altijd lastig een enkel document van een reactie te voorzien aangezien het een onderdeel is van een groter en complex geheel van wetten, verordeningen en beleidsregels. Toch hebben we hier onze tijd aan besteed aangezien we het zeer waarderen dat ook de WMO Cliëntenraad hierover geraadpleegd wordt. Op deze wijze kunnen we uitvoering geven aan de rol van de WMO Cliëntenraad. Ik kan daarbij ook de opmerking plaatsen dat we mede door de complexheid van deze materie de afgelopen periode goed contact gehad hebben met de betrokken beleidsmedewerkers waardoor vragen en onduidelijkheden snel wegegnomen zijn. In Hoofdstuk 1, art, 1.1 / 6 wordt nog gesproken over de Bundeling als samenwerkingsverband van adviescommissies, cliëntraden en belangenorganisaties. Dit is een wat achterhaald begrip. De verwijzing naar Maatschappelijk Netwerk Utrecht zou her beter op zijn plaats zijn. Ook in Hoofdstuk 5, art 5.4 / 1 wordt de bundeling vermeld. In Hoofdstuk 1, art 1.1 / 13 staat de zin : Gewaarborgde hulp: door belanghebbende ingeschakelde hulp van een derde die in staat voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen Dit is tekstueel verwarrend en zou vervangen kunnen worden door: Gewaarborgde hulp: door belanghebbende ingeschakelde hulp van een derde die garant staat en aanspreekbaar voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen De definitie van Informele begeleiding in Hoofdstuk 1, art 1.1 / 14 vereist nog enige studie. Dit omdat de informele zorg een steeds belangrijke positie gaat innemen binnen het gehele palet ven zorg. Informele begeleiding wordt nu gerelateerd aan vrijwillige inzet of aan personen zonder relevante opleiding. Het woordje OF geeft aan dat beide situaties elkaar uitsluiten. Volgens ons kan vrijwillige inzet ook gegeven worden door personen zonder relevante opleiding. Tevens kan je afvragen of bijvoorbeeld betaalde personen zonde relevante opleiding

141 geschaard kunnen worden onder het kopje informeel. Mogelijk kunnen we voor een volgende versie van deze verordening in samenspraak met de Vrijwilligers Advies Raad tot een betere definitie komen. De aanpassing in Hoofdstuk 2, art / 5 waarin nu duidelijk een onderscheid gemaakt wordt tussen door iemand uit zijn eigen netwerk en een onafhankelijke derde is iets waar wij als WMO-Cliëntenraad lang voor gepleit hebben; Hoofdstuk 2, art In het kader van melding, onderzoek en aanvraag hechten wij als WMO Cliëntenraad grote waarde aan het verslag dat gemaakt wordt aan de Keukentafel. Volgens ons kan het verslag alleen enige waarde hebben als het ook door de cliënt onderschreven wordt. We weten dat dit geregeld is in de beleidsregels. Regels die wij als WMO Cliëntenraad ook beoordelen. Maar toch zijn we van mening dat dit ook vermeld zou moeten zijn in de verordening. Het is namelijk essentieel voor de waarde die we kunnen hechten aan een goed verslag. In art / 3 staat vermeld dat het college beleidsregels kan stellen Dit impliceert dat het college het ook niet kan doen. Gezien het belang van de beleidsregels zou het woord kan beter vervangen kunnen worden door bijvoorbeeld moet of zal. In de verordening komt dit regelmatig voor. Ook op andere plekken zou dit mogelijk aangepast kunnen worden. In Hoofdstuk 3, art 3.2 wordt gesproken over de hoogte van het PGB. Wat eigenlijk ontbreekt, is de eenvoudige vermelding dat het PGB altijd voldoende moet zijn om de benodigde ondersteuning te kunnen inkopen. Volgens ons zou dit toch de essentie van dit artikel moeten zijn. In art / b staat vermeld dat het uurtarief voor een zelfstandige ondernemer gebaseerd is op het uurtarief van een erkende instelling minus 18% overheadkosten. Dit suggereert dat een zelfstandige ondernemer geen overheadkosten heeft. Hierover zou de WMO Cliëntenraad bij een later overleg graag een toelichting over ontvangen over wat hier de beweegredenen voor zijn. In art ontbreekt volgens ons de mogelijkheid voor indexering van de hoogte van het PGB bedrag. Bij een ZIN aanbieder kan wel geïndexeerd worden. Een mogelijke aanvulling zou kunnen zijn: Bij een toekenning van een PG over een periode van meer dan een jaar, wordt het PGB verhoogd met een door het college vast te stellen inflatiecorrectie, overeenkomstig de werkwijze in de WLZ We vinden het heel goed dat in Hoofdstuk 4 art expliciet wordt aangegeven dat het college jaarlijks de waardering voor mantelzorgers zal organiseren. Er staat zelfs vermeld dat de waardering een materiele vorm zal hebben. Mantelzorgers verdienen de beste waardering. Wat wij als WMO Cliëntenraad van groot belang vinden is dat in Hoofdstuk 5 opgenomen is dat de aanbieder verantwoordelijk is voor periodieke klanttevredenheidsonderzoek en dit moet gebruiken voor kwaliteitsborging. Tevens wordt van de aanbieder een actieve rol verwacht in de procedure voor het indienen van klachten. In hoofdstuk 5 gaat het over het budget voor de aanbieders. Dit is erg actueel aangezien er regelmatig gesproken wordt over de ruimte die de aanbieders hebben om het personeel voldoende te kunnen betalen. Tijdens het overleg is vermeld dat dit opgenomen is in het AmvB. Maar het zou in deze verordening niet misstaan als ook hier aandacht aan gegeven wordt.

142 Over het algemeen kunnen we als WMO Cliëntenraad constateren het de verordening goed doordacht is en dat de opmerkingen die we hebben kunnen maken gebruikt kunnen worden op het moment dat er weer een nieuwe versie gemaakt dient te worden. De wijze waarop we als WMO Cliëntenraad gesproken hebben over de verordening geeft blijk van wederzijds respect en geeft veel vertrouwen in toekomstige behandelingen van andere beleidsstukken. We kijken terug op een vruchtbare samenwerking. Met Vriendelijke groet, Hoogachtend, Niek Dijkmans. Voorzitter WMO Cliëntenraad Utrecht.

143 1 Antwoord op advies Clientenraad Wmo2017.pdf Burgemeester en Wethouders Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon WMO Cliëntenraad, Onderdeel van Maatschappelijk Netwerk Utrecht 3500AA Behandeld door G.T. Houtman Datum Doorkiesnummer Ons kenmerk Onderwerp Reactie op advies Wmoverordening Bijlage(n) Geen Uw kenmerk Verzonden Uw brief van Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Geachte Cliëntenraad Wmo, meneer Dijkmans, Op ons verzoek heeft de Cliëntenraad Wmo (CR Wmo) een advies uitgebracht over de door ons voorgestelde wijzigingen in de Verordening Wmo Allereerst onze dank dat u op zo n korte termijn een advies hebt willen uitbrengen. In de Wmo 2015 is verplicht gesteld dat de kaders van het beleid door de raad vastgelegd worden in de verordening. Daarbij is het uitgangspunt om zo min mogelijk te herhalen wat al in de wet geregeld is. Via de Nadere regels en Beleidsregels Wmo kan het college deze kaders - t.b.v. de uitvoering- nader uitwerken. Zoals u schrijft is dit een complex geheel en voor u lastig te overzien. Daarom stellen wij het extra op prijs dat u binnen een relatief korte tijd een advies hebt kunnen uitbrengen. Hieronder kunt u lezen hoe wij met uw advies omgaan. Tekstueel doet u de volgend suggesties: De Cr Wmo stelt voor de in Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 5 van de verordening opgenomen verwijzing naar de Bundeling vervangen door de term het Maatschappelijk Netwerk Utrecht. Dit is een terechte correctie en wij hebben de naam aangepast. De Cr Wmo doet een voorstel voor een andere formulering van de definitie van Gewaarborgde hulp. Onze definitie was letterlijk overgenomen uit de Wet langdurige zorg (Wlz) om te voorkomen dat personen die te maken hebben met zowel de Wmo als de Wlz, met verschillende definities te maken krijgen. Na bestudering van uw tekstvoorstel hebben wij geconcludeerd dat strekking van uw formulering overeenkomt met de tekst uit de Wlz. Wij hebben daarom uw voorstel voor de definitie overgenomen: door belanghebbende ingeschakelde hulp van een derde die garant staat en aanspreekbaar is voor de nakoming van de aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen. U geeft aan dat door het gebruik van het woord of in de omschrijving van Informele begeleiding, de suggestie ontstaat dat het niet kan gaan om een persoon die vanuit vrijwillige inzet de hulp biedt en waarbij tegelijkertijd de relevante opleiding ontbreekt. Wij delen met u dat beide elementen bij één persoon kunnen voorkomen. Daarom hebben wij de formulering gewijzigd in en/of M.b.t de processen

144 Burgemeester en Wethouders Datum 31 augustus 2017 Hoofdstuk 2, artikel De Cr Wmo vindt het wenselijk dat het verslag waarin de weergave van het keukentafelgesprek (in termen van de wet het individueel onderzoek) wordt beschreven, altijd ondertekend wordt door de klant. Wij hechten ook erg aan een ondertekening van het verslag door de klant, daarom hebben wij dit opgenomen in de beleidsregels, dat is de werkinstructie voor de uitvoering. Wij kunnen dit echter niet verplicht stellen voor de klant. Een klant die niet wil tekenen kan niet gedwongen worden. Bovendien bevat een verordening bindende bepalingen voor het college, daardoor is dat niet de juridische juiste plek voor het beschrijven van een proces waarin grote aandacht wordt gevraagd voor het laten ondertekenen van het verslag. Wij kunnen uw suggestie daarom niet overnemen. Hoofdstuk 2, artikel 2.1.2/3. In de verordening staat op verschillende plaatsen dat het college beleidsregels kan stellen. U stelt voor dit te vervangen door moet of zal. De formulering het college kan beleidsregels is een juridisch gebruikelijke manier om een orgaan een bevoegdheid toe te kennen. Het doel is om het college de ruimte te geven om in die gevallen waar het voor een zorgvuldige uitvoering nodig is, procesregels op te stellen. Op voorhand is niet altijd duidelijk wanneer dat nodig is. Bovendien hanteren wij in Utrecht als één van onze leidende principes, het bieden van voldoende ruimte aan professional om eigen afwegingen te maken. Een strak ingekaderd uitvoeringsproces past daar niet bij. Uw voorstel kunnen wij daarom niet overnemen. Technisch/ inhoudelijk Hoofdstuk 3, artikel 3.2. De Cr Wmo is van mening dat in dit hoofdstuk expliciet vermeld zou moeten worden dat het PGB altijd voldoende moet zijn om de benodigde ondersteuning te kunnen inkopen. De huidige bepalingen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op het volgende. De Wmo is een maatwerkwet en alle ondersteuning wordt individueel en op maat toegekend. Hierdoor ligt in de wet besloten dat de toegekende maatwerkvoorziening altijd tot voldoende resultaat moet leiden. De gemeente is verplicht de juiste én voldoende ondersteuning in natura aan te bieden. De kosten van deze natura voorziening zijn leidend bij het vaststellen van de hoogte van het pgb. Daarmee is de door u gevraagde formulering enerzijds overbodig, want dit ligt besloten in de wet zelf. Anderzijds kan via de door u voorgestelde formulering de (onjuiste) suggestie ontstaan dat het pgb een zelfstandige toekenning is. Terwijl het pgb een verzilveringsvorm is waarbij het budget begrensd wordt door de kosten van de ondersteuningen in natura. Daarom nemen wij dit niet over. Na aanleiding van artikel 3.2.2/b vraagt de Cr Wmo zich af waarop de bepaling is gebaseerd dat het instellingstarief verlaagd wordt met 18% als de hulp geleverd wordt door een ZZP er. Deze bepaling is gebaseerd op jurisprudentie. De gehanteerde 18% is gebaseerd op de overheadskosten die specifiek van toepassing zijn op instellingen met personeel in loondienst. Wij zijn uiteraard bereid om de technische onderbouwing van dit percentage met u te delen. Artikel roept bij u de vraag op waarom er geen jaarlijkse indexatie wordt toegepast op pgb s. Zoals eerder aangegeven worden alle maatwerkvoorzieningen individueel en op maat toegekend. In geval van een pgb wordt vervolgens een budget op maat toegekend. Dit budget wordt vaak voor meerdere jaren toegekend en die jaren lopen niet altijd synchroon met een kalenderjaar. Ook heeft de budgethouder de vrijheid om het budget met wisselende intensiteit uit te nutten gedurende het toekenningsjaar. Dit maakt het technisch moeilijk een budget gedurende de looptijd te indexeren. Meer principieel speelt het volgende. Een pgb budget onder de Wmo is vast gedurende de looptijd van de toekenning. Dat wil zeggen dat het budget niet tussentijds verhoogd wordt, maar ook niet tussentijds verlaagd wordt als de kosten van de zorg in natura dalen (bijvoorbeeld a.g.v. een nieuwe aanbesteding). Dit geeft de budgethouder zekerheid. Wij delen met de Cr Wmo dat het van belang is dat aanbieders regelmatig een klanttevredenheidsonderzoek houden én een transparante klachtenprocedure hanteren. Daarom hebben wij dit al sinds 2015 opgenomen in de verordening Wmo. Dat bewaken wij via onze accounthoudergesprekken. Hoofdstuk 4 art U geeft in uw brief aan dat u zich goed kunt vinden in de wijze waarop het College de waardering aan mantelzorgers vormgeeft. Daar zijn wij u erkentelijk voor. Voor de helderheid hebben wij in lijn met het huidige beleid en werkwijze de formulering toch nog iets aangepast. Wij omschrijven concreet dat de waardering eruit bestaat dat organisaties in 2/3

145 Burgemeester en Wethouders Datum 31 augustus 2017 staat worden gesteld om via het Stedelijk Steunpunt Mantelzorg activiteiten voor mantelzorgers uit te voeren als waardering voor hun inzet. De strekking van het artikel blijft daarmee hetzelfde. In hoofdstuk 5 is de, via de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) verplicht gestelde, formulering over de kostprijselementen opgenomen. De Cr Wmo ziet graag dat in de verordening het standpunt wordt ingenomen met betrekking tot de ruimte van de aanbieder om het personeel voldoende te kunnen betalen. Wij zijn het met u eens dat de kostprijs ook moet voorzien in een redelijk salaris voor het personeel en wij onderschrijven daarom ook de AMvB. De bepalingen die hierover in deze versie van de verordening staan borgen dit. Het innemen van een standpunt past echter niet in de verordening, omdat een verordening bedoeld is om juridische kaders te stellen. Onze huidige prijsafspraken met de aanbieders van de aanvullende zorg bieden ook al de ruimte om het personeel te betalen op een wijze die past bij het opleidings- of werkniveau. Bij het opstellen van onze uitgangspunten voor het inkoopbeleid blijven wij dit meenemen. Nogmaals, wij waarderen het zeer dat de Cr Wmo een advies heeft uitgebracht en haar visie op onderdelen van de verordening heeft verwoord. Wij zijn uiteraard bereid om met u in gesprek te gaan over uw advies en onze afwegingen. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, De secretaris, De burgemeester, 3/3

146 8.1 Memo Tussentijdse evaluatie pilot Zorg in de Wijk 1 Dossier 39 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 39 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 8.1 Omschrijving Memo Tussentijdse evaluatie pilot Zorg in de Wijk Datum collegebesluit 6 juli 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Kees Diepeveen Beleidsveld Zorg en maatschappelijke opvang Behandelend ambtenaar J. Jeltes Telefoon j.jeltes@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Marcel Kiewik / mail: m.kiewik@utrecht.nl / Mob.: Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

147 1 Memo Tussentijdse evaluatie pilot Zorg in de wijk.pdf MEMO Datum 6 juli 2017 Behandeld door J. Jeltes Doorkiesnummer adres j.jeltes@utrecht.nl Kenmerk Onderwerp Beleidsveld Tussentijdse evaluatie pilot Zorg in de Wijk Zorg en maatschappelijke opvang Bijlagen - Aanbiedingsbrief Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk - Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk Geachte leden van de gemeenteraad, Zoals eerder met u besproken heeft Zilveren Kruis in 2015 besloten om in Utrecht, Ommen- Hardenberg, en Zwolle een driejarige pilot wijkverpleging (Zorg in de Wijk) te starten. De gemeente Utrecht heeft hierbij en op latere momenten aangegeven voordelen in deze pilot te zien omdat het een impuls zou kunnen betekenen voor: Een sterke driehoek in de wijk tussen buurtteam, wijkverpleging en huisarts. Dit door de contractering van een voorkeursaanbieder per buurt met een duidelijk belang bij deze sterke driehoek. Een beweging naar voren en vernieuwing door de driejarige, populatiegebonden bekostiging die aanbieders financiële/contractuele ruimte biedt om te innoveren en te investeren in de samenwerking. Hierbij was het uitgangspunt dat de keuzevrijheid voor inwoners en de kwaliteit van zorg behouden zouden blijven. De pilot is per 1 april 2016 gestart en na een jaar in opdracht van Zilveren Kruis onafhankelijk geëvalueerd door APE in de drie pilotgemeenten. Bijgaand doe ik u dit rapport toekomen. De gemeente Utrecht vindt de uitkomsten van dit rapport zorgwekkend. De pilot leek een goed middel om voornoemde doelen te bereiken, maar de tussentijdse evaluatie leert ons dat deze randvoorwaarden contraproductief blijken te zijn. De bevindingen geven ons zorg over de kwaliteit, innovatie en de samenwerking in de wijk. De kwaliteit van de specialistische wijkverpleging vraagt daarbij specifiek om voortvarendheid in het doorvoeren van verbeteringen. Naar aanleiding van deze tussentijdse evaluatie heb ik dan ook het initiatief genomen voor een extra bestuurlijk overleg op vrijdag 30 juni jl. Ik heb hierin met Zilveren Kruis gedeeld dat ik van mening ben dat op korte termijn, samen met de voorkeursaanbieders, de condities gerealiseerd moeten worden om alsnog te komen tot kwalitatief goede, doelmatige zorg, innovatie en intensieve samenwerking in onze stad. Dit vraagt naar mijn opvatting om wezenlijke aanpassingen in voorwaarden en proces. Ik heb Zilveren Kruis in overweging gegeven om de pilot in de huidige vorm te stoppen zodat het mogelijk is tot andere afspraken te komen. Zoals u ook in de bijgevoegde brief leest, zet Zilveren Kruis vooralsnog in op het aanpakken van de knelpunten binnen de pilot en geeft aan hiervoor verbeteracties in gang te hebben gezet.

148 Dit laat onverlet dat op korte termijn door alle partijen ingezet moet worden op verbetering van de specialistische zorg. Op basis van ons overleg heeft Zilveren Kruis toegezegd zo snel mogelijk een overleg te organiseren met alle stakeholders om te analyseren waar de knelpunten zich precies voordoen, wat helpende maatregelen zijn en hoe deze geïmplementeerd kunnen worden. In het overleg met de verantwoordelijk bestuurder van Zilveren Kruis heb ik aangegeven dat vanuit onze rol en positie wij bereid zijn bij te dragen waar dit mogelijk is. Wij zetten ons als gemeente actief in om de driehoek in de wijk te versterken en op de grensvlakken van zorgwetten te innoveren en verbeteren. Ik vind het belangrijk u als Raad goed te blijven informeren over de pilot Zorg in de Wijk. De afspraak met Zilveren Kruis is dat wij eind augustus aanstaande een rapportage ontvangen over de voortgang en behaalde resultaten in het verbeterproces zodat ik u hierover in september kan informeren. Met vriendelijke groet, Kees Diepeveen

149 1 Aanbiedingsbrief Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk.pdf Datum 6 juli 2017 Behandeld door Carmen Verdoold Otto-Sander van der Veen Onderwerp Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk Onderwerp Beste relatie, Graag sturen wij u ter informatie het rapport van de tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk in de gemeenten Utrecht, Zwolle en Ommen Hardenberg. De tussenevaluatie geeft inzicht in het effect en kennis over de verbeterpunten De tussenevaluatie is uitgevoerd door onderzoeksbureau APE in opdracht van Zilveren Kruis. Het onderzoek is uitgevoerd in de eerste vier maanden van In de pilot hebben wij een geheel nieuw inkoop- en bekostigingsmodel gehanteerd. Daarom vinden wij het belangrijk om tussentijds te evalueren en samen met de betrokken zorgaanbieders knelpunten op te lossen en verbeteringen aan te brengen. Wij kunnen ons vinden in de conclusies van het onderzoek Het rapport bevat waardevolle aanbevelingen waar wij samen met de voorkeursaanbieders verschillende acties op nemen in de pilotgemeenten Utrecht, Zwolle en Ommen-Hardenberg. Ze vormen ook de uitgangspunten voor de nieuwe opzet van Zorg in de wijk in de gemeenten Amsterdam, Almere en Hoogeveen-De Wolden in Hieronder lichten we toe hoe wij gevolg geven aan de aanbevelingen: De tussenevaluatie laat zien dat investeren in draagvlak en vertrouwen belangrijke voorwaarden zijn voor het succes van een pilot. Wij hebben de afgelopen maanden intensief overlegd met de voorkeursaanbieders en andere betrokken partijen over de knelpunten in de pilots en de wijze van samenwerking. Dit heeft onder andere geleid tot aanpassing van het wijkbudget voor 2016 en een aanpak voor de niet-gecontracteerde zorg (zie ook hieronder), alles binnen de (juridische) grenzen van de oorspronkelijke pilot. Intensief en open contact met alle partijen is en blijft nodig om de pilots goed te laten verlopen. Op dit moment zijn we in gesprek met de voorkeursaanbieders over de onvoorziene effecten in 2017 en de financiële effecten daarvan. Voor 2018 nemen we maatregelen om ondoelmatige en onrechtmatige zorg door nietgecontracteerde aanbieders tegen te gaan. Wij zetten in op controles vooraf. Verder ondernemen wij extra actie om fraude te voorkomen. Ten slotte stimuleren wij onze verzekerden om zorg af te nemen van voorkeursaanbieders in plaats van nietgecontracteerde aanbieders. Wij gaan in gesprek met de voorkeursaanbieders om de juridische ruimte voor samenwerking te verkennen, onder andere over onderaannemerschap. Postbus AK Leiden Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., KvK Zilveren Kruis Ziektekostenverzekeringen N.V., KvK Achmea Zorgverzekeringen N.V., KvK Achmea Schadeverzekeringen N.V., KvK

150 Onderwerp Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk Datum 6 juli 2017 Met de voorkeursaanbieders en verwijzers hebben wij afspraken gemaakt over een goede organisatie van de specialistische zorg in de regio. De afspraken hebben als doel om de continuïteit van specialistische zorg en een hoge kwaliteit van zorg te waarborgen. Afspraken hebben bijvoorbeeld betrekking op het inzichtelijk maken van de beschikbare kennis, het proces van verwijzing, de financiering en samenwerkingsoverleg. Wij voeren met verschillende gemeenten, waaronder Utrecht en Zwolle, overleg om de samenwerking op het grensvlak van de Wmo, de langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet te verbeteren. Ook bespreken wij met voorkeursaanbieders de mogelijkheden om innovaties gericht op zelfregie te stimuleren. Begin 2018 nemen wij een besluit over de wijze waarop wij de wijkverpleging inkopen in de regio's Utrecht, Zwolle en Ommen-Hardenberg na het einde van de looptijd van de pilots (na 2018). Wij consulteren zorgaanbieders, verwijzers, gemeenten en cliëntenorganisaties en bij de besluitvorming maken we gebruik van de inzichten en aanbevelingen uit deze tussenevaluatie. Bij de vormgeving van de nieuwe initiatieven Zorg in de wijk in Amsterdam, Almere en Hoogeveen-De Wolden hebben wij gebruik gemaakt van de inzichten en ervaringen in de huidige pilots. Het inkoopbeleid hiervoor is ontwikkeld in samenspraak met zorgaanbieders, verwijzers, gemeenten en cliëntenorganisaties. Een groot aantal van de organisaties en gemeenten waarmee wij hebben gesproken, onderschrijft de noodzaak van een andere organisatie van de wijkverpleging zoals met Zorg in de wijk wordt beoogd. Mede op basis hiervan hebben wij besloten om in deze gebieden nieuwe initiatieven voor Zorg in de wijk te beginnen. Zilveren Kruis waardeert de samenwerking met de voorkeursaanbieders In de komende anderhalf jaar werken wij graag samen verder om de zorg voor onze verzekerden in de wijk optimaal te organiseren en daarmee de doelstellingen van de pilot waar te maken. Heeft u vragen of wilt u reageren? Wij komen graag met u in contact. Bel of mail ons daarom gerust. U kunt contact opnemen met Carmen Verdoold ( of carmen.verdoold@zilverenkruis.nl) of Otto-Sander van der Veen ( of otto.sander.van.der.veen@zilverenkruis.nl). Hartelijke groet, Olivier Gerrits Directeur Zorginkoop pagina 2 van 2

151 1 Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk.pdf Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk rapportnr juni 2017 [Subject]

152

153 Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk [Subject] Selma van der Haar Philip de Jong Onderzoek in opdracht van Zilveren Kruis Den Haag, juni 2017

154 rapport nr APE Public Economics Website: Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt via druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.

155 Inhoud 1 Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk De pilot Zorg in de wijk Opzet van de evaluatie Structuur van dit rapport 3 2 Ervaringen en knelpunten Interventie Populatiebekostiging Selectieve contractering Samenvatting Doelen Regie Samenwerking Innovatie Samenvatting Einddoelen Kwaliteit van de zorg Doelmatigheid Samenvatting 21 3 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Investeer in vertrouwen Adresseer de knelpunten in de pilot 23

156

157 1 Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 1.1 De pilot Zorg in de wijk Begin is Zilveren Kruis van start gegaan met een pilot van een nieuw inkoopen bekostigingsmodel: de pilot Zorg in de wijk. In de gemeenten Utrecht, Zwolle en Ommen-Hardenberg heeft Zilveren Kruis, in plaats van het merendeel van de aanbieders van wijkverpleging in een gemeente, één voorkeursaanbieder per wijk gecontracteerd. De voorkeursaanbieders zijn verantwoordelijk voor alle wijkverpleging en -verzorging in hun wijk. Om die regierol uit te voeren krijgen ze een wijkbudget voor 3 jaar. Inmiddels is de pilot ruim een jaar op gang en heeft Zilveren Kruis onderzoeksbureau APE Public Economics gevraagd om een onafhankelijk onderzoek te doen dat als tussenevaluatie van de pilot dient. APE heeft 29 interviews gevoerd met verschillende partijen in Utrecht, Zwolle en Ommen-Hardenberg: voorkeursaanbieder (10), huisartsen (2), ziekenhuizen (5), gemeentes (3) en belangenorganisaties (9). In dit rapport presenteren we een overzicht van de ervaringen met de pilot Zorg in de wijk die uit de interviews naar voren zijn gekomen Opzet van de evaluatie In Figuur 1 staat een simpele weergave van de beleidstheorie die aan de interventie ten grondslag ligt. De beleidstheorie laat zien hoe de pilot geacht wordt bij te dragen aan de einddoelen van hogere kwaliteit en grotere doelmatigheid van de zorg. De pilot is te zien als een interventie die twee grote veranderingen introduceert: populatiebekostiging in de vorm van een wijkbudget en consolidatie van de markt door slechts één aanbieder per wijk te contracteren.. Het doel daarvan is: (1) het versterken van de regiefunctie van de wijkverpleegkundige die in een wijk, naast de huisartsen, als een spil in de zorg moet fungeren; (2) het versterken van de januari in Zwolle en Ommen-Hardenberg en 1 april in Utrecht. De evaluatie betreft dus geen effectmeting, maar een overzicht van de huidige ervaringen met de pilot.

158 samenwerking tusssen voorkeursaanbieders om zo versnippering tegen te gaan en (3) het bieden van ruimte binnen het wijkbudget voor innovatie en preventie. Op deze wijze hoopt Zilveren Kruis zowel de kwaliteit als de doelmatigheid van de wijkverpleging te vergroten. Figuur 1 Beleidstheorie achter pilot Zorg in de wijk Interventie populatiebekostiging selectieve contractering Doelen regie samenwerking innovatie en preventie Einddoelen verhoogde kwaliteit vergrote doelmatigheid Door de pilot is er per wijk nog maar één voorkeursaanbieder gecontracteerd. In de contacteringsprocedure hebben in totaal 27 zorgaanbieders zich ingeschreven voor één of meer wijken. 13 aanbieders 3 zijn geselecteerd: 3 in Ommen-Hardenberg; 5 in Utrecht; en 5 in Zwolle. In Utrecht zijn twee wijken gegund aan een consortium van twee zorgaanbieders, daarom zijn er in totaal 12 aanbieders in plaats van 13. De voorkeursaanbieders zijn verantwoordelijk voor het beheer van het wijkbudget. Vanuit dit budget moet alle verpleegkundige zorg in de wijk betaald worden, onafhankelijk van wie het levert. De kosten van de zorg die andere zorgaanbieders leveren in de wijk worden verrekend met het wijkbudget. Het wijkbudget omvat alle soorten zorg: persoonlijke verzorging, verpleging en specialistische zorg. De voorkeursaanbieders hoeven die zorg niet zelf te leveren. Ze kunnen tot 50% van het aantal geïndiceerde zorguren uitbesteden aan andere zorgaanbieders. De invoering van de pilot loopt parallel aan grote beleidsmatige en maatschappelijke veranderingen in de wijkverpleging. Zo is de wijkverpleging begin 2015 overgeheveld van de AWBZ naar Zvw en onder de verantwoordelijkheid van de zorg- 3 In totaal zijn het 10 verschillende thuiszorginstellingen: 2 organisaties zijn in 2 of 3 pilotgemeentes geselecteerd

159 verzekeraars gekomen. Daarnaast leiden onder meer veranderingen in de bekostiging van de zorg tot extramuralisering. Daardoor blijven mensen langer thuis wonen en is de wijkverplegingszorg complexer geworden. De ervaringen met de pilot moeten in dit licht worden bezien. 1.3 Structuur van dit rapport Bovenstaande beleidstheorie gebruiken we om deze tussenevaluatie te structureren. In hoofdstuk 2 presenteren we voor elk punt van de beleidstheorie (interventie, doelen en einddoelen) de ervaren veranderingen en knelpunten. De conclusies en aanbeveling voor de huidige pilot en toekomstige initiatieven presenteren we in hoofdstuk 3. Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 3

160 2 Ervaringen en knelpunten 2.1 Succesfactoren als toets Aan alle geïnterviewde partijen is de vraag voorgelegd wanneer de pilot voor hen geslaagd zou zijn. Om de door de verschillende partijen genoemde knelpunten in perspectief te plaatsen geven we in Box 1 een overzicht van de belangrijkste door hen genoemde factoren die de pilot een succes zouden maken. De ervaringen van de betrokken partijen kunnen we afzetten tegen de door hen genoemde succesfactoren om te toetsen in hoeverre het verloop van de pilot tot nu toe in een succesvolle richting gaat. Box 1 Succesfactoren Volgens geïnterviewde partijen zou de pilot een succes zijn als die leidt tot: goede zorg voor cliënten; voldoende keuzevrijheid voor cliënten; consolidatie van de markt; grip op het wijkbudget; budgettaire ruimte voor innovatie en regie; betere samenwerking in de wijk met een duidelijke overlegstructuur; samenwerking over domeinen heen om sociale problematiek sneller op te pakken. Slechts enkelen vinden de pilot nu al een succes. De meeste partijen zien grote knelpunten die succes in de weg staan en voor een deel van de respondenten zijn die knelpunten zo structureel, dat ze er geen vertrouwen in hebben dat de pilot nog een succes kan worden. In dit hoofdstuk presenteren we de belangrijkste ervaringen en knelpunten in de pilot voor elk onderdeel van de beleidstheorie. 2.2 Interventie De kern van de interventie bestaat uit populatiebekostiging en selectieve contractering. Succes van de pilot is afhankelijk van de uitvoering en uitwerking van deze aspecten in de praktijk

161 2.2.1 Populatiebekostiging Het idee achter de populatiebekostiging is dat het productieprikkels (uurtje factuurtje) vermindert en ruimte biedt voor preventie en doelmatigere inzet van zorg. Bijna alle geïnterviewde partijen zien voordelen in enige vorm van populatiebekostiging In principe zijn bijna alle geïnterviewde partijen voor enige vorm van populatiebekostiging. Door financiering los te koppelen van het aantal zorghandelingen kan, in theorie, de zorg beter af gestemd worden op de behoeften van de individuele cliënt en van de wijk als geheel. Populatiebekostiging geeft financiële ruimte voor investeringen in preventieve inspanningen en kan zo de doelmatigheid van de zorg bevorderen. 4 Voor een deel van de voorkeursaanbieders was de interesse in populatiebekostiging een van de redenen om mee te doen aan de pilot. Daarnaast wordt de meerjarigheid van de bekostiging gewaardeerd, omdat hierdoor investeringen in preventie en kwaliteitsverbetering meer opleveren. ze stellen echter dat de pilot in zijn huidige opzet niet de randvoorwaarden creeert om de voordelen van populatiebekostiging tot uiting te laten komen. Geïnterviewde partijen stellen dat de pilot te zeer is bedacht van achter het bureau op basis van de economische theorie en te weinig aansluit bij de praktijk. Eén jaar na de invoering van de pilot zien ze dat marktpartijen zich niet gedragen zoals verwacht op basis van de beleidstheorie. Ze identificeren verschillende knelpunten en structurele weeffouten die het succes van de pilot ondermijnen. De knelpunten worden in dit hoofdstuk verder toegelicht. Verschillende voorkeursaanbieders komen in de knel met hun wijkbudget Een aantal voorkeursaanbieders geeft aan dat ze in de praktijk financieel niet uitkomen met het overeengekomen wijkbudget. De hoogte van de wijkbudgetten is gebaseerd op de offerte die zorgaanbieders in de contracteringsprocedure in concurrentie hebben ingediend. Op basis van ramingen van Zilveren Kruis over de ontwikkeling van de zorgvraag in de wijk hebben zorgaanbieders een bieding gedaan voor het leveren van de zorg. Ramingen zijn geen realisaties. Zorgaanbieders zien de zorgvraag sneller stijgen dan ze verwachtten toen ze offreerden 5. Boven- 4 5 Marc Pomp, Populatiebekostiging: Panacee, hype of verkapt kartel? Een verkenning in opdracht van de Nederlandse Zorgautoriteit. NZa Research Paper, Op basis van de interviews lijkt de onvoorziene stijging in de zorgvraag zich vooral voor te doen in Zwolle en in Utrecht, maar we hebben geen zicht op de omvang van het verschil tussen raming en realisatie. Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 5

162 dien stijgt de complexiteit van de zorgvraag. Dit is het gevolg van landelijke trends van extramuralisering en korter ziekenhuisverblijf. Voor zover ze dat konden, hebben de voorkeursaanbieders onvoldoende rekening gehouden met de toename van de complexiteit. Dit is een eerste reden voor snellere uitputting van het budget dan voorzien. Een tweede reden is dat zorg die door andere aanbieders wordt geleverd ook in mindering wordt gebracht van het wijkbudget van de voorkeursaanbieders. Een onverwacht effect van de pilot lijkt te zijn geweest dat ongecontracteerde partijen meer uren zijn gaan declareren om te compenseren voor de afname in het tarief. Dit bespreken we in sectie Selectieve contractering Zilveren Kruis heeft per wijk 1 zorgaanbieder geselecteerd als voorkeursaanbieder en hoeder van het wijkbudget. De zorgaanbieders die niet zijn gecontracteerd als voorkeursaanbieder in een bepaalde wijk krijgen een lagere vergoeding voor de zorg die ze in die wijk leveren. 6 Het idee achter die lagere tarieven is dat het zorgaanbieders ontmoedigt om zorg te blijven leveren in wijken waar ze niet gecontracteerd zijn. Daarmee wil Zilveren Kruis de versnippering van het zorgaanbod tegengaan, consolidatie bewerkstelligen en de samenwerking in de wijk bevorderen. Een meerderheid van de geïnterviewde partijen ziet voordelen in consolidatie van de markt De meeste geïnterviewde partijen zien het belang van consolidatie van de markt. Vooral in Utrecht was de markt voor wijkverpleging bij aanvang van de pilot in 2015 sterk versnipperd: bijna 90 zorgaanbieders leverden wijkverpleging aan Zilveren Kruis cliënten. Ziekenhuizen, huisartsen en sociale wijkteams geven aan dat die versnippering het lastig maakte om effectief samen te werken. Verschillende partijen hadden behoefte aan het terugdringen van het aantal zorgaanbieders. De in de pilot beoogde mechanismen door contractering van 1 voorkeursaanbieder per wijk en door differentiatie in tarief blijken in de praktijk echter anders uit te pakken dan bedoeld. 6 Voor voorkeursaanbieders die zorg leveren in een wijk waar ze niet gecontracteerd zijn als voorkeursaanbieder is dat 75% van het NZa-tarief. Voor ongecontracteerde aanbieders is dat 75% van het gemiddelde gecontracteerde tarief

163 Voorkeursaanbieders blijven zorg leveren in wijken waar ze niet gecontracteerd zijn Voorkeursaanbieders zijn zorg blijven leveren in de wijken waar ze geen voorkeursaanbieder zijn. Er worden verschillende redenen genoemd om elders zorg te blijven leveren. Ten eerste zijn zorgaanbieders loyaal aan hun cliënten. Ze willen hun cliënten niet zomaar laten zitten en de zorg overdragen aan andere zorgaanbieders. Daarnaast willen ze niet de hele markt overhoop halen voor een pilot van drie jaar die opgelegd is door een zorgverzekeraar. Ze willen hun positie in de pilotgemeente behouden, ook in de wijken die ze niet gegund hebben gekregen. Bovendien stellen voorkeursaanbieders dat ze niet alleen te maken hebben met Zilveren Kruis verzekerden. Bij de meeste voorkeursaanbieders is een aanzienlijk aandeel van de cliënten verzekerd bij andere verzekeraars. In de wijken waar zorgaanbieders geen voorkeursaanbieder zijn voor Zilveren Kruis moeten ze voor cliënten van andere verzekeraars toch de wijkteams en zorgroutes in stand houden. Vooral in Zwolle is veel verschoven in de verdeling van de markt voor wijkzorg. Van de vijf gecontracteerde voorkeursaanbieders kwamen twee uit de intramurale zorg. Van de overige drie hadden twee een relatief groot deel van de markt in handen. Deze bleven ook in de wijken waar zij geen voorkeusaanbieder waren zorg leveren. Voorkeursaanbieders stellen dat iedereen hetzelfde is blijven doen, maar dan voor een lager tarief. In Ommen-Hardenberg lijkt dit deels te komen doordat de zorgaanbieders die zijn geselecteerd als voorkeursaanbieders in de wijken voor de pilot ook al een heel groot deel van de markt in handen hadden. Bovendien zijn in beide pilotgemeentes de huisartsen en ziekenhuizen blijven doorverwijzen naar zorgaanbieders waar ze al een goede samenwerkingsrelatie mee hadden ongeacht of die aanbieders geselecteerd waren als voorkeursaanbieder in de wijk. Consequentie van de keuze van voorkeursaanbieders om zorg te blijven leveren is wel dat ze voor een deel van de zorg die ze leveren een lager tarief krijgen. Voor de meeste voorkeursaanbieders is dat tarief verlieslatend. Aanvankelijk hebben ze die verliezen nog kunnen opvangen vanuit andere zorginkomsten (andere zorgverzekeraars en zorgdomeinen (Wlz/WMO)) en reserves, maar ze geven aan dat dit op de lange termijn niet houdbaar is. Niet gecontracteerde aanbieders zijn gemiddeld meer uren gaan leveren Bijna alle geconsulteerde partijen beklagen zich over de toename van het aantal geleverde uren per cliënt door overige zorgaanbieders. Ze stellen dat een deel van de niet gecontracteerde zorgaanbieders omzetverlies door lagere tarieven compenseert door meer uren te declareren. Het gemiddelde aantal uren zorg dat on- Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 7

164 gecontracteerde zorgverleners per cliënt leveren is hoger dan dat van voorkeursaanbieders. Hetzelfde geldt voor pgb-gefinancierde zorg. Zo stelt een zorgaanbieder in Utrecht: 20% van de unieke cliënten maken meer dan de helft van het budget op, een deel daarvan betreft pgb s. Die toename gaat ten koste van de bestedingsruimte van voorkeursaanbieders, omdat alle zorg die in de wijk geleverd wordt, gefinancierd moet worden uit het wijkbudget, onafhankelijk van wie het levert. Voorkeursaanbieders betwijfelen de rechtmatigheid van het grote aantal uren zorg dat door niet-gecontracteerde partijen en via pgb s geleverd wordt. Een deel van de geïnterviewde partijen ziet de problematiek als een indicatie dat het tarief voor niet-gecontracteerde zorg te hoog is in de pilot. Volgens anderen is dat een denkfout. Ze verwachten dat de prikkel tot overproductie alleen nog maar hoger zal zijn als de tarieven nog lager worden en daarmee de marges nog kleiner. We hebben voor deze tussenevaluatie geen gesprekken gevoerd met overige zorgaanbieders. We hebben dus geen inzicht in de redenen voor de toename in het gemiddelde aantal uren per cliënt. Zilveren Kruis voert wel materiële controles uit op de declaraties van niet-gecontracteerde zorgaanbieders om de ontwikkeling van de uitgaven en de rechtmatigheid van de indicaties te onderzoeken. De doorverwijspraktijk van ziekenhuizen en huisartsen is slechts minimaal veranderd Huisartsen en ziekenhuizen hebben keuzevrijheid voor patiënten hoog in het vaandel staan. Dat schuurt soms met de opzet van pilot. De doorverwijspraktijk van huisartsen en ziekenhuizen lijkt in Utrecht sterker veranderd te zijn dan in Zwolle en Ommen-Hardenberg. In Ommen-Hardenberg is de keuze van de cliënt leidend voor de doorverwijzing vanuit het ziekenhuis en wordt er niet gestuurd richting voorkeursaanbieders in de wijk. Daarin is eigenlijk niets veranderd door de pilot, mede doordat dezelfde zorgaanbieders nog steeds actief zijn en er sterke samenwerkingsverbanden met het ziekenhuis zijn. Huisartsen in Zwolle en Ommen-Hardenberg geven ook aan liever door te verwijzen naar partijen waarmee ze goede ervaring hebben. Dat maakt het voor nieuwkomers in de wijk lastig een plek te veroveren. Een jaar verder merk je dat het toch redelijk bij het oude is gebleven. De huisartsen geven aan dat zij niet voor de pilot hebben gekozen. Zij hebben geen belang bij die pilot en bij de veranderingen die deze met zich meebrengt. Dan kan je zelf vinden dat je even goede zorg levert, maar dan is het toch heel moeilijk om in die vaste routines verandering te brengen

165 2.2.3 Samenvatting Door onderschatting van de kosten, onder meer als gevolg van de toegenomen omvang en complexiteit van de zorgvraag en als gevolg van de toegenomen productie van andere zorgaanbieders, komt een deel van de voorkeursaanbieders niet uit met hun wijkbudget. De consolidatie van de markt werkt in de praktijk anders uit dan verwacht bij de invoering van de pilot. Voorkeursaanbieders blijven ondanks het lagere tarief zorg leveren in de wijken waar ze geen voorkeursaanbieder zijn. Bovendien zijn er indicaties dat ongecontracteerde zorgaanbieders gemiddeld meer zorguren per cliënt declareren om te compenseren voor het lagere tarief. 2.3 Doelen Volgens de beleidsheorie bieden populatiebekostiging en consolidatie van de markt ruimte voor betere samenwerking in de wijk met de wijkverpleegkundige als spil in de wijk en meer innovatie en preventie in de geleverde wijkzorg. Op elk van deze punten zijn er een aantal knelpunten gesignaleerd Regie De voorkeursaanbieders moeten een regiefunctie vervullen in de wijk: ze zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van alle wijkverpleging in hun perceel en ze moeten het wijkbudget beheren. Voorkeursaanbieders missen de instrumenten om regie te kunnen voeren over het wijkbudget Voorkeursaanbieders geven aan dat ze in de huidige opzet van de pilot geen instrumenten hebben om als wijkregisseur regie te voeren over de productie van andere zorgverleners terwijl ze wel de financiële risico s dragen. Voorkeursaanbieders ontvangen geaggregeerde rapportages van de productie in de wijk, maar kunnen niet zien welke zorgaanbieders bovengemiddeld veel uren zorg leveren per cliënt. Ze missen de mogelijkheid om het zorgaanbod van anderen te sturen en zo de doelmatige inzet van het wijkbudget te bevorderen. Een deel van de voorkeursaanbieders stelt dat ze als wijkregisseur de rol van de zorgverzekeraar in de schoenen geschoven hebben gekregen. Ze moeten het budget beheren maar missen de benodigde instrumenten (materiële controles, etc.) om invloed uit te oefenen op andere zorgaanbieders. De coördinatie van de zorg in de wijk gaat gepaard met veel extra werk voor wijkverpleegkundigen Door de regietaak komen er extra coördinatietaken bij de voorkeursaanbieders te liggen. Ze hoeven niet alle zorg zelf te leveren, maar zijn er wel verantwoordelijk voor dat er zorg geleverd wordt. In de wijkverpleging moet die zorg vaak op heel Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 9

166 korte termijn ingezet kunnen worden. Dat vraagt veel capaciteit en flexibiliteit van wijkverpleegkundige teams. De pilot biedt de ruimte om met onderaannemers te werken (tot 50% van de totale productie in de wijk). Voorkeursaanbieders blijken in de praktijk echter niet graag andere partijen in onderaanneming in te zetten. Voorkeursaanbieders willen namelijk niet verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de zorg die door andere zorgaanbieders wordt geleverd. Volgens één zorgaanbieder is het in de praktijk juridisch erg lastig om weer van een onderaannemer af te komen. Bovendien gaat contractering van onderaannemers gepaard met grote administratieve lasten voor de voorkeursaanbieder. De zorgvraag komt alsnog eerst binnen bij de voorkeursaanbieder. Deze moet de vraag doorzetten en de overdracht coördineren. Dat vraagt veel extra inspanning van wijkverpleegkundigen. Toch merken ziekenhuizen dat in het laatste kwartaal van 2016 en het eerste kwartaal van 2017 zorgaanbieders in Utrecht door capaciteitsproblemen gedwongen worden om onderaannemers in te zetten. Ze menen dat een aantal voorkeursaanbieders eigenlijk een patiëntenstop hanteert. Voorkeursaanbieders in Utrecht geven wel aan dat ze met capaciteitsproblemen kampen omdat de markt in Utrecht bijzonder krap is. Ze zeggen de gevraagde zorg echter nog wel aan te kunnen Samenwerking Eén van de doelen van de pilot is om de wijkverpleegkundige te positioneren als een spil in de wijk in de driehoek wijkverpleegkundige, huisarts en sociaal wijkteam van de gemeente. Het idee is om de regiefunctie van de wijkverpleegkundige te versterken door per wijk één zorgaanbieder verantwoordelijk te maken voor de wijkverpleging inclusief de niet-patiëntgebonden zorg. Voor huisartsen en sociale wijkteams moet het eenvoudiger worden om af te stemmen omdat ze nu nog maar met 1 zorgaanbieder te maken hebben in plaats van met 30. Het Zilveren Kruis wil wijkverpleegkundigen inzetten als: de verbindende schakel tussen mensen die zorg nodig hebben en mantelzorgers, zorgaanbieders in de wijk zoals de huisarts, het sociale wijkteam, de apotheek en het ziekenhuis.. 7 Door de pilot is de marktordening in de 3 pilotgemeentes veranderd. Dit heeft invloed gehad op de samenwerkingsverbanden tussen zorgaanbieders en in de hele zorgketen. 7 Zilveren Kruis (2015) Factsheet Zorgmodule Wijkverpleging Zorg in de wijk

167 Marktverschuivingen gaan gepaard met opstartproblemen in de samenwerking tussen voorkeursaanbieders Het verschilt per gemeente in hoeverre de pilot de verhoudingen tussen de zorgaanbieders beïnvloedt. Volgens de geïnterviewde partijen is er in de gemeente Ommen-Hardenberg relatief weinig veranderd. Voor de pilot waren er vier grotere zorgaanbieders actief. Drie daarvan zijn door Zilveren Kruis gecontracteerd als voorkeursaanbieder. Die partijen werkten al samen; dat is door de pilot niet veranderd. Eén van de aanbieders stelt dat de samenwerking wel is geïntensiveerd, met name omdat de pilot eisen stelt aan doelmatigheid. De voorkeursaanbieders in Ommen-Hardenberg hebben een gezamenlijk programma opgezet om de doelmatigheid te vergroten. In Zwolle zijn de marktverschuivingen een stuk groter. Daar heeft Zilveren Kruis drie zorgaanbieders gecontracteerd die nog geen of slechts beperkt wijkverpleging aanboden in Zwolle. Twee daarvan boden voorheen voornamelijk intramurale zorg. Deze organisaties kregen wijken toegewezen waar ze geen intramurale zorg leverden en nog geen infrastructuur hadden voor wijkverpleging. Eén van de grootste leveranciers van wijkverpleging in de gemeente Zwolle is niet geselecteerd als voorkeursaanbieder omdat deze zorgaanbieder tijdelijk onder verscherpt toezicht van de IGZ stond. Al die veranderingen zorgden voor veel onrust onder cliënten en werknemers. Voor de start van de pilot was het onduidelijk in hoeverre de pilots de zorgpraktijk zouden veranderen., Daarnaast was er door Zilveren Kruis aanvankelijk een brief over de pilots verstuurd waarin een fout stond, waardoor het voor hun onduidelijk was of zij na 1 januari nog wel hun vaste zorgverlener zouden houden. Vervolgens is een nieuwe brief met juiste informatie gestuurd. Verschillende, niet-gecontracteerde zorgaanbieders zagen zich door de toegenomen concurrentie genoodzaakt om agressieve marketingtechnieken in te zetten. 8 De gemeente zag de samenwerking tussen de zorgaanbieders in eerste instantie verslechteren door de pilot. Door de toegenomen concurrentie en spanningen waren wijkverpleegkundigen op de werkvloer minder toeschietelijk naar elkaar. Afspraken over nachtzorg liepen bijvoorbeeld moeizamer dan voorheen. Inmiddels, stellen meerdere partijen, is de rust wat meer teruggekeerd en zijn er meer contacten gelegd. Voor de invoering van de pilot was er al regelmatig overleg tus- 8 Zo werd er geflyerd in aanleunwoningen van andere zorgaanbieders en werden cliënten aangemoedigd om over te stappen op een andere zorgverzekeraar om zo de vaste hulp te kunnen behouden. Zilveren Kruis heeft gedreigd met juridische stappen in situaties waarin een zorgaanbieder onjuiste informatie verstrekte aan cliënten (bijvoorbeeld over de vergoedingen voor wijkverpleging) of waarin een aanbieder cliënten aanraadde om (om die reden) over te stappen naar een andere verzekeraar. Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 11

168 sen de een deel van de zorgaanbieders en de gemeente. Dat overleg is voortgezet en de nieuwe voorkeursaanbieders hebben zich daar bij aan kunnen sluiten. In Utrecht zijn de marktverhoudingen ook aanzienlijk verschoven door de pilot. Voorkeursaanbieders vertellen dat er voor de pilot al veel werd samengewerkt tussen zorgaanbieders omdat zij door specialisatie verschillende niches in de markt bedienden. Eén zorgaanbieder leverde het grootste gedeelte van de specialistische wijkverpleging. Andere zorgaanbieders stonden bekend om hun expertise op het gebied van bijvoorbeeld dementiezorg, geestelijke gezondheidszorg of revalidatie. Voorkeursaanbieders geven aan dat ze zich door de pilot gedwongen voelen om alle soorten zorg aan te bieden omdat ze nu verantwoordelijk zijn voor alle zorgverlening in de wijk. Hierdoor zien ze zich genoodzaakt om te concurreren met aanbieders waarmee ze voorheen samenwerkten. In eerste instantie heeft dit geleid tot wrijving tussen een aantal partijen. In Utrecht heeft Zilveren Kruis overleg geïnitieerd met voorkeursaanbieders, huisartsen en ziekenhuizen om de samenwerking te begeleiden en te versterken. Een aantal partijen in Zwolle en Ommen-Hardenberg zou graag een soortgelijke begeleiding van Zilveren Kruis zien in hun gemeente. Ze stellen dat voorkeursaanbieders elkaar nu wel sneller vinden bij een gedeeld probleem, maar dat het overleg nog sterk gericht is op problemen in de pilot en er nog weinig ruimte is geweest voor innovatieve programma s. De pilot doorkruist bestaande samenwerkingen in de keten en creëert nieuwe In elk van de pilotgemeenten waren er al veel samenwerkingsverbanden tussen wijkverpleegkundigen, huisartsen, ziekenhuizen en sociale wijkteams. De pilot heeft een deel van die samenwerkingsverbanden doorkruist. Door de veranderingen in de verhoudingen in de markt kwamen lang bestaande vormen van samenwerking onder druk te staan. Tegelijkertijd zijn er nieuwe samenwerkingen ontstaan. Vooral huisartsen en ziekenhuizen ervaren de pilot als verstorend. Zij geven aan jarenlang te hebben gebouwd aan samenwerkingsverbanden met wijkverpleegkundigen voor een goede overdracht van cliënten. Met de invoering van de pilot werden ziekenhuizen en huisartsen ineens geacht om hun patiënten door te verwijzen naar een andere aanbieder. De mate waaraan ze hieraan gevolg hebben gegeven verschilt per gemeente. Ziekenhuizen en huisartsen onderstrepen het belang van vertrouwen in de samenwerking met zorgaanbieders. In een deel van de huisartspraktijken was er bijvoorbeeld al een wijkverpleegkundige van één van de aanbieders gestationeerd. Huisartsen in Ommen-Hardenberg hebben aangegeven niet mee te doen aan de pilot, omdat ze niet achter de verstorende werking en financiële consequenties voor de zorgaanbieders staan. Huisartsen in de gemeente

169 Zwolle zeggen hun patiënten door te blijven verwijzen naar aanbieders waar ze al een sterke band mee hebben. Bovendien hebben huisartsen problemen met de indeling van de wijken. Zilveren Kruis heeft er voor gekozen om aan te sluiten bij de wijkindeling van de sociale wijkteams. Deze sluit echter niet aan bij de werkgebieden van huisartsen. Daardoor moeten huisartsen alsnog met meerdere zorgaanbieders overleggen. Ziekenhuizen lopen tegen problemen aan bij de doorverwijzing van patiënten die specialistische wijkverpleging nodig hebben. Ze stellen dat daarmee te weinig rekening is gehouden bij de selectie van de voorkeursaanbieders. Ondanks dat in totaal in 85% van de percelen een voorkeursaanbieder is gekozen uit de top drie zorgaanbieders van huisartsen, ziekenhuizen en wijkteams, zijn een aantal vaste samenwerkingspartners van ziekenhuizen niet opgenomen in de pilot. Ziekenhuizen stellen dat het doorverwijzen een stuk ingewikkelder is geworden nu ze eerst moeten aankloppen bij de desbetreffende voorkeursaanbieder in de wijk, die de benodigde zorg niet altijd zelf in huis heeft. Dat brengt extra werk mee voor ziekenhuizen: Tijdens een van de overleggen in 2016 is met elkaar afgesproken dat de voorkeursaanbieders meehelpen met zoeken naar een passende oplossing, maar dat zie ik eigenlijk niet. Verpleegkundigen hier in het ziekenhuis gaan op zoek naar waar we de patiënten kunnen onderbrengen. Dan moet de nazorg soms wel 4/5 partijen bellen en komen we uit bij de partijen met wie het ziekenhuis al jaren een goede samenwerking heeft, maar die niet aangewezen zijn als voorkeursaanbieder. Een deel van de zorgaanbieders heeft geen centraal aanmeldpunt waardoor het voor ziekenhuizen lastig is om te weten welk buurtteam ze moeten benaderen. Een bijkomend probleem is dat de zorgaanbieders die de expertise wel in huis hebben, maar niet door Zilveren Kruis gecontracteerd zijn als voorkeursaanbieder in de wijk, steeds vaker stellen dat ze de gespecialiseerde zorg niet kunnen verlenen voor het lagere tarief. De problemen lijken meer te spelen in Utrecht en Zwolle dan in Ommen- Hardenberg. Dat komt enerzijds doordat de marktverschuiving door de pilot in Ommen-Hardenberg relatief beperkt is. Anderzijds komt het doordat de doorverwijspraktijk van het ziekenhuis niet veranderd is, keuzevrijheid blijft leidend: Ik begrijp het idee achter de pilot. De andere kant is dat we in de politiek hebben gezegd dat we de keuzevrijheid van de cliënt hoog in het vaandel hebben. Als we de pilot helemaal in zouden voeren dan zou dat ten koste gaan van de keuzevrijheid.. Daar staat tegenover dat het door de wijkindeling voor sociale wijkteams gemakkelijk is om de samenwerking te organiseren. De gemeente Utrecht heeft een enquête gehouden onder sociale wijkteams. Daaruit kwam naar voor dat ruim 80% van de wijkteams in Utrecht sinds de start van de pilot intensiever samen is gaan Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 13

170 werken. In Zwolle is volgens de gemeente de samenwerking ook toegenomen omdat de percelen van de pilot aansluiten bij de indeling van de sociale wijkteams. In Ommen-Hardenberg stelt de gemeente dat de samenwerking tussen sociale wijkteams en zorgaanbieders niet veranderd is door de pilot en dat er ook geen verschil is tussen voorkeursaanbieders en overige zorgaanbieders. Tot nog toe blijft de samenwerking beperkt tot afstemming op case-niveau: Het zijn goede, laagdrempelige samenwerkingspartner(s) net zoals daarvoor, maar niet vernieuwend, niet op het sociale gebied en de transformatie van zorgen voor - naar zorgen dat.. De ruimte voor innovatieve samenwerking is nog beperkt gebleven Innovatie Een wijkbudget geeft in theorie extra ruimte voor innovatieve en preventieve programma s die de gezondheid en zelfredzaamheid van cliënten kunnen vergroten en er op de lange termijn voor kunnen zorgen dat cliënten minder zorg nodig hebben. Het idee is dat een wijkbudget het aantrekkelijker maakt voor zorgaanbieders om te investeren in dergelijke interventies, omdat ze de besparingen zelf mogen houden. De meeste voorkeursaanbieders hebben de inzet van innovatieve middelen en programma s nog niet uitgebreid Het eerste jaar van de pilot hebben de meeste voorkeursaanbieders nog weinig ruimte gezien om de inzet van innovatieve middelen en programma s uit te breiden. Een deel van de zorgaanbieders geeft aan dat ze zoveel tijd kwijt zijn geweest met het opbouwen van de infrastructuur (wijkteams, netwerk) om de zorg in de wijk te kunnen leveren dat ze nog nauwelijks zijn toegekomen aan het opzetten van innovatieve programma s. Vooral nieuwkomers op de markt hebben veel tijd moeten investeren in het opbouwen van het lokale netwerk. Bovendien is het voor veel organisaties nog onduidelijk of het wijkbudget voldoende financiële ruimte biedt voor investeringen in innovatie. Een aantal organisaties geeft aan dat ze niet uitkomen met het wijkbudget. De krappe budgetten maken het onmogelijk om te investeren in innovatie. Dat gebeurt niet vanzelf door een marktmechanisme. Anderen weten niet of het wijkbudget voldoende zal zijn. Die onzekerheid heeft een remmende werking op innovatie. Slechts een enkele (vnl. kleinere) organisatie zegt binnen het wijkbudget ruimte te hebben voor innovatie. Er lopen wel projecten voor bijvoorbeeld mantelzorgondersteuning of opsporing van kwetsbare ouderen, maar veel van deze projecten bestonden al voor de start van de pilot. Een deel van de respondenten laat weten dat als er al een effect van de pilot op innovatie is, dit in deze fase negatief is, omdat bestaande samenwerkingsverbanden en initiatieven door de pilot zijn doorbroken. Niettemin werken in Ommen-Hardenberg de voorkeursaanbieders samen rondom medicijndispensers, steunkousen en ondersteuning van mantelzorgers

171 Aanbieders ervaren belemmeringen om te investeren in innovatie en preventie Verschillende voorkeursaanbieders stellen dat het een illusie is te denken dat investeringen in domotica en andere preventieve innovaties een significant effect hebben op de doelmatigheid van de zorg. De inzet van hulpmiddelen kan kostenbesparend zijn bij relatief lichte zorgvragen met enkelvoudige problematiek. Die zorgvragen worden in het kader van de zelfredzaamheid in de huidige medische praktijk steeds meer overgelaten aan het netwerk van de patiënt. De wijkverpleegkundigen spelen vooral een rol in de complexere zorg, waar sprake is van multiproblematiek. De complexiteit van de zorg neemt door de extramuralisering en de vergrijzing sterk toe. Bij mensen met multiproblematiek moet de wijkverpleegkundige toch langs voor bijvoorbeeld wondzorg. Het gebruik van een medicijndispenser, vergroot de zelfredzaamheid van de cliënt, maar levert weinig doelmatigheidswinst op voor de zorgaanbieder. De ingezette zorg verandert wel, maar niet perse door de pilot. Zorgvragen worden complexer en de inzet van wijkverpleging verandert van zorgen voor naar zorgen dat. Dat hoeft niet per se gepaard te gaan met de inzet van innovatieve middelen en al helemaal niet met kostenbesparingen. Geïnterviewde partijen zien vooral ruimte voor preventie en innovatie op het snijvlak tussen zorgdomeinen Gemeentes zien op het moment nog geen innovatieve zorgprogramma s ontstaan binnen de pilot, maar ze zien wel de potentie van samenwerking op het preventieve vlak. De potentiële winst van preventie zit volgens verschillende partijen (ziekenhuizen, sociale wijkteams, zorgaanbieders) vooral op het snijvlak tussen wijkverpleging en het sociale domein. Daar kan voorkomen worden dat problemen gemedicaliseerd worden. Een voorbeeld dat is genoemd is de dagbesteding; een wijkverpleegkundige kan een indicatie uitgeven voor officiële dagbesteding of ze kan een cliënt verwijzen naar de lokale buurtsoos. Door schotten in financiering komt dergelijke samenwerking nog weinig op gang. Verschillende partijen zien een rol voor Zilveren Kruis in het stimuleren van preventie op het snijvlak tussen domeinen door de juridische en financiële mogelijkheden daarvoor inzichtelijk te maken Samenvatting Op het niveau van de doelen van de pilot doen er zich een aantal knelpunten voor. Voorkeursaanbieders missen de instrumenten om effectief regie te kunnen voeren over het wijkbudget. Mede hierdoor laat het budget weinig ruimte over voor investeringen in innovatieve programma s. Dat komt ook doordat partijen het eerste jaar van de pilot veel tijd kwijt waren met het (opnieuw) opbouwen van samenwerkingsverbanden. Door de pilot zijn bestaande samenwerkingsverban- Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 15

172 den doorbroken en nieuwe ontstaan. De veranderingen verschillen per gemeente, naar gelang de verandering in de marktordening. In Ommen-Hardenberg is relatief het minst veranderd. Vooral ziekenhuizen en huisartsen ervaren de pilot als verstorend voor hun doorverwijspraktijken. Voor sociale wijkteams is samenwerking eenvoudiger geworden doordat ze nu met minder partijen om tafel zitten. Die samenwerking is nog op casus-niveau. Verschillende partijen zien nog mogelijkheden voor innovatieve programma s op het snijvlak tussen zorgdomeinen. 2.4 Einddoelen Uiteindelijk moet de pilot leiden tot betere kwaliteit van zorg en hogere doelmatigheid Kwaliteit van de zorg Voor de start van de pilot maakten veel partijen zich zorgen over het effect van de pilot op de kwaliteit van de zorg en de keuzevrijheid voor patiënten. Ze betwijfelden of voorkeursaanbieders de kwaliteit van alle wijkverpleging, inclusief specialistische zorg, konden garanderen. Het werkelijke effect van de pilot op de kwaliteit van zorg is moeilijk te isoleren. Dat komt enerzijds doordat de zorg afspeelt achter de voordeur van de cliënt. Ziekenhuizen, huisartsen, gemeentes en belangenorganisaties kunnen moeilijk inschatten in hoeverre de geleverde zorg is veranderd door de pilot. Sommige partijen verwijzen naar klachten van patiënten en mantelzorgers of naar complicaties als bewijs van gebrek aan kwaliteit. Het is echter niet duidelijk in hoeverre dergelijke losse cases zijn toe te schrijven aan de pilot. Anderzijds is de kwaliteit van zorg voor cliënten ook moeilijk te beoordelen. In hun ervaring spelen soms lastig te objectiveren factoren een rol. We bespreken hier een aantal factoren die de kwaliteit in de ogen van verschillende geïnterviewde partijen kunnen beïnvloeden. Continuïteit en keuzevrijheid zijn van belang voor de kwaliteit van zorg die cliënten ervaren De vertrouwensrelatie tussen cliënten en wijkverpleegkundigen is volgens belangenbehartigers één van de belangrijkste aspecten van de kwaliteit van de zorg die cliënten ervaren. Voor dat vertrouwen zijn de keuze voor een zorgaanbieder en de continuïteit van de geleverde zorg van belang. De redenen om voor een bepaalde organisatie te kiezen zijn subjectief en lastig uit te leggen, maar ze spelen wel een belangrijke rol in de ervaren kwaliteit van zorg. Verschillende cliëntbelangenorganisaties geven aan het niet erg te vinden als cliënten uit 3 à 4 organisaties kunnen kiezen in plaats van 30. De verandering in de pilot naar 1 voorkeursaanbieder per wijk vinden ze echter wel een hele grote beperking van de keuzevrij

173 heid. In theorie hebben cliënten binnen de pilot de vrijheid om bij elke zorgaanbieder wijkverpleging af te nemen. In de praktijk krijgen ziekenhuizen en belangen -organisaties echter steeds vaker signalen dat sommige niet-gecontracteerde zorgaanbieders, wegens het lagere tarief geen zorg meer willen leveren aan Zilveren Kruis cliënten. Overigens laten de periodieke klanttevredenheidsonderzoeken van Zilveren Kruis zien dat het rapportcijfer dat klanten aan de wijkzorg gaven eind 2016 gelijk was aan dat van voor het begin van de pilots. Continuïteit van zorg is ook van belang om de vertrouwensrelatie tussen cliënt en wijkverpleegkundige te borgen. Dit geldt extra sterk voor kwetsbare groepen zoals mensen met dementie. De meeste voorkeursaanbieders die we hebben gesproken hebben, kiezen ervoor om ook in de wijken waar ze geen voorkeursaanbieder zijn bestaande cliënten aan te houden. Er is echter wel een aantal zorgaanbieders gestopt in de pilotgemeentes. Deze organisaties hebben hun cliënten (en soms ook medewerkers) over moeten dragen aan andere zorgaanbieders. Daarbij is het niet altijd mogelijk geweest om de cliënt-medewerker relatie te behouden. Andere aspecten van kwaliteit zijn volgens verschillende partijen lastig te beoordelen voor cliënten. Belangenorganisaties stellen dat cliënten vaak veranderingen ondergaan, omdat ze in een afhankelijk positie zitten en niet goed kunnen beoordelen wat ze mogen verwachten. Als een cliënt voor het eerst zorg ontvangt kan deze het ook niet vergelijken: Die patiënt die merkt daar in zijn of haar ervaring eigenlijk weinig van want die heeft geen vergelijk. Het overkomt hen allemaal. Ze zien alleen: die wijkverpleegkundige was een hele lieve vrouw en die deed heel erg haar best. Belangenorganisaties zien een belangrijke taak voor Zilveren Kruis weggelegd in de borging van de kwaliteit in de pilot. Ziekenhuizen en huisartsen betwijfelen of er in de pilot voldoende capaciteit en ervaring is voorzien om de kwaliteit van de specialistische zorg te borgen Bij de start van de pilot gingen er twijfels op of alle partijen wel voldoende gekwalificeerd waren om specialistische zorg te leveren. In Utrecht verzorgde één grote zorgaanbieder een aanzienlijk deel van de specialistische zorg. Toen deze voorkeursaanbieder slechts de helft van de wijken kreeg toegewezen vreesden velen dat dit ten koste zou gaan van de specialistische zorg in de andere wijken. De meningen verschillen over de vraag of er inmiddels voldoende capaciteit is om in specialistische zorg te voorzien. In Utrecht is een aantal aanbieders van specialistische zorg waar de ziekenhuizen nauw mee samenwerkten niet geselecteerd als voorkeursaanbieder. Ziekenhuizen betwijfelen daarom of er bij de voorkeursaanbieders voldoende kennis en kunde aanwezig is om alle specialistische zorg in de pilotgemeente te kunnen leveren. Ze hebben het gevoel dat: aanbieders in de wijken zeggen dat ze de zorg kunnen leveren onafhankelijk van of ze de capaciteit Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 17

174 en kunde echt in huis hebben.. Ziekenhuizen lopen aan tegen gevallen waar de aangevraagde zorg niet (adequaat) geleverd is door de zorgaanbieders. De zorgen over capaciteit betreffen voornamelijk een paar specifieke terreinen binnen de specialistische zorg, zoals dementiezorg, technologiezorg en wondzorg. Zo zijn er in Utrecht bijvoorbeeld wachttijden ontstaan voor case-management bij dementiezorg en voor specialistische oncologische zorg. En er zijn klachten over de kwaliteit van de wondzorg: De geleverde kwaliteit van de eerste voorkeursaanbieders sluit niet aan bij de eisen die nodig zijn, om patiënten langer thuis te kunnen verzorgen. Specifieke expertise in de wondzorg ontbreekt, terwijl er wel organisaties zijn die deze zorg kunnen leveren. Ook zien ze soms dat het aantal zorgmomenten dat het ziekenhuis heeft voorgeschreven bij de doorverwijzing is teruggebracht. Verder wordt een deel van de zorg in onderaannemerschap geleverd. Ziekenhuizen hebben dan weinig zicht op welke organisatie de zorg uiteindelijk levert. Voorkeursaanbieders in Utrecht stellen echter dat er voldoende capaciteit aanwezig is bij alle voorkeursaanbieders samen om de specialistische zorg te kunnen leveren. Sommige zorgaanbieders hebben in het eerste jaar van de pilot sterk geïnvesteerd in de training van hun personeel. Huisartsen stippen echter aan dat niet alleen kennis van medische handelingen (aanleggen infuusnaalden, morfinepompen etc.) van belang is, maar ook de ervaring met het emotionele proces om clienten en hun familie te begeleiden bij dementieproblematiek of palliatieve zorg. Beperkte capaciteit en onduidelijkheid over samenwerking kunnen een belemmering gaan spelen in het borgen van de kwaliteit Alle voorkeursaanbieders geven aan dat ze hun werknemersbestand hebben uitgebreid om tegemoet te kunnen komen aan de toename in het aantal cliënten. Vooral voor de hogere functieniveaus is dat een uitdaging gebleken. In Utrecht is de arbeidsmarkt voor wijkverpleegkundigen en -verzorgenden (niveau 3 IG tot en met 5) bijzonder krap. Volgens ziekenhuizen in Utrecht is de situatie in het laatste kwartaal van 2016 en het eerste kwartaal van 2017 verergerd. In die periode was het voor ziekenhuizen lastiger om vervolgzorg te regelen voor hun cliënten. Meerdere voorkeursaanbieders waren niet in staat nieuwe cliënten te accepteren vanwege personeelstekorten. Volgens ziekenhuizen en huisartsen maken voorkeursaanbieders nog onvoldoende gebruik gemaakt van de expertise van andere zorgaanbieders. De overeenkomst met Zilveren Kruis biedt voorkeursaanbieders in principe de mogelijkheid om een deel van de zorg uit te besteden aan onderaannemers. Toch heeft een groot deel van de zorgaanbieders ervoor gekozen om de specialistische zorg zelf te leveren. Dit kan vertraging in de levering van zorg en zelfs afwenteling veroorzaken. In Utrecht blijven cliënten soms langer opgenomen in het ziekenhuis omdat vervolgzorg op zich laat wachten. 10/20% vertraagt omdat de zorgaanbieders de zorg niet kunnen leveren; dan moet het ziekenhuis naar

175 andere zorgaanbieders op zoek.. Ziekenhuizen zien zich daardoor ook soms genoodzaakt om door te verwijzen naar 2 zorgaanbieders: de voorkeursaanbieder in de wijk en een aanbieder van specialistische zorg. Dit zorgt voor versnippering van de zorg. Door financiële druk zien zorgaanbieders zich gedwongen om verlieslatende diensten af te stoten en minder extra s aan te bieden Verschillende zorgaanbieders hebben in december 2016 de noodklok geluid bij Zilveren Kruis over de financiële gevolgen van de pilot zorg in de wijk. Ze stellen dat de wijkbudgetten verliesgevend zijn en dat ze in de toekomst mogelijk moeten inboeten op de kwaliteit van de zorg om de continuïteit te kunnen waarborgen. Gemeentes merken dat zorgaanbieders (zowel gecontracteerde als ongecontracteerde) door de pilot minder ruimte hebben om extra s taken uit te voeren die ze voor de pilot wel op zich zouden nemen: De dienstverlening is kariger geworden. Je merkt ook bij de welvoorkeursaanbieders dat sommigen er wat strakker inzitten. Qua afbakening tussen WMO en Zvw zien we dat ze minder geneigd zijn zorg van elkaar over te nemen. Dat is jammer. Een aantal zorgaanbieders ziet zich gedwongen om extra services zoals acute zorg of 24-uurs zorg niet meer te leveren. De samenwerking wordt ook bemoeilijkt als zorgaanbieders minder financiële ruimte hebben om extra taken op te pakken die die ze voorheen wel deden. Naar aanleiding van deze knelpunten heeft Zilveren Kruis besloten om de niet te voorziene effecten voor 2016 te corrigeren en de wijkbudgetten aan te passen Doelmatigheid In de pilotgedachte moeten populatiebekostiging en consolidatie van de markt uurtjefactuurtje productie overbodig maken en ruimte bieden voor preventie, innovatieve zorg en samenwerking in de wijk. Betere regie moet ervoor zorgen dat de zorg doelmatiger ingezet kan worden. De geïnterviewde partijen zien een aantal belemmeringen voor die doelmatigheidswinst, maar ook kansen voor de toekomst. Het gebrek aan consolidatie en regie beperkt de doelmatigheidswinst in de pilot De meeste voorkeursaanbieders geven aan geen doelmatigheidswinst te zien in de pilot. Zoals hierboven uiteengezet ervaren voorkeursaanbieders een gebrek aan regie over het wijkbudget. Ongecontracteerde zorgaanbieders zijn gemiddeld meer uren per patiënt gaan leveren om te compenseren voor de afname in het tarief. Voorkeursaanbieders hebben geen instrumenten om de productie van andere partijen te sturen. Daarnaast ervaren ze weinig ruimte om te investeren in preventieve en innovatieve programma s. Enerzijds missen ze de financiële ruimte omdat het wijkbudget niet toereikend is. Anderzijds hebben ze in het eerste jaar van de pilot nog weinig tijd gehad om te investeren in preventieve en innovatieve Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 19

176 programma s, omdat ze druk waren met het organiseren van de zorg en het leggen van contacten in de wijk. De kortere lijnen tussen de voorkeursaanbieders hebben hier en daar al wel ruimte geboden voor samenwerking op dit vlak. In Ommen-Hardenberg, bijvoorbeeld, hebben de voorkeursaanbieders hun werkwijze op het gebied van medicatieveiligheid op elkaar afgestemd. Het is voor huisartsen en ziekenhuizen eenvoudiger doorverwijzen als alle voorkeursaanbieders dezelfde middelen gebruiken. Verder zijn er nog weinig structurele programma s op dit gebied geïnitieerd. De invoering van de pilot is gepaard gegaan met veel extra inspanningen op het gebied van zorgcoördinatie en overleg Het regieschap brengt extra coördinatietaken met zich mee voor de voorkeursaanbieders omdat die er voor moeten zorgen dat alle zorg in de wijk geleverd wordt. Een aantal zorgaanbieders geeft aan dat de werkdruk daardoor is toegenomen door de pilot. Daarnaast is de invoering van de pilot gepaard gegaan met veel extra werk voor zorgaanbieders in de vorm van overlegmomenten en administratieve lasten: Het contact met andere voorkeursaanbieders is sterk veranderd door de pilot. Omdat de hele boel in de soep loopt (in Utrecht) hebben we vorig jaar wel een keer of 20 met die mensen om tafel gezeten. Dat geeft aan hoeveel extra belasting het is.. Verschillende partijen geven ook aan dat het inmiddels, ruim een jaar na invoering van de pilot, een stuk rustiger is en dat er goede samenwerkingsverbanden zijn ontstaan. De verwachting is dus dat de extra overleginspanningen wat minder zullen worden. Bovendien hebben verschillende partijen de pilot aangegrepen om tegelijkertijd veranderingen in de bedrijfsvoering (sneller) door te voeren. Voorbeelden daarvan zijn het uitbreiden van de dienstverlening naar een nieuwe (pilot) gemeente, verbreding van extramurale tak en wijkgerichter werken. Die veranderingen in bedrijfsvoering hebben ook beslag gelegd op de tijd van wijkverpleegkundigen. Tegelijkertijd zorgt het meerjarige karakter van het wijkbudget er voor dat er slechts één keer in de drie jaar een contracteringsprocedure doorlopen hoeft te worden. Een aantal voorkeursaanbieders noemt dit als een voordeel van de pilot. Geïnterviewde partijen zien ruimte voor verbetering van doelmatigheid door betere afstemming tussen zorgdomeinen Verschillende geïnterviewde partijen stellen dat de institutionele schotten in de zorg (Zvw, WMO, Wlz) de doelmatige inzet van de zorg belemmeren. Ze stellen dat er op het gebied van innovatie en preventie nog veel doelmatigheidswinst te halen is op de snijvlakken van die zorgdomeinen. Vooral de relatie tot het sociale

177 domein (WMO) biedt mogelijkheden voor zorgaanbieders om in samenwerking met sociale wijkteams preventieve programma s te initiëren: Ik ben er echt van overtuigd dat je het meer moet zoeken in investeringen van welzijn, de sociale component en participatie. Dat we daardoor veel minder mensen in de zorg krijgen en als er dan zorg nodig is, dan is het vaak beter te handelen.. Op het moment is hier nog weinig financiële ruimte voor. Geïnterviewde partijen zien een rol weggelegd voor Zilveren Kruis om dergelijke samenwerking te stimuleren en te faciliteren Samenvatting De knelpunten in de werking van de interventie beperken het succes van de pilot in het behalen van de einddoelstellingen: versterking van de kwaliteit en van de doelmatigheid van de zorg. Op een aantal punten maken geïnterviewde partijen zich zorgen over de kwaliteit van de zorg. Dat betreft vooral specifieke gebieden van specialistische zorg en de mogelijkheid om extra diensten aan te blijven leveren. Capaciteitsproblemen en financiële druk zijn hierbij beperkende factoren. Partijen zien ruimte voor verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg door betere samenwerking tussen zorgaanbieders en innovatieve programma s op de grens tussen zorgdomeinen. Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 21

178 3 Conclusies en aanbevelingen 3.1 Conclusies Door verschillende knelpunten pakt de pilot in de praktijk anders uit dan van tevoren bedacht Bijna alle geïnterviewde partijen zijn voorstander van enige vorm van populatiebekostiging en consolidatie van de markt. Ze stellen echter dat de pilot weeffouten bevat die ervoor zorgen dat de pilot in de praktijk anders uitpakt dan bedoeld. De perceelsgewijze consolidatie van de markt komt in de praktijk nog maar beperkt op gang. Voorkeursaanbieders willen hun cliënten en marktpositie behouden in de wijken waar ze niet zijn geselecteerd als voorkeursaanbieder en een deel van de ongecontracteerde zorgaanbieders is meer zorguren per cliënt gaan leveren. Voorkeursaanbieders beschikken niet over instrumenten om effectief regie te voeren over het wijkbudget. Dit beperkt de doelmatigheid van de zorg in de wijk. Verschillende voorkeursaanbieders geven aan niet uit te komen met het huidige wijkbudget. De pilot doorkruist bestaande samenwerkingsverbanden en creëert nieuwe. In Ommen-Hardenberg is er relatief weinig veranderd, omdat de pilot slechts een beperkt effect heeft gehad op de marktordening. In Zwolle en Utrecht ondervonden betrokken partijen in eerste instantie een verhoogde concurrentie tussen zorgaanbieders en een stagnatie in de samenwerking. Voor ziekenhuizen en huisartsen doorkruist de pilot vertrouwde samenwerkingsverbanden met zorgaanbieders die over vele jaren zijn opgebouwd. Sociale wijkteams ervaren de pilot als een kans de samenwerking met voorkeursaanbieders in de wijk te versterken. In het eerste jaar hebben alle partijen veel tijd geïnvesteerd in het (opnieuw) opbouwen van samenwerkingsrelaties. De meest geïnterviewde partijen stellen dat de samenwerking inmiddels beter gaat. Door de focus op financiële problemen en het bouwen aan een netwerk in de wijk hebben voorkeursaanbieders nog weinig tijd gehad om innovatieve programma s op te zetten in de wijk. Bovendien stellen de voorkeursaanbieders dat het huidige wijkbudget daar te weinig ruimte voor laat. Het is voor cliëntvertegenwoordigers lastig om in te schatten in hoeverre de pilot een effect heeft gehad op de kwaliteit van de zorg. Ze onderstrepen het belang van keuzevrijheid en continuïteit van de

179 vertrouwensband tussen cliënten en wijkverpleegkundige voor kwetsbare cliënten. Ziekenhuizen en huisartsen uiten zorgen over de borging van de kwaliteit van specialistische wijkverpleging. Ze stellen dat de geselecteerde voorkeursaanbieders samen over onvoldoende capaciteit en expertise beschikken om bepaalde specialistische zorg zoals wondzorg, palliatieve zorg, dementiezorg en technologiezorg adequaat te kunnen leveren. In het eerste jaar ervaren geïnterviewde partijen nog geen doelmatigheidswinst. 3.2 Aanbevelingen Investeer in vertrouwen De geïnterviewde partijen zien investeren in draagvlak en vertrouwen als een belangrijk voorwaarde voor het succes van een pilot. Voor de huidige pilot betekent dat dat Zilveren Kruis gehoor moet geven aan de klachten uit de pilotgemeentes en draagkracht moeten tonen in het gevolg geven daaraan. De pilot kan volgens hen alleen een succes worden als de huidige knelpunten adequaat en in goed overleg worden geadresseerd. Voor toekomstige initiatieven betekent dit dat partijen al in een vroeg stadium betrokken moeten zodat een programma echt aan kan sluiten bij de zorgpraktijk en samenwerkingsverbanden in de gemeente. Daarnaast onderstrepen verschillende partijen het belang van adequate communicatie richting cliënten en zorgverleners om onrust te voorkomen Adresseer de knelpunten in de pilot 1. Meer financiële ruimte om aan de toegenomen vraag te voldoen De voorkeursaanbieders hebben moeite om binnen het door hun geoffreerde budget de complete wijkzorg te realiseren. Op basis van de ervaringen tot nu toe zou verdere aanpassing van het budget op basis van niet-voorziene effecten overwogen moeten worden. Ook om meer ruimte te bieden aan innovatie. 2. Meer regie over het wijkbudget De regie over het wijkbudget is één van de grootste knelpunten in de pilot. Voorkeursaanbieders kunnen de omvang en kwaliteit van de productie van andere zorgaanbieders niet sturen. Ze beschikken niet over het instrumentarium dat zorgverzekeraars wel hebben om regie te voeren over het wijkbudget (materiële controles, productieplafonds, doelmatigheidsafspraken). Mededingingsregels staan het zorgaanbieders niet toe om onderling afspraken te maken over de verdeling van de te leveren zorg. Een paar voorkeursaanbieders zouden graag de indicatiestelling voor alle cliënten in hun wijk willen verzorgen om aan de voorkant wat sturing te kunnen uitoefenen op het aantal uren dat andere aanbieders mo- Tussenevaluatie pilot Zorg in de wijk 23

180 gen declareren. De juridische mogelijkheden om de regie te vergroten moeten verder onderzocht worden. 3. Duidelijkheid over mogelijkheden en regels voor samenwerking Voor voorkeursaanbieders is het onduidelijk welke regels gelden bij de keuze voor onderaannemerschap en andere vormen van samenwerking. Dat staat effectieve samenwerking in de pilot in de weg. Om effectieve en innovatieve samenwerking te stimuleren zouden zorgaanbieders en Zilveren Kruis meer kunnen overleggen over de juridische ruimte voor samenwerking. 4. Specialistische zorg regionaal georganiseerd en meer partijen hiervoor gecontracteerd Bijna alle geïnterviewde partijen zijn het erover eens dat de specialistische zorg regionaal belegd zou moeten worden in plaats van wijkgebonden. Specialistische handelingen hoeven maar aan paar keer per jaar te worden uitgevoerd in de wijk. Om de expertise om deze handelingen uit te voeren te onderhouden moet de gespecialiseerd verpleegkundige in meerdere wijken werken. 5. Samenwerking en innovatie op grensdomein Geïnterviewde partijen zien kansen voor het verbeteren van de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg door betere samenwerking op het grensvlak tussen zorgdomeinen. De schotten in de organisatie en financiering van de zorg (Zvw, Wmo, Wlz) vormen een belemmering voor innovatie en patiëntgerichtheid. Volgens verschillende partijen zou Zilveren Kruis gestructureerd overleg kunnen faciliteren met betrokken partijen uit verschillende domeinen over de verdeling van verantwoordelijkheden en mogelijkheden voor samenwerking

181 8.2 Memo Voortgangsrapportage Zilveren Kruis pilot Zorg in de Wijk 1 Dossier 40 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 40 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 8.2 Omschrijving Memo Voortgangsrapportage Zilveren Kruis pilot Zorg in de Wijk Datum collegebesluit 6 september 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Kees Diepeveen Beleidsveld Zorg en maatschappelijke opvang Behandelend ambtenaar J. Jeltes Telefoon j.jeltes@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Marcel Kiewik / mail: m.kiewik@utrecht.nl / Mob.: Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

182 1 Memo Voortgangsrapportage Zilveren Kruis pilot Zorg in de Wijk.pdf MEMO Datum 6 september 2017 Behandeld door J. Jeltes Doorkiesnummer adres j.jeltes@utrecht.nl Kenmerk Onderwerp Voortgangsrapportage pilot Zorg in de Wijk Beleidsveld Zorg en maatschappelijke opvang Geachte leden van de gemeenteraad, Middels een memo informeerde ik u op 6 juli jl. over de tussenevaluatie van de pilot Zorg in de Wijk, mijn zorgen over de bevindingen uit de evaluatie en het overleg dat ik naar aanleiding hiervan geïnitieerd heb met Zilveren Kruis (kenmerk ). Mede naar aanleiding hiervan heb ik een bestuurlijk overleg georganiseerd met de voorkeursaanbieders wijkverpleging en zijn wij ambtelijk vertegenwoordigd bij het overleg over de specialistische wijkverpleging dat Zilveren Kruis op mijn aandringen op 14 september aanstaande organiseert. De opbrengst hiervan zal, samen met die van de raadsinformatiebijeenkomst (op 14 september) en de behandeling in de commissie M&S (op 5 oktober), meegenomen worden in het bestuurlijk overleg met Zilveren Kruis van 9 oktober aanstaande. Graag informeer ik na deze datum over de uitkomsten van dit overleg. Naar aanleiding van de bestuurlijke afstemming begin juli heeft Zilveren Kruis, zoals eveneens benoemd in het memo van 6 juli jl., mij een voortgangsrapportage gestuurd over de verbeterinzet binnen de pilot Zorg in de Wijk. Gezien de raadsinformatiebijeenkomst van 14 september aanstaande stuur ik u deze rapportage bij deze toe. Met vriendelijke groet, Kees Diepeveen

183 1 Voortgangsrapportage Zorg in de Wijk voor Gemeente Utrecht.pdf

184

185 9 SV 2017, nr. 86 inzake Hoe om te gaan met de continuïteit en kwaliteit van zorg voor Utrechters bij dreigend faillissement van zorgorganisatie Careyn? 1 Dossier 41 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 41 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 9 Omschrijving SV 2017, nr. 86 inzake Hoe om te gaan met de continuïteit en kwaliteit van zorg voor Utrechters bij dreigend faillissement van zorgorganisatie Careyn? Datum collegebesluit 22 augustus 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Kees Diepeveen Beleidsveld Zorg en maatschappelijke opvang Behandelend ambtenaar J. Jeltes Telefoon j.jeltes@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Marcel Kiewik / mail: m.kiewik@utrecht.nl / Mob.: Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

186 1 Beantwoording SV 2017 nr 86 over Continuïteit en kwaliteit van zorg voor Utrechters bij Careyn.pdf BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017, NUMMER 86 Datum 22 augustus 2017 Van College B&W Behandeld door J. Jeltes Doorkiesnummer adres Kenmerk Beleidsveld Zorg en maatschappelijke ondersteuning Geachte leden van de raad, Hierbij ontvangt u de beantwoording van de schriftelijke raadsvragen jaargang 2017 nummer 86 van Nicole van Gemert (SP), Judith Tielen (VVD), Selma Bas (D66) en Marlene de Regt (GroenLinks) van 15 augustus 2017 over Careyn. De gestelde vragen zijn onderaan bijgevoegd. Algemene reactie situatie Careyn In het Algemeen Dagblad van 12 augustus jl. is een artikel gepubliceerd over Careyn waarin gesteld wordt dat de toekomst van de zorgorganisatie zeer onzeker is. In reactie hierop heeft Careyn een externe verklaring uitgebracht die onder andere naar huisartsen, ziekenhuizen en gemeente is gestuurd. Hierin stelt Careyn dat het beslist niet zo is dat de komende maand beslissend is voor het voortbestaan. In een bestuurlijk gesprek op 17 augustus jl. heeft de directeur Stad Utrecht deze uitspraken bekrachtigd. In haar toelichting gaf zij aan dat Careyn in het najaar haar visie en plannen presenteert en afspraken maakt met de financiers over de toekomst. Dit is op vergelijkbare wijze aan de orde geweest in de afstemming tussen Zilveren Kruis en Careyn. Tegelijkertijd zien wij als gemeente met Careyn, VWS en Zilveren Kruis dat de financiële basis van de organisatie nog niet solide is. Dit speelt naast een intensief traject voor het verbeteren van de verpleeghuiszorg waarvoor de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) middels een aanwijzing eisen en een termijn heeft gesteld. Op dit moment vormt de IGZ haar oordeel over in hoeverre aan de gestelde eisen wordt voldaan. Dit doet zij mede op basis van onaangekondigde inspectiebezoeken. Naar verwachting zal de IGZ in de tweede helft van september haar oordeel bekend maken. Het College maakt zich sterk voor continuïteit van zorg en ondersteuning voor kwetsbare inwoners. Om deze reden vindt zij het belangrijk voorbereid te zijn voor wanneer er, ondanks de inspanningen van alle betrokken, geen zorgcontinuïteit door Careyn geboden kan worden. Hierbij geldt dat zoals uitgewerkt onder vraag 6 er bij de drie wetten op basis waarvan Careyn zorg biedt, de verantwoordelijkheid van de gemeente verschilt. De gemeente werkt daarom langs de volgende lijnen: Op basis van de Wmo biedt Careyn in Utrecht thuisbegeleiding, dagbegeleiding, kortdurend verblijf, trajecten tijdelijk huisverbod en dagondersteuning. Voor deze Wmo-zorg en

187 ondersteuning werken wij op dit moment scenario s uit voor situaties waarin de continuïteit van zorg in gevaar zou kunnen komen. Het cliëntperspectief is hierbij het vertrekpunt. Voor de wijkverpleging die Careyn in Utrecht biedt, hebben wij met Zilveren Kruis afgesproken dat in de memo die de gemeente eind augustus ontvangt over de voortgang van de verbeterinspanningen binnen de pilot Zorg in de Wijk zij ons ook informeert over hoe zij acteert wanneer de zorgcontinuïteit die geleverd wordt door zorgaanbieders in gevaar komt. Hierbij hebben wij gevraagd specifiek aandacht te besteden aan de gespecialiseerde wijkverpleging en de lering die, voor zover op dat moment mogelijk, is getrokken uit het faillissement van Leven en Zorg. In lijn met eerdere communicatie (memo Tussentijdse evaluatie pilot Zorg in de wijk, kenmerk 44485) zal dit memo in september naar de Raad verstuurd worden. Voor de verpleeghuiszorg die Careyn in Utrecht biedt, is de afspraak met het Zorgkantoor (uitgevoerd door Zilveren Kruis) dat wij in het geval van risico s in het bieden van zorgcontinuïteit nauw afstemmen over het organiseren van zorgcontinuïteit en goede communicatie met cliënten, mantelzorgers en medewerkers. Zoals boven aangegeven is nauwe afstemming met Zilveren Kruis in haar rol als zorgverzekeraar en zorgkantoor van belang. We hebben met Zilveren Kruis afgesproken dat zij de gemeente actief en tijdig informeert wanneer zij signalen heeft dat de zorgcontinuïteit in gevaar kan komen. Verder hebben wij contact gehad met VWS over de inzet vanuit het ministerie en hoe we deze en die van de gemeente goed op elkaar kunnen afstemmen. Hierbij hebben wij aangegeven dat de gemeente vanuit haar rol waar mogelijk wil bijdragen aan het voorkomen van zorgen bij cliënten en het organiseren van zorgcontinuïteit. En dat zorgcontinuïteit en goede communicatie leidende principes moeten zijn in een dergelijke situatie. VWS vormt zich op dit moment een nader beeld van de situatie bij Careyn. De staatssecretaris en wethouder Diepeveen zullen hierover komende week contact hebben. Hierbij is het goed in ogenschouw te houden dat Careyn actief is in drie provincies en zorg biedt op basis van zowel de Wmo, Zvw als Wlz. Dit betekent dat naast een brede en diverse cliëntengroep 23 gemeenten, alle zorgverzekeraars en drie zorgkantoren betrokken zijn. Tot slot wil het College de waardering uitspreken voor de medewerkers van Careyn die zich iedere dag met grote betrokkenheid inzetten voor de Utrechtse inwoners. De negatieve publiciteit over de organisatie zal hun belangrijke werk er niet eenvoudiger op maken. Vraag 1 Is het College bekend met de slechte financiële situatie van Careyn? Zo ja, op welke wijze is het hierover geïnformeerd? Antwoord 1 Ja. In januari van dit jaar heeft wethouder Diepeveen gesproken met de interim-bestuurder van Careyn. Ook in het kwartaalgesprek met Careyn op 20 juni jl. en tijdens een bestuurlijk gesprek op 17 augustus jl is gesproken over de (financiële) situatie van Careyn. Vraag 2 Heeft het college contact gehad met de verantwoordelijke staatssecretaris over deze situatie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de gedecentraliseerde zorg? Zo ja, in hoeverre is gezocht naar gezamenlijkheid in het vinden van oplossingen? Antwoord 2 Zie algemene reactie.

188 Vraag 3 Heeft het College inzicht en/of informatie over wat de gevolgen van deze problemen zijn voor de andere activiteiten van Careyn, die onder de Wet maatschappelijke ondersteuning vallen? Zo ja, op welke manier wordt de gemeenteraad daarover geïnformeerd? Antwoord 3 Zoals aangegeven is discontinuïteit in de zorg en ondersteuning die Careyn biedt nu niet aan de orde, maar zorgt de gemeente ervoor dat zij voorbereid is wanneer de situatie verandert. De Raad zal dan op een op dat moment passende wijze geïnformeerd worden. Vraag 4 Is de gemeente voorbereid op een eventueel faillissement van Careyn, wanneer het gaat om de continuïteit van de zorg? Zo ja, op welke manier neemt de gemeente verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg voor de Utrechters? Antwoord 4 Zie algemene inleiding, vraag 2 en vraag 3. Vraag 5 Is het juist dat er na het faillissement afgelopen maand van een andere zorgorganisatie in Utrecht, Leven & Zorg, enkele cliënten dagen zonder zorg hebben gezeten? Zo ja, hoe gaat de gemeente dit voorkomen bij een faillissement van Careyn? Ligt er een plan klaar en kan het College dit delen met de gemeenteraad? Antwoord 5 Zoals aangegeven in het Raadsmemo met kenmerk hebben wij bij het faillissement van Leven en Zorg het belang van zorgcontinuïteit onder de aandacht gebracht bij Zilveren Kruis en de curator. Inmiddels hebben wij van de huisartsen in Overvecht begrepen dat -ondanks de inspanningen van aanbieders die pro-actief gehandeld hebben- dit niet bij alle 34 cliënten direct gelukt is en het in een aantal gevallen dus enkele dagen heeft geduurd voordat een cliënt was overgenomen door een andere zorgaanbieder. Hoewel dit niet tot ernstige gevolgen heeft geleid betekent dit voor de betreffende cliënten wel extra onrust en zorg en dat is ongewenst. In het algemene deel is reeds toegelicht hoe vanuit verschillende perspectieven voorbereid wordt op het organiseren van zorgcontinuïteit mocht dit noodzakelijk zijn. Goede voorzorgsmaatregelen en een sterkere en pro-actieve rol vanuit de zorgverzekeraar, binnen de wettelijke mogelijkheden die zij heeft en in samenspraak met de curator, blijken in een dergelijke situatie van belang en dat hebben wij bestuurlijk bij Zilveren Kruis onder de aandacht gebracht. Daarbij hebben we er op aangedrongen lering te trekken uit het faillissement van Leven en Zorg. Vraag 6 Wat is de reactie van het College op deze berichtgeving? Kan het College aangeven in hoeverre werkdruk en arbeidsvoorwaarden onderdeel zijn van de reguliere voortgangsgesprekken met zorgaanbieders? Zo nee, met welke onderwerpen evalueert het College de kwaliteit van zorg van de gecontracteerde zorgaanbieders? Heeft het college zicht op andere organisaties die nu of in de nabije toekomst onder (financieel) druk staan? Zo ja, om hoeveel Utrechtse cliënten gaat het? Antwoord 6 De gemeente kan alleen toezien op de bewaking van de kwaliteit van de ondersteuning die op basis van de Wmo wordt geboden. Als het gaat om zorg die geboden wordt op basis van de Zorgverzekeringswet en Wlz is dit de rol van de zorgverzekeraars, zorgkantoren en Inspectie voor de Gezondheidszorg. Wat wij van Wmo zorgaanbieders verwachten als het gaat om kwaliteit is vastgelegd in onze Wmo verordening, Wmo beleidsregels en de leveringsafspraken aanvullende zorg. Deze zijn onderdeel van

189 de overeenkomsten die wij afsluiten en juridisch bindend. Wij zien toe op de uitvoering hiervan langs verschillende lijnen: De kwartaalgesprekken. Hierbij wordt bij het Q4-gesprek ingegaan op de kwaliteitsrapportage, waarin de aanbieder beschrijft hoe gewerkt wordt aan kwaliteit, hoe aangesloten wordt bij de leefwereld van de cliënt en de omvang en aard van klachten. Bij de overige kwartaalgesprekken wordt per aanbieder bepaald welk aspect van kwaliteit aan de orde komt. Minimaal één keer per jaar komt aan de orde hoe gewerkt wordt aan cliëntregie. Werkbezoeken. Wij gaan regelmatig langs op de locaties om zelf waar te nemen hoe de ondersteuning ingericht is. Dan praten wij ook met deelnemers om te horen hoe zij de ondersteuning ervaren. Overige overleggen. Als zich knelpunten lijken voor te doen met betrekking tot kwaliteit dan kan dit ook naar voren komen uit afstemming met het buurtteam sociaal en overleggen in het kader van bijvoorbeeld de Citydeal of de toegang Aanvullende zorg. Cliëntervaringsonderzoeken van de gemeente en van aanbieders zelf. Deze geven een beeld hoe cliënten de ondersteuning ervaren. Op het moment dat wij een klacht ontvangen over een aanbieder is dat aanleiding onderzoek in te stellen naar de kwaliteit van de aanbieders. Zoals aangegeven monitoren wij ook het aantal klachten dat bij de aanbieder zelf binnenkomt. Minimaal één keer per jaar bespreken wij naast het aantal ook de aard van de klachten en hoe de aanbieder deze samen met de cliënt heeft opgelost. Wanneer zich vraagstukken rondom kwaliteit voordoen, wordt verdiept op onderliggende redenen en de inzet van de organisatie om te verbeteren. Mogelijke onderliggende redenen als werkdruk en arbeidsvoorwaarden zijn primair de verantwoordelijkheid van de werkgever. Als gemeente betalen wij een reële prijs voor de ingekochte Wmo voorzieningen, dit biedt werkgevers de mogelijkheid het personeel passende arbeidsvoorwaarden te bieden. Bij de gemeente is bekend dat een beperkt aantal zorgaanbieders op dit moment onder financiële druk staat. Hierbij is nu geen sprake van dreigende discontinuïteit van zorg. Vraag 7 Hoe kan het dat bij zorginstelling Careyn al gedurende lange tijd grote problemen rondom kwaliteit van zorg en organisatie zijn en dat - ondanks de voortgangsgesprekken met zowel Inspectie als de Gemeente Utrecht - de situatie niet verbetert, sterker nog, verslechtert? Antwoord 7 Als het gaat om de Wmo-zorg die Careyn in Utrecht biedt, is er geen sprake van problemen met betrekking tot kwaliteit. De in de pers benoemde vraagstukken rondom ziekteverzuim en personeelstekort doen zich ook niet voor binnen de Wmo-ondersteuning. Vraag 8 Zijn de problemen bij Careyn onderwerp geweest van de voortgangsgesprekken die de gemeente met Careyn voert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete afspraken zijn gemaakt als het gaat om leren en verbeteren? Antwoord 8 Ja, de gemeente heeft zowel bij de kwartaalgesprekken en als op andere momenten, zoals genoemde bestuurlijke afstemming, met Careyn gesproken over de knelpunten. Zie hiervoor ook de eerder antwoorden. Omdat de inzet voor verbetering zich richt op de verpleeghuiszorg zijn concrete afspraken tussen Careyn en de gemeente op dit vlak niet aan de orde. Vraag 9 Hoe beoordeelt het College het huidige systeem en de inhoud van voortgangsgesprekken met contractpartners? Welke mogelijkheden ziet het College om dit systeem te verbeteren met als doel om

190 kwaliteit en continuïteit van zorg beter te kunnen garanderen binnen zijn gemeentelijke verantwoordelijkheid? Antwoord 9 Het huidige systeem waarbij de kwaliteit van de Wmo ondersteuning die aanbieders leveren gemonitord wordt langs bovengenoemde lijnen beoordelen wij als voldoende. Wij zien wel verbetermogelijkheden als het gaat om het zorgen voor structurele afspraken over procesregie en samenwerking wanneer zich vraagstukken voordoen over kwaliteit en financiële stabiliteit bij aanbieders die zorg leveren op basis van verschillende zorgwetten. Wij werken hieraan in deze concrete situatie. Zo verkennen wij of het mogelijk is verdergaande afspraken op dit vlak te maken met relevante partijen zoals Zilveren Kruis en VWS. Dit uiteraard binnen hiervoor geldende kaders. Vraag 10 Welke mogelijkheden ziet het College om bij organisaties die zowel zorg vanuit de Wet langdurige zorg als vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning bieden, te kunnen bijdragen aan verbetering op deze punten? Antwoord 10 Zie vraag 9. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester,

191 14 Beantwoording Schriftelijke Vragen 2017, nr. 13 over Zorg en Preventie voor Vluchtelingen 1 Dossier 71 voorblad.pdf Commissie Mens en Samenleving Dossiernummer 71 Vertrouwelijk Nee Vergaderdatum 5 oktober 2017 Agendapunt 14 Omschrijving Beantwoording Schriftelijke Vragen 2017, nr. 13 over Zorg en Preventie voor Vluchtelingen Datum collegebesluit 30 maart 2017 Geocodering Thema Portefeuillehouder Kees Diepeveen Beleidsveld Zorg en maatschappelijke opvang Behandelend ambtenaar Jan Braat Telefoon j.braat@utrecht.nl Context Raadsadviseur (lijst) Datum bekrachtiging geheimhouding 1 januari 0001 Gerelateerde stukken Behandelwijze Aantekeningen Raadsinformatiebijeenkomst Aantekeningen Commissie Aantekeningen Gemeenteraad Geagendeerd Vergaderdatum Commissie Mens en Samenleving 5 oktober 2017

192 1 Beantwoording SV 2017 nr 13 over Zorg en preventie voor vluchtelingen.pdf BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017, NUMMER 13 Datum 30 maart 2017 Van College B&W Behandeld door Jan Braat Doorkiesnummer adres Kenmerk Geachte leden van de raad, Hierbij ontvangt u de beantwoording van de schriftelijke raadsvragen jaargang 2017, nr. 13, over Zorg en preventie voor vluchtelingen van mevrouw Podt (D66) van 8 februari De gestelde vragen zijn onderaan bijgevoegd. Vragen 1 en 2 In 2016 kwam Pharos (expertisecentrum voor gezondheidsverschillen) met het rapport Zorg, Ondersteuning en Preventie voor Nieuwkomende Vluchtelingen. Dit rapport en gesprekken met spelers in het veld geven de fractie van D66 reden voor een aantal specifieke vragen op het gebied van zorg, gezondheid en preventie bij asielzoekers en statushouders. Vanzelfsprekend kunnen deze vragen in samenhang worden bekeken met de recent besproken Utrechtse Agenda voor Integratie. Pharos constateert dat er nog behoorlijk wat knelpunten zijn in de zorg, ondersteuning en preventie voor asielzoekers en statushouders. Onder meer door slechte beheersing van de taal, slechte gezondheidsvaardigheden, onbekendheid met het Nederlandse systeem van zorg en de soms matige aansluiting aan de behoeften van nieuwkomers lijken zij regelmatig onvoldoende zorg te krijgen. 1. Herkent het college dit beeld? 2. Onderkent het college dat gezondheidsachterstanden bij vluchtelingen oplopen als we niet vanaf het begin inzetten op preventie, tijdige behandeling en ondersteuning? Antwoorden 1 en 2 Pharos constateert dat er nog behoorlijk wat knelpunten zijn in de zorg, ondersteuning en preventie voor asielzoekers en statushouders. Op procesniveau herkent het college dit landelijke beeld niet. Dat komt door de Utrechtse aanpak met daarin onder meer de individuele en intensieve maatschappelijke begeleiding vanuit Vluchtelingenwerk Midden-Nederland die deze groep actief ondersteunt. Op inhoud onderkennen wij dat vluchtelingen door de aard van hun situatie en achtergrond in het algemeen in een kwetsbare positie verkeren en daarmee een grotere kans hebben op gezondheidsproblemen.

193 Vragen 3 en 4 Het rapport stelt dat in veel gemeenten te weinig zicht is op de verschillende groepen vluchtelingen, wat zij nodig hebben en welke specifieke (geestelijke) gezondheidsrisico s er voor hen zijn. Zo weten we bijvoorbeeld dat er onder bepaalde groepen hoge prevalentie van vrouwenbesnijdenis is. 3. Worden dit soort risico s in kaart gebracht? Kan het College een overzicht geven van de groepen die zij onderscheidt op het gebied van gezondheidszorg en wat er voor hen gebeurt op het gebied van gezondheidszorg en voorlichting? 4. Onderzoekt het College ook bij vluchtelingen zelf waar behoefte aan is door met hen in gesprek te gaan? Antwoorden 3 en 4 In Utrecht staat maatwerk en individuele begeleiding centraal. Voor vluchtelingen heeft Vluchtelingenwerk Midden-Nederland hierin een belangrijke rol vanwege de maatschappelijke begeleiding. We houden nauw contact met hen en andere betrokken organisaties om signalen op te vangen en snel op te kunnen pakken wanneer nodig. Voor de Volksgezondheidsmonitor Utrecht brengen we ook de (potentieel) kwetsbare groepen in beeld. In de komende periode besteden we aandacht aan de asielzoekers en statushouders in de stad. Vragen 5, 6, 7 en 8 Informatievoorziening en voorlichting over het Nederlandse zorgsysteem beginnen veelal al tijdens het verblijf in een asielzoekerscentrum (AZC). Volgens Pharos geven veel asielzoekers aan dat deze informatie waardevol is, maar dat ze zich af en toe ook overdondert voelen door de hoeveelheid informatie. Pharos raadt daarom aan ook ná het verblijf in een AZC aandacht te besteden aan voorlichting over het zorgsysteem. 5. Zit dit soort informatie ook in het traject met 6 workshops van vluchtelingenwerk (zoals geschetst in de raadsbrief Integratie) dat statushouders krijgen in Utrecht? Zo niet, zou het college dit kunnen opnemen? 6. Krijgen statushouders ook op andere plekken en momenten, bijvoorbeeld op het consultatiebureau, via de buurteams etc., informatie over het zorgsysteem? 7. Daarnaast krijgen we signalen dat statushouders soms in financiële problemen (dreigen te) komen, omdat ze onvoldoende zicht hebben op de wat de hoogte van het eigen risico doet voor hun zorgkosten. Is er in de informatie over het zorgsysteem aandacht voor het verzekeringssysteem? 8. Worden statushouders met een laag inkomen ook gewezen op de goedkopere collectieve zorgverzekering via de gemeente Utrecht? Antwoorden 5, 6, 7 en 8 Informatie over het zorgsysteem ontvangen vluchtelingen op verschillende momenten, zoals tijdens de 6-delige participatieworkshops, en tijdens de gemiddeld 1,5 jaar durende maatschappelijke begeleiding van Vluchtelingenwerk Midden-Nederland. Hierbij worden vluchtelingen ondersteund bij hun aanmelding voor de zorgverzekeraar -waarbij ze ook op de collectieve zorgverzekering worden

194 gewezen- en Vluchtelingenwerk verwijst door naar eventueel benodigde zorg. Daarnaast kunnen vluchtelingen, zoals iedere andere Utrechter, informatie over het zorgsysteem ontvangen bij de huisarts, de buurtteams en andere reguliere voorzieningen. Vragen 9 en 10 Naast informatie over het zorgsysteem ontbreekt het ook geregeld aan voorlichting en informatie over gezondheidsbevordering vluchtelingen maken hier minder dan andere groepen gebruik van. Juist onder vluchtelingen bevinden zich jonge mensen die extra kwetsbaar zijn voor zaken als seksueel geweld, seksuele uitbuiting, ongewenste zwangerschap en soa s. 9. Herkent het college dit beeld? 10. Op welke manier wordt er in Utrecht aandacht geschonken aan voorlichting over (seksuele) gezondheidsbevordering voor vluchtelingen in het algemeen en specifiek aan kwetsbare groepen? Antwoorden 9 en 10 Het college is zich ervan bewust dat met name jonge vluchtelingen een specifieke aandachtsgroep zijn als het de genoemde zaken betreft. Om deze reden is er al sinds 2003 een speciaal team van Vluchtelingenwerk Midden-Nederland, het ex-ama team (voor voormalig alleenstaande minderjarige asielzoekers), dat deze jongeren, waaronder jonge Eritreëers, begeleidt op alle belangrijke levensgebieden. Door deze preventieactiviteiten kan worden voorkomen dat zij besmet raakt met soa s of hiv of zich na besmetting niet laten behandelen. In navolging op deze succesvolle aanpak worden ook bij het reguliere team van Vluchtelingenwerk twee maatschappelijk werkers aangenomen die dit soort begeleiding zullen geven aan andere nieuwkomers. Vragen 11, 12 en 13 Vluchtelingenkinderen hebben vaak een periode gekend waarin weinig tot geen aandacht was voor preventieve gezondheid, waardoor een inhaalslag vaak noodzakelijk is. In verschillende gemeenten gaat de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) daarom op huisbezoek bij kinderen die net in de gemeente zijn komen wonen, om ouders en kinderen persoonlijk uit te nodigen voor een uitgebreid onderzoek op het bureau. In andere gemeenten gebeurt dit via de school. Dit is vooral relevant omdat JGZ meestal wordt opgestart in een AZC, maar door drukte en verhuizingen is de overdracht van JGZ dossiers vaak niet optimaal en de manier van werken bij de ouders regelmatig onbekend. Ook weten ouders vaak niet dat JGZ gratis is. 11. Op welke manier komen in Utrecht kinderen en hun ouders voor het eerst in aanraking met de JGZ? 12. Welk percentage van de nieuw gearriveerde vluchtelingenkinderen heeft op dit ogenblik contact met de JGZ? 13. Zijn er nog verbetering denkbaar door meer outreachend te werken richting deze groep? Antwoorden 11, 12 en 13 In Utrecht komen vluchtelingkinderen met de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in aanraking, doordat de JGZ hen opzoekt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de vluchtelingkinderen (statushouder én

195 asielzoeker) die in het asielzoekerscentrum (AZC) verblijven en de vluchtelingkinderen die als statushouder vanuit het AZC uitstromen naar de gemeente, dan wel direct, o.a. in het kader van gezinshereniging rechtstreeks uit het buitenland in Utrecht komen wonen. Voor wat betreft de eerste groep, de kinderen die in het AZC wonen, krijgt de JGZ via de Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GGD GHOR NL) de persoongegevens van deze kinderen door. Al deze kinderen worden binnen 6 weken na aankomst op het AZC gezien door de JGZ. Met betrekking tot de tweede groep, de instromers in de wijk, speelt landelijk de beperking dat de JGZ, in het kader van de bescherming van de privacy, geen toegang heeft tot dat deel van de BRP (Basisregistratie Personen) waarin de verblijsstatus van een kind staat. Het bereiken van deze groep kinderen vraagt daarmee extra inspanning van de JGZ. Een deel van deze kinderen is al eerder door de JGZ gezien, bijvoorbeeld toen zij nog in een AZC verbleven. Indien dat niet het geval is worden zij via verschillende wegen benaderd om een in contact te komen met de JGZ: Via de BRP wordt nagegaan welke kinderen van 0-4 jaar met vermoedelijke migratieachtergrond nog geen contact hebben gehad met de JGZ. De JGZ gaat bij hen op huisbezoek en de kinderen worden uitgenodigd voor een medisch onderzoek door de JGZ arts. Vervolgens ontvangen zij de noodzakelijke JGZ zorg. Via de BRP wordt nagegaan welke kinderen boven de 4 jaar met een vermoedelijke migratieachtergrond nog geen contact hebben gehad met de JGZ. a. Als de school bekend is wordt het kind uitgenodigd voor een bezoek aan de jeugdarts die verbonden is aan de desbetreffende school en wordt met ouders overlegd welke JGZ zorg gewenst is. b. Als de school niet bekend is, ontvangen de ouders een welkomstbrief van de JGZ met het verzoek de naam van de school van het kind door te geven. Vervolgens wordt het kind uitgenodigd voor een bezoek aan de jeugdarts. Vragen 14 en 15 Zwangere nieuwkomers komen vaak te laat in de zorg of maken er überhaupt geen gebruik van. Vrouwen (en mannen) weten niet altijd wat er nodig is voor een gezonde zwangerschap en bevalling, kennen het aanbod aan kraamzorg in Nederland niet en/of wantrouwen het systeem van verloskundigen in Nederland. 14. Op welke wijze komen zwangere vrouwen, of stellen met een kinderwens, nu in contact met de Nederlandse geboortezorg? 15. Meent het college dat nieuwkomers voldoende worden bereikt? Antwoorden 14 en 15

196 Er zijn geen signalen dat in Utrecht deze zwangere vrouwen structureel te laat in zorg komen. Zwangere vrouwen of stellen met een kinderwens kunnen via bijvoorbeeld de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de huisarts, maar ook Vluchtelingenwerk Midden-Nederland of een kennis, naar de geboortezorg doorgeleid worden. Zij worden als kwetsbare zwangeren gezien wat maakt dat er verschillende interventies ingezet kunnen worden, zoals bijvoorbeeld een prenataal huisbezoek JGZ, VoorZorg (extra ondersteuning voor aanstaande moeders met problemen) of een aanmelding bij de POP-polikliniek voor vrouwen met een verhoogd risico op psychiatrische problematiek rond de zwangerschap en bevalling. Door het verloskundig samenwerkingsverband (VSV) van het Diakonessenhuis, waarin de meeste Utrechtse verloskunde praktijken, kraamzorgorganisaties en JGZ Utrecht in zijn vertegenwoordigd, is een protocol geboortezorg rondom asielzoekers opgesteld. Hierin staat bijvoorbeeld dat er bij iedere controle de tolkentelefoon wordt ingeschakeld, dat toestemming wordt gevraagd voor gegevensoverdracht met het gezondheidscentrum asielzoekers (GCA) en wanneer nodig samenwerkingsafspraken worden gemaakt met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Vragen 16 en 17 In 2012 is de vergoeding voor professionele tolken in de zorg voor veel anderstalige patiënten beëindigd door het kabinet. Sindsdien is voor de meeste gevallen waarin zorgverleners een tolk noodzakelijk vinden geen financiering beschikbaar en dat terwijl voor goede zorg goede communicatie essentieel is. Dit geeft veel problemen voor nieuwkomers die nog niet de kans hebben gehad de taal te leren. Door de aard van de zorgvraag, behoefte aan privacy en de complexheid van de vragen is de inzet van iemand uit het directe netwerk als vertaler vaak geen optie. NIVEL heeft becijferd dat de noodzaak tot tolkeninzet zo n 3x groter is dan in de praktijk nu gebeurd, dat vooral in de JGZ en de huisartsenzorg de behoefte aan tolken groot is en dat de beperkte inzet vooral te wijten is aan ontbrekende financiering. Verschillende partijen, waaronder de VNG en de KNMG hebben zich hierover bij het kabinet beklaagd. 16. Herkent het college dit beeld voor de gemeente Utrecht? Heeft het college een beeld van hoeveel méér inzet van tolken wenselijk zou zijn en hoe dit nu door de verschillende zorgverleners in de gemeente wordt opgelost? D66 is er van overtuigd dat goede communicatie uiteindelijk veel zorgkosten zal besparen. Dit wordt ook onderstreept door verschillende onderzoeken die aangeven dat tolken bijdragen aan effectievere zorg. 17. Is het college bereid, samen met zorgverleners, te verkennen wat de kosten en opbrengsten zijn van het vergoeden van deze kosten, zo nodig in specifieke gevallen of voor een specifieke tijd? Antwoorden 16 en 17 Het college herkent de wens naar meer tolkeninzet. Dit is een landelijk probleem dat vraagt om een landelijke oplossing. Zo wordt landelijk bijvoorbeeld gedebatteerd over het verlengen van de periode dat huisartsen gebruik kunnen maken van tolken (momenteel 6 maanden). In Utrecht wordt benodigde tolkeninzet door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) tot nu toe door de gemeente betaald. Bij de

197 buurtteamorganisaties is een interne tolkenlijst opgesteld van medewerkers die verschillende talen spreken en in sommige gevallen wordt gebruik gemaakt van de tolkentelefoon. In het Nederlands communiceren geniet overal de voorkeur. Zo nodig worden klanten van bijvoorbeeld het buurtteam verwezen naar bijvoorbeeld Nederlandse les of één van de vele taalvrijwilligers. Vragen 18 en 19 In het rapport onderstreept Pharos verschillende keren het belang van een actieve rol van vluchtelingen zelf. Daarbij komt dat er regelmatig vluchtelingen zijn die in het land van herkomst in de gezondheidszorg gewerkt hebben en die daardoor extra waardevol zijn als het gaat om voorlichting en gezondheidsbevorderingstrajecten. 18. Zijn er, naast het project Syriërs Gezond van Pharos en de GGDrU nog meer plaatsen in de keten in Utrecht waar expliciet gebruik wordt gemaakt van de kennis en vaardigheden van vluchtelingen zelf? 19. Kan het College in overleg met samenwerkingspartners onderzoeken hoe vluchtelingen op meer plekken zelf een rol kunnen spelen in voorlichting en gezondheidsbevordering? Antwoorden 18 en 19 Er zijn niet meer plaatsen bekend waar expliciet gebruik wordt gemaakt van de kennis en vaardigheden van vluchtelingen zelf. In U16-verband wordt, naar aanleiding van het bestuursakkoord, besproken hoe de toeleiding naar zorg en de informatievoorziening verbeterd kan worden. Ook bekijken we met Vluchtelingenwerk Midden-Nederland de mogelijkheden om de door Pharos beschikbaar gestelde informatie te verwerken in de huidige begeleiding. Zo kan Pharos bijvoorbeeld sleutelpersonen trainen, maar maken zij momenteel ook een informatiepakket over de Nederlandse zorg. Vragen 20 en 21 Het belangrijkste punt van het rapport van Pharos is wellicht wel om als gemeente de regie te nemen in het bij elkaar brengen en afspraken maken over wie wat doet aan vroegsignalering, gezondheidsbevordering, voorlichting en toeleiding naar zorg. 20. Welke partijen coördineren in Utrecht vroegsignalering, gezondheidsbevordering, voorlichting en de toeleiding naar geboortezorg, mondzorg, ggz en tweedelijnszorg indien nodig? Hoe ziet de coördinatie er in de praktijk uit? Wie voert de regie? 21. Zijn er nog uitdagingen met betrekking tot de coördinatie en de uitvoering rondom zorg aan vluchtelingen? Worden alle groepen op de goede manier bereikt? Antwoorden 20 en 21 In de eerste 1,5 jaar (gemiddeld) na statusverlening krijgen vluchtelingen een intensieve maatschappelijke begeleiding van Vluchtelingenwerk Midden-Nederland. Deze organisatie signaleert en zorgt er bovendien voor dat vluchtelingen zich aanmelden bij de tandarts, huisarts en andere benodigde organisaties. Na de periode van begeleiding komen vluchtelingen op gelijke wijze als andere Utrechters bij de zorg terecht. In het geval dat vluchtelingen na 1,5 jaar begeleiding nog niet zelfredzaam zijn, vindt een warme overdracht naar de buurtteams plaats. Uit ervaring blijkt dat vluchtelingen het formuleren van een goede hulpvraag, passend bij het zorgaanbod, lastig kunnen

198 vinden. Dat buurtteam-medewerkers worden getraind in cultuursensitief werken, waarbij aandacht is voor interculturele communicatie, helpt bij het gezamenlijk scherp krijgen van de hulpvraag. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Utrecht, de secretaris, de burgemeester,

199 Schriftelijke vragen 2017, nr. 13 over Zorg en preventie voor vluchtelingen In 2016 kwam Pharos (expertisecentrum voor gezondheidsverschillen) met het rapport Zorg, Ondersteuning en Preventie voor Nieuwkomende Vluchtelingen. Dit rapport en gesprekken met spelers in het veld geven de fractie van D66 reden voor een aantal specifieke vragen op het gebied van zorg, gezondheid en preventie bij asielzoekers en statushouders. Vanzelfsprekend kunnen deze vragen in samenhang worden bekeken met de recent besproken Utrechtse Agenda voor Integratie Pharos constateert dat er nog behoorlijk wat knelpunten zijn in de zorg, ondersteuning en preventie voor asielzoekers en statushouders. Onder meer door slechte beheersing van de taal, slechte gezondheidsvaardigheden, onbekendheid met het Nederlandse systeem van zorg en de soms matige aansluiting aan de behoeften van nieuwkomers lijken zij regelmatig onvoldoende zorg te krijgen. 1. Herkent het college dit beeld? 2. Onderkent het college dat gezondheidsachterstanden bij vluchtelingen oplopen als we niet vanaf het begin inzetten op preventie, tijdige behandeling en ondersteuning? Het rapport stelt dat in veel gemeenten te weinig zicht is op de verschillende groepen vluchtelingen, wat zij nodig hebben en welke specifieke (geestelijke) gezondheidsrisico s er voor hen zijn. Zo weten we bijvoorbeeld dat er onder bepaalde groepen hoge prevalentie van vrouwenbesnijdenis is. 3. Worden dit soort risico s in kaart gebracht? Kan het College een overzicht geven van de groepen die zij onderscheidt op het gebied van gezondheidszorg en wat er voor hen gebeurt op het gebied van gezondheidszorg en voorlichting? 4. Onderzoekt het College ook bij vluchtelingen zelf waar behoefte aan is door met hen in gesprek te gaan? Informatievoorziening en voorlichting over het Nederlandse zorgsysteem beginnen veelal al tijdens het verblijf in een asielzoekerscentrum (AZC). Volgens Pharos geven veel asielzoekers aan dat deze informatie waardevol is, maar dat ze zich af en toe ook overdonderd voelen door de hoeveelheid informatie. Pharos raadt daarom aan ook ná het verblijf in een AZC aandacht te besteden aan voorlichting over het zorgsysteem. 5. Zit dit soort informatie ook in het traject met 6 workshops van vluchtelingenwerk (zoals geschetst in de raadsbrief Integratie) dat statushouders krijgen in Utrecht? Zo niet, zou het college dit kunnen opnemen? 6. Krijgen statushouders ook op andere plekken en momenten, bijvoorbeeld op het consultatiebureau, via de buurteams etc., informatie over het zorgsysteem? 7. Daarnaast krijgen we signalen dat statushouders soms in financiële problemen (dreigen te) komen, omdat ze onvoldoende zicht hebben op de wat de hoogte van het eigen risico doet voor hun zorgkosten. Is er in de informatie over het zorgsysteem aandacht voor het verzekeringssysteem? 8. Worden statushouders met een laag inkomen ook gewezen op de goedkopere collectieve zorgverzekering via de gemeente Utrecht? Naast informatie over het zorgsysteem ontbreekt het ook geregeld aan voorlichting en informatie over gezondheidsbevordering vluchtelingen maken hier minder dan andere groepen gebruik van. Juist onder vluchtelingen bevinden zich jonge mensen die extra kwetsbaar zijn voor zaken als seksueel geweld, seksuele uitbuiting, ongewenste zwangerschap en soa s. 9. Herkent het college dit beeld? 10. Op welke manier wordt er in Utrecht aandacht geschonken aan voorlichting over (seksuele) gezondheidsbevordering voor vluchtelingen in het algemeen en specifiek aan kwetsbare groepen?

200 Vluchtelingenkinderen hebben vaak een periode gekend waarin weinig tot geen aandacht was voor preventieve gezondheid, waardoor een inhaalslag vaak noodzakelijk is. In verschillende gemeenten gaat de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) daarom op huisbezoek bij kinderen die net in de gemeente zijn komen wonen, om ouders en kinderen persoonlijk uit te nodigen voor een uitgebreid onderzoek op het bureau. In andere gemeenten gebeurt dit via de school. Dit is vooral relevant omdat JGZ meestal wordt opgestart in een AZC, maar door drukte en verhuizingen is de overdracht van JGZ dossiers vaak niet optimaal en de manier van werken bij de ouders regelmatig onbekend. Ook weten ouders vaak niet dat JGZ gratis is. 11. Op welke manier komen in Utrecht kinderen en hun ouders voor het eerst in aanraking met de JGZ? 12. Welk percentage van de nieuw gearriveerde vluchtelingenkinderen heeft op dit ogenblik contact met de JGZ? 13. Zijn er nog verbetering denkbaar door meer outreachend te werken richting deze groep? Zwangere nieuwkomers komen vaak te laat in de zorg of maken er überhaupt geen gebruik van. Vrouwen (en mannen) weten niet altijd wat er nodig is voor een gezonde zwangerschap en bevalling, kennen het aanbod aan kraamzorg in Nederland niet en/of wantrouwen het systeem van verloskundigen in Nederland. 14. Op welke wijze komen zwangere vrouwen, of stellen met een kinderwens, nu in contact met de Nederlandse geboortezorg? 15. Meent het college dat nieuwkomers voldoende worden bereikt? In 2012 is de vergoeding voor professionele tolken in de zorg voor veel anderstalige patiënten beëindigd door het kabinet. Sindsdien is voor de meeste gevallen waarin zorgverleners een tolk noodzakelijk vinden geen financiering beschikbaar en dat terwijl voor goede zorg goede communicatie essentieel is. Dit geeft veel problemen voor nieuwkomers die nog niet de kans hebben gehad de taal te leren. Door de aard van de zorgvraag, behoefte aan privacy en de complexheid van de vragen is de inzet van iemand uit het directe netwerk als vertaler vaak geen optie. NIVEL heeft becijferd 1 dat de noodzaak tot tolkeninzet zo n 3x groter is dan in de praktijk nu gebeurt, dat vooral in de JGZ en de huisartsenzorg de behoefte aan tolken groot is en dat de beperkte inzet vooral te wijten is aan ontbrekende financiering. Verschillende partijen, waaronder de VNG en de KNMG hebben zich hierover bij het kabinet beklaagd Herkent het college dit beeld voor de gemeente Utrecht? Heeft het college een beeld van hoeveel méér inzet van tolken wenselijk zou zijn en hoe dit nu door de verschillende zorgverleners in de gemeente wordt opgelost? D66 is er van overtuigd dat goede communicatie uiteindelijk veel zorgkosten zal besparen. Dit wordt ook onderstreept door verschillende onderzoeken die aangeven dat tolken bijdragen aan effectievere zorg Is het college bereid, samen met zorgverleners, te verkennen wat de kosten en opbrengsten zijn van het vergoeden van deze kosten, zo nodig in specifieke gevallen of voor een specifieke tijd? In het rapport onderstreept Pharos verschillende keren het belang van een actieve rol van vluchtelingen zelf. Daarbij komt dat er regelmatig vluchtelingen zijn die in het land van

201 herkomst in de gezondheidszorg gewerkt hebben en die daardoor extra waardevol zijn als het gaat om voorlichting en gezondheidsbevorderingstrajecten. 18. Zijn er, naast het project Syriërs Gezond van Pharos en de GGDrU nog meer plaatsen in de keten in Utrecht waar expliciet gebruik wordt gemaakt van de kennis en vaardigheden van vluchtelingen zelf? 19. Kan het College in overleg met samenwerkingspartners onderzoeken hoe vluchtelingen op meer plekken zelf een rol kunnen spelen in voorlichting en gezondheidsbevordering? Het belangrijkste punt van het rapport van Pharos is wellicht wel om als gemeente de regie te nemen in het bij elkaar brengen en afspraken maken over wie wat doet aan vroegsignalering, gezondheidsbevordering, voorlichting en toeleiding naar zorg. 20. Welke partijen coördineren in Utrecht vroegsignalering, gezondheidsbevordering, voorlichting en de toeleiding naar geboortezorg, mondzorg, ggz en tweedelijnszorg indien nodig? Hoe ziet de coördinatie er in de praktijk uit? Wie voert de regie? 21. Zijn er nog uitdagingen met betrekking tot de coördinatie en de uitvoering rondom zorg aan vluchtelingen? Worden alle groepen op de goede manier bereikt?

Agenda commissie Mens en Samenleving van 12 mei 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 12 mei 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 3 maart 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 3 maart 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 8 en 10 september 2015

Agenda commissie Mens en Samenleving van 8 en 10 september 2015 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 15 december 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 15 december 2016 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 30 maart 2017

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 30 maart 2017 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 30 maart 2017 Agenda documenten Commissieagenda M&S_30 maart 2017 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

AFSPRAKENLIJST PRESIDIUM 20 APRIL 2015

AFSPRAKENLIJST PRESIDIUM 20 APRIL 2015 AFSPRAKENLIJST PRESIDIUM 20 APRIL 2015 Aanwezig de leden: Tevens aanwezig: Afwezig: Rollingswier (voorzitter), De Boer (GroenLinks), Gilissen (VVD), Schipper (SP), Van Waveren (CDA), Haage (PvdA), Bos

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 23 februari 2017

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 23 februari 2017 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 23 februari 2017 Agenda documenten Commissieagenda M&S_23 februari 2017 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016

Agenda commissie Mens en Samenleving van 22/24 november 2016 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens en Samenleving Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 64 / 286 10 94 E-mail commissiemensensamenleving.secr@utrecht.nl www.utrecht.nl/gemeenteraad

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Notulen van de openbare commissievergadering ABM

Notulen van de openbare commissievergadering ABM NotulenvandeopenbarecommissievergaderingABM Datum: Aanvangstijd: Eindtijd: Locatie: donderdag21juni2018 20.00uur 20.40uur RaadzaalgemeentehuisvanHuizen Aanwezig Voorzitterencommissiegriffier J.W.Meijerman(voorzitter)

Nadere informatie

Mezzo Advies Verordening WMO 2015

Mezzo Advies Verordening WMO 2015 Verordening WMO 2015 Mezzo Auteur: Karin Verbeek Bunnik, mei 2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. De reikwijdte van mantelzorg 4 2.1 Mantelzorg is altijd vrijwillig 4 2.2 Mantelzorg en bovengebruikelijke

Nadere informatie

IJsselstein. Raadsvoorstel. agendapunt I. Aan de raad van de gemeente IJsselstein. Zaaknummer Programma Regie

IJsselstein. Raadsvoorstel. agendapunt I. Aan de raad van de gemeente IJsselstein. Zaaknummer Programma Regie Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente IJsselstein Zaaknummer 523493 Programma Regie Commissie : Samenleving Portefeuillehouder: dhr. drs. A M. de Regt Informatie bij : L. Kamphaus E-mail/tel.nr. :

Nadere informatie

BESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid

BESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid BESLUITENLIJST Voorronde Open Huis Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid Aanwezig: Voorzitter: dhr. J. Buzepol Locogriffier: mw. A. van Wees (locogriffier) Leden:

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 10 december 2014, locatie commissiekamer Stadhuis, aanvang 16.30 uur, einde 19.15 uur.

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van 10 december 2014, locatie commissiekamer Stadhuis, aanvang 16.30 uur, einde 19.15 uur. gemeente Eindhoven Concept Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat Behandeld door M. Honing Telefoon (040) 238 24 88 Verzenddatum 9 januari 20143 Verslagcommissie Financiën en Bestuur (cie FB) Betreft

Nadere informatie

Het beleidsplan is tot stand gekomen door overleg met en participatie van betrokken doelgroepen, jeugdigen, ouders en professionals.

Het beleidsplan is tot stand gekomen door overleg met en participatie van betrokken doelgroepen, jeugdigen, ouders en professionals. RAADSVOORSTEL Nummer 2017/04 datum raadsvergadering : 16 Februari 2017 onderwerp : Beleidsplan preventief jeugdbeleid en jeugdhulp 2017-2020 portefeuillehouder : M. van der Weele datum raadsvoorstel :

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 7 september 2017

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 7 september 2017 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 7 september 2017 Agenda bijlagen Commissieagenda M&S_7 en 26 september 2017 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2015

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2015 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2015 Agenda documenten AgendaCieM&S_15_17 december 2015_def2 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten

Nadere informatie

Verordening op de Burgeragendering en het Burgerinitiatief gemeente Utrecht 2018

Verordening op de Burgeragendering en het Burgerinitiatief gemeente Utrecht 2018 Initiatiefvoorstel Opgesteld door Kenmerk Vergaderdatum Portefeuille Geheim Has Bakker (raadslid D66) 0000 27 september (aanbieding) Wijkgericht werken en participatie Nee Verordening op de Burgeragendering

Nadere informatie

Heemstede is een mooie kern van de Metropool Amsterdam met een eigen identiteit

Heemstede is een mooie kern van de Metropool Amsterdam met een eigen identiteit Algemene Beschouwingen begrotingsraad, 8 november 2018 Heemstede is een mooie kern van de Metropool Amsterdam met een eigen identiteit Voorzitter, Voor de eerste keer ooit een algemene beschouwing van

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft: Openbare vergadering van dinsdag 18 november 2014, locatie Raadzaal, aanvang 20:15 uur, einde 22:00 uur.

gemeente Eindhoven Betreft: Openbare vergadering van dinsdag 18 november 2014, locatie Raadzaal, aanvang 20:15 uur, einde 22:00 uur. gemeente Eindhoven Griffie Gemeenteraad, Behandeld door mw. I. van Dijk Telefoon (040) 238 24 07 Verzenddatum 11 december 2014 Verslag Commissie Economie en Mobiliteit Betreft: Openbare vergadering van

Nadere informatie

Ons kenmerk : Raalte, 5 oktober 2014

Ons kenmerk : Raalte, 5 oktober 2014 Secretariaat: Giselle Ras, telefoon: 06-12630914 Postadres: Kerkweg 7, 8148 PX, Lemele - e-mail: info@wmoraadraalte.nl Aan het college van Burgemeester en Wethouders gemeente Raalte Via dhr. Remko de Paus

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 31 maart 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 31 maart 2016 10 20 30 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Maak het! in Heerenveen

Maak het! in Heerenveen Maak het! in Heerenveen Thematisch raadsakkoord 2018 2022 Een afspraak met de samenleving Vastgesteld door de gemeenteraad op: [ [en/of] ] Gemeenteraad Heerenveen 2018-2022

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 21 april 2015

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 21 april 2015 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 21 april 2015 Agenda documenten Agenda MenS_ 21_23_30_april 2015_aangepast16042015 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken

Nadere informatie

Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten

Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten Raadsvoorstel Voorstelnummer: 2017-084 Houten, 28 november 2017 Onderwerp: Regionale koers beschermd wonen en maatschappelijke opvang U16 gemeenten Beslispunten: 1. De regionale koers maatschappelijke

Nadere informatie

Wat doet de yup met Lombok? - Komst van de yup zet eensgezindheid in volkswijk onder druk.

Wat doet de yup met Lombok? - Komst van de yup zet eensgezindheid in volkswijk onder druk. Bijdrage Has Bakker 13 april 2017 Geachte voorzitter, leden van de raad, het college, Utrechters, Wat doet de yup met Lombok? - Komst van de yup zet eensgezindheid in volkswijk onder druk. Een ronkende

Nadere informatie

Notitie raadsvragen in soorten en maten

Notitie raadsvragen in soorten en maten Notitie raadsvragen in soorten en maten Aanleiding Het komt regelmatig voor dat raadsleden een vraag willen stellen aan het college. Over een voorstel dat het college aan de raad doet. Over een artikel

Nadere informatie

Bijdrage Stadsbelang Utrecht Algemene beschouwingen Voorjaarsnota 2017

Bijdrage Stadsbelang Utrecht Algemene beschouwingen Voorjaarsnota 2017 Bijdrage Stadsbelang Utrecht Algemene beschouwingen Voorjaarsnota 2017 Utrecht, 1 juni 2017 C.H. Bos, fractievoorzitter Bijdrage Stadsbelang Utrecht Voorjaarsnota 2017 Pagina 1 Wordt Utrecht de Griekse

Nadere informatie

Gemeente Breda. Registratienr: [ 40745] Raadsvoorstel. Onderwerp Actieplan studentenhuisvesting

Gemeente Breda. Registratienr: [ 40745] Raadsvoorstel. Onderwerp Actieplan studentenhuisvesting Gemeente Breda Raadsvoorstel Agendapuntnummer: Registratienr: [ Aantal bijlagen: -- 40745] Onderwerp Actieplan studentenhuisvesting Voorgesteld besluit 1. Vaststellen actieplan studentenhuisvesting Inleiding

Nadere informatie

Uitnodiging. 1) Opening. 2) Mededelingen Mw. Gooijer heeft gemeld afwezig te zijn en haar reactie vooraf door te geven.

Uitnodiging. 1) Opening. 2) Mededelingen Mw. Gooijer heeft gemeld afwezig te zijn en haar reactie vooraf door te geven. Griffie Torenhove kamer 7.19 Martinus Nijhofflaan 2 Delft Behandeld door Anja van den Berg Telefoon 015 260 2416 Fax - afmvdberg@delft.nl Aan Werkgroep enquêteverzoek Telefoon 14015 Fax 015 260 24 29 Internet

Nadere informatie

Initiatiefvoorstel Beter debatteren in commissie en raad

Initiatiefvoorstel Beter debatteren in commissie en raad 1 gemeente Eindhoven Griffie gemeenteraad Raadsnummer O4.RZOP8.OOZ Initiatiefvoorstel Beter debatteren in commissie en raad Samenvatting Door GroenLinks is in een motie aan de deelnemers van de debattraining

Nadere informatie

Het geheel van koerswijzigingen zoals genoemd in de Reactienota is verwerkt in bijgevoegde nota: Regionaal Kompas Midden-IJssel 2009-2014.

Het geheel van koerswijzigingen zoals genoemd in de Reactienota is verwerkt in bijgevoegde nota: Regionaal Kompas Midden-IJssel 2009-2014. RAADSVOORSTEL Onderwerp : Regionaal Kompas Midden-IJssel 2009-2014 Raadsvergadering : 18 november 2009 Politieke markt d.d.: 11 november 2009 Agendapunt : Portef.houder : Wethouder De Jager Voorstelnummer

Nadere informatie

!1! Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

!1! Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum 9 juli 2014 Onderwer Beantwoording inbreng schriftelijk overleg

Nadere informatie

2015D44592 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2015D44592 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2015D44592 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 november 2015 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief

Nadere informatie

Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad

Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad 5 juli 2018 Raadswerkgroep Burgerparticipatie In november 2017 heeft een aantal raadsleden zich opgegeven om de Raadswerkgroep Burgerparticipatie te vormen

Nadere informatie

De Raad Aanvang: 19:00

De Raad Aanvang: 19:00 De Raad 06-12-2016 Aanvang: 19:00 Tijd Collegekamer 1.25 17:30 Presidium 18:30 Tijd Raadzaal 1.02 Molendijkzaal 0.01 Vermeerzaal 1.03 19:00 Parkeerverordening 2017 en Verordening Parkeerbelastingen 2017:

Nadere informatie

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2016

Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 2016 Bundel van de Commissie Mens en Samenleving van 15 december 20 Agenda documenten 20_12_15_Agenda cie M&S_def 1 Opening en mededelingen 2 Vaststellen agenda en inventarisatie te bespreken agendapunten Verzoek

Nadere informatie

Sociale Kwaliteit. Brainstorm 9 december 2015

Sociale Kwaliteit. Brainstorm 9 december 2015 Sociale Kwaliteit Brainstorm 9 december 2015 Aanleiding Nieuw beleid sociale kwaliteit moet ontwikkeld worden. Binnen de Provincie tijdens de vorige Statenperiode is dit thema wegbezuinigd waardoor er

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Wij stellen voor: Transformatieagenda Wmo en haar omgeving. besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen

Raadsvoorstel. Wij stellen voor: Transformatieagenda Wmo en haar omgeving. besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen Raadsvoorste l Raadsvoorstel Transformatieagenda 2017-2018 Wmo en haar omgeving doel: aan: besluitvormend de raad van de gemeente Teylingen zaaknummer: 161900 datum voorstel: 23 november 2016 datum collegevergadering:

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 17 en 19 februari 2015

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 17 en 19 februari 2015 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Advies OR inzake Werkbedrijf

Advies OR inzake Werkbedrijf Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Advies OR inzake Werkbedrijf Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting De Ondernemingsraad heeft geadviseerd

Nadere informatie

Voorzitter, Er is al heel veel gezegd. Dat gaat de VVD niet doen.

Voorzitter, Er is al heel veel gezegd. Dat gaat de VVD niet doen. Er is al heel veel gezegd. Dat gaat de VVD niet doen. Toen wij over het coalitieakkoord spraken, telde de VVD Den Haag haar zegeningen. Er werd ruimte geboden voor een aantal van onze ideeën. Bijvoorbeeld

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 12 mei 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 12 mei 2016 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Raadsvoorstel: Onderwerp: Vaststelling Verordening beschermd wonen en opvang 2016

Raadsvoorstel: Onderwerp: Vaststelling Verordening beschermd wonen en opvang 2016 Raadsvoorstel: 2016-1545 Onderwerp: Vaststelling Verordening beschermd wonen en opvang 2016 Datum: 1 maart 2016 Portefeuillehouder: J. Freije Raadsbijeenkomst: 17 maart 2016 Raadsvergadering: 7 april 2016

Nadere informatie

: Aanbieding onderzoeksrapport Klaar voor de start? Onderzoek naar de rol van gemeenteraden rond de transitie jeugdzorg in B4-gemeenten

: Aanbieding onderzoeksrapport Klaar voor de start? Onderzoek naar de rol van gemeenteraden rond de transitie jeugdzorg in B4-gemeenten Rekenkamercommissie Aan de gemeenteraad van de gemeente s-hertogenbosch Uw brief van : Ref. : H.W.M. Wouters Uw kenmerk : Tel. : 073-6159770 Ons kenmerk : Fax : Datum : 23 oktober 2013 E-mail : e.wouters@s-hertogenbosch.nl

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens en Samenleving d.d. 3 maart 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens en Samenleving d.d. 3 maart 2016 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 618 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband

Nadere informatie

Wmo 2015 door Tweede Kamer

Wmo 2015 door Tweede Kamer Wmo 2015 door Tweede Kamer Een ruime tweederde meerderheid van de Tweede Kamer heeft op 24 april ingestemd met het wetsvoorstel van de Wmo 2015. De verwachting is dat de behandeling van het voorstel nog

Nadere informatie

Verslag van de consultatiebijeenkomst van 6 januari 2014 met zorgvragers over de Kadernota Wmo 2015

Verslag van de consultatiebijeenkomst van 6 januari 2014 met zorgvragers over de Kadernota Wmo 2015 Verslag van de consultatiebijeenkomst van 6 januari 2014 met zorgvragers over de Kadernota Wmo 2015 1.Welkom Wethouder Ina van der Werf heet alle aanwezigen welkom en wenst hen alle goeds voor het nieuwe

Nadere informatie

Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond gehouden op donderdag 23 april 2015 in het gemeentehuis te Uithuizen.

Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond gehouden op donderdag 23 april 2015 in het gemeentehuis te Uithuizen. Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond gehouden op donderdag 23 april in het gemeentehuis te Uithuizen. Aanwezig: Voorzitter Griffier mevrouw M. van Beek mevrouw H. Hoekstra

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Geachte raad,

Raadsvoorstel. Geachte raad, Raadsvoorstel Nummer: 165140 Behandeld door: J. van Dijk Agendapunt: 27 juni 2017 Onderwerp: Voorlopige voorkeur uitvoeringsvariant Participatiewet Geachte raad, Samenvatting: In opdracht van het algemeen

Nadere informatie

UITKOMSTEN. Onderwerp : Themavergadering AVS Maatschappelijke Ontwikkeling d.d. 12 januari Nummer Onderwerp Actie

UITKOMSTEN. Onderwerp : Themavergadering AVS Maatschappelijke Ontwikkeling d.d. 12 januari Nummer Onderwerp Actie UITKOMSTEN Onderwerp : Themavergadering AVS Maatschappelijke Ontwikkeling d.d. 12 januari 2011. Nummer Onderwerp Actie 11-01-01 Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Commissie Mens & Samenleving

Commissie Mens & Samenleving Besprekingsschema PGB 2016 in de beide raadscommissies (De bespreking van de PGB in de commissies is zoveel mogelijk ingedeeld aan de hand van de in de PGB gehanteerde programma indeling) Commissie Mens

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 11 en 13 november 2014

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 11 en 13 november 2014 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

Raadsvoorstel (gewijzigd) 26 september 2013 AB13.00729 RV2013-062

Raadsvoorstel (gewijzigd) 26 september 2013 AB13.00729 RV2013-062 Raadsvergadering d.d. Casenummer Raadsvoorstelnummer Raadsvoorstel (gewijzigd) 26 september 2013 AB13.00729 RV2013-062 Gemeente Bussum Besluit nemen over advies effectmeting Inkoop en inhuur van de rekenkamercommissie

Nadere informatie

Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening. 15 april 2009 COR2008-11. Status verslag Concept. de heer Romijn

Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening. 15 april 2009 COR2008-11. Status verslag Concept. de heer Romijn Verslag Vergadering van De commissie Onderzoek van de Rekening Vergaderdatum Kenmerk 15 april 2009 COR2008-11 Status verslag Concept Verslaglegging door Telefoonnummer W.L. Walkate (Notuleerservice Nederland)

Nadere informatie

Programma van de vergadering, lijst met onderwerpen die op de vergadering worden behandeld.

Programma van de vergadering, lijst met onderwerpen die op de vergadering worden behandeld. Begrippenlijst gemeenteraad Absolute meerderheid Manier van besluiten waarbij een voorstel is aangenomen als meer dan de helft van alle uitgebrachte stemmen vóór is. Agenda Programma van de vergadering,

Nadere informatie

- C O N C E P T - M.M. van der Wyck-Helmer (VVD)

- C O N C E P T - M.M. van der Wyck-Helmer (VVD) - C O N C E P T - KORT VERSLAG VAN DE EXTRA OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE SOCIALE INFRASTRUCTUUR, GEHOUDEN OP WOENSDAG 24 MAART 2010 OM 19.30 UUR IN DE RAADZAAL VAN HET GEMEENTEHUIS IN ZEVENBERGEN

Nadere informatie

ZAAK-/PROJECTNR AFDELING/TEAM. DATUM VERZONDEN P. van Oosten

ZAAK-/PROJECTNR AFDELING/TEAM. DATUM VERZONDEN P. van Oosten GRIFFIE Aan de leden van de Raad GEMEENTE WESTLAND Postadres: Postbus 1 50 2670 AD NAALDWIJK Bezoekadres: Stokdijkkade 2 2671 GW NAALDWIJK T14 0174 F(0174) 673 600 Egriffie@gemeentewestland n I www.gemeentewestland.nl

Nadere informatie

Raadsvergadering. Basis van de besluitvorming Collegeagenda Binden en Bewegen. Visie Sociaal Domein en de Beleidsagenda Sociaal Domein

Raadsvergadering. Basis van de besluitvorming Collegeagenda Binden en Bewegen. Visie Sociaal Domein en de Beleidsagenda Sociaal Domein RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 22 juni 2017 17-049 Onderwerp Transformatieplan Sociaal Domein 2017-2018 Aan de raad, Onderwerp Transformatieplan Sociaal Domein 2017-2018 Voorstel 1. Het Transformatieplan

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving 10 20 30 40 Griffie Gemeenteraad Utrecht Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag

Nadere informatie

notitie elfredzaamheid statushouders statushouders otitie: De weg naar financiële zelfredzaamheid tatushouders Rode draden notitie: De weg naar

notitie elfredzaamheid statushouders statushouders otitie: De weg naar financiële zelfredzaamheid tatushouders Rode draden notitie: De weg naar ode d notitie De weg naar nanciële financiële Rode raden n elfredzaamheid statushouders statushouders Rode draden Rode draden Rode draden notitie De weg naar financiële zelfredzaamheid statushouders Gemeenten

Nadere informatie

forumbehandeling concept bestuursovereenkomst Tijdelijk noodopvangcentrum Warnsveld D.Meijer Maatschappelijke zaken telefoonnr 7632

forumbehandeling concept bestuursovereenkomst Tijdelijk noodopvangcentrum Warnsveld D.Meijer Maatschappelijke zaken telefoonnr 7632 OPENBAAR Memo (Forum / raad) Aan Van Datum Onderwerp Inlichtingen bij Het Forum Het college van B&W 17-02-2016 Doel Anders, namelijk zienswijze forumbehandeling concept bestuursovereenkomst Tijdelijk noodopvangcentrum

Nadere informatie

Een betrouwbare overheid. Gemeentelijke samenwerking en financiën

Een betrouwbare overheid. Gemeentelijke samenwerking en financiën Een betrouwbare overheid Gemeentelijke samenwerking en financiën 1 Een betrouwbare overheid Bij de ChristenUnie staat de samenleving centraal. Een samenleving die niet het werk is van de overheid maar

Nadere informatie

E:

E: College van Burgemeester en Wethouders van Weesp Ter attentie van mevrouw A. Heijstee Postbus 5099 1380 GB Weesp Betreft: inzake de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weesp 2018, Beleidsregels

Nadere informatie

Doel van de activiteit Bespreken van het raadsvoorstel en bepalen of het raadsvoorstel besluitrijp is t.b.v. de raadsvergadering van 16 januari 2014

Doel van de activiteit Bespreken van het raadsvoorstel en bepalen of het raadsvoorstel besluitrijp is t.b.v. de raadsvergadering van 16 januari 2014 POLITIEKE MARKT APELDOORN Voorzitter: G.L.Y. Bos Secretaris: A. Oudbier Notulist: J. Versteeg Onderwerp Voorstel Subsidieaanvraag i.h.k.v. de Beleidslijn gemeenten Datum 9 januari 2014 Tijdstip 19.00 20.00

Nadere informatie

mevrouw R. Leeuwenburgh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig

mevrouw R. Leeuwenburgh notulistenbureau Leeuwenburgh Vendrig VERSLAG VOORBESPREKING Dorestad Zichtbaar 10 mei 2011 Samenvattend verslag van de openbare voorbespreking van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede Gespreksleider Griffier mevrouw W.J. de

Nadere informatie

2) Vaststellen van het verslag van de commissievergadering van 14 juni 2012 Dit verslag wordt conform vastgesteld.

2) Vaststellen van het verslag van de commissievergadering van 14 juni 2012 Dit verslag wordt conform vastgesteld. Verslag raadscommissie Datum: 13 september 2012 Tijd: 20.00 uur Plaats: raadszaal 1) Opening en vaststellen agenda Dhr. van de Burgt opent de vergadering. Hij geeft aan dat de door de raad benoemde commissievoorzitter,

Nadere informatie

Gemeente Utrecht. Raadsbesluit. Voorjaarsnota Opgesteld door. Bestuurs-en Concernstaf Draad, S.M. (Sylvia) Kenmerk Vergadering

Gemeente Utrecht. Raadsbesluit. Voorjaarsnota Opgesteld door. Bestuurs-en Concernstaf Draad, S.M. (Sylvia) Kenmerk Vergadering Gemeente Utrecht Raadsbesluit Opgesteld door Bestuurs-en Concernstaf Draad, S.M. (Sylvia) Kenmerk 4422592 Vergadering Genneenteraad Vergaderdatum 29 juni 2017 Jaargang en nummer 2017 60 Portefeuille Financier)

Nadere informatie

Nr Vergadering: 24 mei 2016 Onderwerp: Besluitenlijst raadsvergadering 21 juni 2016

Nr Vergadering: 24 mei 2016 Onderwerp: Besluitenlijst raadsvergadering 21 juni 2016 1 Nr. 5.16 Vergadering: 24 mei 2016 Onderwerp: Besluitenlijst raadsvergadering 21 juni 2016 Aanwezig: De heer J.B. Wassink, voorzitter raad Mevrouw J. Hofman, griffier Mevrouw C. Oosterbaan, PvdA De heer

Nadere informatie

Registratienummer: GF Datum: 17 juni 2008 Agendapunt: 32

Registratienummer: GF Datum: 17 juni 2008 Agendapunt: 32 Aan de gemeenteraad Registratienummer: GF08.20060 Datum: 17 juni 2008 Agendapunt: 32 Portefeuillehouder: de heer L. Buwalda Behandelend ambtenaar: de heer A.R. v.d. Schoot / mevrouw M. van Dun Telefoonnummer:

Nadere informatie

VOORZITTER. Algemeen profiel

VOORZITTER. Algemeen profiel Bijlage 1: Voorbeeld Profielschets voorzitter van de Participatieraad Met de nieuwe Participatieraad ontstaat één adviesorgaan dat zorgt voor integrale advisering vanuit de samenleving op het brede sociaal

Nadere informatie

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium Inleiding In het presidium van 31 maart 2016 is afgesproken dat de voorstellen m.b.t.: Reglement

Nadere informatie

VRAGEN/TOEZEGGINGEN UIT RAAD/COMMISSIE

VRAGEN/TOEZEGGINGEN UIT RAAD/COMMISSIE VRAGEN/TOEZEGGINGEN UIT RAAD/COMMISSIE Agendering door griffie Betreft : Brede Commissie d.d. 25-08-2014 Agendapunt 4a Vraag en / of opmerking door: Naam / fractie : CDA - Van Helden Onderwerp : Hulp bij

Nadere informatie

2. Heeft het museum momenteel nog personeel om voor de belangen van het museum op te komen?

2. Heeft het museum momenteel nog personeel om voor de belangen van het museum op te komen? Gemeente Hoogeveen R - MEI 2015 DATUM 30 april 2015 ONDERWERP Beantwoording schriftelijke vragen museum ONS NUMMER Postadres Postbus 20.000 7900 PA Hoogeveen Bezoekadres Raadhuisplein 24 7901 BW Hoogeveen

Nadere informatie

Reactienota op de adviezen

Reactienota op de adviezen Bijlage 2 bij raadsvoorstel inzake transitie maatschappelijke ondersteuning. De volgende raden zijn om advies gevraagd: 1. Wmo Advies Raad De Bilt; 2. Ouderenraad De Bilt Reactienota op de adviezen Met

Nadere informatie

Gemeente Haarlem. Drs. Jur Botter, MPA. Retouradres: Stadhuis, Postbus PB Haarlem

Gemeente Haarlem. Drs. Jur Botter, MPA. Retouradres: Stadhuis, Postbus PB Haarlem Gemeente Haarlem Haarlem Drs. Jur Botter, MPA. Wethouder Wmo, Welzijn, Volksgezondheid, Cultuur en Vastgoed Retouradres: Stadhuis, Postbus 511 2003 PB Haarlem Aan de leden van de Commissie Samenleving

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Pagina 1 van 5

Raadsvoorstel. Pagina 1 van 5 Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering Portefeuillehouder H.A. Driessen en M. Melissen Begrotingsprogramma Onderwerp - Beleidsplan Wmo en Jeugdhulp 2015 2016 - Verordening maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer :

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer : RAPPORT Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer : 14.1.001 Klacht Verzoekers stellen dat zij als direct-belanghebbenden door de gemeente niet zijn betrokken

Nadere informatie

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers 2010-2013,

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers 2010-2013, KOERS 2014-2015 3 Het (zorg)landschap waarin wij opereren verandert ingrijpend. De kern hiervan is de Kanteling, wat inhoudt dat de eigen kracht van burgers over de hele breedte van de samenleving uitgangspunt

Nadere informatie

VERORDENING WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM

VERORDENING WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM VERORDENING WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM Vastgesteld: 19 juli 2007 VR2007/075 Inwerking: 01 augustus 2007 Artikel 1 Begripsomschrijvingen a. de gemeente: Schiedam b. de raad: de gemeenteraad van de gemeente

Nadere informatie

Besluitenlijst openbare vergadering commissie Samenleving d.d. woensdag 11 oktober mevrouw L. Kamphaus (ambtenaar)

Besluitenlijst openbare vergadering commissie Samenleving d.d. woensdag 11 oktober mevrouw L. Kamphaus (ambtenaar) Besluitenlijst Besluitenlijst openbare vergadering commissie Samenleving d.d. woensdag 11 oktober 2017 Plaats: Tijd: Voorzitter: Raadsgriffier: Aanwezig: Tevens aanwezig: raadzaal, Stadhuis 20:00 uur tot

Nadere informatie

Onderwerp: Vangnetuitkering BUIG 2017

Onderwerp: Vangnetuitkering BUIG 2017 Vergadering gemeenteraad d.d. 19 juli 2018 Agenda nummer 6 Portefeuillehouder: wethouder de heer M. Joostens Onderwerp: Vangnetuitkering BUIG 2017 Korte inhoud: Personen die niet genoeg inkomen of vermogen

Nadere informatie

GroenLinks en D66 praten samen verder over coalitievorming

GroenLinks en D66 praten samen verder over coalitievorming Persbericht 3 april 2018 GroenLinks en D66 praten samen verder over coalitievorming Vandaag heeft Andrée van Es haar eerste bevindingen over de verkenning naar de Utrechtse coalitievorming gedeeld met

Nadere informatie

Datum 6 november 2017 Betreft Beantwoording vragen over de Groningse opkoopregeling van huizen die niet eerlijk verlopen is

Datum 6 november 2017 Betreft Beantwoording vragen over de Groningse opkoopregeling van huizen die niet eerlijk verlopen is > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres

Nadere informatie

CONCEPT Verslaglegging vergadering Agendacommissie 22 januari 2014, pagina 1

CONCEPT Verslaglegging vergadering Agendacommissie 22 januari 2014, pagina 1 CONCEPT Verslaglegging vergadering Agendacommissie 22 januari 2014, pagina 1 Aanwezig: Hermine van den Berg (voorzitter commissie Leefomgeving), Monique van Gerwen (fractievoorzitter GL, plv. commissievoorzitter),

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Onderwerp: Vrijwillige inzet in Velsen

Raadsvoorstel. Onderwerp: Vrijwillige inzet in Velsen Raadsvoorstel Onderwerp: Vrijwillige inzet in Velsen 2014-2017 Datum raadsvergadering 06-02-2014 Portefeuillehouder(s) R.G. te Beest W.E. Westerman Registratienummer Rs13.00783 Ambtenaar K. Bruijns Datum

Nadere informatie

Agendanummer: Registratienummer: Onderwerp: Maatschappelijk beleidskader. Purmerend, 27 oktober Aan de gemeenteraad van Purmerend,

Agendanummer: Registratienummer: Onderwerp: Maatschappelijk beleidskader. Purmerend, 27 oktober Aan de gemeenteraad van Purmerend, Agendanummer: 11-72 Registratienummer: 636378 Purmerend, 27 oktober 2011 Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: In een snel veranderende wereld is de uitdaging dat iedereen mee

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Stage. Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein. Commissie Sociaal en Economisch Domein

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Stage. Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein. Commissie Sociaal en Economisch Domein Raad VOORBLAD Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Stage Agendering Commissie Bestuurlijk Domein x Gemeenteraad Commissie Ruimtelijk Domein Lijst ingekomen stukken x Commissie Sociaal en

Nadere informatie

Inspraakrapport bij Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015

Inspraakrapport bij Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015 Inspraakrapport bij Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015 Datum: 13 november 2104 Bijlage bij BSW/2014.247 Inleiding Op 29 september 2014 heeft het College van Burgemeester

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van, locatie raadzaal Stadhuis, aanvang 20.15 uur, einde 23.45 uur.

gemeente Eindhoven Betreft openbare vergadering van, locatie raadzaal Stadhuis, aanvang 20.15 uur, einde 23.45 uur. gemeente Eindhoven Griffie gemeenteraad CONCEPT Commissiesecretariaat Behandeld door M. Honing Telefoon (040) 238 24 88 Verzenddatum 2014 Verslag commissie Ruimte en Vastgoed (cie RV) Betreft openbare

Nadere informatie

Het verzelfstandigen van cultuurspelers, (hoe) werkt dat?

Het verzelfstandigen van cultuurspelers, (hoe) werkt dat? Aan de gemeenteraad Zaaknummer 156405 ONDERWERP: Het verzelfstandigen van cultuurspelers, (hoe) werkt dat? Onderzoek naar de verzelfstandiging van drie culturele instellingen en de huidige kaders voor

Nadere informatie

GEMEENTE REIMERSWAAL. Vastgesteld : 20 december 2016 Agendapunt : 4 Poststuk :

GEMEENTE REIMERSWAAL. Vastgesteld : 20 december 2016 Agendapunt : 4 Poststuk : Afsprakenlijst opinieraad GEMEENTE REIMERSWAAL Vastgesteld : 20 december 2016 Agendapunt : 4 Poststuk : 16.028114 Onderwerp Overzicht van conclusies en handelingen in de vergadering van de opinieraad van

Nadere informatie

HET WAALWIJKS VERGADERMODEL

HET WAALWIJKS VERGADERMODEL De Raad Gemeente Waalwijk PRAAT MET DE RAAD HET WAALWIJKS VERGADERMODEL Het Waalwijks vergadermodel 1 Het vergadermodel in het kort Om alle inwoners van de gemeente Waalwijk goed te kunnen vertegenwoordigen,

Nadere informatie

Onderwerp : Verordeningen Wmo en Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017

Onderwerp : Verordeningen Wmo en Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017 Nummer : 10-04.2017 Onderwerp : Verordeningen Wmo en Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017 Korte inhoud : In de verordening maatschappelijke ondersteuning BMWE gemeenten 2017 en de verordening jeugdhulp BMWE gemeenten

Nadere informatie

BESLUITENLIJST VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE ECONOMIE. VAN 17 april 2014. dhr. B. van den Berg B 97 mevr. P.

BESLUITENLIJST VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE ECONOMIE. VAN 17 april 2014. dhr. B. van den Berg B 97 mevr. P. BESLUITENLIJST VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE ECONOMIE VAN 17 april 2014 Aanwezig: Voorzitter: Fungerend griffier: dhr. R. Kluijtmans Mevr. M. Hertogh Leden: dhr. D. Quaars VVD mevr. M. Vermeer

Nadere informatie

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 23 juni 2016

Verslag openbare vergadering commissie Mens & Samenleving d.d. 23 juni 2016 10 20 30 40 Secretariaat raadscommissie Mens & Samenleving Postadres Postbus 16200 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 69 Fax 030-286 15 18 www.utrecht.nl/gemeenteraad Verslag openbare vergadering commissie

Nadere informatie

Aan burgemeester en wethouders

Aan burgemeester en wethouders Aan burgemeester en wethouders Documentnummer 2016.0.032.999 Coördinerend Portefeuillehouder Zaaknummer 2016-06-00868 Anja Haga Cluster BR Vertrouwelijk Nee Ambtenaar Cees Vermeulen Datum in college 28-06-2016

Nadere informatie