Oefenstof clinic Ff bewegen

Transcriptie

1 Oefenstof clinic Ff bewegen

2 Inleiding De Kangoeroe Klup is een product dat uw vereniging kan aanbieden aan kinderen in de leeftijd van 3 tot en met 6 jaar. Als u aan de slag gaat met de Kangoeroe Klup kunnen de begeleiders van deze groep de clinic Ffbewegen volgen bij het KNKV. De clinic wordt aangeboden door het KNKV en ondersteunt de vereniging in het organiseren van Kangoeroe Klup activiteiten. Tijdens deze clinic worden begeleiders geschoold in het aanbieden van leuke, leerzame en verantwoorde spelvormen, met gebruikmaking van hoogwaardig materiaal. In dit rapport vindt u de oefenstof die wordt behandeld tijdens de clinic Ff bewegen. Deze oefeningen kunnen uitstekend gebruik worden tijdens Kangoeroe Klup trainingen. De activiteiten zijn ontwikkeld door Bewegen Samen Regelen. In 2011 is deze werkmaatschappij tot stand gekomen tussen Calo Windesheim en STIPP. Deze werkmaatschappij is hét plein voor beweeg-, sport- en spelactiviteiten. Zo is ook de methode Bewegen in het Basisonderwijs ontwikkeld.

3 Boelen naar een doel Klaarzetten Met 4 rekstokken en 1 bank op de zijkant maken we 3 boel(kegel)banen. Per boelbaan heb je nodig: Een speelveld van 5 bij 2 meter 1 afstandstreepje op 3 meter van de blokken 1 foambal met huid 5 blokken 6 kinderen 2 kinderen per boelbaan (1 boeler en 1 wachter) Opdracht Probeer vanaf het afstandstreepje de blokken om te rollen met de foambal.

4 Boeler: Je mag 3 keer achter elkaar rollen. Wachter: De bal naar de boeler terugrollen, als deze gerold heeft. De blokken opzetten als de boeler 3 keer gerold heeft. Extra: wanneer het een kind gelukt is in 3 keer alle blokjes om te rollen, dan mag je het afstandstreepje een voetlengte verder naar achteren leggen. Einde spel Het spel eindigt wanneer de boeler 3 keer heeft gerold. Tips Loopt t Lukt t Leert t Later Wat zie je? De blokken worden tegen de muur aangezet en kunnen niet omgerold worden. De boeler gooit de bal i.p.v. rollen. Het lukt een kind niet of nauwelijks om de blokken om te rollen. Het lukt een kind steeds heel makkelijk om alle blokken om te rollen. Wat doe je? De blokken niet tegen de muur aanzetten. De bal mag alleen gerold worden. Manier van rollen (onderhands met 2 handen rollen). Het afstandstreepje dichterbij leggen. Meer blokken als doel. Het afstandstreepje steeds een voet verder weg leggen (zie ook extra bij regels). Blokjes verder uit elkaar zetten. Voetballen in plaats van rollen.

5 Boelen naar hoepels Klaarzetten Met 4 rekstokken en 1 bank op de zijkant maken we 3 boel(kegel)banen. Per boelbaan heb je nodig: Een speelveld van 6 bij 2 meter 1 hoepel 1 afstandstreepje op 4 meter van de blokken 6 tennisballen (3 met stip en 3 zonder) 6 kinderen 2 kinderen per boelbaan Opdracht Probeer vanaf het afstandstreepje de tennisballen in de hoepel te rollen. Boelers: Elke boeler heeft 3 tennisballen Rol om de beurt een tennisbal Als alle ballen gerold zijn, haal je de ballen die niet in de hoepel liggen op. Met deze ballen speel je dan verder.

6 Einde spel Als één van de twee boelers zijn 3 ballen in de hoepel heeft gerold is het spel afgelopen. Deze speler heeft een punt. Alle ballen worden opgehaald en het spel kan weer opnieuw beginnen. Wie het eerst 3 punten heeft, heeft gewonnen. Tips Wat zie je? Wat doe je? Loopt t 5 of 7 kinderen per groep. Een drietal maken. De boelers halen steeds alle ballen op. Alleen de ballen ophalen die niet in de hoepel liggen. Lukt t Het lukt een kind niet of nauwelijks om de bal in de hoepel te rollen. Manier van rollen. De bal zoveel vaart meegeven dat deze wel over de eerste rand van de hoepel gaat, maar niet over de tweede. Hoepel tegen de muur aanleggen. Het afstandstreepje dichterbij Leert t Later Het lukt een kind heel makkelijk om de ballen in de hoepel te rollen. leggen. Het afstandstreepje verder weg leggen. De hoepel verder van de muur afleggen. Nieuwe partijen maken. Probeer de tennisballen van de tegenspelers uit de hoepel te kaatsen. I.p.v. een hoepel een getekende cirkel op de grond als mikdoel.

7 Krantenmikspel Klaarzetten 2 hoogspringpalen 1 toversnoer op 1,60 meter hoogte 6 dubbele krantenpagina s als mikdoel 7 wasknijpers Reservekranten 18 pittenzakjes in een verzamelbak 3 afstandstreepjes op 3 meter van de kranten 1 bank als afbakening 6 kinderen 3 krantenmikkers en 3 wachters (3 tweetallen) Opdracht Probeer de pittenzak vanaf het afstandstreepje tegen de kranten te gooien.

8 Krantenmikkers: Je mag maar 1 pittenzakje tegelijk gooien. Je gaat de pittenzakjes halen, als alle pittenzakjes gegooid zijn. Wachters: Je mag iedere keer 2 pittenzakjes uit de verzamelbak pakken en aan de krantenmikker geven. Einde spel Als alle zakjes gegooid zijn en de krantenmikkers de zakjes weer verzameld hebben is het spel over. Tips Wat zie je? Wat doe je? Loopt t De wachters pakken meer dan 2 zakjes tegelijk. Je mag maar 2 zakjes tegelijk pakken en geven. De kinderen gooien meer dan 1 zakje tegelijk. Je mag maar 1 zakje tegelijk gooien. De kinderen gooien niet vanaf het afstandstreepje. Een bank voor de afstandstreepjes zetten, waar ze achter moeten blijven. Kinderen halen de pittenzakken op als anderen nog gooien. Wachten met ophalen tot alle pittenzakjes gegooid zijn. Kranten gaan te snel stuk. Vuilniszakken i.p.v. kranten als mikdoel gebruiken. Lukt t Een kind raakt bijna nooit de kranten. Manier van gooien (voorbeeld geven van een bovenhandse strekworp. Afstandstreepje dichterbij leggen (2,5 meter). Mikdoel groter maken. Leert t Een kind gooit vaak raak. Afstandstreepje verder weg leggen (3,5 meter) Later Kranten op verschillende hoogtes hangen. Kleiner mikdoel maken, door bijvoorbeeld de kranten op te vouwen.

9 Stoepranden Klaarzetten Veld van 6 bij 4 meter. 3 kastdelen 3 butterflyballen 6 afstandstreepjes 2 afstandstreepjes per kastdeel op 1 meter van het kastdeel 6 kinderen 2 kinderen per kastdeel 2 kinderen 1 stoeprander en 1 wachter Opdracht Probeer de bal vanaf het afstandstreepje tegen de voorste rand van het kastdeel te gooien, zodat de bal terugkomt. Stoeprander: Elk kind heeft een eigen afstandstreepje. Per tweetal heb je 1 bal. Je mag 5 keer gooien. Elke bal die je tegen de rand hebt gegooid en goed is teruggekomen is een punt. Heeft de bal de voorste rand niet geraakt of de bal komt niet terug, dan moet je opnieuw tellen. Als je 3 punten hebt, dan mag je het afstandstreepje verder van het kastdeel neerleggen.

10 Wachter: Je wacht ruim achter de stoeprander. Extra: Een blokkentoren bouwen. Iedere keer als je 3 punten hebt, mag je 1 blokje in een hoepel neerzetten. Tips Wat zie je? Wat doe je? Loopt t Te lang wachten. 3 keer gooien i.p.v. 5 keer. De wachter staat te dicht op de stoeprander. Maak een wachtplek voor de wachters. De kinderen hebben last van elkaars ballen. Kastdelen verder uit elkaar zetten. Kinderen van andere activiteiten hebben last van de ballen. De wachters houden de ballen tegen. Lukt t Leert t Later Een kind raakt de voorste rand van het kastdeel niet. De bal raakt de kast wel, maar komt niet terug. Een kind gooit vaak raak tegen de voorste rand van het kastdeel. Een kind vindt het saai. Voordoen hoe het kind moet gooien. Gooi de bal vanaf de borst, met een klein boogje, richting de kast. Dichterbij de kast gaan staan. Probeer de bal in een wat strakkere lijn tegen de kast te gooien. Na 3 punten achter elkaar het afstandstreepje verder van het kastdeel leggen. Een blokkentoeren bouwen. Iedere keer als je 3 punten hebt, mag je 1 blokje in een hoepel neerzetten. Probeer de bal direct te vangen.

11 Blokjesroof Klaarzetten Met 1 bank maken we een afgebakend tikgebied van 6 bij 6 meter 1 dunne mat 3 tapijttegels (op 2 meter van de mat) in een cirkel om de mat 12 pittenzakjes op de mat 3 blokjes 1 lintje 6 kinderen 1 tikker, 3 lopers en 2 tellers Opdracht Lopers: Probeer vanaf je tapijttegel (huisje) ongetikt een pittenzakje weg te roven van de mat en terug te brengen naar je tapijttegel. Tikker: Probeer de lopers die niet op hun tapijttegel staan te tikken.

12 Lopers: Op de tapijttegel ben je vrij. Je mag niet op de mat komen. Je mag maar 1 pittenzakje tegelijk roven. Pittenzak geroofd: leg hem op de tapijttegel. Getikt: eerst terug naar je tapijttegel, voordat je opnieuw een zakje mag roven. Getikt met pittenzak: je legt de pittenzak naast de tapijttegel. Tikkers: je mag niet op de mat komen. Tellers: Je legt een blokje om als de tikker een loper heeft getikt. Einde spel Het spel is afgelopen als alle pittenzakjes geroofd zijn of alle blokjes omliggen. De tikker kiest een nieuwe tikker en er komen nieuwe wachters en het spel begint opnieuw. Tips Loopt t Lukt t Wat zie je? De tikker probeert alleen de lopers met een pittenzakje in de hand te tikken. De tellers vergeten een blokje om te leggen. Het lukt een loper niet om een pittenzakje te roven (loper wordt altijd getikt). Wat doe je? Je moet proberen alle lopers, die niet op hun tapijttegel staan, te tikken. Regel herhalen. Naar de mat lopen als de tikker niet goed oplet. Je mag altijd weer terug naar je tapijttegel. De tapijttegel van deze loper dichterbij de mat leggen. De mat wordt een vrijplaats voor deze loper. Leert t De lopers worden weinig getikt. De tikker moet proberen op alle lopers te letten. Tapijttegels verder van de mat leggen. Tapijttegels in een halve cirkel leggen. Later 1 tikker, 4 lopers en 1 wachter.

13 Overloopspel Klaarzetten Veld van 5 bij 8 meter. 2 tapijttegels op 3 meter van de muur Begin- en eindlijn 2 foamballen met huid 16 pittenzakken 2 verzamelbakken 6 blokjes 1 bank als afbakening 6 kinderen 2 jagers en 4 lopers Opdracht Lopers: Probeer een pittenzak over te brengen door het jaaggebied, zonder afgegooid te worden. Jagers: Probeer elk met een eigen bal vanaf de eigen tapijttegel de overstekende lopers af te gooien.

14 Lopers: Heb je een pittenzakje overgebracht zonder afgegooid te worden, dan leg je hem in de verzamelbak. Afgegooid: leg de pittenzak op het blokje wat je omlegt. Aan de overkant: loop achter de jagers om terug, pak een nieuw zakje en probeer het opnieuw. Jagers: Op elke tapijttegel staat 1 jager en elke jager heeft een eigen bal. Gegooid: haal je bal op, ga terug naar je tegel en probeer opnieuw lopers af te gooien. Einde spel Het spel is over als alle zakjes zijn overgebracht of alle blokjes omliggen. Er worden 2 nieuwe jagers aangewezen en het spel begint opnieuw. Tips Loopt t Lukt t Leert t Later Wat zie je? Een kind neemt meerdere pittenzakjes tegelijk mee. Een kind loopt door het jaaggebied weer terug. Een loper schopt de bal van de jager weg. Een kind weet niet wanneer het wel of niet afgegooid is. Het lukt de jagers nauwelijks om de lopers af te gooien. De jagers winnen nooit. De lopers worden vaak afgegooid. Wat doe je? Je mag maar 1 pittenzak tegelijk meenemen. Zeg dat ze achter de jagers om terug moeten lopen. De lopers mogen niet aan de ballen komen. Je bent alleen af als de bal jou direct raakt. Pas gooien als de kinderen over de beginlijn zijn. De tapijttegels dichter bij de muur leggen (2,5 meter). 4 blokjes i.p.v. 6 blokjes. Je mag altijd weer terug achter de beginlijn. De tapijttegel verder van de muur leggen. De lopers winnen nooit. 12 pittenzakjes i.p.v. 16 pittenzakjes samen overbrengen. Tikveld dieper maken.

15 Ballon hooghouden Klaarzetten Met pilonnen maken we een afgebakend speelveld van 6 bij 5 meter. 6 badmintonrackets met korte steel 6 ballonnen (+2 reserve ballonnen) 1 verzamelbak 6 kinderen 6 ballonhooghouders Opdracht Probeer de ballon in de lucht te houden door er met je racket tegenaan te tikken. Ballonhooghouder: Elk kind heeft een eigen racket en ballon. Pas op dat je met je racket niet een ander kind raakt. Als je ballon uit het speelveld gaat dan pak je hem weer, ga je terug naar het speelveld en begin je opnieuw. Extra: Tel hoe vaak het lukt, zonder dat de ballon op de grond komt. Wat is jouw record?

16 Tips Loopt t Lukt t Leert t Later Wat zie je? Kinderen botsen veel tegen elkaar. Geen rackets. Geen ballonnen. Het lukt een kind niet om de ballon met het racket in de lucht te houden. Een kind kan de ballon 15 keer goed met het racket in de lucht houden, zonder dat deze op de grond komt. Wat doe je? Speelveld in vakken verdelen, ieder kind zijn eigen vak. Met je handen de ballon in de lucht houden. Met een beachballplankje een pittenzak omhoog gooien en weer met je racket opvangen. Racket met 2 handen vasthouden en de ballon kleine stukjes omhoog spelen. Ballon met de handen in de lucht houden. Probeer de ballon hoger in de lucht te houden. Op een vaste plaats staan (bijvoorbeeld een matje of hoepel) en dan de ballon in de lucht houden zonder van die plaats af te komen. Als de ballon in de lucht is trucjes doen voordat je met je racket er weer tegenaan moet slaan. Bijv. racket omdraaien, rondje draaien, op de grond gaan zitten, etc. Samen de ballon hooghouden. Om de beurt met het racket tegen de ballon slaan.

17 Kaatsenbal Klaarzetten Vrije muur van 6 meter breed. 6 afstandstreepjes op 1,5 meter van de muur 2 pilonnen om deze afstand aan te geven 3 tennisballen 3 pilonnen als wachtplaats 6 kinderen 3 kaatsenballers en 3 wachters (3 tweetallen) Opdracht Gooi de bal vanaf het afstandstreepje zo tegen de muur, dat je de bal na een stuit op de grond weer kunt vangen. Kaatsenballers: Elk kind heeft een eigen afstandstreepje en je hebt per tweetal 1 tennisbal. Je mag 5 keer gooien. Elke goed gevangen bal is een punt. Als je 5 punten achter elkaar hebt, dan mag je het afstandstreepje verder van de muur neerleggen. Heb je de bal niet goed gevangen of heeft de bal meer dan 1 keer gestuit op de grond, dan moet je opnieuw gaan tellen.

18 Wachters: Wachten bij de pilon. Functiewissel: Als de kaatsenballer 5 keer gegooid heeft. Tips Loopt t Lukt t Leert t Later Wat zie je? De kinderen vergeten opnieuw te tellen als ze een bal niet goed gevangen hebben. Te vaak een bal uit het veld. Het lukt een kind niet om de bal na stuit weer te vangen. Een kind gooit de bal zo tegen de muur, dat hij op 3 meter vanaf de muur de bal nog na een stuit kan vangen. Wat doe je? Regel nog een keer herhalen. Wachter wordt teller. De wachters houden de ballen tegen die het veld uitrollen. De bal onderhands met voldoende vaart en op een goede hoogte tegen de muur gooien, zodat deze na de stuit op borsthoogte terugkomt (vlak op de muur aangeven waarin gegooid moet worden). Met een grotere bal gooien i.p.v. met een tennisbal. Met een bovenhandse strekworp gooien. De bal direct vangen, zonder dat deze eerst op de grond komt (weer bij 1,5 meter beginnen). Andere manieren van gooien.

19 Lummelen Klaarzetten met 1 bank en pilonnen maken we een speelveld van 5 bij 8 meter. 4 dunne matten voor de passeerders 2 foamballen met huid 3 blokjes als telsysteem 1 lintje voor de lummel 6 kinderen 4 passeerders, 1 lummel en 1 teller Opdracht Passeerders: Probeer de bal zo naar elkaar over te rollen, dat de bal niet gepakt kan worden door de lummel. Lummel: Probeer de overrollende ballen te pakken. Passeerders: Je mag niet van je mat af. De kinderen tegenover elkaar rollen samen over en hebben samen een bal. Lummel: Heb je een bal afgepakt, dan geef je deze weer terug.

20 Teller: Als de lummel een bal heeft gepakt, dan leg je een blokje om. Einde spel Wanneer er 3 blokjes omliggen is het spel voorbij. De lummel wijst een nieuwe lummel aan voor het volgende spel. Tips Wat zie je? Wat doe je? Loopt t Niet genoeg dunne matten. Tapijttegels gebruiken of vakken met schilderstape maken. 5 kinderen i.p.v. 6 kinderen. 4 passeerders en 1 lummel. De lummel legt nu zelf een blokje om, als hij een bal heeft gepakt. De passeerders gaan vaak van hun mat. De passeerders mogen niet van hun mat af. De passeerders gooien de bal naar elkaar over. Herhaal de regel dat ze alleen over mogen rollen. Lukt t De lummel blijft steeds bij de passeerder staan, terwijl de andere passeerders over rollen. Wijs de lummel op de andere bal die voorbij rolt. Het lukt de lummel niet om de over rollende ballen tegen te houden. De lummel pakt bijna iedere bal die over gerold wordt. Het veld dieper maken. Het veld smaller maken. De passeerders moeten alleen rollen, als ze denken dat de lummel de bal niet kan pakken. Het veld breder maken. Het veld minder diep maken. Leert t De lummel pakt vaak de bal. I.p.v. matten worden er 2 vakken van 2 bij 5 meter gemaakt, waarbinnen de passeerders kunnen verplaatsen. Later 1 bal i.p.v. 2 ballen.

21 Mikken Klaarzetten Met 1 bank maken we een afgebakend veld van 6 bij 8 meter. Halve cirkel met een doorsnede van 5 meter (d.m.v. afstandstreepjes) 1 kast zonder kastkop 1 foambal met huid en 1 reservefoambal 2 pilonnen en 3 blokjes 6 kinderen Opdracht Probeer de bal in de kast te gooien. Aanvallers: Je moet buiten de cirkel blijven. Je mag niet lopen met de bal. Je mag de bal overspelen naar de andere aanvallers. Tellers: Raak gegooid, leg dan een pilon om en pak de reservebal om verder te spelen

22 Einde spel Als er 3 blokjes of 2 pilonnen omliggen, is het spel voorbij. De docent wijst nieuwe gooiers aan en het spel begint opnieuw. Tips Wat zie je? Wat doe je? Loopt t 5 kinderen per veld. 4 gooiers, 1 teller. De tellers vergeten een blokje nog een keer uitleggen. of pilon om te leggen. Lukt t Er wordt weinig gescoord. Cirkel kleiner maken. Doel groter maken. Leert t Er zijn steeds heel snel 2 pilonnen om. Einde spel bij 3 pilonnen om i.p.v. bij 2. Er zijn steeds heel snel 3 blokjes om. Einde spel bij 5 blokjes om i.p.v. bij 3. Later De kast in het midden van een hele cirkel zetten.

23 Mikken op hoog doel Klaarzetten 2 korven op 1,60 meter hoog 1 basket op de laagste stand 15 markeerschijven (mikplekken) 5 markeerschijven per doel De markeerschijven liggen tussen de 1 en 2,5 meter van het doel 10 ballen in een verzamelbak 10 kinderen 10 mikkers Opdracht Probeer de bal vanaf een mikplek in het doel te gooien. Mikker: Elke mikker heeft zijn eigen bal. Gooi 3 keer vanaf een mikplek. Na 3 keer gooien zoek je een nieuwe mikplek en begin je opnieuw. Extra: Tel hoe vaak je raak gooit.

24 Tips Wat zie je? Wat doe je? Loopt t Last van elkaars ballen. 4 doelen i.p.v wachters: na 6 keer gooien word je wachter. Lukt t Een kind gooit weinig raak. Gooi met een boogje. Onderhands gooien is voor jonge kinderen vaak makkelijker. Gooi vanaf een mikplek dicht bij het doel. Korf lager hangen. Wasmand zonder bodem ophangen, bijvoorbeeld aan een wandrek. Leert t Een kind gooit vaak raak. Tel hoe vaak je raak gooit (zie extra bij regels). Gooi vanaf een mikplek, die wat verder van het doel ligt. Extra mikplek verder dan 2,5 meter van het doel. Later Het doel hoger hangen.

25 Bijlage A Wat kun je met 5- tot 6-jarigen doen binnen de vereniging? Wat doe je al? Hoe doe je het? Training doordeweeks Training op zaterdag Oefenwedstrijd onderling Oefenwedstrijd tegen andere vereniging Spelletjesmiddag Sinterklaas Overnachting Welpenspeldag Oliebollentraining (samen met ouders) Ouders inzetten bij training Toernooi Trimbaan Vaardigheidsproeven Kamp Sponsorloop Ploeg van de week Pagina in clubblad (website) Spelregeluitleg voor ouders Thematraining (paaseieren, sinterklaas, sneeuw) Welpenshirt