LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen"

Silke Moens
5 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 LES 42. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLING: Groep 3/4 Touwzwaaien met bewegend touw: - De leerling kan in een zwaaiend touw springen. Hoogspringen: - De leerling kan met 1 voet afzetten en landen op zijn voeten. Keeperspel: - De leerling houdt ballen tegen die door verschillende leerlingen tegelijk gegooid worden. Groep 5/6 Zwaaiend touw - De leerling kan in een zwaaiend touw springen. Hoogspringen - De leerling kan met 1 voet afzetten en landen op zijn voeten. Keeperspel - De leerling houdt ballen tegen die door verschillende leerlingen tegelijk gegooid worden. Groep 7/8 Mikken met touwzwaaien. - De leerling kan in een zwaaiend touw springen en een zwaaibeweging over houden na de sprong. Hoogspringen - De leerling kan hoogspringen met de schotse sprong. Keeperspel - De leerling houdt ballen tegen die door verschillende leerlingen tegelijk gegooid worden.

2 LES 42. GROEP: 3 t/m 8 HET MATERIAAL: Inleiding: - 2 hoepels Vak 1: - Touwen - 6 pionnen - Lange mat Afsluiting: - 15 hoepels Vak 2: - 4 matjes - 5 foamballen - Bank Vak 3: - Dikke mat - Toverkoord - 2 korfbal palen. HET MATERIAAL: Inleiding: - 2 hoepels Vak 1: - Touwen - 6 pionnen - Lange mat Afsluiting: - 15 lintjes Vak 2: - 4 matjes - 5 foamballen - Bank Vak 3: - Dikke mat - Toverkoord - 2 korfbal palen. HET MATERIAAL: Inleiding: - 3 foamballen Vak 1: - Touwen - 6 pionnen - Lange mat Afsluiting: - 15 lintjes Vak 2: - 4 matjes - 5 foamballen - Bank Vak 3: - Dikke mat - Toverkoord - 2 korfbalpalen

3 LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Groep 3/4 ZWAAIEND TOUW KEEPERSPEL HOOGSPRINGEN Groep 5/8 ZWAAIEND TOUW KEEPERSPEL HOOGSPRINGEN

LES 42. GROEP: 3/4 INLEIDING. AFSLUITING. Inktvistikkertje - Er zijn twee inktvissen, 2 hoepels met aan iedere hoepel 2 leerlingen als tikkers. - Ben je getikt? Dan moet je naar de bank.

Verklapt niemand iets? Dan zijn ze ook niet vrij. - Meer of minder inktvissen. VAK 1. Springen in een zwaaiend touw. - Werk met een tweetal per touw. Zwaai om de beurt.

4 LES 42. GROEP: 3/4 INLEIDING. AFSLUITING. Inktvistikkertje - Er zijn twee inktvissen, 2 hoepels met aan iedere hoepel 2 leerlingen als tikkers. - Ben je getikt? Dan moet je naar de bank. - Zie je op de bank dat de tikkers de hoepel loslaten? Dan mag je weer meedoen. Moeilijkheidsgraad aanpassen door: - De leerlingen die af zijn zelf laten opletten of de hoepel los is. Verklapt niemand iets? Dan zijn ze ook niet vrij. - Meer of minder inktvissen. VAK 1. Springen in een zwaaiend touw. - Werk met een tweetal per touw. Zwaai om de beurt. - De eerste leerling gaat met het touw in de hand bij de pion staan. De leerling laat het touw los, wacht tot het touw terug komt, loopt mee met het touw en springt in het zwaaiende touw en landt op de mat. - Makkelijker: touwzwaaien vanaf de bank en landen op de mat. Niet gooien, maar het touw rustig loslaten. Spring in het touw als het al op de terugweg is. VAK 2. Keeperspel - Maak tweetallen - Speel met 1 keeper en 1 leerling die gooit. - De leerling die gooit staat achter de bank. - Als je scoort dan ben je de keeper van dat matje en komt de keeper achter de bank staan. Zet de bank verder weg en dichterbij om het makkelijker en moeilijker te maken. Moeilijker: het maakt niet uit op welk matje je scoort. VAK 3. Hoogspringen - Spring over het koord heen met behulp van de springplank. - Zet af met 1 been en land op je voeten. - Als het goed gaat dan kan het touw hoger. Hang het koord schuin. Zo heb je een hoog en een laag touw. AFSLUITING. STOELENDANS - De leerlingen lopen rond een vierkant van pionnen. - In het midden liggen de hoepels. - Op het teken van de leerkracht zoeken de leerlingen allemaal een hoepel. - De leerling die geen hoepel heeft valt af. - Haal telkens een aantal hoepels weg. Als er te weinig hoepels zijn, laat dan 2 leerlingen in een hoepel.

5 LES 42. GROEP: 5/6 INLEIDING. AFSLUITING. Inktvistikkertje - Er zijn twee inktvissen, 2 hoepels met aan iedere hoepel 2 leerlingen als tikkers. - Als je getikt bent houd je de hoepel vast. - Ben je getikt dan moet je naar de bank. - Zie je op de bank dat de tikkers de hoepel los laten? Dan mag je weer meedoen. Moeilijkheidsgraad aanpassen door: - De leerlingen die af zijn zelf laten opletten of de hoepel los is. Verklapt niemand iets? Dan zijn ze ook niet vrij. - Meer of minder inktvissen. VAK 1. Springen in een zwaaiend touw. - Werk met een tweetal per touw. Zwaai om de beurt. - De eerste leerling houdt het touw vast bij de punt en loopt richting de pion. - De leerling laat het touw los, rent om de pion, springt in het zwaaiende touw en landt op de mat. - Zet de pion steeds verder weg. - Daarna is de andere aan de beurt. Niet gooien, maar het touw rustig loslaten. Spring in het touw als het al op de terugweg is. VAK 2. Keeperspel - Speel met 4 matjes en 4 keepers ervoor. - De andere leerlingen staan achter de bank en proberen de scoren op 1 van de matjes. - Als je scoort dan ben je de keeper van dat matje en komt de keeper achter de bank staan. Zet de bank verder weg en dichterbij om het makkelijker en moeilijker te maken. Speel met 2 teams; de keepers en de gooiers. Wisselen na 5 doelpunten. VAK 3. Hoogspringen - Spring met de schotse sprong over het toverkoord. Techniek Schotse sprong: Bij deze techniek is de aanloop diagonaal op het touw gericht. Afzetten met het been dat het verste van de mat af is. Het lichaam is haaks op van de mat en het touw. Eerst moet de techniek goed zijn, voordat er hoger gesprongen kan worden. AFSLUITING. STOELENDANS - Dit spel werkt bijna hetzelfde als de echte stoelendans. - Maak tweetallen. De nummers 1 maken een kring en gaan met hun benen wijd staan. - De nummers 2 lopen om de kring heen en beginnen bij hun eigen maatje. - In het midden liggen lintjes, 1 minder dan het aantal tweetallen. - Op het teken van de leerkracht rennen de nummers 2 zo snel mogelijk een rondje rond de kring (met de klok mee), kruipen door de benen van hun maatje en pakken een lintje. - De leerling die geen lintje heeft, dat tweetal valt af.

- Verder gelden de regels van iemand is hem, niemand is hem; o Niet lopen met de bal o Bij een vangbal is degene die gegooid heeft af Tip: Als het te lang duurt op de bank, speel dan 3 is te veel.

6 LES 42. GROEP: 7/8 INLEIDING. Iemand is hem niemand is hem in drietallen. - Er wordt gespeeld in drietallen. Deze drie spelers mogen samenwerken. - Het is de bedoeling om alle andere spelers af te gooien. - Als je af bent dan ga je op de bank zitten. Je mag weer meedoen als de andere speler van jouw drietal iemand heeft afgegooid. - Verder gelden de regels van iemand is hem, niemand is hem; o Niet lopen met de bal o Bij een vangbal is degene die gegooid heeft af Tip: Als het te lang duurt op de bank, speel dan 3 is te veel. VAK 1. Springen in een zwaaiend touw. - Werk met een tweetal per touw. Zwaai om de beurt. - De eerste leerling houdt het touw vast bij de punt en loopt richting de pion. - De leerling laat het touw los, rent om de pion, springt in het zwaaiende touw en landt op de mat. - Zet de pion steeds verder weg. - Daarna is de andere aan de beurt. Niet gooien, maar het touw rustig loslaten. Spring in het touw als het al op de terugweg is. VAK 2. Keeperspel - Speel met 4 matjes en 4 keepers ervoor. - De andere leerlingen staan achter de bank en proberen de scoren op 1 van de matjes. - Als je scoort dan ben je de keeper van dat matje en komt de keeper achter de bank staan. Zet de bank verder weg en dichterbij om het makkelijker en moeilijker te maken. Speel met 2 teams; de keepers en de gooiers. Wisselen na 5 doelpunten. VAK 3. Hoogspringen - Spring met de schotse sprong over het toverkoord. Techniek Schotse sprong: Bij deze techniek is de aanloop diagonaal op het touw gericht. Afzetten met het been dat het verste van de mat af is. Het lichaam is haaks op de mat en het touw. Eerst moet de techniek goed zijn, voordat er hoger gesprongen kan worden. AFSLUITING. STOELENDANS - Dit spel werkt bijna hetzelfde als de echte stoelendans. - Maak tweetallen. De nummers 1 maken een kring en gaan met hun benen wijd staan. - De nummers 2 lopen om de kring heen en beginnen bij hun eigen maatje. - In het midden liggen lintjes, 1 minder dan het aantal tweetallen. - Op het teken van de leerkracht rennen de nummers 2 zo snel mogelijk een rondje rond de kring (met de klok mee), kruipen door de benen van hun maatje en pakken een lintje. - De leerling die geen lintje heeft, dat tweetal valt af.

Vergelijkbare documenten

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen

LES 41. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, Springen, Doelspelen LES 41. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN Groep 3/4: Mikken met touwzwaaien. - De leerling kan al zwaaiend, met de voeten een pittenzakje in een hoepel leggen. Vies en lekkertje. - De loper rent als hij niet