LES 3. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL.

Transcriptie

1 LES 3. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: - De leerlingen kiest een afspeellijn die niet verdedigd wordt. - De leerling doet bij iemand is hem, niemand is hem, pogingen om de bal te pakken. - De leerling staat in de rol van verdediger tussen het doel en de aanvaller in. - In de rol van aanvaller doet de leerling een doelpoging bij een vrije scoringskans. - Leerlingen kennen de regels van korfbal en kunnen deze ook toepassen. - Als verdediger kiest de leerling een positie tussen de aanvaller en het doel en houdt hierbij ook rekening met de andere spelers. - Als aanvaller kiest de leerling ervoor om niet te doelen bij een kleine doelkans, maar over te spelen naar een medespeler. MATERIAAL: - 30 lintjes VAK 1: - Zachte bal - 1 zachte bal VAK 2: - 1 zachte bal - 30 lintjes; 10 rode, 10 gele, 10 groene VAK 1: - 2 korven - Basket - 6 ballen - zachte bal VAK 2: - 5 lintjes - korfbal VAK 3: - 10 hoepels - 5 ballen - 6 pionnen VAK 3: - bank - zachte bal - 2 lintjes KERN 1: - 2 korven (als er meer korven in de zaal aanwezig zijn kan je die gebruiken) - 3 korfballen - 12 lintjes - 2 korven - 2 ballen

2 LES 3. GROEP: 3 t/m 8 OPSTELLING VAN HET MATERIAAL: HOEPELBAL KORFBAL OP 1 KORF KORFBAL OP 1 KORF

3 LES 3. GROEP: 3/4 INLEIDING. Kat en muis. - Alle leerlingen maken een staart van een lintje. Dat doen ze achter in hun broek. - Er zijn 2 katten die proberen de staartjes te roven. - Als je je staart kwijt bent dan kom je een nieuwe halen. - Hoeveel staarten kunnen de tikkers roven? VAK 1. Iemand is hem, niemand is hem - Alle leerlingen mogen de bal pakken en moeten proberen de andere leerlingen af te gooien. - Je mag niet lopen met de bal. - Hoofd telt niet. - Als je wordt afgegooid ga je op de bank zitten. 2 is teveel. - Speel met meer/minder ballen. - Maak het vak kleiner/groter. VAK 2. Hoepel bal. Overspelen en niet lopen met de bal. VAK 3. Overgooien met punten. - Leerlingen werken in tweetallen. - 1 leerling staat achter de lijn, de andere leerling in de hoepel. - Begin allemaal met de hoepel ter hoogte van de eerste pion. - Gooi de bal 4 keer over. - Lukt dit zonder te laten vallen, schuif de hoepel dan 1 pion naar achteren. - Valt de bal of stapt de leerling bij het vangen buiten de hoepel, dan schuif je de hoepel weer naar voren. - Wissel van plaats wanneer de bal 3 keer gevallen is of wanneer de laatste pion bereikt is. Moeilijker: Vang de bal boven je hoofd als je in de hoepel staat. AFSLUITING. Kom maar dichterbij (dierentuin) - De leerkracht gooit de bal weg en noemt de naam van 1 leerling (oppasser). - Deze leerling haalt de bal en rent naar de hoepel, terwijl de andere leerlingen (dieren) wegrennen. - De leerling in de hoepel zegt dat de leerlingen een bepaald aantal stappen dichterbij moeten komen. Bijv. 10 kikkersprongen, 20 muizen stappen, 5 olifanten stappen. - Na elke opdracht gaan de leerlingen met de benen wijd staan. - De leerling in de hoepel mag dan kiezen om door de benen van een leerling te rollen. - Hij mag ook kiezen om de anderen dichterbij te laten komen met een volgende opdracht. - De oppasser wint als hij door de benen van een van de dieren kan gooien. - De dieren winnen als de oppasser mist of als 1 van de dieren in de hoepel komt.

4 LES 3. GROEP: 5/6 INLEIDING. Roof het lintje. - Maak 3 teams. Ieder team speelt met lintjes van dezelfde kleur. - Alle leerlingen maken een staart van een lintje. Dat doen ze achter in hun broek. - Probeer de lintjes van het andere team te roven. - Als je je staart kwijt bent dan roof je er weer één terug. - Welk team rooft de meeste lintjes? VAK 1. Shoot out - Maximaal 4 leerlingen maken een rijtje achter elkaar achter de basket/korf, de eerste 2 leerlingen hebben een bal. - De eerste leerling begint met schieten vanaf een bepaalde lijn. - Na het eerste schot mag meteen nummer 2 proberen te scoren. - Scoort degene die na jou aan de beurt is eerder dan jij, dan ben je af. - Als je af bent dan gaat er een punt af van de 10 waar je mee begonnen bent. - Als je scoort vang je de bal af en gooi je die meteen naar degene die achter de lijn staat te wachten. - Na het eerste schot vanachter de lijn mag je daarna lopen met de bal en schieten van welke plaats je zelf wilt. VAK 2. Hoepel bal. Overspelen en niet lopen met de bal VAK 3. Trefbal - Twee teams spelen tegen elkaar. - Het is de bedoeling om de spelers van het andere team af te gooien. - Als je wordt afgegooid ga je op de bank zitten. Hier geldt 2 is te veel (het maakt niet uit van welk team er leerlingen op de bank zitten). - Bij een vangbal is de gooier af, hoofd telt niet mee. - Als je er weer in komt ga je weer terug naar je eigen team. - Niet lopen met de bal, dus overgooien!! Tip: Wil je toch een winnaar aanwijzen, tel dan het aantal leerlingen dat afgegooid wordt van het andere team. AFSLUITING. Wie wordt de tikker? - Alle leerlingen kiezen een plekje in de zaal. - De leerkracht gooit een bal de zaal in en noemt daarbij de naam van een leerling. - Deze leerling haalt de bal en begint daarna te tikken met de bal. - Gooien mag ook. - Als je getikt bent ga je bij de leerkracht staan. - Als er 3 leerlingen getikt zijn dan begint het spel opnieuw. - De leerling die de tikker was mag dan de bal gooien en de naam van de tikker noemen.

5 LES 3. GROEP: 7/8 INLEIDING. De beste tikkers - Er worden 2 tikkers aangewezen, zij krijgen 1,5 minuut om zoveel mogelijk leerlingen te tikken. - Als je getikt wordt dan geef je dat door aan de docent, die de getikte leerlingen bijhoudt. Je mag wel gewoon mee blijven doen. - Na de 1,5 minuut worden er nieuwe tikkers aangewezen. KERN. Korfbaltoernooi - Op ieder veld wordt er 4 tegen 4 gespeeld. De leerlingen op de bank houden de score bij. - Iedere wedstrijd duurt 4 minuten. - Iedere 2 minuten fluit de leerkracht. Dit is het teken voor de leerlingen op de bank om te wisselen. - Na 4 minuten wordt er gewisseld en eventueel de score doorgegeven. - Winnen is 3 punten, gelijk is 2 punten, verliezen is 1 punt. Ronde 1 Ronde 2 Ronde 3 Ronde 4 Ronde op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld op veld 3 VELD 1 EN VELD 3 KORFBAL Met recht van aanval - Er wordt gespeeld op 1 veld met 1 korf. - Er wordt gespeeld met 2 teams van maximaal 4 leerlingen per team. - Als je het team de bal onderschept, dan moet er eerst recht van aanval gehaald worden buiten de stippellijnen voordat er een doelpoging gedaan mag worden. - De wisselspelers staan op de bank, ze roepen een naam van diegene die eruit moet, en nemen dan die functie over. - Laat leerlingen afspreken wie er na wie uitgaat, wie moet wie roepen. Zo gaat iedereen er even vaak uit. VELD 2 - Hoepelbal Overspelen en niet lopen met de bal - Je mag pas scoren op de helft van de tegenstander. - Als er te snel gescoord wordt, eerst 10 x overspelen. AFSLUITING. Shoot out - 4 leerlingen maken een rijtje achter elkaar achter de basket/korf. - De eerste leerling begint met schieten vanaf een bepaalde lijn. - Na het eerste schot mag meteen nummer 2 proberen te scoren. - Scoort degene die na jou aan de beurt is eerder dan jij, dan ben je af. - Als je scoort vang je de bal af en gooi je die meteen naar degene die achter de lijn staat te wachten. - Na het eerste schot vanachter de lijn mag je daarna schieten van welke plaats je zelf wilt.