Volleybal hooghouden en volleybalmiksituaties

Transcriptie

1 Spel Activiteit 1 Volleybal hooghouden en volleybalmiksituaties Arrangement hooghouden 1/3 zaal 10 leerlingen (1/3 klas) 2 kasten met daarop 3 banken, ongeveer 1 meter van de muur op de banken 2 turnmatjes lijn op de muur (ongeveer 1,5 meter boven het vlak) 3 zacht opgepompte volleyballen Speel de bal bovenhands zo tegen de muur (boven de lijn) dat-ie op het vlak stuitert en je door kunt spelen. Hoe vaak lukt het? Er kunnen 3 leerlingen tegelijkertijd bij het vlak: de andere leerlingen beginnen bij de 2 miksituaties. edereen moet zorgen dat-ie bij alle 3 de situaties geweest is. - speel de bal met een boog (niet te hard) - kruip op tijd onder de bal, zodat je hem goed met 2 handen kunt spelen - het vlak iets verder van de muur (of dichterbij) - als het niet goed lukt: een andere bal of een kaatsplank gebruiken als het niet goed lukt: samen met een goeie speler (of met de docent) spelen als het goed lukt: 2-tallen: je speelt de bal om de beurt tegen de muur Miksituaties: zie BAVO-boek blz. 260 en 261; Zelfopgegooide bal mikken in open kast en op pilonnen die op een kast staan. M.b.v. afstandstreepjes (3x raak is streep naar achteren). - Leerlingen moeten er voor zorgen dat iedereen binnen een bepaalde tijd bij alle 3 de situaties geweest is. Dit vraagt om een mate van zelfstandig werkenlleren. Sommige lln. vinden dit lastig en blijven bij dezelfde situatie enlof laten anderen er niet bij. Som.s helpt het door een totaal score te vragen: hoeveel punten heb je bij de 3 situaties in totaal? - n het VO krijg je volleybal! Vol enthousiasme beginnen de leerlingen met iets nieuws. De ervaring van een eerste les is van groot belang (zie ook redactioneel). De hanteringswijze bij volleybal is ingewikkeld. Het blijkt echter dat het bijna alle leerlingen lukt om deze situaties te doen. Voor zowel de mindere als de betere leerling zijn het boeiende situaties. 't Web, nummer 4,

2 Spel Activiteit 2 8eachbal individueel jongleren Arrangement blinde muur (breedte zaal) 10 leerlingen (1/3 klas); 5 spelers, 5 wachters. - 5 veldjes d.m.v. pilonnen afgezet (breedte zaal in vijven, diepte veld ongeveer 4 meter) - lijn op de muur op ooghoogte van de gemiddelde leerling wachtbank op ongeveer 2 meter achter de veldjes - 5 beachbalplankjes - 5 beachbalballetjes Sla de bal boven de lijn tegen de muur en probeer hem vervolgens door te spelen. Hij moet in het veld stuiteren (niet achter de lijn). Als het je in totaal 15x gelukt is pak je een lintje en wissel je met een wachter. De wachters tellen mee met een van de beachballers. sla de bal met een rustige boog tegen de muur (niet te vlak/hard) sla de bal zoveel mogelijk recht naar voren: dan kun je 'm het makkelijkst doorspelen als het niet lukt: veldje minder diep maken en lijn op de muur iets hoger als je 5 lintjes hebt mag je iemand opzoeken die ook 5 lintjes heeft en vervolgens met z' n tweeën spelen; Weer tot de 15x - als het goed lukt: stimuleren om zowel backhand als forehand te spelen - Leerlingen leren dat niet de beste per definitie het langst aan de beurt blijft, maar juist degene die iets meer tijd nodig heeft om iets onder de knie te krijgen. - Eenvoudig op te starten en op gang te houden: leerlingen blijven lang geboeid, zeker als er een puntentelling aan verbonden is. 13 't Web, nummer 4,2001

3 Spel Activiteit 3 Diagonaal tikspel (zie voor een beschrijving: BAVO-boek blz. 162) o x x Deze activiteit is zeer geschikt om met een halve klas (15 lln) op een halve zaal te spelen. 4 tikkers, 6 lopers, en 5 wachters. Er wordt doorgaans veel getikt, zodat de wachters niet lang aan de kant zitten. Het is een vrij vermoeiend spel, dus af en toe even aan de kant zitten is niet erg. Als je af bent ga je op de bank zitten en komt er een nieuwe loper in. Waarom geschikte startactiviteit? - De meeste leerlingen zijn nog niet bekend met het 'iemand aftikken met de bal'. Daarin is veel te leren (verwijzend naar het softbal). Wanneer loop je, wanneer gooi je de bal naar ene medespeler (als tikker)? Wanneer loop je voor de tikker weg, wanneer stap je over de lijn (als loper)? Binnen les kun je vaak al enorm veelleerresultaat zien. Het spel is eenvoudig op te starten en op gang te houden. Leerlingen krijgen een manier van doorwisselen aangereikt, die bij veel tikspelen gebruikt wordt. De tikkers tikken gedurende een aantal minuten of na een aantal tikacties. Leerlingen moeten zelf de tikkers uitzoeken. Vaak leidt dit tot de start van de beste 4 (of 4 vriendjes): aan het eind blijven dan 4 minderen over. Soms helpt het om de combinatie van 2 jongens en 2 meisjes verplicht te stellen, al zegt dat ook niet alles. Het is wel een mooie aanleiding om het even over te hebben aan het eind van de les: wanneer is zo'n soort spel leuk? Als je de kans loopt om getikt te worden en de kans hebt om iemand te tikken... 't Web, nummer 4,

4 Spel Cirkelbal 4-3 Activiteit 4 (zie BAVO-boek blz. 236) 3M -t-----r--- ' ,--- ( ) : Q: l---- L }" ZML Halve zaal, 10 leerlingen (1/3 klas). Fantastische activiteit, m.i. de eerste activiteit met doelbereiking die leerlingen kan boeien. Eindvakbal is natuurlijk ook een geschikte maar mijn ervaring is dat leerlingen dat na 1 les wel gezien hebben. Waarschijnlijk is een cirkel een echter doel dan een eindvak. Natuurlijk vanwege de leermogelijkheden binnen deze activiteit. Gebruik maken van beide cirkels, net zo lang rondspelen tot iemand bij de cirkel vrijkomt etc... De principes van kameleon en spelen met recht van aanval. Sommige leerlingen kennen dit al van de basisschool, anderen niet. Ook omdat er (voor het eerst) gelijkwaardige teams gemaakt moeten worden. Ook daarin wil je als docent dat de leerlingen dit zo snel mogelijk zelfstandig kunnen. Bij 10 leerlingen is het bijvoorbeeld mogelijk als docent de kameleon aan te wijzen en 3 gelijkwaardige aanvoerders. Bij elke aanvoerder mogen 2 spelers gaan staan. Team 1 en 2 spelen, team 3 zit op de bank. Tijdens het spel is een van de regels: staat 1 van de teams met meer dan 5 punten verschil voor dan moet je stoppen en iemand wisselen. De wachters regelen dit. Lukt het niet dan roep je de docent. De wachters krijgen een horloge (er is altijd wel iemand die 'm nog om heeft) en wisselen na een afgesproken hoeveelheid minuten. Dit wordt bij veel spelactiviteiten gebruikt. 15 't Web, nummer 4,2001

5 Spel Activiteit 5 Tikkend en daarna hockey/basketbal/voetbal dribbelend 2 op 1 overlooptikspel Arrangement - hele zaal in 4 velden, hele klas (30 leerlingen) - per veld: 1 tikker, 6 lopers - per veld een begin en eind aangeven met pionnen - lopers maken 2-tallen en verdelen zich over velden - afhankelijk van de activiteit: basketballen, hockeysticks en -ballen, voetballen etc. Probeer met z'n tweeën de overkant van het veld te halen zonder getikt te worden. Het gaat erom dat je het samen redt. Je gaat alle veldjes af; als je weer bij het begin bent wacht je. Hoe vaak is het gelukt? Nieuwe ronde nieuwe tikkers. - lopers: probeer maar een eind het veld in te lopen, komt de tikker naar je toe dan kun je terug naar de startlijn, komt de tikker niet dan loop je door - lopers: probeer de andere loper in de gaten te houden, 10k de tikker evt. naar je toe, als-ie alleen maar op je maatje let - tikkers: probeer beide lopers in de gaten te houden: bv. door een beetje naar 1 kant van het veld te gaan staan: komt de andere loper dan ren je er snel naar toe en tikt hem - specifieke leerhulp op de hanteringswijze - breedte van het veld aanpassen aan niveau van de tikker - samenstelling 2-tallen veranderen: een betere met een mindere (een 2-tal dat veel punten heeft met een 2-tal dat weinig punten heeft samenvoegen) - puntentelling (als er teveel wordt doodgeloerd door de tikker of de lopers teveel overcrossen zonder op de ander te letten): tikker krijgt 5 punten als-ie beide lopers tikt, 1 punt bij 1 loper. Lopers krijgen 1 punt als ze 1 van beide overlopen, 3 punten als ze het allebei redden (na 1 rondje navragen). Voorbeelden! - De structuur van deze activiteit is zeer herkenbaar en geschikt voor andersoortige hanteringswijzen. Als leerlingen begrijpen datje met z'n tweeën het spel kunt maken is de overgang naar een dribbelsituatie mogelijk (andere les). Binnen bijvoorbeeld basketballend, buiten hockeyend en voetballend (buiten iets breder veld). - Prima activiteit om klassikaal te doen: de docent ziet veel en kan goed helpen. 't Web, nummer 4,

6 Spel Activiteit 6 Voetbal/hockey/frisbee 3-1 naar 3-2 lummelen Arrangement buiten: veld van ongeveer 6 bij 6 meter - per veld 5 spelers - een voetbal (of frisbee of hockeyspullen) - hockey: liefst binnen halve zaal Er wordt begonnen met 3-1 spelen op balbezit. Je probeert met je team de bal lox rond te spelen. Lukt dit dan komt er van het andere team een verdediger bij (3-2). Opnieuw overspelen tot de 10. Lukt dit ook dan krijgen de anderen de bal en begint het opnieuw. Ook na 5 mislukte pogingen wordt er gewisseld (bal buiten het veld is ook een mislukte poging). Welk team is het gelukt lox over te spelen bij 3-2? balbezitter: wacht tot de lummel in jouw richting komt en speel de bal/frisbee dan op tijd af naar een medespeler medespeler van de balbezitter: zorg ervoor dat de balbezitter de bal altijd naar 2 kanten af kan spelen: op tijd mee schuiven naar een andere hoek van het vierkant onderschepper: loop richting balbezitter zodat hij de bal moet afspelen: doet-ie dit (te) laat probeer dan de bal af te pakken. Doet hij dit op tijd dan stel je je opnieuw op tussen balbezitter en een medespeler en verplaats je je richting balbezitter. Met 2 onderscheppers: maak een goeie verdeling en probeer allebei een afspeellijn af te sluiten. specifieke leerhulp op de hanteringswijze - veldgrootte aanpassen - bij voetbal en hockey: evt. een beschermd gebied aangeven (bijvoorbeeld als je de bal meeneemt tot buiten de pionnen mag-ie niet afgepakt worden) - samenstelling teams - De structuur van deze activiteit is zeer herkenbaar en geschikt voor andersoortige hanteringswijzen. Binnen bijvoorbeeld basketballend en hockeyend, buiten voetballend en frisbee. - Leerlingen (met name mindere) leren goed waar een afspeellijn ligt: met 3 aanvallers en 4 hoeken moet 1 speler altijd schuiven. Als daar goed op lesgegeven wordt krijgen leerlingen dit vaak redelijk goed door. - Buiten: prima activiteit om klassikaal te doen: docent ziet veel en kan goed helpen. - Ook hierbij kunnen leerlingen zelf de teams samenstellen: als het 1 team wel lukt en het andere team niet, dan moet er iets 't Web, nummer 4,2001