Uitwerking vrije lessen

Transcriptie

1 Uitwerking vrije lessen Slakobabal - Verdeel de klas in twee teams, 1 veldpartij en 1 slagpartij. - De slagpartij zit op de bank en de veldpartij verdeeld zich over het veld. - De eerste leerling van de slagpartij gaat staan en schiet of gooit de bal in het veld en start met een rondje rennen om de pionnen. Na 1 rondje tikt hij de volgende op de bank aan en die gaat 1 rondje om de pionnen rennen. Zo blijft het team om de beurt doorrennen tot de veldpartij klaar is. Ieder rondje is 1 punt. - De veldpartij pakt zo snel mogelijk de gegooide of geschoten bal en ze gaan allemaal in een hoepel rond de korfbalpaal staan. - De leerling die de bal gepakt heeft schiet als eerste op de korf, als hij mist schiet gaat de bal naar de leerling naast hem en die schiet. Dit gaat net zo lang door tot er één iemand scoort. - Dan rent de hele veldpartij naar de dikke mat en iedereen springt/klimt hierop. (De dikke mat staat op een verhoging zoals twee kasten o.i.d.) - Zodra de hele veldpartij op de mat zit mag een leerling proberen te scoren op de basket. Als dit lukt wordt er hard: stop! geroepen. Dan stopt de slagpartij met rennen. Als de bal mis is, dan moeten ze de bal pakken, zorgen dat iedereen op de mat zit en opnieuw een doelpoging nemen. - Let er bij de veldpartij op dat iedereen in een hoepel staat of op de mat zit voor er een doelpoging gemaakt wordt. - Wissel van functie na 5 leerlingen die de bal in het veld gespeeld hebben.

2 Allesbal - Dit spel wordt gespeeld in 2 teams, elk team heeft zijn eigen helft. - Voor elk matje staat een tweetal, de rest van de leerlingen zit op de bank. - Er is één zware bal in het spel, daar mag alleen mee gerold worden. - Er is 1 foambal waar alleen mee gegooid mag worden. - Er is 1 foambal waar alleen mee gevoetbald mag worden. - Komt één van de ballen tegen het kleine matje, dan is het tweetal af en sluit achteraan op de bank. De eerste van dat team gaat dan naar de lege mat. - Komt er een bal tegen de dikke mat, dan wisselen alle tweetallen van dat team. - Over de lange mat in het midden mag gelopen worden, zo kun je deels het andere vak in. - Eventueel kan dit spel met punten gespeeld worden, kleine mat is dan 2 punten en de dikke mat is 1 punt.

3 Paintball - De klas wordt verveeld in 2 teams, je blijft aan je eigen kant van de banken. - Je wint het spel als je de drie pionnen van het andere team van de kast gegooid hebt. - Speel met 4 of 6 trefballen. Wordt je rechtstreeks geraakt door een bal, dan ben je af. Dus ook als je bal vangt! (verf vangen bij paintball kan ook niet). - Als je af bent, ga je aan de kant op de bank zitten. - Springt er iemand van jouw team over de opgerolde lange mat in het midden, dan ben je weer vrij. Let op: tijdens het bevrijden kan je ook afgegooid worden. Na het springen over de mat gaat de leerling snel weer terug naar zijn eigen vak. - Af en weer vrij zijn gaat bij dit spel erg snel. Je bent vaak alweer vrij voordat je op de bank zit. - Wordt de bal tegen de korfbalpaal gegooid, is iedereen op de bank weer vrij. - Wordt de bal tegen het kleine matje gegooid dan mag de leerling die gooide, weer een pion op zijn eigen kast rechtop zetten. - De pionnen verdedigen is erg belangrijk bij dit spel, dit mag door bijvoorbeeld de bal tegen te houden met je handen. Je bent dan wel af, maar je hebt wel je pion gered. Vertel dit ook aan de leerlingen. Veel af zijn betekend dat je vaak je team gered hebt! - Samenwerken en taken verdelen is handig bij dit spel. Bespreek met je team wie de verdedigers zijn, wie de bevrijders zijn etc.

4 Capture the flag - Tijdens dit spel wordt er gewerkt in twee teams. - In beide hoepels liggen 4 lintjes, dit zijn de vlaggen. - Je wint met je team als je alle 8 de vlaggen in je eigen hoepel krijgt. Dit doe je door naar de andere hoepel te rennen, één lintje te pakken en zonder getikt te worden naar je eigen hoepel te brengen. - Binnen de pionnen van het andere team, bij de hoepel, kun je niet getikt worden. Verder kun je alleen getikt worden op de speelhelft van het andere team, ongeacht of je een lintje vast hebt. - Op je eigen speelhelft kun je dus niet getikt worden, maar wel kinderen van het andere team tikken! - Als je getikt wordt, dan moet je naar de gevangenis op de andere speelhelft (de matjes). Heb je een lintje vast, dan breng je die eerst terug naar de hoepel. - Je bent weer vrij als iemand van jou team naar de gevangenis komt zonder getikt te worden en jou een high five geeft. Je mag dan beide vrij terug lopen. (eventueel moeilijker maken: zonder vrij terug lopen) - De kasten zijn om achter te schuilen. Wil je het spel uitbreiden, zet dan op de kast iemand met een bal. Vanaf de kast mogen dan kinderen in het vak afgegooid worden. Andere kinderen moeten dan wel de bal terug gooien naar de leerling op de kast. De leerling op de kast mag niet van de kast af, maar kan ook niet af.

5 Levend kwartet - Verdeel de klas in 4 teams, elk team start bij z n eigen matje - Op elk matje liggen verschillende voorwerpen. Bijvoorbeeld op ieder matje een pittenzakje, een kegel, een blokje, een grote bal, een kleine bal en een ring. - De bedoeling van het spel is om een kwartet te halen, dus vier dezelfde voorwerpen. Zodra je een kwartet hebt roep je: kwartet!. De voorwerpen mogen dan aan de kant gelegd worden en doen niet meer mee. - Je kunt een kwartet verzamelen door naar een andere mat te rennen, daar één voorwerp te pakken en naar je eigen mat te brengen. - Als je handen leeg zijn mag je ook iemand tikken die een voorwerp in de handen heeft. Dit voorwerp wordt dan aan jou gegeven. Er mag niet gelijk terug getikt worden. - Iedereen mag iedereen tikken, mits je je handen leeg hebt. Je kan namelijk niet tikken terwijl je al iets vast hebt. - Je mag niet op je eigen matje staan. Je mag ook niet de spullen op je eigen matje vast houden. - Als de leerlingen het spel één rondje gespeeld hebben en het snappen, kun op zo n 2 meter afstand van de matjes pionnen neerzetten. Je bent dan vrij binnen de pionnen, je kunt dan dus alleen getikt worden buiten de pionnen en verdedigers mogen dan ook niet binnen de pionnen komen.

6 Boerensloot \ - Dit spel kan op veel verschillende manieren gespeeld worden, met meerdere extra regels. Als iets niet werkt voor je klas, pas het dan vooral aan naar je eigen klas. Ook kunnen de regels en extra taken één voor één toegepast worden. Dit hoeft niet allemaal in 1 keer. Basisspel: - Bij boerensloot zijn er twee boeren, dat zijn de tikkers. - Ben je getikt door de tikker, dan ben je af en zit je op de bank aan de zijkant. - De ruimte tussen de banken, onder de touwen, is de boerensloot. Als je daar invalt dan ben je ook af. Valt een tikker in de sloot dan is iedereen op de bank weer vrij. - Er is ook één hond in het spel, die hoort bij de boeren. De hond zit in het hondenhok (kleine matje). Vanaf dit matje mag de hond ook tikken. - Voor de start van het spel deelt de leerkracht een sleutel uit aan iemand. Wordt de leerling met de sleutel getikt, dan levert hij de sleutel in de bij leerkracht. De hond komt dan vrij en de leerkracht roept: de hond is vrij!. De hond mag dan door de zaal rennen en de boeren helpen met tikken. Extra regels: - Om de pionnen in de hoeken van het veld liggen lintjes. Kan een leerling 1 lintje diagonaal van de ene pion naar de andere pion brengen dan is iedereen op de bank weer vrij. Wordt hij getikt met het lintje dan legt hij het lintje eerst weer terug voor hij op de bank gaat zitten. - De twee kasten zijn de hooischuren, daar mogen de leerlingen op klimmen. De grote dikke mat is de eendenvijver, ook hier mogen de leerlingen op komen. Aan de kop van de zaal staat een vlaggenmast met een geel en een blauw lintje. De vlaggenhijser staat bij de vlaggenmast en hoort bij de tikkers. Hij mag kiezen wanneer hij een vlag ophangt of weghaalt. Zodra de vlag van de eendenvijver ophangt, zijn alle leerlingen vrij in de eendenvijver. Hangt de vlag van de hooischuur op dan is iedereen op de hooischuur vrij. Zodra de vlag naar beneden is, ben je daar niet meer vrij. - Als een leerling een lintje van één van de achterste pionnen naar de vlaggenmast kan brengen, zonder getikt te worden, dan moet de hond weer terug in zijn hok. Spreek af of de leerling ook over de sloot heen moet, om het moeilijk te maken. In sommige zalen kan de sloot ontweken worden. - De sleutel kan ongezien opnieuw aan een leerling gegeven worden door de leerkracht, zodat de hond opnieuw vrij kan komen. - Als je een zaal hebt waarbij de sloot niet ontweken kan worden dan kan je spelen met een leerling met het reddingsvest. Deze leerling heeft 2 rode lintjes om, beide om de andere schouders zodat ze gekruist zitten. Deze lintjes zijn het zwemvest, de leerling kan dus blijven drijven in de sloot. Hij kan door de sloot lopen, zonder af te gaan. Zo kan hij leerlingen de touwen aangeven en het zo makkelijker maken. Hij kan wel getikt worden als hij uit de sloot komt of als de tikker vanuit de touwen tikt.

7 Levend stratego met dieren - Dit spel wordt gespeeld in twee teams. - Elke leerling krijgt een kaartje met een dier erop, dit is zijn speelkaart. - De bedoeling is dat je zo veel mogelijk kaartjes veroverd van het andere team. - Wordt je getikt, dan laat je je kaartje zien aan de tikker. De leerling met het hoogste kaartje, krijgt het kaartje van de ander. - Als je je eigen kaartje kwijt bent, dan ga je gelijk een nieuwe halen in je eigen gebied. - Ook als je een kaartje wint, lever je hem in. - In het veld staan eventueel hindernissen om achter te schuilen.

8 Grote zeil - In de zaal ligt een groot zeil, de leerlingen verspreiden zich hier om heen en pakken het zeil met twee handen vast. - De leraar geeft aan wat er gebeurd met het zeil, denk aan: - Zachtjes golven maken - Harde golven maken - Het zeil helemaal omhoog gooien (maar wel vast blijven houden) en daarna weer helemaal omlaag - Het zeil helemaal omhoog gooien en hoog houden, zodat er op aangeven van de leerkracht iemand onder door kan rennen. - Het zeil helemaal omhoog gooien en er dan met z n alle onder gaan zitten (zoals de foto)