MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0079 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0122/M Verzoekende partij CVBA VLAAMSE MAATSCHAPPIJ VOOR WATERVOORZIENING vertegenwoordigd door advocaat Mario DEKETELAERE met woonplaatskeuze op het kantoor te 2000 Antwerpen, Meir 24 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaten Jürgen VANPRAET en Yannick PEETERS met woonplaatskeuze op het kantoor te 8210 Zedelgem, Spoorwegstraat 11 I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 20 juli 2016 de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 3 juni 2016, gekend onder nummer 13/AMMC/939-M. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 4290 euro (715 euro verhoogd met de opdeciemen).wegens schending van artikel 22 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (hierna: Milieuvergunningsdecreet), van artikel 43 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna: VLAREM I) en van de artikelen , , 2 en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: VLAREM II). De verzoekende partij legt tevens een exclusieve bestuurlijke geldboete op van 384 euro (64 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens schending van artikel , 1, tweede lid VLAREM II. Aan de verzoekende partij wordt verweten dat er geen melding gebeurde aan de toezichthoudende overheid voor het buiten gebruik stellen en de opvulling van 31 batterijputten aan de Diestsesteenweg 12 te Scherpenheuvel-Zichem, er geen goedgekeurd opvulschema voor handen was (schending van artikel , 2 en VLAREM II) en dat de toezichthouder geen twee dagen vooraf op de hoogte werd gesteld van de herboring van een productieput aan de Nihoulstraat (schending van artikel VLAREM II).

2 II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. De verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. De verwerende partij dient een laatste nota in, die verkeerdelijk ook het opschrift antwoordnota draagt. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 27 april Advocaat Mario DEKETELAERE voert het woord voor de verzoekende partij. Advocaat Yannick PEETERS voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. De verzoekende partij is een integraal waterbedrijf en exploiteert diverse grondwaterwinningen en waterproductiecentra. De inrichting is ingedeeld in klasse I. De aangevochten beslissing heeft betrekking op vaststellingen op twee locaties: Het waterproductiecentrum Vinkenberg te Scherpenheuvel-Zichem, Diestsesteenweg 120. Het in dit centrum opgepompte grondwater wordt ter plaatse behandeld en vervolgens verdeeld als drinkwater en is vergund door de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant op 5 juni Testelt Zavelbeemden in Scherpenheuvel-Zichem waar een grondwaterwinning is van een twintigtal boorputten, die nooit in gebruik genomen is en waarvoor geen milieuvergunning is verleend. In het kader van een aangekondigde inspectie in Vinkenberg op 24 september 2012 wordt vastgesteld dat de vereiste opvulling van 31 batterijputten die buiten gebruik werden gesteld, niet werd gemeld aan de toezichthoudende overheid en dat er geen goedgekeurd opvulschema voorhanden was. Op 19 september 2012 wordt anderzijds vastgesteld dat een aantal boorputten gelegen in Testelt Zavelbeemden niet vergund zijn. Deze putten zijn weliswaar nooit in exploitatie genomen. Een van deze putten wordt gebruikt als peilput voor de grondwaterwinning Vinkenberg. Na intern overleg wordt beslist om de putten te vullen. Op 11 juni 2013 wordt gestart met de herboring van een productieput, hetgeen pas wordt gemeld aan de verbalisant daags nadien. 2. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nummer LE64.H , afgesloten op 17 juni Dit proces-verbaal vermeldt o.m. het volgende:

3 Vaststellingen winning Vinkenberg, Diestsesteenweg Scherpenheuvel Zichem. Op 24 september 2012 voer ik met de heer Patrick Bergen, inspectiedeskundige een aangekondigde inspectie uit op do winning Vinkenberg. We controleren de sectorale voorwaarden van Vlarem en de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning. Voor De Watergroep - Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening zijn de heer Tom Diez, diensthoofd leefmilieu en mevrouw Martine De Rycke, milieucoördinator aanwezig, Wij stellen vast dat er geen ijkingsattesten kunnen worden voorgelegd van de debietmeters. Dit is in strijd met artikel van Vlarem II. In de milieuvergunning van.5 juni 2008 wordt in de bijzondere voorwaarden opgelegd dat de deelwinning bestaande uit 31 batterijputten dient buiten gebruik gesteld te worden van zodra de 3 nieuwe productieputten definitief in exploitatie worden gebracht (ten laatste binnen een termijn van 3 jaar na het verlenen van de vergt - inning), Deze putten dienen afgedicht te worden volgens de vigerende reglementering. Tijdens onze inspectie stellen wij vast dat de werken voor deze opvulling volop aan de gang zijn. Voor dergelijke opvullingen gelden volgende bepalingen: - artikel , van Vlarem II: melding van de opvulling aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bevoegd voor grondwater; - artikel 5.53,5,2. van Vlarem II: melding aan de toezichthoudende overheid minimaal 2 dagen voor de start van de werken; - de Code van Goede Praktijk zoals opgenomen in bijlage , van Vlarern II bepaalt dat het opvulschema van de boorput ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de afdeling van VMM bevoegd voor grondwater. Wij vragen om ons de meldingen en het goedgekeurde opvulschema voor te leggen, Dit blijkt niet mogelijk te zijn, Volgens de heer Tom Diez is de melding pet mail gebeurd aan VMM en aan de heer Jeroen November van het hoofdbestuur van de afdeling Milieu-inspectie. Op 27 september 2012 deelt de heer Tom Diez per mail mee dat de meldingen niet gebeurd zijn en dat er geen goedgekeurd opvulschema is. Dit is in strijd met artikel 5.53,5.1, en de Code van Goede Praktijk (bijlage ) van Vlarem II. De werken zullen volgens de heer Diez werden stilgelegd totdat De Watergroep beschikt over een goedgekeurd werkplan. Op 25 oktober 2012 manen wij De Watergroep aan om ons de ijkingsattesten te bezorgen van de debietmeters tegen uiterlijk 1 januari 2013 (zie bijlage 3). Op 24 december 2012 ontvangen wij een antwoord van De Watergroep (zie bijlage 4): er zijn geen ijkingsattesten en er zal geen ijking uitgevoerd worden van de elektromagnetische debietmeters. Volgens De Watergroep kunnen zij de nauwkeurige werking van de debietmeters garanderen door het gebruik van zogenaamde verificators. Dit zijn (geijkte) toestellen die de nauwkeurigheid van debietmeters in situ kunnen nagaan, Op 1 februari 2013 bieden wij De Watergroep de mogelijkheid om via attesten van verificators, waterbalansen en een leidingenplan aan te tonen dat de debietmeters van de winning Vinkenberg nauwkeurig meten (zie bijlage 5), Op 12 maart 2013 ontvangen wij het antwoord van De Watergroep (zie bijlage 6). Op de site worden 6 debietmeters gebruikt. Voor 2 hiervan kon geen verificatie uitgevoerd werden. De werking van de andere 4 debietmeters werd gecontroleerd met een verificator. De ijking van deze verificator is echter vervallen volgens de bijvoegde attesten.

4 De Watergroep kan de nauwkeurige werking van de debietmeters dus niet aantonen (artikel ). Uit het bijgevoegde leidingenplan kunnen we besluiten dat voor een aantal putten het volume spoelwater niet gemeten wordt. Dit is in strijd met artikel 533,3.1. van Vlarem II Het waterproductiecentrum is vergund voor de lozing van bedrijfsafvalwater van 60 tri 3 /u, 200 m 3 /dag en m 3 /jaar. Volgens het leidingenschema zijn er meerdere aansluitingen van spoelleidingen (:=bedrijfsafvalwater) op de afvalwaterleiding ná de venturi (= officiële lozingspunt). Er is geen debietsmeet - en bemonsteringsapparatuur aanwezig. Dit is in strijd met artikel 4.2,5:1.1. van Vlarem II. Vaststellingen winning Testelt, Zavelbeemden,3271 Scherpenheuvel-Zichem. Op 19 september 2012 stellen wij vast dat er een aantal boorputten zijn gelegen aan de Zavel-. beemden te Testelt (Scherpenheuvel-Zichern), De nummering van 1 van de putten en de labels op andere putten wijzen erop dat deze putten van De Watergroep zijn. We beschikken echter niet over een milieuvergunning voor deze locatie. We vragen hierover meer informatie tijdens de inspectie op de winning Vinkenberg op 24 september Het blijkt om een groep van 19 boorputten te gaan, Deze winning is echter nooit in exploitatie genomen. De putten zijn niet opgenomen in een milieuvergunning. Een Van de putten (nummer ) wordt opgemeten als peilput van de winning Vinkenberg. Na intern overleg beslist De Watergroep deze putten op te vullen (en niet in gebruik te nemen). Op 1 februari 2013 leggen wij deze afspraak vast in een aanmaning (zie bijlage 7): de putten moeten opgevuld worden conform de Code van Goede Praktijk (bijlage van Vlarem II) en de werken moeten vooraf gemeld worden bij de afdeling Milieu-inspectie. Op 19 maart 2013 ontvangen van de Vlaamse MilieuMaatschappij een afschrift van de goedkeuring van het opvulschema van de putten te Testelt (zie bijlage 8). Volgens het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij moeten de putten vooraf opgemeten worden om te bepalen hoeveel kilogram klei gestort moet worden. Voor de afwerking aan het maaiveld moet een kleistop aangebracht worden van 500 mm diameter op een diepte van 1,7 meter onder maaiveld tot op 0,7 meter onder Maaiveld. De bovenste 0,7 meter tot aan het maaiveld moet opgevuld worden met grond, Op 20 maart 2013 gaan wij ter plaatse; er is niemand aanwezig van De Watergroep. Het materiaal voor de opvulling is wel aanwezig, We bekijken de putten; deze werden opgevuld met kleikorrels. De afwerking aan het maaiveld moet nog gebeuren. Wij ontvingen geen voorafgaandelijke melding van deze werken: dit is in strijd met artikel van Vlarem II. Dit is dezelfde overtreding als vastgesteld bij de winning Vinkenberg op 24 september 2012, Op 21 maart 2013 vraag Ik aan Tom Diez om mij te contacteren in verband met de winning in Testelt. Op 21 maart 2013 antwoordt de heer Diez dat zij op 19 maart de goedkeuring ontvingen van het opvulschema en dat de werken Werden gestart op 20 maart. Dit komt niet overeen met onze 'vaststellingen op 20 maart Op 28 mei 2013 controleren wij nogmaals de locatie. Voor zover wij kunnen vaststellen is er geen kleistop aangebracht. Eén put is nog in gebruik voor drinkwater voor dieren. Een andere put (nummer 008) is niet afgewerkt aan het maaiveld. De putbuis werd niet verwijderd tot op 1 meter onder maaiveld.

5 Op 17 juni 2013 bespreken wij ter plaatse de opvulling van deze winning met de heer Tom Diez en de boormeester die de werken uitvoerde. Het opvulschema zoals opgelegd door VIVIM werd niet gevolgd bij de uitvoering van de werken. De kleistop voor de afwerking van de Ottert aan het maaiveld is niet diep genoeg aangebracht. Dit is in strijd met de Code van Goede Praktijk van bijlage van Vlarem II Op 12 juni 2013 ontvangen wij per mail de melding van De Watergroep dat er op 11 juni 2013 gestart werd met de herboring van een productieput in Scherpenheuvel (winning Nihoulstraat). Dit is (opnieuw) in strijd met artikel van Vlarem 3. Op 27 juli 2013 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 7 oktober 2013 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen, en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij bezorgt haar schriftelijk verweer op 31 oktober 2013 aan de gewestelijke entiteit. Er werd een hoorzitting georganiseerd op 26 januari De gewestelijke entiteit legt op 3 juni 2016 de vermelde bestuurlijke geldboetes op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende zending op 17 augustus De beslissing luidt als volgt: De vastgestelde feiten worden beoordeeld in toepassing van de artikelen zoals vervat in afdeling IV van hoofdstuk IV van titel XVI van het DABM: "De bestuurlijke geldboeten" De toerekenbaarheid aan de overtreder Winning Vinkenberg Aangaande het buitengebruik stellen van de 31 batterijputten Overwegende dat artikel '2 van Vlarem II stelt dat de exploitant verplicht is een buiten dienst gestelde grondwaterwinning of een onderdeel hiervan, op te vullen wanneer deze een potentieel gevaar betekent voor de kwaliteit van het grondwater. De opvulling dient te gebeuren overeenkomstig de code van goede praktijk voor boren, exploiteren en afsluiten van boorputten voor grondwaterwinning vastgesteld in bijlage bij dit besluit. Overwegende dat artikel 5, van Vlarem II stelt dat de toezichthoudende overheid minimaal twee dagen vooraf op de hoogte wordt gebracht van het aanleggen of opvullen van een vergunningsplichtige grondwaterwinning, zodat haar toezichthouders mogelijk aanwezig kunnen zijn.

6 Overwegende dat het vergunde volume op te pompen grondwater van vermoedelijke overtreder voor de vestiging aan de Diestsesteenweg 12 te Scherpenheuvel-Zichem meer dan 30,000 m 3 per jaar bedroeg; dat de melding aan toezichthoudende overheid niet gebeurde en dat er geen goedgekeurd opvulschema voorhanden was; dat dit strijdig is met artikelen en 5.53,5.2 van VLAREM II. Aangaande de herboring van de productieput te Scherpenheuvel (winning Nihoulstraat) Overwegende dat verbalisant op 12 juni 2013 de melding van vermoedelijke overtreder ontving dat er op 11 juni 2013 gestart werd met de herboring van een productieput; dat dit derhalve strijdig is met artikel van VLAREM II wat stelt dat de toezichthoudende overheid hiervan 2 dagen vooraf dient op de hoogte gebracht te warden. Overwegende dat de exploitant conform artikel 22 van het Milieuvergunningendecreet en artikel 43 van het Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststellingen van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (hierna VLAREM I) verplicht is de algemene, sectorale en bijzondere exploitatievoorwaarden na te leven. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: artikel 22 van het Milieuvergunningendecreet. artikel 43 van VLAREM I. artikelen ; en van Vlarem II. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Aangaande het buitengebruik stellen van de 31 batterijjputten Overwegende dat artikel 5, tweede lid van Vlarem II stelt dat wanneer de exploitant een grondwaterwinning, waarvan het vergunde volume meer dan m 3 per jaar bedraagt, of een boorgat of een ander onderdeel hiervan, buiten dienst stelt, hij deze buitendienststelling meedeelt aan VMM. Overwegende dat het vergunde volume op te pompen grondwater van vermoedelijke overtreder voor de vestiging aan de Diestsesteenweg 12 te Scherpenheuvel-Zichem meer dan m 3 per jaar bedroeg; dat de melding aan VMM niet gebeurde. Overwegende dat artikel tweede lid van Vlarem 11 opgenomen werd in bijlage VII bij het Millieuhandhavingsbesluit, dat deze schending volgens bijlage VII bij het Millieuhandhavingsbesluit gedepenaliseerd werd tot een inbreuk; dat het meedelen van de buitendienststelling aan VMM een inbreuk van artikel tweede lid van Vlarem II betekent waarvoor conform artikel DABM en bijlagen VII een exclusieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat vermoedelijke overtreder aanhaalt in zijn schriftelijk verweer dat het procesverbaal niet binnen een termijn van 14 dagen overgemaakt werd waardoor het geen bewijs van tegendeel heeft; dat echter het proces-verbaal afgesloten werd op 17 juni 2013 en reeds op 18 Juni 2013 overgemaakt werd aan vermoedelijke overtreder, hetgeen betekent dat de verzending tijdig gebeurde conform artikel DABM; dat de datum van vaststelling van het milieumisdrijf, de datum van afsluiting van het proces-verbaal is (o.a. arrest MHHC 14/33-

7 VK d.d. 28 mei 2014) ; dat de bijzondere bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel derhalve behouden blijft. Overwegende dat vermoedelijke overtreder aangaf dat zij geen intentie had tot het plegen van een milieumisdrijf; dat het voor de toerekenbaarheid van het milieumisdrijf aan de overtreder ingevolge artike lid 1 DABM evenwel niet vereist is dat de feiten met opzet gepleegd werden en dat ook elke door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid gepleegde schending strafbaar is en in aanmerking komt voor een alternatieve bestuurlijke geldboete Overwegende dat het milieumisdrijf en -inbreuk in hoofde van de overtreder vaststaan De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico's in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat de klasse waarin een activiteit wordt ingedeeld, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu; dat het winnen van grondwater in casu een klasse 1 activiteit betrof; dat klasse 1- inrichtingen de meest hinderlijke inrichtingen zijn. Overwegende dat milieuvergunningen tot doel hebben om het leefmilieu, de gezondheid en de veiligheid van de bevolking te beschermen; dat dit mede gebeurt door het al dan niet toekennen van een milieuvergunning aan hinderlijke inrichtingen en het opleggen van strikte voorwaarden waaraan bij de exploitatie van deze inrichtingen moet voldaan worden; dat controle over ingedeelde activiteiten noodzakelijk is om alle milieurisico's en hinder voor de omgeving tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Overwegende dat de overtreder de algemene en sectorale voorwaarden met betrekking tot de grondwaterwinning en lozing van afvalwater niet heeft nageleefd. Overwegende dat de afgelopen jaren de inspanningen om rationeel om te gaan met water, en in het bijzonder met grondwater, aanzienlijk zijn opgedreven om ertoe te komen de waterreserves op peil te houden; dat er bij het buiten gebruik stellen van een winning de nodige maatregelen dienen genomen te warden om verontreiniging van het grondwater in de toekomst te voorkomen. Overwegende dat het tijdig melden aan VMM en toezichthoudende overheid noodzakelijk is om hierop de nodige controle uit te kunnen oefenen; dat door het niet tijdig melden van deze buitengebruikstellingswerken het toezicht hierop onmogelijk, minstens ernstig bemoeilijkt wordt Overwegende dat het veilig opvullen van winningsputten o.a. dient te gebeuren mits naleving van een goedgekeurd opvulschema; dat door het niet voorhanden zijn van dit goedgekeurd opvulschema de opvullingsmethode niet vooraf kon beoordeeld worden.

8 overwegende dat de verplichting tot het installeren van debietsmeet- en bemonsteringsapparatuur noodzakelijk is om de controle op de kwaliteit van het geloosde afvalwater op te volgen. Overwegende dat de overheid heel wat inspanningen levert om te voldoen aan deze kwaliteitseisen. Overwegende dat de feiten gepleegd werden in professioneel verband; dat van een professioneel verwacht mag dat deze steeds het nodige doet om de milieuvergunningsvoorwaarden na te leven. Overwegende dat het milieumisdrijf en -inbreuk derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd door een bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat overtreder reeds op 27 september 2012 meedeelde aan verbalisant dat o.a, de melding aan de toezichthouder omtrent de opvulling van de 31 batterij-putten voor de 'winning. Vinkenberg niet gebeurde; dat overtreder hierdoor duidelijk kennis bleek te hebben van artikel ; dat overtreder echter voor de winning Nihoulstraat pas daags na de aanvang van de herboring in kennis werd gesteld; dat de factor frequentie derhalve aanleiding geeft tot een hogere geldboete voor wat betreft de niet tijdige melding voor de herboring aan de Nihoulstraat. Overwegende dat voor de overige schendingen er geen indicaties zijn dat er eerder gelijkaardige feiten gepleegd werden door overtreder; dat het criterium frequentie voor deze schendingen niet meegenomen wordt en derhalve geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete De omstandigheden Overwegende dat bij het bepalen van de hoogte van de boete rekening wordt gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen; dat de overtreder na de vaststellingen het lozingsdebiet in de milieuvergunning liet aanpassen met een mededeling kleine verandering d.d. 7 november 2013; dat er na dit proces-verbaal geen nieuwe vaststellingen waren van geen of laattijdige melding aan VMM en/of toezichthoudende overheid bij aanleg of verlaten van waterwinningen en er geen nieuwe vaststellingen waren omtrent het niet naleven van het goedgekeurde opvulschema; dat dit wordt meegenomen als verzachtende omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van de boete, wat een lagere geldboete betekent. Overwegende dat de verplichting tot melding van de buitengebruikstelling aan VMM opgeheven werd door artikel 404 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu, wat betreft een aanpassing aan de evolutie van de techniek en aan de CLP-verordening d.d. 16 mei 2014; dat dit wordt meegenomen als verzachtende omstandigheid bij de bepaling van de hoogte van geldboete voor wat het niet naleven van deze melding. Overwegende dat de bestuurlijke geldboete punitief van aard is; dat redelijkerwijze kan aangenomen worden dat de grootte van de overtreder medebepalend is voor diens financiële draagkracht; dat dit gegeven bij het afwegen van de mate waarin de geldboete de overtreder pijn berokkent een rol speelt en een verhoging van de geldboete verantwoord is teneinde het sanctiedoel te realiseren.

9 Overwegende dat de overtreder per schrijven van 7 oktober 2013 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een exclusieve en alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel en DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van respectievelijk negentig en honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze 90/180- dagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig is ingesteld. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN A. Eerste middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept de schending in van artikel DABM. Zij stelt dat, volgens het proces-verbaal van 17 juni 2013, de vaststellingen ter plaatse gebeurd zijn op 28 mei 2013 en voordien op 24 september Volgens de verzoekende partij moet, conform artikel DABM,binnen een termijn van veertien dagen na de vaststelling van het milieumisdrijf kennis gegeven worden van het proces-verbaal aan de vermoedelijke overtreder. In casu werd het proces-verbaal pas op 17 juni 2013 opgesteld en haar op 18 juni 2013 bezorgd. De verzoekende partij stelt dat het proces-verbaal van 17 juni 2013 niet tijdig opgesteld is en evenmin tijdig is bezorgd, zodat het zijn bijzondere bewijswaarde verloren heeft. Het huidig artikel DABM, gewijzigd bij decreet van 22 november 2013, stelt weliswaar dat de termijn van veertien dagen pas aanvangt na de datum van afsluiting van het proces-verbaal, maar is volgens de verzoekende partij geen interpretatieve maar een wijzigende bepaling. 2. De verwerende partij betwist dat de bewijswaarde, vermeld in het artikel DABM, anders geregeld was voor de decreetwijziging van 22 november De verwerende partij verwijst naar rechtspraak van het College die stelt dat volgens het oude artikel DABM met de vaststelling van het milieumisdrijf de datum van de afsluiting van het proces-verbaal werd bedoeld. De decreetgever is dit standpunt met de wijzing bijgetreden. Het betreft bijgevolg een interpretatief decreet overeenkomstig artikel 84 van de Grondwet. De verzoekende partij verwijst hiervoor ook

10 naar de memorie van toelichting bij het decreet die stelt dat de wijziging nodig is om te verduidelijken. Ook volgens het gemeen recht is de datum van de vaststelling die van het chronologisch laatste constitutioneel bestanddeel van de als misdrijf gekwalificeerde feiten, hetzij 12 juni Volgens haar is bovendien de regel van toepassing die geldt op het ogenblik dat de beslissing wordt genomen, in casu de aangevochten beslissing van 3 juni 2016, zijnde het ogenblik waarop de bewijswaarde van het proces-verbaal werd beoordeeld. De verwerende partij merkt ondergeschikt op dat het proces-verbaal in ieder geval zijn bewijswaarde als een inlichting behoudt. 3. In de wederantwoordnota herneemt de verzoekende partij haar stelling uit het verzoekschrift en verwijst zij eveneens naar de memorie van toelichting bij het decreet van 22 november 2013 waarbij zij de decreet- wijziging benadrukt. Het oude artikel was volgens de verzoekende partij niet onduidelijk en behoefde geen verduidelijking. 4. De verwerende partij verwijst in de laatste nota naar de antwoordnota. Beoordeling door het College De vraag of de oude of de nieuwe versie van artikel DABM toepassing moet vinden, is in casu niet relevant, in zoverre de vaststellingen, gedaan in het kader van een proces-verbaal in ieder geval gelden ten titel van inlichting. Anders dan de verzoekende partij voorhoudt in haar verzoekschrift, worden enkel volgende feiten finaal ten laste gelegd: - geen voorafgaande melding aan de toezichthoudende overheid voor het buitengebruik stellen en de opvulling van 31 batterrijputten aan de Diestsesteenweg 12 te Scherpenheuvel-Zichem; - geen goedgekeurd opvulschema (schending van artikel , tweede lid, artikel , 2 en VLAREM II); - geen voorafgaande melding aan de toezichthouder van de herboring van een productieput aan de Nihoulstraat (schending van artikel VLAREM II). Het College stelt vast dat de finaal in de bestreden beslissing weerhouden milieumisdrijven als zodanig door de verzoekende partij niet werden betwist. In het kader van de hoorzitting wordt verklaard dat men de verplichte voorafgaande melding en goedkeuring van het opvulschema ten gevolge van gewijzigde regelgeving uit het oog verloren was. Het College beoordeelt soeverein op basis van het geheel van het voorliggend dossier of de in het proces-verbaal opgenomen vaststellingen, die gerelateerd zijn aan de uiteindelijk weerhouden milieumisdrijven in de bestreden beslissing, al dan niet bewezen voorkomen. Nu deze afdoende blijken uit het geheel van het dossier, als zodanig door de verzoekende partij niet werden betwist tijdens de hoorzitting en evenmin enige concrete betwisting ten gronde blijkt uit het voorliggend verzoekschrift, is het College van oordeel dat het opgeworpen middel, zelfs indien dit gegrond zou verklaard worden, het bewijs van de ten laste gelegde en als milieumisdrijf gekwalificeerde feiten niet teniet doet. Het middel wordt verworpen.

11 B. Tweede middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept de schending in van artikel juncto artikel DABM en van de motiveringsplicht zoals deze blijkt uit de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. Volgens de verzoekende partij wordt in het beschikkend gedeelte van de bestreden beslissing niet aangeduid voor welke inbreuk de exclusieve geldboete wordt opgelegd. Tevens stelt zij dat de hoogte van de exclusieve bestuurlijke geldboete niet in concreto gemotiveerd wordt. De verzoekende partij betoogt verder dat in casu geen exclusieve geldboete kon worden opgelegd omdat de procedure voorzien in het artikel en volgende DABM niet gevolgd is. De gewestelijke entiteit deelde aan de verzoekende partij enkel het voornemen tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete mee. De kennisgeving bevat geen verwijzing naar artikel en volgende DABM. Volgens de verzoekende partij ontbreekt bovendien een verslag van vaststelling inzake een milieu-inbreuk zoals voorzien in artikel DABM. 2. De verwerende partij merkt op dat de bestreden beslissing alle vereiste elementen bevat, voorzien in de artikelen , eerste lid, , en DABM. De beslissing bevat ook duidelijk de feiten waarvoor zowel de exclusieve als de alternatieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd. De verwerende partij stelt dat de beslissing een draagkrachtige en evenredige globale motivering en afweging bevat, rekening houdend met de concrete elementen van het dossier. De beslissing verduidelijkt hoe het boetebedrag bepaald werd en gaat concreet in op de elementen met betrekking tot de ernst van de feiten, de frequentie ervan en de omstandigheden waarin zij gebeurd zijn. De motiveringsplicht vereist volgens de verwerende partij niet dat moet aangegeven worden hoe het boetebedrag is samengesteld en welke berekening gebruikt is, gelet op de discretionaire beleidsruimte waarover de gewestelijke entiteit beschikt. De bestreden beslissing maakt ook op afdoende wijze duidelijk dat de opgelegde geldboete daadwerkelijk en op meetbare wijze is verminderd ten gevolge van het overschrijden van de beslissingstermijn. Het ontbreken van het verslag voor het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete mist volgens de verwerende partij elke grondslag. Zij wijst in dit verband naar het proces-verbaal van 17 juni 2013 waarin de feiten staan vermeld die hebben geleid tot de opgelegde exclusieve bestuurlijke geldboete. De verzoekende partij heeft hiervan kennis gekregen en hierover ook verweer gevoerd. Het ontbreken van een afzonderlijk verslag van vaststelling heeft volgens de verwerende partij niet tot gevolg dat de exclusieve bestuurlijke geldboete nietig zou zijn. In casu werden zowel milieuinbreuken als milieumisdrijven gepleegd. Bij samenhangende feiten is geen apart verslag voor de milieu-inbreuk vereist. Het proces-verbaal geldt als het bedoelde verslag waarvan sprake in artikel DABM. De schending van een substantieel vormvoorschrift van het artikel , 1 DABM brengt, volgens de verwerende partij, enkel de nietigheid van de beslissing mee indien de belangen van de vermoedelijke overtreder worden geschaad, quod non. De verzoekende partij heeft haar standpunt kunnen kenbaar maken.

12 3. In de wederantwoordnota wijst de verzoekende partij er op dat de verzoekende partij niet tegenspreekt dat in het beschikkende gedeelte van de aangevochten beslissing niet wordt aangeduid voor welke feiten de exclusieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd en dat niet wordt aangetoond hoe de hoogte van de boete wordt bepaald. Zij benadrukt nogmaals dat geen verslag voor het opleggen van de exclusieve geldboete werd opgemaakt en stelt dat het proces-verbaal van 17 juni 2013 niet automatisch geldt als het verslag van vaststelling vereist door het artikel DABM. Uit de brief van de gewestelijke entiteit van 7 oktober 2013 blijkt enkel het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Elke verwijzing naar artikel DABM ontbreekt. 4. De verwerende partij verwijst in de laatste nota naar de antwoordnota. Beoordeling door het College. 1. Artikel DABM bepaalt: Bij de vaststelling van een milieu-inbreuk kunnen de toezichthouders een verslag van vaststelling opstellen. Ze bezorgen dat onmiddellijk aan de gewestelijke entiteit. Ze bezorgen gelijktijdig een kopie van het verslag van vaststelling aan de vermoedelijke overtreder. De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het verslag van vaststelling. Artikel , 1 DABM bepaalt: Na de ontvangst van het verslag van vaststelling, vermeld in artikel , kan de gewestelijke entiteit binnen een termijn van zestig dagen de vermoedelijke overtreder op de hoogte brengen van het voornemen om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De vermoedelijke overtreder wordt uitgenodigd om binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de kennisgeving van dit bericht schriftelijk zijn verweer mee te delen. Tevens wordt de vermoedelijke overtreder erop gewezen dat hij : 1 op verzoek de documenten waarop het voornemen tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen; 2 mondeling zijn schriftelijke verweer kan toelichten. De vermoedelijke overtreder richt daartoe aan de gewestelijke entiteit een aanvraag binnen dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving. 2. Zowel het verslag van vaststelling, zoals bedoeld in artikel DABM (exclusieve bestuurlijke geldboete), als het proces-verbaal bepaald in artikel DABM (alternatieve bestuurlijke geldboete), vormen het startpunt van de bestuurlijke beboetingsprocedures en hebben tot doel de mogelijke overtreder in te lichten van de inbreuken of milieumisdrijven die hem worden verweten, zodat hij hierover van bij aanvang nuttig verweer kan voeren. Gelet op de depenalisering van milieu-inbreuken, wordt het verslag van vaststelling gelijktijdig overgemaakt aan de gewestelijke entiteit en aan de vermoedelijke overtreder, terwijl inzake de alternatieve bestuurlijke beboetingsprocedure de kennisgeving aan de vermoedelijke overtreder pas kan geschieden na de beslissing van de procureur des Konings om niet te vervolgen.

13 De kennisgevingen zoals bedoeld in artikel , 1 DABM en , 1 DABM hebben als doel de vermoedelijke overtreder in te lichten van het concrete voornemen om de bestuurlijke beboetingsprocedures op te starten en organiseren het recht op bestuurlijke tegenspraak in de vorm van een mogelijk schriftelijk verweer en/of een mondelinge hoorzitting. Als zodanig hebben de vermelde vormvereisten eenzelfde normdoel. 3. Het is niet betwist dat het proces-verbaal van 17 juni 2013 met nummer LE 64.H op gedetailleerde wijze melding maakt van alle ten laste gelegde inbreuken op het Milieuvergunningsdecreet, VLAREM I en VLAREM II, inbegrepen deze die geleid hebben tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete. Het louter gegeven dat dit gebeurd is in de vorm van een proces-verbaal neemt niet weg dat de rechten van de verzoekende partij terzake niet zijn benadeeld, minstens toont de verzoekende partij zulks niet aan. De kennisgeving op 7 oktober 2013 van het voornemen om de bestuurlijke beboetingsprocedure op te starten betreft weliswaar enkel de tekstuele verwijzing naar de decretale bepalingen die gelden voor de alternatieve beboetingsprocedure, maar het wordt niet betwist dat de verzoekende partij kennis heeft gekregen van alle nuttige documenten met betrekking tot de vastgestelde inbreuken en misdrijven die als zodanig geleid hebben tot enerzijds een alternatieve bestuurlijke geldboete en anderzijds een exclusieve bestuurlijke geldboete. De verzoekende partij heeft ten gronde effectief verweer gevoerd zowel schriftelijk als mondeling over alle ten laste gelegde misdrijven en inbreuken en toont niet aan in welke mate zij misleid is geweest over de draagwijdte van de kennisgeving tot opstarting van de bestuurlijke beboetingsprocedure. Uit het dossier blijkt bovendien dat de verzoekende partij nuttig verweer heeft kunnen voeren, zowel in het kader van haar schriftelijk verweer, als tijdens de mondelinge hoorzitting. Aan beide georganiseerde vormen van tegenspraak is omstandige briefwisseling tussen partijen voorafgegaan. Uit het geheel van de beslissing blijkt ook welke inbreuken en misdrijven finaal weerhouden werden ten laste van de verzoekende partij. 4. De verzoekende partij toont niet aan dat haar belangen op welke wijze ook geschaad zijn. Doordat zij haar recht op tegenspraak en mondeling en schriftelijk verweer nuttig kon uitoefenen, ook ten aanzien van de milieu-inbreuken die geleid hebben tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete, is het normdoel van artikel DABM ingelost Het middel wordt verworpen. C. Derde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij roept de schending in van de redelijke termijnvereiste, gekoppeld aan artikel en DABM evenals van de motiveringsplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel. Zij stelt dat de in artikel DABM voorziene termijn van 180 dagen in casu met 26 maanden werd overschreden. De verzoekende partij wijst op haar morele schade en stelt dat de vermindering met een vijfde niet in verhouding is met de verlopen tijdspanne. De overschrijding van de termijn kan niet gerechtvaardigd worden door de ernst en de complexiteit van de feiten. De beslissing houdt geen rekening met het gegeven dat de verzoekende partij onmiddellijk de nodige maartregelen heeft genomen om de inbreuken te verhelpen. De verzoekende partij stelt dat

14 niet kan achterhaald worden met welk bedrag de boete werd verminderd, te meer daar ook rekening gehouden is met een verhoging ingevolge de toepassing van het criterium frequentie en er een verhoging werd toegepast op basis van de grootte van de overtreder. Volgens de verzoekende partij voorziet artikel DABM niet dat een verhoging kan worden opgelegd op basis van de grootte en de financiële draagkracht van de overtreder. De motivering voor de verlaging van de boete is volgens haar een standaardformulering. De hoogte van de boete is arbitrair en onbegrijpelijk. De verlaging kan op geen enkele wijze worden gecontroleerd. De beslissing moet nochtans doen blijken dat met de criteria van de artikelen en DABM rekening wordt gehouden zodat het College kan nagaan of de boete in verhouding staat met de feiten. 2. De verwerende partij wijst erop dat het ordetermijnen betreffen en geen vervaltermijnen. De termijnoverschrijding leidt niet tot bevoegdheidsverlies van de verwerende partij. Zij merkt op dat de verjaringstermijn vijf jaar bedraagt. Zij wijst er op dat het College slechts beschikt over een marginale toetsingsbevoegdheid bij de beoordeling van een kennelijk onredelijke termijn. Volgens de verwerende partij voert de verzoekende partij bovendien geen enkel concreet element aan dat haar benadeling aantoont door de termijnoverschrijding. Zij stelt dat zij heeft afgewacht hoe de zaken op het terrein evolueren, zodat het concrete verloop van het dossier de termijn voor afhandeling heeft beïnvloed. Het verstrijken van de termijn is bovendien mee verrekend in het boetebedrag. Volgens de verwerende partij is de alternatieve boete van euro een milde straf gezien de ernst van de feiten en de mogelijkheid om een geldboete op te leggen tot euro. De verwerende partij stelt nog dat het tijdsverloop in het voordeel van de verzoekende partij heeft gespeeld. Er wordt voor een aantal feiten uit het proces-verbaal geen sanctie opgelegd. Hetzelfde geldt voor het boetebedrag waarbij verzachtende omstandigheden in aanmerking werden genomen. De verzoekende partij kon het bedrag van de geldboete bovendien ook langer in bezit houden en de intresten opstrijken. De beslissing is volgens de verwerende partij afdoende concreet gemotiveerd en niet kennelijk onredelijk. 3. In de wederantwoordnota herhaalt de verzoekende partij dat geen enkel element wordt aangehaald voor de termijnoverschrijding. De verzoekende partij doet de bewering van de verwerende partij, als zou de evolutie op het terrein zijn afgewacht, af als de waarheid geweld aandoen. De feiten die de verwerende partij in dat verband aanhaalt, bevatten zaken die volgens de verwerende partij niet werden uitgezocht of opgevolgd door de verwerende partij. Het schenden van de redelijke termijnvereiste houdt volgens de verzoekende partij het vermoeden van belangenschade in zich, vooral gezien de ruime vork die de verwerende partij kan hanteren bij het bepalen van de boete. De vermindering met een vijfde staat, volgens de verzoekende partij, niet in verhouding met de verlopen tijd. De verzoekende partij herhaalt dat niet kan nagegaan worden hoe de boete werd verlaagd en verhoogd zodat de beslissing op dit vlak niet behoorlijk gemotiveerd is.

15 Dat bepaalde feiten niet werden weerhouden, heeft volgens de verzoekende partij geen uitstaans met het tijdsverloop of de afwachtende houding van de verwerende partij maar volgt uit de bevindingen tijdens de hoorzitting. Verwijzend naar de rechtspraak van het College stelt de verzoekende dat de termijn relevant kan zijn om de redelijkheid van de boete te beoordelen en dat ongerechtvaardigd dralen erop wijst dat geen overheersend belang wordt gehecht aan de feiten. De verzoekende partij benadrukt dat de verwerende partij duidelijk en op meetbare wijze dient aan te geven hoe de elementen die leiden tot een verhoging en een verlaging van de boete in rekening worden gebracht. Zij wijst erop dat de bestreden beslissing onnauwkeurig is omdat onduidelijk zou zijn welke schendingen van welke wetsbepalingen ten laste worden gelegd. Zij roept de schending in van het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel. 4. De verwerende partij herneemt in de laatste nota haar argumentatie uit de antwoordnota. Beoordeling door het College 1. De termijnen bepaald in artikel , eerste lid DABM en DABM zijn geen vervaltermijnen maar termijnen van orde. De loutere overschrijding ervan leidt niet tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit en kan bijgevolg niet tot vernietiging van de bestreden beslissing leiden. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en meer bepaald het zorgvuldigheidsbeginsel, leggen de overheid evenwel de verplichting op om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen. Onder het begrip kennelijk onredelijke termijn dient verstaan te worden een termijn die zodanig lang is dat het niet meer redelijk geacht wordt om alsnog de normale voor de inbreuk decretaal toepasselijke administratieve punitieve sanctie op te leggen. Anders dan de verwerende partij voorhoudt, heeft de verzoekende partij er een rechtmatig belang bij dat de verwerende partij die verplichting eerbiedigt. De beslissing tot het instellen van een beboetingsprocedure betekent voor de verzoekende partij onvermijdelijk onzekerheid. Als vervolgde partij heeft de verzoekende partij een evident belang om zo spoedig mogelijk die onzekerheid beëindigd te zien en te weten of zij al dan niet wordt beboet, en zo ja hoe groot de boete uitvalt. De redelijke termijnvereiste, die zich ten aanzien van de bestuurlijke overheid manifesteert als de verplichting om als een bonus pater familias te handelen, dient in concreto geëvalueerd te worden, waarbij in de regel rekening gehouden wordt zowel met het gedrag van de administratie als met de houding van de overtreder. Hierbij kunnen tal van factoren een rol spelen, zoals de concrete omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn, de mate van medewerking betoond door de overtreder, de duur van mogelijke onderzoeksdaden, de complexiteit van het dossier en de ernst van de vastgestelde inbreuken. 2. Het College stelt vast dat de kennisgeving van het voornemen om de beboetingsprocedure op te starten verstuurd werd op 7 oktober De ordetermijn van artikel DABM (alternatieve

16 bestuurlijke geldboete) verstreek bijgevolg op 7 april 2014, terwijl de ordetermijn voorzien door artikel DABM (exclusieve bestuurlijke geldboete) verliep op 7 januari De bestreden beslissing werd pas genomen op 3 juni 2016, zodat de ordetermijn is overschreden met 26 maand, respectievelijk 29 maand. Het College beschouwt het tijdsverloop als principieel kennelijk onredelijk, nu de termijnen van orde voor de alternatieve beboetingsprocedure meer dan 4 keer werden overschreden, en deze voor de exclusieve beboetingsprocedure bijna 10 keer. In de bestreden beslissing is hiervoor geen verantwoording terug te vinden. De overlegmomenten en uitvoerige briefwisseling die gevoerd werd, dateert van voor de kennisgeving. Uit het dossier blijkt niet waarom het verhoor pas op 15 december 2015 werd georganiseerd, terwijl de verzoekende partij hierom reeds op 31 oktober 2013 had verzocht. In ieder geval toont de verwerende partij niet aan dat dit late tijdstip op enige wijze kan toegeschreven worden aan de houding van de verzoekende partij, zodat de verwerende partij de volledige verantwoordelijkheid draagt voor het onredelijk lange tijdsverloop. De verwerende partij toont evenmin aan dat de beoordeling van de feiten dermate complex was dat de beslissing niet met kennis van zaken kon genomen worden binnen de normale ordetermijnen, minstens binnen een als redelijk geachte termijn. 3. Uit de schending van de redelijke termijn mag niet als een automatisme tot de vernietiging van de bestreden beslissing worden besloten. De gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn moeten in concreto worden beoordeeld, zowel uit het oogpunt van de bewijslevering als van de opportuniteit tot het opleggen van de sanctie en de omvang ervan. Het komt in eerste instantie aan de gewestelijke entiteit toe om binnen haar discretionaire bevoegdheid te oordelen over de (boeteverlagende) gevolgen van de termijnoverschrijding. Het College oefent hierop een wettigheidstoezicht uit en gaat meer bepaald na of de beslissing op dat punt niet kennelijk onredelijk is. Het louter gegeven dat de verzoekende partij volgens de gewestelijke entiteit niet kan aantonen dat zij enig financieel nadeel heeft geleden door de overschrijding van de termijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid in hoofde van het College om het kennelijk onredelijk lange tijdsverloop te sanctioneren. De stelling van de verwerende partij dat het lange tijdsverloop ook in het voordeel van de verzoekende partij heeft gespeeld, in de mate dat een aantal initieel weerhouden feiten nadien niet meer werden weerhouden, is een eenzijdige en post factum-motivering die het College bovendien niet bijtreedt. De niet-weerhouden feiten blijken volgens de bestreden beslissing in essentie niet bewezen te zijn of geen inbreuk of misdrijf uit te maken. Ook het gegeven dat de verzoekende partij de te betalen geldsom langer onder zich kon houden en zo intresten kon creëren, vormt geen excuus voor het lange tijdsverloop en is bovendien evenmin aantoonbaar juist. Het College oordeelt dat de schending van de redelijke termijn waarbinnen de beboetingsprocedure kan afgehandeld worden in casu dermate overschreden is dat dit gegeven moet leiden tot een boetevermindering. 4. De verwerende partij erkent het lange tijdsverloop doorheen de beboetingsprocedure en vermindert in de bestreden beslissing om die reden de boete met 1/5. De gewestelijke entiteit dient de door haar toegepaste boetemodulering evenwel op concrete en meetbare wijze te motiveren, teneinde het College toe te laten haar wettigheidstoezicht naar behoren uit te oefenen. Het College stelt vast dat de bestreden beslissing in casu geen enkel precies aanknopingspunt bevat als motivering waarom beslist is om in dit geval een verminderingspercentage van één vijfde te hanteren. Zelfs rekening houdend met de discretionaire bevoegdheid waarover de gewestelijke

17 entiteit beschikt, lijkt de motivering in dit geval een loutere stijlclausule, minstens is de beslissing op dit punt niet afdoende en zorgvuldig gemotiveerd. Boetebeslissingen vallen immers onder de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen Op grond van artikel 3 van deze wet moet de motivering de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de boetebeslissing ten grondslag liggen. De motivering moet afdoende zijn. Het volstaat dus niet te verwijzen naar loutere stijlclausules. Anders oordelen, zou erop neerkomen dat de legaliteitscontrole dode letter blijft. 4. De beslissing, die aangeeft dat zij een aantal omstandigheden in aanmerking genomen heeft als boeteverhogende of boeteverlagende factoren, moet evenzo duidelijk en op meetbare wijze aangeven in welke mate en op welke wijze deze elementen in rekening gebracht zijn en effectief geleid hebben tot een aanpassing van het initiële basisbedrag. De verzoekende partij klaagt terecht het arbitrair, want niet-controleerbaar, karakter aan van de wijze waarop de boete is bepaald. Er ontbreekt namelijk een motivering waaruit blijkt in welke mate de in de bestreden beslissing meegenomen verzachtende omstandigheden enerzijds, en de verzwarende factoren anderzijds, hebben bijgedragen tot het uiteindelijk bekomen boetebedrag. Artikel DABM bepaalt dat de gewestelijke entiteit de hoogte van de boete moet afstemmen op de ernst van het milieumisdrijf en tevens moet rekening houden met de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. Concreet houdt zulks in dat de gewestelijke entiteit weliswaar beschikt over een ruime beslissingsbevoegdheid om de gepast geachte alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. De bestreden beslissing moet echter op controleerbare wijze, en dus aan de hand van concrete elementen, doen blijken dat bij het bepalen van de sanctie daadwerkelijk rekening gehouden is met de decretale waarderingscriteria en teneinde het College als controlerechter toe te laten na te gaan of er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten en de opgelegde boete. Het College vernietigt bijgevolg de bestreden beslissing. D Vierde middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij stelt dat ten onrechte rekening wordt gehouden met het criterium frequentie bij de beoordeling van de feiten en de bepaling van de hoogte van de boete. Er wordt in de bestreden beslissing verwezen naar zogezegd eerdere feiten die evenwel pas voor het eerst in hetzelfde proces-verbaal van 17 juni 2013 worden vermeld en die niet eerder aanleiding gaven tot een strafrechtelijke of administratieve sanctie. De verzoekende partij stelt in dit verband dat de niet tijdige melding van de herboring aan de Nihoulstraat, daags na het aanvatten van de herboring, op basis van de frequentie niet kon leiden tot een verhoging van de boete. 2. De verwerende partij verwijst in de antwoordnota naar de passage in de aangevochten beslissing stellende : "Overwegende dat overtreder reeds op 27 september 2012 meedeelde aan verbalisant dat o.a. de melding aan de toezichthouder omtrent de opvulling van de 31 batterij-putten voor de winning Vinkenberg niet gebeurde; dat overtreder hierdoor duidelijk kennis bleek te hebben van artikel ; dat overtreder echter voor de winning Nihoulstraat pas daags na de aanvang van de herboring in kennis werd gesteld; dat de factor frequentie derhalve

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0022 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0032-M Verzoekende partij de bvba HYBRYMO, vertegenwoordigd door advocaat Joris VAN WALLEGHEM met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 augustus 2018 met nummer HHC/M/1718/0093 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0010/M Verzoekende partij de nv SOCIÉTÉ ANONYME BELGE POUR LA FABRICATION DU CITRATE DE CHAUX

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 7 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0030 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0090/M Verzoekende partij de bvba GARAGE VAN DER PLAS vertegenwoordigd door advocaten Koen

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0064 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0067/M Verzoekende partij de bv PEUTE PAPIERRECYCLING vertegenwoordigd door advocaten

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0080 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0124/M Verzoekende partij de bvba KEYSERS GRAAF- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF vertegenwoordigd door

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 augustus 2018 met nummer HHC/M/1718/0089 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0006/M Verzoekende partij de bvba D HAENE KARL vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0110 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0046/M Verzoekende partij de bvba I.V.A.-TEX vertegenwoordigd door advocaat Heidi MARIS, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/I/1516/0136 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/83-I In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sabine WULLUS kantoor houdende te 8630 Veurne, Boterweegschaalstraat

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0060 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0081/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Frans DE VLIEGER, wonende te 9140 Temse,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0078 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0116/M Verzoekende partij de heer Koen WINDELS vertegenwoordigd door advocaat Steven TAMSYN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0110 van 21 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0075/M/0070 In zake: bvba DURAN CONSTRUCTION vertegenwoordigd door: advocaat Peter HEIRMAN kantoor houdende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0056 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/96-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Piet DE GROOTE met kantoor te 8300 Knokke-Heist,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0114 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0074/M/0058 In zake: de bvba CRAENENBROEKHOF bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Serge DEFRENNE kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0093 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0140/M Verzoekende partij de heer Eddy TAMSIN vertegenwoordigd door advocaat Raoul KERSTENS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0102 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0135/M Verzoekende partij de heer Jan Cornelis PEETERS met woonplaatskeuze te 3665 As, Stationstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

advocaat hierna de tegen hierna de

advocaat hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-11/6-VK van 16 juni 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor gevestigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0023 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0074/M Verzoekende partij de nv ETABLISSEMENTEN FRANZ COLRUYT, met woonplaatskeuze op

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0082 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0130/M Verzoekende partij de bvba SLACHTHUIS HEIST-OP-DEN-BERG vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0073 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0041/M Verzoekende partij de bvba MARES GEBROEDERS vertegenwoordigd door advocaat Frederik

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0134 van 9 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/94-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Ivo BUDÉ met kantoor te 3600 Genk, Grotestraat 122

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0022 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0073/M Verzoekende partij de heer... vertegenwoordigd door advocaten Marc D HOORE en

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0124 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0079/M/0059 In zake: de heer Herman MATTHYSSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Werner LEYSSENS kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 juli 2017 met nummer MHHC/M/1617/0111 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0045/M Verzoekende partij de nv BACKX vertegenwoordigd door advocaat Harry HENDRICKX, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0057 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0127/M Verzoekende partij de nv DE CONINCK vertegenwoordigd door advocaat Thomas VANDENDRIES

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0043 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0014/M Verzoekende partij de heer Bart VERVAEKE vertegenwoordigd door advocaat Vallery DECLERCQ,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE Lekkerstraat 10 B 3680 Maaseik Tel. 089/560 560 Fax 089/560 561 E-mail: stad.maaseik@maaseik.be www.maaseik.be ALGEMEEN REGLEMENT OP DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES 2 HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 23 mei 2016 BESLISSING nr. 2016-6 over de weigering om toegang te geven tot het veiligheidsrapport van de reactor van Doel 3 (FBC/2016/03)

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0071 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0075/I Verzoekende partij de heer Jos GIELEN vertegenwoordigd door advocaat Philippe JANSSENS met

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie