Aan de raad van de gemeente Olst-Wijhe. Raadsvergadering d.d. Agendapunt Opiniërend besproken d.d. 3 december n.v.t.

Transcriptie

1 Aan de raad van de gemeente Olst-Wijhe. Raadsvergadering d.d. Agendapunt Opiniërend besproken d.d. Portefeuillehouder 3 december n.v.t. burgemeester A.G.J. Strien Zaaknummer Datum B&W-besluit 6 november 2018 Onderwerp Voorstel tot vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening BIJLAGEN: De ledenbrief van de VNG De ledenbrief van de VNG van 13 december 2017 Wijziging model- APV inwerkingtreding Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, nr. Lbr. 17/077: ( ); De ledenbrief van de VNG van 7 augustus 2018 Wijziging model-apv zomer 2018, nr. Lbr. 18/047: ( ); De brandveiligheidsverordening Olst-Wijhe: ( ); APV Overzicht artikelen huidig en nieuw: ( ); Nieuwe APV: ( ) Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen: ( ); INLEIDING Voor u ligt de geactualiseerde Algemene plaatselijke verordening (hierna genoemd: APV). In de APV staat de gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid. Elke gemeente heeft een eigen APV. De APV is gebaseerd op de modelverordening van de VNG, maar kan ook worden aangepast aan de lokale situatie dan wel behoefte. De APV geldt voor iedereen binnen de gemeente. De afspraak is dat ieder jaar aan het einde van het jaar de APV wordt geactualiseerd. Deze actualisatie gebeurt op grond van de ledenbrieven van de VNG, waarin de landelijke aanpassingen worden gepubliceerd. Daarnaast worden verzoeken, vanuit de organisatie en daarbuiten (politie, veiligheidsregio, omwonenden en dergelijke), meegenomen in de actualisering. De volgende onderdelen zijn meegenomen in deze actualisatie van de APV: 1. De ledenbrief van de VNG van 13 december 2017 Wijziging model-apv inwerkingtreding Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, nr. Lbr. 17/077; 2. De ledenbrief van de VNG van 7 augustus 2018 Wijziging model-apv zomer 2018, nr. Lbr. 18/047; 3. Ambtshalve wijzigingen; 4. Technische wijzigingen. Bij dit voorstel is het APV overzicht artikelen huidig en nieuw november 2018 toegevoegd, waarbij per artikel de wijzigingen zijn aangegeven. Voor de volledigheid verwijzen wij u naar dit overzicht ( ). De artikelen die in het verleden zijn aangepast aan de plaatselijke situatie en niet worden besproken, zijn ongewijzigd overgenomen in de vast te stellen APV. Naast deze actualisatie wordt uitvoering gegeven aan de Startnotitie aanpak APV die op 6 juni 2016 (nr ) door u is vastgesteld. Zoals in de Startnotitie is aangegeven, is in het vierde kwartaal van 2016 gestart met de uitvoering ervan in combinatie met het traject Omgevingswet. In het kader van het project Omgevingswet is verder gegaan met een inventarisatie van de regels en het beleid met effecten op de fysieke leefomgeving. Hieronder valt ook de APV. 1

2 BEOOGD RESULTAAT Een actuele APV. KADER Artikel 149 van de Gemeentewet. ARGUMENTEN 1.1 Inwerkingtreding Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (ledenbrieven 17/077) De Rijksoverheid streeft ernaar alle regels op het gebied van brandveiligheid landelijk te uniformeren. Met ingang van 1 januari 2018 gelden er ook landelijke regels voor de brandveiligheid van overige plaatsen. Het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna genoemd: BGBOP) is dan ook in werking getreden. Het gaat hierbij om niet-bouwwerken, zoals tenten op evenemententerreinen, tribunes en varende objecten. Nu zijn deze onderwerpen geregeld in de brandbeveiligingsverordening. Deze verordening is per 1 januari 2018 komen te vervallen. De brandbeveiligingsverordening zal dan ook worden ingetrokken en de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van de regels, gesteld krachtens artikel 3 van de Wet veiligheidsregio s, wordt in artikel 6.1, vierde lid ondergebracht. Verder dienen de gegevens die dienen te worden overlegd bij de gebruiksmelding brandveiligheid ook te eisen zijn bij de evenementenvergunning. Deze wijziging zal onder 2.1 worden behandeld. Sanctiebepaling (Artikel 6:1) De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen ter handhaving van de voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 3 van de Wet veiligheidsregio s, blijft ook na de inwerkingtreding van de BGBOP in stand. Nu de BGBOP echter voorziet in regeling van de onderwerpen die voorheen in de Brandbeveiligingsverordening geregeld waren, kan de bestuurlijke boete niet meer opgelegd worden wegens overtreding van de bepalingen uit de verordening maar wegens overtreding van de bepalingen uit de BGBOP. Nu de Brandbeveiligingsverordening wordt ingetrokken, wordt de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen in artikel 6:1 van de APV ondergebracht. 2.1 Wijzigingen naar aanleiding van de model-apv van de VNG (ledenbrieven 17/077 en 18/047) De wijzigingen die de VNG heeft doorgevoerd in het model zijn wijzigingen van een aantal artikelen in de model-apv vanwege ontwikkelingen in de rechtspraak, wetswijzigingen / invoering nieuwe wet en tips, verzoeken en opmerkingen die de VNG het afgelopen jaar heeft ontvangen van gemeenten. Verder zijn er enkele technische wijzigingen doorgevoerd. Voorts is de toelichting gewijzigd. Er zijn diverse technische wijzigingen doorgevoerd en de tekst is aangepast in verband met de hiervoor genoemde ontwikkelingen. In het bijzonder worden de volgende wijzigingen genoemd: Algemeen - De inhoudsopgave is aangepast aan de gewijzigde opschriften. - Vooruitlopend op een wijziging van de 100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever en in overeenstemming met de Aanwijzingen voor de regelgeving is het opschrift Begripsomschrijving(en) telkens vervangen door Definitie(s). - Een aantal definities zijn overgeheveld naar artikel 1:1 (bromfiets, motorvoertuig, parkeren, voertuig). Deze waren opgenomen in artikel 5:1 resp. artikel 5:31a. - Enkele opschriften van artikelen zijn ingekort en afkortingen zijn daarin geschrapt. Waar in artikelen bijvoorbeeld stond: Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing is de tekst vervangen door: Het verbod is niet van toepassing op als het eerste lid het enige verbod van het artikel bevatte. - De inhoudsopgave is aangepast aan de gewijzigde opschriften. - Alle artikelen die nog als gereserveerd vermeld stonden (met nog wel een opschrift), zijn nu als vervallen opgenomen. - Varianten van artikelen die in de toelichting stonden, zijn overgeheveld naar het lichaam van de APV (artikelen 2:10, 4:5b tot en met 4:5f, 5:12, tweede lid, 5:23 en 5:24). - In de toelichting wordt gewerkt met afkortingen, die zijn opgenomen in een bijlage. - Toepassing van de leeswijzer is gecheckt en verbeterd in het model. 2

3 Lex silencio positivo De lex silencio positivo is een van rechtswege verleende vergunning. Als de vergunningverlener niet of te laat binnen de afgesproken termijn reageert, wordt de vergunning stilzwijgend verleend. Artikelleden waarmee de lex silencio positivo (paragraaf van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) ten overvloede van toepassing werd verklaard of uitgezonderd, zijn vervallen. Daar waar toepasselijkheid van de lex silencio positivo reeds uit de wet voortvloeit, wordt dit in de APV niet meer herhaald. Dit geldt voor de artikelen 2:10, 2:11, 4:11 en 5:23. Ook in gevallen waarin de lex silencio positivo niet reeds op grond van de wet van toepassing is en er evenmin redenen zijn om deze van toepassing te verklaren in de APV, is over de toepasselijkheid van de lex silencio positivo niets bepaald. Dit geldt voor de artikelen 2:1, 2:22, 2:60, 4:6, 4:18, 5:11, 5:33 en 5:34. Ingevolge artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb, geldt de lex silencio positivo immers alleen als dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. De lex silencio positivo wordt in de APV nog wel uitdrukkelijk van toepassing verklaard in gevallen waarin dit niet reeds uit de wet voortvloeit, maar het toch wenselijk is te voorzien in een positieve beschikking van rechtswege bij niet tijdig beslissen. Dit geldt voor de artikelen 2:6, 2:9, 2:10 en 2:11 voor zover het gaat om activiteiten die niet onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) vallen (voor activiteiten die wel onder de Wabo vallen verklaart die wet de lex silencio positivo immers al van toepassing), 2:63, 2:64, 2:67, 5:6, 5:7, 5:8, 5:13 en 5:36. In gevallen waarin de lex silencio positivo op grond van artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet van toepassing zou zijn, maar er dwingende redenen van algemeen belang zijn om daar een uitzondering op te maken, wordt de toepasselijkheid van de lex silencio positivo uitdrukkelijk uitgezonderd. Dit geldt voor de artikelen 2:25, 2:28, 2:29 en 2:39 voor zover het gaat om activiteiten die onder de Dienstenrichtlijn vallen, 5:2, 5:3, en 5:18. Voorwerpen op of aan de weg (artikel 2:10) Het vijfde lid bepaalde dat in afwijking van de ontheffingsbepaling (vierde lid) het bevoegde gezag een omgevingsvergunning kan verlenen als sprake is van voorwerpen bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onder j en k, van de Wabo. Op grond van die bepalingen geldt de ontheffing echter al als omgevingsvergunning. Het vijfde lid is hierop aangepast. Evenementen (artikelen 2:24 en 2:25) Kleine evenementen Voor kleine evenementen geldt geen vergunningsplicht en ook geen meldingsplicht binnen de gemeente Olst Wijhe, deze zijn vergunningvrij. Aan kleine evenementen wordt in artikel 2:25 een aantal eisen gesteld. Deze betreffen in feite een definitie van het begrip klein evenement. Dit zijn meestal eendaagse evenementen. Echter, indien het kleine evenement meerdere dagen duurt, kan, als het voldoet aan de voorwaarden ook onder klein evenement vallen. Dit was ook onder de APV van 2018 het geval. Onder klein evenement vallen, zoals in de toelichting staat vermeld, ook het straatfeest en buurtbarbecues. Het straatfeest en buurtbarbecue kunnen nu ook, indien zij aan de voorwaarden voldoen, vallen onder het kleine evenement waar geen vergunningplicht voor geldt. Verder zijn de voorwaarden uit artikel 2:25 conform het voorstel van de VNG overgeheveld naar artikel 2:24. Voor door de burgemeester aangewezen categorieën van vechtsportevenementen of -gala s is geregeld dat, als deze als klein evenement aangemerkt moeten worden, de uitzondering op de vergunningplicht zoals neergelegd in artikel 2:25, derde lid, niet van toepassing is. Daarvoor dient dus een vergunning aangevraagd te worden. De organisator van een vechtsportevenement of -gala of de aanvrager van de vergunning mag niet van slecht levensgedrag zijn. Het zijn van slecht levensgedrag kan naast de algemene weigeringsgronden uit artikel 1:8 aanleiding zijn de vergunning te weigeren. Wijziging in verband met de inwerkingtreding van de BGBOP Op grond van artikel 2.1 van de BGBOP is het onder bepaalde omstandigheden verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding bij het bevoegd gezag een plaats of gedeelte daarvan in gebruik te nemen of te gebruiken, tenzij daarvoor een evenementenvergunning vereist is in het kader waarvan de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van de BGBOP, overlegd moeten worden. Gemeenten kunnen er dus 3

4 voor kiezen om in hun APV te bepalen dat bedoelde gegevens bij de aanvraag van een evenementenvergunning overlegd moeten worden. Op grond van artikel 2.1, derde lid, van de BGBOP hoeft dan geen afzonderlijke gebruiksmelding meer gedaan te worden. Hiertoe is een nieuw, facultatief tweede lid aan artikel 2:25 van de APV toegevoegd. Openbare inrichtingen/terrassen (artikel 2:27) De definities zijn aangepast en de omschrijvingen van terras en buiten de besloten ruimte gelegen delen zijn gecombineerd door een samenvoeging van het eerste lid, onder b, en het tweede lid. Toezicht op speelgelegenheden (hoofdstuk 2, afdeling 10; artikelen 2:38a (nieuw), 2:39 en 2:40) De artikelen in hoofdstuk 2, afdeling 10, Toezicht op speelgelegenheden, zijn geherformuleerd, waarbij er gekozen is voor definities in een nieuw artikel 2:38a. Gevaarlijke honden op eigen terrein (nieuw artikel 2:59a) Het aanlijn- en/of muilkorfgebod dat de burgemeester kan opleggen voor het laten verblijven of laten lopen van een gevaarlijke hond op een openbare plaats of op het terrein van een ander (artikel 2:59), is niet in alle gevallen voldoende om bijtincidenten te voorkomen. Deze maatregel voorkomt niet dat mensen geconfronteerd worden met bijtincidenten op privéterrein. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan postbezorgers en koeriers, maar ook aan bijtincidenten die plaatsvinden binnen een huishouden. Om hier enigszins aan tegemoet te komen is artikel 2:59a opgenomen. Hierin is bepaald dat het de eigenaar of houder van een gevaarlijke hond verboden is die hond zonder muilkorf op zijn terrein los te laten lopen. Het verbod geldt niet als in de bepaling genoemde voorzieningen zijn getroffen waardoor gevaar voor derden in de openbare en vrij toegankelijke privéruimte niet aanwezig is. Gemeenten kunnen desgewenst ook andere voorzieningen benoemen. Deze bepaling is gericht op de veiligheid in de openbare ruimte en voorkomt dat gevaarlijke honden op de openbare weg komen doordat ze van het terrein ontsnappen. Woonoverlast (artikel 2:79) In het tweede lid was opgenomen dat als de burgemeester een last onder dwangsom of bestuursdwang oplegt, hij aanwijzingen kan geven aan de overtreder. Deze aanwijzingen zijn echter (onderdeel van) de last, zodat dit niet uitdrukkelijk bepaald hoeft te worden. Verder was in het tweede lid bepaald dat de burgemeester beleidsregels vaststelt. Het derde lid was facultatief en gaf aan in welke gevallen in ieder geval sprake is van woonoverlast. De tekst van het tweede en derde lid zijn aangepast en gecombineerd tot een nieuw tweede lid. De verplichting om beleidsregels vast te stellen is geschrapt. Op grond van artikel 4:81 van de Awb blijft de burgemeester bevoegd beleidsregels vast te stellen. Ook wordt bepaald dat de burgemeester bij overtreding in ieder geval een last onder bestuursdwang kan opleggen als zich een van de genoemde situaties voordoet. De burgemeester kan er op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb juncto artikel 125 van de Gemeentewet ook voor kiezen een last onder dwangsom op te leggen. Collecteren (artikel 5:13) Dit artikel is gewijzigd door daarin expliciet het werven van donateurs of leden op te nemen. Naast de klassieke inzamelingsacties (de collectes) worden tegenwoordig ook activiteiten verricht ter werving van donateurs of leden, waarbij te kennen wordt gegeven althans de indruk wordt gewekt dat de uiteindelijke opbrengst geheel of ten dele bestemd is voor een liefdadig of een ideëel doel. Deze wervingsactiviteiten onderscheiden zich van inzamelingsactiviteiten door het feit dat er geen geld of zaken worden ingezameld en geen intekenlijsten worden ingevuld. In plaats daarvan werft de betreffende instelling leden of donateurs. In de praktijk bestaat onduidelijkheid over de vraag of voor deze wervingsactiviteiten nu wel of geen vergunning moet worden aangevraagd en zo ja wat voor soort vergunning daarvoor precies benodigd is. Om die reden worden wervingsacties nu expliciet geregeld in dit artikel. Ligplaatsen (artikel 5:25 tot en met 5:27) De tekst en de toelichting zijn aangepast in verband met de Wet verduidelijking voorschriften woonboten. Voor het aanleggen van woonboten geldt een omgevingsvergunningsplicht. Artikel 5:25 is gewijzigd en de artikelen 5:26 en 5:27 zijn vervallen omdat de inhoud daarvan goeddeels ondergebracht is in het gewijzigde artikel 2:25.. 4

5 2.2 Ambtshalve wijzigingen Er zijn enkele verzoeken, vanuit de organisatie en daarbuiten, binnen gekomen om de APV aan te passen. Voorgesteld wordt de volgende ambtshalve wijzigingen mee te nemen: Maken, veranderen van een uitweg (artikel 2:12) Voorwaarden In het derde lid zijn enkele voorwaarden opgenomen op grond waarvan een uitweg is toegestaan. De genoemde voorwaarden in dit artikel komen echter niet overeen met de voorwaarden die in de praktijk worden gebruikt en vermeld staan op de gemeentelijke website. In de praktijk worden de volgende voorwaarden ook aan de melding verbonden: Binnen de bebouwde kom verbinden wij aan deze instemming de volgende voorwaarden: - De aanleg van de inrit dient te worden uitgevoerd in opdracht van het team Fysieke Infrastructuur en Vastgoed; - De minimale breedte van een inrit t.b.v. voertuigen bedraagt 3,5 meter; - Buiten de bebouwde kom verbinden wij aan deze instemming de volgende voorwaarden: - De aanleg van de inrit dient u zelf zorg voor te dragen; - De inrit dient deugdelijk aangelegd te worden en ter goedkeuring van het team Fysieke Infrastructuur en Vastgoed; - De minimale breedte van een inrit t.b.v. voertuigen bedraagt 3,5 meter; - De doorgang van water in een eventueel kruisende sloot mag niet belemmerd worden; - In de dam dient een duiker met diameter van minimaal 300 millimeter te worden gelegd - De dam en duiker dienen na aanleg door u te worden onderhouden - De aan te leggen inrit mag niet binnen 2 meter van de stam van een boom plaatsvinden. Buiten de bebouwde kom - De minimale breedte van een inrit t.b.v. voertuigen bedraagt 3,5 meter; - De doorgang van water in een eventueel kruisende sloot mag niet belemmerd worden; - In de dam dient een duiker met diameter van minimaal 300 millimeter te worden gelegd - De dam en duiker dienen na aanleg door u te worden onderhouden - De aan te leggen inrit mag niet binnen 2 meter van de stam van een boom plaatsvinden. - De aanleg van de inrit dient u zelf zorg voor te dragen; - De inrit dient deugdelijk aangelegd te worden en ter goedkeuring van het team Fysieke Infrastructuur en Vastgoed; Door extra voorwaarden te verbinden aan een melding, wordt een melding gezien als een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Uw raad heeft bij besluit van 11 mei 2015 (nr ) besloten expliciet te kiezen voor het meldingstelsel. Bij besluit van 18 januari 2016 (nr ) heeft uw raad in aanvulling op dit besluit besloten de melding te behouden en niet te kiezen voor het door de VNG voorgestelde vergunningstelsel en een kennisgeving op te nemen. Om te voorkomen dat een melding alsnog een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit wordt, zijn de volgende voorwaarden aan artikel 2:12 APV toegevoegd: - deze ten behoeve van voertuigen niet een minimale breedte heeft van 3,5 meter. - de doorgang van water in een kruisende sloot niet belemmerd wordt. - deze buiten de bebouwde kom is gelegen, dient: 1 o in een benodigde dam een duiker van minimaal 300 millimeter te worden aangelegd. 2 o de stam van een boom minimaal 2 meter van de uitweg te bevinden. In nadere regels zullen de voorwaarden met betrekking tot de wijze van uitvoering worden vastgelegd. Geen termijn Uit de jurisprudentie (Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van state van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS 2015:14) en de literatuur (Gst. 2015/15 afl. 7417) is aanbevolen om in een meldingstelsel geen termijn op te nemen, maar wel een en optie om bij extreme gevallen in te grijpen. De optie om in extreme gevallen in te grijpen is opgenomen door het opnemen van voorwaarden in het derde 5

6 lid van artikel 2:12. De termijn van vier weken waarbinnen de melding dient te zijn afgehandeld was nog wel opgenomen in het vierde lid van artikel 2:12. Dit lid is verwijderd, maar in de praktijk zal wel gestreefd worden naar een afhandeling van de aanvraag binnen vier weken. Een redelijke termijn (van vier weken) zal worden opgenomen in de servicenormen van het team Fysieke Infrastructuur en Vastgoed om een vlotte afhandeling te waarborgen. Begripsbepaling evenement (artikel 2:24) In de toelichting was opgenomen dat onder klein evenement tevens een straatfeest of buurtbarbecue valt. De tekst uit de toelichting is onder het tweede lid van artikel 2:24 (definities) gebracht. Hierdoor is expliciet geregeld dat een straatfeest of buurtbarbecue valt onder de definitie van een evenement. Indien het straatfeest of buurtbarbecue valt onder de definitie van een klein evenement hoeft er geen melding te worden gedaan of een vergunning te worden aangevraagd. Voor sommige straatfeesten of buurtbarbecues dient wel een vergunning te worden aangevraagd, bijvoorbeeld als deze op de openbare weg plaatsvinden. Omdat een dergelijk evenement dan in de openbare ruimte plaatsvindt, kan het straatfeest of buurtbarbecue effect hebben op de openbare orde en/of (verkeers)veiligheid. Een vergunning is dan noodzakelijk. Exploitatie openbare inrichting (artikel 2:28) Om nieuwe leidinggevenden ook te kunnen toetsen aan de Wet Bibob, is opgenomen dat leidinggevenden kunnen worden bijgeschreven op het aanhangsel. Indien de leidinggevenden op de vergunning zouden worden bijgeschreven, zou de exploitant van de inrichting bij bijschrijving van een leidinggevende een nieuwe vergunning moeten aanvragen, waarvoor hogere leges gelden, dan voor het aanvragen van bijschrijving van een leidinggevende. Sluitingstijd (Artikel 2:29) In het tweede lid is de verblijfsperiode opgenomen in openbare inrichtingen. Bij een ontheffing sluitingsuur wordt de sluitingstijd verlengd. Echter, in de praktijk wordt feitelijk door aanvragers verzocht om een langere verblijfsperiode van bezoekers in de inrichting en niet om het verlengen van de sluitingstijd (tot een later tijdstip bezoekers in de inrichting laten). Om de praktijk met de regelgeving in overeenstemming te brengen is in het tweede lid toegevoegd dat ook ontheffing van de verblijfsperiode mogelijk is. In de ontheffing wordt dan bepaald dat bijvoorbeeld een uur voor sluiting geen nieuwe bezoekers mogen worden toegelaten. Groot voordeel hiervan is dat er na sluitingstijd geen nieuwe bezoekers binnenkomen. Hierdoor zal er ook minder (geluids)overlast zijn. Sluitingstijd horeca in winkels (vijfde lid) In het vijfde lid van artikel 2:29 is geregeld dat voor het horecagedeelte dezelfde sluitingstijd als voor de winkel om te voorkomen dat de horeca-activiteiten na sluitingstijd worden voortgezet. Bij raadsbesluit van 20 september 2010 (nummer 2010/54) was besloten om deze bepaling niet op te nemen. De reden staat niet vermeld in het voorstel. Omdat in Olst-Wijhe zich winkels kunnen vestigen waar ook een horecagedeelte mogelijk is in de zin van artikel 18 van de Drank- en Horecawet, is het noodzakelijk wel op te nemen dat het horecagedeelte van een winkel op hetzelfde ogenblik sluit als de winkel in de zin van artikel 1 van de Winkeltijdenwet. Hierbij wordt opgemerkt dat blurring niet is toegestaan binnen de gemeente Olst-Wijhe. Het gaat slechts om winkels voor zover er horeca mogelijk is in de zin van artikel 18 van de Drank- en Horecawet. Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven (artikel 2:34c) Uit de kop van het artikel is niet af te leiden waarover het artikel gaat. Het artikel verbiedt de verstrekking van sterke drank in bepaalde inrichtingen waar veel jongeren komen. Daarom is de naam van de kop als volgt aangepast: Verbod verstrekking van sterke drank. Artikel 2:39 Speelgelegenheden (artikel 2:39) Voor de vergunning voor speelgelegenheden (de kansspelvergunning) is geen termijn opgenomen voor welke periode de vergunning kan worden verleend. In de legesverordening was reeds opgenomen dat de vergunning voor een drie jaar verleend kon worden. Deze termijn is derhalve opgenomen in de APV. DRAAGVLAK 6

7 Het voorstel tot wijziging van de APV is gebaseerd op de door de VNG uitgegeven model-apv, de aanvullingen hierop en het verzoek om aanpassingen van de APV vanuit de organisatie en daarbuiten. Het voorstel is voorgelegd aan de gemeentelijke organisatie, de politie en de Veiligheidsregio IJsselland. Zij hebben aangegeven te kunnen instemmen met het voorstel. FINANCIËLE CONSEQUENTIES N.v.t. AANPAK/UITVOERING De APV wordt na vaststelling door uw raad gepubliceerd in het Gemeenteblad. Verder kan de APV worden ingezien op VOORSTEL 1. De Algemene plaatselijke verordening Olst-Wijhe vast te stellen; 2. de brandbeveiligingsverordening gemeente Olst-Wijhe 2010 in te trekken. Burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe de secretaris de burgemeester drs. D.L.W. (Dries) Zielhuis A.G.J. (Ton) Strien Informatie in te winnen bij: Renate Nijkamp Telefoonnummer:

8 Onderwerp Besluit tot vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening De raad van de gemeente Olst-Wijhe; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 november 2018; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit: 1. de Algemene plaatselijke verordening Olst-Wijhe vast te stellen; 2. de brandbeveiligingsverordening gemeente Olst-Wijhe 2010 in te trekken. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 3 december De raad voornoemd, de griffier de voorzitter B.A. (Bart) Duursema A.G.J. (Ton) Strien 8