TOELICHTING Tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2016 (APV)

Transcriptie

1 TOELICHTING Tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2016 (APV) A In artikel 1:6, onderdeel d, wordt na gemaakt binnen ingevoegd: of gedurende. De volledige tekst van de bepaling is dan als volgt. Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd: a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of e. indien de houder dit verzoekt. Dit betreft een technische aanpassing. B Na artikel 2:73 worden twee artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 2:74 Drugshandel op straat Voor zover in het hierin geregelde onderwerp niet wordt voorzien door de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden, zich daar heen en weer te bewegen of zich in een voertuig op of aan de weg te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen. Artikel 2:74a Hinderlijk drugsgebruik Het is verboden op een openbare plaats middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben, indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.

2 Deze twee bepalingen zijn in 2016 uit de APV verdwenen vanuit de op zichzelf terechte gedachte dat het op grond van de Opiumwet al verboden is drugs te verhandelen of aanwezig te hebben. De Opiumwet is een strafrechtelijk instrument waarin onder meer de verbodsbepalingen staan over middelen die worden genoemd op lijst I ( harddrugs ) en II ( softdrugs ). Zo wordt verboden deze middelen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren en aanwezig te hebben. In de Opiumwet is weliswaar de strafbepaling opgenomen, maar deze wet geeft geen mogelijkheid om aanvullend op te treden tegen de overlast door drugshandel of drugsgebruik op straat. Op sommige plaatsen in de publieke ruimte ervaren mensen hinder, overlast en gevoelens van onveiligheid doordat op die plaatsen drugs worden gebruikt. Om hiertegen te kunnen optreden, zeker als het gaat om herhaald gedrag op bepaalde plaatsen, is het gewenst dat in de APV een artikel staat met het doel de aantasting van de openbare orde te voorkomen of te beperken. Ook zijn de bepalingen weer in de APV opgenomen op verzoek van de politie. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft inmiddels twee bepalingen hierover opgenomen in het model voor de APV. Om niet in de sfeer van de Opiumwet te treden is de passage onverminderd het bepaalde in de Opiumwet opgenomen. Dit voorbehoud is in het model van de VNG ten onrechte niet genoemd. Met deze bepalingen in de APV kan overlast door drugshandel in de openbare ruimte worden aangepakt. Bovendien is het hierdoor - naast strafrechtelijk optreden (door politie en OM) - mogelijk dat de burgemeester een bestuursrechtelijke maatregel oplegt. Het opleggen van bijvoorbeeld een last onder dwangsom kan effectief zijn om herhaling van de handelingen te voorkomen. Uitgangspunt is wel dat gemeente en politie hierin samen optreden, omdat in de betreffende situatie voldoende bewijs moet zijn dat sprake is van drugshandel. Dit middel is dus effectief, als politie, OM en gemeente hierin gezamenlijk optreden. C Na artikel 2:78 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet 1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. 2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van de in het eerste lid bedoelde zorgplicht, kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

3 Per 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. Die wet maakt het mogelijk dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid toekent om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast gedragsaanwijzingen op te leggen aan de overlastgever. Dit middel voorziet in een behoefte uit de praktijk. Het ligt voor de hand dat de gemeenteraad dit doet in de APV. Artikel 151d Gemeentewet luidt als volgt. Artikel 151d Gemeentewet 1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. 2. De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. 3. Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken. De VNG heeft een modelbepaling gemaakt. De bepaling in de APV van Heusden wijkt deels af van het VNG-model op basis van de volgende overwegingen. De VNG adviseert in de bijbehorende ledenbrief om bij de toepassing van dit nieuwe instrument een zorgvuldige start te maken. De burgemeester moet de gelegenheid en de tijd worden gegund om, in afstemming en overleg met bijvoorbeeld politie, woningcorporaties en anderen, beleid vorm te geven staat in de ledenbrief te lezen. Daarmee is, of lijkt, in tegenspraak dat de VNG een modelbepaling heeft ontwikkeld, waarin de burgemeester de verplichting wordt opgelegd om beleidsregels vast te stellen. Met andere woorden: dat beleid moet er meteen al zijn. In de APV-bepaling van Heusden is geen verplichting tot het stellen van beleidsregels opgenomen. De bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen heeft de burgemeester als bestuursorgaan sowieso rechtstreeks op basis van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit komt overeen met wat juristen van andere gemeenten en ook professor

4 mr. W. Konijnenbelt hierover schrijven. Uiteraard is het in praktijk wel gewénst dat de burgemeester uiteindelijk beleidsregels vaststelt. Dat de beleidsregels er komen, is enerzijds van belang, zodat de potentiële overlastveroorzakers dan beter kunnen weten wanneer ze met een handhavingsactie te maken kunnen krijgen. En anderzijds maken beleidsregels een handhavingsactie ook wat betreft de motivering sterker bij de rechter zoals dat bijvoorbeeld is gebleken in Opiumwetzaken. Op dit moment is er echter nog onvoldoende informatie om de beleidsregels concreet vorm te kunnen geven. Natuurlijk beschikken we als gemeente over overzichten van klachten, maar de nieuwe wettelijke bepaling vereist meer dan dat er geklaagd is over een situatie: het moet gaan om ernstige en langdurige overlast, waarvoor andere bestaande instrumenten niet toereikend zijn. De burgemeester zal daarom beleidsregels vaststellen, wanneer er voldoende praktijkervaring is. In het verlengde van de reden dat de bepaling van de APV Heusden geen verplichting bevat om beleidsregels vast te stellen, zijn in de APV ook nog niet concreet de onderwerpen benoemd waarover de burgemeester op basis van zijn nieuwe bevoegdheid gedragsaanwijzingen kan geven. De VNG heeft hierover een facultatieve bepaling in de model-apv opgenomen met een aantal suggesties, die gemeenten zouden kunnen overnemen. Voor het benoemen van de onderwerpen is het nog te vroeg. In de nog vast te stellen beleidsregels kan ook worden bepaald hoe de burgemeester met zijn bevoegdheid omgaat en dus over welke onderwerpen hij toepassing gaat geven aan de bevoegdheid. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de mogelijkheid een last op te leggen bij ernstige en herhaaldelijke geluid- of geurhinder, hinder van dieren, hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn, overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf en/of intimidatie van derden vanuit een woning of een erf. Het is echter belangrijk zoals al aangegeven dat er eerst voldoende ervaring of inzicht is in de aard van de concrete situaties om de grenzen of beperkingen al vast te leggen. Ultimum remedium Uit de wet volgt dat dit instrument is bedoeld als een ultimum remedium: laatste redmiddel. Het tweede lid van het wetsartikel bepaalt namelijk dat het instrument (van bestuursdwang of last onder dwangsom) alleen wordt ingezet, als er geen andere geschikte manier is om de overlast aan te pakken. Bij een besluit op grond van deze bevoegdheid moet de burgemeester goed motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten waren om de woonoverlast tegen te gaan. Alleen al daarom zal er aan zo n besluit een stevig dossier ten grondslag moeten liggen. Dit onderstreept het belang dat met de woningcorporatie en politie goede afstemming bestaat over dossiers. Ook zullen deze partijen de hen ter beschikking staande instrumenten eerst (tevergeefs) benut moeten hebben, voordat het nieuwe middel kan worden ingezet. D Artikel 6:5 Overgangsbepaling In artikel 6:5, eerste lid, wordt na Besluiten, genomen ingevoegd: of reeds geldend.

5 De volledige tekst van de bepaling is dan als volgt. Artikel 6:5 Overgangsbepaling 1. Besluiten, genomen of reeds geldend bij of krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening. 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de verordening bedoeld in artikel 6.4 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast. 3. Gebods- of verbodsbepalingen, waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in een verordening als bedoeld in artikel 6.4 zijn niet van toepassing: a. gedurende 8 weken na het in werking treden van deze verordening. b. ook na de onder a bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist. Dit betreft een technische aanpassing. Deze heeft tot doel duidelijk te stellen dat het overgangsrecht, zoals bedoeld in het eerste lid, niet alleen geldt voor besluiten, die genomen zijn krachtens de APV 2016, maar ook voor de besluiten, die reeds eerder golden en op basis van het overgangsrecht van APV 2016 zijn blijven gelden. Artikel II. Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari Deze verordening wordt aangehaald als Tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden De tekst van dit artikel spreekt voor zich.