Tabaksrook in de werkomgeving

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tabaksrook in de werkomgeving"

Transcriptie

1 Tabaksrook in de werkomgeving Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werkgevers. door: drs. T.M.C.E. Zeegers Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Postbus BB Den Haag Tel / c Den Haag, 2005 Overname van gegevens met bronvermelding is toegestaan. PARA-meter onderzoek werkgevers 1

2 Inhoudsopgave Voorwoord 5 Management Summary 6 1 Inleiding Sectorindeling Doelstellingen Onderzoeksvragen 9 2 Materialen en methoden Steekproef De onderzoekspopulatie Wijze van steekproeftrekking Het steekproefkader De respondent Dataverzameling De vragenlijst Statistische analyse 14 3 Resultaten Algemeen De bedrijfstakken Grootteklasse Wijze van rapportage Kenmerken van de respondent Geslacht en leeftijd Rookgedrag respondenten Bedrijfskenmerken Centraal of decentraal rookbeleid Wijze van besluitvorming binnen de organisatie Kenmerken personeel Algemeen Verhouding man/vrouw Percentage werknemers dat voornamelijk kantoorwerk doet Percentage werknemers, dat voornamelijk in de openlucht werkt Percentage rokers Blootstelling Hoeveelheid tabaksrook in werkomgeving Hinderfrequentie tabaksrook Het huidige rookbeleid Het momenteel geldende beleid Adequaat rookbeleid Wijziging rookbeleid 28 2 PARA-meter onderzoek werkgevers

3 3.6.4 Naleven rookbeleid Rookbeleid Complexiteit Nieuw of vertrouwdheid Belang van het onderwerp Rol van belangentegenstellingen Draagvlak Mening over het instellen van een werkgroep Het gestructureerd ondervragen van het personeel Uitvoeren rookbeleid op basis van tevoren opgesteld plan Belang van regelmatige evaluatie Planmatige aanpak Algemeen Naar sector Naar grootteklasse Naar (inwerkingtreding) huidig rookbeleid Planmatige aanpak in relatie tot draagvlak Profilering Algemeen Naar sector Naar grootteklasse Communiceren van het rookbeleid Attitude Beste rookbeleid in het algemeen Gepercipieerde voordelen van een adequaat rookbeleid Gepercipieerde nadelen van adequaat rookbeleid Wettelijke bepalingen Kennis over de wettelijke verplichtingen Bekendheid inwerkingtreding Tabakswet Schadelijkheid rokerige werkomgeving Financiële gevolgen Subjectieve norm Ervaring geldende beleid Mogelijke ervaring adequaat rookbeleid Eigen effectiviteit (Gepercipieerde) implementatietijd van adequaat rookbeleid Voornemen tot aanscherping rookbeleid Inschatting mogelijkheid ontwikkeling adequaat rookbeleid 57 4 Vergelijking uitkomsten Algemeen Mate van centralisatie Percentage rokers Wel vs. niet roken Rookfrequentie en roken op de werkvloer 60 PARA-meter onderzoek werkgevers 3

4 4.3.3 Vroeger roken Tabaksrook in de werkomgeving Hinderfrequentie tabaksrook Adequaat rookbeleid Naleven rookbeleid Voornemen tot aanscherping rookbeleid Planmatige aanpak Algemeen Naar sector Naar organisatiegrootte Draagvlak Mening over het instellen van een werkgroep Het gestructureerd ondervragen van het personeel Uitvoeren rookbeleid op basis van tevoren opgesteld plan Belang van regelmatige evaluatie Attitude Adequaat rookbeleid is het beste Gepercipieerde voordelen van een adequaat rookbeleid Gepercipieerde nadelen van adequaat rookbeleid Wettelijke bepalingen Schadelijkheid rokerige werkomgeving Financiële gevolgen Subjectieve norm Beleving geldende adequate beleid Inschatting mening werknemers over adequaat rookbeleid Eigen effectiviteit 78 5 Samenvatting en conclusies Samenvatting Algemeen Blootstelling Het huidige rookbeleid Rookbeleid als onderwerp binnen organisaties Draagvlak Planmatige aanpak Profilering Attitude Wettelijke bepalingen Inschatting schadelijkheid rokerige werkomgeving Financiële gevolgen Subjectieve norm Eigen effectiviteit Conclusies 84 Bijlage I: Sectoren 86 Bijlage II: Vragenlijst 89 4 PARA-meter onderzoek werkgevers

5 Voorwoord 1 januari 2004 is de Tabakswet ingevoerd. Voor veel bedrijven betekende deze nieuwe wetgeving een omslag. Werkgevers zijn per 1 januari 2004 verplicht om hun werknemers te beschermen tegen secundaire rook. Met behulp van het PARA-meter onderzoek heeft STIVORO geïnventariseerd in hoeverre bedrijven de nieuwe wetgeving hebben doorgevoerd. Dit rapport bespreekt de resultaten van twee onderzoeken onder werknemers in Nederland. In navolging op het eerste werkgeversonderzoek, dat in 2002 is uitgevoerd, is in 2004 een tweede meting uitgevoerd met als doel het inventariseren van de stand van zaken met betrekking tot de aanpassingen van rookbeleid en de blootstelling aan en hinder van tabaksrook voor de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten. Dit rapport is tot stand gekomen door de bijdrage van diverse personen. De auteur van dit rapport wil de volgende personen bedanken: Dewi Segaar, Marc Willemsen en Dominique Hamerlijnck van STIVORO, Kees Brouwer en André Zijdenbos van Survey@marktonderzoek en Hollandse Meesters (voor de vormgeving van het rapport). PARA-meter onderzoek werkgevers 5

6 Management Summary Het in dit rapport beschreven onderzoek onder werkgevers naar roken en de werkplek is het vervolg op eerder onderzoek uit 2002 onder alle bedrijfssectoren in Nederland, die onder de tabakswet vallen. In dit onderzoek is er onderscheid gemaakt tussen bedrijfssectoren én tussen kleine (1-10), middelgrote (10-100) en grote (100+) bedrijven. Zowel tussen bedrijven uit verschillende sectoren als tussen bedrijven van verschillende bedrijfsgrootten zijn veel significante verschillen op het gebied van roken op het werk gevonden. Sectoren verschillen het meest van elkaar in de mate van blootstelling, het heersende rookbeleid en de redenen voor het rookbeleid. Belangrijkste resultaten: 68% van de werkgevers rookt niet. 39% van de rokende werkgevers rookt niet op het werk. In 40% van de Nederlandse bedrijfsvestigingen komen werknemers tijdens hun werk in aanraking met tabaksrook. Dit is significant minder dan in Van de werkgevers is 69% het er helemaal mee eens dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid van niet-rokende werknemers. Ten opzichte van 2002 is dit percentage niet gestegen. Het probleem van aanwezige tabaksrook is momenteel het grootst in de sectoren horeca en bouwnijverheid en het kleinst in de sectoren onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg openbare voorzieningsbedrijven, financiële instellingen, landbouw en visserij en openbaar bestuur en sociale verzekeringen. Hoe groter de organisatie hoe vaker er geen of zeer weinig tabaksrook aanwezig is. Van de Nederlandse bedrijfsvestigingen heeft 83% een vorm van rookbeperking. In 59% van de bedrijfsvestigingen wordt een adequaat rookbeleid gevoerd, variërend tussen sectoren van 28% in de bouw tot 91% in openbaar bestuur en sociale verzekeringen. Een adequaat rookbeleid is gedefinieerd als een rookbeleid waarbij de getroffen regelingen zodanig zijn dat geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook (met uitzondering van de horeca*). Naarmate het rookbeleid stricter is, is er vaker sprake van heel goede naleving. Grotere bedrijven hebben vaker een vorm adequaat rookbeleid dan kleinere bedrijven. 30% van de organisaties heeft het rookbeleid rond 1 januari 2004 gewijzigd, 17% had dat al eerder gedaan en 53% heeft niets aan het rookbeleid gedaan. Ten opzichte van 2002 is het percentage werkgevers dat adequaat rookbeleid de beste vorm vindt van rookbeleid significant gestegen van 61% naar 67%. Bovendien vond 31% van de werkgevers in 2002 dat een of een beperkt rookbeleid het beste was. In 2004 was dit percentage gedaald naar 18%. 97% van de werkgevers is op de hoogte van de inwerkingtreding van de nieuwe Tabakswet per 1 januari Aanbevelingen 59% van de werkgevers geeft aan dat er sprake is van adequaat rookbeleid binnen hun organisatie. Toch zijn er nog grote verschillen tussen de verschillende sectoren. In de bouwnijverheid, horeca*, landbouw en visserij heeft slechts respectievelijk 28%, 35% en 41% van de bedrijven een adequaat rookbeleid. Het is met name in de bouw en horeca dat werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook (respectievelijk 63% en 81% ). *In de horeca is er sprake van een andere definitie van adequaat rookbeleid. Adequaat rookbeleid is in deze een rookbeleid met uitzonderingen, met speciale rookruimten of een volledig rookverbod. 6 PARA-meter onderzoek werkgevers

7 Van de werkgevers is 69% overtuigd dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid. Ten opzichte van 2002 is dit percentage niet gestegen. Met name in de bouw, horeca en vervoer, opslag en communicatiebedrijven zijn werkgevers minder vaak overtuigd van de schadelijkheid dan in de overige sectoren. Voorlichting is nog steeds van grote betekenis voor het overdragen van kennis en veranderen van de attitude met betrekking tot de schadelijkheid van het werken in een rokerige werkomgeving en het belang van het creëren van een rookvrije werkplek met name in die sectoren waar minder vaak sprake is van adequaat rookbeleid dan gemiddeld. Ten opzichte van 2002/2003 zal de nadruk van voorlichting dan ook gelegd moeten worden op de hierboven genoemde probleemsectoren. Met de nadruk van de voorlichting op zowel werkgevers als ook werknemers, ontstaat er een zogenaamde push- en pull-strategie. Aan de ene kant worden werkgevers gestimuleerd om te voldoen aan de Tabakswet aan de andere kant worden werknemers gestimuleerd om te vragen om een rookvrije werkplek (met als argument dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid). PARA-meter onderzoek werkgevers 7

8 1 Inleiding 1.1 Sectorindeling In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfssectoren. De sectoren zijn afgeleid uit de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het CBS. Deze indeling is de Nederlandse afleiding van de Classificatie van Economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE). De SBI onderscheidt de volgende 15 sectoren: - Landbouw - Visserij - Delfstofwinning - Industrie - Openbare voorzieningsbedrijven - Bouwnijverheid - Reparatie consumentenartikelen, handel - Horeca - Vervoer, opslag en communicatie - Financiële instellingen - Verhuur, zakelijke dienstverlening - Openbaar bestuur; sociale verzekeringen - Onderwijs - Gezondheids- en welzijnszorg - Cultuur, recreatie en overige dienstverlening De sectoren landbouw en visserij zijn samengevoegd in verband met het sterk overeenkomstige karakter van de twee sectoren. Aangezien de delfstofwinning in 2000 slechts werk verschafte aan werknemers ofwel 0,1% van alle Nederlandse werknemers, is deze sector in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Bovendien is van deze sector bekend dat er in de meeste gevallen een streng rookbeleid heerst, omdat men er vaak met brandbare stoffen werkt. In BIJLAGE I: Sectoren is van iedere sector een beschrijving gegeven om een beter beeld te kunnen vormen van de verschillende sectoren. Hierin is een typering gegeven van de bedrijven die tot de sector behoren. Verder is het aantal bedrijven, het aantal vestigingen (een bedrijf kan meerdere vestigingen hebben) en het aantal werknemers per sector aangegeven. 1.2 Doelstellingen De doelstelling van het onderzoek is op te splitsen in twee delen. Het eerste doel was het inventariseren van de huidige stand van zaken, na invoering van de Tabakswet per 1 januari 2004, met betrekking tot rookbeleid en blootstelling aan en hinder van tabaksrook voor de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten. Daarnaast is er gekeken naar wat er sinds de invoering van de Tabakswet binnen en tussen de verschillende bedrijfssectoren is veranderd ten opzichte van Het gaat hier vooral om het in beeld krijgen van verschillen tussen sectoren en bedrijfsgrootten. Het tweede doel was de meningen van werkgevers inventariseren met betrekking tot rookbeleid en een planmatige aanpak bij de invoering hiervan. 8 PARA-meter onderzoek werkgevers

9 1.3 Onderzoeksvragen Met het onderzoek is geprobeerd de onderzoeksvragen die hierna genoemd worden te beantwoorden. Bij beantwoording van de eerste 8 onderzoeksvragen zal onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten. Blootstelling: 1. Hoe groot is de overlast van tabaksrook op de werkplekken? Rookbeleid: 2. Hoe is de huidige stand van zaken met betrekking tot het rookbeleid in bedrijven? Planmatige aanpak: 3. Hoe ver zijn bedrijven met het (in)voeren van rookbeleid op een planmatige manier? 4. Is er draagvlak voor een planmatige aanpak (volgens het stappenplan) bij invoering van een rookbeleid? Attitude: 5. Wat vinden werkgevers een goed rookbeleid? 6. Welke voor- en nadelen zien werkgevers aan het voeren van rookbeleid? 7. Zijn werkgevers op de hoogte van wettelijke bepalingen op het gebied van roken op de werkplek? 8. Hoe denken werkgevers over de schadelijkheid van tabaksrook? Subjectieve Norm 9. Wat is volgens werkgevers de mening van werknemers over adequaat rookbeleid? Eigen effectiviteit: 10. Hoe schatten de werkgevers hun eigen mogelijkheden tot het invoeren van een rookbeleid waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook? Kennis werkgevers: 11. Zijn werkgevers op de hoogte van de wettelijke stand van zaken op het gebied van roken en de werkplek? 12. Wat weten werknemers over de schadelijkheid van (mee)roken? PARA-meter onderzoek werkgevers 9

10 2 Materialen en methoden 2.1 Steekproef De onderzoekspopulatie Het onderzoek is uitgevoerd op vestigingsniveau. De onderzoekspopulatie bestaat uit alle vestigingen van bedrijven en instellingen in Nederland met minimaal 1 werknemer, in totaal ca vestigingen (Bron: LISA). De eenmansbedrijven zijn buiten beschouwing gelaten. Daarbij wordt opgemerkt, dat net als in 2002 de sector Delfstoffenwinning vanwege het geringe aantal bedrijfsvestigingen (ca. 250) buiten het onderzoek is gebleven. Iedere vestiging is als het ware als een op zichzelf staande organisatie gezien. Dit is gedaan, omdat het aantal mensen dat in een werkomgeving bij elkaar zit van grotere invloed is op de hoeveelheid tabaksrook in de werkomgeving dan het totaal aantal mensen dat in alle vestigingen van een bedrijf of instelling samenwerkt. Er is wel vastgesteld of de betreffende organisatie meerdere vestigingen heeft, of de ondervraagde vestiging een hoofd- of nevenvestiging is en of het rookbeleid centraal of op vestigingsniveau geregeld is. Voor de cijfermatige samenstelling van de populatie steekproef wordt verwezen naar tabel Wijze van steekproeftrekking De onderzoekspopulatie is nogal scheef van samenstelling. Qua grootte blijkt ca. 90% van alle vestigingen als klein (minder dan 10 werknemers) bestempeld te kunnen worden, ca. 9% als middelgroot (10 t/m 99 werknemers) en slechts 1% als groot. Beschouwen we daartegenover het aantal werknemers dat in de drie grootteklassen werkzaam is, dan is van een geheel andere verdeling sprake: ca. 20% van alle werknemers is in een kleine organisatie werkzaam, ca. 40% in een middelgrote organisatie en eveneens ca. 40% in een grote organisatie. Dezelfde scheve en ongelijkmatige verdeling valt bij de indeling naar sector (bedrijfstak) waar te nemen. De grootste sector telt ca vestigingen, de kleinste ca Vanwege deze ongelijkmatige verdeling van de populatie is gekozen voor een disproportioneel gestratificeerde steekproef. Kort samengevat houdt dat in dat organisaties die sterk in de populatie zijn vertegenwoordigd in de steekproef ondervertegenwoordigd worden en andersom. Deze stratificatie biedt de mogelijkheid om zowel over in de populatie sterk als zwak vertegenwoordigde organisaties statistisch zinvolle uitspraken te doen. Voor het onderhavige onderzoek houdt dat in, dat de steekproef zodanig is opgezet dat het mogelijk is statistisch relevante uitspraken te doen voor ieder van de 13 onderscheiden bedrijfstakken (sectoren) en 3 onderscheiden grootteklassen. Bij de trekking zijn 39 (= 3 x 13) cellen onderscheiden. De namen en adressen van de benaderde organisaties zijn per cel volledig aselect getrokken. Het steekproefplan voorzag in de ondervraging van 975 organisaties, gelijkmatig verdeeld over de 39 stratificatiecellen; dus 25 per cel. Deze methode van disproportioneel gestratificeerde steekproeftrekking is in het marktonderzoek en het sociaal- en economisch beleidsonderzoek zeer gangbaar Het steekproefkader De steekproef is uit twee steekproefkaders getrokken. Voor de commerciële bedrijven, de bedrijfstakken (sectoren) A t/m K is gebruik gemaakt van het zogeheten DMCD-bestand van Marktselect. Dit bestand is afgeleid van het bestand van de Kamer van Koophandel. Voor de non-profitorganisaties, de sectoren 10 PARA-meter onderzoek werkgevers

11 L t/m O, heeft het vestigingenbestand van het LISA als steekproefkader gefungeerd. Zie voor de betekenis van de sectoren A t/m O tabel De respondent Binnen iedere vestiging is de directeur/eigenaar, vestigingsmanager of de persoon die voor arbo, veiligheids- en gezondheidsbeleid van de desbetreffende vestiging verantwoordelijk is, ondervraagd. Tabel 2.1 Samenstelling onderzoekspopulatie naar bedrijfstak (SBI-indeling) en grootteklasse SBI-indeling Totaal Totaal Klein Middelgroot Groot (1-9 werkn.) (10-99 werkn.) (>100 werkn.) AB. Landbouw en visserij D. Industrie E. Openbare voorzieningsbedrijven F. Bouwnijverheid G. Reparatie van consumenten artikelen en handel H. Horeca I. Vervoer, opslag en communicatie J. Financiële instellingen K. Verhuur en zakelijke dienstverlening L. Openbaar bestuur; sociale verzekering M. Onderwijs N. Gezondheids- en welzijnszorg O. Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Totaal Bron: LISA (Landelijk Informatie Systeem Arbeidsplaatsen 2002 en 2004) 2.2 Dataverzameling Het veldwerk heeft plaatsgevonden door middel van computergestuurde telefonische ondervraging aan de hand van een vragenlijst die door STIVORO is opgesteld. De afname van de vraaggesprekken is uitbesteed aan Survey@marktonderzoek, gevestigd in Zoetermeer en gespecialiseerd in business-tobusiness onderzoek. De ervaren interviewers die het veldwerk uitvoerden, zijn kort voor aanvang van het veldwerk mondeling geïnstrueerd. Daarbij hebben zij een toelichting op schrift ontvangen. Het veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode 5 tot en met 23 februari In totaal zijn 987 volledige gesprekken gevoerd met een gemiddelde gespreksduur van 15 minuten. De participatiegraad [gesprek / (gesprek + weigering)*100%] was 63%. PARA-meter onderzoek werkgevers 11

12 2.3 De vragenlijst De vragenlijst onderscheidt een aantal vraagblokken, namelijk persoonskenmerken van de werkgever, bedrijfskenmerken, blootstelling aan tabaksrook, rookbeleid, attitude, subjectieve norm en eigen effectiviteit ten aanzien van rookbeleid. De vragenlijst is in grote lijnen gelijk is aan de vragenlijst die in het onderzoek van 2002 is gebruikt. Omdat er toch een aantal nieuwe vragen is opgenomen, heeft vooraf een pilotonderzoek plaatsgevonden om deze nieuwe vragen op duidelijkheid en begrijpelijkheid te toetsen. Dit heeft geresulteerd in aanscherping van de formulering van sommige vragen en antwoordcategorieën. De vragenlijst is opgenomen als Bijlage II. Daarbij is per vraag aangegeven in welke paragraaf deze vraag aan de orde komt. Hierna volgt een overzicht waarin per onderzoeksvraag is weergegeven welke vragen in de vragenlijst daarop betrekking hebben. Blootstelling: ( 3.5) 1. Hoe groot is de overlast van tabaksrook op de werkplekken? Om de overlast van tabaksrook te meten is de werkgevers gevraagd naar de hoeveelheid tabaksrook in de werkomgeving van de werknemers (vraag 9) en de frequentie waarin door werknemers hinder wordt ervaren in hun werkomgeving (vraag 10). Rookbeleid ( 3.6) 2. Hoe is de huidige stand van zaken met betrekking tot het rookbeleid in bedrijven? Om een beeld te krijgen van de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid in bedrijven, is naar een aantal aspecten van het rookbeleid in het bedrijf gevraagd. In de eerste plaats is gevraagd wat voor rookbeleid er in het bedrijf is (vraag 14) en sedert wanneer dit rookbeleid van kracht is (vraag 14a). In het geval het rookbeleid in 2003 of later is gewijzigd, is gevraagd naar de reden van deze wijziging en wanneer het vorige rookbeleid is vastgesteld. Wanneer er in de organisatie geen adequaat rookbeleid van kracht was, is gevraagd of er plannen zijn het rookbeleid aan te scherpen (vraag 15). Voorts is de mate van naleving van het geldende rookbeleid vastgesteld (vraag 18). Rookbeleid ( 3.7) 3. Hoe wordt het rookbeleid als onderwerp gepercipieerd? Het is belangrijk inzicht te hebben in hoe een organisatie het rookbeleid als onderwerp ervaart. Voor dat inzicht is gevraagd in hoeverre men het rookbeleid bij de eerste confrontatie complex vond, als nieuw ervoer, belangrijk vond en in hoeverre men verwachtte dat belangentegenstellingen een rol zouden gaan spelen (vraag 24c t/m f). Draagvlak ( 3.8) 4. Is er draagvlak voor een planmatige aanpak (volgens het stappenplan) bij invoering van rookbeleid? Voor een aantal onderdelen van het stappenplan is een stelling voorgelegd in de trant van om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet. (vraag 32 t/m 36c). Werkgevers konden aangeven in hoeverre ze het met de stelling eens waren. Planmatige aanpak ( 3.9) 5. Hoe ver zijn bedrijven met het (in)voeren van rookbeleid op een planmatige manier? Om te kunnen bepalen hoe ver bedrijven zijn met het invoeren van rookbeleid op een planmatige manier, is van iedere stap uit het stappenplan gevraagd of die was uitgevoerd of op dit moment uitgevoerd werd. 12 PARA-meter onderzoek werkgevers

13 Over de stap die doorgaans vooraf gaat aan het stappenplan, namelijk oriëntatie, is ook gevraagd of deze was/werd uitgevoerd (vraag 26a). De overige activiteiten waarvan naar de uitvoering gevraagd is, zijn het creëren van draagvlak voor rookbeleid (vraag 26b), het instellen van een werkgroep(vraag 26c), het houden van een enquête (vraag 26d), het ontwikkelen van een plan van aanpak (vraag 26e) en het uitvoeren van rookbeperkende maatregelen (vraag 26f) en of het meest recente beleid is geëvalueerd (vraag 26g). Nieuw in 2004 zijn de vragen om vast te stellen of de leidinggevenden wel of niet op overtredingen van de rookregels zijn voorbereid (vraag 26i), of het rookbeleid in de huisregels zijn opgenomen (vraag 26j), of er sancties bij overtredingen gelden (vraag 26k) en of er ondersteuning plaatsvindt van werknemers die aangeven met roken te willen stoppen (vraag 26l). Profilering ( 3.10) 6. Hoe staat de organisatie tegenover het extern communiceren van haar rookbeleid en hoe denkt zij dat het voeren van een adequaat rookbeleid in relatie staat tot haar imago? Om deze zogeheten profilering vast te stellen zijn drie stellingen voorgelegd die inzicht geven in hoe er gedacht wordt over de relatie tussen effectief rookbeleid en de gezondheid van de werknemer, de wijze waarop men zich met een effectief rookbeleid op de arbeidsmarkt profileert en de mate waarin effectief rookbeleid bijdraagt aan het imago van de organisatie. Tot slot is ook is de vraag gesteld of het geldende rookbeleid naar buiten gecommuniceerd is (vragen 36a t/m d). Attitude ( 3.11) 7. Wat vinden werkgevers een goed rookbeleid? Om erachter te komen hoe de houding (attitude) van werkgevers ten aanzien van rookbeleid was, is gevraagd welk van de 5 vormen van rookbeleid men in het algemeen de beste vond (vraag 13). Voorts is gevraagd wat men voor de organisatie als de belangrijkste voor- en nadelen ziet van een rookbeleid waarbij niet-rokende werknemers niet in aanraking komen met tabaksrook (vraag 25 a en b) met als doel erachter te komen wat ten grondslag ligt aan de attitude ten aanzien van adequaat rookbeleid. Tenslotte is in dit kader ook gevraagd welke financiële gevolgen het voeren van een adequaat rookbeleid naar verwachting op de lange termijn heeft (vraag 45). Wettelijke bepalingen ( 3.12) 8. Zijn werkgevers op de hoogte van wettelijke bepalingen op het gebied van roken op de werkplek? De mate waarin werkgevers denken/weten dat ze wettelijk verplicht zijn om regels over roken in te stellen kan een rol spelen bij de vorming van attitude. Dit aspect is gemeten door het stellen van vier vragen. Er is eerst gevraagd of de werkgever wettelijk verplicht is om regels rond roken in te stellen (vraag 37) en of hij wettelijk verplicht is om een werknemer een rookvrije werkplek aan te bieden als deze daar behoefte aan heeft (vraag 39). Vervolgens is gevraagd of de werkgever wettelijk verplicht is om rokende werknemers een gelegenheid te bieden waar ze kunnen roken (vraag 38). Dit laatste is niet het geval, maar mogelijk denken werkgevers daar ten onrechte anders over. Tot slot is de werkgevers gevraagd of ze op de hoogte waren van de nieuwe tabakswet (vraag 40). Schadelijkheid rokerige omgeving ( 3.13) 9. Hoe denken werkgevers over de schadelijkheid van tabaksrook? De mate waarin werkgevers denken dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid van niet-rokers kan een rol spelen bij de attitude die de werkgever heeft ten aanzien van beschermende maatregelen tegen PARA-meter onderzoek werkgevers 13

14 tabaksrook. Er is gevraagd in welke mate werkgevers dachten dat roken schadelijk is voor de gezondheid van werknemers (vraag 11). Subjectieve norm ( 3.14) 10. Wat is de subjectieve norm? Indien er regels waren ten aanzien roken, die voorkómen dat niet-rokers worden blootgesteld aan tabaksrook is gevraagd of de werknemers deze regels als positief of als negatief ervoeren (vraag 48). Als deze regels er niet waren is gevraagd hoe werknemers ze zouden ervaren als ze er wel zouden zijn (vraag 49). Eigen effectiviteit ( 3.15) 11. Hoe schatten de werkgevers hun eigen mogelijkheden in tot het invoeren van een rookbeleid waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook? De eigen effectiviteit is gemeten door te vragen naar de mate waarin werkgevers het in hun bedrijf mogelijk achten een adequaat rookbeleid te ontwikkelen (vraag 47). Ook is gevraagd naar de verwachte termijn die werkgevers nodig dachten te hebben voor het invoeren van een adequaat rookbeleid als ze dat nog niet hadden (vraag 30) of hoe lang men er werkelijk voor nodig heeft gehad in het geval er al wel sprake is van adequaat rookbeleid (vraag 30a). Verder zijn in de vragenlijst nog vragen opgenomen met betrekking tot achtergrondeigenschappen van de werkgevers ( 3.2); leeftijd (vraag 50), geslacht (vraag 51) en rookgedrag (vraag 7a t/m d), als van de vestiging: is de vestiging hoofdvestiging/nevenvestiging of enige vestiging? (vraag 1), omgaan met roken door vestiging zelf bepaald? (vraag 3), overheidsinstelling? (vraag 4), percentage rokende werknemers (vraag 8) en wijze van besluitvorming (vraag 6b t/m 6d). Is een bedrijf gecentraliseerd dan wordt het personeel niet of nauwelijks betrokken bij de besluitvorming in het bedrijf. Is een organisatie gedecentraliseerd dan wordt het personeel sterk betrokken bij de besluitvorming. 2.4 Statistische analyse Door de disproportioneel gestratificeerde opzet naar sector en grootteklasse was het voor de interpretatie van de uitkomsten naar sector, grootteklasse en voor de totale populatie noodzakelijk een weging uit te voeren. Hierbij is een zogeheten factorweging op celniveau toegepast. Alle organisaties in een bepaalde stratificatiecel ij hebben de wegingsfactor (projectiefactor) Nij/nij gekregen, waarbij N de populatiegrootte en n de steekproefgrootte van de betreffende cel is. Deze weging heeft zowel op het bestand van 2002 als van 2004 plaatsgevonden. Aldus werd het mogelijk de uitkomsten van de beide metingen met elkaar te vergelijken. De wegingsfactoren zijn berekend aan de hand van de in tabel 2.1 ( 2.1) weergegeven populatieaantallen. Om na te gaan of er sprake was van significantie is voor de toetsing van de percentages de chikwadraattoets toegepast of, in het geval er sprake was van de toetsing van het verschil tussen twee onafhankelijke percentages, de Z-toets; ook wel pooled variance toets genaamd(toets van twee onafhankelijke percentages) toegepast. Bij ordinale variabelen, bijvoorbeeld organisatiegrootte of schaalvariabelen, is meestal nagegaan of er sprake was van samenhang (associatie) tussen de verklarende ordinale variabele enerzijds en de te verklaren ordinale (grootte) of nominale (sector) variabele anderzijds. 14 PARA-meter onderzoek werkgevers

15 3 Resultaten 3.1 Algemeen De bedrijfstakken De belangrijkste segmentaties in dit rapport zijn die naar de 13 bedrijfstakken (sectoren) en 3 grootteklassen. Voor de leesbaarheid zijn de bedrijfstakken afgekort en in alfabetische volgorde in de tabellen gepresenteerd. Tabel 3.1 geeft een toelichting bij de afkortingen. Voorts is voor iedere sector het aantal waarnemingen (n) weergegeven. Binnen iedere sector zijn de waarnemingen vrijwel gelijkmatig verdeeld over de drie grootteklassen. Bij een groot aantal vragen liggen de uitkomsten van de sectoren gezondheids- en welzijnszorg (zorg), onderwijs (ond), openbaar bestuur en sociale verzekeringen (obsv) en openbare voorzienings(nuts)bedrijven (ovz) vrij dicht bij elkaar. Omwille van de leesbaarheid wordt in die gevallen gesproken van de non-profitsector of non-profitorganisaties. De non-profitorganisaties vertegenwoordigen ca. 5% van alle organisaties. Een aantal vragen is niet aan de totale steekproef voorgelegd. Daardoor werd het aantal waarnemingen per sector zo klein dat het niet mogelijk was over de desbetreffende vraag een statistisch relevante uitspraak per sector te doen. In die gevallen heeft clustering van de sectoren plaatsgevonden tot vier hoofdsectoren, de primaire, secundaire, tertiaire en quartaire sector genaamd. In tabel 3.1 staat per sector aangegeven tot welke hoofdsectoren zij behoort. In grote lijnen wordt de primaire sector gevormd door agrarische sector, bouw en industrie. De secundaire sector is de handel, de tertiaire particuliere, financiele en zakelijke dienstverlening en de quartaire sector is de non-profit sector Tabel 3.1 Afkortingen voor sectoren Sector afkorting steekproefgrootte hoofdsector Bouwnijverheid bouw 75 primair Cultuur, recreatie en overige dienstverlening cult 75 tertiair Financiële instellingen fin 76 tertiair Gezondheids- en welzijnszorg zorg 75 quartair Horeca hor 76 secundair Industrie ind 75 primair Landbouw en visserij lavi 75 primair Onderwijs ond 75 quartair Openbaar bestuur en sociale verzekeringen obsv 76 quartair Openbare voorzienings(nuts)bedrijven ovz 80 quartair Reparatie consumenten artikelen en handel rch 77 secundair Verhuur en zakelijke dienstverlening vzd 76 tertiair Vervoer, opslag en communicatie voc 76 tertiair Totaal tot 987 PARA-meter onderzoek werkgevers 15

16 3.1.2 Grootteklasse Het aantal respondenten per organisatiegrootte is weergegeven in tabel 3.2. Binnen iedere grootteklasse zijn de gesprekken gelijkmatig verdeeld over de 13 sectoren. Tabel 3.2 Aantal respondenten per grootteklasse Grootteklasse steekproefomvang (n) Kleine organisaties (minder dan 10 werkzame personen) 325 Middelgrote organisaties (10 tot 100 werkzame personen) 334 Grote organisaties (100 of meer werkzame personen) 328 Totaal Wijze van rapportage Alle resultaten hebben betrekking op de herwogen steekproef. Dit geldt zowel voor 2004 als De totalen per sector, per grootteklasse en het totaal generaal representeren met inachtneming van de nauwkeurigheidsmarges de meningsvorming of situatie binnen de desbetreffende (deel)populatie. In dit rapport worden de resultaten als volgt beschouwd: - voor zover van toepassing wordt nagegaan of er verschillen zijn met voor 2004 wordt ingegaan op mogelijke verschillen naar sector - voor 2004 wordt ingegaan op mogelijke verschillen naar grootteklasse - waar zinvol wordt een vraag in relatie gebracht met een andere variabele dan grootte of sector; bijvoorbeeld naar wel en niet-adequaat rookbeleid Voor de leesbaarheid is regelmatig gekozen voor grafische presentatie van de uitkomsten. De rapportage van het PARA-meter onderzoek van 2002 heeft grotendeels plaatsgevonden op basis van ongewogen aantallen. Alle in dit rapport gepresenteerde uitkomsten, zowel die van 2002 als die van 2004, hebben daarentegen betrekking op gewogen aantallen. Hierdoor kunnen de in dit rapport gepresenteerde uitkomsten over 2002 soms afwijken van de totaaluitkomsten die in het PARA-meter rapport van 2002 staan vermeld. 3.2 Kenmerken van de respondent Geslacht en leeftijd De man/vrouw-verhouding onder de respondenten was in /38%. Ten opzichte van 2002 heeft er een significante verschuiving plaatsgevonden ten gunste van de vrouwen. In 2004 was 57% man en 43% vrouw. Bij openbare voorzieningsbedrijven, in het onderwijs en in de landbouw & visserij zijn relatief vaak mannen ondervraagd; in de zorg en de vervoer-, opslag- en communicatiesector relatief veel vrouwen. Er zijn qua man/vrouw-verhouding geen verschillen naar grootteklasse. De leeftijd van de ondervraagden varieert van 19 tot 69 jaar met een gemiddelde van 41 jaar. Dit gemiddelde is gelijk aan De gemiddelde leeftijd varieert per sector. De respondenten in de financiële dienstverlening zijn significant jonger dan gemiddeld; die in de industrie en de non-profitorganisaties significant ouder. De gemiddelde leeftijd verschilt niet per grootteklasse van organisaties. 16 PARA-meter onderzoek werkgevers

17 Tabel 3.3 Geslacht en gemiddelde leeftijd van de respondent naar sector en grootteklasse (in %) geslacht leeftijd % mannen gemiddelde standaarddeviatie Totaal Totaal Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar Bestuur en Sociale Verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie kleine organisaties middelgrote organisaties grote organisatie Licht gearceerd= significant lager dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger dan gemiddeld Rookgedrag respondenten in relatie tot 2002 Zowel in 2002 als in 2004 is gevraagd of de respondent, de werkgever zelf, wel of niet rookt. In 2002 bleek 39% van alle werkgevers wel eens te roken. Van hen rookte 90% dagelijks en 79% wel eens op het werk. Er wordt vastgesteld dat er door de werkgevers over het algemeen minder wordt gerookt: in 2004 rookt 32% van de werkgevers. Van hen rookt 80% dagelijks en 61% wel eens op het werk. Alle drie de percentages zijn significant lager dan in Hiermee in samenhang is het aantal ex-rokers toegenomen van 28% in 2002 naar 35% in naar sector In 2002 is al geconstateerd dat er qua rookgedrag grote verschillen naar sector zijn. Ditzelfde beeld komt ook in 2004 naar voren. Werkgevers in de culturele en overige dienstverlening roken vaker, werkgevers uit de landbouw & visserij en het openbaar bestuur roken daarentegen minder vaak dan gemiddeld. PARA-meter onderzoek werkgevers 17

18 Tabel 3.4 Percentage (wel eens) rokende werkgevers totaal totaal bouw cult fin zorg hor ind lavi ond obsv ovz rch vzd voc % rokende werkgevers Licht gearceerd= significant lager dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger dan gemiddeld Het aantal rokers per sector is te gering om statistisch zinvolle uitspraken te doen over mogelijke verschillen tussen de sectoren wat betreft het dagelijks roken en het wel eens op het werk roken. naar grootteklasse Evenals in 2002 is er geen verband tussen het rookgedrag van de werkgever en de grootte van de organisatie (zie tabel 3.5). naar geslacht en leeftijd In 2002 rookten de mannen significant vaker dan de vrouwen (43% vs. 33%). In 2004 is dat verschil vrijwel geheel verdwenen en roken de mannelijke werkgevers in ongeveer gelijke mate als de vrouwelijke (33% vs. 31%). Qua leeftijd wordt geconstateerd dat in het bijzonder de oudere werkgevers (> 55 jaar) ten opzichte van 2002 minder zijn gaan roken (zie tabel 3.5). Tabel 3.5 Percentage rokende respondenten naar geslacht en leeftijd; 2002 en % rokers % ex-rokers % rokers % ex-rokers totaal mannen vrouwen jonger dan 35 jaar t/m 44 jaar t/m 54 jaar jaar of ouder Bedrijfskenmerken Centraal of decentraal rookbeleid In 2004 was in 16% van de organisaties de betreffende vestiging een nevenvestiging en in eveneens 16% was sprake van de hoofdvestiging; in de overige 68% was er sprake van één vestiging. Deze uitkomsten komen in grote lijnen overeen met die van 2002; toen was de verdeling respectievelijk 13%, 18% en 69%. Aan de nevenvestigingen is gevraagd of het rookbeleid centraal vanuit de hoofdvestiging wordt gevoerd of dat de betreffende vestigingen dat zelf kunnen bepalen. Ten opzichte van 2002 is sprake van een sterke tendens naar centraal gevoerd rookbeleid. In 2002 kon nog ongeveer driekwart van de nevenvestigingen zelf bepalen hoe er binnen de vestigingen met roken kon worden omgegaan; in 2004 kan minder 18 PARA-meter onderzoek werkgevers

19 dan de helft (47%) van de nevenvestigingen het rookbeleid zelf bepalen. Deze significante ontwikkeling kan onder meer worden toegeschreven aan de invoering van de gewijzigde tabakswet die minder vrijheid biedt voor eigen rookbeleid. Het aantal personen per sector aan wie de vraag is gesteld, is te gering om over dit aspect uitspraken per sector te kunnen doen. Feitelijk geldt dit ook bij de uitsplitsing naar organisatiegrootte. Er blijkt op dit punt wel een verschil te bestaan tussen de kleine organisaties enerzijds en de grote en middelgrote organisaties anderzijds. In de kleine vestigingen kan men vaker het rookbeleid zelf bepalen. Dit gold overigens ook in Tabel 3.6 Wijze waarop rookbeleid geregeld wordt naar organisatiegrootte (in %) Totaal Totaal klein middelgroot groot centraal geregeld vestigingen regelen het zelf Totaal Wijze van besluitvorming binnen de organisatie Door middel van een viertal vragen is vastgesteld hoe de besluitvorming binnen de organisatie in het algemeen plaatsvindt met als doel na te gaan of dit samenhangt met de implementatie, uitvoering en handhaving van het rookbeleid. a. personeelsparticipatie bij besluitvorming in het algemeen Allereerst is aan de hand van een 4-puntsschaal die loopt van sterk tot helemaal geen, gevraagd in welke mate het personeel deelneemt aan de besluitvorming binnen de organisatie. Er wordt vastgesteld dat er op dit punt ten opzichte van 2002 geen wezenlijke veranderingen hebben plaatsgevonden. In ongeveer de helft van de organisaties neemt het personeel in (tamelijk) sterke mate aan de besluitvorming deel, in iets minder dan de helft niet of slechts in beperkte mate. De mate van besluitvorming verschilt per sector. In de industrie en landbouw & visserij neemt het personeel minder sterk dan gemiddeld aan de besluitvorming deel; in het onderwijs daarentegen sterker dan gemiddeld (zie tabel 3.7) Tabel 3.7 Mate van personeelsparticipatie in besluitvorming naar sector (in %) totaal totaal bouw cult fin zorg hor ind lavi ond obsv ovz rch vzd voc helemaal niet een beetje tamelijk sterk sterk weet niet/ onbekend totaal Licht gearceerd= significant lager dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger dan gemiddeld PARA-meter onderzoek werkgevers 19

20 Er blijkt slechts een geringe samenhang naar grootteklasse te zijn. Er kan dan alleen worden geconstateerd dat naar mate de organisatie kleiner is het vaker voorkomt dat er helemaal geen personeelsparticipatie in de besluitvorming is (zie tabel 3.8). Tabel 3.8 Mate van personeelsparticipatie in besluitvorming naar bedrijfsgrootte (in %) totaal totaal klein middelgroot groot helemaal niet een beetje tamelijk sterk sterk weet niet/onbekend totaal mate waarin besluitvorming over nieuw beleid volgens vaste procedures plaatsvindt In bijna de helft van de organisaties (48%) worden besluiten over nieuw beleid meestal volgens vaste procedures genomen. In 23% vindt dat af en toe en in de resterende 29% (bijna) nooit volgens vaste procedures plaats. Non-profitorganisaties zijn op dit punt het sterkst gestructureerd, de horeca het minst. Zie tabel 3.9. Zoals kon worden verwacht, is er voorts een zeer sterke samenhang naar grootte. Naarmate de organisatie groter is, vindt de besluitvorming vaker gestructureerd plaats. Zo worden in 81% van de grote organisaties de besluiten over nieuw beleid meestal volgens vaste procedures genomen tegenover 45% in de kleine organisaties. Zie tabel 3.9. formele vs. informele besluitvorming In een op de vijf organisaties (20%) is meestal sprake van formele besluitvorming rond nieuw beleid, bij 44% is het meestal informeel en bij 35% is het deels formeel en deels informeel. Er zijn op dit punt grote verschillen naar organisatiegrootte en tussen de sectoren. Naarmate de organisatie groter is, is vaker sprake van formele besluitvorming. In de non-profitsector is significant vaker dan gemiddeld meestal sprake van formele besluitvorming; in de bouw is juist significant minder vaak meestal sprake van formele besluitvorming. Zie tabel 3.9. rol van informatie bij besluitvorming van nieuw beleid In ongeveer een derde van de organisaties (35%) wordt vooraf meestal veel informatie over het betreffende onderwerp ingewonnen en verwerkt voordat er over nieuw beleid besluiten worden genomen; in 10% wordt daartegenover juist weinig informatie ingewonnen en de overige 55% neemt in deze een middenpositie in. In het algemeen kan worden gesteld dat organisaties zelden zo maar en volledig ongeïnformeerd over nieuw beleid besluiten nemen. Kleine organisaties onderscheiden zich van de grote en middelgrote organisaties door zich wat minder vaak door informatie te laten leiden. Non-profitorganisaties verzamelen vooraf vaker dan gemiddeld veel informatie om tot besluitvorming te komen. Zie ook tabel PARA-meter onderzoek werkgevers

21 Tabel 3.9 Wijze van besluitvorming naar sector (in %) Sector % meestal vaste % meestal formele % meestal veel procedures besluitvorming informatie Totaal Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar Bestuur en Sociale Verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie kleine organisaties middelgrote organisaties grote organisatie Licht gearceerd= significant minder vaak dan gemiddeld Donker gearceerd= significant vaker dan gemiddeld 3.4 Kenmerken personeel Algemeen Door middel van een drietal vragen is vastgesteld hoe het personeel op een aantal kenmerken is samengesteld met als doel meer inzicht te krijgen in de factoren die het rookbeleid in de organisatie bepalen. De cijfermatige uitkomsten naar sector en grootteklasse staan aan het eind van deze subparagraaf in tabel 3.10 vermeld Verhouding man/vrouw Gemiddeld is ca. 57% van de werknemers man en 43% vrouw. Deze verhouding komt overeen met die van de populatie. Volgens CBS-statistieken is de man/vrouw-verhouding van de Nederlandse beroepsbevolking 58/42. In kleine organisaties werken iets meer vrouwen dan in de grote (44% vs. 40%). De man/ vrouw verhouding varieert wel heel sterk naar sector. In de bouw, industrie en openbare voorzieningsbedrijven is meer dan driekwart van de werknemers man, terwijl in de zorg en het onderwijs respectievelijk slechts een zesde en een derde van de werknemers tot het mannelijk geslacht behoren. In de sectoren horeca en de cultuur, recreatie en overige dienstverlening is er eveneens sprake van significant minder mannen. PARA-meter onderzoek werkgevers 21

22 3.4.3 Percentage werknemers dat voornamelijk kantoorwerk doet Gemiddeld wordt ingeschat dat ca. 42% van de werknemers voornamelijk kantoorwerk doet. Hierbij is geen eenduidige samenhang naar grootteklasse. Zoals kon worden verwacht, zijn er op dit punt grote verschillen naar sector. Bij het openbaar bestuur en in de financiële en zakelijke dienstverlening verricht ongeveer driekwart van de werknemers voornamelijk kantoorwerk; in de landbouw & visserij, de bouw en de horeca ligt het percentage kantoorpersoneel tussen de 10 en 24% Percentage werknemers, dat voornamelijk in de openlucht werkt Ongeveer 17% van de werknemers werkt volgens inschatting voornamelijk in de openlucht. Ook hier is de samenhang naar grootte niet eenduidig en zijn er weer grote verschillen naar sector. Wat dit laatste betreft geldt, dat deze vraag min of meer het complement is van de vorige: sectoren met een hoog percentage kantoorwerk hebben meestal een laag percentage werknemers dat voornamelijk in de openlucht werkt en andersom. In de landbouw & visserij en de bouw wordt vaker dan gemiddeld in de openlucht gewerkt; in de zorg, het onderwijs en de horeca juist minder vaak dan gemiddeld Percentage rokers Gemiddeld schatten de werkgevers dat iets meer dan een kwart van hun werknemers (27%) rookt. In 2002 schatte men, dat gemiddeld 34% van de werknemers rookte. Deze percentages verschillen significant van elkaar. Er is een lichte samenhang naar grootteklasse: hoe groter de organisatie, des te hoger is het geschatte percentage rokenden. Daarnaast zijn er significante verschillen naar sector. Hoger dan gemiddeld is het aantal geschatte rokende werknemers in de horeca en de bouw; lager dan gemiddeld in de zorg, de landbouw & visserij en de verhuur en zakelijke dienstverlening. De vergelijking met het rookgedrag van de respondent laat zien, dat werkgevers gemiddeld gesproken vaker roken dan naar schatting hun werknemers (32% vs. 27%). 22 PARA-meter onderzoek werkgevers

23 Tabel 3.10 Samenstelling personeelsbestand naar geslacht en aard van het werk (gemiddelde %) Sector % mannen % voornamelijk %voornamelijk %rokenden kantoorwerk buitenlucht Totaal Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar Bestuur en Sociale Verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie kleinbedrijf middelgrootbedrijf grootbedrijf Licht gearceerd= significant lager dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger dan gemiddeld 3.5 Blootstelling Hoeveelheid tabaksrook in werkomgeving algemeen Er is de vraag gesteld hoeveel tabaksrook er gemiddeld gedurende de dag in de werkomgeving aanwezig is. Deze vraag moest worden beantwoord aan de hand van een 6-puntsschaal die liep van helemaal geen tot zeer veel. In 2002 antwoordde 42% van de werkgevers dat er helemaal geen tabaksrook in de werkomgeving was. In 2004 is dit percentage significant toegenomen tot 60%. Het aantal organisaties waar werkgevers aangeven dat er tamelijk of zeer veel tabaksrook in de werkomgeving is, ligt nu op ongeveer hetzelfde niveau als in 2002, namelijk 7% nu tegenover 8% in naar sector De hoeveelheid tabaksrook verschilt sterk per sector. In non-profitorganisaties, de financiële en zakelijke dienstverlening en de landbouw & visserij is significant vaker dan gemiddeld helemaal geen tabaksrook in de werkomgeving; in de horeca en, in mindere mate, in de bouw is daarentegen vaker dan gemiddeld tamelijk of zeer veel tabaksrook in de werkomgeving. In de horeca zelfs in één op de drie vestigingen. Voor de werkgevers in de bouw was deze vraag relatief vaak moeilijk te beantwoorden. Dat komt vermoedelijk, omdat in deze sector veel werk buiten de vestigingsplaats wordt verricht. PARA-meter onderzoek werkgevers 23

24 Tabel 3.11 Blootstelling werknemers aan tabaksrook naar sector (%) Hoeveelheid tabaksrook in totaal totaal de werkomgeving bouw cult fin zorg hor ind lavi ond obsv ovz rch vzd voc Helemaal geen Zeer weinig Weinig Niet weinig, niet veel Tamelijk veel Zeer veel Weet niet/ wil niet zeggen Totaal Licht gearceerd= significant lager dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger dan gemiddeld naar grootteklasse Er is op dit punt een lichte samenhang naar grootte: hoe groter de organisatie des te vaker is er volgens de werkgever helemaal geen of zeer weinig tabaksrook in de werkomgeving. Tabel 3.12 Blootstelling werknemers aan tabaksrook naar grootteklasse (%) Totaal Totaal klein middelgroot groot Helemaal geen Zeer weinig Weinig Niet weinig, niet veel Tamelijk veel Zeer veel Weet niet/wil niet zeggen Totaal Hinderfrequentie tabaksrook algemeen In 2002 kwam naar voren dat 38% van de respondenten van mening was dat de werknemers nooit hinder ondervonden van tabaksrook en 50% soms. Deze situatie is ten opzichte van 2004 significant verbeterd. Nu antwoordt 52%, dat hun werknemers nooit hinder ondervinden van tabaksrook en 42% soms. In slechts 1% van de organisaties ondervinden werknemers vaak of zeer vaak hinder van tabaksrook. Er wordt opgemerkt, dat deze vraag alleen gesteld is aan de ca. 38% van de organisaties waar enigszins sprake is van tabaksrook in de werkomgeving (zie tabel 3.11 en 3.12). 24 PARA-meter onderzoek werkgevers

Tabaksrook in de werkomgeving

Tabaksrook in de werkomgeving Tabaksrook in de werkomgeving Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werknemers. door: drs. T.M.C.E. Zeegers Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Postbus 16070 2500 BB Den

Nadere informatie

Tabaksrook in de werkomgeving

Tabaksrook in de werkomgeving Tabaksrook in de werkomgeving Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werkgevers Ir. D. Segaar & Dr. M. C. Willemsen Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Correspondentieadres

Nadere informatie

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006 Monitor naleving rookvrije werkplek 2006 METINGEN 2004 EN 2006 B. Bieleman A. Kruize COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam:

Nadere informatie

Tabaksrook in de werkomgeving

Tabaksrook in de werkomgeving Tabaksrook in de werkomgeving Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werknemers Ir. D. Segaar & Dr. M. C. Willemsen Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Correspondentieadres

Nadere informatie

Evaluatie Tabakswet. Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005

Evaluatie Tabakswet. Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005 Evaluatie Tabakswet Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005 Cyrille Koolhaas en Dr. Marc Willemsen Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst

Nadere informatie

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas Grote Bickersstraat 74 13 KS Amsterdam Postbus 247 00 AE Amsterdam t 0 522 54 44 f 0 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport De Tabakswet Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief

Nadere informatie

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006 Monitor naleving rookvrije werkplek METINGEN EN B. Bieleman A. Kruize Monitor naleving rookvrije werkplek Mei 2007 I NTRAVAL Groningen-Rotterdam COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen

Nadere informatie

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken Veranderingen tussen 1998 en 2005 Cyrille Koolhaas en Dr. Marc Willemsen Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Correspondentieadres

Nadere informatie

Monitor naleving rookvrije werkplek 2010

Monitor naleving rookvrije werkplek 2010 Monitor naleving rookvrije werkplek 10 metingen 04, 06, 08 en 10 A. Kruize B. Bieleman C. Zimmerman Monitor naleving rookvrije werkplek 10 METINGEN 04, 06, 08 en 10 Juni 11 INTRAVAL GroningenRotterdam

Nadere informatie

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie Bijlage A Opzet van het onderzoek Arbeidsmarkt in kaart: werkgevers 2017 beschrijft de ontwikkelingen in de opvattingen en het personeelsbeleid van werkgevers ten aanzien van een aantal actuele beleidsthema

Nadere informatie

Vraag naar Arbeid 2015

Vraag naar Arbeid 2015 Bijlage A: Opzet van het onderzoek Auteurs Patricia van Echtelt Roelof Schellingerhout Marian de Voogd-Hamelink Bijlage A. Opzet van het onderzoek Het rapport Vraag naar Arbeid 2015 beschrijft de ontwikkelingen

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Werkgelegenheidsonderzoek 2010 2010 pr ov i nc i e g r oni ng e n Wer kgel egenhei dsonder zoek Eenanal ysevandeont wi kkel i ngen i ndewer kgel egenhei di nde pr ovi nci egr oni ngen Werkgelegenheidsonderzoek 2010 Werkgelegenheidsonderzoek

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Meting stoppers-met-roken juni 2008 Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Meting stoppers-met-roken juni 2008

Nadere informatie

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Meting stoppers-met-roken juli 2008 Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Meting stoppers-met-roken juli 2008

Nadere informatie

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ] Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [12-3-2018 ] 1. Inleiding Op 14 oktober 2015 heeft Tweede Kamerlid Straus een motie ingediend om een indicator voor de tevredenheid van werkgevers

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Provincie Groningen Drs. Eelco Westerhof

Nadere informatie

M200412 Opleidingsniveau in MKB stijgt

M200412 Opleidingsniveau in MKB stijgt M200412 Opleidingsniveau in MKB stijgt A.M.J. te Peele Zoetermeer, 24 december 2004 Meer hoger opgeleiden in het MKB Het aandeel hoger opgeleiden in het MKB is de laatste jaren gestegen. Met name in de

Nadere informatie

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Meting stoppers-met-roken januari 2009 Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tnsnipo.com www.tnsnipo.com Consumer & Media Rapport Meting stoppersmetroken januari 2009 Meting

Nadere informatie

Rookverbod in de horeca dringt meeroken flink terug

Rookverbod in de horeca dringt meeroken flink terug Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Rookverbod in de horeca dringt meeroken

Nadere informatie

Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie LEGIONELLA. dr. P. J. M. Martens

Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie LEGIONELLA. dr. P. J. M. Martens Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie LEGIONELLA Februari 2001 drs. Ö. Erdem dr. P. J. M. Martens INHOUDSOPGAVE BLZ. SAMENVATTING 1 INLEIDING 1 2 DOEL VAN HET ONDERZOEK

Nadere informatie

Vacatures West-Brabant 2009

Vacatures West-Brabant 2009 Vacatures West-Brabant 2009 Publicatienummer: 1569 Datum: Oktober 2009 In opdracht van: SES West-Brabant Uitgave: Gemeente Breda Afdeling Onderzoek en Informatie Projectnummer: 1218 Claudius Prinsenlaan

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 2014 Willemstad, april 15 Inhoud Inleiding... 2 Methodologie... 2 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen...3 Concurrentiepositie...5 Vertrouwen in de economie...5 Vertrouwen

Nadere informatie

Vraag naar Arbeid 2013

Vraag naar Arbeid 2013 Bijlage A: Opzet van het onderzoek Auteurs Patricia van Echtelt Jan Dirk Vlasblom Marian de Voogd-Hamelink Bijlage A. Opzet van het onderzoek Het rapport Vraag naar Arbeid 2013 beschrijft de ontwikkelingen

Nadere informatie

Tabel B14.1 Populatie volgens Kamer van Koophandel Bedrijfsgrootte Sectoren

Tabel B14.1 Populatie volgens Kamer van Koophandel Bedrijfsgrootte Sectoren Tabel B14.1 Populatie volgens Kamer van Koophandel Sectoren 1-9 10-49 50+ Landbouw 58.303 1.435 84 Voedingsmiddelenindustrie 2.720 718 236 Houtindustrie 378 15 0 Grafische industrie 2.731 400 69 Chemische

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Houding van ouders ten aanzien van het

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang

Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang Monitor Werkgeversbijdragen Kinderopvang Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Marieke Vossen

Nadere informatie

Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren

Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren Stand van zaken jongeren en de e-sigaret en andere alternatieve rookwaren Onderzoek in opdracht van VWS December 2017 244108113 Inhoud 1 Inleiding 01 2 Belangrijkste resultaten en samenvatting 07 3 In

Nadere informatie

Fact sheet. Ondernemerschap in Oost. Ondernemerschap in Oost. Het aantal vestigingen in stadsdeel Oost groeit sterk. november 2011

Fact sheet. Ondernemerschap in Oost. Ondernemerschap in Oost. Het aantal vestigingen in stadsdeel Oost groeit sterk. november 2011 Fact sheet november 11 Ondernemerschap in Stadsdeel telt veel kleine bedrijven die zich voornamelijk bevinden in de en in de explosief groeiende cultuur en recreatie sector. Het hoge aantal starters zorgt

Nadere informatie

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau. Een aantal arbeidsgehandicapten uit onze onderzoekspopulatie waren tijdens de referteperiode ingeschreven bij zowel RVA als RSZ. Deze (relatief kleine) groep van mensen bespreken we in dit deel van het

Nadere informatie

WERKGELEGENHEID REGIO WATERLAND 2012

WERKGELEGENHEID REGIO WATERLAND 2012 1.1 Arbeidsplaatsen De regio Waterland telt in totaal 61.070 arbeidsplaatsen (dat zijn werkzame personen). Daarvan werkt 81 procent 12 uur of meer per week (49.480 personen). Het grootste deel van de werkgelegenheid

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 28 t/m 39 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 29 september 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID In opdracht van Delta Lloyd Maart 2015 1 Inhoudsopgave 1. Management Summary 2. Onderzoeksresultaten Verzuim Kennis en verzekeringen Communicatie Opmerkingen 3. Onderzoeksverantwoording

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 40 t/m 51 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 27 december 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2013

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2013 Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 13 Onderzoeks en adviesbureau INTRAVAL heeft in opdracht van de NVWA, vanaf december 8/begin januari 9 negen kwartaalmetingen uitgevoerd naar het naleefniveau

Nadere informatie

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet onderzoek

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet onderzoek 4. SAMENVATTING Op 7 mei 2002 is in het Staatsblad 2002 nummer 201 de gewijzigde Tabakswet gepubliceerd. Naar aanleiding hiervan wil de Keuringsdienst van Waren goed inzicht in de naleving van het onderdeel

Nadere informatie

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006

Landelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006 Resultaten eindmeting, januari 2006 O&S Nijmegen januari 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen de

Nadere informatie

Bedrijvigheid en Werkgelegenheid in Zuidoost-Brabant

Bedrijvigheid en Werkgelegenheid in Zuidoost-Brabant Bedrijvigheid en Werkgelegenheid in Zuidoost-Brabant Tabellen- en trendboek Vestigingenregister 2015 juni 2016 Uitgave: Inlichtingen: Gemeenten Eindhoven en Helmond In samenwerking met Provincie Noord-Brabant

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Onderzoek Passend Onderwijs

Onderzoek Passend Onderwijs Rapportage Onderzoek passend onderwijs In samenwerking met: Algemeen Dagblad Contactpersoon: Ellen van Gaalen Utrecht, augustus 2015 DUO Onderwijsonderzoek drs. Liesbeth van der Woud drs. Tanya Beliaeva

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week t/m week Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers Rapport monitor Opvang asielzoekers week 52 2016 t/m week 13 2017 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 13 april 2017 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005 Resultaten tussenmeting, begin juli 2005 O&S Nijmegen 13 juli 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures scherp gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures scherp gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-010 13 februari 2009 9.30 uur Aantal vacatures scherp gedaald Nog 198 duizend vacatures Daling van 54 duizend vacatures Vooral in bedrijfsleven minder

Nadere informatie

Evaluatieonderzoek Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. BIJLAGE I Resultaten enquête ondernemers

Evaluatieonderzoek Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. BIJLAGE I Resultaten enquête ondernemers Evaluatieonderzoek Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 BIJLAGE I Resultaten enquête ondernemers drs B. van Bruggen Amsterdam, november 2001 71/november 2001 DIJK12 Beleidsonderzoek Adelaarsweg

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 44 t/m Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 44 t/m Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 44 t/m 47 2015 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 23 november 2015 Projectnummer: 20645 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding

Nadere informatie

Re-integratie door Keerpunt. Effectiviteit bij het voorkomen van WGA-instroom en ervaringen van werkgevers

Re-integratie door Keerpunt. Effectiviteit bij het voorkomen van WGA-instroom en ervaringen van werkgevers Re-integratie door Keerpunt Effectiviteit bij het voorkomen van WGA-instroom en ervaringen van werkgevers 9 mei 2017 Levert private WIA verzekering meerwaarde op voor de klant ten opzichte van publieke

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 8 t/m 11 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 18 maart 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 16 t/m 19. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 16 t/m 19 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 17 mei 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere

Nadere informatie

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2012

Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2012 Inventarisatie naleefniveau rookvrije horeca najaar 2012 Per 1 juli 2008 is binnen de horeca, sport, en kunst en cultuursector het rookverbod ingevoerd. Daarnaast is besloten dat behalve werkgevers in

Nadere informatie

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij Nederlandse Landbouw en Visserij Inhoud 1 Inleiding 03 2 Samenvatting en conclusies landbouw en visserij 3 Maatschappelijke waardering landbouw 09 4 Associaties agrarische sector 13 5 Waardering en bekendheid

Nadere informatie

zonder (restaurant; cafetaria en Inventarisatie cafetaria en snackbar; horecasubcategorieën, te bezocht, in totaal gaat INTRAVAL/n

zonder (restaurant; cafetaria en Inventarisatie cafetaria en snackbar; horecasubcategorieën, te bezocht, in totaal gaat INTRAVAL/n Inventarisatie naleefniveau rookvrije horecaa najaar 11 Per 1 juli 8 is binnen de horeca, sport en kunst en cultuursector het rookverbod ingevoerd. Daarnaast is besloten dat behalve werkgevers in de horeca

Nadere informatie

Roken onder volwassenen De harde feiten 2010

Roken onder volwassenen De harde feiten 2010 Roken onder volwassenen De harde feiten 2010 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1958 1960 1962 1964 1966 1968 1970 1972 1974 1976 1978 1980 Percentage niet rokers onder de Nederlandse bevolking

Nadere informatie

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn Oktober 2015 2 Management Summary Inleiding Ongeveer een jaar geleden heeft de gemeenteraad van Borger-Odoorn besloten om de winkels in haar gemeente

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 4 t/m 7. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 4 t/m 7. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 4 t/m 7 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 19 februari 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Administratieve (over)last

Administratieve (over)last M200811 Administratieve (over)last Perceptie van MKB-ondernemers over verplichte administratieve handelingen J. Snoei Zoetermeer, november 2008 Administratieve lasten Het overgrote deel van de ondernemers

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-113 30 september 2005 9.30 uur Banenverlies tot staan gekomen In het tweede kwartaal van 2005 waren er vrijwel evenveel banen als in het eerste kwartaal.

Nadere informatie

Werkdruk in het onderwijs

Werkdruk in het onderwijs Rapportage Werkdruk in het primair en voortgezet onderwijs DUO ONDERWIJSONDERZOEK drs. Vincent van Grinsven dr. Eric Elphick drs. Liesbeth van der Woud Maart 2012 tel: 030-2631080 fax: 030-2616944 email:

Nadere informatie

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Versie 5.0.0 Drs. J.J. Laninga December 2015 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde ervaringsonderzoek naar

Nadere informatie

M200513 Tijdsbesteding ondernemend Nederland

M200513 Tijdsbesteding ondernemend Nederland M200513 Tijdsbesteding ondernemend Nederland R. Hoevenagel Zoetermeer, december 2005 Tijdsbesteding ondernemend Nederland Ondernemers in Nederland maken lange werkweken. Uit onderzoek van EIM komt naar

Nadere informatie

Belevingsmonitor Regeldruk 2009

Belevingsmonitor Regeldruk 2009 Belevingsmonitor Regeldruk 2009 Belevingsmonitor Regeldruk 2009 A. Zijdenbos Zoetermeer, 15 juni 2009 Dit onderzoek is uitgevoerd door Stratus marktonderzoek b.v. in opdracht van de Regiegroep Regeldruk

Nadere informatie

Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie. ROKEN OP HET WERK 2000 (een herhalingsonderzoek)

Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie. ROKEN OP HET WERK 2000 (een herhalingsonderzoek) Arbeidsinspectie Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie ROKEN OP HET WERK 2000 (een herhalingsonderzoek) 2 JULI 2001 drs. R. Spijkerman A.N. van den Ameele 2 INHOUDSOPGAVE BLZ. SAMENVATTING

Nadere informatie

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli 2002. Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli 2002. Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag nipo het marktonderzoekinstituut Postbus 247 1000 ae Amsterdam Grote Bickersstraat 74 Telefoon (020) 522 54 44 Fax (020) 522 53 33 Email info@nipo.nl Internet www.nipo.nl Rapport Roken en Zwangerschap

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek!" ##

Centraal Bureau voor de Statistiek! ## Centraal Bureau voor de Statistiek!" ## Projectnummer: BPA-nummer: Datum: 1 maart 2013 1. Doorontwikkeling van Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) naar Veiligheidsmonitor (VM) 1.1 Inleiding Gedurende de

Nadere informatie

Stadspanel: Oud en nieuw 2018

Stadspanel: Oud en nieuw 2018 veel respons Stadspanel: Oud en nieuw 2018 Erik van der Werff April 2018 www.os-groningen.nl Inhoud 1. Inleiding... 2 1.1 Aanleiding van het onderzoek... 2 1.2 Doel van het onderzoek... 2 1.3 Opzet van

Nadere informatie

Fluchskrift Wurkgelegenheid

Fluchskrift Wurkgelegenheid Fluchskrift Wurkgelegenheid Werkgelegenheidsregister Provincie Fryslân Het betreft voorlopige uitkomsten van het werkgelegenheidsonderzoek 2013. In afwachting op de landelijke cijfers zijn eventuele correcties

Nadere informatie

Rookprevalentie

Rookprevalentie Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Rookprevalentie -2008 Continu onderzoek

Nadere informatie

Rapportage. opiniepeiling Lelystad Airport

Rapportage. opiniepeiling Lelystad Airport Rapportage opiniepeiling Lelystad Airport RTV Oost, Omroep Flevoland en Omroep Gelderland hebben een opiniepeiling laten uitvoeren om inzicht te verkrijgen in de mening van inwoners van Flevoland, Overijssel

Nadere informatie

Werkgelegenheid in Leiden

Werkgelegenheid in Leiden maart 2010 Werkgelegenheid in Leiden Jaarlijks publiceert de eenheid Beleidsonderzoek en Analyse (BOA) de meest actuele cijfers over het aantal bedrijven en werkzame personen in Leiden gebaseerd op het

Nadere informatie

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages. MARGES EN SIGNIFICANTIE BIJ STEEKPROEFRESULTATEN. De marges van percentages Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie,

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid WERKTIJDVERKORTING 2016 Een onderzoek naar het beroep door ondernemingen in 2016 op art. 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 mei 2017

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid WERKTIJDVERKORTING 2015 Een onderzoek naar het beroep door ondernemingen in 2015 op art. 8 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 mei 2017

Nadere informatie

Verslag consumentenonderzoek zorgsector Breda

Verslag consumentenonderzoek zorgsector Breda Verslag consumentenonderzoek zorgsector Breda Inleiding: In het kader van het project economische barometer is in 2012 gekozen voor het onderwerp zorgverlening en vooral het gebruik van de zorgverleners,

Nadere informatie

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ouderschapsverlof Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ruim een kwart van de werknemers in Nederland die in 24 recht hadden op ouderschapsverlof, hebben daarvan gebruik gemaakt. nemen veel vaker ouderschapsverlof

Nadere informatie

Marktonderzoek naar de markt van personeelsplanningssystemen, tijdregistratiesystemen en urenverantwoordingssystemen.

Marktonderzoek naar de markt van personeelsplanningssystemen, tijdregistratiesystemen en urenverantwoordingssystemen. Marktonderzoek naar de markt van personeelsplanningssystemen, tijdregistratiesystemen en urenverantwoordingssystemen. Uitgevoerd in opdracht van: Anneke Kersten Augustus 2009 1 Inhoudsopgave Pagina 1.

Nadere informatie

Meerderheid kent het EKO-keurmerk Onderzoek naar de waarde van het EKO-keurmerk onder Nederlandse boodschappers

Meerderheid kent het EKO-keurmerk Onderzoek naar de waarde van het EKO-keurmerk onder Nederlandse boodschappers Meerderheid kent het EKO-keurmerk Onderzoek naar de waarde van het EKO-keurmerk onder Nederlandse boodschappers Tim de Broekert MSc, Research Consultant Imre van Rooijen MSc, Research Consultant december

Nadere informatie

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 12 t/m 15. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers. Rapport monitor Opvang asielzoekers week 12 t/m 15 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 15 april 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten

Nadere informatie

Statistisch Centraal Bureau voor de Statistiek Bulletin 63e jaargang no. 34 / 23 augustus 2007 Inhoud Verklaring van de tekens Informatie

Statistisch Centraal Bureau voor de Statistiek Bulletin 63e jaargang no. 34 / 23 augustus 2007 Inhoud Verklaring van de tekens Informatie Centraal Bureau voor de Statistiek Statistisch Bulletin 63e jaargang no. 34 / 23 augustus 2007 Inhoud Arbeid en sociale zekerheid Vacatures naar economische activiteit en bedrijfsgrootte, 30 juni 2007.

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures licht gestegen. Groei lager dan in derde kwartaal

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures licht gestegen. Groei lager dan in derde kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-023 27 maart 2007 9.30 uur Aantal vacatures licht gestegen Het aantal vacatures is in het vierde kwartaal van 2006 licht gestegen. Eind december 2006

Nadere informatie

PENSIOEN ZZP-ERS. Een kwantitatief onderzoek onder ZZP-ers in opdracht van Indexus JORIS DE JONGH MARTIJN VAN DER VEEN AMSTERDAM, DECEMBER 2018

PENSIOEN ZZP-ERS. Een kwantitatief onderzoek onder ZZP-ers in opdracht van Indexus JORIS DE JONGH MARTIJN VAN DER VEEN AMSTERDAM, DECEMBER 2018 PENSIOEN ZZP-ERS Een kwantitatief onderzoek onder ZZP-ers in opdracht van Indexus JORIS DE JONGH MARTIJN VAN DER VEEN AMSTERDAM, DECEMBER 2018 VOORAF AWARENESS ONDER ZZP-ERS CREËREN Aanleiding en doel

Nadere informatie

Uitkomsten Werkgelegenheidsenquête 2012 Regio West-Brabant

Uitkomsten Werkgelegenheidsenquête 2012 Regio West-Brabant , Uitkomsten Werkgelegenheidsenquête 2012 Regio West-Brabant Rapportage Datum: November 2012 In opdracht van: Regio West-Brabant Uitgave: Gemeente Breda Afdeling Onderzoek en Informatie NEN-ISO 20252 gecertificeerd

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures daalt licht. 133 duizend openstaande vacatures Daling bij particuliere bedrijven

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures daalt licht. 133 duizend openstaande vacatures Daling bij particuliere bedrijven Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11-71 15 november 2011 9.30 uur Aantal vacatures daalt licht 133 duizend openstaande vacatures Daling bij particuliere bedrijven Eind september 2011 stonden

Nadere informatie

Hoofdstuk 12. Arbeidsmarkt

Hoofdstuk 12. Arbeidsmarkt Hoofdstuk 12. Arbeidsmarkt Samenvatting De potentiële beroepsbevolking wordt gedefinieerd als alle inwoners van 15-64 jaar en bestaat uit ruim 86.000 Leidenaren. Van hen verricht 7-74% betaald werk voor

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Opnieuw scherpe daling aantal vacatures

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Opnieuw scherpe daling aantal vacatures Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-040 15 mei 2009 9.30 uur Opnieuw scherpe daling aantal vacatures Opnieuw daling van bijna 50 duizend vacatures Nu nog 152 duizend vacatures Vooral in

Nadere informatie

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Samenvatting De potentiële beroepsbevolking wordt gedefinieerd als alle inwoners van 15-64 jaar en bestaat uit ruim 86.000 Leidenaren. Van hen verricht ruim zeven op de tien

Nadere informatie

Waarschuwende teksten op sigarettenpakjes

Waarschuwende teksten op sigarettenpakjes nipo het marktonderzoekinstituut Postbus 247 00 ae Amsterdam Grote Bickersstraat 74 Telefoon (020) 522 54 44 Fax (020) 522 53 33 E-mail info@nipo.nl Internet www.nipo.nl NIPO het marktonderzoekinstituut

Nadere informatie

Belevingsmonitor Regeldruk 2008 P4063, JVI/AB/3298947

Belevingsmonitor Regeldruk 2008 P4063, JVI/AB/3298947 Belevingsmonitor Regeldruk 2008 P4063, JVI/AB/3298947 Belevingsmonitor Regeldruk 2008 P4063, JVI/AB/3298947 A. Zijdenbos Zoetermeer, 7 mei 2008 Dit onderzoek is uitgevoerd door Stratus marktonderzoek b.v.

Nadere informatie

8b. (0,5 VE) Op welke manier wordt de blootstelling aan gevaarlijke stoffen beoordeeld? Geschat Gemeten Weet niet

8b. (0,5 VE) Op welke manier wordt de blootstelling aan gevaarlijke stoffen beoordeeld? Geschat Gemeten Weet niet Beleid en maatregelen vanuit bedrijf 7. (1 VE) Treft uw onderneming maatregelen gericht op het werken met gevaarlijke stoffen? (Toelichting: We bedoelen daarmee concrete maatregelen om de gezondheidsrisico

Nadere informatie

4 Onderzoeksverantwoording

4 Onderzoeksverantwoording 4 Onderzoeksverantwoording Het onderzoek Het veldwerk van de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 liep 11 weken en vond plaats van 19 september tot en met 6 december 2005. In totaal zijn 38.030 bedrijven

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures stabiliseert

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal vacatures stabiliseert Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-070 13 november 2009 9.30 uur Aantal vacatures stabiliseert 128 duizend openstaande vacatures geringe veranderingen per economische sector vacaturegraad

Nadere informatie