Scopingsadvies Project-MER Renovatie van het GOG Potpolder IV te Waasmunster

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus Brussel T 02/ mer@vlaanderen.be Scopingsadvies Project-MER Renovatie van het GOG Potpolder IV te Waasmunster Initiatiefnemer: Waterwegen en Zeekanaal NV Afdeling Zeeschelde Anna-bijnsgebouw Lange Kievitstraat bus Antwerpen 02/06/2017 PRMER-3001-SA

2 1. Inleiding Het milieueffectrapport wordt opgesteld met het oog op de vergunning voor vooreerst de verlaging van de dijken tot een hoogte van 6,3 mtaw langsheen de Durme ter hoogte van de potpolder IV te Waasmunster. Deze dijken zullen fungeren als overloopdijk. Daarnaast zal de bestaande ringdijk rondom de polder worden gerenoveerd tot op sigmahoogte, deels op het bestaande tracé, deels volgens een nieuw tracé. Deze dijk moet de omgeving vrijwaren van waterloverlast bij het inwerking treden van het gecontroleerd overstromingsgebied (GOG). De totale dijklengte bedraagt ca m. Voor het leegmaken van het GOG wordt een pompstation (vijzelgemaal) voorzien die het GOG in enkele getijdecycli opnieuw zal leegmaken. Ook worden een aantal maatregelen voorzien om de waterhuishouding buiten het gebied niet te belemmeren bij het inwerking treden van het GOG. Het project ligt gedeeltelijk in het Habitatrichtlijngebied BE Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent, meer bepaald deelgebied 24 De Durme met slikken en schorren en met Rietsnijderij, Sombeekse meersen, Potpolder I, Weijmeerbroek, Oude Durme, Moerasput, Groot Broek, Polder van Waasmunster, Hof ten Rijen en Potpolder IV. De Durme is eveneens aangeduid als Vogelrichtlijngebied BE Durme en de middenloop van de Schelde. Op basis van de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de MER-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1, met name: Bijlage II rubriek 10 h: werken ter bescherming van overstromingen, namelijk: aanleg van overstromingsgebieden met een volumecapaciteit van m³ of meer, aanleg van dijken met een lengte van 500 m of meer. Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de MER-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek. De dienst Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 23 maart Er werd een openbare raadpleging georganiseerd in de gemeenten Waasmunter (van 10 april 2017 tot en met 9 mei 2017) en Zele (13 april 2017 tot en met 12 mei 2017). De informatie werd vervolgens bezorgd aan de dienst Mer. De dienst Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage). De dienst Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de methodologie van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-mer op basis van art van het DABM 2, de informatie uit de openbare raadpleging en de ontvangen adviezen. Inspraakreacties van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor de opmaak van een project-mer: reacties die geen deel uitmaken van de decretaal vereiste elementen van een project-mer (vb. kosten-baten-analyse, waardevermindering of vermeerdering van onroerend goed per perceel, persoonlijke voorkeuren van omwonenden, ); reacties die gaan over procedurele aspecten buiten deze project-mer procedure; reacties die betrekking hebben op zaken buiten de scope van het project-mer (vb. afbaggeren van de Durme en de sanering van baggerspecie). Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-mer. Het project-mer moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM). Dienst Mer scopingsadvies PR3001 2

3 voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn. 2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden: o Bij de ruimtelijke situering ook duiden wat de omliggende activiteiten zijn en de kwetsbare locatie (bewoning, natuurgebieden, ) binnen het studiegebied. o Een duidelijke beschrijving opnemen van de huidige toestand (welke dijken zijn reeds aanwezig, hoogte, bestaand GOG en pompstations?) Uit de projectbeschrijving moet duidelijk volgen welke nieuwe ingrepen noodzakelijk zijn voor de toekomstige situatie tov bestaande situatie. Welke deel van de ringdijk volgt het bestaand tracé en welke het nieuwe tracé? o In het MER zal hoofdstuk 4 Verantwoording van het project aangevuld worden met een paragraaf waarin het project duidelijker wordt gekaderd binnen het Geactualiseerd Sigmaplan en het Meest Wenselijk Alternatief, incl. de daaropvolgende beslissingen van de Vlaamse Regering (o.a. deze van 22 juli 2005, 28 april 2006, ). Ook zal het project afgetoetst worden aan het inrichtingsvoorstel van het INBO uit Indien dit voorstel leidde tot een ander project zal dit als een inrichtingsalternatief op zijn milieueffecten worden onderzocht (zie verder). o Bij de projectverantwoording zal aangegeven worden of na afbaggering van de Durme het project nog noodzakelijk is gezien de grotere bergingscapaciteit, rekening houdende met de aanzanding. Het project-mer dient aan te geven hoe deze werken passen in bekkenbeheerplan/stroomgebiedbeheerplannen van de Durme voor de lopende periode. o Het MER moet, voor zover relevant, relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Zo zal 8.3 van de aanmelding duidelijk melden welk MER Dijkwerken Durme er wordt bedoeld (PR409 en stand van zaken). De relatie tussen het project in dit eerder MER (PR409) en dit nieuwe MER (PR3001) verduidelijken. Welke onderdelen van het project zijn gelijkaardig en welke niet? o Verduidelijken wat het globaal inrichtingsplan Durmevallei voor het betrokken projectgebied inhoudt (cfr. p. 50). o Motiveer duidelijker waarom de oppervlakte van 80 ha naar 46 ha werd gereduceerd voor dit project. Gemotiveerd zal worden waarom ook 46 ha nodig is en waarom geen kleinere oppervlakte kan volstaan. o Dijkhoogtes per sectie worden duidelijk gemotiveerd. Zijn de voorgestelde hoogtes, komende uit het oorspronkelijk Sigmaplan, nog wel relevant? o Er dient duidelijk gemaakt te worden waar het water uit de polder naar toe moet bij aanhoudende hoogwaterstanden in de betrokken sectie van de Durme. o Verduidelijk of het baggeren van de Durme al dan niet tot het project behoort. o Verduidelijken of het gebruiksklaar maken van het baggerspecie tot het project behoort. De stand van zaken van het Europees samenwerkingsproject hieromtrent opvolgen. Verduidelijken wat dit gebruiksklaar maken kan inhouden (sanering/lagunering,?) om te kunnen inschatten hoeveel ruimte hiervoor moet voorzien worden. Enkel indien hiervoor een afzonderlijke vergunning wordt aangevraagd, is dit geen onderdeel van het project. o Aan welke normen zal de baggerspecie voor de aanleg van de dijken voldoen? Hoe wordt de dijk opgebouwd, bv. baggerspecie afgedekt met vette aarde? Wordt enkel baggerspecie gebruikt voor de aanleg van dijken? o Duidelijk zowel tekstueel als op figuur aangeven welke dijken en onderdelen van het projectgebied verhard worden. Motiveren waarom bijvoorbeeld de Sigmadijken moeten Dienst Mer scopingsadvies PR3001 3

4 geasfalteerd worden zoals voorgesteld in de projectbeschrijving. Uit inspraak zou dit problematisch blijken ikv plannen in voorbereiding over de toegankelijkheid in de Durmevallei van Wachtebeke tot Hamme. De dijken lopen ook gedeeltelijk door natuurreservaat en dit zou een knelpunt kunnen zijn in verband met de wet op natuurbehoud. o PS1 en PS2 aanduiden op figuur 6-2. Alternatievenonderzoek in milieueffectrapportage is belangrijk, ook bij renovaties. Het alternatievenonderzoek, beschreven in hoofdstuk 9 van de aanmelding kan, voor zover nog geldig en correct bij het beëindigen van het milieueffectenonderzoek, in de project-mer worden overgenomen. Het nulalternatief (= geen renovatie van het GOG) zal in het MER opgenomen worden als de referentiesituatie (zie 3 van deze richtlijnen). Het MER moet bijkomend de milieueffecten van volgende alternatieven onderzoeken en beoordelen of motiveren waarom niet relevant: o Ter hoogte van de vijver de dijk slechts met 1 m i.p.v. 1,40 m te verlagen, zodat het Durmewater minder hevig het GOG binnenstroomt waardoor mogelijks het biotoop minder abrupt verstoord wordt. Indien de dijk over het noordelijk deel wordt verhoogd, zal overtopping zich beperken tot het zuidelijk deel, met grotere debieten en snelheden en een slechtere vulling tot gevolg, cf. de uitgevoerde modellering. Dit zal verduidelijkt worden in het MER. o Indien uit verantwoording duidelijk blijkt dat het uitbaggeren van de Durme zou volstaan om dezelfde doelen beschermingsdoelen te bereiken zal het afbaggeren van de Durme als volwaardig alternatief worden onderzocht en beoordeeld. o Potpolder VIII Molsbroek gebruiken als GOG aangezien deze in het verleden bij hoge waterstanden reeds zijn nut als overstromingsgebied heeft bewezen. Of de putten van Ham en Delmare waarvan sprake in inspraak? o Een beknopte beschrijven opnemen van de reeds overwogen alternatieven uit het verleden voor de realisatie van de veiligheidsdoelstellingen. In inspraak worden verschillende dijkinrichtingen en locaties van de pompen gevraagd om te bestuderen om tot een projectalternatief te komen met de minste impact op de omgeving. Voor- en nadelen van de alternatieven worden duidelijk in beeld gebracht. De alternatieven hoeven in deze project-mer niet evenwaardig onderzocht te worden indien deze technisch niet haalbaar zouden zijn of niet zouden voldoen aan de gestelde doelen. In dit geval zijn het dan ook geen redelijke alternatieven. De motivatie dient wel opgenomen te worden in het MER. 3. Algemene en methodologische aspecten Referentiesituatie, bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De aanmelding gaf reeds een eerste afbakening. Indien in de loop van het verdere m.e.r.-onderzoek zou blijken dat de milieueffecten verder reiken dan oorspronkelijk verwacht, dient het oorspronkelijk studiegebied uiteraard uitgebreid te worden. Het afbakeningsproces is dus een iteratief proces dat bij de redactie van het eindrapport dient afgerond te zijn. De ruimtelijke afbakening van het studiegebied zal voor elke discipline duidelijk tekstueel worden beschreven en op kaart worden voorgesteld. Dienst Mer scopingsadvies PR3001 4

5 In het project-mer zullen de effecten van de geplande toestand (=renovatie van het GOG en de mogelijke alternatieven) beschreven worden tegenover de referentietoestand. De referentiesituatie is toestand van het studiegebied zonder de geplande renovatiewerken, m.n. de huidige toestand. Motiveer waarom als referentiejaar 2023 wordt voorgesteld in de aanmelding rekening houdend met mogelijke ontwikkelingsscenario s? In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Naast de ontwikkelingsscenario s die in de aanmelding beschreven zijn, moeten in het MER ook de volgende ontwikkelingsscenario s meegenomen worden: - De rioleringswerken waarvan sprake op p. 61 van de aanmelding opnemen bij hoofdstuk 10 ontwikkelingsscenario s. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-mer nieuwe ontwikkelingsscenario s naar boven komen, moeten deze toegevoegd worden. Volgende relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: Voor het geval het afbaggeren van de rivierbodem van de Durme ook tot het project behoort zal de relevante regelgeving daaromtrent aangegeven worden in tabel 5-1. Het geactualiseerde Sigmaplan en de relevante beslissingen van de Vlaamse Regering zal aan tabel 5-2 worden toegevoegd. Het onderscheid tussen onderzoekssturende en procedure bepalende randvoorwaarde is niet meer noodzakelijk om te bepalen (cfr. RLB AM). Het volstaat om de relevantie aan te geven. Milieueffecten, geplande toestand en milderende maatregelen De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-mer duidelijk en transparant omschreven worden er gestreefd. Er wordt gestreefd naar een maximale kwantitatieve beschrijving van de effecten. Hierbij wordt er steeds vanuit gegaan dat de effecten van het overstromingsgebied het verschil is tussen de gekozen referentietoestand (zie hierboven) en de geplande toestand, zijnde de situatie tijdens en na renovatiewerken van het GOG wordt. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen moet aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling moet transparant gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0). Het ingreep-effectschema (tabel 7.1 p in de aanmelding) zal in het MER, waar noodzakelijk verder uitgebreid worden met de diverse effectgroepen die beschreven zullen worden bij de effectbeschrijving in het MER. De tabel wordt dus in de loop van het verder onderzoek iteratief aangepast en zal in het milieueffectrapport voor het hoofdstuk waarin de effectbeschrijving gebeurt, behandeld worden. Aangezien pompstations in exploitatie mogelijke geluidshinder kunnen veroorzaken zal in tabel 7.1 geluidshinder (bij Geluid) en rustverstoring (bij Biodiversiteit). Deze effecten worden ook binnen de relevante disciplines onderzocht en beoordeeld. Dienst Mer scopingsadvies PR3001 5

6 Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden, indien relevant. Voor aanzienlijk negatief beoordeelde effecten worden milderende maatregelen uitgewerkt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. Indien er aanzienlijk negatief beoordeelde effecten, al dan niet na mildering, overblijven, moeten de deskundigen aangeven of het project voor de aspecten binnen hun discipline aanvaardbaar project is. De efficiëntie van de milderende maatregelen wordt ook steeds, waar mogelijk, kwantitatief aangetoond. Vergelijking van de alternatieven Zoals hoger gesteld (zie 2 van dit scopingadvies) is de vergelijking van verschillende alternatieven in een project-mer zeer belangrijk. De relevante alternatieven zoals opgenomen in 2 van dit scopingadvies zullen op een objectieve manier worden afgewogen. Andere alternatieven kunnen tijdens het verloop van de MER-studie gegenereerd worden. Voor- en nadelen van de mogelijke alternatieven (of onderdelen) worden in voorkomend geval vanuit de milieuaspecten omschreven. De methodologie ter vergelijking van de verschillende alternatieven zal, indien er toch een alternatievenafweging dient te gebeuren, duidelijk beschreven worden. Deze project-mer zal, in het voorkomende geval er een alternatievenonderzoek nog gebeurt, aantonen welk project het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) is en dit op basis van de meest relevante negatieve en positieve milieueffecten. Bij de beschrijving van de bestaande toestand, de referentietoestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende: - Ook de disciplines lucht, klimaat en mens-gezondheid moeten in het MER behandeld worden als nevendisciplines (p. 3 van de aanmelding hieraan aanpassen). Discipline bodem: - Beschrijf wat er in de bestaande ontginningsputten werd ontgonnen (cfr in de aanmelding). - Indien niet opgenomen in de projectbeschrijving zal de discipline bodem de volumes van de af te graven dijken berekenen. - Aangezien werfzones nog niet zijn gekend zal het MER vanuit deze discipline aangeven waar deze best gemeden worden. - Bij de effectgroep bodemverontreiniging moet ook rekening gehouden worden met hergebruik van baggerspecie.. - p. 75: in hoeverre is de latere omvorming tot wetland relevant bij de vorming van milderende maatregelen? Discipline water: - Verduidelijken wat in bedoeld wordt met relevante effecten op waterkwantiteit treden niet op en de effecten van deze ingreep kunnen zich stroomop- en stroomafwaarts niet laten voelen in de Durme - Overstromingsfrequenties van de huidige situatie, de referentiesituatie en de geplande situatie worden duidelijk gedocumenteerd. Voor zover mogelijk wordt verduidelijkt hoe de polder werkte bij de stormen van 2010 en Hoe snel zal dit gebied terug leeg zijn? Aangegeven zal worden over welke watervolumes het gaat en hoelang de overstroming duurt. Mogelijke opslibsnelheid wordt berekend. - De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt besproken aan de hand van het oppervlaktewatermeetnet van de VMM. Voor de bespreking van de Dienst Mer scopingsadvies PR3001 6

7 oppervlaktewaterkwaliteit van de Durme wordt ook gevraagd om de toestand van het oppervlaktewaterlichaam Getijdedurme (VL08_39) te bespreken. - De impact op vismigratie moet grondig beschreven worden. Er wordt gevraagd om te onderzoeken of er nog mogelijkheden zijn voor gravitaire lozing, aangezien hier de voorkeur naar uitgaat. Dit kan ook bij de discipline Biodiversiteit. De impact van dit project op de grondwatertafel in de regio wordt in beeld gebracht. - Wat zal de impact zijn van dit project op de afwatering van de percelen langs de Lokerenbeek? Discipline geluid & trillingen: - Nagaan of het pompstation een relevante geluidsbron is. - Motiveer waarom afgeweken wordt van het beoordelingskader uit het richtlijnenboek geluid en trillingen. Discipline biodiversiteit: - Doorheen heel het MER: niet meer spreken over de discipline fauna en flora maar over de discipline biodiversiteit. Ook in het kader van de erkende deskundigen niet meer spreken over de discipline fauna en flora maar over de discipline biodiversiteit (p. 3). - Het ANB gaat akkoord met de voorgestelde werkwijze zoals beschreven in het document. Er zal een passende beoordeling en een verscherpte natuurtoets worden opgemaakt. - Effecten op aanwezige fauna (bevers, een groot bestand van ijsvogels, fuut, meerkoeten ooievaars, witte reiger en andere watervogels, buizerds, uilen, bruine kiekendief vos, eekhoorns, kleine vleermuis, grote vleermuis, glimwormen, snoek, zwanenmossel, kleine driehoeksmossel,. worden in beeld gebracht. Ook specifiek ter hoogte van de noordelijke vijver cfr. inspraak. - De effecten zullen kwantitatief beschreven worden op habitatniveau (waardoor indirect ook de impact op de sleutelsoorten van het habitat worden beschreven). - Aangezien werfzones nog niet zijn gekend zal het MER vanuit deze discipline aangeven waar deze best gemeden worden. - Uit inspraak volgt bezorgdheid over de aanwezige natuur die zou verdwijnen door dit project. Anderzijds is er sprake dat de natuur er alleen maar beter zal van worden. Er zal aangetoond worden of de bestaande natuur en rust voor wandelaars en fietsers zal wijzigen in de geplande situatie. - Uit de tabel juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden volgt dat een aantal bomen moeten gekapt worden. Meer details moeten opgenomen worden waar en hoeveel bomen. Er moet nagegaan worden of het bosdecreet van toepassing is en boscompensatie noodzakelijk is. Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: - Reconstructie van het paleaolandschap wordt gemaakt om een reconstructie van de evolutie te maken van een alluviaal systeem naar een rivier met getijdenwerking 3 - Het project-mer zal de landschappelijke effecten beschrijven en beoordelen inzake: De inplanting van de Sigmadijken ter hoogte van de rivierduin De versnijding van het open landschap (versnijding open ruimte) De veranderde beeldvorming in relatie tot de hoogte van de dijk (8m) en het aanliggend alluviaal landschap (3.7m) - Het project-mer zal de historische waarde van de hoeve Ten Reyen beschrijven. - Aangezien werfzones nog niet zijn gekend zal het MER vanuit deze discipline aangeven waar deze best gemeden worden. - p. 129: plangebied vervangen door projectgebied (2x). 3 Contact voor onderzoeksgegevens zijn via de dienst Mer op te vragen. Dienst Mer scopingsadvies PR3001 7

8 Discipline mens (inclusief mobiliteit): - Indien grondoverschotten het projectgebied verlaten zal deze discipline het aantal transporten en de frequentie ervan bepalen en beoordelen. De routes langs waar deze grondoverschotten getransporteerd worden, zullen in het MER duidelijk worden gemaakt. - De aanwezige woningen in het projectgebied en studiegebied aanduiden op kaart (cfr. p. 92). - De discipline mens sociaal organisatorische aspecten vervangen door discipline mens ruimtelijke aspecten (o.a. p. 4). - Mogelijke wijzigingen in landgebruik in functie van landbouw worden kwantitatief en cartografisch in beeld gebracht. Economische effecten worden niet binnen deze discipline in een MER behandeld. De landbouwgebruikskwaliteit (moet onderzocht worden. Indien gewenst kan het departement Landbouw en Visserij een LIS aanleveren. - Het effect op de omringende landbouwpercelen onderzoeken en indien noodzakelijk milderende maatregelen voorstellen. Wanneer zullen overstromingen plaatsvinden en wat zal de impact zijn op de landbouwpercelen binnen en buiten dit gebied? - Stofhinder voor de aanlegfase zal kwalitatief besproken worden als relevante effectgroep. In voorkomend geval, indien relevant, zal het bijkomend energieverbruik en bijhorende CO2-uitstoot van de pompen in beeld worden gebracht. Ook de volgende onderdelen moeten aan bod komen in het MER (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie: - de leemten in de kennis - de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen 4 - een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen) - tewerkstelling, investering en gebruikte materialen 5 - een niet-technische samenvatting Digitaal getekend Door Tom De Saegher Afdelingshoofd Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten 4 Het MER zal ook aangeven welke maatregelen er dienen genomen te worden indien monitoringsresultaten uitwijzen dat er toch nog negatieve te milderen effecten optreden. (bijv. uitspraken onder de vorm van: als [waargenomen effect] dan [te nemen maatregel]). 5 Extra investeringskosten van de voorgestelde milderende maatregelen of alternatieven kunnen in dit hoofdstuk worden gerapporteerd. Dienst Mer scopingsadvies PR3001 8

9 Bijlage Aantal inspraakreacties die tijdens de openbare raadpleging ingediend werden bij: - Gemeente Waasmunster: 3 - Gemeente Zele: 2 - Dienst Mer: 3 waarvan in totaal 5 unieke inspraakreacties. Lijst met de instanties die gereageerd hebben en betrokken worden in de verdere procedure: - Gemeente Waasmunster - CIW - VMM, AET - OVAM - Departement Landbouw en visserij Laten weten geen opmerkingen: - Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen * - ANB - Aquafin - MOW - Fluxys * - Polder Schelde Durme Oost * - Gemeente Zele * Deze instantie(s) moet niet verder betrokken worden in de procedure. Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: - Dep. Omgeving, milieuvergunningen - Provincie Oost-Vlaanderen - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer - Departement Omgeving, ruimtelijke planning Dienst Mer scopingsadvies PR3001 9