Hervergunning Cargill France SAS te Herent

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus Brussel T 02/ mer@vlaanderen.be Goedkeuring project-milieueffectrapport Hervergunning Cargill France SAS te Herent Initiatiefnemer: Cargill Herent Zijpstraat Herent PRMER-3083-GK

2 1. Inleiding Het voorgenomen project betreft de hervergunning van de bestaande exploitatie van Cargill France SAS, bijkantoor Cargill Herent, gelegen te Herent, Zijpstraat 155. In het MER worden 2 scenario s uitgewerkt. Enerzijds de evaluatie van de milieueffecten van de bestaande exploitatie van de mouterij en de ondersteunende diensten van Cargill Herent voor een productiecapaciteit van ton per jaar (basisscenario). Anderzijds wordt ook de actuele maximale vergunde capaciteit ( ton/jaar) geëvalueerd, inclusief 3 beperkte wijzigingen, namelijk de realisatie van een nieuwe kuipenzaal, de ingebruikname van twee nieuwe transportbanden voor de overslag van gerst en mout tussen een binnenschip en de silo s van het bedrijf en de uitdienstname van de pellettoren (alternatief scenario). Het MER werd samen met de omgevingsvergunningsaanvraag ingediend. De volgende activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1, met name: Bijlage II 7 d) Mouterijen met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. De dienst Mer besliste op 21/03/2018 over de aanmelding. De aanmelding bevatte geen vraag tot scopingsadvies. Er werd geen openbare raadpleging voorzien in het voortraject (= periode voorafgaand aan de indiening van het MER samen met vergunningsaanvraag). 2. Inhoudelijke toetsing van het project-mer 2.1. Toetsing aan artikel ,1 DABM Het project-mer werd opgesteld door het team van deskundigen waarover in de aanmeldingsbeslissing werd beslist Toetsing aan artikel , 3 DABM Het project-mer is kwaliteitsvol uitgewerkt en het bevat alle relevante onderdelen conform artikel van DABM. Onder meer de volgende overwegingen speelden een rol bij de toetsing: - Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat de vergunningsplichtige activiteit geen betekenisvolle aantasting impliceert voor de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone. ANB verklaart zich akkoord met de conclusies van de passende beoordeling. ANB stelt tevens vast dat de vergunningsplichtige activiteit geen onvermijdbare of onherstelbare schade aan de natuur in het VEN zal veroorzaken. Vanuit de discipline biodiversiteit is het wel aangewezen dat voor de algemene ecologische waarde van de waterlopen er blijvend aandacht moet zijn voor de beperking van het waterverbruik en de optimale werking van de waterzuivering. 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2/5

3 - De fysicochemische impact van de lozing van Cargill op de ontvangende waterlopen is aanzienlijk negatief op de Leigracht en deels ook op de Lipsebeek. Deze impact is vooral het gevolg van het feit dat Cargill op kleine waterlopen loost (andere of riolering geen optie). Cargill heeft reeds een aantal fundamentele studies uitgevoerd en heel wat maatregelen genomen. Wel blijven de beperking van het waterverbruik en de strikte opvolging van de zuivering ook voor de toekomst een continu aandachtspunt. In verband met AOX bestaat er momenteel geen BBT voor de verwijdering of reductie ervan. Dit zal ook in de toekomst opgevolgd worden. De nodige procedures zijn nu reeds in voege om het gebruik van NaOCl als ontsmettingsmiddel tot een minimum te beperken. - De maatregelen die door Cargill momenteel reeds getroffen worden in verband met de grondwaterwinningen zoals de optimale monitoring moeten ook in de toekomst verder gezet worden zodat negatieve effecten vermeden kunnen worden. - Voor geluid werd naar aanleiding van vorige vergunning een saneringsstudie uitgevoerd met als resultaat verschillende individuele saneringen en ook een collectieve sanering in de vorm van een akoestische wand. De laad- en losactiviteiten geven echter nog altijd aanleiding tot een significant negatief effect. Scenario 2, waarvoor in de toekomst wordt geopteerd, geeft hier al een reductie van de overschrijding. De meest dominante geluidsbron is de mobiele kraan voor de gerst overslag. Men kan nagaan of deze eventueel uitgevoerd kan worden met een geluidsarme elektrische kraan of andere installatie Toetsing aan artikel , 4 D.A.B.M. Het project-mer werd afgetoetst aan de ontvangen opmerkingen en adviezen van het publiek en de geraadpleegde adviesinstanties. Hieronder een beknopte analyse van de ontvangen informatie: De dienst Mer vroeg advies op het MER aan ANB, GOP - Milieu, Onroerend Erfgoed (OE), AZG, VMM-Lucht, VMM-GW, De Vlaamse Waterweg, gemeente Herent, stad Leuven, provincie Vlaams- Brabant Er kwam reactie van GOP-milieu, ANB, OE, VMM-GW, gemeente Herent. Tijdens het openbaar onderzoeken werden er bezwaren geformuleerd. Inspraakreacties van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor het project- MER: reacties die uitsluitend een persoonlijk standpunt inhouden over de wenselijkheid van het project; reacties die geen deel uitmaken van de decretaal vereiste elementen van een project- MER (vb. kostenbatenanalyse, waardevermindering of vermeerdering van onroerend goed per perceel, persoonlijke voorkeuren van omwonenden, ); reacties die gaan over procedurele aspecten buiten deze project-mer procedure; reacties die betrekking hebben op niet-inhoudelijke zaken (verklaring symbolen, legende figuren, spellingsfouten, ); reacties die betrekking hebben op zaken buiten de scope van het project-mer. Onder meer volgende overwegingen speelden een rol bij de toetsing: - Als referentiesituatie wordt de huidige situatie van het studiegebied weerhouden. Echter, gezien het over een hervergunning gaat, is de referentiesituatie per definitie gelijk aan de huidige situatie zonder dat het bedrijf wordt verondersteld in exploitatie te zijn. Bij de effectbespreking in de verschillende disciplines werd wel met de juiste 3/5

4 referentiesituatie rekening gehouden en werden de effecten van de totale exploitatie in werking beschouwd (huidig en max. vergund). - De evaluatie van de ecotoxicologische effecten van het geloosde afvalwater is opgenomen in Bijlage 2 van het MER (EAPS-studie p.47-55). Hiervan werd ook een samenvatting opgenomen in het MER bij de discipline Water en Biodiversiteit. Er werden acute toxiciteitstesten uitgevoerd op het effluent van Cargill op 4 organismen, zowel in 2002 als in Hieruit werd besloten dat het effluent als niet acuut toxisch wordt geclassificeerd. De bevindingen van de testen laten niet toe een EC50 of LC50 te bepalen, daar in geen van de testen effecten werden vastgesteld bij meer dan 50% van de organismen. De testen op lange termijn worden niet standaard uitgevoerd (EPAS-studie p.47). Over chronische effecten is dus geen uitspraak mogelijk bij gebrek aan gestandaardiseerde testen. Het MER besluit dat er voor afvalwaterlozing geen nieuwe milderende maatregelen worden geformuleerd. Beperken van waterverbruik en waar mogelijk verder verbeteren van de waterzuivering blijven aandachtspunten, doch voor deze aspecten zijn reeds studies en maatregelen uitgevoerd. Het verder opvolgen van de evolutie van de BBT (naar waterbesparing, beperking chloorhoudende producten, werking waterzuivering, ) kan, zoals geadviseerd door ANB, in de toekomst leiden tot maatregelen die het effect van de lozing verder beperken. Het opvolgen van BBT behoort sowieso tot de verplichtingen van het bedrijf. - Het bepalen van het oorspronkelijk omgevingsgeluid en de locaties voor de geluidsmetingen werden uitgevoerd conform het richtlijnenboek geluid. De metingen moeten uitgevoerd worden ter hoogte van meest nabije woningen en op 200m van de perceelsgrens in de andere gevallen, indien relevant (niet te ver, impact mogelijk), ook buiten industriegebied. In dit geval werden de dichtstbijzijnde woningen gekozen als meetlocaties (buiten industriegebied) op 25m, 40m, 90m, 230m en 340m. Meten op 500m van de bron zou niet meer relevant zijn zoals de geluidcontourkaarten aangeven - De lijst van grondwaterwinningen in het studiegebied werd niet overgenomen uit het vorig MER. De lijst (tabellen 16 en 17 van het MER) werd geactualiseerd in 2017 bij de opmaak van huidig MER. - De eventuele bouw van een nieuwe kuipenzaal houdt geen verband met de levensduur van het gebouw, maar wel met een modernisering van de machines. De levensverwachting van de gebouwen van Cargill Herent is meer dan 30 jaar. Recentelijk werd er nog geïnvesteerd in het onderhoud van de Nordon productiegebouwen. - Het wegtransport wordt tot een minimum beperkt door optimale inzet van watertransport. Verdere beperking van het aantal transporten over de weg is echter niet mogelijk. De afvoer van mout gebeurt met vrachtwagens voor klanten in België, Nederland en Frankrijk. Gezien de korte afstanden is dit de meest economische oplossing. Bovendien zijn de meeste brouwerijen niet aan spoor of waterweg verbonden of hebben geen infrastructuur om grondstoffen via deze weg te ontvangen. Voor de exportklanten (buiten de Europese Unie) wordt de mout via de waterweg naar Antwerpen gebracht in containers of bulk, waar de mout wordt overgeslagen in zee- of containerschepen. Cargill probeert steeds om het transport langs het kanaal te maximaliseren waar mogelijk. Daarom werd er geïnvesteerd in de bouw van de inlandse containerterminal. - De discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie werd voldoende gedetailleerd besproken. Onroerend Erfgoed heeft geen advies uitgebracht. 4/5

5 - Over het groenscherm en het visueel-landschappelijk effect is in het MER een korte evaluatie te vinden in en Voor het groenscherm werden verschillende acties ondernomen zoals de aanplanting van streekeigen struiken en bomen, aanplanting van struiken aan de buitenkant van de geluidsmuur, aanplanting van klimop aan de omheining en behoud van inheemse struiken, gewassen en bomen. Op basis van bovenstaande analyse van de ontvangen informatie, concludeert de dienst Mer dat de ontvangen informatie geen aanleiding geeft tot aanpassing van het project-mer. 3. Goedkeuring van het project-mer Op basis van de bovenstaande toetsing keurt de dienst Mer het voorliggende project-mer goed. Digitaal getekend door Voor de projectmanager, afwezig Lina Grooten Senior adviseur Directie gebiedsontwikkeling Afdeling gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning- en projecten 5/5