De Rol van het Werkgeheugen en Taak-ambiguïteit bij het Meten van Cognitieve Flexibiliteit
|
|
- Renée Mulder
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 De Rol van het Werkgeheugen en Taak-ambiguïteit bij het Meten van Cognitieve Flexibiliteit in Onderzoekssettings bij Kinderen met Hoogfunctionerend Autisme Sascha Meyer Bachelorthese Collegekaartnummer: Datum: 20 juni 2011 Begeleider: Drs. Marieke de Vries Aantal woorden abstract: 117 Aantal woorden paper: 6593
2 Inhoudsopgave Abstract 2 De Rol van het WG en Taak-ambiguïteit bij het Meten van CogF 3 Cognitieve Vaardigheden van Invloed bij het Meten van CogF 7 Het Visuospatiële WG 10 De Rol van Complexiteit bij het Meten van Visuospatieël WG 16 De Rol van Taak-ambiguïteit bij het Meten van CogF 17 De Rol van het Visuospatiële WG en Taak-ambiguïteit bij het Meten van CogF 20 Conclusie 21 Literatuur 23 1
3 Abstract In het dagelijkse leven vertonen mensen met autisme spectrum stoornissen veel inflexibel gedrag. Inflexibel gedrag vertoont overeenkomsten met cognitieve flexibiliteit. In dit paper wordt besproken wat de rol is van het werkgeheugen en taak-ambiguïteit bij het meten van cognitieve flexibiliteit in onderzoekssettings bij kinderen met hoogfunctionerend autisme. Taak-ambiguïteit blijkt, via het werkgeheugen, invloed te hebben op het presteren op taken die cognitieve flexibiliteit meten. Een ambigue taak blijkt het werkgeheugen van kinderen met hoogfunctionerend autisme extra te belasten, waardoor deze kinderen slechter presteren op taken die cognitieve flexibiliteit meten dan zich normaal ontwikkelende kinderen. De ambiguïteit in het dagelijkse leven lijkt het werkgeheugen van mensen met autisme spectrum stoornissen dan ook te overbelasten, waardoor gedrag inflexibel wordt. 2
4 De Rol van het WG en Taak-ambiguïteit bij het Meten van CogF De omstandigheden van het dagelijkse leven veranderen voortdurend. Om effectief te kunnen functioneren in de maatschappij is het van groot belang om het eigen gedrag flexibel aan deze veranderende omstandigheden aan te passen. Dit is voor mensen met autisme spectrum stoornissen lastig. In het dagelijkse leven vertonen mensen met autisme spectrum stoornissen dan ook veel inflexibel gedrag (Geurts, Corbett & Solomon, 2008). Autisme spectrum stoornissen (ASS) bestaan uit de autistische stoornis, stoornis van asperger en pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven (PDD-nos). Deze stoornissen kenmerken zich door sociale en communicatieve beperkingen en beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten (DSM-IV-TR, APA, 2000). Vooral in dit laatste kenmerk is het inflexibele gedrag te herkennen. Cognitieve theorieën om ASS te verklaren zijn gebrekkige theory of mind (ToM) (Baron-Cohen, Leslie & Frith, 1985), zwakke centrale coherentie (Frith, 2003) en gebrekkige executieve functies (Hill, 2004). Gebrekkige ToM is het onvermogen om gedachten toe te schrijven aan zichzelf en de ander (Baron-Cohen et al., 1985). Zwakke centrale coherentie is een zwak vermogen tot samenhangend denken (Frith, 2003) door een voorkeur voor detaillistische informatieverwerking (Happé & Frith, 2006), waarbij samenhangend denken verbetert door expliciete aanwijzingen (Happé et al., 2006). Het inflexibele gedrag lijkt vooral te worden verklaard door de gebrekkige executieve functies (Hill, 2004). Executieve functies zijn planning, inhibitie, organiseren, monitoren van eigen gedrag, werkgeheugen, cognitieve flexibiliteit en vorming van mentale representaties van taken en doelen (Geurts et al., 2008; Hill, 2004). Door een verstoring in het functioneren van executieve functies ontstaan problemen met complexe, doelgerichte acties (Geurts et al., 2008). De executieve functie cognitieve flexibiliteit (CogF) betreft de vaardigheid om, 3
5 afhankelijk van de situatie, te wisselen tussen verschillende gedachten of acties (Geurts et al., 2008). Dit wisselen tussen verschillende gedachten of acties vertoont veel overeenkomsten met het inflexibele gedrag van mensen met ASS in het dagelijkse leven. Gebrekkige CogF lijkt dit inflexibele gedrag dan ook te verklaren. Het is interessant om na te gaan of dit zo is. In onderzoekssettings wordt CogF vaak gemeten met de wisconsin card sorting task (WCST) (Berg, 1948; Lezak, Howieson & Loring, 2004). Bij deze taak sorteert de proefpersoon kaarten naar voorbeeld van vier voorbeeldkaarten. Als sorteerregels worden aantal, vorm en kleur gebruikt. De proefleider geeft aan of een sortering goed of fout is. Met deze feedback dient de sorteerregel achterhaald te worden. Na een reeks juiste sorteringen, wisselt de proefleider onaangekondigd van sorteerregel. De proefpersoon ontvangt geen wisselinstructie. Een wisselinstructie geeft uitleg dat tijdens de taak gewisseld wordt van sorteerregel. De mate waarin de proefpersoon wisselt van sorteerregel, geeft de mate van CogF aan. Uit verschillende studies met de WCST blijkt dat mensen met ASS slechter van sorteerregel wisselen dan zich normaal ontwikkelende mensen (Geurts et al., 2008). Dit geldt voor verschillende typen autisme, leeftijden en intelligentieniveau s (Geurts et al., 2008). Dit zou betekenen dat CogF gebrekkig is bij mensen met ASS. Echter kunnen bij de WCST ook andere cognitieve vaardigheden van invloed zijn op het vermogen om te wisselen van sorteerregel. Ten eerste kunnen het vermogen om te leren van feedback, het vermogen om het doel van de taak in gedachte te houden en problemen met volgehouden aandacht van invloed zijn op het presteren op de WCST (Geurts et al., 2008). Ten tweede kan het vermogen van inhibitie van invloed zijn op het presteren op de WCST (Geurts et al., 2008). Inhibitie is het niet uitvoeren van een response in het bijzijn van de stimulus die deze response oproept (Russo et al., 2007). Ten derde kan het vermogen om te signaleren dat het noodzakelijk is om van strategie te wisselen van invloed zijn op het presteren op de WCST (Geurts et al., 2008). Ten vierde kunnen, bij handmatige afname, 4
6 sociale vaardigheden van invloed zijn op het presteren op de WCST (Eylen, van et al., 2011). Ten vijfde kan abstract redeneervermogen van invloed zijn op het presteren op de WCST (Berg, 1948; Lezak et al., 2004). Ten slotte kan de mate van functioneren van het werkgeheugen van invloed zijn op het presteren op de WCST (Kimberg & Farah, 1993). De executieve functie werkgeheugen (WG) is een systeem met beperkte capaciteit, waarmee visuospatiële en verbale informatie tijdelijk kan worden opgeslagen en bewerkt (Baddeley, 2000). Doordat deze cognitieve vaardigheden, naast CogF, van invloed kunnen zijn op het presteren op de WCST, kan niet met zekerheid worden gesteld dat de oorzaak voor het verminderde vermogen om te wisselen van sorteerregel inderdaad gebrekkige CogF is bij mensen met ASS. Om met meer zekerheid vast te stellen wat de oorzaak is voor het verminderde vermogen om te wisselen van sorteerregel, is het interessant om drie deelgebieden te onderzoeken. Ten eerste: is gebrekkige CogF inderdaad de oorzaak is voor het verminderde vermogen om te kunnen wisselen van sorteerregel bij mensen met ASS? Hiervoor is het van belang dat alle cognitieve vaardigheden die, naast CogF, van invloed zijn op het wisselen van sorteerregel bij de WCST worden uitgesloten van de meting van CogF. Indien mensen met ASS hierna nog steeds een verminderd vermogen hebben om te wisselen van sorteerregel, kan met meer zekerheid worden gesteld dat de oorzaak hiervoor gebrekkige CogF is. Ten tweede: wat is de rol van het WG bij het meten van CogF bij mensen met ASS? Bij de WCST moet informatie over nieuwe sorteringen namelijk worden opgeslagen en bewerkt in relatie tot informatie over voorgaande sorteringen. Dit vereist voortdurende verversing van de informatie in het WG. Problemen met verversen belemmeren het wisselen naar een andere sorteerregel (Kimberg et al., 1993; Russo et al., 2007). Omdat de WCST gebruik maakt van visuospatiële stimuli is het vooral interessant om het visuospatiële WG te onderzoeken. Ten derde: wat is de rol van het vermogen om te signaleren dat het noodzakelijk 5
7 is om van strategie te wisselen bij het meten van CogF bij mensen met ASS? Om te signaleren dat het noodzakelijk is om van strategie te wisselen is het nodig om samenhangend te denken. Hiervoor blijken mensen met ASS expliciete aanwijzingen nodig te hebben (Happé et al., 2006). Deze expliciete aanwijzingen ontbreken bij de WCST, omdat geen taakinstructie over het wisselen van sorteerregel wordt gegeven. Als geen taakinstructie wordt gegeven, is het onduidelijk wat de taak is. Dit wordt taak-ambiguïteit genoemd. Taak-ambiguïteit kan het wisselen naar een andere sorteerregel dus belemmeren. In dit paper worden deze deelgebieden onderzocht door verschillende studies met elkaar te vergelijken. Hiervoor is het van belang dat tussen de studies de onderzoeks- en controlegroepen vergelijkbaar zijn op leeftijd, IQ en type groepen. Als leeftijdsklasse is gekozen voor kinderen van zes tot achttien jaar. Waarbij soms een onderscheid wordt gemaakt naar jongere kinderen (zes tot twaalf jaar) en oudere kinderen (twaalf tot achttien jaar). Als onderzoeksgroep is gekozen voor kinderen met hoogfunctionerend (IQ boven 70) autisme (HFA). Als controlegroep is gekozen voor zich normaal ontwikkelende kinderen. Tevens zal voor elke studie worden nagegaan of de onderzoeks- en controlegroep zijn gematched op leeftijd en IQ. Hierdoor wordt het mogelijk de groepen ook binnen een studie te vergelijken. Tevens wordt hierdoor de invloed van abstract redeneervermogen op het presteren op de WCST uitgesloten, omdat abstract redeneervermogen afhankelijk is van leeftijd (Piaget, 1972) en IQ (Wechsler, 1991, 1997a, aangehaald in Lezak et al., 2004). Indien de groepen niet zijn gematched op leeftijd en/of IQ wordt dit aangegeven. Indien wordt gemeten met de WCST blijkt CogF gebrekkig bij jongere kinderen met HFA (Verté, Geurts, Roeyers, Oosterlaan & Sergeant, 2005). Tevens blijkt het visuospatiële WG gebrekkig bij jongere kinderen met HFA (Verté et al., 2005). Indien wordt gemeten met de modified card sorting task (MCST) (Nelson, 1976, aangehaald in Lezak et al., 2004) blijkt 6
8 CogF intact bij volwassenen met HFA (Hill & Bird, 2006). De MCST is een aangepaste versie van de WCST die taak-ambiguïteit uitsluit. De vraag die in dit paper centraal staat luidt dan ook: wat is de rol van het WG en taak-ambiguïteit bij het meten van CogF in onderzoekssettings bij kinderen met HFA? Allereerst wordt nagegaan of CogF bij kinderen met HFA inderdaad gebrekkig is. Vervolgens wordt nagegaan hoe het visuospatiële WG functioneert bij deze kinderen. Daarna wordt nagegaan wat de rol is van complexiteit van informatie bij het meten van visuospatieël WG. Vervolgens wordt nagegaan wat de rol is van taak-ambiguïteit bij het meten van CogF. Uiteindelijk wordt nagegaan wat de rol is van het visuospatiële WG en taak-ambiguïteit bij het meten van CogF. In de eerste paragraaf worden de cognitieve vaardigheden die, naast CogF, van invloed zijn op het wisselen van sorteerregel bij de WCST bij kinderen met HFA beschreven. In de tweede paragraaf wordt het functioneren van het visuospatiële WG bij deze kinderen beschreven. In de derde paragraaf wordt de rol van complexiteit van informatie bij het meten van visuospatieël WG beschreven. In de vierde paragraaf wordt de rol van taak-ambiguïteit bij het meten van CogF beschreven. In de vijfde paragraaf wordt de rol van het visuospatiële WG en taak-ambiguïteit bij het meten van CogF beschreven. Cognitieve Vaardigheden van Invloed bij het Meten van CogF Indien wordt gemeten met de WCST blijkt CogF gebrekkig bij jongere kinderen met HFA (Verté et al., 2005). Zoals eerder besproken kunnen andere cognitieve vaardigheden, naast CogF, van invloed zijn op het presteren op de WCST. Om met meer zekerheid vast te stellen dat CogF bij kinderen met HFA gebrekkig is, is het van belang deze invloeden uit te sluiten. Een taak die de cognitieve vaardigheden die, naast CogF, van invloed zijn op het wisselen van sorteerregel bij de WCST uitsluit of verminderd is de intra-dimensional/extra- 7
9 dimensional (ID/ED) taak van de cambridge neuropsychological test automated battery (CANTAB ) (Cambridge Cognition, 1996, aangehaald in Geurts et al., 2008). Bij deze taak maakt de proefpersoon een keuze uit twee figuren. Bij elke figuur wordt een lijn afgebeeld als afleider. De computer geeft aan of een selectie goed of fout is. Met deze feedback dient de te selecteren figuur achterhaald te worden. Na een reeks juiste selecties gaat de proefpersoon naar het volgende niveau. De taak wordt moeilijker naarmate het niveau hoger wordt. Indien het de proefpersoon niet lukt om een reeks juiste selecties te maken wordt de taak op dat niveau afgebroken. Vanaf het voorlaatste niveau worden twee nieuwe figuren en twee nieuwe lijnen geïntroduceerd. Tot dit niveau moeten figuren worden geselecteerd. Vanaf dit niveau moeten lijnen worden geselecteerd. Hiermee wisselt de sorteerregel dus van figuren naar lijnen. Deze wissel is overeenkomstig met de wissel van sorteerregel van de WCST (Goldberg et al., 2005). Dit wordt de extradimensionele wissel genoemd. De proefpersoon ontvangt een wisselinstructie. De mate waarin de proefpersoon op dit niveau slaagt een reeks juiste selecties te maken, geeft de mate van CogF aan. De cognitieve vaardigheden die, naast CogF, van invloed kunnen zijn op het wisselen van sorteerregel bij de WCST, zijn niet of verminderd van invloed op de extradimensionele wissel bij de ID/ED taak. Ten eerste wordt de invloed van het vermogen om te leren van feedback, het vermogen om het doel van de taak in gedachten te houden en volgehouden aandacht uitgesloten, omdat de ID/ED taak uit meerdere niveau s bestaat (Geurts et al., 2008). Als deze cognitieve vaardigheden invloed zouden hebben gehad, dan had de proefpersoon het niveau van de extradimensionele wissel niet gehaald. Ten tweede heeft het vermogen van inhibitie geen invloed, omdat bij de extradimensionele wissel nieuwe stimuli worden aangeboden, waardoor inhibitie van voorgaande stimuli niet nodig is (Eylen, van et al., 2011). Ten derde wordt de invloed van het vermogen om te signaleren dat het noodzakelijk is om van strategie te wisselen uitgesloten, omdat bij de ID/ED taak in tegenstelling tot de WCST wel een wisselinstructie wordt 8
10 gegeven. Hierdoor wordt taak-ambiguïteit uitgesloten. Ten vierde wordt de invloed van sociale vaardigheden geminimaliseerd, door afname via de computer (Dichter et al., 2010). Ten slotte wordt de invloed van het visuospatiële WG verminderd, omdat bij de ID/ED taak gebruik wordt gemaakt van twee sorteerregels (figuur en lijn) in tegenstelling tot drie sorteerregels (aantal, vorm en kleur) bij de WCST. Door het geringere aantal sorteerregels wordt de mate van beroep op het visuospatiële WG verminderd (Eylen, van et al., 2011). Om met meer zekerheid vast te stellen dat CogF gebrekkig is bij kinderen met HFA, is het dus interessant om na te gaan hoe deze kinderen op de ID/ED taak presteren. Jongere kinderen met HFA blijken hetzelfde te presteren op de extradimensionele wissel van de ID/ED taak als zich normaal ontwikkelende kinderen (Goldberg et al., 2005). Dit zou betekenen dat, in tegenstelling tot het onderzoek met de WCST (Verté et al., 2005), CogF intact is bij kinderen met HFA. Echter werden bij de onderzoeken met de ID/ED taak (Goldberg et al., 2005) en de WCST (Verté et al., 2005) de groepen niet op IQ gematched. Het IQ van de kinderen met HFA was lager dan de zich normaal ontwikkelende kinderen. Tevens werden in beide onderzoeken alleen jongere kinderen onderzocht. Het is interessant om na te gaan of CogF intact is bij jongere en oudere kinderen, als de groepen zijn gematched op IQ. Uit onderzoek met jongere en oudere kinderen blijkt dat kinderen met HFA zelfs beter presteren op de extradimensionele wissel van de ID/ED taak dan zich normaal ontwikkelende kinderen, als de groepen zijn gematched op IQ (Landa & Goldberg, 2005). Dit betekent dat CogF intact is bij kinderen met HFA. Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat, in onderzoekssettings, CogF intact is bij kinderen met HFA. Het is dus mogelijk dat het verminderde vermogen om te wisselen van sorteerregel bij de WCST niet wordt veroorzaakt door gebrekkige CogF, maar door één van de andere cognitieve vaardigheden van invloed op het presteren op de WCST. Van deze andere cognitieve vaardigheden wordt het visuospatiële WG verondersteld een belangrijke rol 9
11 te spelen (Kimberg et al., 1993). Het is dus interessant om na te gaan hoe het visuospatiële WG functioneert bij kinderen met HFA. Het Visuospatiële WG Bewerking in het visuospatiële WG blijkt gebrekkig te functioneren bij jongere kinderen met HFA (Verté et al., 2005). Dit werd onderzocht met de self-ordered pointing (SoP) taak (Petrides & Milner, 1982). Bij deze taak selecteerden proefpersonen op meerdere vellen papier met afbeeldingen opeenvolgend steeds één afbeelding. Er kon geen onderscheid worden gemaakt tussen afbeeldingen door deze in woorden te omschrijven (Verté et al., 2005). Per vel werden dezelfde afbeeldingen steeds op een andere plaats afgebeeld. Hierdoor kon geen gebruik worden gemaakt van spatiële omgevingsankers. Elke afbeelding mocht slechts één keer worden geselecteerd. De mate waarin proefpersonen eerder geselecteerde afbeeldingen onthielden, gaf de mate van functioneren van het visuospatiële WG aan. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA slechter presteerden op deze taak dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit zou betekenen dat bewerking in het visuospatiële WG gebrekkig functioneert bij kinderen met HFA. Echter werden in dit onderzoek de groepen niet op IQ gematched. Het IQ van de kinderen met HFA was lager dan de zich normaal ontwikkelende kinderen. Tevens werden alleen jongere kinderen onderzocht. Daarnaast bestaat het WG uit zowel opslag als bewerking (Baddeley, 2000). Omdat in het WG opslag de basis is voor bewerking (Baddeley, 2000), is het mogelijk dat de gebrekkige bewerking uit dit onderzoek wordt veroorzaakt door gebrekkige opslag. Het is dan ook interessant om na te gaan hoe opslag in het visuospatiële WG functioneert bij kinderen met HFA. Opslag in het visuospatiële WG blijkt intact bij jongere en oudere kinderen met HFA als de groepen zijn gematched op IQ (Ozonoff & Strayer, 2001). Dit werd onderzocht met een taak waarbij proefpersonen de positie van verschillende figuren onthielden. Er kon 10
12 onderscheid worden gemaakt tussen figuren door deze in woorden te omschrijven. De figuren werden steeds op dezelfde plaats afgebeeld. Hierdoor kon gebruik worden gemaakt van spatiële omgevingsankers. Nadat de figuren waren verdwenen werd de proefpersonen gevraagd de positie van één van de figuren aan te wijzen. De mate waarin de proefpersonen de positie van de figuren onthielden, gaf de mate van functioneren van opslag in het visuospatiële WG aan. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA hetzelfde presteerden op deze taak als zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit zou betekenen dat opslag in het visuospatiële WG intact is bij kinderen met HFA. Echter kon bij dit onderzoek gebruik worden gemaakt van spatiële omgevingsankers en kon tussen figuren onderscheid worden gemaakt door deze in woorden te omschrijven. Het is mogelijk dat proefpersonen deze twee factoren hebben gebruikt om de taak op te lossen. Het is dan ook interessant om na te gaan hoe opslag in het visuospatiële WG functioneert als geen gebruik gemaakt kan worden van deze twee factoren. Indien geen gebruik gemaakt kan worden van spatiële omgevingsankers en geen onderscheid kan worden gemaakt tussen stimuli door deze in woorden te omschrijven, blijkt opslag in het visuospatiële WG gebrekkig bij kinderen met HFA (Luna, Doll, Hegedus, Minshew & Sweeney 2007). Dit bleek uit onderzoek met de oculomotor delayed response (ODR) taak (Hikosaka & Wurtz, 1983). Bij deze taak onthielden proefpersonen de positie van een lichtpuntje. Er kon geen onderscheid worden gemaakt tussen lichtpuntjes door deze in woorden te omschrijven. Het lichtpuntje werd steeds op een ander plaats getoond. Bij deze taak kon geen gebruik worden gemaakt van spatiële omgevingsankers (Luna et al., 2007). Nadat het lichtpuntje was verdwenen werd de proefpersonen gevraagd de positie van het lichtpuntje met de ogen aan te geven (Luna, Garver, Urban, Lazar & Sweeney, 2004; Luna et al., 2007). De mate waarin proefpersonen de positie van de lichtpuntjes onthielden, gaf de mate van functioneren van opslag in het visuospatiële WG aan. Uit dit onderzoek bleek dat 11
13 kinderen met HFA slechter presteerden op deze taak dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit betekent dat opslag in het visuospatiële WG gebrekkig functioneert bij kinderen met HFA, als geen gebruik gemaakt kan worden van spatiële omgevingsankers en tussen figuren geen onderscheid kan worden gemaakt door deze in woorden te omschrijven. Als wel gebruik gemaakt kan worden van deze twee factoren blijkt opslag in het visuospatiële WG intact (Ozonoff et al., 2001). Dit betekent dat deze twee factoren bepalend zijn voor het functioneren van opslag in het visuospatiële WG. Omdat in het WG opslag de basis is voor bewerking (Baddeley, 2000), is het interessant om na te gaan welke van deze twee factoren bepalend is voor het functioneren van bewerking in het visuospatiële WG. Het kunnen onderscheiden van stimuli door deze in woorden te omschrijven blijkt bepalend voor het functioneren van bewerking in het visuospatiële WG (Ozonoff et al., 2001). Dit bleek uit onderzoek met een taak waarbij proefpersonen in verschillend gekleurde afbeeldingen van dozen naar schatten zochten. Er kon onderscheid worden gemaakt tussen afbeeldingen door deze in woorden te omschrijven. In de helft van de dozen zat een schat. De proefpersonen konden een doos selecteren, waarna de inhoud werd getoond. Na elke selectie verwisselden de dozen van positie. Hierdoor kon geen gebruik worden gemaakt van spatiële omgevingsankers. Elke doos mocht slechts één keer worden geselecteerd. De mate waarin proefpersonen eerder geselecteerde dozen onthielden, gaf de mate van functioneren van bewerking in het visuospatiële WG aan. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA hetzelfde presteerden op deze taak als zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit betekent dat bewerking in het visuospatiële WG intact is, als geen gebruik kan worden gemaakt van spatiële omgevingsankers en wel onderscheid kan worden gemaakt tussen stimuli door deze in woorden te omschrijven. Het is dus mogelijk dat het kunnen onderscheiden van stimuli door deze in woorden te omschrijven bepalend is voor het functioneren van het visuospatiële WG. Om dit met meer zekerheid vast te stellen is het interessant om na te gaan hoe bewerking 12
14 in het visuospatiële WG functioneert als wel gebruik kan worden gemaakt van spatiële omgevingsankers en geen onderscheid kan worden gemaakt tussen stimuli door deze in woorden te omschrijven. Het kunnen gebruiken van spatiële omgevingsankers blijkt niet bepalend voor het functioneren van bewerking in het visuospatiële WG (Landa et al., 2005; Steele, Minshew, Luna & Sweeney, 2007). Dit bleek uit onderzoeken met de spatial working memory (SWM) taak van de cambridge neuropsychological test automated battery (CANTAB ) (Cambridge Cognition, 1996, aangehaald in Steele et al., 2007). Bij deze taak doorzochten proefpersonen een aantal afbeeldingen van dozen. Er kon geen onderscheid worden gemaakt tussen afbeeldingen door deze in woorden te omschrijven. In één van de dozen was een schat verborgen. De proefpersonen konden de dozen doorzoeken door deze te selecteren. De dozen bleven op dezelfde plaats afgebeeld. Hierdoor kon gebruik worden gemaakt van spatiële omgevingsankers. Elke doos mocht slechts één keer worden geselecteerd. Na het vinden van de schat werd een volgende schat verborgen in een andere doos. De proefpersonen dienden wederom alle dozen (exclusief de doos waar de schat in was gevonden) te doorzoeken. Uiteindelijk werd in elke doos een schat verborgen. De mate waarin proefpersonen eerder geselecteerde dozen konden onthouden, gaf de mate van functioneren van bewerking in het visuospatiële WG aan. Uit deze onderzoeken bleek dat kinderen met HFA slechter presteerden op deze taak dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Spatiële omgevingsankers blijken níet (Landa et al., 2005; Steel et al., 2007) en stimuli kunnen onderscheiden door deze in woorden te omschrijven blijken wél (Ozonoff et al., 2001) bepalend voor het functioneren van bewerking in het visuospatiële WG. Dit zou betekenen dat de als visuospatiële informatie aangeboden figuren zijn opgeslagen als verbale informatie. Het is interessant om na te gaan of dit zo is bij kinderen met HFA. 13
15 Kinderen met HFA blijken inderdaad visuospatiële stimuli op te slaan als verbale informatie (Williams, Happé & Jarrold, 2008). Dit werd onderzocht met een taak waarbij proefpersonen afbeeldingen uit drie reeksen onthielden. Ten eerste: afbeeldingen die visueel niet op elkaar leken en, indien zij in woorden werden omschreven, verbaal wel op elkaar leken. Ten tweede: afbeeldingen die visueel op elkaar leken en, indien zij in woorden werden omschreven, verbaal niet op elkaar leken. Ten derde: controle afbeeldingen die zowel verbaal als visueel niet op elkaar leken. In dit onderzoek werd gebruikt gemaakt van het phonological similarity effect (Baddeley, 2000). Het phonological similarity effect houdt in dat woorden die hetzelfde klinken slechter worden onthouden dan woorden die niet hetzelfde klinken. Als de afbeeldingen verbaal worden opgeslagen, zou dit betekenen dat de verbaal gelijkende afbeeldingen slechter worden onthouden dan de verbaal niet gelijkende afbeeldingen. De mate waarin proefpersonen de afbeeldingen in de juiste volgorde onthielden, gaf de mate van functioneren van opslag in het visuospatiële WG aan. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA afbeeldingen die verbaal op elkaar leken slechter onthielden dan afbeeldingen die verbaal niet op elkaar leken. Tevens bleek hieruit dat visuospatiële stimuli beter worden onthouden indien tussen stimuli onderscheid kan worden gemaakt als zij in woorden worden omschreven. Dit betekent dat kinderen met HFA visuele stimuli verbaal opslaan indien deze in woorden kunnen worden omschreven. Opslag en bewerking in het verbale WG zou dan ook mogelijk moeten zijn. Omdat in het WG opslag de basis is voor bewerking (Baddeley, 2000), wordt allereerst nagegaan hoe opslag in het verbale WG functioneert. Opslag in het verbale WG blijkt intact bij kinderen met HFA (Williams, Goldstein & Minshew, 2006). Dit werd onderzocht met de number/letter taak van de wide range assessment of memory and learning (WRAML) testbatterij (Sheslow & Adams, 1990, aangehaald in Williams et al., 2006). Bij deze taak herhaalden proefpersonen een reeks voorgelezen cijfers en letters. De mate waarin proefpersonen cijfers en letters in de juiste 14
16 volgorde herhaalden, gaf de mate van functioneren van opslag in het verbale WG aan. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA hetzelfde presteerden op deze taak als zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit betekent dat opslag in het verbale WG intact is bij deze kinderen. Dit is ook gevonden bij alleen jongere kinderen met HFA (Joseph, McGrath en Tager- Flusberg, 2005). Het is interessant om na te gaan of ook bewerking in het verbale WG intact is bij kinderen met HFA. Bewerking in het verbale WG blijkt intact bij kinderen met HFA (Williams, Goldstein, Carpenter & Minshew, 2005). Dit werd onderzocht met de 2-back taak. Bij deze taak keken proefpersonen naar een reeks letters. Bij elke afzonderlijke letter werd de proefpersonen gevraagd aan te geven of deze letter identiek was aan twee letters eerder in de reeks. De mate waarin proefpersonen letters aangaven die twee letters eerder werden getoond, gaf de mate van functioneren van bewerking in het verbale WG aan. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA hetzelfde presteerden op deze taak als zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit betekent dat bewerking in het verbale WG intact is bij deze kinderen. Dit is ook gevonden bij alleen jongere kinderen met HFA (Joseph et al., 2005). Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat opslag en bewerking in het visuospatiële WG gebrekkig functioneert bij kinderen met HFA. Echter, indien onderscheid kan worden gemaakt tussen visuospatiële stimuli door deze in woorden te omschrijven blijkt bewerking van visuospatiële informatie in het WG intact. De visuospatiële informatie wordt dan opgeslagen en bewerkt in het verbale WG. Opslag en bewerking in het verbale WG blijkt dan ook intact bij deze kinderen. Kinderen met HFA blijken gebrekkig gebruik te maken van spatiële omgevingsankers om een WG taak op te lossen. Uit de besproken onderzoeken wordt echter onvoldoende duidelijk in hoeverre bewerking in het visuospatiële WG afhankelijk is van de mate van complexiteit van de informatie. Complexiteit van informatie wordt bepaald door het aantal elementen waaruit een stimulus bestaat en de hoeveelheid cognitieve 15
17 processen die nodig zijn om de taak uit te voeren (Minshew & Goldstein, 1998). Het is interessant om na te gaan hoe bewerking in het visuospatiële WG functioneert naarmate informatie complexer wordt bij kinderen met HFA. De Rol van Complexiteit bij het Meten van Visuospatieël WG Naarmate een WG taak complexer wordt blijkt de mate van beroep op het visuospatiële WG groter bij kinderen met HFA dan bij zich normaal ontwikkelende kinderen (Landa et al., 2005; Steele et al., 2007). Dit bleek uit onderzoeken met de SWM taak (Cambridge Cognition, 1996, aangehaald in Steele et al., 2007). Om de complexiteit te verhogen werd, nadat alle schatten waren gevonden, een groter aantal dozen aangeboden. Op deze wijze werd het aantal dozen twee maal vergroot. De taak werd dus complexer naarmate het aantal te doorzoeken dozen toenam. Uit deze onderzoeken bleek dat, naarmate de SWM taak complexer werd, kinderen met HFA in toenemende mate slechter presteerden op deze taak dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Bij de SWM taak kon gebruik worden gemaakt van spatiële omgevingsankers om een strategie te vormen om de taak op te lossen (Owen, Downes, Sahakian, Polkey & Robbins, 1990). Dit werd de proefpersonen niet verteld. Het is interessant om na te gaan of proefpersonen uit zichzelf een strategie vormen bij de SWM taak. Het vermogen om uit zichzelf een strategie te vormen bij de SWM taak blijkt gebrekkig bij kinderen met HFA (Lunda et al., 2005; Steele et al., 2007). Dit werd onderzocht door naast de prestatie op de SWM taak, het vermogen tot strategievorming te meten (Owen et al., 1990). De mate waarin proefpersonen uit zichzelf een strategie vormden om de taak op te lossen, gaf de mate van strategievorming aan. Uit deze onderzoeken bleek dat kinderen met HFA minder gebruik maakten van strategievorming dan zich normaal ontwikkelende kinderen. 16
18 Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat, naarmate een WG taak complexer wordt, de mate van beroep op het visuospatiële WG groter wordt bij kinderen met HFA dan bij zich normaal ontwikkelende kinderen. Daarnaast blijkt het vermogen om uit zichzelf een strategie te vormen bij een WG taak gebrekkig bij kinderen met HFA. Een mogelijke verklaring voor de grotere mate van beroep op het visuospatiële WG bij kinderen met HFA is taakambiguïteit. De proefpersonen kregen namelijk geen aanwijzingen dat zij een strategie konden vormen om de SWM taak op te lossen. Dit is taak-ambiguïteit. Kinderen met HFA hebben echter expliciete aanwijzingen nodig om samenhangend te denken (Happé et al., 2006). Samenhangend denken is van belang voor strategievorming. Strategievorming is van belang bij het presteren op de SWM taak. Zowel strategievorming als presteren op de SWM taak is slechter bij kinderen met HFA. Taak-ambiguïteit kan dus invloed hebben gehad op het presteren op deze WG taak bij kinderen met HFA. Het WG wordt verondersteld een belangrijke rol te spelen bij taken die CogF meten (Kimberg et al., 1993). Het is dan ook interessant om na te gaan of taak-ambiguïteit een rol speelt bij het meten van CogF. De Rol van Taak-ambiguïteit bij het Meten van CogF Als taak-ambiguïteit aanwezig is bij het meten van CogF blijkt CogF gebrekkig bij jongere kinderen met HFA (Verté et al., 2005). Als taak-ambiguïteit wordt uitgesloten bij het meten van CogF blijkt CogF intact bij volwassenen met HFA (Hill et al., 2006). Het is interessant om na te gaan of CogF ook intact is als taak-ambiguïteit wordt uitgesloten bij het meten van CogF bij kinderen met HFA. Als taak-ambiguïteit wordt uitgesloten bij het meten van CogF blijkt CogF intact bij kinderen met HFA (Dichter et al., 2010). Dit bleek uit onderzoek met de dimension-change card sort (DCCS) taak (Zelazo, Frye & Rapus, 1996). Bij deze taak sorteerden proefpersonen twee figuren naar voorbeeld van één voorbeeldfiguur. Als sorteerregels werden kleur en vorm 17
19 gebruikt. Deze taak sloot taak-ambiguïteit uit doordat proefpersonen een wisselinstructie ontvingen. Tijdens de taak werd van sorteerregel gewisseld om CogF te meten. De mate waarin proefpersonen wisselden van sorteerregel, gaf de mate van CogF aan. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA evengoed wisselden van sorteerregel als zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit zou betekenen dat taak-ambiguïteit invloed heeft bij het meten van CogF bij kinderen met HFA. Echter werden in dit onderzoek de groepen niet op leeftijd en IQ gematched. Leeftijd en IQ van de kinderen met HFA was lager dan de zich normaal ontwikkelende kinderen. Daarnaast was de noodzaak van inhibitie aanwezig, omdat de kleur of vorm waarop voorheen gesorteerd diende te worden, nog zichtbaar was tijdens de sorteerregelwissel (Eylen, van et al., 2011). Het is interessant om na te gaan of CogF nog steeds intact is als taak-ambiguïteit wordt uitgesloten en de noodzaak van inhibitie aanwezig is bij het meten van CogF als de groepen zijn gematched op leeftijd en IQ. Als taak-ambiguïteit wordt uitgesloten en de noodzaak van inhibitie aanwezig is bij het meten van CogF blijkt CogF intact, als oudere kinderen zijn gematched op leeftijd en IQ (Poljac et al., 2010). Dit bleek uit onderzoek met een taak waarbij proefpersonen vier figuren sorteerden naar voorbeeld van één voorbeeldfiguur. Als sorteerregels werden kleur en vorm gebruikt. Deze taak sloot taak-ambiguïteit uit doordat proefpersonen een wisselinstructie ontvingen. Tijdens de taak werd van sorteerregel gewisseld om CogF te meten. De mate waarin proefpersonen wisselden van sorteerregel, gaf de mate van CogF aan. Uit dit onderzoek bleek dat oudere kinderen met HFA evengoed wisselden van sorteerregel als oudere zich normaal ontwikkelende kinderen. Dit zou betekenen dat taak-ambiguïteit invloed heeft bij het meten van CogF bij kinderen met HFA. Echter werden in dit onderzoek alleen oudere kinderen onderzocht. Daarnaast was, evenals in het onderzoek met de DCCS taak (Dichter et al., 2010), de noodzaak van inhibitie aanwezig (Eylen, van et al., 2011). Dit betekent dat de noodzaak van inhibitie geen invloed heeft op het wisselen van sorteerregel bij 18
20 beide onderzoeken. Om met meer zekerheid vast te stellen dat taak-ambiguïteit invloed heeft bij het meten van CogF is het interessant om na te gaan hoe oudere en jongere kinderen met HFA kunnen wisselen van sorteerregel als zowel taak-ambiguïteit als de noodzaak van inhibitie aanwezig zijn bij het meten van CogF. Als kinderen met HFA dan namelijk gebrekkig wisselen van sorteerregel, betekent dit dat taak-ambiguïteit invloed heeft op het vermogen om te wisselen van sorteerregel, omdat inhibitie alleen geen invloed heeft (Dichter et al., 2010; Poljac et al., 2010). Als taak-ambiguïteit en de noodzaak van inhibitie aanwezig zijn bij het meten van CogF blijkt CogF gebrekkig bij jongere en oudere kinderen met HFA (Eylen, van et al., 2011). Dit werd onderzocht met een taak waarbij proefpersonen twee figuren sorteerden naar voorbeeld van één voorbeeldfiguur. Als sorteerregels werden kleur en vorm gebruikt. Deze taak was ambigue doordat proefpersonen geen wisselinstructie ontvingen. Daarnaast was de noodzaak van inhibitie aanwezig, omdat de kleur of vorm waarop voorheen gesorteerd diende te worden nog zichtbaar was tijdens de sorteerregelwissel (Eylen, van et al., 2011). Tijdens de taak werd van sorteerregel gewisseld om CogF te meten. De mate waarin proefpersonen wisselden van sorteerregel, gaf de mate van CogF aan. Uit dit onderzoek bleek dat jongere en oudere kinderen met HFA slechter wisselden van sorteerregel dan zich normaal ontwikkelende jongere en oudere kinderen. Hieruit blijkt dat taak-ambiguïteit invloed heeft op het vermogen om te wisselen van sorteerregel bij kinderen met HFA. Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat taak-ambiguïteit invloed heeft bij het meten van CogF bij kinderen met HFA. Door taak-ambiguïteit presteren kinderen met HFA slechter dan zich normaal ontwikkelende kinderen op taken die CogF meten. Indien de kinderen met HFA duidelijke taakinstructies krijgen blijken zij hetzelfde te presteren op taken die CogF meten als zich normaal ontwikkelende kinderen. Niet gebrekkige CogF, maar taakambiguïteit heeft dus invloed op het presteren op taken waarbij gewisseld moet worden van 19
21 sorteerregel. Het WG wordt verondersteld een belangrijke rol te spelen bij taken waarbij gewisseld moet worden van sorteerregel (Kimberg et al., 1993). Het is dus mogelijk dat de invloed van taak-ambiguïteit bij het meten van CogF verloopt via het WG. Het is dan ook interessant om na te gaan hoe kinderen met HFA kunnen wisselen van sorteerregel, als taakambiguïteit het visuospatiële WG belast, terwijl de invloed van wisseltaak-ambiguïteit wordt uitgesloten doordat een wisselinstructie wordt gegeven. De Rol van het Visuospatiële WG en Taak-ambiguïteit bij het Meten van CogF Het presteren op een taak waarbij gewisseld moet worden van sorteerregel blijkt gebrekkig indien het visuospatiële WG wordt belast door taak-ambiguïteit bij kinderen met HFA (Stoet & López, 2010). Dit werd onderzocht met een taak waarbij proefpersonen twee figuren sorteerden naar voorbeeld van één voorbeeldfiguur. Als sorteerregels werden kleur en vorm gebruikt. De invloed van wisseltaak-ambiguïteit werd uitgesloten doordat proefpersonen een wisselinstructies ontvingen. Tijdens de taak werd van sorteerregel gewisseld om CogF te meten. De mate waarin proefpersonen wisselden van sorteerregel, gaf de mate van CogF aan. De proefpersonen sorteerden volgens bepaalde responseregels met een linkerknop en andere responseregels met een rechterknop. In de ene conditie werden de proefpersonen, voorafgaand aan elke trial, niet herinnerd aan deze responseregels, waardoor taak-ambiguïteit ontstond (Stoet et al., 2005) en het visuospatiële WG extra werd belast. In de andere conditie werden de proefpersonen, voorafgaand aan elke trial, wel herinnerd aan deze responseregels, waardoor de taak duidelijk was en het WG niet extra werd belast. Uit dit onderzoek bleek dat kinderen met HFA slechter wisselden van sorteerregel dan zich normaal ontwikkelende kinderen als het WG extra wordt belast door taak-ambiguïteit. Daarnaast bleek dat kinderen met HFA evengoed wisselden van sorteerregel als zich normaal ontwikkelende kinderen als het WG niet extra werd belast door taak-ambiguïteit. Hieruit blijkt dat taak-ambiguïteit het 20
22 WG bij kinderen met HFA meer belast dan bij zich normaal ontwikkelende kinderen, waardoor kinderen met HFA minder goed van sorteerregel kunnen wisselen dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Conclusie Bij het meten van CogF heeft taak-ambiguïteit invloed op het vermogen om te wisselen van sorteerregel via het WG. Doordat een taak ambigue is wordt het WG van kinderen met HFA extra belast, waardoor deze kinderen slechter van sorteerregel kunnen wisselen dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Opslag en bewerking in het visuospatiële WG is gebrekkig. Echter, indien onderscheid kan worden gemaakt tussen stimuli door deze in woorden te omschrijven, blijkt bewerking van visuospatiële informatie in het WG intact. De visuospatiële informatie wordt dan opgeslagen en bewerkt in het verbale WG. Opslag en bewerking in het verbale WG blijkt dan ook intact. Naarmate een WG taak complexer wordt blijkt de mate van beroep op het visuospatiële WG groter bij kinderen met HFA dan bij zich normaal ontwikkelende kinderen. Hierbij blijken kinderen met HFA, uit zichzelf, gebrekkig gebruik maken van spatiële omgevingsankers om een strategie te vormen om een WG taak op te lossen. De invloed van taak-ambiguïteit bij het meten van CogF via het WG is in overeenstemming met de theorie van zwakke centrale coherentie (Frith et al., 2003; Happé et al., 2006). Door taak-ambiguïteit weet het kind met HFA niet waar het op moet letten (zwak vermogen tot samenhangend denken) en gaat het op alles letten (voorkeur voor detailwaarnemening), waardoor de taak te complex wordt. Als duidelijke taakinstructies (expliciete aanwijzingen) worden gegeven weet het kind wel waar het op moet letten (samenhangend denken verbeterd) en kunnen kinderen met HFA even goed wisselen van sorteerregel als zich normaal ontwikkelende kinderen. Het beter presteren op de 21
23 extradimensionele wissel van de ID/ED taak van de kinderen met HFA (Landa et al., 2005) is eveneens in overeenstemming met de theorie van zwakke centrale coherentie. Doordat kinderen met HFA een wisselinstructie ontvangen weten deze kinderen waar zij op moeten letten en verbetert het samenhangend denken (Happé et al., 2006). Door de voorkeur voor detaillistische informatieverwerking (Happé et al., 2006) zijn deze kinderen vervolgens beter in staat om de stimuli te selecteren op onderscheidende eigenschappen en zien zij eerder de nieuwe sorteerregel dan de zich normaal ontwikkelende kinderen. Ook het gebrekkig gebruik, uit zichzelf, van spatiële omgevingsankers om een strategie te vormen is in overeenstemming met de theorie van zwakke centrale coherentie. Om, uit zichzelf, spatiële omgevingsankers te gebruiken om een strategie te vormen is het nodig om samenhangend te denken. Kinderen met HFA hebben expliciete aanwijzingen nodig om samenhangend te denken (Happé et al., 2006). Deze aanwijzingen werden niet gegeven. Tevens kan de intacte bewerking van het visuospatiële WG, indien onderscheid kan worden gemaakt tussen stimuli door deze in woorden te omschrijven, worden verklaard vanuit de theorie van zwakke centrale coherentie. Doordat taal een intensief en herhaaldelijk aangeleerd automatisch proces is, worden visuospatiële stimuli automatisch omschreven in woorden en indien onderscheidend wordt dit onderscheid gebruikt als expliciete aanwijzing (Happé et al., 2006) om de WG taak op te lossen. Een kritiekpunt is dat mogelijke beperkingen in taalvaardigheid (DSM-IV-TR, APA, 2000) bij kinderen met HFA invloed kunnen hebben gehad op de resultaten. De besproken onderzoeken vermelden niet in hoeverre kinderen deze beperkingen vertonen. Het verbale IQ van de kinderen met HFA was in alle onderzoeken echter steeds gemiddeld. Als taalvaardigheid invloed zou hebben gehad dan was dit naar voren gekomen in de hoogte van het verbale IQ. Een ander kritiekpunt betreft de invloed van taak-ambiguïteit bij het meten van CogF. Uit de besproken onderzoeken wordt onvoldoende duidelijk of CogF op een 22
24 bepaald punt gebrekkig functioneert, of dat de mate van functioneren afhankelijk is van de mate van taak-ambiguïteit. Dit zou in toekomstig onderzoek nagegaan kunnen worden door tests te gebruiken die sorteerwisselingen onderzoeken in oplopende mate van taakambiguïteit. Een laatste kritiekpunt betreft de veronderstelde invloed van taak-ambiguïteit op de SWM taak. Om met meer zekerheid de invloed van taak-ambiguïteit bij het meten van WG vast te stellen, zou in toekomstig onderzoek nagegaan kunnen worden of het presteren op de SWM taak verbetert als kinderen met HFA wordt verteld dat zij een strategie kunnen vormen om de taak op te lossen. In het dagelijkse leven vertonen mensen met ASS veel inflexibel gedrag (Geurts et al., 2008). Dit lijkt te worden verklaard doordat in het dagelijkse leven taken vaak ambigue zijn. Door deze ambiguïteit weten mensen met ASS niet waarop zij moeten letten en gaan zij overal op letten (Frith, 2003; Happé et al., 2006). Hierdoor raakt het WG overbelast en wordt gedrag inflexibel. In toekomstig onderzoek zou dan ook nagegaan moeten worden of de capaciteit van het WG vergroot kan worden en of mensen met ASS getraind kunnen worden in het uit zichzelf selecteren van de juiste informatie. Hierdoor kan flexibiliteit worden vergroot en kunnen mensen met ASS in het dagelijkse leven effectiever functioneren en zelfstandiger leven. Literatuur American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4 th edition, text revision. Washington DC: American Psychiatric Association. Baddeley, A. (2000). The episodic buffer: A new component of working memory? Trends in Cognitive Science, 4, Baron-Cohen, S., Leslie, A. M., & Frith, U. (1985). Does the autistic child have a theory of 23
25 mind?. Cognition, 21, Berg, E. A. (1948). A Simple objective technique for measuring flexibility in thinking. Journal of General Psychology, 39, Dichter, G. S., Radonovich, K. J., Turner-Brown, L. M., Lam, K. S. L., Holtzclaw, T. N., & Bodfish, J. W. (2010). Performance of children with autism spectrum disorders on the dimension-change card sort task. Journal of Autism and Developmental Disorders, 40, Eylen, L. van, Boets, B., Steyaert, J., Evers, K., Wagemans, J., & Noens, I. (2011). Cognitive flexibility in autism spectrum disorder: Explaining the inconsistencies? Research in Autism Spectrum Disorders, doi: /j.rasd Frith, U. (2003). Autisme: verklaring van het raadsel (2 de druk). Oxford: Blackwell Publishing. Geurts, H. M., Corbett, B., & Solomon, M. (2009). The paradox of cognitive flexibility in autism. Trends in Cognitive Science, 13, Goldberg, M. C., Mostofsky, S. H., Cutting, L. E., Mahone, E. M., Astor, B. C., Denckla, M. B., et al. (2005). Subtle executive impairment in children with autism and children with adhd. Journal of Autism and Developmental Disorders, 35, Happé, F., & Frith, U. (2006). The weak coherence account: Detail-focused cognitive style in autism spectrum disorders. Journal of Autism and Developmental Disorders, 36, Hill, E. L. (2004). Executive dysfunction in autism. Trends in Cognitive Science, 8, Hill, E. L., & Bird, C. M. (2006). Executive processes in asperger syndrome: Patterns of performance in a multiple case series. Neuropsychologia, 44, Hikosaka, O., & Wurtz, H. (1983). Visual and oculomotor functions of monkey substantia nigra pars reticulate. I. Relation of visual and auditory responses to saccades. Journal of Neurophsiology, 49,
26 Joseph, R. M., McGrath, L. M., & Tager-Flusberg, H. (2005). Executive dysfunction and its relation to language ability in verbal school-age children with autism. Developmental Neuropsychology, 27, Kimberg, D. Y., & Farah, M. J. (1993). A unified account of cognitive impairments following frontal lobe damage: The role of working memory in complex, organized behaviour. Journal of Emperimental Psychology General, 122, Landa, R. J., & Goldberg, M. C. (2005). Language, social, and executive functions in high functioning autism: A continuum of performance. Journal of Autism and Developmental Disorders, 35, Lezak, M. D., Howieson, D. B., & Loring, D. W. (2004). Neuropsychological Assessment (4 th ed.). Oxford: Oxford University Press. Luna, B., Doll, S. K., Hegedus, S. J., Minshew, N. J., & Sweeney, J. A. (2007). Maturation of executive function in autism. Biological Psychiatry, 61, Luna, B., Garver, K. E., Urban, T. A., Lazar, N. A., & Sweeney, J. A. (2004). Maturation of cognitive processes from late childhood to adulthood. Child Development, 75, Minshew, N. J., & Goldstein, G. (1998). Autism as a disorder of complex information Processing. Mental Retardation and Developmental Disabilities Research Reviews, 4, Owen, A. M., Downes, J. J., Sahakian, B. J., Polkey, C. E., & Robbins, T. W. (1990). Planning and spatial working memory following frontal lobe lesions in man. Neuropsychologia, 28, Ozonoff, S., & Strayer, D. L. (2001). Further evidence of intact working memory in autism. Journal of Autism and Developmental Disorders, 31, Petrides, M., & Milner, B. (1982). Deficits on subject-ordered tasks after frontal- and 25
27 temporal-lobe lesions in man. Neuropsychologia, 20, Piaget, J. (1972; reprinted 2008). Intellectual evolution from adolescence to adulthood. Human Development, 15, Poljac, E., Simon, S., Ringlever, L., Kalcik, D., Groen, W. B., Buitelaar, J. K., et al. (2010). Impaired task switching performance in children with dyslexia but not in children with autism. The Quarterly Journal of Experimental Psychology, 63, Russo, N., Flanagan, T., Iarocci, G., Berringer, D., Zelazo, P. D., & Burack, J. A. (2007). Deconstructing executive deficits among persons with autism: Implications for cognitive neuroscience. Brain and Cognition, 65, Steele, S. D., Minshew, N. J., Luna, B., & Sweeney, J. A. (2007). Spatial working memory deficits in autism. Journal of Autism and Developmental Disorders, 37, Stoet, G., & López, B. (2010). Task-switching abilities in children with autism spectrum disorder. European Journal of Developmental Psychology, doi: / Verté, S., Geurts, H. M., Roeyers, H., Oosterlaan, J., & Sergeant, J. A. (2005). Executive functioning in children with autism and Tourette syndrome. Development and Psychopathology, 17, Williams, D. L., Goldstein, G., & Minshew, N. J. (2006). The profile of memory function in children with autism. Neuropsychology, 20, Williams, D. L., Goldstein, G., Carpenter, A. P., & Minshew, N. J. (2005). Verbal and spatial working memory in autism. Journal of Autism and Developmental Disorders, 35, Williams, D., Happé, F., & Jarrold, C. (2008). Intact inner speech use in autism spectrum disorder: evidence from a short-term memory task. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49,
Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis
Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-
Nadere informatieCognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:
Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid
Nadere informatie7 Nederlandstalige Samenvatting
7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig
Nadere informatieDia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)
Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid
Nadere informatieProblemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht
1 Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht Marina Schoemaker, Merel Timmer, Marleen van der Wees, Heleen Reinders Messelink, Chiel Volman, Jolien van den Houten Wat
Nadere informatieExecutieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld)
Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis Boodschap 1. Bij mensen met verschillende diagnoses zien we meer EF problemen
Nadere informatieExecutieve Functies en Werkgeheugen. Dr. Dorine Slaats Klinisch neuropsycholoog
Executieve Functies en Werkgeheugen Dr. Dorine Slaats Klinisch neuropsycholoog U krijgt antwoord op: 1. Wat is het werkgeheugen? 2. Hoe belangrijk is het werkgeheugen? 3. En wat als het werkgeheugen faalt?
Nadere informatieTheory of Mind en Autisme
Theory of Mind en Autisme Antonietta Spallicci Bachelorthese Universiteit van Amsterdam: Psychologie 5829194 A. Ploeger 18 juni 2012 Verslag: 4177 woorden (exclusief samenvatting) 1 Inhoudsopgave Samenvatting
Nadere informatiemensen met autisme zijn eigenlijk best flexibel?
Dus mensen met autisme zijn eigenlijk best flexibel? Een reflectie op het onderzoek van Edita Poljac Jan-Pieter Teunisse Discussion: Different from our expectations: 1. adolescents with autism seem to
Nadere informatieHet executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen
Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally
Nadere informatieZwakke centrale coherentie en de Van Hiele niveaus
Zwakke centrale coherentie en de Van Hiele niveaus Michiel Klaren 2015-04-22 Inhoud Autisme Spectrum Stoornissen Zwakke centrale coherentie Niveautheorie van Van Hiele Onderzoeksvraag Bevindingen Conclusie
Nadere informatieADHD en autisme: Zijn er verschillen?
ADHD en autisme: Zijn er verschillen? ADHD en autisme: Zijn er verschillen? Terecht zullen velen die deze vraag lezen hier een bevestigend antwoord op geven. Niettemin zijn deze ontwikkelingsstoornissen
Nadere informatieThe development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys
The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys Een reactie door Hilde M. Geurts Lezing Begeer, Keysar et al., 2010: Advanced ToM 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Autisme (n=34) Controle
Nadere informatieDynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers
Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In
Nadere informatieWhat Part of Working Memory is not Working in ADHD? The effect of Reinforcement on Short Term Memory and the Central Executive
What Part of Working Memory is not Working in ADHD? The effect of Reinforcement on Short Term Memory and the Central Executive Drs. Sebastiaan Dovis Promovendus Klinische Ontwikkelingspsychologie Theorieën
Nadere informatieAutisme & Agressie. Contactpersoon: Dr. Jan-Pieter Teunisse
Autisme & Agressie Een onderzoek naar het verband tussen mentale schakelvaardigheid en gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking en autisme. Drs. Eelke Visser, Dr. Hans Berger, Prof.
Nadere informatieCognitieve profielen van volwassenen met HFA en het syndroom van Asperger
90 Cognitieve profielen van volwassenen met HFA en het syndroom van Asperger Dit artikel behelst de belangrijkste bevindingen vanuit het proefschrift Cognitive profiles of adults with high functioning
Nadere informatieDe Effectiviteit van Direct Gerelateerde Feedback op de Cognitieve Flexibiliteit van. Peuters. Sophie Langenberg
De Effectiviteit van Direct Gerelateerde Feedback op de Cognitieve Flexibiliteit van Peuters Sophie Langenberg Studentnummer: 10537392 Naam begeleider: Bianca van Bers Universiteit van Amsterdam Aantal
Nadere informatieDe Invloed van Feedback op de Cognitieve Flexibiliteit van. Peuters
De Invloed van Feedback op de Cognitieve Flexibiliteit van Peuters Elisa Revers Universiteit van Amsterdam Datum: 3 mei 2017 Begeleider: Bianca van Bers Aantal woorden: 4948 Woorden Abstract: 119 Inhoudsopgave
Nadere informatieWerkgeheugen in de praktijk: Ontwikkeling en stoornissen
Werkgeheugen in de praktijk: Ontwikkeling en stoornissen Drs. Berrie Gerrits Ik ga op reis en ik neem mee Centraal executieve systeem Fonologische lus Episodische buffer Visueel- Ruimtelijk kladblok Model
Nadere informatieWerkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond
Werkgeheugen bij kinderen met SLI Brigitte Vugs, 19 maart 2009 Indeling presentatie 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond SLI, Geheugen, Werkgeheugen 3. Ontwikkeling werkgeheugen 4. Relatie werkgeheugen
Nadere informatieLate fouten in het taalbegrip van kinderen
1 Late fouten in het taalbegrip van kinderen Petra Hendriks Hoogleraar Semantiek en Cognitie Center for Language and Cognition Groningen Rijksuniversiteit Groningen 2 De misvatting Actief versus passief
Nadere informatieDeel VI Verstandelijke beperking en autisme
Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde
Nadere informatiePublications. Publications
Publications Publications Publications De Bildt, A., Mulder, E.J., Scheers, T., Minderaa, R.B., Tobi, H. (2006) PDD, behavior problems and psychotropic drug use in children and adolescents with MR, Pediatrics
Nadere informatieAutisme bij Ouderen: Een vergeten differentiaal diagnose bij verdenking op dementie.!
Autisme bij Ouderen: Een vergeten differentiaal diagnose bij verdenking op dementie.! 1) Dr. Amir Ahmed, klinisch geriater klinisch farmacoloog 2) Drs. Frédérique Geven, GZ-psycholoog en cognitief gedragstherapeut
Nadere informatieDe Werking van Feedback op de Cognitieve Flexibiliteit van Driejarigen op de. Lange Termijn. Bachelorthese. Klinische Ontwikkelingspsychologie
De Werking van Feedback op de Cognitieve Flexibiliteit van Driejarigen op de Lange Termijn Bachelorthese Klinische Ontwikkelingspsychologie Lisa Nokkert Studentnummer: 10785132 Universiteit van Amsterdam
Nadere informatieAutisme, wat weten we?
Autisme, wat weten we? Matt van der Reijden, kinder- en jeugdpsychiater & geneesheer directeur Dr Leo Kannerhuis, Oosterbeek 1 autisme agenda autisme autisme en het brein: wat weten we? een beeld van autisme:
Nadere informatieIs er bij mensen met autisme sprake van executief disfunctioneren?
Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam, Afdeling psychologie (Brein & Cognitie), Dutch Autism and adhd research center (d Arc) Center for Cognitive Sciences Amsterdam Polikliniek Amsterdam en Afdeling
Nadere informatieCVA zorg, topsport voor ons allemaal. Dinsdag 11 april 2017
CVA zorg, topsport voor ons allemaal Dinsdag 11 april 2017 CVA: focus op de onzichtbare gevolgen en gedrag Ingrid Brands, MD, PhD Revalidatiearts Blixembosch De impact Stroke: 78% has cognitive complaints
Nadere informatieWat stuitert daar door je klas?
Wat stuitert daar door je klas? Anton Horeweg leerkracht, gedragsspecialist (M SEN) Auteur diverse onderwijsboeken Twitter: @meesgroep8 meesgroep8@hotmail.com We bekijken Probleem gedrag als gevolg van:
Nadere informatieTot slot. 72 tot slot. M. Zeevalking, Autisme: hoe te verstaan, hoe te begeleiden?, DOI / , 2000 M.A. Zeevalking, Schiedam
Tot slot Terwijl ik dit boekje over autisme en hulpverlening bij autisme schrijf, wordt me opnieuw duidelijk hoeveel er over dit onderwerp valt te vertellen en hoeveel er in dit bestek niet werd verteld.
Nadere informatieCOMORBIDITEIT BIJ DYSLEXIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS
COMORBIDITEIT BIJ DYSLEXIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS NATIONALE DYSLEXIECONFERENTIE 3 APRIL 2013 Wilma Jongejan w.jongejan@vu.nl Onderwijscentrum VU (OCVU) DYSLEXIE: GEEN GEÏSOLEERD PROBLEEM Secundaire
Nadere informatieUniversiteit Utrecht Master kinder- en jeugdpsychologie THESIS
Universiteit Utrecht Master kinder- en jeugdpsychologie THESIS Cognitieve flexibiliteit bij kinderen en jong volwassenen met een autisme spectrum stoornis en hun ouders J.A.H.B. Snoeck, 3064433 6 juli
Nadere informatieExecutieve functies in je klas Een praktische workshop
Executieve functies in je klas Een praktische workshop Anton Horeweg Leerkracht, gedragsspecialist (M SEN) Auteur Gedragsproblemen in de klas in het basisonderwijs Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet
Nadere informatieExecutief functioneren
Judith Luijkx 1 Executief functioneren Vergelijkingen tussen ASS, ADHD en een gecombineerd beeld van beide Op basis van een groot aantal onderzoeksgegevens en diverse indrukken vanuit de klinische praktijk
Nadere informatieWerkgeheugen en TOS. Brigitte Vugs. Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis
Werkgeheugen en TOS Brigitte Vugs Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis Inhoud presentatie 1. Taalontwikkelingsstoornis 2. Werkgeheugen 3. Werkgeheugen & TOS 4. Behandeling 1. Taalontwikkelingsstoornis
Nadere informatieDe effectiviteit van Braingame Brian: samenvatting van het evaluatie-onderzoek 2012 2015
De effectiviteit van Braingame Brian: samenvatting van het evaluatie-onderzoek 2012 2015 1. Inleiding BB is een gecomputeriseerde cognitieve training voor kinderen met zelfregulatieproblemen (bv. kinderen
Nadere informatieCENTRAAL AUDITIEVE EN COGNITIEVE VERWERKING IN OUDERE VOLWASSENEN: LEEFTIJD EN WERKGEHEUGEN
CENTRAAL AUDITIEVE EN COGNITIEVE VERWERKING IN OUDERE VOLWASSENEN: LEEFTIJD EN WERKGEHEUGEN K. Vermeire L. Schenus S. Auwers M. De Sloovere 1 NVA Wintervergadering, 31 januari 2014, Utrecht, NL INTRODUCTIE
Nadere informatieTussentijds toetsen. Dirkx, K.J. H., Kester, L., Kirschner, P.A.
Tussentijds toetsen Dirkx, K.J. H., Kester, L., Kirschner, P.A. Overzicht Wel: Wat is het doel van tussentijds toetsen? Welke vormen van tussentijds toetsen? 4 studies die tussentijds toetsen (testing
Nadere informatiePesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.
Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary
Nadere informatieOntwikkelingsdysfasie en ASS 07/02/2013
ontwikkelingsdysfasie en ASS Joke Vandereet, logopediste Multidisciplinair Universitair Centrum voor Logopedie en Audiologie, UZ Leuven Expertisecentrum Autisme, UZ Leuven Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen,
Nadere informatieDe ontwikkeling van het werkgeheugen en het kortetermijngeheugen bij kinderen met een lichte verstandelijke beperking
De ontwikkeling van het werkgeheugen en het kortetermijngeheugen bij kinderen met een lichte verstandelijke beperking Marieke Krop Abstract De centrale vraag van dit onderzoek is: hoe ontwikkelen het werkgeheugen
Nadere informatie18-4-2013. Werkgeheugen en executieve functies. Opzet presentatie. 1. Executieve functies. 1. Executieve functies. 1. Werkgeheugen. 1.
Opzet presentatie Werkgeheugen en executieve functies Wat moeten we ermee in de klinische praktijk? 1. Werkgeheugen en executieve functies werkgeheugen en executieve functies 12 april 2013 Brigitte Vugs
Nadere informatieExecutief functioneren in relatie tot taal bij kinderen met ADHD en kinderen met SLI. Esther Parigger juni 2012
Executief functioneren in relatie tot taal bij kinderen met ADHD en kinderen met SLI Esther Parigger juni 2012 APA, 2000 ADHD Taalproblemen zijn ook opgenomen in de symptoomlijst! Diagnose Symptomen -aanwezig
Nadere informatieYvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen
Yvette Dijkxhoorn, Autisme en Bewegen De autismespectrumstoornissen - Kwalitatieve stoornissen in de sociale interactie - Kwalitatieve stoornissen in de communicatie - Kwalitatieve stoornissen in het verbeeldingsvermogen
Nadere informatieIs het werkgeheugen trainbaar? Het effect van een werkgeheugen training bij kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS)
Is het werkgeheugen trainbaar? Het effect van een werkgeheugen training bij kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) Naam: Jacobs, M Studentnummer: 10293310 Masterthese Klinische Neuropsychologie
Nadere informatieOPTIMALE SCAFFOLDING VOOR KINDEREN UIT HET SPECIAAL ONDERWIJS 1. Samenvatting
OPTIMALE SCAFFOLDING VOOR KINDEREN UIT HET SPECIAAL ONDERWIJS 1 Samenvatting Door middel van optimale ondersteuning door de leerkracht (scaffolding), aangepast aan het niveau van de leerling kunnen kinderen
Nadere informatieTwo roads diverged in a wood, and I- I took the one less traveled by, And that has made all the difference.
Two roads diverged in a wood, and I- I took the one less traveled by, And that has made all the difference. Robert Frost Mountain interval.(fragment uit het gedicht The road not taken). Autigym of. een
Nadere informatieDe relatie tussen presentatie modaliteit en verbaal leerprestatie in kinderen van 5 tot 16 jaar. Celeste Meijs Inge van der Wurff
De relatie tussen presentatie modaliteit en verbaal leerprestatie in kinderen van 5 tot 16 jaar Celeste Meijs Inge van der Wurff Pagina 2 Verbale leertaak Pagina 3 Verbale leertaak Pagina 4 Verbale leertaak
Nadere informatieEF en gedragsproblemen. Walter Matthys
EF en gedragsproblemen Walter Matthys Verminderde EF bij gedragsproblemen afhankelijk van ADHD (symptomen)? Meta-analyse bij jonge kinderen met externaliserend gedrag (Schoemaker, Mulder, Dekovic & Matthys,
Nadere informatieLogopedie in het cluster 2 onderwijs
Logopedie in het cluster 2 onderwijs mw. E. Cox MA (NVLF) mw. E. Kunst-Verberne (NVLF) mw. M. Schulte (NVLF) dhr. R. Nannes (NVLF) 2 Aanleiding position statement Dit position statement gaat over de logopedische
Nadere informatieRunning head: COGNITIEVE STIJLKENMERKEN BIJ AUTISME
Running head: COGNITIEVE STIJLKENMERKEN BIJ AUTISME De Thematische Apperceptie Test: Onderzoek naar validiteit om cognitieve kenmerken te meten bij autisme Carolien Wijker Universiteit van Tilburg, Nederland
Nadere informatieDe ontwikkeling van executieve functies tussen kindertijd en jongvolwassenheid
bsl - neuro 0703 binnen:bsl - neuro 0703 binnen 12-06-2007 13:23 Pagina 74 De ontwikkeling van executieve functies tussen kindertijd en jongvolwassenheid Mariëtte Huizinga Voor doelgericht en efficiënt
Nadere informatieOolgaardt lezing 28 November 2006 Ze kunnen het wel, maar ze
Oolgaardt lezing 28 November 2006 Ze kunnen het wel, maar ze doen het niet Sociaal emotionele vermogens van normaal intelligente kinderen met autisme spectrum stoornissen (ASS) Sander Begeer (Vrije Universiteit,
Nadere informatieNeurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?
Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Mirjam Kouijzer, MSc Radboud Universiteit Nijmegen Het programma Controversiële behandelingen Wat is biofeedback? Mijn onderzoek naar de effecten
Nadere informatiewww.hildedeclercq.be hilde_de_clercq@telenet.be
1 Pervasieve Ontwikkelingsstoornis Spel en Verbeelding Taal en Communicatie Emoties Seksualiteit en Relatievorming Eten Slapen Zindelijk worden Zelfredzaamheid of Algemene Dagelijkse leefvaardigheden 2
Nadere informatieAutisme en geluk. Peter Vermeulen
Autisme en geluk Peter Vermeulen Outcome studies Hoe stellen volwassenen met autisme het? Review: Magiati, I., Tay, X. W., & Howlin, P. (2014). Cognitive, language, social and behavioural outcomes in adults
Nadere informatieHet Magische Getal 7 Hersenontwikkeling: inzichten relevant voor Jeugdgezondheidszorg. Fabienne De Boeck Gent, 17/3/2017
Het Magische Getal 7 Hersenontwikkeling: inzichten relevant voor Jeugdgezondheidszorg Fabienne De Boeck Gent, 17/3/2017 Are There Really as Many Neurons in the Human Brain as Stars in the Milky Way? Bradley
Nadere informatiePlannen en schrijven met een elektronische outline-tool
1 Plannen en schrijven met een elektronische outline-tool Milou de Smet, Saskia Brand-Gruwel & Paul Kirschner Open Universiteit Goed schrijven is een belangrijke, maar complexe vaardigheid. De schrijver
Nadere informatieKajak Congres Psychiatrie en LVB
WERKEN AAN SAMENSPEL Kajak Congres Psychiatrie en LVB Sammy Roording, Klinisch neuropsycholoog Karakter, Zorglijn LVB Ede/Apeldoorn s.roording@karakter.com Muntgebouw Utrecht, 17 mei 2018 pagina 1 INVENTARISATIE
Nadere informatieNederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht
Nederlandse samenvatting Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht 222 Elke keer dat je naar iets of iemand op zoek bent, bijvoorbeeld wanneer je op een
Nadere informatieOmgaan met verschillen, passend onderwijzen!
Omgaan met verschillen, passend onderwijzen! Gedrag in de klas Labelen ASS en ADHD, waar denk je aan? Geef me de Vijf (Colette de Bruin) De methode heeft als uitgangspunt dat mensen met een autistische
Nadere informatieASS en ouder worden. praten. met een professional op het gebied van ASS.
ASS en ouder worden Inleiding Vroeger dachten we bij ASS alleen aan kinderen, de laatste tijd beseffen we dat deze kinderen volwassen worden. Pas heel recentelijk wordt ook aandacht besteed aan ASS bij
Nadere informatieSociale Interpretatie Test en Lees de Ogen Test bij hoog functionerende volwassenen met ASS
Sociale Interpretatie Test en Lees de Ogen Test bij hoog functionerende volwassenen met ASS C.C. Kan, B. Hochstenbach, C. Tesink, J. Pijnacker, J.K. Buitelaar SIT en LdO bij hoog functionerende volwassenen
Nadere informatieMRI. fmrt. HELP mijn kind heeft huiswerk! 30-11-2015. Frontaal kwab. In het lichaam kijken zonder het te hoeven openen. Hersenen
HELP mijn kind heeft huiswerk! MRI In het lichaam kijken zonder het te hoeven openen. Hersenen fmrt Frontaal kwab Groei rond het 12e jaar Hersenen bereiden zich voor op snelle groei in puberteit. Use it
Nadere informatieDynamisch testen. Bruikbaar voor het inschatten van leerbaarheid? Hileen Boosman, Anne Visser-Meily, Caroline van Heugten
Dynamisch testen. Bruikbaar voor het inschatten van leerbaarheid? Hileen Boosman, Anne Visser-Meily, Caroline van Heugten Leerbaarheid Leerbaarheid is de mate waarin iemand profijt heeft van leerervaringen.
Nadere informatie2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 167
2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 167 Inhoudsopgave Sociaal Gedrag... 5 Methoden en Technieken van Onderzoek... 7 Introductie cursus computergebruik en El... 9 Introductie bibliotheek... 11 Observeren
Nadere informatieInformatie over het werkgeheugen
Informatie over het werkgeheugen Wat is het Werkgeheugen? De mogelijkheid om informatie van verschillende aard vast te houden en deze informatie te gebruiken in een denkproces waarbij nieuwe en reeds aanwezige
Nadere informatieZelfregulatie bij kinderen met een autisme spectrum stoornis: cognitieve flexibiliteit, stoppen en emotieregulatie tijdens sociale interacties
Zelfregulatie bij kinderen met een autisme spectrum stoornis: cognitieve flexibiliteit, stoppen en emotieregulatie tijdens sociale interacties Naam: Marjolein Verburg Studentnummer: 5664861 Aantal woorden:
Nadere informatieExecutieve functies bij kleuters. Fabienne De Boeck Jeugdarts 22 maart 2019
Executieve functies bij kleuters Fabienne De Boeck Jeugdarts 22 maart 2019 Wat zijn executieve functies? Hoe ontwikkelen executieve functies? Executieve functies : topje van de ijsberg? Wat bepaalt de
Nadere informatieLogopedie in het cluster 4 onderwijs
Logopedie in het cluster 4 onderwijs mw. E. Cox MA (NVLF) mw. E. Kunst-Verberne (NVLF) mw. M. Schulte (NVLF) dhr. R. Nannes (NVLF) 2 Aanleiding position statement Dit position statement richt zich op de
Nadere informatieFICHE 4: Gv Visuele informatieverwerking
2015 1 FICHE 4: Gv Visuele informatieverwerking KENMERKEN EN AANBEVELINGEN [Typ hier] UIT: Intelligentiemeting in nieuwe banen: de integratie van het CHC-model in de psychodiagnostische praktijk. Walter
Nadere informatieAutisme en het verwerken van sociale informatie
Autisme en het verwerken van sociale informatie 5 Petri Embregts en Maroesjka van Nieuwenhuijzen Inleiding Autisme is een ernstige ontwikkelingsstoornis, waarbij het niet om één stoornis gaat, maar om
Nadere informatieWat betekent autisme voor een persoon met een verstandelijke beperking?
Wat betekent autisme voor een persoon met een verstandelijke beperking? (Héle korte introductie) Gerlie Willemsen, orthopedagoog-generalist Gerianne Smeets, psycholoog Eva Braune, coördinerend begeleider
Nadere informatieBA Psychologie Faculty of Psychology and Neuroscience
BA Psychologie Faculty of Psychology and Neuroscience 2008 Universiteit Maastricht BA Psychologie Page 1 of 167 Table of content Sociaal Gedrag... 5 Methoden en Technieken van Onderzoek... 7 Introductie
Nadere informatieIs het depressie? Dr. M. Zuidersma, UMCG of is het een onderliggend neurodegeneratief beeld? Maar is dit wel zo? Disclosure belangen spreker
Disclosure belangen spreker Is het depressie? of is het een onderliggend neurodegeneratief beeld? Marij Zuidersma Interdisciplinary Center Psychopathology and Emotion regulation (ICPE) 7 mei 2019 (potentiële)
Nadere informatieBijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1
Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere
Nadere informatieVroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen
Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Rutger Jan van der Gaag & Iris Oosterling, gz-psycholoog 2006 Karakter pagina 1 Inhoud Autisme Vroege herkenning van autisme DIANE-project,
Nadere informatieNeuropsychologische aspecten van verslaving. Neuropsychologische assesment. Cognitieve beperkingen agv druggebruik
Neuropsychologische aspecten van verslaving Jeroen Kok Klinisch neuropsycholoog Dignis Lentis 1 Neuropsychologische assesment Kwantificeren van cognitieve functies - Geheugen - Intelligentie - Spraak -
Nadere informatieKwaliteit in Beeld. Leren door te kijken, te doen en te delen
Kwaliteit in Beeld Leren door te kijken, te doen en te delen De Educatieve Kijkwijzer De Educatieve Kijkwijzer Kwaliteit Functies Extra s Kwaliteit Kwaliteit Cognitieve Theorie van Multimedia Leren Mayer,
Nadere informatieDingen zien die er niet zijn bij psychotische stoornissen. Even voorstellen.. Inhoudsopgave. Introductie. Doel onderzoek.
Dingen zien die er niet zijn bij psychotische stoornissen Even voorstellen.. Marouska van Ommen Promotie-onderzoek tijdens studie Geneeskunde Onderzoek bij afdelingen Neurologie en Psychiatrie, UMC Groningen
Nadere informatieHoe gebruik je AV materiaal effectief in je lessen?
Hoe gebruik je AV materiaal effectief in je lessen? Leren door te kijken, te doen en te delen Liesbeth Kester Inhoud A(udio)V(isueel) materiaal Inventarisatie parameters Ontwerpprincipes Theoretische achtergrond
Nadere informatieExecutieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven
Executieve functies en emotieregulatie Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Inhoud 1. Executieve functies en emotieregulatie 2. Rol van opvoeding
Nadere informatieDE MASTEROPLEIDING EDUCATION AND CHILD STUDIES (PER SPECIALISATIE) IN SCHEMA. Child and Family Science (instromen in september)
DE MASTEROPLEIDING EDUCATION AND CHILD STUDIES 2017-2018 (PER SPECIALISATIE) IN SCHEMA Child and Family Science (instromen in september) Internship Child and Family Science Child care, experts, and parents:
Nadere informatieAANDACHT (VOOR) WETENSCHAP EN PRAKTIJK
AANDACHT (VOOR) WETENSCHAP EN PRAKTIJK NEUROPSYCHOLOGISCH ONDERZOEK VAN AANDACHTSPROBLEMEN drs. Marleen van der Wees, KNP Libra revalidatie & Audiologie dr. Marsh Königs Emma Kinderziekenhuis, AMC INHOUD
Nadere informatieLinks between executive functions and early literacy and numeracy.
Samenvatting (Summary in Dutch) Jonge kinderen verschillen niet alleen in kennis, maar ook in de manier waarop ze leren. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld goed in staat afleiders zoals rumoer in de klas
Nadere informatieDiagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose. Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG
Diagnostiek en onderzoek naar autisme bij dubbele diagnose Annette Bonebakker, PhD, klinisch neuropsycholoog CENTRUM DUBBELE PROBLEMATIEK DEN HAAG 1 Autisme spectrum stoornissen Waarom dit onderwerp? Diagnostiek
Nadere informatieMEMANTINE-ADDITIE AAN CLOZAPINE 1. Memantine-additie aan Clozapine bij Therapieresistente Schizofrenie
MEMANTINE-ADDITIE AAN CLOZAPINE 1 Memantine-additie aan Clozapine bij Therapieresistente Schizofrenie (Memantine Add-On Therapy to Clozapine in Refractory Schizophrenia) David M.H. Buyle David M.H. Buyle
Nadere informatieHet stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis
Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve
Nadere informatieWORM WORking Memory training een onderzoek naar de effecten van Werkgeheugentraining bij kinderen met ADHD 19 januari 2009 Martine van Dongen¹², Marieke Lansbergen¹, Sascha Roos², Kina Potze², Nadine Schalk²,
Nadere informatieCognitieve kenmerken van volwassenen met de autistische stoornis en de stoornis van Asperger aan de hand van WAIS-III-profielen
Cognitieve kenmerken van volwassenen met de autistische stoornis en de stoornis van Asperger aan de hand van WAIS-III-profielen A.A. Spek, prof. dr. E.M. Scholte en prof. dr. I.A. van Berckelaer-Onnes
Nadere informatieWerkgeheugen - Onderzoek - Praktijk
Het trainen van het werkgeheugen bij ontwikkelingsstoornissen: waarom zou je? Drs. B.J.L.Gerrits, psycholoog-psychotherapeut Presentatie Werkgeheugen wetenswaardigheden Onderzoek naar werkgeheugentrainingen
Nadere informatieBij reguliere veroudering worden mensen
3 Veroudering bij mensen met autisme: Versnelde achteruitgang? Hilde M. Geurts 1,2, P. Cédric Koolschijn 1 & Anne Geeke Lever 1 Stel u wordt wat trager in uw reacties, u heeft meer moeite om een gesprek
Nadere informatiefaculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB
Datum 22-06-2015 1 Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB Opzet en eerste resultaten Linda Visser Annette van der Putten Gertruud Schalen Bieuwe van der Meulen
Nadere informatieVan Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij
Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij Floortime: ontwikkelingsgerichte therapie, met ouders en het jonge kind aan het werk Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater & Ilse Vansant, psycholoog afdeling
Nadere informatieMindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs
Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs Door: Joshi Verschuren, Universiteit Utrecht Vele basisscholen besteden tegenwoordig aandacht aan de mindset van
Nadere informatieEven voorstellen. Autisme & redeneren. Overzicht
12 december 2011 Even voorstellen Autisme & redeneren Judith Pijnacker j.pijnacker@kentalis.nl Radboud Universiteit Nijmegen o.a. theory of mind en niet letterlijke taal bij blinde en slechtziende kinderen
Nadere informatieBeter bij de Les. Marthe van der Donk, Ariane Tjeenk-Kalff, Anne-Claire Hiemstra-Beernink
Beter bij de Les Marthe van der Donk, Ariane Tjeenk-Kalff, Anne-Claire Hiemstra-Beernink Drie onderwerpen die aan bod komen 1. Wat zijn executieve functies? 2. Wat is een cognitieve training en wanneer
Nadere informatieLogopedie in het cluster 3 onderwijs
Logopedie in het cluster 3 onderwijs mw. M. Boersma (NVLF) mw. E. Cox MA (NVLF) mw. E. Kunst-Verberne (NVLF) dhr. R. Nannes (NVLF) mw. M. Schulte (NVLF) 2 Aanleiding position statement Dit position statement
Nadere informatieExecutief Functioneren en Copingstijl van Normaal- en Hogerbegaafde Volwassenen met een Autismespectrumstoornis
EXECUTIEF FUNCTIONEREN, COPINGSTIJL EN ASS 1 Executief Functioneren en Copingstijl van Normaal- en Hogerbegaafde Volwassenen met een Autismespectrumstoornis Executive Functioning and Coping Style in Moderately
Nadere informatie