Projectonderwijs en coaching literatuuronderzoek

Vergelijkbare documenten
Thermometer leerkrachthandelen

Eindverslag stage jaar 1

Voorlichting 4-HAVO. Profielwerkstuk. 7 april 2016

HANDLEIDING VOOR SCHOLEN Beroepsproducten

Projectonderwijs in het hbo

Stilstaan bij leeractiviteiten in het projectonderwijs

De praktijk, ontwikkeling en invoering van de ict-route. Jos de Kleijn Carla van den Brandt

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

BIJLAGE 1: BEOORDELINGSFORMULIER PLAN VAN AANPAK

Welkom bij de workshop Adolescenten in de klas

Profielwerkstukplus HAVO

Competentieprofiel werkbegeleider

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

Taal, Media en Communicatie

Competentiescan Propedeuse Academie voor Beeldende Vorming Tilburg

(Beroeps)product/ontwerp

Spelenderwijs werken aan de vaardigheden van de 21e eeuw

Zelfevaluatie. Inleiding:

Didactische werkvormen in het hoger onderwijs. Sandra Heleyn, Isabelle Claeys, Ann Verdonck

Woord vooraf 11. Wat is leren? 16 Leren en opdrachten 18 Betrekking tussen docent en student 20 Kwaliteit van opdrachten 21

Projectmatig werken. Eisma-Edumedia bv, Leeuwarden

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

Visie op leren. Didactische uitgangspunten voor leeractiviteiten

CKV Festival CKV festival 2012

Competentieprofiel mentor jeugdzorg 1

bijlagen Aanbevolen literatuur Bijlage II Vragen voor een zinvolle teamdiscussie over projectonderwijs Bijlage III Projectequalizer

Doorloop je eigen Traject!

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

Terugblik masterclasses HAN Pabo

Onderzoeksopzet De Poort van Limburg gemeente Weert

Profiel Product Verantwoording. LOB (Loopbaan oriëntatie en begeleiding) Leraren Opleiding. Management & Organisatie

Hét Rotterdams PWS-model. Werkgroep PWS-doorlopende leerlijn onderzoeksvaardigheden Roel Huysmans Ellis Wertenbroek

BEOORDELINGSFORMULIER PROJECT MINOR KIND

Competentieontwikkeling

de Rotterdamse aanpak

Beleidsplan trajectvoorziening. Futura college Woerden (2018/2019)

Handleiding bij het opstellen van een Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

Format voor het plan van aanpak voor het aanvragen van een ster

SCHOOLONTWIKKELPLAN SAMEN UNIEK

Project. Deskundigheidsbevordering 1

Een verslag van coachende begeleidingsgesprekken met een klasgenoot over de leerdoelen en leerpunten tijdens de stage.

Eindverslag Academische Opleidingsschool Sophianum, juni 2011

Geen zakslaagregeling, dus intrinsieke motivatie van studenten voorwaardelijk Heel veel keuzedelen te kiezen Deskundigheid op specifieke actuele

VOORWOORD. De opbouw van de leereenheden

Instructie student. Ontwikkelingsgericht Praktijkbeoordelen.nl

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

Sectorwerkstuk. Zinvol LOB a. Grenservaring b. Reflectie c. Keuzevrijheid. Algemeen Verplicht? Plaats binnen LOB?

DURVEN ZIEN ERVAREN DELEN HET CREATIEF PROCES IN 5 DISCIPLINES

Werkplan vakverdieping kunstvakken

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Beleid VPCO - Plusklas

1. Interpersoonlijk competent

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 5 Persoonlijke ontwikkeling Samenwerken

31/08/2015 WERKPLEKLEREN BRUGOPLEIDING. Karen Vansteenkiste WERKPLEKLEREN. Definitie Werkvorm in de brugopleiding Voordelen Kenmerken Voorbeeld

DURVEN, ZIEN, ERVAREN & DELEN HET CREATIEF PROCES IN HET BASISONDERWIJS

Bijlage 3: Format beschrijving opdrachten onderzoekend leren

Begaafde leerlingen komen er vanzelf... Implementatie van een verandering van de pedagogische beroepspraktijk op basis van praktijkgericht onderzoek.

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

Job Aid: Hoe kun je een responsiecollege vormgeven?

ASSESSMENT STARTBEKWAAM MINOR 2 HJK of HOK Beoordelingsformulier Criteriumgericht interview en reflectie

Introductie voor Trainers

Toetsvormen. Onderwijsmiddag 14 februari 2012 Ferdi Engels & Gerrit Heil toetsadviescommissie

Type 1: De Docent TEST LEERKRACHTSTIJL LAGER. Centrum voor Taal en Onderwijs MIJN PROFIEL

Projecten objectief beoordelen

2.3 Wanneer ben je een goede werkbegeleider? Methodisch werken als werkbegeleider 18

Rubrics vaardigheden

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Kris Verbeeck (KPC Groep) en Liesbeth Baartman (TU Eindhoven) Waarom samenhangend toetsbeleid?

Avans visie Onderwijs & ICT

Afstudeerprojecten opleiding Human Resource Management Hogeschool van Amsterdam

KRACHTIGE LEEROMGEVINGEN IN HET BEROEPSONDERWIJS

Elke Leerling Doet Ertoe

Rubrics vaardigheden

Handleiding (voor student) beroepsproducten en toetsing Periode 1 en 2 Communicatie Deeltijd

WERKBEGELEIDING. Stage opdracht leerjaar 4. Mellisa van der Linden Studentennummer:

Het Sectorwerkstuk

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

Toetscyclus. 5.1 Praktijk Reflectie De toetscyclus Portfolio 39

4CID Symposium 2017, Nijmegen 21 april Wie zijn wij?

Rollen, verantwoordelijkheden en taken docent-praktijkopleider-werkbegeleider-teamleider (leerafdelingen)

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

KPB Observeren en differentiëren

voor het middelbaar beroepsonderwijs

BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3

Checklist Coachingscompetenties t.b.v. Sociaal Emotionele Accreditatie

HGZO CONGRES. # Het begint met een idee

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Basisopleiding Management Consultant

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

SCAN. in kwaliteitsvol toetsen

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

OPDRACHTEN BIJ THEMA 7 PROFESSIONELE GESPREKKEN

Het Profielwerkstuk HANDLEIDING I. Organisatie, tijdpad en andere belangrijke informatie. Een handleiding voor Havo en Vwo Mei 2011.

2017 exameneenheid 4 kwaliteitszorg

8 uitgangspunten. Leerbedrijf BAVA => BaVa Leerwerktraject => LWT Leerwerkhuis => LWH De Vip groep => VIP. 1 doelgroepomschrijvingen

Reflectievragen voor het ontwerpen van een traject met werkplekleren

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN

Eindreflectie. Taakbekwaam bovenbouw. Anouk Bluemink Vr2B Datum: 21 mei 2014 SLB er: Agnes Hartman

Plan van Aanpak. Servicepunt Vrijwilligerswerk Hengelo. Onderdeel. Maatschappelijke Stage

Transcriptie:

Projectonderwijs en coaching literatuuronderzoek Inleiding Prestatie 2 van het vak Leerlingbegeleiding bestaat uit een literatuuronderzoek over een onderwerp naar keuze binnen het leergebied leerlingbegeleiding. Het onderwerp dat ik hieronder uitwerk gaat over projectonderwijs en de rol van de docent. In het voorwoord zal ik mijn keuze hoe ik tot dit onderwerp gekomen ben, uitleggen. Voorwoord Bij ons op school wordt er veel aan projectonderwijs gedaan. Naast de cursussen en trainingen waar de leerlingen vaardigheden opdoen, krijgen ze ieder blok een project waar ze deze vaardigheden in kunnen zetten. Voor cursussen en trainingen krijgen de leerlingen 2 punten bij een voldoende. De projecten worden beloond met 8 tot 12 punten al naar gelang welk jaar en de hoeveelheid uren projectonderwijs. Zelf begeleid ik afwisselend projecten aan het eerste, tweede en derde jaar van de richting Grafische Vormgeving. Omdat ik vanaf het begin van mijn aanstelling ingezet ben voor de projecten en nu inmiddels langer dan drie jaar ervaring heb in het begeleiden van projectonderwijs, rijst bij mij steeds meer de vraag: - Hoe begeleid je een project zo goed mogelijk. Vorig jaar is Jos de Kleijne op school geweest die ons een tweedaagse workshop gaf over hoe je nu een goed project opzet en begeleidt. Hij kwam helder over, gaf duidelijkheid en bracht duidelijkheid in het fenomeen projecten. Alleen zie ik op school weinig terug van de duidelijkheid van deze goeroe. Dit blijkt uit het feit dat iedere docent op een andere manier begeleiding geeft aan de groepen. Ook zijn er collega s die les geven in plaats van begeleiden, of alles strak inplannen voor de leerlingen en geen ruimte geven om zelfstandig het project te doorlopen. Zelfs de beoordelingen doen de docenten verschillend. Omdat ik niet voldoende theoretische kennis heb om te zeggen hoe het wel moet of tenminste beter kan, of te weten wat de beste manier is om te begeleiden, wil ik dit verslag maken om een beter inzicht te krijgen in projectmatig leren en begeleiden. 1

Zoals hierboven genoemd is de concrete vraag: - Hoe begeleid je een project zo goed mogelijk. Natuurlijk heb je dan ook gelijk de vraag: hoe zit een goed project in elkaar. Dit verslag is gebaseerd op literatuur, onderzoekverslagen, het boek... van Ploegman en de Bie, diverse krantenartikelen en een opzet van Jos de Kleijne over het begeleiden van projecten. Dit onderzoek is voor mij een oriëntatie. Het geeft mij hopelijk meer inzicht in het begeleiden van een (goed opgezet) project. 2

Een projectopdracht, hoe zit dat in elkaar? Een projectopdracht bestaat volgens Ploegman, de Bie (2008) en Jos de Kleijne (2009) uit het maken van een beroepsproduct. Dit kan door een groep uitgevoerd worden of door een individuele leerling. De uitvoering van de opdracht leidt volgens hen tot het oplossen van een realistisch en relevant beroepsprobleem. Omdat we met het nieuwe leren te maken hebben, is het natuurlijk van belang om een groep te formeren. Niet alleen om in samenwerkingsverband te leren werken, wat je straks gaat doen op je stage en werkvloer, maar ook om elkaar inzicht te verschaffen in het anders benaderen van de opdracht. Volgens Olga Wortman is dit namelijk één van de belangrijkste leerpunten in het projectonderwijs. Het onderzoeksrapport van Olga Wortman (2009) zegt dat Leren in samenwerking met anderen een dimensie toevoegt aan het leren, namelijk dat door gedeelde verantwoordelijkheid en door interactie het leerproces op individueel niveau gestimuleerd en verdiept kan worden. Opbouw van een project Volgens Ploegman en de Bie (2009) bevat een goede projectopdracht vier elementen: - een casus; - een opdrachtgever; - een opdracht; - een op te leveren product. Deze vier elementen kunnen op een dusdanige manier gekneed worden dat ze voldoende kwaliteit hebben om het leren te bewerkstelligen; het is een leeropdracht die weliswaar aan alle elementen van een echte praktijkopdracht voldoet, maar aangepast mag worden tot een goed leerproject. De Bie c.s. (Wortman 2001) verwijzen naar research, waaruit blijkt dat kwaliteit en efficiëntie van opleidingen toenemen als studenten vraagstukken en opdrachten aanpakken die direct zijn ontleend aan de beroepspraktijk. Enerzijds ter verbetering van de integratie van theorie en praktijk, maar evenzeer voor de beeldvorming over de beroepspraktijk. Het aanpakken van realistische vraagstukken bevordert bovendien de creativiteit en het innovatief gedrag van studenten. het leerproces direct wordt verbonden aan de inhoud van beoogde kwalificaties van afstuderenden. Zo n directe koppeling vergroot het vermogen om zelfstandig vakinhoudelijke kennis en vaardigheden op te bouwen, bij te stellen en toe te passen. studenten in grote mate zelf controle (leren) uitoefenen op hun eigen leer- 3

activiteiten. Zelfregulatie beïnvloedt de mate van zelfstandigheid die wordt verworven en draagt ertoe bij dat leerstof diepgaander verwerkt wordt. uit wordt gegaan van een ruime variatie aan actieve onderwijsactiviteiten. Mensen leren vooral door dingen uit te proberen, door te onderzoeken en te ontdekken, door ervaringen op te doen en daarover te reflecteren, door interactie met medestudenten, docenten en experts. In het stuk van De Bie c.s. (Wortman 2001) wordt duidelijk weergegeven hoe onderwijs zou moeten zijn om leerlingen te motiveren. Jos de Kleijne (2009) heeft eenzelfde uitgangspunt. Ter aanvulling zegt hij dat een goed opgezet project individueel of door een groep uitgevoerd kan worden; de leerling kan doordat het project nauw aansluit bij de beroepssituatie, nooit mee liften op andermans werk, want dat kun je op je werk ook niet. Op de werkvloer is er ook een gelijkwaardige werkverdeling, en die moet terugkomen in het project, want anders klopt de opzet van de projectopdracht niet. Projectopdrachten zijn, zoals gezegd, direct ontleend aan de beroepspraktijk. Ook kun je volgens Jos de Kleijne (2009) ieder willekeurig project geven in alle leerjaren zonder dat het project aangepast hoeft te worden. Bij de beoordeling wordt natuurlijk rekening gehouden met het niveau van de leerling. Er wordt van de leerlingen een product verwacht dat aan hun niveau voldoet. Ploegman en de Bie geven het advies de projecten van eerstejaars meer uit te schrijven dan van ouderejaars. Op deze manier geef je de eerstejaars een ruggensteuntje en meer inzicht in het verloop van een goed project. In het tweede jaar is de leerling bekend met het zelfstandig uitvoeren van het project. Dan hebben ze de hulpvragen niet meer nodig. De Kleijne stuurt erop aan direct projectonderwijs zo te begeleiden dat leerlingen zo snel mogelijk weten hoe projecten draaien en welke competenties er aan hangen. De student stuurt dan in toenemende mate het eigen leerproces en de docent faciliteert dit leerproces. 4

De volgende drie stadia doorloopt de leerling volgens Ploegman en de Bie (2008), voor een goed verloop van het project: - hij onderzoekt of analyseert de opdracht; - maakt op basis van die analyse het beroepsproduct, - en ziet erop toe dat dit product aan een aantal specificaties voldoet. Jos de Kleijne (2009) heeft het over het begeleiden van de vier projectdocumenten. - Die van de projectgroep die verantwoordelijk is voor het gehele proces. Van meet af aan ligt hier ook het initiatief en zij horen de begeleider op de hoogte te houden; - Die van de individele student die verantwoordelijk is voor zijn inbreng en leerervaringen; - Die van de projectbegeleider die de beoordelaar is van het eindproduct en de beslisdocumenten, die de go / no go schriftelijk meedeelt, steeds is geïnformeerd over de voortgang en de kwaliteit van het project, problemen signaleert, suggesties doet of aanwijzingen en opdrachten geeft; - Die van de algemene fasering Volgens Jos de Kleijne (2009) kennen projecten allemaal eenzelfde algemene fasering. Deze is bedoeld om het project te kunnen sturen, met name door het vastleggen van beslismomenten. Bij deze beslismomenten horen beslisdocumenten die gekoppeld zijn aan de fasen. Is er een fase afgerond, dan maakt de projectgroep een beslisdocument. Het contract en plan van aanpak zijn beslisdocumenten. Hierin worden keuzen verantwoord en onderbouwd. Naar aanleiding van dit materiaal neemt de projectbegeleider een go / no go besluit. Besloten wordt dan of het project voortgezet kan worden. Natuurlijk komt het voor dat het materiaal moet worden bijgesteld, voordat het go kan worden uitgesproken. Echte no go besluiten komen als regel weinig voor. De beslisdocumenten zijn: het contract; plan van aanpak (startdocument); het eerste concept; het definitieve concept. De volgende fasen worden doorlopen om te kunnen werken aan de beslisdocumenten: oriëntatiefase; analyse en ontwerpfase; uitvoeringsfase; evaluatiefase. 5

Hulp en begeleiding Volgens Jelle Jolles, hoogleraar Neuropsychologie aan de Universiteit van Maastricht (bron: Ploegman en de Bie 2009). Jonge mensen kunnen weliswaar beslissingen nemen, maar zijn nog niet volledig in staat om beslissingen te nemen waarin op verantwoorde wijze alle mogelijke consequenties worden overwogen. De hersenen zijn hiertoe pas voldoende gerijpt rond de leeftijd van 22 jaar of ouder. Tot die leeftijd hebben leerlingen anderen nodig (docent, ouder, medeleerling of student) om voldoende beeld te krijgen van de mogelijke langetermijngevolgen van beslissingen en om inzicht te krijgen in sociale, emotionele en rationele criteria die samenhangen met goede of minder goede keuzes. Als begeleider heb je de taak de leerling te begeleiden door ze hiertoe opdracht te geven, te helpen en begeleiden in het nemen van beslissingen door ze een voorbeeld te geven in de vorm van ondersteunende vragen; voorbeelden: wat gebeurt er als..., alternatieven: welke andere mogelijkheden zie je..., bemoediging: dit heb je goed opgelost! De ideale docent De ideale docent weet het midden te houden in de begeleiding: te veel sturen zorgt voor afhankelijkheid en te weinig en passief en lijdzaam toezien is ook niet de juiste begeleiding. Te sterk gestructureerd en sturend begeleiden kan onvoldoende inspelen op de individuele leerbehoeften van studenten. Leerlingen willen uitgedaagd worden. En niet alleen onderwijs ondergaan. Leerlingen leren het meest als je als docent een rol aanneemt waarin je de leerlingen zelf keuzes laat maken, dus keuzevrijheid toelaat en waarbij studenten zelf de verantwoordelijkheid voor hun leerproces nemen. Eén die aansluit bij de betekenis van het leren voor de toekomstige beroepsuitoefening laat zien. Als docent geef je op vragen van leerlingen geen antwoord, maar probeer je vragend naar een antwoord te sturen. Of zorg je ervoor dat je door gerichte vragen de leerling inzicht geeft in hoe hij of zij bepaalde inzichten verwerft. Begeleiden Volgens Jos de Kleijne (2009) en Ploegman en De Bie (2008) begeleid je projectgroepen vanuit een vaste begeleider. De begeleider zal verschillende rollen aannemen. De ene keer zal het een coachende rol zijn, een andere keer zet je de pet op van opdrachtgever. De docent die deze rollen vervult, zal bij zijn groepen ook de beoordeling doen. Dit zorgt voor helderheid en duidelijkheid voor de leerling. Ook de docent weet precies hoe de groep en de individuele leerling er voor staat. 6

Samenwerkend leren en zelfstandigheid Jos de Kleijne (2009) en Ploegman en De Bie (2008) komen op een ideale groepsgrootte van zes. Uit het onderzoeksrapport van Olga Wortman (2001) komt een tendens naar voren dat vrouwelijke studenten sterker op zelfsturend gedrag gericht zijn dan hun mannelijke studiegenoten. Bij de scores voor samenwerkend leren, is nagegaan of die van mannen en vrouwen verschillend zijn. In een schema laat Olga Wortman zien dat de scores op het gemiddelde per sekse duidelijk uiteenlopen en na uitvoering van een variantie-analyse blijkt hier een significant verschil voor te komen. Het kan dus zijn dat vrouwelijke studenten een sterkere oriëntatie op samenwerkend leren hebben dan mannelijke studenten, waarbij waarschijnlijk verschillen in socialisatie van invloed zijn. In het artikel van Jelle Jolles (bron: Volkskrant 17 mei 2007) die onderzoek doet naar de hersenstructuur van jongens en meisjes zegt hij dat meisjes voordeel hebben bij het nieuwe leren door hun hersenstructuur. Hun hersenstructuur maakt hen verbaal sterker dan jongens waardoor zij steeds meer geinteresseerd raken in de leerstof. Ploegman en de Bie (2008) hebben het over zelfstandigheid. Jongeren verschillen daarin enorm. Sommige leerlingen kunnen alles zelfstandig aanpakken, en sommigen hebben de begeleider nodig om met behulp van zelfgemaakte afspraken zelfstandig verder te kunnen. Weer anderen kunnen de boel nog niet helemaal overzien. Ook hier wordt extra begeleiding en sturing van de begeleider gevraagd. Jelle Jolles kijkt hier niet van op. Hij zegt dat de hersenen nog niet volgroeid zijn, en dat leerlingen veel dingen nog niet goed kunnen overzien. Helemaal als het om langetermijnplanning gaat. De hersenen zijn immers pas volgroeid op 22 jaar of ouder, en daarom heb je als taak iedere leerling goed te begeleiden naar behoefte in zijn leerproces. Volgens Olga Wortman (2001) is reflectie vanuit de begeleider een belangrijk onderdeel voor zelfsturing in het onderwijs. Hoewel studenten reflectie op het leerproces en evaluatie in de projectgroep erg belangrijk zeggen te vinden, wordt dit in de praktijk bijna niet gedaan. Het initiatief moet van de projectbegeleider komen, want voor leerlingen is het niet vanzelfsprekend om bij groepsgenoten aan te kloppen voor reflectie. Jos de Kleijne (2009) geeft houvast aan een document dat de leerlingen laat evalueren. De leerling is zelf verantwoordelijk voor het opstellen van zijn leerpunten. De reflectie vanuit de groep is daar een belangrijk onderdeel om aan leerpunten te komen. Reflectie geeft inzicht in de leerling zijn ontwikkeling en leerproces. 7

Presentatiemoment De meeste aandacht van de projectgroepen gaat volgens Olga Wortman (2008) uit naar het lezen van de beoordelingscriteria die voor het project gelden. Om te zorgen dat leerlingen tussentijds reflecteren op de projectopdracht is het volgens Jos de Kleijne (2009) belangrijk om het plan van aanpak te presenteren aan de groep. Dit is namelijk een tussentijds leermoment waar de leerling iets mee kan. Vaak wordt de presentatie gegeven aan het einde van het project. Dit kost een hele les die volgens de Kleijne weggegooid is. Leerlingen bekijken de producten, maar kunnen er niets meer mee, waardoor je als begeleider een leermoment voorbij laat gaan. Het plan van aanpak presenteren geeft de leerling en de projectgroepen inzicht, en zij hebben de kans om hun werk aan te passen en de inzichten nog toe te passen. Beoordelen Omdat je als begeleider dicht in het begeleidingsproces staat, weet je aan het einde van het project waar de leerling staat. Ook is dit bij de leerling al bekend. Er zal geen onvoldoende vallen als dit tussentijds niet al ter sprake is gebracht. De tussenbeoordelingen op plan van aanpak en procesboek hebben een go gekregen wat zeggen wil dat de leerling weet waar hij aan toe is. Meeliften is bij een goed en duidelijk opgebouwd project niet mogelijk. Natuurlijk is het individuele procesboek de weken van het project meerdere keren door de begeleider ingekeken. Conclusie Het lezen van de artikelen, het boek en de onderzoeksverslagen hebben me een duidelijk beeld gegeven hoe een project opgebouwd hoort te zijn. Duidelijkheid en helderheid zijn belangrijke ingredienten. Wat me nog meer opviel en het vermelden waard is, is dat de case concreet opgesteld hoort te zijn en de beoordelingscriteria duidelijk beschreven in de opdracht. Er wordt leesbare taal gebruikt, gericht op de doelgroep zonder dat je in betutteling valt. Docenten die de groepen begeleiden, kunnen de leerlingen altijd weer terugverwijzen naar de opdracht met concrete vragen als opdrachtanalyse en beoordelingsmomenten. De docent weet duidelijk zijn rol: niet te veel, niet te weinig. De groep kan een samenstelling zijn van jongens en meiden. Leerlingen geven zelf aan dat gezelligheid belangrijk is om goed samen te werken. Heb ik de antwoorden die ik zocht, gekregen? Die heb ik zeker. En meer dan dat. Op school wordt te rommelig projecton- 8

derwijs gegeven. Docenten gaan hun eigen weg. Nu kan ik verwijzen naar literatuur dat het belangrijk is duidelijke en eenduidige afspraken te maken. Helemaal voor een klas die in groepen verdeeld is en meerdere docenten als begeleider hebben. Ook dat leerlingen niet betutteld moeten worden met iedere keer weer een les voordat ze aan het project mogen werken. Bovendien moeten ze leren zo snel mogelijk zelfstandig het project aan te pakken. Zelfstandig wil niet zeggen dat ze alles alleen moeten doen, maar dat docenten de leerlingen moeten begeleiden en in de gaten houden hoe ver ze zijn in hun ontwikkeling. Leerlingen moeten vragend benaderd worden. Een/tweetjes werken goed. Meeliften zou niet moeten kunnen als het project ook echt voldoet aan de criteria. Onze leerlingen hebben wel die mogelijkheid, wat betekent dat onze projecten bijgeschaafd dienen te worden. Leitmotiv van Jos de Kleijne Omdat het leitmotiv van Jos de Kleijne een goed houvast kan bieden, neem ik hem graag op in mijn onderzoek. Een begeleider stuurt eerst op de processen, dan pas op de leerinhouden. Een begeleider stuurt op vragen. Een begeleider stuurt niet op antwoorden en stuurt niet met vragen! Laat vragen, zorgen en klachten door studenten noteren. Zet vragen en zorgen en klachten om in constructies. Geef die constructies op korte termijn een plek in de vergadering of op termijn een plek in een plan van aanpak. Leren leren stuurt aan op het formuleren van ontwerpeisen, voordat iets ontworpen wordt. De belangrijkste vraag is: Waar moet dit product uiteindelijk aan voldoen? Dan pas wordt het product ontworpen. Een student past niet (vooraf) toe. Een student checkt (achteraf) of een activiteit aan ontwerpeisen voldoet. Vergaderen, brandjes blussen, individuele gesprekken, knelpunten oplossen, als begeleider gewoon aanwezig zijn. Je hebt zeer veel mogelijkheden. 9

Bronvermelding Ploegman, Marjolein en de Bie, Dick (2008) Aan de slag! Inspirerende opdrachten voor de beroepsopleidingen Uitgeverij bohn Stafleu van Loghum de Kleijne, Jos (2009) De begeleiding van projectgroepen BDF Adviesgroep prof. jolles, jelle (2007) Nieuwe leren lijkt vooral gunstiger voor meisjes, zegt profesor Volkskrant 17 mei 2007 prof. jolles, jelle (2007) Hoe werkt het jongerenbrein Limburger 19 mei 2007 Wortman, olga (2001) HBO-competenties in het projectonderwijs Onderzoeksverslag Afdeling ORO - Onderwijsresearch en -ontwikkeling Hogeschool van Amsterdam 10