Impulsmoment en spin: een kort resumé

Vergelijkbare documenten
A Fourier-reeksen en Fourier-integralen

Opgaven bij het college Kwantummechanica 3 Week 14

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 4: 13 oktober 2016

Commutatie-relaties voor impulsmoment

7 Wisselwerking tussen kwantumsystemen en straling/externe velden (geen tentamenstof)

Symmetrie en behoudswetten spelen een belangrijke rol in de beschrijving en het begrip van interacties tussen elementaire deeltjes.

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 3: 6 oktober 2016

Elementaire Deeltjesfysica

Index. α-verval, 101 α-deeltje, 101 β-verval, 115

Tentamen Quantum Mechanica 2

Symmetrie en behoudswetten spelen een belangrijke rol in de beschrijving en het begrip van

Tentamen Quantum Mechanica 2

Tentamen QCB juni 2007, 9:00-12:00 uur, A. van der Avoird

Dictaat bij het college Kwantummechanica 2. W.J.P. Beenakker

Dictaat bij het college Kwantummechanica 3: de kwantummechanica van veeldeeltjessystemen. W.J.P. Beenakker

-- I HOOFDSTUK I INLEIDING TOT ENKELE QUANTUMMECHANISCHE BEGRIPPEN

Tentamen Quantum Mechanica 2

Deeltentamen Quantummechanica

Opgaven bij het college Kwantummechanica 3 Week 9

Tentamen Inleiding Quantumchemie (MST1171)

Tentamen. Kwantumchemie & Fysica (4051QCHFY-1314FWN) Datum: 10 April Tijd/tijdsduur: 3 uur

Weyl die Theorie der Eichinvarianz sehr schön ist en fysische argumenten voor het ijkprincipe. Pim van Oirschot

-- V HOOFDSTUK V STORINGSREKENING

Quantummechanica. P.J. Mulders

CTB1002 deel 1 - Lineaire algebra 1

-- IX (q)e - ie 2 t/h

ANTWOORDEN EN UITWERKINGEN TENTAMEN QUANTUMMECHANICA 2 VAN 8 JUNI e +" 1 = 1. e (" )=(k BT )

Qubits Een andere invalshoek voor kwantummechanica in het secundair onderwijs

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 5: 3 november 2016

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Deeltentamen Quantum mechanics

MOLECULAIRE QUANTUMMECHANICA

LIEGROEPEN OPGAVEN. Gerard t Hooft

Quantum Chemie II 2e/3e jaar

5.8. De Bessel differentiaalvergelijking. Een differentiaalvergelijking van de vorm

Hoofdstuk 9: Niet-lineaire differentiaalvergelijkingen en stabiliteit

Uitwerkingen Tentamen Gewone Differentiaalvergelijkingen

Deeltjes en velden. HOVO Cursus. Jo van den Brand 17 oktober

Hoofdstuk 11: Randwaardeproblemen en Sturm-Liouville theorie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Technische Natuurkunde Examen Elektromagnetisme 3 (3NC30) donderdag 30 juni 2011 van 14u00-17u00

Relativistische quantummechanica

Technische Universiteit Delft. ANTWOORDEN van Tentamen Gewone differentiaalvergelijkingen, TW2030 Vrijdag 30 januari 2015,

Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C Januari uur

Kies voor i een willekeurige index tussen 1 en r. Neem het inproduct van v i met de relatie. We krijgen

1 OPGAVE. 1. Stel dat we kansdichtheid ρ van het Klein-Gordon veld φ zouden definieren op de Schödingermanier

Relevante vragen , eerste examenperiode

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Technische Natuurkunde Examen Elektromagnetisme 3 (3NC30) donderdag 14 april 2011 van 9u00-12u00

3 QUANTUMMECHANICA 70

Verstrooiing aan potentialen

Tentamen Lineaire Algebra UITWERKINGEN

Overzicht Fourier-theorie

Quantum theorie voor Wiskundigen. Velden en Wegen in de Wiskunde

1 De Hamilton vergelijkingen

Definities, stellingen en methoden uit David Poole s Linear Algebra A Modern Introduction - Second Edtion benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2

De Dirac vergelijking

Geadjungeerde en normaliteit

Examen Lineaire Algebra en Meetkunde Tweede zit (13:30-17:30)

Vraag 1: Ne-He en Ne-He +

Tentamen Elektromagnetisme (NS-103B)

0.1 Voorwoord Inhoud van het vak Onderwijsvorm Tijdsbesteding Tentaminering Assistentie...

Vectoranalyse voor TG

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

-- III De variatiemethode berust voor de grondtoestand op het volgende theorema:

Moleculaire Modelering - Mogelijke theorievragen - december 2005

Eigenwaarden en Diagonaliseerbaarheid

In de hoge-energiefysica werken we met deeltjes die hoge snelheden bezitten, soms zeer dicht bij de

Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) 22 januari, 2015

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie

Antwoorden op de theoretische vragen in de examen voorbereiding

Lineaire Algebra voor ST

te vermenigvuldigen, waarbij N het aantal geslagen Nederlandse munten en B het aantal geslagen buitenlandse munten zijn. Het resultaat is de vector

Uitwerking Tentamen Inleiding Kansrekening 11 juni 2015, uur Docent: Prof. dr. F. den Hollander

Tentamen Chemische Binding NWI-MOL056 Prof. dr. ir. Gerrit C. Groenenboom, HG00.068, 30 aug 2013

Inhoud college Quantumfysica I

Studiewijzer Deeltjesfysica 1

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen Stralingsfysica (3D100) d.d. 9 januari 2008 van 9:00 12:00 uur

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Kwantummechanica Donderdag, 13 oktober 2016 OPGAVEN SET HOOFDSTUK 4. Bestudeer Appendix A, bladzijden van het dictaat.

TRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

Vectormeetkunde in R 3

Hoofdstuk 2. Aanduiding 1: Aanduiding 2: Formule 1: Formule 2: s2 x = Formule 3: s x = Formule 4: X nieuw = X oud ± a betekent ook

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 2: September 29, 2016

Inwendig product, lengte en orthogonaliteit in R n

x 1 (t) = ve rt = (a + ib) e (λ+iµ)t = (a + ib) e λt (cos µt + i sin µt) x 2 (t) = ve rt = e λt (a cos µt b sin µt) ie λt (a sin µt + b cos µt).

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Nucleaire Wigner distributies: een maatstok voor kwantumeffecten in de coördinaten- en impulsruimte

Deeltjes en velden. HOVO Cursus. Jo van den Brand 10 oktober

Quantum Mechanica. Peter van der Straten Universiteit Utrecht. Peter van der Straten (Atom Optics) Quantum Mechanica November 20, / 14

1 Het principe van d Alembert

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Technische Natuurkunde Examen Elektromagnetisme 3 (3NC30) donderdag 5 juli 2012 van 14u00-17u00

IMPULSDISTRIBUTIES VOOR ATOMAIRE KERNEN

Tentamen Klassieke Mechanica, 29 Augustus 2007

Vectorruimten en deelruimten

APPENDIX - LINEAIRE ALGEBRA

6. Lineaire operatoren

Opgaven Hilbert-ruimten en kwantummechanica (2006)

11.3. Inhomogene randwaardeproblemen. We beschouwen eerst inhomogene Sturm- Liouville randwaardeproblemen van de vorm :

(vi) Als u een stelling, eigenschap,... gebruikt, formuleer die dan, toon aan dat de voorwaarden vervuld zijn, maar bewijs die niet.

Peter van der Straten

Transcriptie:

D Impulsmoment en spin: een kort resumé In deze appendix worden de relevante aspecten van impulsmoment en spin in de kwantummechanica op een rijtje gezet. Dit is een kort resumé van de stof die in het college Kwantummechanica 1 is behandeld. Impulsmomentoperatoren: de vectoroperator ˆ J heet een impulsmomentoperator als de componenten Ĵx, Ĵy en Ĵz hermitisch zijn en voldoen aan de commutatierelaties [Ĵx, Ĵy = i Ĵ z (cyclisch) ˆ J ˆ J = i ˆ J. (D.1) Met (cyclisch) wordt aangegeven dat de relatie ook geldt voor cyclische permutaties van (x, y, z). Dit houdt in dat de afzonderlijke componenten van ˆ J niet commensurabel zijn, hetgeen een puur kwantummechanisch effect is. Verder kunnen we hieruit afleiden dat ˆ J Ĵ x + Ĵ y + Ĵ z (D.) commuteert met alle componenten van ˆ J, oftewel [ ˆ J, ˆ J =. (D.3) Bewijs: [ ˆ J, Ĵx (33) ==== [ Ĵ x, Ĵx + Ĵ y [Ĵy, Ĵx + [Ĵy, ĴxĴy + Ĵz [Ĵz, Ĵx + [Ĵz, ĴxĴz (D.1) ==== i ( Ĵ y Ĵ z + ĴzĴy) + i (Ĵz Ĵ y + ĴyĴz) =. De bewijzen voor Ĵy en Ĵz gaan volledig analoog. Dit betekent automatisch dat er een simultane set eigenfuncties { jm j } van ˆ J en Ĵz moet bestaan. Voor deze eigenfuncties geldt het volgende: ˆ J jm j j(j + 1) jm j, Ĵ z jm j m j jm j, j =, 1, 1, 3, = impulsmoment kwantumgetal, (D.4) m j = j, j+1,, j 1, j = magnetisch kwantumgetal. De mogelijke meetresultaten van ˆ J en Ĵz zijn dus gekwantiseerd. Bewijs: voer de zogenaamde raising en lowering operatoren Ĵ + Ĵx + iĵy en Ĵ Ĵx iĵy = Ĵ + (D.5) in, alsmede de toestanden φ ± Ĵ± jm j. Met behulp van de identiteiten Ĵ Ĵ ± = Ĵ x +Ĵ y ± i[ Ĵ x, Ĵy (D.1),(D.) ======= ˆ J Ĵ z Ĵz en [Ĵz, Ĵ± (D.1) ==== ± Ĵ± v

vinden we het volgende voor de toestanden φ ± : φ ± φ ± = jm j Ĵ Ĵ± jm j = [ j(j + 1) m j (m j ± 1) jm j jm j, Ĵ z φ ± = ĴzĴ± jm j = Ĵ±(Ĵz ± ) jm j = (m j ± 1) φ ±. Uit de eerste ongelijkheid leiden we af dat m j j. Op grond van de tweede identiteit geldt verder dat het kwantumgetal m j in stappen van 1 verhoogd (verlaagd) kan worden door telkens Ĵ + (Ĵ ) op de eigentoestand jm j te laten werken. Om een conflict met de eis φ ± φ ± te voorkomen moet deze reeks aan de bovenkant stoppen omdat φ + verdwijnt en aan de onderkant omdat φ verdwijnt. Dit legt dan het spectrum in vergelijking (D.4) volledig vast. D.1 Baanimpulsmoment in de kwantummechanica Een voorbeeld van zo n impulsmomentoperator is de baanimpulsmomentoperator Bewijs: ˆ L ˆ r ˆ p. (D.6) [ˆLx, ˆL y = [ŷˆpz ẑ ˆp y, ẑˆp x ˆxˆp z (33),(36) ==== i ŷˆp x + i ˆp y ˆx (D.6) ==== i ˆL z (cyclisch). In de plaatsrepresentatie wordt dit dus ˆ L plaatsrepr. i r. Om de eigenfuncties in de plaatsrepresentatie te beschrijven gaan we over op bolcoördinaten: x = r sin θ cos φ, y = r sin θ sin φ, z = r cos θ, met r [, ), θ [, π, φ [, π. (D.7) Voor een golffunctie ψ(r) die niet afhangt van de hoeken θ en φ geldt dan het volgende: ˆ L ψ(r) = i r ψ(r) = i r r dψ(r) =, r dr zodat de componenten van de baanimpulsmomentoperator uitsluitend werken op het hoekgedeelte van een golffunctie. Dit houdt automatisch in dat een golffunctie ψ(r) een simultane eigenfunctie is van ˆ L en ˆ L bij de eigenwaarden. Als ˆr de operator is die een golffunctie in de plaatsrepresentatie vermenigvuldigt met r, dan geldt dus dat [ˆ L, ˆr =. (D.8) Op grond hiervan beperken we de analyse van de simultane eigenfuncties van ˆ L en ˆL z tot de ruimtelijke hoekvariabelen. Voor de genormeerde set simultane eigenfuncties Y l,ml (θ, φ) geldt het volgende: ˆ L Y l,ml (θ, φ) = l(l + 1) Y l,ml (θ, φ) (l =, 1, ), ˆL z Y l,ml (θ, φ) = m l Y l,ml (θ, φ) (m l = l, l+1,, l 1, l). (D.9) vi

Deze eigenfuncties, die bolfuncties worden genoemd, zijn volledig gespecificeerd door de kwantumgetallen l en m l (d.w.z. dat er geen verdere ontaarding is in de hoekvariabelen). Het baanimpulsmoment kwantumgetal l neemt alleen geheeltallige waarden aan. Dit is het gevolg van het feit dat een ruimtelijke golffunctie slechts één waarde heeft in een gegeven ruimtelijk punt, oftewel een ruimtelijke golffunctie is enkelvoudig (zie 1.6.3). In termen van de ruimtehoek-integratie dω π π dφ dθ sin θ = π 1 dφ dcos θ (D.1) 1 worden de orthonormaliteits- en volledigheidsrelaties voor de bolfuncties gegeven door dω Y l,m l (θ, φ)y l,m l (θ, φ) = δ ll δ ml m l, (D.11) l= l m l = l Y l,m l (θ, φ )Y l,ml (θ, φ) = δ(φ φ ) δ(cos θ cos θ ) δ(ω Ω ). (D.1) Een willekeurige functie f(θ, φ) in de hoekvariabelen is derhalve te schrijven als f(θ, φ) = l= l m l = l a l,ml Y l,ml (θ, φ), a l,ml = Onder pariteit transformeren de bolcoördinaten overeenkomstig dω Y l,m l (θ, φ)f(θ, φ). (D.13) r, θ, φ pariteit r, π θ, φ + π (D.14) en hebben de bolfuncties de volgende transformatie-eigenschap: Y l,ml (θ, φ) pariteit Y l,ml (π θ, φ + π) = ( 1) l Y l,ml (θ, φ). (D.15) Dus Y l,ml heeft even/oneven pariteit als l even/oneven is. D. Spin: het intrinsiek impulsmoment De spin van een elementair deeltje is een intrinsieke definiërende eigenschap van dat deeltje. Het volgt uit het relativiteitsprincipe in de relativistische QM (zie het college Kwantummechanica 3), hetgeen zegt dat alle inertiaalsystemen fysisch gezien equivalent zijn. Rotaties in de plaatsruimte worden op die manier vergezeld van een compenserende verandering in de ruimte opgespannen door de intrinsieke (d.w.z. niet-ruimtelijke) vrijheidsgraden van het systeem, zodanig dat de relativistische golfvergelijking precies dezelfde vorm heeft in beide inertiaalstelsels. In de niet-relativistische QM manifesteert de spin van een vii

deeltje zich via een mysterieuze additionele interactie B ˆ S met een constant magneetveld B. Uit de Stern Gerlach experimenten volgt dat de spinoperator ˆ S commuteert met de kanonieke plaats/impulsoperatoren en dat ˆ S gekwantiseerde eigenwaarden heeft in de richting van het magneetveld, hetgeen als expliciet ruimtelijke richting gevoelig is voor rotaties in de plaatsruimte. De spinoperator heeft dus de eigenschappen van een impulsmomentoperator en voldoet derhalve aan de commutatierelaties (D.1), zoals je zou verwachten op grond van het relativistische verband met de rotaties in de plaatsruimte. De eigenwaarden van de commuterende observabelen ˆ S en Ŝz worden gekarakteriseerd door de spin s =, 1, 1, 3, en het magnetisch spinkwantumgetal m s = s, s+1,, s 1, s. Het fundamentele verschil met het baanimpulsmoment kwantumgetal l is dat de spin s van een deeltje een vaste (definiërende) eigenschap is. Hoe dat precies in zijn werk gaat zal pas duidelijk worden met behulp van de relativistische QM. Op dit moment nemen we alles wat met spin te maken heeft simpelweg aan als empirische feiten. Omdat voor een gegeven deeltje de spin s dus vast ligt kunnen we een vaste (s + 1)-dimensionale spinruimte (gelabeld door de spinvariabele σ = m s ) toekennen aan deze additionele intrinsieke vrijheidsgraden. In de plaatsrepresentatie ziet dit er als volgt uit: spin : ψ( r, t) spin s : ψ( r, σ, t) = waarbij de spinvectoren (spinkets) χ s,ms ψ ms ( r, t) χ s,ms ψ +s ( r, t). ψ s ( r, t), (D.16) een basis vormen van de (s+1)-dimensionale spinruimte. De componenten van de spinoperator ˆ S werken als (s+1) (s+1) matrices op deze spinruimte. (spinbra s) χ s,m s, geldt Voor de basisvectoren χ s,ms, alsmede de bijbehorende rijvectoren ˆ S χ s,ms = s(s + 1) χ s,ms, Ŝ z χ s,ms = m s χ s,ms en χ s,m s χ s,m s = δ msm s. (D.17) Een genormeerde toestand van een spin-s deeltje moet derhalve voldoen aan ψ(t) ψ(t) ==== (D.16) χ s,m χ s,m s s d r ψm ( r, t)ψ m s s ( r, t) = d r ψ ms ( r, t) = 1. m s,m s = s De bijbehorende waarschijnlijkheidsinterpretatie van de golffuncties wordt dan ψ ms ( r, t) d r = waarschijnlijkheid om het deeltje in het volume-element d r rond r te vinden op tijdstip t met spincomponent m s langs de z-as, d r ψ ms ( r, t) = waarschijnlijkheid dat het deeltje een spincomponent m s langs de z-as heeft op tijdstip t. viii

Spinonafhankelijke Hamilton-operatoren: als de Hamilton-operator van het systeem niet afhangt van de spin van het beschouwde deeltje, dan mag de r - en t -afhankelijkheid buiten beschouwing worden gelaten in de spinruimte. De spintoestand van het deeltje kan dus simpelweg worden beschreven door de spinvector χ s = a ms χ s,ms, (D.18) met normering χ sχ s = m s,m s = s χ s,m s χ s,m s a m s a m s (D.17) ==== a ms = 1. (D.19) De coëfficiënt a ms is dan de waarschijnlijkheidsamplitude om het deeltje in de basisspintoestand χ s,ms te vinden. De totale golffunctie van het systeem voldoet dan in de plaatsrepresentatie aan ψ( r, σ, t) = ψ( r, t) χ s, i ψ( r, t) = Ĥ ψ( r, t). (D.) t D.3 De spinruimte voor spin-1/ deeltjes Omdat de kwantummechanica wordt overspoeld met spin-1/ deeltjes (zoals elektronen, nucleonen, etc.) zetten we de eigenschappen van de spin-1/ spinruimte even apart op een rijtje. De relevante spin-kwantumgetallen zijn s = 1/ en m s = ±1/, hetgeen leidt tot een -dimensionale spinruimte opgespannen door de basisvectoren ( ) ( ) 1 χ 1, 1 en χ 1, 1. (D.1) 1 De spinoperator ˆ S kan als volgt worden geschreven in termen van matrices: ˆ S σ (D.1) === σ k = σ k (k = x, y, z), [ σx, σ y = iσz (cyclisch). (D.) Omdat de drie matrices σ k eigenwaarden ± 1 moeten hebben, moeten ze voldoen aan Tr(σ k ) = en det(σ k ) = 1. Tevens ligt σ z vast omdat bovenstaande basisvectoren χ 1,± 1 eigenvectoren van σ z moeten zijn bij de eigenwaarden ± 1. Een oplossing die aan alle eisen voldoet wordt gegeven door de Pauli-spinmatrices σ x = ( 1 1 ), σ y = ( i i ) en σ z = ( 1 1 ). (D.3) Als we de eenheidsmatrix in de spinruimte aanduiden met I, dan gelden de volgende additionele eigenschappen voor deze Pauli-spinmatrices: σ k = I (k = x, y, z) en σ x σ y = σ y σ x = iσ z (cyclisch). (D.4) ix

Omdat de spinruimte -dimensionaal is zal de meest algemene spin-1/ operator  spin in de spinruimte worden gegeven door een matrix  spin =  I + Âxσ x + Ây σ y + Âz σ z  I + ˆ A σ, (D.5) waarbij  en ˆ A spinonafhankelijke operatoren zijn. Deze decompositie van een willekeurige spinoperator volgt rechtstreeks uit het feit dat de matrices I en σ een basis van matrices vormen. D.4 Optellen van impulsmomenten Een deeltje met spin geeft dus aanleiding tot twee typen van impulsmomentoperatoren: de spinoperator ˆ S en de baanimpulsmomentoperator ˆ L. De operator ˆ J = ˆ L + ˆ S heet dan de totale-impulsmomentoperator van het deeltje. Aangezien ˆ L alleen werkt op de ruimtelijke hoekvariabelen en ˆ S alleen op de spinvariabelen, moeten beide vectoroperatoren commuteren: [ˆLk, Ŝl = (k, l = x, y, z), (D.6) en voldoet ˆ J automatisch aan de commutatierelaties (D.1) van een impulsmomentoperator. De simultane eigenwaarden van ˆ J en Ĵz worden gegeven door (D.4), waarbij het totale-impulsmoment kwantumgetal j de volgende waarden kan doorlopen: j = l s, l s +1,, l+s 1, l+s. (D.7) Voorbeeld: beschouw een deeltje met spin 1/. In dat geval doorloopt het totale-impulsmoment kwantumgetal de waarden j = 1/ als l = en j = l ± 1/ als l. Op dezelfde wijze kunnen de impulsmomenten van meerdere deeltjes bij elkaar worden opgeteld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het feit dat operatoren die betrekking hebben op verschillende deeltjes onderling commuteren. Zo wordt de totale-impulsmomentoperator van een N-deeltjessysteem gegeven door ˆ J = N ˆ J k = N (ˆ Lk + ˆ ) Sk ˆ L + ˆ S. (D.8) k =1 k =1 Voorbeeld: beschouw een -deeltjessysteem. Dan geldt ˆ J = ˆ J1 + ˆ J en heeft het kwantumgetal j het bereik j = j 1 j, j 1 j +1,, j 1 +j 1, j 1 +j. De zogenaamde Clebsch Gordan coëfficiënten j 1 j m j1 m j jm j beschrijven de basisovergang van de set eigenfuncties { jm j } van ˆ J en Ĵz naar de set eigenfuncties { j 1 j m j1 m j } van ˆ J 1, ˆ J, Ĵ 1z en Ĵ z. x