Hypofractionering bij primair operabel mammacarcinoom

Vergelijkbare documenten
Overbehandeling in radiotherapie. Prof. Dr. Caroline Weltens

Meer sparend bestraling van de axilla? Less is more (than enough) Nicola Russell

Staat de radiotherapie indicatie ook vast na een complete respons op NAC?

CHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting

Minder chirurgie na neo adjuvante chemotherapie?

Oligometastatischeziekte bij het mammacarcinoom. M. van der Sangen, radiotherapeut

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2016

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017

NABON Breast Cancer Audit (NBCA)

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018

Landelijk Contactdag 2017

Gynaecologisch-oncologische Studies. Gynaecongres 11 november Focus Radiotherapie. R.A. Nout Radiotherapeut-Oncoloog Namens LPRGT

Factsheet NABON Breast Cancer Audit (NBCA)

Moet het meer of kan het minder?

Borstoperatie en bestraling: klaar in 1 dag! Henk Struikmans , Nijkerk

De radiotherapeut en de marges. L.J. Boersma, radiotherapeut-oncoloog MUMC+, MAASTRO clinic Maastricht

Radiotherapie bij prostaatkanker: een stralende toekomst. Karin Haustermans

Borstoperatie en bestraling: klaar in 1 dag!

Echogeleide chirurgie voor mammacarcinoom

Langetermijnprognose van een lokaal recidiverend mammacarcinoom na mammasparende therapie*

PORTEC 4a studie. Landelijke brachy laboranten dag 17 november 2017

Marlies Peters. Workshop Vermoeidheid

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017

Prognostische factoren in patiënten met 1-3 positieve okselklieren; MammaPrint en Adjuvant! online

Symposium Borstkanker bij jong en oud. Chemotherapie bij jonge patiënten K. Punie

10 e NKI AvL Mammasymposium

MRI, steun bij beleid?

Less is more: Axillaire stagering en behandeling bij het mammacarcinoom

Stereotactische radiotherapie voor stadium I niet-kleincellig longcarcinoom: Uitkomsten op patiënten- en populatieniveau.

Mammareconstructie & Radiotherapie

Adjuvante systeemtherapie Patiënte: DM type 2

Oncologische zorg bij ouderen

Radiotherapie bij het pancreascarcinoom. Hanne Heerkens, AIOS radiotherapie 25 maart 2019

van vaginale brachytherapie bij endometriumcarcinoom

Samenvatting. Samenvatting

Individualized treatment in Breast Cancer op het scherpst van de snede

Cover Page. Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for rectal cancer Issue Date:

Het lokaliseren en verwijderen van niet-palpabele mamma-maligniteiten met behulp van een radioactief 125 I zaadje

Evolutie van 10 jaar oncologie:

NABON Breast Cancer Audit. Pathologie

Stage. Clin staging. Treatment. Prognosis. Diagnosis. Evaluation. Early Node. Tumour. Loc advanced Metastasis. Advanced. Surgery

Significante Fase III Studies in de Oncologie Wat betekent dit voor de practicus?

OLIJFdag 3 oktober 2015

MRI: more is less? Emiel Rutgers

chemoradiatie en chemotherapie bij het rectumcarcinoom

Hoge precisie radiotherapie in hoofd- en halsregio. Hoe en waarom?

Minder lokale recidieven van borstkanker door extra lokale bestralingsdosis na mammasparende chirurgie; 5-jaarsresultaten van een klinische trial*

voor hersenmetastasen. Optimale kwaliteit. Hersenmetastasen behandeling. Definitie. Stereotactische radiotherapie

De behandeling van ductaal carcinoma in situ (DCIS) van de mamma

Maligne melanoma Belang van sentinelklierbiopsie

STRAAL MET JE HART, STRAAL MINDER HART

SBRT niercelcarcinoom (RCC) Jochem Hes Spec. laborant Treatment Planning

Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom

Bloedafname CAIRO5. Coördinerend Radiologen: Dr. K. van Lienden, Dr. M Engelbrecht, afdeling Radiologie, AMC Amsterdam

Samenvatting 129. Samenvatting

Nieuwsbrief DEPRESSIEKLACHTEN BIJ VROUWEN MET EEN VOORSTADIUM VAN BORSTKANKER. EERSTE PATIËNTENDAG VAN HET UMBRELLA COHORT WIE ZIJN DE DEELNEMERS?

ILC > 3 cm: neoadjuvante chemotherapie heeft geen nut! Sabine C. Linn, MD PhD Divisies Medische Oncologie en Moleculaire Biologie

Bestraling met protonen

Richtlijn. Behandeling van het mammacarcinoom

Chemotherapie en stolling

Vroege en late bijwerkingen van de radiotherapie: Welke, en is er iets aan te doen?

Technologie voor Gezondheid bijeenkomst. Haagse Hogeschool 8 oktober 2018, Delft. Gerson Struik, arts-onderzoeker Chirurgie

Samenvatting. 1. De getallen zijn weergegeven in de Angelsaksische notatie met een komma voor scheiding van de duizendtallen en met een decimale punt.

Image-guided stereotactic radiotherapy for early stage lung cancer: techniques and clinical outcomes. Samenvatting

Radiotherapie voor mammacarcinoom; overzicht en nieuwe ontwikkelingen

Radiotherapie bij het gemetastaseerd niercelcarcinoom. Dr Nathalie Meireson Universitaire Radiotherapie Antwerpen 28/02/2013

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

chirurgische behandeling van kanker

Wanneer geen chemo? Sabine Linn Internist-oncoloog NKI-AVL

Dr. Ester Siemerink, internist-oncoloog, medisch manager oncologie ANGST

Bloedafname CAIRO5. Coördinerend Radiologen: Dr. K. van Lienden, Dr. M Engelbrecht, afdeling Radiologie, AMC Amsterdam

Hoewel de incidentie van maagkanker daalt, staat het wereldwijd nog immer op de

De indicatoren omtrent borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn :

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) NBCA 2015 [ ZIN besluit verwerkt; ]

Verslag informatiebijeenkomst 25 januari 2016

Oplegger indicatorset Mammacarcinoom verslagjaar 2016

Mammacarcinoom en osteoporose. Petra van Merkestein Verpleegkundig specialist Oncologie Ziekenhuis Rivierenland Tiel

Profylactische chirurgie bij erfelijke borstkanker. I. Nevelsteen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Geïndividualiseerde behandeling van oudere patiënten met borstkanker. Dr. N.A. de Glas

Adjuvant!! Online ~ Wanneer helpt het en wanneer niet?

az groeninge scoort zeer goed op de borstkankerindicatoren uit VIP²

(Very) High-risk prostaatcarcinoom: belang van multimodale behandeling?

Ontwikkelingen en behandelmogelijkheden bij de patiënt met oesofagus- of maagcarcinoom dr. Marije Slingerland, internist-oncoloog

ONTWIKKELINGEN IN NEOADJUVANTE CHEMORADIOTHERAPIE OESOPHAGUSCARCINOOM. 5D s, 8 februari 2018 Francine Voncken

Minder radiotherapie nodig dan geraamd

Radiotherapie van levermetastasen: exotische therapie of oprukkende mogelijkheid? 69 ste Geneeskundige Dagen van Antwerpen Dr Reinhilde Weytjens

Richtlijn BEHANDELING VAN HET MAMMACARCINOOM

Verplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland. Indicator nummer Indicatornaam

Samenvatting en algemene discussie

Kwaliteitsnormen. Blaascarcinoom

Wat is kwaliteitscontrole in de radiotherapie? Caroline Weltens UZ Gasthuisberg Leuven

Palliatieve radiotherapie radiotherapie gericht op symptoombestrijding. Angela van Baardwijk radiotherapeut oncoloog MAASTRO clinic

Patiënteninformatie Art Deco studie

Nadia Haj Mohammad Internist-oncoloog The Netherlands

Transcriptie:

7 Hypofractionering bij primair operabel mammacarcinoom Hypofractionated radiotherapy in early breast cancer A.H. Westenberg, M.J.C. van der Sangen, N. Bijker, M.C. Stenfert Kroese, F.A. Stewart, C.C. Rodenhuis en C.W. Hurkmans Samenvatting Een taskforce, gemandateerd door het Landelijk Platform Radiotherapie en Mammacarcinoom (LPRM*), heeft de beschikbare literatuur betreffende hypofractionering bij het primair operabel mammacarcinoom gewogen en komt op basis hiervan tot onderstaande aanbevelingen. (Ned Tijdschr Oncol 2011;8:297-302) Summary A task force, authorized by the LPRM, has weighed evidence from a systematic review of the literature on hypofractionation in early breast cancer and presents recommendations listed below. Inleiding Radiotherapie is een essentieel onderdeel van de borstsparende behandeling van het operabel mammacarcinoom. Na lumpectomie alleen kan het lokale recidiefpercentage oplopen tot meer dan 30% na 10 jaar. Na tumorexcisie vindt radiotherapie op de gehele borst plaats, al dan niet gevolgd door een extra bestraling, ofwel boostbestraling op het tumorbed. Het meest toegepaste schema hiervoor is 50 Gy in 5 weken gedurende 5 dagen per week, eventueel gevolgd door een boost van 8 fracties. Hiermee bedraagt de totale behandelduur ongeveer 7 weken. 1 Het toedienen van een hogere fractiedosis dan de standaard van 2 Gy wordt hypofractionering (HF) genoemd. HF biedt door de kortere totale duur logistieke voordelen zowel voor de patiënt als voor de bestralingsafdeling. De in de afgelopen jaren gepubliceerde resultaten van hypofractioneringsstudies bij het primair mammacarcinoom waren de aanleiding om vanuit het Landelijk Platform Radiotherapie en Mammacarcinoom (LPRM) een taskforce samen te stellen met als doel te komen tot evidence-based behandelrichtlijnen en aanbevelingen. Studieresultaten Vier prospectief gerandomiseerde studies hebben HF bij postoperatieve borstbestraling onderzocht bij *Het LPRM is een sectie van de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie en derhalve het gemandateerde aanspreekpunt op het gebied van borstkanker. Het doel van het LPRM is te komen tot uniformering van behandelindicaties, fractioneringsschema s, behandelgebieden en het creëren van draagvlak voor het verrichten van verantwoord klinisch wetenschappelijk onderzoek. Inmiddels zijn er ook dwarsverbanden gelegd naar het Nationaal Borstkanker Overleg Nederland en de landelijke Borstkanker Onderzoeks Groep door afvaardiging van leden van het LPRM naar de verschillende besturen. Auteurs: mw. drs. A.H. Westenberg, radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, Arnhems Radiotherapeutisch Instituut, dhr. drs. M.J.C. van der Sangen, radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, Catharina Ziekenhuis, mw. dr. N. Bijker, radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, Academisch Medisch Centrum, mw. drs. M.C. Stenfert Kroese, radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, Radiotherapeutisch Instituut Stedendriehoek en Omstreken, mw. dr. F.A. Stewart, radiobioloog, afdeling Radiotherapie, Het Nederlands Kanker Instituut - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, mw. drs. C.C. Rodenhuis, radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, Universitair Medisch Centrum Utrecht, dhr. dr. C.W. Hurkmans, klinisch fysicus, afdeling Radiotherapie, Catharina Ziekenhuis. Correspondentie graag richten aan mw. drs. A.H. Westenberg, radiotherapeut-oncoloog, afdeling Radiotherapie, Arnhems Radiotherapeutisch Instituut, Wagnerlaan 47, 6815 AD Arnhem, tel.: 026 371 24 12, e-mailadres: h.westenberg@arnhemrti.nl Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: borstkanker, hypofractionering, radiotherapie Key words: breast cancer, hypofractionation, radiotherapy 297

Tabel 1. Resultaten van hypofractioneringsstudies. Studie Aantal Fractioneringsschema Follow-up Lokaal Cosmetiek Inclusiekenmerken patiënten (jaren) recidief (%) (% uitstekend/goed of geen verandering in borstuiterlijk) Canadese 1.234 50 Gy/25 fracties/5 weken 10 6,7 71,3 alleen N0 studie 42,5 Gy/16 fracties/3 weken 6,2 69,8 80% T1 35% graad 1 geen boost 52% systemische therapie RMH/GOC- 1.410 50 Gy/25 fracties/5 weken 10 12,1 47 53% ct1 studie 42,9 Gy/13 fracties/5 weken 9,6 42, 44, 75% boost # 39 Gy/13 fracties/5 weken 14,8 72,3 80% systemische therapie START A 2.236 50 Gy/25 fracties/5 weken 5 3,2 59 30% pn1 41,6 Gy/13 fracties/5 weken 3,2 59 50% pt1 39 Gy/13 fracties/5 weken 4,6 70 20% graad 1 61% boost # >90% systemische therapie START B 2.215 50 Gy/25 fracties/5 weken 5 3,3 57 20% pn1 40 Gy/15 fracties/3 weken 2,0 64 64% T1 28% graad 1 43% boost # >90% systemische therapie =% zonder verandering in cosmetisch resultaat, # =in RMH/GOC-studie boost 7 x 2 Gy, in START A- en B-studies boost 5 x 2 Gy. vrouwen met een pt1-3a-n0-1-m0-mammacarcinoom en tumorvrije resectieranden. 2-7 Dit betreft 3 Britse studies (de Royal Marsden/Gloucester en de START A & B trials) en 1 Canadese studie. In Tabel 1 zijn deze studies samengevat. Alle studies tonen vergelijkbare resultaten, namelijk dat bij hypofractionering de lokale controle en cosmetiek vergelijkbaar zijn met conventionele fractionering (CF). Alleen met het fractioneringsschema van 39 Gy in 13 fracties (RMH/GOC trial) was de kans op waarneembare veranderingen in het uiterlijk van de behandelde borst kleiner, maar de kans op een lokaal recidief hoger ten opzichte van de andere schema s. De borstkankergerelateerde en totale overleving, hoewel geen primaire eindpunten, verschilden niet. In de Canadese studie zijn deze uitkomsten ook met een follow-upduur van 10 jaar bevestigd. 8 De studies verschillen wat betreft de inclusiekenmerken, waarvan de belangrijkste worden genoemd in Tabel 1. Berekeningen op basis van dosis-effectrelaties in bovengenoemde onderzoeken tonen een hogere gevoeligheid van borstkanker voor fractiegrootte dan tot dan toe werd aangenomen. Bij verhoogde gevoeligheid voor fractiegrootte zijn er voordelen van hypofractionering te verwachten. Er zijn, in vergelijking met andere solide tumorsoorten, tot nu toe geen aanwijzingen dat de totale behandelduur van belang is bij bestraling van het mammacarcinoom. Hier is in de berekeningen dan ook geen rekening mee gehouden. Mocht dit wel van belang zijn, dan werkt dit, vanwege de kortere totale behandelduur, in het voordeel van HF. Normale weefsels als het hart en de plexus brachialis zijn ook gevoelig voor fractiegrootte, maar gezien de lagere biologisch effectieve dosis in de gebruikte schema s wordt geen verhoogde toxiciteit verwacht, ook niet op langere termijn. Op basis van de beschikbare literatuur zijn, zowel de LPRM - als de American Society for Radiation Oncology (ASTRO) taskforce, het eens over de gelijkwaardigheid van HF met CF voor het merendeel 298

7 van de patiënten dat voor borstsparende behandeling in aanmerking komt. 9 Bij een aantal tumor- en patiëntkenmerken is discussie mogelijk en heeft de LPRM-taskforce enkele kanttekeningen gemaakt. Leeftijd Leeftijd <50 jaar; een kwart van alle patiënten in de onderzoeken was jonger dan 50 jaar. Dat komt overeen met de Nederlandse situatie (23%). Alleen in het Canadese onderzoek is er een subsetanalyse op leeftijd gedaan. Het betrof hier 305 patiënten. Hierbij werd geen verschil gezien in effectiviteit (hazardratio (HR) 0,77 voor HF; p=0,65; grote betrouwbaarheidsintervallen). 8 Met de beschikbare gegevens zijn er derhalve geen aanwijzingen dat HF bij jonge mensen minder goed zou werken of meer toxisch is dan CF. Lymfeklierstatus Van de patiënten in de 4 gerandomiseerde onderzoeken was 70% kliernegatief (pn0). Er is geen subsetonderzoek verricht met betrekking tot de klierstatus. De klierstatus is niet bekend als belangrijke risicofactor voor lokaal recidief in de mamma na borstsparende behandeling. Op theoretische gronden is dan ook niet aan te nemen dat HF bij pn1-patiënten minder goed zou werken dan CF. Het advies is dan ook om HF zowel bij pn0- als pn1-patiënten te gebruiken. Adjuvante chemotherapie In de beschikbare gerandomiseerde onderzoeken is 28% van de patiënten met adjuvante chemotherapie behandeld en is weinig bekend over de combinatie van de huidige systemische therapie (taxanen, anthracyclines, trastuzumab) met HF. Een duidelijke uitspraak hierover kan niet worden gedaan. Op theoretische gronden zijn er geen evidente redenen waarom er geen HF zou kunnen worden gegeven. Gradering In het Canadese onderzoek waren in de subgroep met graad 3-tumoren meer lokale recidieven in de hypofractioneringsgroep (16,6% versus 4,7%; HR 3,08 (95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 1,22-7,76). Naar aanleiding van deze bevinding werden de achtjaarsresultaten van de START A- en B-onderzoeken post hoc geanalyseerd voor de graad 3-tumoren. Hierbij werd geen verschil gevonden in lokaal recidiefpercentage (HR 0,83; 95%-BI 0,56-1,23). 10 Vooralsnog zijn er geen redenen om patiënten met graad 3-tumoren niet met HF te behandelen. Wel wordt geadviseerd om bij deze patiënten een boost toe te passen. Dosishomogeniteit In de gerandomiseerde onderzoeken was de voorgeschreven dosis in het centrale vlak (dat wil zeggen exacte middendoelgebied) niet minder dan 93% en niet hoger dan 107% van de voorgeschreven dosis (conventionele planning met 2 stralenbundels, zonder inhomogeniteitscorrectie). Tegenwoordig wordt aanbevolen om planningstechnieken te gebruiken gebaseerd op CT-informatie, teneinde de dosisinhomogeniteit en daarmee de toxiciteit zo veel mogelijk te beperken. Puur DCIS Er zijn geen resultaten van gerandomiseerde studies beschikbaar, waarbij HF bij ductaal carcinoma in situ van de mamma (DCIS) is vergeleken met CF. Momenteel wordt dit in de EORTC 22085-10083 DCIS-studie onderzocht. 11 In dit onderzoek is zowel de waarde van de boost, als de toepasbaarheid van HF bij DCIS onderwerp van studie. De taskforce stimuleert deelname aan deze studie en kan geen advies geven over HF bij DCIS buiten studieverband. Thoraxwandbestraling Slechts een zeer klein aantal patiënten in de STARTonderzoeken onderging een ablatio gevolgd door thoraxwandbestraling. Hiervan is geen subsetanalyse beschreven. Gezien de grote overeenkomsten met borstbestraling is er met HF niet meer toxiciteit te verwachten dan met CF. Hetzelfde geldt voor de effectiviteit. Bij toepassing van geprotocolleerde verificatie en correctie van de positionering en een adequate dosisverdeling in het doelvolume lijkt er op theoretische gronden geen bezwaar tegen het toepassen van HF. Regionale radiotherapie In de Britse studies werd een klein aantal patiënten op de klierstations bestraald met HF. In het START B-onderzoek was na 6 jaar follow-up bij 82 behandelde patiënten geen plexopathie waargenomen. Op theoretische en radiobiologische gronden is een verschil in toxiciteit en effectiviteit tussen HF en CF niet te verwachten, indien van een dosisequivalent van 25 x 2 Gy wordt uitgegaan. De kans op radiotherapie- 299

Aanwijzingen voor de praktijk 1. Hypofractionering (HF) van de postoperatieve bestraling van de mamma bij vrouwen met een pt1-3an0-1m0-mammacarcinoom en tumorvrije resectieranden kan veilig worden toegepast. 2. HF leidt tot een vergelijkbare vijf- en tienjaarsoverleving, lokale controle en cosmetiek als conventionele bestralingsschema s. 3. In geselecteerde gevallen wordt bij HF een boostbestraling op het tumorbed aanbevolen. 4. HF biedt door de kortere totale behandelduur logistieke voordelen voor zowel de patiënt als voor de bestralingsafdeling. geïnduceerde brachiale plexopathie is zeer klein als de fractiedosis lager is dan 2,5 Gy en de totale dosis lager dan 55 Gy. 12 Zowel de ASTRO- als deze taskforce onthouden zich vooralsnog van een advies over het toepassen van HF bij regionale radiotherapie. Boost Er is een aantal risicofactoren voor lokaal recidief na borstsparende behandeling. De belangrijkste zijn jonge leeftijd (<50 jaar), irradicaliteit (zowel voor de invasieve als niet-invasieve component), graad 3 en angio-invasie. 12 Alleen van de risicofactor jonge leeftijd is uit de gerandomiseerde EORTC- boost-no boost -studie bekend dat het geven van een boost tot vermindering van het lokaalrecidiefpercentage leidt. In absolute zin is het voordeel van een boost in deze studie met name onder het 50 e jaar zichtbaar. 14 Hoewel het voordeel van een boost strikt genomen niet is bewezen voor de andere factoren, wordt bij het aanwezig zijn van een of meerdere van bovengenoemde risicofactoren geadviseerd een boost toe te passen. Voorgestelde hypofractioneringsschema s met en zonder boost De taskforce is van mening dat, indien een boost wordt gegeven, deze ook gehypofractioneerd kan worden toegepast. In geen van de bovengenoemde studies is een zogenoemde simultaneous integrated boost (SIB)-techniek toegepast. Bij deze techniek wordt tijdens dezelfde bestralingssessie zowel de boostdosis als de gehele borstdosis geïntegreerd toegediend. In geval van een boost werd deze in de onderzoeken sequentieel in conventionele fractionering na de HF van de gehele mamma gegeven. In Nederland wordt de SIB-techniek echter vaker toegepast vanwege de voordelen, zowel qua dosisverdeling als logistiek. 15 Er is besloten het fractioneringsschema uit de Canadese studie te gebruiken als referentieschema, omdat dit de enige studie is waarin geen boost werd gegeven met daarbij een laag recidiefpercentage en een lange follow-up (6,2% na 10 jaar). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de geïncludeerde patiënten in deze studie een prognostisch gunstige groep betreft, met 80% pt1-tumoren, allen pn0. Het landelijk voorgestelde fractioneringsschema voor de borst zonder boost is conform genoemde studie: 42,56 Gy in 16 fracties van 2,66 Gy gedurende ruim 3 weken. Bij het gebruik van een boost bedraagt het totale aantal fracties 21 met een totale behandelduur van ruim 4 weken. Tevens zijn hypofractioneringsschema s ontwikkeld voor zowel de SIB-techniek, de sequentiële boost en indien er sprake is van focale irradicaliteit. Hierbij wordt een hogere boostdosis gehanteerd met een maximum van 23 fracties in 4,5 week. In de nieuwe, binnenkort te verschijnen, update van de NABON-richtlijn Mammacarcinoom 2011 wordt HF als volwaardig alternatief voor CF vermeld. HF heeft inmiddels in nagenoeg alle radiotherapieafdelingen in Nederland een vaste plaats gekregen. Conclusie Het is aangetoond dat HF van de postoperatieve borstbestraling bij vrouwen met een pt1-3an0-1m0- mammacarcinoom en tumorvrije resectieranden tot 300

7 een vergelijkbare vijf- en tienjaarsoverleving, lokale controle en cosmetiek leidt als conventionele bestralingsschema s. Referenties 1. Fisher B, Anderson S, Bryant J, Margolese RG, Deutsch M, Fisher ER, et al. Twenty-year follow-up of a randomized trial comparing total mastectomy, lumpectomy, and lumpectomy plus irradiation for the treatment of invasive breast cancer. N Engl J Med 2002;17;347:1233-41. 2. Yarnold J, Ashton A, Bliss J, Homewood J, Harper C, Hanson J, et al. Fractionation sensitivity and dose response of late adverse effects in the breast after radiotherapy for early breast cancer: long-term results of a randomised trial. Radiother Oncol 2005;75:9-17. 3. Owen JR, Ashton A, Bliss JM, Homewood J, Harper C, Hanson J, et al. Effect of radiotherapy fraction size on tumour control in patients with early-stage breast cancer after local tumour excision: long-term results of a randomised trial. Lancet Oncol 2006;7:467-71. 4. Bentzen SM, Agrawal RK, Aird EG, Barrett JM, Barrett-Lee PJ, Bliss JM, et al. The UK Standardisation of Breast Radiotherapy (START) Trial A of radiotherapy hypofractionation for treatment of early breast cancer: a randomised trial. START Trialists Group. Lancet Oncol 2008;9:331-41. 5. Bentzen SM, Agrawal RK, Aird EG, Barrett JM, Barrett-Lee PJ, Bentzen SM, et al. The UK Standardisation of Breast Radiotherapy (START) Trial B of radiotherapy hypofractionation for treatment of early breast cancer: a randomised trial. START Trialists Group. Lancet 2008; 371:1098-107. 6. Whelan TJ, MacKenzie R, Julian JA, Levine MN, Shelley W, Grimard L, et al. Randomized trial of breast irradiation schedules after lumpectomy for women with lymph node-negative breast cancer B. J Natl Cancer Inst 2002;94:1143-50. 7. Hopwood P, Haviland JS, Sumo G, Mills J, Bliss JM, Yarnold JR; START Trial Management Group. Comparison of patient-reported breast, arm, and shoulder symptoms and body image after radiotherapy for early breast cancer: 5-year follow-up in the randomised Standardisation of Breast Radiotherapy (START) trials. Lancet Oncol 2010;11:231-40. 8. Whelan TJ, Pignol J-Ph, Levine MN, Julian JA, MacKenzie R, Parpia S, et al. Long-term results of hypofractionated radiation therapy for breast cancer. N Engl J Med 2010;362:513-20. 9. Smith BD, Bentzen SM, Correa CR, Hahn CA, Hardenbergh PH, Ibbott GS, et al. Fractionation for whole breast irradiation: an American Society for Radiation Oncology (ASTRO) evidence-based guideline. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2010 Jul 15 [E-pub ahead of print]. 10. Haviland JS, Yarnold JR, Bentzen SM. Hypofractionated radiotherapy for breast cancer. N Engl J Med 2010;362:1843-4. 11. EORTC 22085-10083/BIG 3-07/TROG 07.01 A randomised phase III study of radiation doses and fractionation schedules for ductal carcinoma in situ (DCIS) of the breast. Te raadplegen via: www.eortc.be (bekeken op 17 oktober 2011). 12. Gałecki J, Hicer-Grzenkowicz J, Grudzień-Kowalska M, Michalska T, Załucki W. Radiation-induced brachial plexopathy and hypofractionated regimens in adjuvant irradiation of patients with breast cancer - a review. Acta Oncol 2006;45:280-4. 13. Voogd AC, Nielsen M, Peterse JL, Blichert-Toft M, Bartelink H, Overgaard M, et al. Danish Breast Cancer Cooperative Group. Breast Cancer Cooperative Group of the European Organization for Research and Treatment of Cancer. Differences in risk factors for local and distant recurrence after breast-conserving therapy or mastectomy for stage I and II breast cancer: pooled results of two large European randomized trials. J Clin Oncol 2001;19:1688-97. 14. Vrieling C, Collette L, Fourquet A, Hoogenraad WJ, Horiot JC, Jager JJ, et al. EORTC Radiotherapy, Breast Cancer Groups. Can patient-, treatment- and pathology-related characteristics explain the high local recurrence rate following breast-conserving therapy in young patients? Eur J Cancer 2003;39:932-44. 15. Hurkmans CW, Meijer GJ, Van Vliet-Vroegindeweij C, Van der Sangen MJ. High-dose simultaneously intergrated breast boost using intensity-modulated radiotherapy and inverse optimization. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2006;66:923-30. Ontvangen 8 juli 2011, geaccepteerd 16 september 2011. 301