Inhoudstafel Voorwoord.................................................... 1 1. Hoe ontstaat een groep van vennootschappen?....... 3 1.1. Geografische en culturele grenzen van de bedrijfswereld vervagen... 3 1.2. Klein beginnen met eenmanszaak........................ 4 1.3. Waarom eventueel overschakelen naar een vennootschap?.... 4 1.3.1. Beperking aansprakelijkheid..................... 4 1.3.2. Bankfinanciering.............................. 5 1.3.3. Fiscale aspecten.............................. 5 1.3.4. Continuïteit van de onderneming... 6 1.3.5. Belastingvrije omzetting van een eenmanszaak in een vennootschap........................... 6 1.4. Van vennootschap naar groep van vennootschappen......... 8 1.5. Documenteer de zakelijke beweeg redenen van uw beleidsbeslissing!..................................... 9 1.6. Vergis u niet: ook fiscaliteit is een belangrijke schakel in de waardeketen... 10 2. Wat als we geen kmo meer zijn?...................... 12 2.1. Wanneer is uw bedrijf een kmo?... 12 2.1.1. Het fiscaal recht verwijst naar het Wetboek Vennootschappen............................ 12 2.1.2. Korte kmo: definitie... 13 2.1.3. Lange kmo: definitie... 13 2.1.4. CBN-advies aangaande berekening van kmo-criteria.. 13 2.1.5. Hoe lang blijf je een kmo?... 15 2.1.6. Impact van een consolidatiekring................ 15 2.2. Minder strenge boekhoudformaliteiten voor een kmo... 16 2.3. Fiscale voordelen voor een kmo... 17 2.3.1. Verhoogde notionele interestaftrek............... 17 2.3.2. Volledige afschrijving in boekjaar van investering.... 17 2.3.3. Extra kostenaftrek voor de beveiliging van je bedrijfsomgeving............................. 18 2.3.4. Extra stimulans voor investeringen............... 18 2.3.5. Vrijgestelde investeringsreserve................. 20 2.3.6. Geen belastingvermeerdering voor onvoldoende voorafbetalingen............................. 20 2.3.7. Verlaagde tarieven vennootschapsbelasting... 21 2.3.8. Meerwaardebelasting voor grote ondernemingen... 22 2.3.9. Verminderde bronheffing op dividenden........... 23 2.3.10. Versoepeling van de octrooiaftrek................ 24 Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n, I
2.3.11. Enkel een Young Innovative Company die kmo is, kwalificeert voor 80% vrijstelling van doorstortingsverplichting van bv m.b.t. lonen van R&D-personeel.. 25 2.3.12. Vrijstelling voor bijkomend personeel............. 26 2.3.13. Verhoogde algemene vrijstelling bv... 26 2.3.14. Geen toepassing van de fairness tax... 26 3. Waarom vandaag reeds een exit-strategie voorbereiden?......................................... 30 3.1. Parameters van de exit-strategie... 30 3.2. Mogelijke impact van de algemene antimisbruikbepaling... 31 4. Waarom een gemeenschappelijke holding overwegen?... 35 4.1. Zuivere vs. gemengde holding.......................... 35 4.2. Belgische of buitenlandse holding: fiscale aandachtspunten... 36 4.3. Hoe wordt de holding eigenaar van de werkvennootschappen?.. 37 4.4. Strategische en operationele overwegingen... 38 5. Waarom en wanneer een interne meerwaarde - transactie overwegen?................................ 41 5.1. Wat is een interne meerwaarde?........................ 41 5.2. Speculatieve meerwaarden zijn belastbaar................. 42 5.3. Is een verkoop van aandelen aan de eigen holdingvennootschap speculatief?....................... 42 5.4. Is een inbreng van aandelen in de eigen holdingvennootschap speculatief?....................... 43 5.5. Fiscale gevolgen van een interne meerwaarde -transactie.... 46 5.6. Belangrijke randvoorwaarden........................... 47 6. Boekhoudkundige consolidatie....................... 50 6.1. Wie heeft een consolidatieverplichting?................... 50 6.1.1. Moedervennootschap......................... 50 6.1.2. Consortium................................. 51 6.2. Wanneer is er een vrijstelling van consolidatieverplichting?... 52 6.2.1. Vrijstelling wegens subconsolidatie... 52 6.2.2. Vrijstelling naar omvang....................... 53 6.2.3. Vrijstelling: uitzonderingen... 54 6.3. Welke dochtervennootschappen kunnen eventueel uit de consolidatiekring geweerd worden?... 54 6.4. Wat als sommige dochtervennootschappen in een andere muntzone actief zijn?... 55 6.5. Welke consolidatiemethodes zijn voorhanden?............. 57 II Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n,
7. Nut van een btw-eenheid.............................. 61 7.1. Wat is een btw-eenheid?... 62 7.2. Wat zijn de voor- en nadelen van een btw-eenheid?......... 65 7.3. Hoe wordt een btw-eenheid concreet geïmplementeerd?..... 66 7.4. Wat is het btw-belastingstelsel van een btw-eenheid?........ 66 8. Impact van het werken met meerdere vennootschappen op de notionele interestaftrek..... 68 8.1. Wat is de notionele interestaftrek?....................... 68 8.2. Impact van het ontstaan van een groep van vennootschappen op het gebruik van notionele interestaftrek... 73 8.3. Internationale expansie en de notionele interestaftrek... 75 8.4. Misbruik van notionele interestaftrek binnen een groep van vennootschappen?... 78 9. Noodzaak aan onderbouwde interne verrekenprijzen.. 84 9.1. Welke politiek van agressieve verrekenprijzen viseert de fiscus?.......................................... 84 9.1.1. Verrekenprijzen in een grensoverschrijdende context.. 84 9.1.2. Verrekenprijzen in een Belgische context.......... 85 9.2. Wat is het at arm s length -principe?... 87 9.3. Het at arm s length -principe speelt ook in de relatie hoofdhuis-bijhuis... 89 9.4. Wat als een Belgische vennootschap een abnormaal of goedgunstig voordeel verstrekt?... 90 9.5. Wat als een Belgische vennootschap een abnormaal of goedgunstig voordeel geniet?... 92 9.6. Verenigbaarheid van de Belgische Belastingwet met de EU-normen................................... 94 9.7. Transfer pricing is ook een prioriteit voor kmo s............. 95 9.8. Belang van kwalitatieve verrekenprijsdocumentatie.......... 99 9.9. Hoe documentatie aanleggen: een aantal basisbeginselen... 100 9.9.1. Functies, risico s en middelen analyseren... 101 9.9.2. Prijszettingmethodiek bepalen... 102 9.9.3. Bepaling van de interne verrekenprijs... 102 9.9.4. Documentatiebundel aanleggen................ 103 9.10. Wees ook voorbereid op een transfer pricing -belastingcontrole... 105 9.11. Is horizontaal overleg tussen fiscus en belastingplichtige de volgende stap?... 110 9.12. Concreet voorbeeld (1): kwijtschelding van schuld binnen de groep.................................... 111 Concreet 9.13. voorbeeld (2): deficitaire liquidatie binnen de groep.................................... 115 Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n, III
10. De commissionair-principaal -relatie (als voorbeeld van functionaliteit binnen de groep).. 118 10.1. Een verschillende functionaliteit rechtvaardigt een andere verrekenprijs............................. 119 10.2. De principaal-commissionair -structuur.................. 120 10.3. Wat is een commissionair?... 122 10.4. Hoe ontstaat een commissionairovereenkomst?........... 123 10.5. De vergoeding van de commissionair... 125 10.6. Vaste inrichting -risico voor de principaal... 127 10.7. Goodwill-risico bij implementatie... 130 11. Fiscale aspecten van intragroep bestuurders mandaten en dienstverlening... 134 11.1. Wanneer kwalificeren de management vergoedingen die de ene groepsvennootschap betaalt aan een andere groepsvennootschap als een aftrekbare beroepskost?... 134 11.2. Wanneer kwalificeren de formele bestuurdersvergoedingen die de ene groepsvennootschap betaalt aan een andere groepsvennootschap als een aftrekbare beroepskost?... 136 11.3. Wat in geval van retrocessie van bestuurdersbezoldigingen?... 137 11.4. Is btw verschuldigd over een aangerekende bestuurdersvergoeding?... 139 11.5. Op welke wijze kunnen bestuurders- en/of managementvergoedingen gefactureerd worden?.......... 140 11.6. Wat inzake tantièmes?............................... 143 12. Fiscale aspecten van cash pooling en andere intragroepfinanciering... 146 12.1. Wat is cash pooling?... 146 12.2. Belang van de rol en keuze van de pool leader............ 148 12.3. Fiscale behandeling van interest... 149 12.4. Impact van thin capitalisation -regels.................... 150 12.5. Wat doen de buren?................................. 151 12.5.1. Nederland................................. 151 12.5.2. Luxemburg... 152 12.5.3. Frankrijk... 153 12.5.4. EBITDA-trend binnen de EU................... 153 12.6. Sedert 2012 ook thin cap -beperking voor intragroepinterest.. 153 12.7. Specifieke antimisbruikbepaling........................ 155 12.8. Uitzonderingen op de thin cap -beperking................ 155 12.9. Hoe proactief met de thin cap -beperking omgaan?... 158 IV Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n,
13. Fiscale aspecten van dividendstromen binnen de groep...................................... 160 13.1. Bronheffing over een uitgekeerd dividend... 161 13.2. DBI-aftrek over een ontvangen dividend... 163 13.3. DBI-aftrek: voorwaarden... 164 13.4. Wanneer is er vennootschapsbelasting over een verwezenlijkte meerwaarde op aandelen?... 168 14. Hoe fiscale verliezen ten volle benutten?............ 171 15. Wat met intragroep R&D en IP?...................... 176 15.1. Wereldwijde R&D-budgetten krimpen in... 176 15.2. Lage fiscale kost doet R&D-budget stijgen... 176 15.3. Maximaal 6,8% venn.b. over marktconforme octrooi-inkomsten................................... 177 15.4. Investeringsaftrek of belastingkrediet voor R&D-investeringen.. 183 15.5. Geen doorstorting van 80% van de bedrijfsvoorheffing van R&D-personeel... 184 16. Fiscale aspecten van intragroepreorganisaties...... 186 16.1. Welke soorten reorganisaties zijn er?... 186 16.1.1. Wat is een zusterfusie?....................... 186 16.1.2. Wat is een moeder-dochterfusie?............... 187 16.1.3. Wat is een gewone splitsing?... 188 16.1.4. Wat is een partiële splitsing?... 188 16.1.5. Wat is een inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen?... 189 16.2. Wanneer is een reorganisatie vrij van vennootschapsbelasting?......................................... 189 16.2.1. Een boekhoudkundig neutrale reorganisatie?... 189 16.2.2. Wanneer is de reorganisatie ook vanuit fiscaal oogpunt neutraal?........................... 190 16.2.3. Wat houdt een fiscaal neutrale reorganisatie in?... 190 16.2.4. Wanneer kan een reorganisatie retroactief gebeuren?................................. 192 16.3. Wat zijn doorslaggevende motieven van financieel-economische aard?......................... 193 16.3.1. Wettelijke kader... 193 16.3.2. Bewijslast... 193 16.3.3. Belastingontwijking en belastingontduiking... 194 16.3.4. Welke financieel-economische motieven geven meestal weinig problemen?... 194 16.3.5. Europese richtlijn en Europees Hof... 195 16.3.6. Europees Hof: conclusie...................... 196 Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n, V
16.4. Wat als de reorganisatie toch belastbaar is?.............. 197 16.4.1. Vennootschapsbelasting bij de geliquideerde vennootschap... 197 16.4.2. Uitkering liquidatiebonus: roerende voorheffing?... 198 16.4.3. Vennootschapsbelasting bij de aandeelhouder van de geliquideerde vennootschap............. 199 16.5. De belastingvrije zusterfusie... 200 16.5.1. Wat is een zusterfusie?....................... 200 16.5.2. Belastingvrije zusterfusie: fiscale continuïteit... 201 16.6. De belastingvrije moeder-dochterfusie... 203 16.6.1. Wat is een moeder-dochterfusie?............... 203 16.6.2. Opgeslorpte vennootschap heeft belastingvrije reserves... 203 16.6.3. Fusiegoodwill en fusiebadwill.................. 204 16.7. De gewone splitsing... 207 16.7.1. Wat is een splitsing?......................... 207 16.7.2. Drie soorten splitsing... 207 16.7.3. Fiscale neutraliteit........................... 208 16.7.4. Verdeling eigen vermogen: boekhoudkundig... 209 16.7.5. Verdeling fiscaal eigen vermogen............... 209 16.8. De partiële splitsing.................................. 210 16.8.1. Wat is een partiële splitsing?... 210 16.8.2. Boekhoudkundige verdeling eigen vermogen...... 212 16.8.3. Verdeling fiscaal eigen vermogen............... 212 16.8.4. Rulingcommissie: engagement aandelen drie jaar niet vervreemden?... 214 16.9. Inbreng van een bedrijfstak of van een algemeenheid van goederen...................................... 216 16.9.1. Wat is een inbreng van een bedrijfstak of van een algemeenheid van goederen?......... 216 16.9.2. Boekhoudkundige continuïteit.................. 216 16.9.3. Fiscale continuïteit... 217 16.10. Wat gebeurt er met de tax assets in geval van belastingvrije reorganisatie?... 219 16.10.1. Overgedragen fiscale verliezen bij fusie.......... 219 16.10.2. Overgedragen fiscale verliezen bij andere vormen van reorganisatie... 221 16.10.3. Overgedragen investeringsaftrek... 221 16.10.4. DBI-overschot.............................. 221 16.10.5. Overgedragen notionele interestaftrek............ 222 16.10.6. Overgedragen R&D-belastingkrediet... 223 16.11. Reorganisaties: registratierechten en btw... 223 16.11.1. Registratierechten........................... 223 16.11.2. Btw... 225 VI Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n,
16.12. De belastingvrije grensoverschrijdende reorganisatie....... 226 16.12.1. Wanneer van toepassing?... 226 16.12.2. De buitenwaartse grensoverschrijdende reorganisatie............................... 227 16.12.3. De binnenwaartse grensoverschrijdende reorganisatie............................... 229 16.13. Zetelverplaatsing binnen de EU........................ 230 16.13.1. Continuïteit van de rechtspersoonlijkheid......... 230 16.13.2. Zetelverplaatsing van België naar het buitenland... 232 16.13.3. Zetelverplaatsing van het buitenland naar België... 234 16.13.4. Europese rechtspraak inzake grensoverschrijdende zetelverplaatsingen.......................... 238 17. Fiscale aandachtspunten in geval van internationalisering... 242 17.1. Vaste inrichting, juridisch bijhuis of dochtervennootschap?... 242 17.1.1. Dochteronderneming... 242 17.1.2. Juridisch bijhuis... 243 17.2. Vaste inrichting..................................... 245 17.3. Materiële vs. personele vs. diensten vaste inrichting........ 248 17.4. Fiscale gevolgen van een buitenlandse vaste inrichting... 249 17.5. Wat met de btw?... 252 17.6. Gevolgen voor de medewerkers... 252 17.7. Extra administratie vs. wellicht lagere fiscale kost... 253 17.8. Kijk uit voor buitenlandse meerwaardebelasting op aandelen.. 254 17.9. Wat met buitenlandse partnership-structuren?... 257 18. Fiscale en sociaalrechtelijke behandeling van HR-aspecten bij internationalisering... 262 18.1. Hoe wordt een inwoner van België belast over zijn beroepsinkomsten?... 262 18.2. Wat is vrijstelling met progressie voorbehoud?............ 264 18.3. Wanneer is een werknemer belastbaar in het buitenland?... 265 18.4. Wanneer is een bedrijfsleider belastbaar in het buitenland?.. 268 18.5. Wat op het vlak van sociale zekerheid?.................. 268 18.6. Praktisch voorbeeld... 271 18.7. Wat als de fiscus vragen stelt?... 271 19. Hoe wil de OESO oneigenlijke inter nationale tax planning ontmoedigen?... 273 19.1. Globalisering vergt nieuwe internationale fiscale politiek..... 273 19.2. OESO ziet concrete tekortkomingen in de huidige internationale fiscale politiek... 275 19.3. Het 15 punten BEPS-actieplan van de OESO............. 276 Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n, VII
20. Hoe sleutelmedewerkers op een fiscaal aantrekkelijke manier aan uw bedrijf binden?... 287 20.1. Wat is een optie of warrant?... 287 20.2. Van offer over grant en vesting tot exercise........... 288 20.3. Uitoefening wanneer optie of warrant in-the-money is!...... 288 20.4. Gratis optie of warrant is belastbaar voordeel van alle aard... 289 20.5. Belastbaar moment is 60 dagen na aanvaard aanbod... 290 20.6. Forfaitaire waardering van het voordeel van alle aard....... 290 20.7. Halvering van het belastbare forfait mogelijk.............. 291 20.8. Opletten met cashless exercise... 292 20.9. Wat met de sociale zekerheid?... 292 20.10. Slotbeschouwing... 293 21. Impact van de fiscaliteit op het opvolgingsvraagstuk............................................. 294 21.1. Verkoop van de aandelen van de groep van vennootschappen... 294 21.2. Vererving van de aandelen van de groep van vennootschappen... 296 21.3. Schenking van de aandelen van de groep van vennootschappen... 297 21.3.1. Vrijstelling bij schenking van activa die een familiale onderneming uitmaken... 298 21.3.2. Aandelen van een familiale vennootschap... 300 21.3.3. Uitsluiting: vastgoed dat hoofdzakelijk voor bewoning aangewend wordt................... 302 21.3.4. Uitsluiting: ondernemingen zonder reële economische activiteit........................ 303 21.3.5. Speciale regels voor holdingvennootschappen... 303 21.3.6. Impact van transacties drie jaar voor de schenking.. 306 21.3.7. Voorwaarden tot behoud van de vrijstelling... 306 21.3.8. Impact op de verdachte periode van artikel 7 Vlaams W.Succ.... 307 22. Besluit................................................ 309 VIII Pr a k t i s c h e Gi d s 2014 We r k e n m e t m e e r d e r e v e n n o ot s c h a p p e n,