Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht"

Erna Geerts
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 87 HOOFDSTUK 1 Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht AFDELING 1 Het fiscale stelsel opgelegd door de Europese fiscale fusierichtlijn van 23 juli 1990 (veelvuldig gewijzigd) 1. Toepassingsgebied I. Bedoelde vennootschappen 270. De Europese richtlijn is van toepassing op een vennootschap van een lidstaat. Deze vennootschappen vallen uiteen in twee categorieën: binnenlandse vennootschappen en intra-europese vennootschappen Een binnenlandse vennootschap is enigerlei vennootschap die in België haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer heeft en niet van de vennootschapsbelasting is uitgesloten. Deze vennootschapsvormen worden opgesomd in bijlage 1, deel A van de Fusierichtlijn meer bepaald: NV, CVA,CVBA,BVBA,VOF, CVOA, GCV Door de voorwaarde van onderwerping aan de vennootschapsbelasting vallen de vennootschappen vermeldt in artikel 180 en 181 WIB 1992 uit het toepassingsgebied van het belastingneutrale stelsel. Intercommunales die niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen, zijn derhalve uitgesloten van het toepassingsgebied 245. De Belgische wetgeving heeft in art. 46, 1, lid 2 WIB 1992 ook de Privak en Bevak uitgesloten van het toepassingsgebied Een intra-europese vennootschap is iedere vennootschap van een lidstaat van de Europese Unie (art. 2, 1, 5, b)bis WIB 1992): die geen binnenlandse vennootschap is; die een rechtsvorm heeft zoals genoemd in de bijlage bij de richtlijn 90/434/ EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat, gewijzigd bij de richtlijn 2005/19/EG van de Raad van 17 februari 2005; 245 Kamer , Doc 52, 1398/001,

2 88 TITEL IV ASPECTEN INZAKE DIRECTE BELASTINGEN die volgens de fiscale wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, andere dan België, wordt geacht fiscaal in die Staat te zijn gevestigd zonder volgens een met een derde Staat gesloten verdrag inzake dubbele belastingheffing te worden geacht fiscaal buiten de Europese Unie te zijn gevestigd, en; die, zonder mogelijkheid van keuze en zonder ervan te zijn vrijgesteld, is onderworpen aan een van de belastingen gelijkaardig aan de vennootschapsbelasting opgesomd in artikel 3, c) van de voormelde richtlijn De binnenlandse Europese vennootschap (SE) of Europese coöperatieve vennootschap (SCE) vallen automatisch onder het begrip binnenlandse vennootschap. II. Bedoelde verrichting inbreng van een volledige bedrijvigheid van een vennootschap of van één of meer takken van haar bedrijvigheid; zonder ontbinding van de inbrengende vennootschap; tegen verkrijging van bewijzen van deelgerechtigdheid in het maatschappelijk kapitaal van de inbreng ontvangende vennootschap. III. Fiscaal stelsel eigen aan de inbreng van activa vrijstelling van belastingheffing over de meerwaarden die tot stand komen naar aanleiding van deze transactie (i.e. het verschil tussen de werkelijke waarde van de overgedragen activa en passiva en hun fiscale waarde), onder voorwaarde dat de continuïteit wordt toegepast (i.e. geen step-up); de meerwaardevrijstelling is ook van toepassing bij inbreng van activa in een Belgische vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap. Bovendien heeft de richtlijn aan de verschillende lidstaten de mogelijkheid gegeven om voormelde voordelen te weigeren, indien de inbreng van activa als hoofddoel of één der hoofddoelen belastingfraude of -ontwijking heeft. AFDELING 2 Omzetting van de richtlijn in het Belgisch recht 1. Wet van 28 juli Door de wet van 28 juli 1992 werd het toepassingsgebied van artikel 46 WIB 1992 uitgebreid naar inbrengen in vennootschappen gevestigd in een andere lidstaat van de EU. Bovendien werd door dezelfde wet als voorwaarde tot belastingvrijstelling toegevoegd dat de inbreng diende te voldoen aan rechtmatige financiële of economische behoeften.

3 HOOFDSTUK 1 OMZETTING VAN DE EUROPESE RICHTLIJN NAAR HET BELGISCH RECHT De wet van 28 juli 1992 heeft tevens een specifieke tijdelijke fiscale vrijstelling ingevoerd, ingeval een buitenlandse EU-vennootschap naar aanleiding van een fusie, een splitsing of een inbreng van één of meerdere bedrijfstakken of van de algemeenheid van goederen een Belgische vaste inrichting inbrengt in een binnenlandse of buitenlandse EU-vennootschap (art. 231, 2 WIB 1992). 2. Wet van 30 januari De wet van 30 januari 1996 heeft een aantal wijzigingen aangebracht aan de belasting der niet-verblijfhouders, onder meer inzake inbrengverrichtingen van een Belgische inrichting in een Belgische vennootschap Vooreerst werd de bijkomende voorwaarde van artikel 236 WIB 1992 om in de belasting van niet-inwoners te kunnen genieten van de tijdelijke vrijstelling, afgeschaft. Artikel 236 WIB 1992 stelde immers als supplementaire voorwaarde dat de door de buitenlandse inbrenger verkregen aandelen in ruil voor de inbreng toegerekend moesten worden aan een Belgische inrichting, waarover zij na de inbreng in België nog zou dienen te beschikken. Ingeval de buitenlandse vennootschap haar volledige Belgische inrichting inbracht, kon aan deze voorwaarde nooit worden voldaan, vermits de verkregen aandelen op zichzelf nooit een vaste inrichting vormden. Deze argumentatie werd dan ook gebruikt in de memorie van toelichting om de afschaffing van artikel 236 te verantwoorden 246. Verder werd door deze wet artikel 231, 3 WIB 1992 geïntroduceerd, die een specifieke neutraliteit invoerde voor de inbreng van een Belgische inrichting in een binnenlandse vennootschap. Voor meer details omtrent deze wetgeving verwijzen wij naar het laatste deel van dit boek (Titel VIII Grensoverschrijdende reorganisaties). 3. Wet van 22 december Op boekhoudkundig vlak geldt sinds 1 oktober 1993 dat bij een belastingvrije inbreng van een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen de als tegenprestatie ontvangen aandelen of deelnemingen in de boekhouding van de inbrenger opgenomen moeten worden tegen de nettowaarde waarvoor de ingebrachte goederen hierin op die datum voorkwamen 247. Nochtans vereist de fiscale wetgeving dat de bij de inbreng verwezenlijkte meerwaarden op een afzonderlijke rekening van het passief werden geboekt, teneinde te voldoen aan de zogenaamde onaantastbaarheidsvoorwaarde. Aan deze discrepantie tussen de boekhoudwetgeving en de fiscale wetgeving werd door de wet van 22 december 1998 een einde gesteld, door aanpassing van artikel 190 WIB Gedr.St. Kamer , nr. 288/1, Art. 41, 1 en 2 KB van 30 januari 2001.

4 90 TITEL IV ASPECTEN INZAKE DIRECTE BELASTINGEN 4. Wet van 11 December 2008 (de Nieuwe Fusiewet) 280. Deze wet werd gestemd enkele maanden nadat België door het Hof van Justitie op 8 mei 2008 werd veroordeeld voor de (niet-) tijdige (volledige) omzetting van de Fusierichtlijn 248. Met deze wet werd beoogd de omzetting van de Fusierichtlijn te finaliseren. De aanpassingen zijn te situeren op drie vlakken. Ten eerste werden de intra- Europese grensoverschrijdende verrichtingen geïntegreerd in bestaande fiscale wetgeving (bijvoorbeeld art. 184bis WIB 1992). Ten tweede werden enkele specifieke bepalingen (voorwaarden) verder verfijnd (bijvoorbeeld art. 183bis WIB 1992) en ten derde werden enkele verbeteringen en verduidelijkingen aangebracht (bijvoorbeeld de definitie fiscale nettowaarde in art. 184ter, 3 WIB 1992). 248 HvJ 8 mei 2008, Commissie v. België, C-392/07.

5 91 HOOFDSTUK 2 Het belastingstelsel AFDELING 1 Toepassingsgebied 281. Een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen kan op twee manieren ingebracht worden in een andere vennootschap, met name door middel van een zogenaamde belaste inbreng of middels een vrijgestelde inbreng. We verwijzen naar randnummer 242 e.v., waar we hebben uiteengezet dat er geen keuzemogelijkheid bestaat om al dan niet voor het belastingneutrale stelsel te kiezen, indien men aan alle voorwaarden van artikel 46 WIB 1992 voldoet In het hierna volgende hoofdstuk zullen wij ons beperken tot het bespreken van het belastingstelsel van toepassing in hoofde van vennootschappen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. 1. Voorwaarden AFDELING 2 Het belastingvrije stelsel I. Eén of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid of een algemeenheid van goederen 283. De inbreng zal één of meerdere bedrijfsafdelingen, takken van werkzaamheid of een algemeenheid van goederen moeten omvatten. Dit betekent dat activa en passiva, welke niet kwalificeren als een tak van werkzaamheid of een algemeenheid van goederen, niet op een belastingvrije manier zullen kunnen ingebracht worden Of er al dan niet sprake zal zijn van een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen voor wat directe belastingen betreft, zal dienen beoordeeld te worden aan de hand van de feitelijke omstandigheden. Voor de fiscale betekenis van de begrippen inbreng van een tak van werkzaamheid en algemeenheid van goederen verwijzen wij respectievelijk naar Titel II Begripsomschrijving.

Vergelijkbare documenten

Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art.

350 HOOFDSTUK 1 Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art. 231, 3 WIB 1992) AFDELING 1 Begripsomschrijving en situatieschets