Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving

Vergelijkbare documenten
6, een industriële revolutie. Samenvatting door een scholier 1421 woorden 21 maart keer beoordeeld. Geschiedenis

GESCHIEDENIS: KATOEN EN SAMENLEVING MET DE LOEP OP LANCASHIRE.

Samenvatting Geschiedenis Katoen en Samenleving (Met de loep op Lancashire)

Het ontstaan van de Industriële Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1, 4, 5 en 6 (Lancashire)

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving

De Industriële Revolutie. Veranderingen in de landbouw

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving met de loep op Lancashire

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

6,1. Begrippenlijst door een scholier 2487 woorden 2 februari keer beoordeeld. Geschiedenis

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

-5 $ -5 $ +5 $ -5 $ Loonsverhoging: De werknemers in jouw fabriek zijn blij omdat ze loonsverhoging krijgen.

1 Een industriële revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

4, Waar ligt Lancashire? 1.2 Waarom deze ontwikkelingen nu juist in Engeland? Samenvatting door een scholier 2904 woorden 5 mei 2005

Samenvatting Geschiedenis Examenstof katoen en samenleving

6.8. Samenvatting door een scholier 3634 woorden 30 januari keer beoordeeld. Geschiedenis

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Lancashire Hoofdstuk 1, Paragraaf 1: Een industriële revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, Een trage revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

Samenvatting Geschiedenis Lancashire: Katoen en Samenleving

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, par. 2 t/m 9

heel veel was er nodig.

Samenvatting Geschiedenis Met de loep op Lancashire (Examen 2004)

Tijdvak van burgers en stoommachines ( ) / 19 e eeuw

Tijd van burgers en stoommachines De Industriële Revolutie

Taakkaart 3 De ontdekking van de stoommachine: de industriële revolutie

Samenvatting door een scholier 2718 woorden 28 februari keer beoordeeld. Geschiedenis. Samenvatting stofomschrijving

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

Industrialisatie bevorderd door de groei van de bevolking en door technologische ontwikkelingen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

7,4. Begrippenlijst door een scholier 1768 woorden 22 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. De Studiegids Met de loep op Lancashire

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

De industriële samenleving in Nederland. Hoofdstuk 3. Van stoommachine tot robot. indus_samenleving_2007_2009_vragen.doc

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het afschaffen van de kinderarbeid in Nederland?

Samenvatting Geschiedenis Met de Loep op Lancashire

Praktische opdracht Geschiedenis Katoenindustrie in Engeland (Lancashire) en Nederland (Twente) in de negentiende eeuw

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis H3

3,2. Verslag door Lotte 1992 woorden 19 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Tijdvak: Tijd van burgers en stoommachines. Periode:

7,1. 1,1 een industriële revolutie. Samenvatting door een scholier 8048 woorden 30 mei keer beoordeeld. Geschiedenis

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3, paragraaf 1, 2, 3, 4, 8 en 9

Historisch-geografisch kader: De industrialisatie begint in Engeland

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

-Examen HAVO. geschiedenis

7,6. Samenvatting door een scholier 6644 woorden 21 april keer beoordeeld. Geschiedenis

UIT arbeidsdeling

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 en 9

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Praktische opdracht Geschiedenis Rolverdeling in het gezin

geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)


5,6. Werkstuk door een scholier 1534 woorden 15 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 1. Inleiding

4,3. Werkstuk door een scholier 2417 woorden 3 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 1. Wat zijn de kenmerken van onderontwikkeling?

Samenvatting Geschiedenis 51 een nieuw koninkrijk - 52 liberale revolutie gelijkheid voor iedereen

Paragraaf 1: Het ontstaan van een industriële samenleving. Ontstaan industriële samenleving goederen in fabrieken gemaakt en mensen wonen in steden.

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis Module 1: Industriele revolutie

5. De overheidsbril - Hoe is kinderarbeid in Nederland afgeschaft en wanneer wat waren de maatregelen van onze overheid?

Info plus Het leenstelsel

1. Het begrip kan weg, omdat de overgebleven begrippen. Het begrip kan ook weg, omdat de overgebleven begrippen

Industriële Revolutie

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

Samenvatting geschiedenis H2 wetenschappelijke revolutie, verlichting en Franse Revolutie 2tm5 2 De verlichting De samenleving wetenschappelijk

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt

Toelichting beelden tijdbalk Argus Clou Geschiedenis groep 7

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Welke wapens worden voor het eerst gebruikt in de Eerste Wereldoorlog? 1. Geweren en gifgas. 2. Machinegeweren en gifgas. 3. Gifgas en pistolen.

Deze (autarkisch agrarische samenleving) veranderde in de tijd van steden en staten (11 e en 12 e eeuw).wat waren de Oorzaken?

7,5. Samenvatting door Lisette 1239 woorden 18 april keer beoordeeld. Geschiedenis. Russische Revolutie

Nigeria. 1. Bevolking en welvaart in Nigeria 2. Voedselvoorziening in Nigeria 3. Nigeria in de wereldeconomie 4. Gezond in Nigeria

Samenvatting Geschiedenis Met de loep op Lancashire

Hieronder volgt een chronologisch overzicht van de ontwikkelingen van de handelsstromen. Verder in dit werkstuk

Werkstuk Maatschappijleer Kinderarbeid

Verslag Geschiedenis De Grieken

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

Proef Geschiedenis Hoofdstuk 5

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Deze (autarkisch agrarische samenleving) veranderde in de tijd van steden en staten (11 e en 12 e eeuw).wat waren de Oorzaken?

Hitler op weg naar de macht Wie was Adolf Hitler?

De economische wereldcrisis

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Na 1750 groeide de productie van katoen. Katoen was soepeler,kon goed worden gedragen&gewassen.,

Samenvatting door een scholier 2007 woorden 29 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Het Congres van Wenen hertekent Europa (1815) (les 03 5des) Geschiedenis 5MEVO-5EM-5EI-5IW VTI Kontich

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 1 t/m 9

7,2. 1 Wetenschappelijke revolutie. 2 Gevolgen van de wetenschappelijke revolutie. 3 Kenmerken van de verlichting

Transcriptie:

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving 1750-1850 Samenvatting door een scholier 7331 woorden 9 april 2004 4,5 44 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Hoofdstuk 1: het ontstaan van de Industriële Revolutie Paragraaf 1 In de agrarische samenleving veranderde omstreeks 1500 niet veel. Vernieuwing was er bijna niet en alles werd gedaan met de hand? de economie stond zou goed als stil. Er was weinig internationale handel aanwezig. De industriële revolutie zette dit allemaal op zijn kop. De industrialisatie verliep geleidelijk. De industriële revolutie greep diep in, in alle onderdelen van de maatschappij. Al het werk werd steeds meer gemechaniseerd. Het werd ook meer gespecialiseerd. De voortstuwende techniek maakte het mogelijk om werk op te splitsen. De landbouw verloor zijn plaats en de boeren raakten in de minderheid. In Engeland (land van herkomst van de IR) werkte in 1850 nog maar 20% van de bevolking in de landbouw. Arbeidsverhoudingen in de industrie waren heel anders dan in de landbouw. De moderne industriearbeiders moesten leven van hun loon. Ook was de grootschaligheid een verschil. Door de industrialisatie woonde iedereen in snel groeiende steden die met elkaar verbonden waren door een landelijk spoorwegennet. Reizen was dankzij de trein een stuk sneller en gemakkelijker. Dat alles maakte ook dat de mensen anders tegen de wereld aankeken. In de agrarische samenleving voelden de mensen zich vooral met hun eigen dorp, stad of streek verbonden. In de industriële samenleving voelden ze zich veel meer verbonden met de mensen van hun eigen klasse. Er ontstond een klassensamenleving met nieuwe sociale organisaties, zoals vakbonden en politieke clubs. Groei in het algemeen werd in de industriële samenleving normaal. In de agrarische samenleving groeide de bevolking heel traag. Die bevolkingsgroei joeg de economie aan. Vraag en aanbod van kleding, voedsel en woonruimte groeide. Alles kon namelijk ook in veel grotere hoeveelheden worden geproduceerd door de machines. Doordat de landbouwmethoden verbeterden, nam ook de voedselproductie toe. Ook de industrie zelf zorgde voor vraag? er moesten machines en fabrieken worden gebouwd. Voor het vervoer van producten moesten kanalen worden gegraven en spoorwegen worden aangelegd. Wat er te weinig werd geproduceerd, werd ingevoerd. Dit was nog een verschil. De handel werd steeds belangrijker. De agrarische economie (lokale markt en eigen verbruik) maakte plaats voor een (vrije) markteconomie. De internationale handel steeg doordat de industrielanden steeds meer voedsel en grondstoffen invoerden en industrieproducten uitvoerden. De Britse textielindustrie liet ruwe katoen aanvoeren uit Amerika. Pagina 1 van 15

Belangrijke afzetmarkt voor de Britse textielindustrie was de eigen kolonie Brits-Indië. De Engelsen haalden er goedkoop luxe producten vandaan en theeplanters en andere Britse ondernemers verdienden er veel geld? werd in de industrie gestoken. Paragraaf 2 1) Engeland was de grootste koloniale mogendheid en beheerste de wereld zeeën. 2)In Engeland was er veel kapitaal. Sinds de 16e eeuw was in Engeland een agrarische revolutie aan de gang. Steeds meer grond was omheind (enclosed). Kleine stukjes grond waren bij elkaar gevoegd tot grote landerijen die met heggen van de buitenwereld werden afgesloten. Van deze enclosures profiteerden vooral de adellijke grootgrondbezitters en hun pachters, die tegen betaling over de grond mochten beschikken. Er ontstonden grotere landbouwbedrijven, waarop de boeren naar eigen inzicht vernieuwingen konden doorvoeren? grond bracht meer op en ze konden een groter deel van de opbrengst verkopen? landbouw werd commercieel. De grootgrondbezitter en de pachtboeren deelden de winst. De kleine boeren verloren hun land en konden steeds minder gebruik maken van gemeenschappelijke gronden? vormden een arbeidsreserve. Voor de ondernemers was dit gunstig voor goedkope arbeidskrachten. De overheid steunde de grootgrondbezitters en de rijkere boeren in alles. Engeland had een gunstig ondernemersklimaat. In de 18e eeuw was een groot tekort aan hout ontstaan? belangrijk voor de industrialisatie als bouwstof en brandstof. In Engeland zat volop steenkool in de grond? zou hout kunnen vervangen als brandstof. Rond 1730 werd het mogelijk om steenkool naar boven te halen. John Newcomen vond een pomp uit die op stoomkracht werkte. Door water met steenkool te verhitten, ontstond stoomdruk die de pomp in beweging bracht. Zo kon het grondwater worden weggepompt. Ook werd ontdekt hoe men met steenkool ijzer kon maken. Om zwak ijzer te winnen werd de erts met houtkool gesmolten. In de 18e eeuw werd de houtskooloven vervangen door de steenkooloven. De ijzerindustrie kreeg een enorme stimulans door de stoommachine (ijzer) van James Watt in 1782. Zijn machine kon op veel meer manieren worden toegepast door de draaiende beweging i.p.v. op en neer (hout). Dit werd de motor van de IR. Ook heeft hij gezorgd voor de opkomst van de trein en stoomschip. Paragraaf 3 Omstreeks 1750 was Lancashire een landelijk gebied, met heuvels, beken, rivieren en moerassen. Vervoer liep hier langzamer dan in de rest van Engeland. In 1750 was men net begonnen met het aanleggen van tolwegen, die met aangestampt gruis werden verhard. Pas met de komst van de stoomwals, rond 1860, werden de wegen goed begaanbaar. De bevolking in Lancashire groeide sneller dan in de rest van Engeland. In het zuiden lagen 2 enige grote handels- en nijverheidstadjes. Liverpool een op het westen gerichte havenstad (die zich ook bezighield met de handel in slaven en koloniale producten) en Manchester een centrum van de textielhandel. De provincie was overwegend agrarisch. Boeren produceerden alleen voor eigen gebruik en de lokale markt. Engeland was een land van wol. Sinds de middeleeuwen was wol het belangrijkste Britse exportproduct. Lancashire was sinds de 17e eeuw de grootste producent van linnen en bombazijn? plantaardige stoffen. Pagina 2 van 15

Bombazijn was een ruwe stof die werd gebruikt voor werkmanskleding. Textiel werd geproduceerd in ateliers. In de 18e eeuw werd de huisnijverheid steeds belangrijker? producenten werkten thuis in opdracht van een koopman, die stukloon betaalde. Veel boeren deden dit als bijverdienste; eigen werktijden en werktempo. Vrouwen, meisjes en de jongere kinderen deden het voorbereidende werk. De mannen en oudere jongens weefden de draden op een weefgetouw. Steeds meer landlozen of keuterboeren werkten het hele jaar in de textiel, thuis of in werkplaatsen. De textielindustrie werkt via het putting-out-systeem? de boeren waren afhankelijk van kooplieden en tussenhandelaren. Londen was het centrum van een klein, maar internationaal netwerk van textielhandel. Het was de aanvoerhaven van ruwe katoen, die voornamelijk afkomstig was uit de Levant (oostelijke Middellandse- Zeegebied). Van hieruit werden ook de geweven stoffen op de nationale en internationale markt gebracht. Persoonlijke vertrouwensrelaties (qua geld lenen enz.) waren in dit systeem belangrijk. De handelaren, tussenpersonen en producenten hadden vaak onderlinge familiebanden met elkaar. Paragraaf 4 Lancashire had voor de katoennijverheid zeker een aantal voordelen. 1) Uiterst vochtig klimaat. 2) Rijke textiel traditie. 3) Zij had niet te maken met beperkende regels die in andere delen van Engeland wel golden. 4) Ook had zij geen last van de Calico act? verbood de verkoop en het dragen van katoenen stoffen. Dit bevorderde de bombazijnproductie juist. De Indiase stoffen waren superieur (boven alles) aan de grove stoffen die in Engeland werden gemaakt en was goedkoper. Na 1721 werd het Bitse product beter en goedkoper. De productietechniek werd verbeterd en de prijs van ruwe katoen daalde, terwijl de aanvoer toenam. De katoen kwam niet meer alleen uit Levant. Liverpool plukte de voordelen van het slavenwerk bij de katoenplanten in Brazilië. Hiervan profiteerde weer de textielnijverheid van Lancashire. De vraag naar katoenen en halfkatoenen nam toe aan het eind van de 18e eeuw. Dit kwam door: 1) De stoffen werden steeds beter en gevarieerder. 2) Het werd op den duur een goedkoop alternatief voor traditionele stoffen als zijde, wol, linnen enz. 3) Er konden fijne baljurken van worden gemaakt maar ook werkmanskleding en jeans. 4) Het kon makkelijk worden gekleurd en bedrukt. 5) De stof ventileerde goed en was licht en toch sterk. 6) Modder, vet en vuil konden er makkelijk van worden afgeveegd. 7) Kon goed worden gestreken en gewassen bij hoge temperaturen. Vóór de opkomst van katoen was kleding wassen duur en tijdrovend. De vraag naar katoen groeide niet alleen door alle voordelen, maar ook door de bevolkingsgroei. In de 19e eeuw werd een steeds groter deel van de Britse katoen op de wereldmarkt afgezet. Engeland beheerste de handelsroutes en kon steeds meer goedkope katoentjes kwijt in Azië. De bevolkingsgroei zorgde samen met de enclosures voor een groot leger aan goedkope arbeidskrachten. In combinatie met het putting-out-systeem pakte dat goed uit voor de ondernemers. Zo hoefden zij geen dure investeringen te doen of meer loon uit te betalen. Als het slecht ging, hadden ze geen hoge vaste kosten aan machines, fabrieksgebouwen en arbeiders. Zo lag het risico bij de arbeiders en kwam de winst bij de ondernemers terecht? kapitaal voor investeringen groeide. Dankzij de nieuwe machines ging de productie vooral na 1780 sensationeel omhoog. De belangrijkste uitvinding was de stoommachine van Pagina 3 van 15

Watt. Na 1780 maakte de huisindustrie geleidelijk plaats voor de fabrieksmatige productie. Hoofdstuk 2: Koning katoen regeert Paragraaf 1 De Britse katoenproductie groeide aan het einde van de 18e eeuw enorm. Dit werd bereikt zonder fabrieken. De productie steeg ten 1ste door de inzet van steeds meer arbeid. Ten 2e nam het inwonertal van Lancashire enorm toe. Complete stadjes werden van het weefgetouw en het spinnewiel afhankelijk. Nog belangrijker voor de productiegroei was het toenemen van de arbeidsproductiviteit. Dit kwam o.a door de stoommachine die in 1789 in gebruik werd genomen. De eerste uitvinding die in de textielnijverheid algemeen werd gebruikt, was de schietspoel. Het was een hulpmiddel dat op het weefgetouw werd gezet waardoor het weven twee keer zo snel ging. In 1764 bouwde James Hargreaves de Spinning Jenny. Deze werd ook met de hand aangedreven, maar kon 16 draden tegelijk spinnen. Latere verbeterde versies konden wel 130 draden tegelijk spinnen. Een nog grotere verbetering was het Waterframe uit 1769 van Arkwright. Deze met waterkracht aangedreven machine leverde een ruwe, sterke draad op. Zo werd het voor het eerst mogelijk in Engeland om volledig katoenen stoffen te maken i.p.v. uit linnen en katoen geweven stoffen. De Calico Act verbood dit, maar deze werd in 1774 ingetrokken door de mening van Arkwight. Wol raakte vanaf toen volledig uit de mode en het spinnen van linnen verdween bijna. In 1775 vond Samuel Crompton de Mule (muilezel) uit. Dit was een mengsel van de Spinning Jenny en het Waterframe. De Mule bleek op den duur onovertreffelijk. Nu het spinnewiel op de terugtocht was, kwam het spinnewiel uit de huisnijverheid naar de fabrieken. De Jenny kon in kleinere versies nog in huizen geplaatst worden. Het Waterframe was alleen handig voor de fabrieken. Het duurde jaren voordat deze verspreid werd? Arkwight wilde patentrechten behouden om alleen zelf dit te bouwen. De machines werden soms aangedreven door paarden, maar steeds vaker door water. Alles leverde een plattelandsindustrie op. Pas met de komst van de stoommachine trok de katoennijverheid naar de stad en zette de schaalvergroting in. Paragraaf 2 Richard Arkwright was in 1789 de eerste textielfabrikant die de nieuwe stoommachine van James Watt inzette. Dit was erg winstgevend en elke concurrent was benieuwd hoe hij dat voor elkaar kreeg. Rond de eeuwwisseling hadden de gebroeders Murray in Manchester al een kolos van 8 verdiepingen staan, waar meer dan 1000 arbeiders werkten. Dit was toen de grootste fabriek aller tijden. Bij het weven bleef de ambachtelijke werkwijze nog lang overheersen. Terwijl de stoomspinnerijen de hemel zwart kleurden met hun roet, werkten de wevers nog met de hand. De wevers werden verreweg de grootste beroepsgroep van Lancashire. Dit bleef ongeveer constant tot 1835. Weefmachines die gemaakt werden waren meestal geen succes. In 1787 werd het eerste stoomweefgetouw gebouwd. Deze bezat veel kinderziekten en de fabriek was na 2 jaar failliet. 2 jaar later werd het ook nog in Manchester geprobeerd maar kon ook sluiten. Pas in 1802 werd het eerste winstgevende stoomweefgetouw gebouwd en pas in 1820 werden grote stoomweverijen opgericht het Pagina 4 van 15

duurde immers nog tot 1850 voor de handwevers van de baan waren. Dit kwam ten eerste omdat de wevers hardnekkig vasthielden aan hun zelfstandigheid. Doordat ze concurrentie kregen van het stoomweefgetouw liepen hun inkomsten sterk terug. Maar ze gaven hun ambacht pas in 1835 op toen er geen brood meer mee te verdienen was. In de tweede plaats schoten de machines nog lang tekort. Pas rond 1830 waren de belangrijkste kinderziekten overwonnen. In de derde plaats speelde mee dat het voortbestaan van de handwevers de ondernemers wel goed uitkwam. Hun konden door thuiswerkers hun investeringen beperkt houden. In tijden van depressie konden ze dan de wevers minder werk geven. Spinnen en weven waren de belangrijkste processen in de katoennijverheid. Maar nadat de stof was geweven, moest deze worden gebleekt, geverfd, bedrukt en genaaid. Ook daarbij werd in de jaren 1750-1850 grote vooruitgang geboekt. Bleken, verven en bedrukken kostte rond 1750 nog erg veel geld en tijd, maar vanaf 1800 werd alles erg versneld. Alles werd in een fabriek gedaan en niet meer op een bleekveld en met de hand. Patronen werden in de eerste helft van de 19e eeuw ook volledig gemechaniseerd. Vanaf 1840 kon iedereen thuis naaien met de naaimachine i.p.v. door een kleermaker. Hierdoor ontstond een grootschalige confectie-industrie die ook weer in Lancashire terecht kwam. Paragraaf 3 Tot 1970 was de groei van de katoennijverheid vooral te danken aan de vraag uit Engeland zelf. De verhouding tussen prijs en kwaliteit verbeterde zo konden ook de lagere en middenklasse meer kopen. Het maakte katoen aantrekkelijk en goedkoop. Na 1970 bleef de binnenlandse vraag toenemen. De bevolking groeide nog sneller dan voor 1970 en de prijzen bleven dalen. Ook ging de elite de verfijnde kleding kopen. De op de oudheid geïnspireerde mode (witte hemden met das) verspreidde zich snel over de grotere delen van de bevolking. De prijzen werden na 1800 onder meer gedrukt door de Cotton Gin, een apparaat dat kort voor de eeuwwisseling was uitgevonden in Amerika. Hij maakte het makkelijker om de spinbare vezels van de katoenplant te scheiden van de kleverige zaden. De productie van ruwe katoen steeg hierdoor erg snel. De zuidelijke staten van de VS waren voor Lancashire de belangrijkste leveranciers voor uwe katoen. Nu het stoomweefgetouw de kinderziektes te boven was, groeide de productie van machinaal geweven stoffen snel en kon de prijs verder dalen. Door de confectie-industrie in 1840 daalde de prijs nog meer. Na 1790 nam ook de export toe. Rond 1800 had katoen wol al verdreven als belangrijkste Britse exportproduct. De buitenlandse markt was wel onzeker: politieke crises, oorlogen en prijsschommelingen. Napoleon (die het Europese continent beheerste) verbood in 1806 de import van alle Britse goederen. Pas in 1813 ging de Europese markt weer open. Door de oorlog tussen Engeland en de VS zat de Noord-Amerikaanse markt ook op slot, maar de markt bleef toch groeien. Dit kwam doordat de uitvoer naar Latijns Amerika spectaculair toenam. In 1815 begon in Europa en de VS een halve eeuw van vrede. De VS en de Europese landen probeerden een eigen katoenindustrie op te zetten en hieven daarom forse invoerrechten op Britse katoen. De Engelse regering probeerde vergeefs via wetten de export van de helpende technologie te voorkomen. Ook in Latijns Amerika kwamen de Britten in de problemen? alles stortte in. Door dit alles werd Azië (en India) voor de Britse katoenindustrie steeds belangrijker. Intussen verloor de Engelse katoenindustrie op de Pagina 5 van 15

wereldmarkt langzaam terrein. Paragraaf 4 Aan het eind van de 18e eeuw werd de haven van Liverpool steeds belangrijker. De im- en export van katoen verliep vooral via Londen. Door de opkomst van de Amerikaanse markt veranderde dat. Door de opkomst van de fabrieken kwam omstreeks 1790 ook een nieuw type ondernemer op: de koopmanfabrikant. De grote katoenondernemers waren rond 1800 handelaar en producent tegelijk. Ze probeerden het hele proces van productie en handel te beheersen. Zij staken veel geld in pakhuizen. Liverpool en Manchester stonden hier vol van om grote voorraden op te slaan. Op die manier probeerden ze de prijzen op de onzekere markten te beheersen. Op den duur schoot hun kapitaal en dat van de banken tekort voor deze strategie. Velen verplaatsten de handel naar Latijns Amerika, maar ook hier werden regelmatig verliezen gedraaid. Een groot aantal koopmanfabrikanten ging failliet. Toen de Napoleontische oorlogen in 1815 voorbij waren, hadden de meesten zich terug getrokken uit de handel. Kooplieden en fabrikanten waren bijna niet meer in 1 persoon verenigd. De katoenhandel werd een specialisme. En hier binnen waren weer specialisaties. De buitenlandse handel had te maken met grote communicatieproblemen. Tot 1840 werd gevaren met zeilschepen en was er geen telefoon. Zo duurde het dus weken om een bericht te sturen van Liverpool naar New York. Hierdoor verliep ook het betalingsverkeer met het buitenland traag en moeizaam. Bedrog of plotselinge veranderingen werden te laat opgemerkt. Er waren honderden grotere en kleinere kooplieden en fabrikanten. Hun centrale punt was de in 1804 gestichte Katoenbeurs (tempel) in het centrum van Manchester. Hier werden de prijzen vastgesteld en contracten getekend. De oorlogen op het Europese continent brachten ook buitenlandse ondernemers naar Lancashire. Vooral Duitsers die vluchten voor de chaos en het geweld (vooral in 1830). De eerste was Nathan Rothschild, 21- jarige jood uit Frankfurt. In 1798 trok hij naar Engeland en vestigde zich in Manchester. Hij bouwde hier een fortuin op en vertrok in 1805 naar Londen. Hier werd hij bankier en legde een fundament van een van de grootste bankdynastieën ter wereld. In de binnenlandse handel en de handel met de andere werelddelen speelden de Engelsen de eerste viool. De grootste financiers van de handel met de VS waren de gebroeders Baring uit Londen en de Engels-Amerikaanse familie Brown, die een tak had aan beide zijden van de oceaan, in Liverpool en in Baltimore. De banken en de handelsondernemingen beschikten rond 1840 over veel grotere kapitalen dan een halve eeuw eerder. Fabrikanten waren van de banken afhankelijk, maar door de ontwikkeling van het bankwezen werden grote faillissementen zeldzamer. Hoofdstuk 3: Manchester, Shock city Paragraaf 1 Manchester was halverwege de 18e eeuw een centrum van textielhandel. Toch wees niets erop dat dit de eerste stad zou worden waar de Industriële Revolutie alles op zijn kop zou zetten. Vanaf 1770 veranderde Manchester in de eerste grote industriestad ter wereld. Londen en Parijs waren groter, maar dat waren centra van handel en bestuur. Pagina 6 van 15

De transformatie van Manchester begon met de bouw van het Bridgewaterkanaal. De hertog van Bridgewater bezat 5 kilometer verderop kolenmijnen en grote voorraden. Maar door de hoge transportkosten kon hij er weinig mee (ook waren wegen te slecht en water niet bevaarbaar) en besloot daarom een kanaal te graven tussen zijn mijnen en Manchester. Critici spotten dat hij een castle in the air wilde bouwen. Hij zette evengoed door en het lukt hem om het kanaal en het 12 meter hoge aquaduct te voltooien. In 1761 was het klaar en werd daarna naar Liverpool door getrokken. Het was een groot succes? transportkosten daalden enorm en de mijnen van de hertog kwamen in bloei. Er kwam ook een druk scheepvaartverkeer waardoor de hertog steenrijk werd door de tol. Aan het einde van de 18e eeuw werden er bij alle belangrijke Engelse steden kanalen gegraven. Fabrieken en werven lagen aan de aanliggende kanalen van de Bridgewaterkanaal. Langs de kanalen kwamen vooral stoomspinnerijen te staan. De spinfabrieken in Lancashire hadden gebruik gemaakt van waterkracht, maar dit werd een probleem door onvoldoende toevoer van water. Kort na 1800 had Manchester al meer dan 100 stoomspinnerijen. De fabrieken werden later dieper en hoger omdat het ze lukte ze een ijzeren geraamte te geven. En bekend voorbeeld is de in 1818 gebouwde Redhill Street Mill, die met 8 verdiepingen het grootste íjzeren gebouw ter wereld was. Manchester werd ook wel cottonopolis oftewel katoenstad genoemd. Toch domineerde Manchester de regio meer door de handel dan door de spinnerijen. Het belangrijkste symbool van de katoenhandel was de katoenbeurs. De meer dan duizend pakhuizen bepaalden in het centrum het stadbeeld. Manchester had veel veredelingsbedrijven waar de geweven katoenen stoffen gevold, gebleekt, geverfd en bedrukt werden. In 1825 werd in Engeland de eerste stoomlocomotief (als kolentrein) in gebruik genomen. Een groep ondernemers nam het initiatief een spoorlijn te bouwen tussen Liverpool en manchester. De kanaaleigenaren verzetten zich heftig, want dit plan bracht hun tolinkomsten in gevaar. In 1830 werd de nieuwe lijn feestelijk door de minister-president geopend. 20 jaar na de voltooiing van de eerste grote spoorlijn, had Engeland een dicht spoornet, dat alle belangrijke plaatsen met elkaar verbond. Paragraaf 2 Het inwonertal van Manchester nam na 1770 snel toe. Deze snelle urbanisatie verliep chaotisch en zonder enige planning. Overheidsingrijpen was tot 1830 totaal afwezig. Dit was te zien en te ruiken. Sloppenwijken stonden overal en nergens en overal lag afval. Onderhoud werd nauwelijks gepleegd. Berucht waren de kelderwoningen. Om zoveel mogelijk huurders kwijt te kunnen, werden grotere huizen tot in de kelder opgedeeld. Hier moesten vaak verarmde wevers aan geloven. Handwevers werkten in krotten en kelders op het platteland. In arbeiderswijken ontbraken de meest essentiële voorzieningen. Er waren nauwelijks winkels, zelfs niet voor de eerste levens behoeften. Riolering en waterleiding wisten ze niks van af. Een van de beruchtste wijken van Manchester was Ancoats. Hier lagen langs de kanalen de grootste fabrieken van de stad met de huizen er tussenin geklemd. In zowel stoommachines en huiskachels werd steenkool gestookt en na 1830 reden ook de treinen op steenkool? smog. De hele stad was zwart van de roet van eigen fabrieken máár ook van de rest van de stad. Dit kwam omdat de wind bijna altijd uit het Westen kwam en de wijk in het Oosten tegen de heuvels lag. Little Ireland was een gehucht op zich en was nog erger dan Ancoats. Alles was aan alle kanten ingesloten door hoge fabrieken en een stinkende rivier. De bevolking was volledig Iers. Er leefden ongeveer 20 mensen per huis. Per 120 inwoners was er 1 toilet Pagina 7 van 15

(een gat in de grond). De Tocqueville schreef dat de arbeiders in Manchester er nog bleker en beroerder uitzagen dan in andere Engelse steden. Niet alleen waren hun woonomstandigheden maar ook hun arbeidsomstandigheden bedroefd. Lange werkdagen, weinig loon? kinderen snel mee naar de fabriek? kinderen gemiddeld niet ouder dan 17 jaar. De groei van de stad was het gevolg van migratie. Veel migranten kwamen uit Ierland terwijl er geen sprake was van een economische ontwikkeling. Het veroorzaakte massale werkloosheid en diepe armoede. Honderdduizenden Ieren vluchtten naar Amerika door de ellende. Tienduizenden gingen naar Liverpool, Manchester en de kleinere steden van Lancashire. De Ieren voedden zich enkel met aardappels, maar toen de oogst enkel jaren mislukt was door de aardappelziekte was er nog meer ellende. Een miljoen Ieren vonden de dood, evenveel trokken naar Amerika, tienduizenden kwamen de Ierse kolonies in de Engelse steden versterken. Paragraaf 3 De welgestelde burgerij vond in Manchester halverwege de 19e eeuw alles van pas komen: o.a een mooi stadhuis, concerthal, bieb, theater, restaurants, hotels en winkels. Ook had Manchester chique wijken met fraaie huizen. Rijk en arm leefden strikt gescheiden. Volgens Friedrich Engels kon je er jaren komen zonder iets te merken van de armoede. De rijke handelaren en fabrikanten woonden buiten. Zij hadden zich teruggetrokken in luxe, met veel groen omgeven buitenhuizen in half landelijke gebieden ten zuiden van de stad. Voor hun werk reisden ze dagelijks naar het centrum: ze waren de eerste forenzen. De stad zelf had een snel groeiende middenklasse, die vooral in de nieuwe woningen dicht bij het zakencentrum woonde. Het begrip middenklasse was in de 18e eeuw ontstaan. Winkeliers, geschoolde ambachtslieden en kantoorklerken werden ertoe gerekend. Deze werden witte boorden genoemd. Inkomen, werk en opleiding verschilden binnen de middenklasse sterk. Ze voelden zich allemaal verbonden met elkaar omdat ze deel uitmaakte van de burgerlijke cultuur, die vooral opbloeide tijdens de lange regeerperiode van koningin Victoria (1837-1901). Deze cultuur bevatte strenge gedragsregels, vooral op het gebied van seksualiteit en werd gekenmerkt door een groot vertrouwen in het individu. Bezoekers van Manchester merkten dat rijk en arm, burgers en arbeiders geheel langs elkaar heen leefden. Maar in de standenmaatschappij van voor de IR was dat als vanzelfsprekend geaccepteerd. Het contact was min of meer hartelijk. Adel zorgde voor boeren, die respect moesten tonen. Dit paternalisme en standsbewustzijn zouden op het Engelse platteland nog lang voortleven. In Manchester was een harde klassenmaatschappij ontstaan. Een dominee zei; Er is veel minder persoonlijk contact tussen de fabrikant en zijn arbeiders dan tussen de hertog van wellington en de nederigste bewerker van zijn landgoed. Ook ontbrak wederzijds respect. Toch bleef de middenklasse niet geheel gevoelloos bij de ellende van de arbeidersklasse. Vanaf 1830 ontstond er bij de burgerij oprechte zorg en morele verontwaardiging over de wantoestanden. Zij voelde zich ook bedreig door de gevolgen: criminaliteit, ziekte en politieke en sociale onrust. De ziekte Cholera dook voor het eerst op in Europa in 1831 en wekte veel angst. Het vermoeden was er dat Cholera iets te maken had met vervuild water en gebrek aan hygiëne? roep om ingrijpen door de overheid. Manchester had nauwelijks een overheidsapparaat. Vanaf 1830 veranderde dat. Een mijlpaal was de landelijke politiewet, waardoor de gemeente professionele korpsen op kon zetten. Een tweede belangrijke wet was Pagina 8 van 15

de Public Health Act uit 1835. mede onder invloed van deze wet begon Manchester met het leggen van riolering, waterleiding en bestrating. Ook andere voorzieningen die de stad leefbaar maakten, dateren uit die tijd. De parken, die in 1846 geopend werden, waren het eerste openbare groen in de stad. Ook stichtten de rijke burgers openbare bibliotheken, ziekenhuizen, kerken, scholen en musea. Zo werd Manchester vanaf 1845 steeds minder alleen maar een werkstad. Paragraaf 4 Al in de 17e eeuw waren plaatsen als Bolton, Blackburn, Preston en Oldham centra van textielnijverheid. Bolton lag middenin het bombazijngebied. Hier kwam ook na 1770 de urbanisatie op gang. Het waren grotendeels industriestadjes? zo bleef de groei van de stadjes beperkt en bleef de katoenindustrie verspreid. Pas in de 20e eeuw zouden deze plaatsen met Manchester vergroeien tot een grote metropool. De bevolking groeide in eerste instantie door de toestroom van migranten uit de omringende agrarische gebieden. Aan het einde van de 18e eeuw begonnen ondernemers in Bolton ook spinfabriekjes te bouwen. Zo reageerde alles op elkaar en keek Bolton van Manchester af met de machines enzovoorts. De katoenindustrie was niet de enige bron van werkgelegenheid in Bolton. Ze kregen ook een machinebouwindustrie die voor de katoenindustrie en de spoorwegen werkte. In 1818 kwam in Bolton een gasfabriek en was hiermee een van de eerste steden ter wereld met gasverlichting. Voor de kleinere industriestadjes was de bouw van kanalen en spoorwegen van groot belang. Aan het einde van de 18e eeuw kreeg Bolton een kanaalverbinding met Manchester. Bolton werd ook een van de eerste steden met een spoorlijn. Bolton en andere industriestadjes kregen met de zelfde problemen te maken als bijvoorbeeld Manchester. Ook hier ontstonden door de neergang van de handwevers sloppenwijken. De ellende werd in de jaren 1836-1842 nog verergerd door een economische crisis? werkloosheid en de lonen daalde enorm. Er ontstond politieke en sociale onrust. Maar de sociale verhoudingen waren in Bolton toch milder dan in Manchester. Er waren naar verhouding meer ondernemers die zich het lot van hun arbeiders aantrokken? paternalistische ondernemers. Robert gardner en Thomas Bazley waren dit. Zij stichtten in 1834 aan de rand van Bolton het fabrieksdorp Barrow Bridge. Deze moest de arbeiders een beter leven bieden. Ze kregen rijtjeshuizen, met een tuintje en gasverlichting. Er werd een hechte gemeenschapsleven van gemaakt. Barrow Bridge gold als een modeldorp door o.a de school, ziekenhuis, bieb enz. Gardner en Bazly handelden uit idealisme. Zij zagen dat er een oplossing moest komen voor de enorme sociale problemen. Vanaf 1830 begon net als in Manchester het gemeentebestuur samen met gegoede burgers en rijke ondernemers openbare voorzieningen op te zetten. Zo werd Bolton na een hernieuwde uitbraak van Cholera in 1844 voorzien van waterleiding. De straten werden verhard, riolering werd aangelegd en de plaatselijke kerk zorgde voor onderwijs. Hoofdstuk 4: Ondernemers en arbeiders Paragraaf 1 In de agrarische samenleving waren de mensen afhankelijk van de natuur. In de industriële samenleving bepaalde de fabriek het levenstempo en het levensritme. Vanaf 1750 gaven steeds meer boerenfamilies hun zelfstandige agrarische bestaan op. In de katoenproductie konden ze meer verdienen. Aanvankelijk overheerste het putting-out-systeem, waarbij landbouw en textielnijverheid vaak nog werden Pagina 9 van 15

gecombineerd. Rond 1780 kon dit traditionele systeem niet meer aan de grote vraag van textiel voldoen. Daarom werd de productie gemechaniseerd en naar fabrieken verplaatst. Voor de handwevers kwam er een overvloed aan garen, hierdoor nam het aantal families dat van het handweefgetouw leefde sterk toe. In 1850 waren de handwevers vrijwel verdwenen. Wat betekende de mechanisatie voor de arbeiders? Dit ging in de 1ste plaats samen met arbeidsdeling. De arbeiders kregen elk een eigen, beperkte taak. Hiernaast kwamen vaste werktijden. In de fabriek heerste strakke discipline. 14 uur per dag was normaal! Vakanties en vrije weekeinden waren onbekend. Ten tweede werkte de arbeiders niet meer in gezinsverband. Vrouwen en kinderen deden in de fabrieken eenvoudig ondersteunend werk voor de spinnende mannen. Weven in de fabrieken werd vooral vrouwenwerk. Vanaf toen raakten de vrouwen in de textiel in de meerderheid. Dit kwam omdat het werk fysiek niet zwaar was en slecht betaald. Mannen deden het zwaardere en geschoolde werk. De arbeidsdeling bracht een strakke hiërarchie (rangorde/organisatie van stand) met zich mee. De verschillen in loon en status waren groot. Geschoolde arbeiders verdiende veel meer dan ongeschoolde, manen verdiende meer dan vrouwen, ook als ze hetzelfde werk deden. De fabrikanten waren simpelweg met de vrouwen en kinderen goedkoper uit. De mechanisatie maakte het werk lichter, maar ook gevaarlijker. Er gebeurde voortdurend ongelukken en mensen werden doof of kregen longaandoeningen. De gezondheid van de arbeiders en het voorkomen van ongevallen hield in de 1ste helft van de 19e eeuw weinig mensen bezig. Paragraaf 2 Veel mensen in Lancashire geloofden dat de doorsnee fabrikant was opgeklommen uit het niets. Maar de werkelijkheid was meestal anders. Rond 1850 hadden de meeste hun bedrijf zelfs van hun vader geërfd. De meeste katoenbaronnen kwamen uit de gegoede middenklasse. De meeste ondernemers stelden belang in kunst, cultuur, godsdienst en wetenschap i.p.v. geld en macht. Ze financierden bibliotheken, kerken en concertzalen. Sommige ondernemers bekommerden zich ook wel degelijk om hun arbeiders, maar gingen niet zo ver als Gardner en Bazly. De verhoudingen onderling waren harder en onpersoonlijker dan voor de industriële revolutie. Rond 1850 werkten in Manchester gemiddeld 220 arbeiders per fabriek en 140 op het platteland. Veel fabrikanten kenden hun arbeiders niet meer want ze stelden o.a. opzichters aan. De grote fabrikanten hadden bijna onbeperkte macht over hun mensen. Typerend is dat de arbeiders stukloon kregen, net als voorheen in de huisindustrie. De arbeiders stonden zwak. De werkgevers hadden niet alleen het kapitaal en de productiemiddelen, ze werden ook gesteund door de overheid. Ze hadden een sterke politieke pressiegroep. Daardoor hadden ze invloed op het plaatselijke bestuur en op de regering en het parlement. In 1799 werd het bestaan van vakbonden verboden. Fabrikanten wilden namelijk baas in eigen huis blijven. Niets werd centraal geregeld. Pagina 10 van 15

Ondanks het verbod op vakbonden waren er tientallen lokale vakbonden. De ondernemers konden de leiders van de verboden organisaties laten oppakken. In 1824 werd het verbod op vakbonden opgeheven? arbeiders veroorzaakte te veel haat tegen de overheid. Nog steeds was de sociaal-economische positie te zwak om tegen de werkgevers op te kunnen. Er waren genoeg migranten en andere armen die het werk van stakers konden ondernemen. Tegenover stakers konden werkgevers bovendien het wapen van de uitsluiting inzetten: ze spraken dan gezamenlijk af stakers uit hun bedrijven te weren. Protesten hielpen zelden. In 1853 maakten de weversbonden met de werkgevers in Blackburn en omgeving afspraken over de hoogte van het stukloon. Dit werd het voorbeeld voor collectieve afspraken. Paragraaf 3 Mensen in Engeland in 1850 leefden gemiddeld 6 jaar langer dan voor de IR. Die langere levensduur was voor een belangrijk deel te danken aan de aardappel. Aan het begin van de 19e eeuw werd de aardappel volksvoedsel nummer 1. Het was goedkoop armeluisvoer, zeker de restjes (chips) die in vet gebakken nog eetbaar waren. De aardappel maakte overleven wel mogelijk, ook bij grote armoede. Dit komt omdat aardappels een hoge voedingswaarde hebben en de weerstand tegen ziektes verhogen. Nog belangrijker voor de bevolkingsgroei was dat er meer kinderen werden geboren. Mensen trouwden gemiddeld op jonge leeftijd en dit kwam weer door de overgang van agrarisch naar industriële samenleving. Geboortebeperking was moeilijk. Goede voorbehoedmiddelen waren er niet en men wist niet goed wanneer de vrouw vruchtbaar was en wanneer niet. Het kindertal werd beperkt door laat of niet te trouwen. Met de industrialisatie verdween de geboortebeperking? fabrieksarbeiders hadden geen erfenis te verdelen. Het woord proletariërs kwam dan ook van het Latijnse woord proles? nakomelingen. Het grote kindertal maakte het leven extra zwaar zolang de kinderen te klein waren om te werken. Kinderen vormden voor hun ouders eigenlijk een oudedagsvoorziening. Als de ouders zo oud en zwak werden konden ze door de kinderen onderhouden worden. De levensomstandigheden verschilden van plaats tot plaats. In Manchester waren de lonen hoger dan op het platteland. Het leven in stad had wel nadelen: -ongezonder -werkgevers waren er harder -en alles was duurder De bestaanszekerheid was op het platteland ook wat groter, doordat de arbeiders vaak nog een stukje land hadden waar ze voedsel verbouwden en wat vee hielden. De arbeiders stonden niet helemaal hulpeloos tegenover de heftige schommelingen van de economie. Armenwetten boden enige steun in natura of werk. Verder hadden arbeiders steun aan familie- en buurtnetwerken. In feite bestonden in de arbeiderswijken hechte gemeenschappen, waar mensen op elkaar terug konden vallen. Paragraaf 4 Voor de wevers pakte de industrialisatie aanvankelijk goed uit? door het garen hadden zij een overvloed aan werk. Zij konden hoge prijzen vragen zonder er al te hard voor te hoeven werken? welvaart. Alle armen Pagina 11 van 15

probeerden als wevers aan de kost te komen. Daardoor kregen de wevers het kort na 1800 al moeilijker. Toen kwamen de stoomweefgetouwen in de fabrieken. In 1830 was de situatie van de handwevers wanhopig geworden. Er was met het handweefgetouw geen droog brood meer te verdienen. In 1850 waren er alleen nog wat gespecialiseerde handwevers. Er was ook kinderarbeid. De kinderen moesten 12 uur of meer per dag werken. Ze werkten door omdat ze opgejaagd werden door wrede opzichters. Fabriekseigenaren namen kinderen in dienst omdat ze goedkoop waren. De meeste ouders hadden daar geen moeite mee. Voor hen sprak het vanzelf dat de kinderen naar de fabriek gingen? ze konden dan zo snel mogelijk bijdragen aan het gezinsinkomen. De mannen verdienden lang niet genoeg om hun gezin te onderhouden. In 1830 groeide het gevoel dat de overheid iets tegen de ergste uitwassen moest doen. Tot die tijd was elke staatsbemoeienis afgewezen. Ook nu bleef de mening heersen dat volwassen mannen niet beschermd moesten worden: zij waren als vrije individuen zelf voor het contract met hun werkgever verantwoordelijk. Maar voor kinderen lag het anders. Om hen te beschermen werden voor hun in 1833 de eerste factory acts (fabriekswetten) aangenomen. Nachtwerk en werkdagen van meer dan negen uur werden verboden voor kinderen tot 13 jaar. Kinderen jonger dan 9 mogen helemaal niet meer werken. Voor het eerst werden nu ook eisen gesteld aan de veiligheid van machines. Omstreeks diezelfde tijd begonnen arbeiders actie te ondernemen voor een tien-urige werkdag voor vrouwen en jongeren tot 18 jaar. In 1847 leidde dat tot de ten hours act, die de werkdag idd beperkte tot 10 uur. Aanvankelijk werden de arbeidswetten massaal ontdoken. Maar geleidelijk veranderde dat. Dit kwam onder meer doordat de arbeidsinspectie werd uitgebreid. Ook was belangrijk dat er leerplicht kwam. Maar nog belangrijker was, dat de productiviteit van de industrie bleef stijgen? lonen omhoog. Tussen 1810 en 1840 nam het gemiddelde inkomen in Engeland met de helft toe. Vanaf 1850 werd het leven van de arbeiders een stuk makkelijker en aangenamer. Hoofdstuk 5: samenleving onder spanning Paragraaf 1 Vanaf 1790 waren in Engeland revolutionaire clubs actief. Hun voorbeeld was de Franse Revolutie. In Frankrijk had in 1789n een volksopstand een eind gemaakt aan de monarchie. De koning was gedood, de adel was verjaagd en het volk leek aan de macht gekomen. Maar na een paar jaar was van de beloofde democratie niets over en had Napoleon de macht gegrepen. Toch bleven de ideeën van de Franse revolutie springlevend. De revolutionairen in Engeland eisten kiesrecht voor iedereen, een regering die de volkswil gehoorzaamde en een eerlijke verdeling van de welvaart. Eerste waren ze actief in Lodon? aanhang in Lancashire. In 1802 was de stemming grimmig onder de wevers in Lancashire door meerdere loonsverlagingen. Verbittering hierover maakte de wevers rijp voor de lokroep van de revolutie. Mede daardoor werd Lancashire een centrum van de Luddieten (Luddy s army)? gemaskerde mannen die zich het leger van Pagina 12 van 15

generaal Ned Ludd noemden, richtten vanaf eind 1811 in de opkomende industriegebieden een spoor van vernieling aan (machines). De acties zaiden paniek. In 1812 leek er een opstand aan te komen. Er werden 8 leiders opgehangen en 13 naar Australië gedeporteerd. Het Luddisme ging uit als een nachtkaars. Een volgende politieke crisis maakte Engeland door in 1815-1820. In 1815 kwam een eind aan de oorlogen met Frankrijk (20 jr.). Doordat er in deze jaren geen europees graag ingevoerd kon worden, konden de boeren hoge prijzen vragen. Om de winsten ook in vredestijd op peil te houden, nam het parlement in 1815 de Corn Laws aan, die hoge invoertarieven legden op graan. Daardoor bleef het voedsel duur. Revolutionairen trokken door het land en hielden vlammende redevoeringen waarin ze de ellende van het volk afzetten tegen de zelfverrijking van de elite. Revolutionairen (=radicalen) probeerden vooral met vreedzame massabijeenkomsten veranderingen af te dwingen. Op 16 Augustus 1819 kwam in Manchester een massademonstratie bij St.Peter s field. Voordat de leiders begonnen waren met spreken, werd alles al ontruimd door het leger. In het hele land werd schande gesproken van de slachtpartij, die al snel bekend werd als The Peterloo massacre. Hetzelfde leger dat in 1815 de Fransen had verslagen bij het Belgische Waterloo, had nu de eigen bevolking aangevallen. Paragraaf 2 In 1820 waren er jaren van sociale vrede en politieke rust. Dat had alles te maken met de economie. De lonen stegen, de prijzen daalden en bijna iedereen had werk. In 1826 raakte de economie voor korte tijd in een crisis. Meteen ging alles weer mis? in Lancashire werd in een paar weken tijd meer dan duizend stoomweefgetouwen kapot geslagen. Maar de rust keerde snel terug. De strijd spitste zich toe op het kiesrecht? lagere klassen, maar ook de middenklasse en de industriële ondernemers. Uit angst voor revolutie hadden de ondernemers altijd de regering gesteund. De autoriteiten gaven de fabrikanten de schuld van de onrust onder het volk. Omgekeerd zat het de ondernemers dwars dat de overheid nog altijd in handen was van de adel. In het parlement was de plattelandsadel oppermachtig. Het house of lords (Hogerhuis) bestond geheel uit edelen die de koning voor het leven lang hadden benoemd. Maar ook in het house of commons (lagerhuis) maakten zij de dienst uit. De adel kon de macht houden dankzij het verouderde Britse kiesstelsel. Elk district stuurde 2 afgevaardigde naar het lagerhuis. Hier was bijna niets van overgebleven. De regering had steeds geweigerd hier aan iets te vernaderen. Maar in 1830 gingen de fabrikanten en andere vertegenwoordigers van de middenklasse hervormingen eisen. Ze werden gesteund met massale kiesrechtdemonstraties. De voorstellen van de regering werden door het parlement tegen gehouden? de spanningen liepen in het land op. In 1832 dreigde de situatie uit de hand te lopen. Nu begrepen zelfs hardnekkige conservatieven dat er iets moest gebeuren. Zo werd in 1832 eindelijk de reform bill aanvaard? een ingewikkeld compromis. Alles bijeen was het een zeer beperkte democratisering. Slechts 1 op de 7 volwassen mannen kreeg kiesrecht. Alleen de stedelijke middenklasse en de industriële ondernemers profiteerden. De nieuwe situatie leidde in het lagerhuis tot een langdurige strijd over de graanprijzen. De Corn Laws Pagina 13 van 15

waren alleen gunstig voor de boeren en de grondbezittende adel. Ze maakten het brood duur waardoor de arbeiders meer loon nodig hadden. Ten slotte stond het een internationaal systeem van vrijhandel in de weg. Toen de economie in 1838 in een diepe depressie was geraakt, richtten ondernemers de Anti-Corn- Law league op. Het werd een nationale beweging van handelaren, fabrikanten en bankiers, met Manchester als centrum. Jarenlang bewerkte de organisatie de publieke opinie en het parlement met pamfletten, onderzoeken en bijeenkomsten. Ondernemers verlaagden zelfs de lonen, om zo de haat van de arbeiders tegen de wetten aan te wakkeren. In 1846 werden de Corn Laws afgeschaft. Paragraaf 3 Slecht een klein deel van de lagere klassen was politiek actief. Toch was de arbeidersbeweging in de loop der jaren sterker geworden. De bitterheid onder de arbeiders was door de reform bill alleen maar toegenomen. Vooral de strenge armenwet van 1834 hakte erin. Omdat de vakbonden nog steeds machteloos waren, bleven de arbeiders hun hoop richten op de politiek. Ze dachten dat een algemeen mannenkiesrecht vanzelf tot een betere maatschappij zou leiden. De adel en de betere middenklasse waren fel tegen uitbreiding van het kiesrecht omdat ze bang waren dat het lagere volk aan de macht zou komen. In 1836 begon een economische depressie die zes jaar zou duren en alles zou overtreffen. In 1838 stelde een arbeidersorganisatie in Londen een Charter (=handvest) van politieke eisen op, waarvan algemeen mannenkiesrecht de belangrijkste was? werd meteen overal overgenomen? landelijke chartisten-beweging. De Chartisten hielden massa bijeenkomsten? belangstelling was groot. De chartisten hoopten met dit enorme aantal petities het parlement over te halen? lukte niet. Deze nederlaag bracht de beweging in een crisis. In 1840 begin de economische crisis met honger zij noemde deze periode de hungry forties. In de winter van 1839-1840 kwamen er rellen? autoriteiten grepen hard in. In 1842 vormde de beweging nieuwe massa demonstraties. De petitie werd door 3,25 miljoen mensen ondertekend, maar het werd weer niets. Dit leidde tot een golf van stakingen. Dit sloeg al snel over naar de industriegebieden. In augustus werden de lonen van de katoenwevers in Lancashire verlaagd? ook zij gingen staken. De stakers zouden weer aan het werk gaan als ze algemeen mannenkiesrecht kregen. De regering trad opnieuw hard op en hield het langer vol. De mislukte staking betekende het voorlopige einde van het Chartisme. De arbeiders kregen het weer beter. Bovendien profiteerden zij van het intrekken van de Corn Laws en van nieuwe arbeidswetten, zoals de ten hours act. Hierdoor nam de onvrede af, en daarmee ook de belangstelling voor uitbreiding van het kiesrecht. In 1848 btak in verscheidene Europese landen een revolutie uit. Het Chartisme leefde nog wel even op, maar ging met een schandaal ten onder. Ook sociaal-economische verging het de arbeidersklasse na 1848 beter dan de grootste optimist had durven hopen. Paragraaf 4 Samen met de industrialisatie ontstond een nieuwe wetenschap: de wetenschap van de economie. De eerste economen hielden vast aan het idee dat er maar een heel bescheiden economische groei mogelijk was. De Engelse econoom Robert Malthus schreef in 1798 dt de welvaart afhankelijk was van de oogst. Volgens de Theorie van Malthus groeide de bevolking op dat moment echt sneller dan de opbrengst van Pagina 14 van 15

het land, die niet of nauwelijks kon toenemen? gemiddelde welvaart nam af. David Ricardo was iets optimistischer. Hij bewees in 1817 dat door specialisatie en vrijhandel de productie aanzienlijk kon toenemen. Maar ook hij geloofde dat er iets aan de hand was. In 1830 schreven Andrew Ure en Charles Babbage dat het werken in fabrieken tot een enorme stijging van de productie had geleid, die bovendien in de toekomst zou doorzetten. De snel groeiende katoennijverheid zou welvaart voor iedereen brengen. Dankzij de ontwikkeling van steeds betere machines werd het werk veel prettiger dachten zij. De meeste ondernemers deelden dit vooruitgangsoptimisme. Toch waren in die tijd velen juist heel somber over de nieuwe samenleving. Er ontstond een nieuw soort roman, social novel, waarin de schaduwkanten van industrialisatie werden beschreven: klassentegenstellingen, armoede en verbittering van de arbeiders, de anonimiteit en ellende van het leven in de grote stad. De beroemdste schrijver in dit genre is Charles Dickens. Hij schreef vooral veel over Londen, maar ook 1 over Lancashire: Hard Times. Een ander beroemde roman uit die tijd was: Mary Borton. A Tale of Manchester life door Elizabeth Gaskell. De schrijfster, die zelf in Manchester woonde, gaf hierin een gedetailleerde beschrijving van het leven van gewone mensen in de stad. Volgens commentaar schijnt het boek voor alle klassen alles begrijpelijk te maken (bijvoorbeeld het gedrag tegenover elkaar). Ook de romans van Benjamin Disraëli golden als studies van het onbekende. Disraëli was niet alleen schrijver maar ook politicus. In 1830 hadden velen zorgen over de problemen in Manchester en andere industriesteden. Pagina 15 van 15