Antwoorden Differentievergelijkingen 1

Vergelijkbare documenten
Differentievergelijkingen. Willem van Briemen

6.0 Voorkennis [1] Algemeen: u n = u n-1 + u n-2 met u 0 = 1 en u 1 = 1. Bereken de 12 de term van deze rij

(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a

13.0 Voorkennis. Links is de grafiek van de functie f(x) = 5x 4 + 2x 3 6x 2 5 getekend op het interval [-2, 2]; Deze grafiek heeft drie toppen.

6.0 Differentiëren Met het differentiequotiënt bereken je de gemiddelde verandering per tijdseenheid.

10.0 Voorkennis. Herhaling van rekenregels voor machten: a als a a 1 0[5] [6] Voorbeeld 1: Schrijf als macht van a:

8.0 Voorkennis ,93 NIEUW

Continue Modellen 4.2 Uitwerkingen

Compex wiskunde A1-2 vwo 2003-I

Paragraaf 14.0 : Eenheidscirkel

2.1 Lineaire functies [1]

hoogteverandering hellingspercentage 1,8 2,4 2,7 4,4 5,6 4,2 5, =44 klopt

Paragraaf 6.1 : Kwadratische formules

Hoofdstuk 1 : Regels voor het differentieren

9.1 Recursieve en directe formules [1]

Hoofdstuk 5 - Recursie

Uitwerkingen Mei Eindexamen HAVO Wiskunde B. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

1.1 Lineaire vergelijkingen [1]

wiskunde A pilot vwo 2016-II

Paragraaf 8.1 : Recursieve en directe formule

d. Met de dy/dx knop vind je dat op tijdstip t =2π 6,28 het water daalt met snelheid van 0,55 m/uur. Dat is hetzelfde als 0,917 cm per minuut.

Hoofdstuk 7 - veranderingen. getal & ruimte HAVO wiskunde A deel 2

Antwoorden Wiskunde B Hoofdstuk 1 boek 2

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo 2005-I

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( )

12.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: l:y = ax + b gaat door de punten A(5, 3) en B(8, 12). Stel de functie van l op.

Paragraaf 1.1 : Lineaire verbanden

Antwoorden Wiskunde Hoofdstuk 4

2.0 Voorkennis. Herhaling merkwaardige producten: (A + B) 2 = A 2 + 2AB + B 2 (A B) 2 = A 2 2AB + B 2 (A + B)(A B) = A 2 B 2

Paragraaf 4.1 : Kwadratische formules

3.4. Antwoorden door N woorden 24 januari keer beoordeeld. Wiskunde B. wi vwo B1 H1 Vergelijkingen en ongelijkheden 1.

1 Limiet van een rij Het begrip rij Bepaling van een rij Expliciet voorschrift Recursief voorschrift 3

5.7. Boekverslag door P woorden 11 januari keer beoordeeld. Wiskunde B

Wiskunde 2 september 2008 versie Dit is een greep (combinatie) van 3 uit 32. De volgorde is niet van belang omdat de drie

2.1 Lineaire formules [1]

Monitoraatssessie Wiskunde

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

Hoofdstuk 6 - de afgeleide functie

Eindexamen wiskunde A1-2 vwo 2001-I

META-kaart vwo5 wiskunde A - domein Afgeleide functies

Voorkennis. 66 Noordhoff Uitgevers bv 11 0, en y = = ,33 = y = 4x(x 2) y = 19x(1 2x) y = 3x( x + 5) y = 4x(4x + 1)

Beoordelingsmodel. Antwoorden VWO wa I. Deelscores. Meer neerslag

EERSTE AFGELEIDE TWEEDE AFGELEIDE

5.0 Voorkennis. Rekenen met machten: Let op het teken van de uitkomst; Zet de letters (indien nodig) op alfabetische volgorde.

Paragraaf 2.1 : Snelheden (en helling)

1.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Noordhoff Uitgevers bv

1.1 Differentiëren, geknipt voor jou

ANALYSEQUIZ Ga naar new.shakeq.com en log in met de code uvaanalyse2a

De parabool en de cirkel raken elkaar in de oorsprong; bepaal ook de coördinaten van de overige snijpunten A 1 en A 2.

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

wiskunde A pilot vwo 2017-I

Eindexamen wiskunde B1 havo 2000-I

Paragraaf 2.1 Toenamediagram

de Wageningse Methode Beknopte gebruiksaanwijzing TI84 1

3.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2002-I

Overzicht Discrete modellen 1/5

Hoofdstuk 1 boek 1 Formules en grafieken havo b klas 4

i = 0, 1136 Zodra je één van die zeven getallen weer als rest krijgt, herhaalt zich dat.

ax + 2 dx con- vergent? n ln(n) ln(ln(n)), n=3 (d) y(x) = e 1 2 x2 e 1 2 t2 +t dt + 2

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 16 mei uur

Hoofdstuk 9: Allerlei functies. 9.1 Machtsfuncties en wortelfuncties. Opgave 1: a. Opgave 2: a. de grafiek van y2. ontstaat uit die van y 1.

Hoofdstuk 1: Formules en grafieken. 1.1 Lineaire verbanden

wiskunde B havo 2017-II

8. Differentiaal- en integraalrekening

opdracht 1 opdracht 2. opdracht 3 1 Parabolen herkennen Algebra Anders Parabolen uitwerkingen 1 Versie DD 2014 x y toename

15.0 Voorkennis. Herhaling rekenregels voor differentiëren: (somregel) (productregel) (quotiëntregel) n( x) ( n( x))

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Noordhoff Uitgevers bv

x 3x x 7x x 2x x 5x x 4x G&R havo B deel 1 3 Vergelijkingen en ongelijkheden C. von Schwartzenberg 1/12 TOETS VOORKENNIS

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde B. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

Het oplossen van vergelijkingen Voor het benaderen van oplossingen van vergelijkingen van de vorm F(x)=0 bespreken we een aantal methoden:

Noordhoff Uitgevers bv

Samenvatting Wiskunde Hoofdstuk 1 & 2 wisb

14.0 Voorkennis. De hierboven getekende functie herhaalt zich om de 6 seconden. Dit noemen we dan ook een periodieke functie.

Samenvatting wiskunde B

Samenvatting Moderne wiskunde - editie 8

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 18 juni uur

Wiskundige taal. Symbolen om mee te rekenen + optelling - aftrekking. vermenigvuldiging : deling

Hoofdstuk 3 - Transformaties

Formules en grafieken Hst. 15

Veranderingen Antwoorden

Noordhoff Uitgevers bv

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2004-II

Uitwerkingen voorbeeldtentamen 1 Wiskunde B 2018

Noordhoff Uitgevers bv

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Kwadratische verbanden - Parabolen klas ms

META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

wiskunde B pilot havo 2015-II

1. Orthogonale Hyperbolen

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2007-II

Paragraaf 12.1 : Exponentiële groei

8.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Bereken het snijpunt van 3x + 2y = 6 en -2x + y = 3

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

Paragraaf 2.1 : Snelheden (en helling)

Transcriptie:

Opgave 1. a) 0,4 10 + 6 = 10. Dus u 0 = u 1 + u = = 10 b) 0,4 u + 6 = 10 kan alleen als u = 10. Dus voor u 0 = 6 komt 10 niet in de reeks voor. c) u 0 = 11; u 1 = 10,4; u = 10,16; u 3 = 10,064. De reeks daalt naar 10. Opgave. a) b) u 6 = 8,9999 Opgave 3. a) b) u 9,95 c) Enkele waarden uit de tabel: u 10,98 u 15 3,003. De reeks gaat naar 3. OF u = 1 + 6 oplossen geeft u = 3. u Opgave 4. a) u 13 = 806; u 14 = 16400. Vanaf de 15 e term. b) Steeds geldt u n = n. Dus u 1000 = 10000 en u 10003 = 10001. Vanaf de 10004 e term. Opgave 5. a) x = 15 1,5x geeft x = 6 b) Alle uitkomsten zijn 6. Antwoorden Differentievergelijkingen 1

Opgave 6. Opgave 7. a) u = 8u u u = 7u u = 7 u = 0 b) Beide punten zijn instabiel, zie het figuur hiernaast. Opgave 8. u = 6 u 3u = 6 u = [6 x] = < 1, dus het evenwichtspunt is instabiel. Opgave 9. a) u 0 = 1; u 1 = ; u 3 = 3,85; u 4 = 3,96; u 5 = 3,99 Het lijkt dat u = 4 een evenwichtspunt en bovendien stabiel is. b) c) x = + x oplossen, bijvoorbeeld met de GR, geeft x = 4. f(x) = + x f (x) = 1 x f (4) = 1 < 1 (en > -1) 4 Het evenwichtspunt is stabiel. Antwoorden Differentievergelijkingen

Opgave 10. 4 a) 7 x3 + 1 = x oplossen geeft x = 1,5. b) Zie de tabel en de webgrafiek. n u (n ) u (n ) 0 1 1 1,14815,18519 1,43,54583 3 1,718 3,44446 4 1,30477 7,0544 5 1,3908 53,0053 OF f(x) = 4 7 x3 + 1 geeft f (x) = 4 9 x. f (1,5) = 4 9 1,5 = 1 Aan de webgrafiek is te zien dat u 0 < 1,5 naar een stabiel evenwicht gaat en instabiel is voor u 0 > 1,5. Uit de webgrafiek (of uit de afgeleide) volgt f (x) < 1 voor x < 1,5 en f (x) > 1 voor x > 1,5. Opgave 11. Y1 = X Y = 0.5 X. Optie intersect geeft X = 1 en X =. Aan de plot is te zien dat 0 < f (1) < 1, dus 1 is stabiel. f () > 1, dus is instabiel. Opgave 1. a) u 9 = 495; u 10 = 14768. Vanaf de 11 e term is de reeks boven de 10000. b) u 0 = 0,75 geeft u 1 = 1,5; u =,5; u 3 =,75 etc. Steeds toename met 0,5. u 0 = 0,74999 geeft na enige tijd een dalende reeks (u 13 = 8,69; u 14 = 40,08) Opgave 13. a) Y1 = X 8X + 17 Y = X Optie intersect geeft X,697 en X 6,303 (Of x = 9 13 x = 9+ 13 ) Bij X 6,303 snijdt de grafiek van f(x) = x 8x + 17 de lijn y = x van onder naar boven, dus is de helling van de raaklijn in het snijpunt groter dan 1. Dit punt is instabiel. Bij X,697 volgt met optie dy/dx dat de helling van de raaklijn -,606 is. (Of f (,697) =,697 8 =,606). Dit punt is ook instabiel. b) u 0 = 6; u 1 = 5; u = ; u 3 = 5; u 4 =, De reeks alterneert tussen en 5. c) Bij u 0 = en u 0 = 5 zal hetzelfde effect optreden. De webgrafiek laat zien dat er nog een startwaarde is (bij het pijltje in de plot.) x 8x + 17 = 5 oplossen geeft x = en x = 6 x 8x + 17 = oplossen geeft x = 5 en x = 3 Dus ook u 0 = 3 doet het. Of er andere punten dan en 5 zijn waartussen wordt gealterneerd, wordt in de theorie na deze opgave behandeld. Antwoorden Differentievergelijkingen 3

Opgave 14. a) In Y4 is de recursie driemaal doorgerekend, dus snijpunten met Y = X hebben periode 3. Echter deze punten kunnen ook periode 1 hebben, omdat 3 deelbaar is door 1. b) u 0 = 1,8945; u 1 = 5,4333; u = 3,054; u 3 = 1,8945; u 4 = 5,4333, c) Y4 is het kwadraat van een kwadraat van een kwadraat en dus de hoogste term is ((x ) ) = x 8. Er zijn maximaal 8 snijpunten. d) Er zijn de bekende snijpunten met periode 1. De andere zes snijpunten hebben periode 3. Het zijn (naast x 1,8945) x 1,7708 x 3,054 x 4,87796 x 5,4333 x 5,9693. Je kunt ze berekenen met de optie intersect, maar uit antwoord b) volgen er al drie. Eén van de andere snijpunten invullen geeft de andere drie punten met periode 3. Opgave 15. Optie intersect geeft x = 1 x,38 x 4 x 4,618 u 0 = 1 geeft u 1 = 1 en u 0 = 4 geeft u 1 = 4. Dit zijn de evenwichtspunten. u 0 =,83 geeft u 1 = 4,618 en u =,83, dus,38 en 4,618 zijn punten met periode. Opgave 16. Voor iedere u 0 geldt u 1 = 4 en u u = 4 = 4 4 = u 0 u 0. 1 u0 Als u 0, dan zijn u 0 en u 1 verschillend, dus heeft u 0 periode. Opgave 17. 1000 1 k = 1000 1001 = 500500 a) k= 1 OF 1 + 1000 = 1001, + 999 = 1001,... en dat 500 keer. Dus 500 1001 = 500500 b) Directe formule: u n = 9 + 5n met u 0 = 9 9 + 5n = 1089 geeft n = 16. 16 9 + 5n = 1 17 (9 + 1089) = 119133 k=0 Opgave 18. n a) 1 + 3 + 5 + + (n 1) = k=1 k 1 = 1 n(1 + n 1) = n b) Om ieder vierkant komt een nieuwe rand die precies twee stippen langer is dan de laatste rand. De reeks begint met één stip, dus alle oneven getallen worden zo gesommeerd. Vanwege het vierkant is de om een kwadraat. Antwoorden Differentievergelijkingen 4

Opgave 19. a) u n = 4n + 1 b) S n = 1 n(1 + 4(n 1) + 1) = 1 n(4n ) = n n c) Y1 = X X Y = 780 Window [0, 30] [0, 1000] Optie intersect geeft X = 0, dus 0 termen. Opgave 0. a) (1 r)(1 + r + r + + r n ) = 1 + r + r + + r n r r r n r n+1 = 1 0 0 0 r n+1 = 1 r n+1 b) Uit (1 r)(1 + r + r + + r n ) = 1 r n+1 volgt en dus 1 + r + r + + r n = 1 rn+1 1 r u 0 + u 0 r + u 0 r + + u 0 r n = u 0 (1 + r + r + + r n ) = u 0 1 r n+1 Opgave 1. a) S = 1 + r + r + r 3 + = 1 + r(1 + r + r + ) = 1 + rs b) S rs = 1 S(1 r) = 1 S = 1 1 r Opgave. a) Steeds wordt een term met 0,4 vermenigvuldigd. Som = 1000 1 r 1 0,4 = 1666 3 b) Er wordt steeds vermenigvuldigt met -0,4. Som = 1000 1 0,4 = 714 7 = u 0 u 0 r n+1 1 r Antwoorden Differentievergelijkingen 5

Opgave 3. r = 1 5, dus 1 + 1 5 + 1 5 + 1 15 + = 1 1 1 5 = 5 4 Opgave 4. a) Iedere L-vorm is viermaal zo klein en past precies in de vorige L- vorm. Er ontstaat een vierkant met oppervlakte 1. b) 3 4 + 3 16 + 3 64 + = 3 (1 4 + 1 16 + 1 64 + ) = 1 Opgave 5. Dus 1 4 + 1 16 + 1 64 + = 1 3 1 + 1 + 1 + 1 + = 1 (1 + 1 + 1 + ) = 1 ( 1 n n n 3 n 4 n n n n Opgave 6. a) r 3 = 108 3 = 7, dus r = 7 = 3. 4 u n = 3u n 1 met u 0 = 4. b) u n = 4 3 n c) Er geldt n 4 3 k k=0 = 4 1 3n+1 1 3 = 4 (1 3n 3 1 ) = (1 3 3 n ) = + 6 3 n Opgave 7. a) u n = 3 n = 196608 geeft n = 16. 16 3 k k=0 = 3 1 17 1 b) Nu geldt r =. 16 3 ( ) k k=0 = 3 1 17 1 = 39316 = 131073 1 1 n ) = 1 n ( 1 n 1 n ) = 1 n n n 1 = 1 n 1 Opgave 8 n 00 0,6 k k=0 00 00 0,6n+1 = = 1 0,6 00 00 0,6 0,6n 0,4 = 500 300 0,6 n Opgave 9. u 6 = r 3 u 3, dus r 3 = u 6 u 3 = 6144 96 = 64 en r = 64 3 = 4 u 3 is de derde term, dus de eerste term is u 1 en u 1 = u 3 r = 96 16 = 6 De recursieve formule is u n = 4u n 1 met u 1 = 6. Antwoorden Differentievergelijkingen 6

Opgave 30. 1 90 = 100 minuten 1 0,1 OF 10% van 90 minuten is 9 minuten. 10% van 9 minuten is 0,9 minuten. 10% van 0,9 minuten is 0,09 minuten. Etc. Totaal 90 + 9 + 0,9 + 0,09 + 0,009 + = 99,999 Dus honderd minuten. Opgave 31. 1 100 = 10500 hectare 1 0,8 Opgave 3. De afstand die de stuiterbal omlaag valt is 1 + 0,75 + 0,75 + = 1 1 0,75 = 4 m. De bal stuitert dezelfde afstand omhoog minus de beginhoogte: 3 m omhoog. (Of 0,75 + 0,75 + = 0,75(1 + 0,75 + 0,75 + ) = 0,75 1 0,75 = 3) In totaal dus 7 meter. Opgave 33. a) u n = 1,005 u n 1 0 met u 0 = 600 b) u 1 = 390,30 euro c) u = 0 = 4000. 1 1,005 Bij een lening van 4000 met 0,05% is de maandelijkse aflossing precies gelijk aan de verschuldigde rente. De schuld blijft 4000,-. d) u n = 4000 + (600 4000)1,005 n = 4000 3600 1,005 n. u 3 = 11,65 u 33 < 0. Na 33 maanden is de schuld afgelost. Liesbeth heeft 33 0 = 660 euro betaald. e) 0,005 600 = 3 euro moet ze dan maandelijks aflossen. Opgave 34. a) B n = 1,03B n 1 3 met B 0 = 160 en B n in miljoenen euro en n = 0 in 018. b) Evenwichtswaarde B = 3 = 100 miljoen euro. 1 1,03 c) B n = 100 + (160 100)1,03 n = 100 + 60 1,03 n d) Y 1 = 100 + 60 1,03 X en Y = 00. (Zet de GR via MODE op FUNC) Optie intersect geeft 17,8 of B 17 = 199,17 en B 18 = 0,15 miljoen euro. Dus na 18 jaar: in 036. Opgave 35. a) u = 4 = 8 is een stabiel evenwicht ( 1 < a < 1). 1 1,5 3 b) u = = is een stabiel evenwicht ( 1 < a < 1). 1 c) u = 6 1 3 = 3 is een instabiel evenwicht (a < 1). d) u = 1 3 e) Er is geen evenwicht (a = 1). = 1 is een instabiel evenwicht (a > 1). Antwoorden Differentievergelijkingen 7

f) u = 5 = 5 is evenwicht waarvan de aard niet te bepalen is (a = 1). 1 1 Een beginwaarde u 0 geeft u 1 = 5 u 0 en u = 5 (5 u 0 ) = u 0. Alle beginwaarden alterneren tussen u 0 en 5 u 0. Opgave 36. u n = u + (u 0 u ) a n a) Als 1 < a < 1, dan komt a n steeds dichter bij nul als n toeneemt. Dus u n u. b) Als a > 1 of a < 1, dan wordt a n steeds groter en komt u n steeds verder bij u vandaan te liggen. c) Als a < 0, dan is a n afwisselende positief of negatief net zoals (u 0 u ) a n, zodat u n afwisselend boven of onder u ligt. d) Als a > 0, dan is a n stijgend dan wel dalend net zoals (u 0 u ) a n, zodat u n alleen maar stijgt dan wel daalt. e) b = 0 geeft u n = au n 1, een meetkundige reeks. f) a = 1 geeft u n = u n 1 + b, een rekenkundige reeks. g) a = 0 geeft u n = b, een constante reeks. h) a = 1 geeft u 1 = u 0 + b, u = ( u 0 + b) + b = u 0, u 3 = u 0 + b, etc. De reeks alterneert tussen u 0 en b u 0. Opgave 37. a) Aflezen bij n = 0 geeft u 0 > 1. De reeks alternerend (a < 0) en convergent ( 1 < a < 1), dus 1 < a < 0. Uit u = b = 1 volgt b = 1 a. Tevens a < 0, dus b > 1. 1 a b) 1 < u 0 < 0. De reeks convergeert ( 1 < a < 1) en stijgt monotoon (a > 0), dus 0 < a < 1. Uit b = 1 a en 0 < a < 1 volgt 0 < b < 1. c) u 0 > 1. De reeks stijgt monotoon (a > 0) en divergeert, dus a > 1. Uit b = 1 a en a > 1 volgt b < 0. d) u 0 = 1. a = 1. b = 1 a = 0. e) De x-coördinaat van het startpunt ligt rechts van het evenwichtspunt u 0 > 1. De reeks divergeert en alterneert dus a < 1. De recursielijn snijdt de y-as voor b > 1. f) u 0 > 1. 0 < b < 1. De richtingscoëfficiënt van de recursielijn is positief, maar kleiner dan de richtingscoëfficiënt van de diagonaal (of de reeks convergeert monotoon): 0 < a < 1. g) 0 < u 0 < 1. b > 1. De reeks convergeert alternerend: 1 < a < 0 h) 0 < u 0 < 1. b < 0. De reeks divergeert en daalt monotoon: a > 1. Opgave 38. a) Het aantal rattenparen is gelijk aantal het aantal paren in de maand daarvoor (u t 1 ) plus het aantal nieuwgeboren rattenparen. Dat laatste aantal is gelijk aan het aantal rattenparen dat zich voortplant. Die rattenparen moeten minstens een maand oud zijn, dus dat is het aantal rattenparen van twee maanden geleden: u t. Op t = 0 is er één rattenpaar, net als op t = 1. Dus u t = u t 1 + u t met u 0 = u 1 = 1. u b) 7 = 1 1,6 u 8 = 34 1,6. De factor is 1,6. u 6 13 u 7 1 Antwoorden Differentievergelijkingen 8

c) 1 1 = 1 1 3 = 1 3 5 = 1 5 3 8 = 1 8 5 13 = 1 De uitkomsten zijn afwisselend 1 of -1. Algemeen geldt u n u n 1 u n+1 = ( 1) n d) Y 1 = (1+ 5)X+1 (1 5) X+1 X+1 1 5 Y = 500 (1000 ratten = 500 paren) Optie table geeft X = 13; Y = 377 X = 14; Y = 610 Na 14 maanden voor het eerst meer dan 1000 ratten. Opgave 39. { u 0 = a + b = 5 u 1 = a + 3b = 1 Opgave 40. { u 0 = b = 1 u 1 = a + b = 3 Opgave 41. { u 0 = b = u 1 = (a + b) 3 = 3 3a + 3b = 15 { a + 3b = 1 a = 3 3 + 3b = 1 3b = 6 b = Dus b = 1 en a =. b = { a + b = 1 Dus b = en a = 3. Opgave 4. a) 4,,, 4,,, 4,,, 4. b) De getallen liggen tussen 4 en 4, dus a = 0 en b = 4. Na 6 termen herhalen de getallen zich. De periode is 6, dus c = 6. u 0 = 4 invullen geeft 4 = 4 sin ( π 6 Oplossen geeft d = 3 of d = 4 1. (0 d)). Opgave 43. Neem u n = u n 1 + 0,4u n 1 (1 u n 1 3000 ) a) u n = u n 1 + 0,4u n 1 0,4u n u n 1 = 1,4u 7500 n 1 u n 1 7500 b) y = 1,4 x 7500 y (3000) = 1,4 6000 = 0,6 7500 0 < 0,6 < 1, dus het evenwicht is stabiel. c) De groeifactor is ongeveer 1,39. d) Voor grote waarden van n geldt dat b n nul wordt. Dan u n = 3000 e) u 0 = 3000 = 3000 = 3. Oplossen geeft a = 9,75. 1+a b 0 1+a Antwoorden Differentievergelijkingen 9 3000 1+a bn 1+0 = 3000.

f) u 10 = 758 en u 10 = 3000 1+9,75 b10. Oplossen geeft b 0,708. g) Als n steeds grotere negatieve waarden aanneemt, dan wordt b n heel groot. De noemer van 3000 wordt dan ook heel groot, zodat u 1+a b n n 0. h) u = 0 is een (instabiele) evenwichtswaarde. Opgave 44. a) u n = u n 1 + 0,5u n 1 (1 u n 1 ) met u 1500 0 = 0 b) t = 0 invullen geeft H 0 = 1500 = 0. Oplossen geeft a = 74. 1+a Op t = 1 zijn er 0 1,5 = 5 damherten. Invullen geeft H 1 = 1500 = 5. 1+75b Oplossen geeft b = 59 0,79. 75 Opgave 45. a) S 9 = 68640 S 10 = 7036 Dus in 08. S t 1 b) S t = S t 1 + 0,03S t 1 0,03 = S 10000 t 1 + 0,03S t 1 (1 S t 1 ) 10000 Uit de remfactor volgt dat de stad maximaal 10000 inwoners kan huisvesten. OF Neem twee grote tijdstippen, tevens flink uit elkaar. Bijvoorbeeld S 500 = 09999,8 en S 1000 = 10000 OF Y1 = 1,03X X / 7000000 Y = X Window [0, 300000] x [0, 300000] Optie intersect geeft 10000 inwoners. Antwoorden Differentievergelijkingen 10