Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari 2002 6 104 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 4.3 t/m 5 4.3 & 4.4 begrippen; arbeidsinkomen voor werknemers is dit het loon en voor zelfstandigen is dit de winst draagkrachtbeginsel volgens dit beginsel dienen degenen met de meeste draagkracht het zwaarst te worden belast. (sterke schouders dragen de zwaarste lasten) deze wordt toegepast bij het arbeidsinkomen, in schijven. profijtbeginsel hoogte van de belasting hangt af van het voordeel dat je hebt van de overheidsvoorziening bv. moterrijbelasting. belastingen verplichte afdrachten aan de overheid, zonder dat daar een directe prestatie tegenover staat. belastingtarief (gemiddeld of marginaal) marginaal; dit is het percentage dat geldt voor veranderingen in het inkomen; het is de verandering van de belasting gedeeld door de verandering van het inkomen. (het percentage dat je betaalt over de laatst verdiende euro) gemiddeld; de afdracht in procenten van het inkomen. heffingskorting de heffingen van arbeid en vermogen opgeteld minus de extra kortingen. (algemene heffingskorting = 1576.-) De kortingen worden op de heffing in mindering gebracht. heffing op arbeidsinkomen toepassing van het draagkrachtbeginsel. De verschillende schijftarieven zijn bedoeld om de te nivelleren (verschil steeds kleiner laten worden) directe belastingen de belasting opgelegd aan personen; heffingen op het loon of het vermogen van personen. diegene die de belastingen afdraagt is tevens diegenen waarop de belasting drukt. indirecte belastingen degene die deze belasting afdraagt kan hem doorbereken aan iemand anders. Bv de BTW. loonheffing de premies volksverzekeringen, en de loonbelastingen zijn samengevoegd tot dit ene bedrag. (hierbij zijn de premies werknemersverzekeringen nog niet bijgevoegd) inkomensheffing de loonheffing is een voorschot op de inkomensheffing, deze hangt af van het jaarinkomen en kan pas aan het einde van het jaar worden vastgesteld. De belasting wil hier niet zo lang op wachten en houdt maandelijks een loonheffing in. bruto-inkomen de totale kosten die de werkgever betaalt wanneer hij iemand in loondienst neemt. Maar de loonkosten of arbeidskosten zijn echter hoger dan het bruto loon (dit komt door het werkgeversdeel in de premies van de werkgeversverzekeringen) https://www.scholieren.com/verslag/3992 Pagina 1 van 5
marginale druk het percentage dat je betaalt over de laatst verdiende euro (zie ook marginaal tarief) gemiddelde druk de afdracht in procenten van het inkomen (zie ook gemiddeld tarief) vermogensinkomen opbrengsten uit het vermogen zoals de rente op spaarrekeningen, de winstuitkering van aandelen, de huur en de pacht. vermogens rendementheffing de belasting op de vermogensinkomens wig op de arbeidsmarkt Als gevolg van de belastingen en sociale premies gaapt er een gat tussen het bedrag dat de werkgever betaalt en het bedrag dat de werknemer ontvangt. Dit gat, dat geheel bestaat uit de afdrachten aan de collectieve sector = de wig op de arbeidsmarkt. ( de overheid drijft een wig tussen de arbeidskosten en het nettoloon) arbeidskosten (loonkosten) het brutoloon plus het werkgeversaandeel in de sociale premies. (totale wat de werkgever moet betalen) leerstof; Overheid stelt geen prijzen vast voor de dingen die ze leveren, muv enkele goederen die ze leveren zoals een paspoort, of onderwijsbijdrage. Het schijvensysteem kent 4 marginale tarieven 1e 32.35% 2e 37.6 3e 42% 4e 52% De loonheffing die wordt ingehouden op het brutoloon is een voorheffing brutoloon - werknemersaandeel in de premies van de werknemersverzekeringen - loonheffing ( = premies volksverzekeringen + loonbelasting) = nettoloon brutoloon + werkgeversaandeel in de sociale premies = arbeidskosten (of loonkosten) nivellering, van nivellering spreken we als de verhouding tussen de hoge en lage inkomens verandert ten gunste van de lage inkomens. Het gaat hierbij niet om dat hogere inkomenstrekkers meer euro s afdragen, maar dat ze in procenten van hun inkomen meer afdragen. Deze wordt bereikt door aangebrachte progressie (de tarieven lopen op naarmate het inkomen hoger is) bij de tarieven van de heffing op arbeidsinkomen. https://www.scholieren.com/verslag/3992 Pagina 2 van 5
proportioneel belastingstelsel, de sterkste schouders dragen de minste lasten, degressief heet het systeem, en de inkomens worden gedenivileerd vaststellen van de vermogens rendementheffing; opgeven van grootte vermogen aan het begin en het einde van het jaar. vermogen = waarde van de bezittingen de schulden. Een deel van het vermogen heeft vrijstelling (alleen 17.017,- samen 34034,-) Over de rest van het vermogen moet 4% rente betaald worden. De vermogens rendementsheffing bedraagt 30% van het denkbeeldige rendement van 4%. Het komt er nu op neer dat het vermogen, mna aftrek van de vrijstelling, wordt belast met een heffing van 30% van 4% = 1,2% 4.3 heffingen op het inkomen; arbeid (box1) vermogens rendementsheffing (box3) overige directe belastingen; successierechten belasting na overlijden, het tarief is progressief, bij erfenis naaste verwanten is het minder kansspelbelasting op een prijs bij een loterij of een ander kansspel vennootschapbelasting bij grote bedrijven moet er een andere percentage over de winst betaald worden. indirecte belastingen; BTW accijnzen milieuheffingen invoerrechten overige ontvangsten, zoals retributies, motorrijtuigenbelasting, en inkomsten uit overheidsbezit. niet-belasting ontvangsten inkomens uit overheidsbezit bijdragen; als je ergens gebruik van maakt retributies; prijzen aan individuen zoals havengeld en parkeergeld. nivellering verschil in inkomen wordt kleiner denivelleren verschil in inkomen wordt groter proportioneel van beide bedragen hetzelfde aantal procenten aftrekken progressief van het hoogste bedrag ook meer procenten aftrekken (sterkste schouders dragen zwaarste lasten) degressief van het hoogste loon minder procenten aftrekken https://www.scholieren.com/verslag/3992 Pagina 3 van 5
Hoofdstuk 5 begrippen; Inkomensverdeling op grond van het beginsel van rechtvaardigheid voert de overheid een inkomens beleid, met als het doel de inkomens te nivelleren. Primair inkomen de inkomens die voortvloeien uit een directe bijdrage aan het productie proces, het zijn de bruto bedragen van het loon, de rente, de pacht, de huur en de winst. Secundair inkomen - primair inkomen subject gebonden betalingen + subject gebonden ontvangsten van de collectieve sector (wordt ook wel besteedbaar inkomen genoemd) Tertiair inkomen secundair inkomen object gebonden betalingen aan de collectieve sector + objectgebonden ontvangsten van de collectieve sector Persoonsgebonden overdracht (subjectief) - deze worden opgelegd aan personen (subjecten), de inkomensheffing en de sociale premies Consumptiegebonden overdracht (objectief) - de heffingen opgelegd aan goederen en diensten (objecten), de indirecte belastingen en de niet-belastingmiddelen. Ze verhogen de prijzen van goederen en diensten. Lorenzkromme geeft een beeld van de mate van scheefheid van de personele inkomensverdeling Inkomensbeleid deze gebeurt met als doel nivellering, door het opvijzelen van de laagste inkomens en het beteugelen van de hoogste inkomens. Minimumloon Het beschermen van de lage inkomensgroepen gebeurd hier onder andere door (wet op minimumloon WML) op grond van deze wet heeft een werknemer recht op wettelijk vastgelegde beloning voor de arbeid die hij levert in loondienst. Deze geldt voor werknemers ouder dan 23 jaar. Minimumjeugdloon een afgeleide voor het minimum loon voor volwassenen Vermogensdeling met de gegevens van het vermogen getekend in de Lorenzkromme Duurzame armoede wanneer iemand 4 jaar of langer een inkomen heeft beneden de lage inkomensgrens Subjectgebonden overdrachten deze worden opgelegd aan personen; het zijn inkomensheffingen en de sociale premies Objectgebonden overdrachten (goederen) de heffingen op goederen en diensten; het zijn de indirecte belastingen en de niet-betalingsmiddelen. Ze verhogen de prijzen van de goederen en diensten vb. accijns en BTW persoonsgebonden heffingen; (subjectief) deze worden opgelegd aan personen (subjecten), de inkomensheffing en de sociale premies consumptiegebonden heffingen; (objectief) de heffingen opgelegd aan goederen en diensten (objecten), de indirecte belastingen en de niet-belastingmiddelen. Ze verhogen de prijzen van goederen en diensten Leerstof; vermogen de waarde van iemands eigendommen verminderd met de schulden op een bepaald tijdstip cumuleren optellen https://www.scholieren.com/verslag/3992 Pagina 4 van 5
Primair inkomen = loon + winst + pacht + huur + winst (bruto) Secundair inkomen = Primair inkomen (loon + winst + pacht + huur + winst) (netto) - persoonsgebonden betalingen a/d overheid (inkomensbelast) + persoonsgebonden ontvangsten v/d overheid (subsidies) Tertiaire inkomen = secundair inkomen - objectgebonden betalingen a/d overheid (BTW) + objectgebonden overdrachten v/d overheid (subsidie concert) Subjectief = personen Objectief = goederen Waardevast pensioen stijgt dmv inflatiecorrectie. https://www.scholieren.com/verslag/3992 Pagina 5 van 5