Domein Welvaart en Groei
|
|
- Victor Adam
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Domein Welvaart en Groei Zie steeds de eenvoud!! havo Frans Etman
2 Welvaart Welvaart Hoe je jouw wensen kan vervullen met producten. Dat is thuistaal. Voor een toets schrijf je op: de mate van behoeftebevrediging met behulp van schaarste goederen. Er zijn 2 mogelijkheden: Welvaart in enge zin. Welvaart in ruime zin. Welvaart in enge zin Welvaart in enge zin gaat over productiegroei binnen een land. Productiegroei kan gemeten worden met het Bruto Binnenlands Product. Dit is de productie van de overheid en de bedrijven samen binnen een land. Dit geldbedrag zegt niet hoeveel producten er geproduceerd worden, daarom gebruiken we liever reëel BBP. Er is dan gecorrigeerd voor inflatie. Er is een tweede bedenking. Je weet bij reëel BBP nog niet hoeveel producten er per mens gebruikt kunnen worden, daarom gebruiken we reëel inkomen per hoofd van de bevolking. Er is gecorrigeerd voor bevolkingsomvang on de bevolkingsgroei. Toch zijn er nog twee kritiekpunten. De verdeling van het reële inkomen per hoofd over de mensen of er sprake is van een scheve(re) of een rechte(re) inkomensverdeling. Daarnaast is er ook nog productie die niet gemeten wordt: vrijwilligerswerk en zwart werk. Vrijwilligerswerk (grijs werk) wordt niet betaald en is daarom niet meetbaar. Zwart werk is betaalde illegale arbeid en kan daardoor niet gemeten worden.
3 Welvaart in ruime zin. Welvaart in ruime zin gaat over productiegroei en nog meer. Bij het produceren kunnen positieve of negatieve gevolgen optreden voor anderen die niet in de prijs verrekend zijn ( positief en negatief externe effecten of maatschappelijke baten en kosten). Negatief: meer produceren kan leiden tot milieubeschadiging. Als dit meer is dan de productiegroei dan kan de welvaart in enge zin gestegen zijn terwijl de welvaart in ruime zin gedaald is. Dat geldt ook voor goede arbeidsomstandigheden en vrije tijd. Meer produceren kan leiden tot minder vrije tijd en slechtere arbeidsomstandigheden. Dan gedt ook weer: meer welvaart in enge zin en minder welvaart in ruime zin. Productie van de bedrijven Bedrijven verkopen en hebben daardoor omzet. Ze kopen in bij andere bedrijven en.laten andere bedrijven diensten verrichten ( VB:schoonmaken, reclame, boekhouding) Dit wordt onderlinge leveringen genoemd. Er is door een bedrijf waarde toegevoegd aan de inkoop: bruto toegevoegde waarde. Hier gaat het bedrag nog af dat bedrijven gebruiken om te reserveren of af te schrijven. Wat er dan overblijft wordt netto toegevoegde waarde genoemd. Dit is wat bedrijven echt zelf hebben geproduceerd. Dit bedrag wordt uitgekeerd aan iedereen die heeft meegeholpen: arbeiders ontvangen loon; kapitaalverstrekkers ontvangen rente; degene die de grond verpacht heeft, ontvangt pacht en de eigenaar houdt de winst. Let op: bij het domein markt wordt welvaart gemeten met de optelling van het consumentensurplus en het producentensurplus (het totale surplus). Als dit stijgt, neemt de welvaart toe. Daalt het dan neemt de welvaart af. Let op: als over de productie geen belasting betaald wordt (zwart werk), dan telt het niet mee in de welvaart in enge zin. Zou er wel belasting betaald zijn, dan is de totale welvaart (behoeftebevrediging) gelijk gebleven, maar is de welvaart in enge zin gestegen. Afschrijven doe je alleen op vaste activa (= kapitaalgoederen ). Afschrijving bereken je door: ( aanschafprijs - restwaarde) / aantal jaren. Voorbeeld. Een machine kost bij de aanschaf en kan na 5 jaar gebruik verkocht worden voor Afschrijving per jaar: ( )/5 = per jaar. Soms moet je rekening houden met prijsstijging van het product.
4 Schematisch: De productie van een land kan ook gemeten worden door alle bestedingen in een land op te tellen. De vragers op de goederenmarkt(=productmarkt), ook wel de geaggregeerde vraag genoemd, bestaan uit de gezinnen ( consumptie: kopen van producten voor de eigen behoefte), bedrijven ( investeren: kopen van producten om mee te produceren), overheid ( overheidsbestedingen, zoals infrastructuur, defensiemateriaal) en buitenland (export). Hiervan halen we de import vanaf omdat dat het kopen van ons land in het buitenland is, Met een formule kan je dit weergeven als Y = C + I + O + E - M. Y netto nationaal product C consumptie gezinnen I investeren bedrijven (netto) O overheidsbestedingen ( netto) E export (= uitvoer) M import (= invoer) Productie van de overheid Er zijn 3 manieren om de productie van een land te meten: Toegevoegde waarde optellen Primaire inkomens ( loon, rente, huur, pacht, winst) optellen. Bestedingen optellen. Veiligheid door rechtspraak, justitie, dijkbescherming, politie, straatlantaarns is moeilijk te meten. Je kunt de consumptie niet aan aparte mensen toerekenen, mensen kunnen zich niet aan het gebruik van dit goed onttrekken, alle mensen gebruiken het tegelijkertijd. Hierdoor is er ook geen prijs voor dit goed te berekenen. Daarnaast hoort ook openbaar bestuur hierbij. Daarom is er voor de productie van deze collectieve goederen afgesproken dat het gelijk is aan het bedrag van de ambtenarensalarissen.
5 Nationale rekeningen Hierin wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek( CBS) bijgehouden hoeveel gezinnen, bedrijven, overheid, banken en het buitenland ontvangen ( baten) en betaald ( lasten) hebben. Gezinnen ontvangen het nationaal inkomen ( alle primaire inkomens) omdat zij hun productiefactoren ter beschikking stellen ( KANO: kapitaal, arbeid, natuur, ondernemerschap). Zij betalen over dit inkomen belastingen en zij consumeren. De rest sparen ze bij de banken. In een formule Y = C + B + S. Bedrijven ontvangen geld door consumptiegoederen te maken voor de gezinnen, door investeringsgoederen voor (andere) bedrijven, door de overheid te helpen aan materiaal om infrastructuur aan te leggen en door aan het buitenland te verkopen. Zij betalen de primaire inkomens aan de gezinnen en betalen de import. In een formule Y = C + I + O + E - M. De overheid ontvangt belasting en betaalt de overheidsuitgaven ( soms gaat het alleen over de overheidsbestedingen). Meestal heeft de overheid een tekort: begrotingstekort ( financieringstekort, EMU- tekort). Het buitenland ontvangt geld door onze import en betaalt geld voor onze export. Is er meer door hen ontvangen dan betaald dan hebben zij een overschot op de lopende rekening. De economische kringloop Te berekenen is: Saldo op de lopende rekening: E - M = = 50. Dus dit land heeft een overschot op de lopende rekening en kan dit geld uitlenen aan het buitenland ( pijl van banken naar buitenland ). Begrotingstekort: O - B = = 20. De overheid komt geld tekort en gaat dit lenen bij de banken. Het particulier spaarsaldo = S - I = = 70. Extra pijlen Er kunnen extra pijlen getekend worden om dit model meer op de werkelijkheid te laten lijken. Bijvoorbeeld: Uitkeringen van de overheid aan de gezinnen. Bedrijven betalen vennootschapsbelasting aan de overheid. Gezinnen en en de overheid importeren zelf direct uit het buitenland. Gezinnen lenen geld bij de banken. Overheid betaalt of aan de gezinnen of aan de bedrijven subsidie. Mensen gaan in het buitenland werken, waardoor een pijl van het buitenland naar de gezinnen gaat. Macro- economische identiteiten Y = C +. B. + S Y = C + I. +. O +. E - M Omdat in de economische kringloop de pijlen getekend worden die aangeven wie aan wie betaalt, wordt dit de geldkringloop genoemd.
6 Lorenzcurve De verdeling van het nationaal inkomen over mensen of huishoudens kan getekend worden in de Lorenzcurve. Deze verdeling wordt de personele inkomensverdeling genoemd. Die bestaat uit de verdeling van het primaire inkomen over de mensen en de verdeling van het secundaire inkomen. Verschilpunten tussen primair en secundair inkomen Voor primair inkomen mag je bruto inkomen denken. Voor secundair inkomen mag je netto inkomen denken. Primair inkomen - betaalde loonbelasting - betaalde sociale premies + ontvangen uitkeringen + ontvangen subsidies + ontvangen studiefinanciering Secundair inkomen. ( De)nivelleren Nivelleren betekent dat de verhouding tussen hoog inkomen en laag inkomen kleiner wordt. Denivelleren betekent dat de verhouding juist groter wordt. In plaats van verhouding kom je ook wel het woord verschil tegen ( eigenlijk onjuist). Een verhoging van het wettelijk minimumloon zorgt ervoor dat de lage inkomensgroepen meer inkomen krijgen en daardoor een groter gedeelte van het primaire inkomen krijgen. Dit werkt nivellerend. De afspraken, die in de kranten genoemd worden, om de hoge inkomens te verminderen, zorgen voor een denivellering van het primaire inkomen: de hogere inkomensgroepen krijgen een kleiner gedeelte van het primaire inkomen. Als mensen een een lagere uitkering krijgen, dan werkt dit denivellerend voor de secundaire inkomensverdeling: de lagere inkomensgroepen krijgen een kleiner gedeelte van het secundaire inkomen. Op dezelfde manie gaat het ook bij studiefinanciering en bij huurtoeslag. Dit kun je ook met een getallenvoorbeeld weergeven. Stel er zijn 2 inkomens een hoge ( ) en een lage ( ). De primaire inkomensverhouding is dan: / = 10. We gaan progressieve belasting heffen. Stel de hoge inkomens betalen 50% en houden nog over, en de lage 30%. Zij betalen 3000 belasting en houden nog 7000 over. De secundaire inkomensverdeling is / 7000 = 7,14. Dus is de secundaire inkomensverdeling genivelleerd. De ontvangen uitkeringen, studiefinanciering en huurtoeslag worden bij elkaar overdrachtsinkomens genoemd (dit is hetzelfde als inkomensoverdrachten vanuit de overheid).
7 In de grafiek zie een Lorenzcurve afgebeeld. De horizontale as is in 10 groepen (decielen) verdeeld. Het gaat van laag inkomen naar hoog inkomen. Op de verticale as staat hoeveel procent van het inkomen elke groep heeft. De 10 % mensen met het laagste inkomen heeft 4% van het inkomen. Het vierde deciel ( tussen 40-30) heeft = 8% van het inkomen. De hoogste 2 decielen (100-80) hebben bij elkaar = 32% van het inkomen. Zo kan er ook sprake zijn van een verdeling van de personen in vieren (kwartielen) of in vijven (kwintielen). Als er sprake is van nivellering dan zal de lijn meer naar de diagonaal liggen. Is er sprake van denivellering dan gaat de lin meer van de diagonaal vandaan. De diagonaal geeft de meest rechte verdeling weer. De curve in de grafiek rechtsonder geeft de meest gedenivelleerde inkomensverdeling weer en in de grafiek linksboven de meest genivelleerde situatie.
8 Groei Voor economische groei moet er voldoende vraag naar producten zijn, maar ook voldoende productiemiddelen. De productiemiddelen bestaan uit de productiefactoren. Hiervan moeten er voldoende zijn van de juiste kwaliteit. De kwaliteit van de productiefactor arbeid, mensen die werken of werkloos zijn, kun je verbeteren door scholing. Het menselijk kapitaal, alle kennis, vaardigheden en competenties van mensen, neemt toe en er kan meer geproduceerd worden per arbeider. De arbeidsproductiviteit stijgt. Mensen zijn dan ook beter in staat om nieuwe producten en productieprocessen te ontwikkelen. Door deze innovatie kan er ook met behulp van de productiefactor kapitaal, denk aan machines, meer geproduceerd worden. Landen met een grote beroepsbevolking waarveel een groot gedeelte laaggeschoold is. zullen over het algemeen een lage arbeidsproductiviteit kennen. In deze landen is moderne technologie die arbeid vervangt danook niet zinvol. Doordat landen samenwerken kunnen de mensen in deze landen van elkaar leren: scholing kan verbeteren, nieuwere en efficiëntere technologieën kan worden gebruikt. Hierdoor kunnen landen economisch gezien naar elkaar toegroeien. Er is dan convergentie. De welvaart wordt dan meer over de landen verdeeld. De sterke economische groei in de Aziatische landen zou kunnen leiden tot een uiteen groeien van landen: divergentie. Filmpjes Door technologische vooruitgang kan de productiecapaciteit uitgebreid worden. Er kan met hetzelfde aantal mensen meer geproduceerd worden. Door de uitbreiding ontstaat er voor meer mensen een baan ( werkgelegenheid stijgt) en wordt er meer inkomen verdiend. Hierdoor kunnen de gezinnen ook weer meer consumeren, de bedrijven meer produceren en ontstaat er weer meer groei. Bij cbs.nl vind je informatie over de conjunctuurklok,. Daar vind je alles over welke begrippen, indicatoren, de economische ontwikkeling bepalen. Ook zie je hoe die indicatoren veranderen door de economische ontwikkeling. Verklaring van de conjunctuurklok, instructiefilmpje van het CBS. Crisis en conjunctuurklok, instructiefilmpje van CBS.
9 Categoriale inkomensverdeling Belastingen Om te weten of bedrijven in een land veel geld kwijt zijn aan arbeidskosten, is het nuttig om te kijken hoe het inkomen over de productiefactoren arbeid en ondernemerschap verdeeld is. Dan vergelijk je het totale bedrag aan lonen met het nationaal inkomen (of bbp). Dit is de loonquote, hoe hoger de loonquote hoe kleiner het gedeelte van het bbp dat voor winst overblijft. Bij een hoge loonquote zullen bedrijven overgaan tot investeringen in machines, zodat er minder arbeid nodig is: afname van de loonquote. De winstquote zal dan stijgen. Als de winstquote hoog is hebben de bedrijven overigens meer geld om te investeren. Hierdoor zal ook op arbeid bespaard worden en zal de loonquote dalen. De formule van de loonquote: totale loon/ bbp * 100% De winstquote: winstsom/ bbp * 100%. Door meer kapitaal te gebruiken dan arbeid verandert wel de productiestructuur van een land. Belastingen zijn ontvangsten voor de overheid. Hierdoor kan de overheid haar uitgaven betalen. Als de overheid meer uitgeeft dan ontvangt, dan is er een tekort. Dit wordt begrotingstekort genoemd ( de begrippen financieringstekort en EMU- tekort zijn vergelijkbaar, maar iets anders van inhoud ). De overheid moet dan geld lenen op de kapitaalmarkt en krijgt dan een schuld (staatsschuld). Inkomstenbelasting De inkomstenbelasting is in drie delen verdeeld. Box 1: gaat over het inkomen uit arbeid en eigen (koop)woning Box 2: gaat over aanmerkelijk belang in een bedrijf Box 3: gaat over het vermogen Box 2 Inkomen uit aanmerkelijk belang Dit betekent dat je 5% of meer van aandelen van een vennootschap bezit. Over de winst die je hiermee maakt, moet je 25% belasting betalen. Dit is alles wat je van box 2 moet weten.
10 Hoeveel inkomstenbelasting betaal je? De begrippen: bruto loon (of inkomen) is het bedrag dat je afspreekt met je werkgever en dat je kunt vinden op je salarisstrookje. Belastbaar inkomen is het inkomen waarmee je berekent hoeveel belasting je moet betalen. Netto inkomen het inkomen dat je overhoudt na de betaling van de belasting en sociale premies. Het geld dat je werkgever op je bankrekening stort. Als er in een opgave belasting en sociale premies bedoeld worden, dan kan daar het woord inkomensheffing of loonheffing voor gebruikt worden. Aftrekposten: Betaalde hypotheekrente VB: Koophuis gekocht met geld geleend (=hypothecaire lening afgesloten) Hypotheek rente: 5% dus de betaalde hypotheekrente 0,05* = Andere aftrekposten: Alimentatie, giften, studiekosten, ziektekosten Bijtelpost: De gemeente bepaalt de waarde van het koophuis (= taxeert het huis). Dit is de WOZ-waarde van een huis. Hiervan moet een bepaald percentage (het forfaitpercentage) bij het bruto-inkomen geteld worden. VB: WOZ-waarde Forfaitpercentage: 0,60% Bijtelpost: 0,006* = 1890 Heffingskortingen moet je aan het einde van je berekening gebruiken. Een heffingskorting zorgt voor een lager bedrag dat je aan belasting moet betalen. Iedereen heeft recht op een algemene heffingskorting. Als je inkomen uit arbeid hebt, dan krijg je ook een arbeidskorting. Andere heffingskortingen zijn ook mogelijk, maar worden in opgaven aangegeven. Marginaletarieven is de naam voor de percentages die in box 1 in schijf 1, 2, 3 en 4 betaald moeten worden. Het marginaal tarief van een persoon is het percentage dat over het hoogste gedeelte betaald moet worden. Progressiefstelsel Bij stijging van het inkomen moet je procentueel meer betalen Dit komt door de stijging van de marginale tarieven en door de heffingskortingen. De heffingskortingen zijn voor mensen met een laag inkomen belangrijker dan voor mensen met een hoog inkomen. VB Iemand moet 100 euro betalen en heeft een heffingskorting van 100 euro. Dat is 100% vermindering van de te betalen belasting. Iemand die euro moet betalen, zal 100 euro niet zo belangrijk zijn. Hierdoor gaan de mensen met een hoger inkomen procentueel meer betalen. Degressief Bij een stijging van het inkomen moet je procentueel minder betalen Bij sociale premies volksverzekeringen Proportioneel Iedereen betaalt hetzelfde percentage Vlaktax, btw
11
12 Box 3 Vermogen = bezittingen - schulden. Bezittingen zijn hier bijvoorbeeld betaalrekening, spaarrekening, tweede koophuis, obligaties. Bij schulden hoort niet de hypotheek over het huis dat in box 1 gebruikt wordt. Over deel van het vermogen hoeft geen belasting betaald te worden: heffingsvrij vermogen. Of een stelsel progressief, degressief of proportioneel werkt, kun je ook laten zien met het gemiddelde belastingtarief. Als deze stijgt als het bruto inkomen stijgt, dan is er sprake van een progressief stelsel. Daalt het bij een stijging van het inkomen, dan is het degressief. Als het constant blijft dan is er sprake van een proportioneel stelsel. De formule van gemiddelde belastingtarief Betaalde belasting / bruto inkomen * 100% Als wat er bij komt, hoger is dan het gemiddelde stijgt het gemiddelde. Als het marginale tarief hoger is dan het gemiddelde tarief, zal er spake zijn van een progressief stelsel.
13 Betalingsbalans De betalingsbalans geeft een overzicht van alle geldstromen met het buitenland. Dit kunnen ontvangsten en betalingen zijn. Van de betalingsbalans hoef je alleen de twee hoofdonderdelen te kennen: het saldo op de lopende rekening en het saldo op de kapitaalrekening. Op de lopende rekening schrijf je de export (geld ontvangen) en de import (geld betalen) van goederen en diensten en inkomen uit investeringen/ beleggingen in en van het buitenland op. Als het inflatiepercentage hier laag is zullen onze goederen aantrekkelijk zijn voor het buitenland. Er ontstaat een toename van de export en dan verbetert het sado op de lopende rekening. Als het buitenland goedkoper wordt dan zal de import stijgen en verslechtert het saldo op de lopende rekening. Ook staan hier de rente en de winst die door (de beleggers en investeerders van) dit land ontvangen en betaald worden. Op de kapitaalrekening staat het ontvangen en betaalde vermogen opgeschreven. Dit komt door beleggers en investeerders. Ook de geldleningen van de overheid in het buitenland en de aflossing van de schuld aan het buitenland vind je op de kapitaalrekening. Als hier de rente hoog is komen er buitenlandse beleggers naar ons toe en dat zorgt meer ontvangsten op de kapitaalrekening. Zou het rentepercentage laag zijn dan gaan onze beleggers naar het buitenland en krijg je meer betalingen aan het buitenland. Stijgt de winstgevendheid in dit land dan komen er meer buitenlandse investeerders en verbetert de kapitaalrekening (meer ontvangsten). Er is een verband tussen de kapitaalrekeningen de lopende rekenng. Als er hier belegd wordt zal in het nieuwe jaar de rente aan de beleggers betaald moeten worden. Daardoor verslechtert het saldo op de lopende rekening. Als het saldo op de lopende rekening en het saldo op de kapitaalrekening beide positief zijn, heb je een overschot op de betalingsbalans. Zijn beide negatief dan is er een tekort op de betalingabalans. Als het tekort op de kapitaalrekening groter is dan het overschot op de lopende rekening dan is er een tekort op de betalingsbalans. Is het tekort op de lopende rekening kleiner dan het overschot op de kapitaalrekening dan is er een overschot op de betalingsbalans. De optelling van het saldo op de lopende rekening de het saldo op de kapitaalrekening levert het saldo op de betalingsbalans op.
Domein Welvaart en Groei
Domein Welvaart en Groei Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Welvaart Welvaart Hoe je jouw wensen kan vervullen met producten. Dat is thuistaal. Voor een toets schrijf je op: de mate van behoeftebevrediging
Nadere informatieWelvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?
1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte
Nadere informatieBruto binnenlands product
Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen
Nadere informatieNetto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden
Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele
Nadere informatieInkomstenbelasting. Module 7 hoofdstuk 2
Inkomstenbelasting Module 7 hoofdstuk 2 Verschillende vormen inkomen, verschillende vormen belasting Verschillende boxen Box 1 Bruto inkomen uit arbeid (denk aan brutoloon) Inkomen uit koophuis Aftrekposten
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 6
Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1
Nadere informatieEconomie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur
Paragraaf 7.1 Groeit de economie? BBP = Bruto Binnenlands Product, de totale productie in een land in één jaar Nationaal inkomen = het totaal van alle inkomens in een land in één jaar Inkomen = loon, rente,
Nadere informatieSamenvatting Economie Toetsweek 2
Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN
Nadere informatie1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatieModule 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging
Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit
Nadere informatieRuilen over de tijd (havo)
1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatieDe optelsom van alle bruto toegevoegde waarden die in een land gedurende een jaar zijn gemaakt, is gelijk aan het bbp.
Boekverslag door P. 2397 woorden 24 september 2013 7.7 16 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Hoofdstuk 1 Paragraaf 1; Binnenlands product De macro-economie kijkt naar de optelsom
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur
Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling
Nadere informatieDomein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl
Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die
Nadere informatieHet primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.
Samenvatting door R. 1396 woorden 17 februari 2014 5,4 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 personele inkomensverdeling Het besteedbaar uitkomen per huishouding. De besteedbarde inkomens
Nadere informatieBoek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen
Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar
Nadere informatie4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan 70 000 euro.
Grote opgave personele inkomensverdeling Blz. 1 van 4 personele inkomensverdeling Inkomensverschillen tussen personen kunnen te maken hebben met de verschillende soorten inkomen. 1 Noem drie soorten primair
Nadere informatieRente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen
Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieRendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als %
Inflatie Stijging algemene prijspeil Consumenten Prijs Indexcijfer Gewogen gemiddelde Voordeel: Mensen met schulden Nadeel: Mensen met loon, spaargeld Reële winst bedrijven daalt Rentekosten bedrijven
Nadere informatieDé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.
Samenvatting door Marit 1960 woorden 24 januari 2016 7,2 16 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO economie H.4 1 klaar met de opleiding Als je klaar bent met je opleiding ga je op zoek naar een werkkring.
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18
Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1
Nadere informatieH1: Economie gaat over..
H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen
Nadere informatie4.1 Klaar met de opleiding
4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het
Nadere informatieDOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later
DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij
Nadere informatieEconomische conjunctuur
Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur
Nadere informatieALGEMENE ECONOMIE /04
HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M 3 benaderingen van het begrip inkomen : F economisch: - nominaal inkomen (in geld uitgedrukt) - reëel
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieEindexamen havo economie oud programma 2012 - I
Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede
Nadere informatieGoede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen
Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte
Nadere informatieSamenvatting Economie samenvatting overheid + hfdst 1 consumenten en producenten
Samenvatting Economie samenvatting overheid + hfdst 1 consumenten en producenten Samenvatting door J. 1607 woorden 28 augustus 2012 5,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index H1: De omvang van de
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 import: 250 + 29 + 139 + 415 460
Nadere informatieRelatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))
Samenvatting door een scholier 421 woorden 11 maart 2002 6 51 keer beoordeeld Vak Economie Economie Lesbrief Welvaart Hoofstuk 1 Goederen Diensten Materieel Immaterieel Stoffelijk
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 van het aanbod van arbeid
Nadere informatieExamen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal
Nadere informatieAntwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)
Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;
Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari 2002 6 104 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 4.3 t/m 5 4.3 & 4.4 begrippen; arbeidsinkomen voor werknemers is dit het loon en voor zelfstandigen
Nadere informatieEindexamen economie vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatieIedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.
Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a b c Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar vaste
Nadere informatieDomein E: Concept Ruilen over de tijd
1. Het bruto binnenlands product is gestegen met 0,9%. Het inflatiepercentage bedraagt 2,1%. Bereken de reële groei van het BBP. 2. Waarmee wordt het inflatiepercentage gemeten? 3. Lees de onderstaande
Nadere informatieSamenvatting Economie Jong & Oud
Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting door S. 1109 woorden 25 april 2017 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: School of baantje Budgetlijn - Geeft verschillende combinaties
Nadere informatieSamenvatting Economie Economische groei
Samenvatting Economie Economische groei Samenvatting door Marise 2342 woorden 6 maart 2017 6,9 18 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie Module Economische groei Hoofdstuk 1
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatieRuilen over de tijd. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman
Ruilen over de tijd Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Bedenk dat bij ruilen er altijd twee dingen gedaan worden. Je geeft wat en je krijgt wat terug. Als je twee keer ruilt - ruilen over de tijd
Nadere informatieEindexamen havo economie 2013-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) monopolie bij (2) toe
Nadere informatieEco samenvatting H16 t/m H23
Eco samenvatting H16 t/m H23 Hoofdstuk 16: Beleggen Beleggen houd in dat je geld vastzet in een beleggingsobject in de hoop hier een financieel voordeel uit te halen (een nadeel is ook een reëel mogelijkheid)
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2006-II
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening
Nadere informatieExamen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2012 tijdvak 1 woensdag 16 mei 13.30-16.00 uur oud programma economie Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 28 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen.
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7
Samenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7 Samenvatting door een scholier 1525 woorden 14 februari 2007 7,6 5 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: Een inkomen in natura: een inkomen in goederen Arbeidsverdeling:
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele
Nadere informatie- door geld op een spaarrekening te zetten (meestal direct opeisbaar, laag risico, lage rente)
Samenvatting door een scholier 2461 woorden 12 maart 2017 4,4 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Eco samenvatting H16 t/m H23 Hoofdstuk 16: Beleggen Beleggen houd in dat je geld vastzet in
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2007-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatieVerboden woord Lesvoorbereiding kaartjes kaartjes achterkant Spelregels Afronding
Verboden woord Lesvoorbereiding Maak de kaartjes (print eerst het (word)document kaartjes op dik papier en vervolgens het (powerpoint)document kaartjes achterkant op de achterzijde. U kunt ook gebruik
Nadere informatieMicronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden
Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:
Nadere informatieSamenvatting Hoofdstuk 7 Welvaart, wie vaart er wel bij?
Paragraaf 1: Het nationaal inkomen Samenvatting Hoofdstuk 7 Welvaart, wie vaart er wel bij? Voor iedere productiefactor die gezinnen ter beschikking stellen, krijgen ze een beloning. In het schema kun
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een
Nadere informatieAntwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten
Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Zakelijk boeren 1 maximumscore 1 A, B, D, E, F, H Opmerking
Nadere informatieArbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product
Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid = mensen Door werkgevers: bedrijven en overheid Werkgelegenheid Hoe lager het loon, hoe groter de vraag naar arbeid Aanbod van arbeid: beroepsbevolking (iedereen tussen de
Nadere informatieDe overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens
Overheid H2 De overheid De grote herverdeler van inkomens Ontvangsten: belasting en premies De overheid Uitgaven: uitkeringen en subsidies De grote herverdeler van inkomens 2 De Nederlandse overheid Belangrijke
Nadere informatieBegrippenlijst Economie Jong en Oud
Begrippenlijst Economie Jong en Oud Begrippenlijst door Anna 1086 woorden 21 december 2016 8,7 10 keer beoordeeld Vak Economie Aandeel: Bewijs van mede-eigendom van een onderneming. Permanent beschikbaar.
Nadere informatieSamenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4
Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting door A. 969 woorden 18 november 2012 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders
Nadere informatie2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.
2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders
Nadere informatieDomein Goede Tijden, Slechte Tijden
Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! havo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.
Nadere informatieUitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen
Uitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen Opgave 1 Vraag- en aanbodcurve met consumenten- en producentensurplus. Qv = -0,5p + 10 Qa = 0,5p 2 Qa = Qv Prijs in euro, q in stuks. 1. Teken de
Nadere informatieH2: Economisch denken
H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren
Nadere informatieSamenvatting Economie Nationale Rekeningen
Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie
Nadere informatie9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen
Samenvatting door N. 1514 woorden 15 oktober 2016 9,6 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Begrippen bindende afspraak Een afspraak waar je (juridisch) niet van af kunt/niet onderuit kunt. budget
Nadere informatieGroep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115
Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een voorbeeld van een
Nadere informatieEindexamen vwo economie I
Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de
Nadere informatie6,1. Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni keer beoordeeld. De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2
Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni 2010 6,1 13 keer beoordeeld Vak Economie De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2 De rijksoverheid is onderdeel van de collectieve sector. Om de uitgaven
Nadere informatieDomein Goede Tijden, Slechte Tijden
Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.
Nadere informatie1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.
1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van
Nadere informatie5,3. Samenvatting door K. 811 woorden 21 oktober keer beoordeeld. Economie in context
Samenvatting door K. 811 woorden 21 oktober 2013 5,3 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context De volledige word (.docx) versie zit bijgevoegd als bestand! Productie: Grondstoffen Hulpstoffen
Nadere informatie2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.
2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders
Nadere informatieBelasting betalen en Hypotheekrente aftrek. Ontwerp power point; Henk Douna
Belasting betalen en Hypotheekrente aftrek Ontwerp power point; Henk Douna De grootste financiële beslissing in een mensenleven 2 520.000.000.000,- ( 520 mrd) Totale hypotheekschuld van Nederlandse huishoudens
Nadere informatieEindexamen havo economie oud programma I
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat mensen met een hoog
Nadere informatiewisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?
wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590? 1,3644 * 590 = $805 2300 is dan 1,3644 * 2300 =$3138,12 Hoeveel euro is $789? 1,3644 dollar = 1 euro $789 / 1,3644 =578,28 euro Bereken
Nadere informatieUITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2
TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 NIVEAU: EXAMEN: VWO 2001-II De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Modellen
Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met
Nadere informatie20.1 Wat is economische groei?!
20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opgave 1 Hoe verdelen we de zorgkosten? 1 maximumscore 2 Stel het bbp op 100 en het totaal van de zorgkosten op 9 9 1,035 24 = 9 2,283328 = 20,55 1 100 1,0132 24 = 136,99 20,55 136,99 100% = 15% (en dat
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2007-I
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden
Nadere informatieSamenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen
Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2004-I
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23
Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23 Samenvatting door H. 1617 woorden 18 november 2012 6,5 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hfd 17 Het Bruto Binnenlands Product (blz 24 & 25) 17.1 Een
Nadere informatieArbeid = arbeiders = mensen
Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%
Nadere informatieBegrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.
Samenvatting door een scholier 919 woorden 20 juni 2007 6,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 4 Productie door de overheid 4.1 De sector overheid - Overheid: Onder overheid
Nadere informatieCoöperatieve Burgerbank
Coöperatieve Burgerbank Probleem Private banken en de rijkste 1% teveel macht en eigenbelang Structureel veel te hoge rente Structureel teveel (speculatieve) misbruik van het geldsysteem Oplossing Invoeren
Nadere informatieCPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25
CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in
Nadere informatieMeso-economie De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de toegevoegde waarde van afzonderlijke
Samenvatting door een scholier 1938 woorden 28 januari 2006 6,4 14 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 1 Welvaart Hoofdstuk 1 vakantie en werken Mensen voorzien in hun behoefte door goederen en diensten
Nadere informatiebruto inkomen (per persoon)
Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen
Nadere informatie