Meetkundige berekeningen

Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 10 Meetkundige berekeningen

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel:

Samenvatting VWO wiskunde B H04 Meetkunde

8.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Bereken het snijpunt van 3x + 2y = 6 en -2x + y = 3

Meetkundige ongelijkheden Groep A

4.1 Rekenen met wortels [1]

Paragraaf 4.1 : Gelijkvormigheid

Met passer en liniaal

Hoofdstuk 1 LIJNEN IN. Klas 5N Wiskunde 6 perioden

Voorbereidende sessie toelatingsexamen

opdrachten bij hoofdstuk 7 Lijnen cirkels als PDF

De kandidaten: jullie taak is het maken van de opdrachten, opzoeken van theorie en het zoeken naar de mol.

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

10.0 Voorkennis. y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x.

Gebruik de applet om de vragen te beantwoorden. Beweeg punt P over de cirkel.

Opgave 1 Bekijk de Uitleg, pagina 1. Bekijk wat een vectorvoorstelling van een lijn is.

Antwoordmodel - Vlakke figuren

Meetkundige Ongelijkheden Groep 2

Samenvatting wiskunde havo 4 hoofdstuk 5,7,8 en vaardigheden 3 en 4 en havo 5 hoofdstuk 3 en 5 Hoofdstuk 5 afstanden en hoeken Voorkennis Stelling van

9.1 Vergelijkingen van lijnen[1]

Paragraaf 7.1 : Lijnen en Hoeken

Vraag Antwoord Scores

H24 GONIOMETRIE VWO. Dus PQ = 24.0 INTRO. 1 a 6 km : = 12 cm b. 5 a 24.1 HOOGTE EN AFSTAND BEPALEN. 2 a factor = 3

Hoofdstuk 2 Oppervlakte en inhoud

Paragraaf 8.1 : Lijnen en Hoeken

wiskunde B pilot havo 2015-I

Toegepaste wiskunde. voor het hoger beroepsonderwijs. Deel 2 Derde, herziene druk. Uitwerking herhalingsopgaven hoofdstuk 5 augustus 2009

III (vervolg) Lineaire Transformaties in R

1 Introductie. 2 Oppervlakteformules

OEFENTOETS VWO B DEEL 3

Voorbereidende sessie toelatingsexamen

Tweepuntsperspectief I

3 Hoeken en afstanden

De Cirkel van Apollonius en Isodynamische Punten

Met passer en liniaal

Differentiequotiënten en Getallenrijen

2 Trigonometrie. Domein Meetkunde havo B

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

wiskunde B havo 2019-I

2. Waar of vals: Als een rechte a evenwijdig is met een vlak α en dat vlak staat loodrecht op een vlak β dan staat a loodrecht op β.

1. INLEIDING: DE KOERS VAN EEN BOOT

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc²

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales

Wiskunde D Online uitwerking 4 VWO blok 7 les 2

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat Gent Bijlage - Leerfiche (3 e jaar 5u wiskunde): Meetkunde overzicht

d = 8 cm 2 6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C: = 18 m 2 D: 20 m 2 E: 26 m 2

Wiskunde oefentoets hoofdstuk 10: Meetkundige berekeningen

11.1 De parabool [1]

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde

PQS en PRS PS is de bissectrice van ˆP

1 Analytische meetkunde

6 A: = 26 m 2 B: = 20 m 2 C:

1 Analytische meetkunde

Hoofdstuk 4: Meetkunde

sin( α + π) = sin( α) O (sin( x ) cos( x )) = sin ( x ) 2sin( x )cos( x ) + cos ( x ) = sin ( x ) + cos ( x ) 2sin( x )cos( x ) = 1 2sin( x )cos( x )

Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan behoren bij één waarde van v 1 telkens twee transversalen l 1 en l 2. Men kan ze onderscheiden


102 < 11. Je kunt ook snel na 102 < 10, 5 ( = 110, 25).

Vraag Antwoord Scores ( ) ( ) Voor de waterhoogte h geldt: ( 2h+ 3h 2h

16.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op in 2x + 3i = 5x + 6i -3x = 3i x = -i

Oefentoets Versie A. Vak: Wiskunde Onderwerp: Meetkunde Leerjaar: 1 (2017/2018) Periode: 3

Antwoordmodel VWO wb I. Boottocht. Maximumscore 5. een correcte tekening van het punt. Maximumscore 6. dus MFS = 90 een correcte tekening

Vraag Antwoord Scores. Het verschil is (0,0017 uur, dat is) 6 seconden (of nauwkeuriger) 1

Deel 1 Vijfde, herziene druk

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste ronde.

Deel 1 Zesde, herziene druk

wiskunde B pilot havo 2015-I

Afsluitende Opdrachten

Overzicht meetkunde. Driehoeksmeetkunde. Stelling van Pythagoras.

wiskunde B pilot vwo 2017-II

4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: 8

x x y y Omdat de som van twee kwadraten niet negatief kan zijn, is er geen enkel punt van het oppervlak dat in het grondvlak ligt.

Driehoeken. Enkele speciale topics. Arne Smeets. Trainingsweekend Februari 2008

Vectoranalyse voor TG

3 Hoeken en afstanden

Examen havo wiskunde B 2016-I (oefenexamen)

1 Cartesische coördinaten

de Wageningse Methode Antwoorden H17 PYTHAGORAS VWO 1

Paragraaf 10.1 : Vectoren en lijnen

wiskunde B pilot vwo 2016-II

8.0 Voorkennis. a De pijlen van O(0, 0) naar A(4, 2) en van A(4, 2) naar B(2, 3) zijn vectoren.

Analytische Meetkunde

Extra oefeningen: de cirkel

Vlakke Meetkunde. Les 1 Congruentie en gelijkvormig

STELLINGEN & BEWIJZEN 5VWO wiskunde B 1 e versie

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-I

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 20 mei uur

Eindexamen havo wiskunde B pilot 2013-I

Een andere dimensie van GeoGebra Andre Heck (Universiteit van Amsterdam), Nationale Wiskunde Dagen 2019

Noorderpoortcollege School voor MBO Stadskanaal. Reader. Wiskunde MBO Niveau 4 Periode 8. M. van der Pijl. Transfer Database

Vlakke Meetkunde Ruimtemeetkunde. Meetkunde. 1 december Meetkunde

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 22 juli dr. Brenda Casteleyn

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE VWO 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Hoofdstuk 21 OPPERVLAKTE 4 A: = 10 B: 4 C: 8 D: INTRO

Paragraaf 14.1 : Vergelijkingen in de meetkunde

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 15 september dr. Brenda Casteleyn

wiskunde B havo 2017-II

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

Transcriptie:

Meetundige bereeningen

0. voorennis Sinus, cosinus en tangens De sinusregel In ele driehoe ABC geldt de sinusregel: sin cos B = c b B = c a tan B = a b Afspraa Bij het bereenen van een hoe geef je het antwoord in één decimaal nauweurig, tenzij iets anders gevraagd wordt. De cosinusregel a sin( ) = b sin( ) = c sin( ) Gelijvormige driehoeen In ele driehoe ABC geldt de cosinusregel: a = b + c bc cos( ) b = a + c ac cos( ) c = a + b = ab cos( ) ABC EBF ABS CDS Je moet altijd toelichten waarom driehoeen gelijvormig zijn. Je noteert daartoe de paren gelije hoeen. Zorg dat je bij de notatie van gelijvormigheid de letters van de hoepunten corresponderen met de overeenomstige hoeen. Dat maat het opstellen van de verhoudigstabel een stu gemaelijer.

Bijzonder rechthoeige driehoeen Er zijn twee verschillende teendriehoeen: de 45-45 -90 driehoe en de 30-60 -90 driehoe. Deze driehoeen an je beschouwen als de helft van een vierant resp. de helft van een gelijzijdige driehoe. De zijden van deze driehoeen hebben bijzondere verhoudingen. De hoe tussen twee lijnen De richtingshoe van een lijn is de hoe die de lijn maat met het positieve deel van de x-as. Voor de richtingshoe van de lijn geldt: tan = rc 90 90 Voor de hoe tussen twee lijnen met richtingshoeen en, waarbij, geldt: = 9 = 180 ( ) als 90 als 0 Zie lijnen en cirels

1. afstanden en hoeen De zijde hoogte-methode Voor driehoeen geldt: De sinusregel en de cosinusregel In een willeeurige driehoe ABC geldt: ene zijde bijbehorende hoogte = andere zijde de bijbehorende hoogte Je unt daarmee soms handig de onbeende lengtes in een driehoe uitreenen. Opgave 1 Opgave Gegeven is een rechthoeige ABC met A = 90, AB = 1 en AC = 5. AD is de hoogtelijn door het punt A. Bereen exact de lengte van AD. Uitgewert Je unt de oppervlate van ABC op twee manieren bereenen. Er geldt: 1 AB AC BC AD Invullen van de gegevens geeft: 1 = 1 = 1 1 5 13 AD 60 = 13 AD AD = 4 8 13 Opgelost...:-) Van het parallellogram ABCD in de figuur is AB=9. AC=8 en BD=14. Bereen de exacte waarde van AD. Uitgewert In ABS geldt: AS = AB + BS AB BS cos ABS 4 = 9 + 7 9 7 cos ABS 19 cos ABS = 1 In ABD geldt: AD = AB + BD AB BD cos ABS AD = 9 + 14 9 14 AD = 49 AD = 7 19 1

. vergelijingen in de meetunde Vergelijingen en bijzondere rechthoeige driehoeen Vergelijingen en de stelling van Pythagoras De omtre van driehoe ABC in 1. Bereen AB in drie decimalen nauweurig Het rode vierant heeft een zijde van 8. Het punt M is het midden van AB en de groene cirel gaat door de punten C, D en M. Bereen exact de straal van deze cirel

Uitwering Teen de hoogtelijn CD. Je rijgt dan twee bijzondere rechthoeige driehoeen (de teendriehoeen!). Uitwering Het is hier handig om het middelpunt van de cirel te teenen en aan te geven wele lijnstuen je nodig hebt. Gebrui waar mogelij de straal van de cirel. Je rijgt: Neem AD = x. Dan is AC = x en CD = x 3, maar dan is DB = x 3 en an je bereenen dat BC = x 6. De omtre is 1, er geldt: x + x + x 6 + x 3 = 1 3x + x 6 + x 3 = 1 x 3 + 6 + 3 = 1 x = 1 3 + 6 + 3 x 1,6710 AD = 1,6710 + 1,6710 3 AD 4 565 Er geldt: x + r = 8 r = x + 16 Oplossen geeft: r = ( r 8) + 16 r = r 16r + 64 + 16 16r = 80 r = 5

3. lijnen in een assenstelsel Onderlinge ligging van lijnen Gegeven de lijnen : a x + b y = c en l : p x + q y = r en het stelsel: ax + b y = c px + q y = r Dan zijn er drie mogelijheden: 1. Als dan hebben de lijnen een snijpunt en het stelsel heeft één oplossing.. Als dan zijn de lijnen evenwijdig en heeft het stelsel geen oplossing. 3. Als a p dan vallen de lijnen samen en heeft het stelsel oneindig veel oplossingen. Voorbeeld = b q a b = = p q c r a b c = = p q r Gegeven zijn de lijnen : x y = 4 en l : x 3 y = 3. Het snijpunt van de lijnen is A. Het punt B(5,6) ligt op. a. Bereen de hoe tussen en l b. Bereen exact d(a B) c. Bereen exact d(b l) Lijnen, hoeen en afstanden De hoe tussen twee lijnen waarvan de vergelijingen zijn gegeven bereen je met behulp van richtingshoeen. De richtingshoe van een lijn is de hoe die de lijn maat met het positieve deel van de x-as. Voor de richtingshoe van de lijn geldt: tan = rc 90 90 Voor de hoe tussen twee lijnen met richtingshoeen en, waarbij = 9 = 180 ( ) als 90 als 0, geldt: Als voor de lijnen en l geldt rc rc l = 1 dan staan de lijnen loodrecht op elaar. Werschema voor het bereenen van de afstand van een punt A tot de lijn : 1. Stel een vergelijing op van de lijn l door A die loodrecht staat op.. Bereen de coördinaten van het snijpunt B van en l. 3. Gebrui d(a ) = d(a B) Gebrui daarbij: d(a B ) = x B x A + yb y A

4. cirels, raalijnen en afstanden Cirelvergelijingen De vergelijing voor de cirel c met middelpunt M en straal r is gelij aan: x x M + y ym = r Voorbeeld 1 Onderzoe met een bereening of het punt A(1 1) op, binnen of buiten de cirel c : x + y 8x 4 y + 3 = 0 ligt. Uitwering Je unt met wadraatafsplitsen de vergelijing van c schrijven in de standaardvorm : x + y 8x 4 y + 3 = 0 x 8 x + y 4 y + 3 = 0 (x 4) 16 + y 4 + 3 = 0 (x 4) + y = 17 Het middelpunt is M(4 ) en r = 17. d(a M ) = 18en dat is groter dan r dus A ligt buiten c. Cirels en raalijnen Een raalijn aan een cirel staat loodrecht op de straal naar het raapunt De afstand van het raapunt tot het middelpunt van de cirel is gelij aan de straal Er zijn 3 raalijnproblemen: 1. Stel een vergelijing op van de cirel c als het middelpunt van de cirel gegeven is en een lijn waaraan c raat.. Stel een vergelijing op van de lijn l als de cirel gegeven is en een punt op de cirel waar l de cirel raat. 3. Stel een vergelijing op van de lijn als de cirel waaraan raat gegeven is en de richting van. Voorbeeld a. Stel een vergelijing op van de cirel c1 met middelpunt M(3 ) die de lijn : x + 3 y = 7 raat. b. Stel een vergelijing op van de lijn l die de cirel c : ( x + ) + ( y + 1) = 17 raat in het punt B( 0). c. Gegeven is de cirel c3 : x + y x 4 y = 0. Bereen voor wele waarden van b de lijn y = x + b de cirel raat. Zie uitwering voorbeeld

Werschema Het opstellen van een vergelijing van een raalijn aan een cirel c met middelpunt M in een gegeven punt A op c. 1. Bereen de richtingscoëfficiënt rc l van. de lijn l door M en A. Gebrui l, dus rc rc l = 1 om de richtingscoëfficiënt rc van te bereenen. 3. een vergelijing van op te stellen. Gebrui rc en de coördinaten van A om Zie b. van voorbeeld Zie oo lijnen en cirels Cirels en afstanden Bij een cirel c met middelpunt M en straal r geldt: Voor A binnen c: d(a c ) = r d(m A) Voor B buiten c: d(b c ) = d(m B) r Voor de afstand van cirels c en c met middelpunten M en N geldt: d(c 1 c ) = d (M N ) r 1 r Voorbeeld 3 Gegeven is de cirel 1 c : x + y 8x 4 y + 10 = 0 en de lijn : x + 3 y = 10. Bereen exact d( c) Zie uitwering voorbeeld 3