Krachtafnemer in de aandrijflijn activeren. Functie

Transcriptie

1 Functie Functie De functie is bedoeld voor het activeren van de krachtafnemer vanaf de bestuurdersplaats en van buiten de cabine. De krachtafnemer wordt geregeld door de BCI-regeleenheid. Voor een correcte regeling van de krachtafnemer moet de krachtafnemer altijd aangesloten zijn via de carrosserie-interface van Scania. Het afstellen van de parameters gebeurt met SDP3 (Scania Diagnos & Programmer 3). Meer informatie over het combineren van krachtafnemers vindt u in het document Krachtafnemercombinaties onder Krachtafnemers en hydraulica. De krachtafnemer in de aandrijflijn wordt hoofdzakelijk gebruikt als er om heel veel vermogen wordt gevraagd. Het voordeel is dat de halve assen ontkoppeld zijn en dat al het vermogen voor het aandrijven van de krachtafnemer kan worden gebruikt. De krachtafnemer bevindt zich tussen de versnellingsbak en de achteras. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 1 (25)

2 Functie Activering Er zijn verschillende voorwaarden om de krachtafnemer te activeren. Afhankelijk van het type krachtafnemer kunnen er permanente activeringsvoorwaarden en selecteerbare activeringsvoorwaarden zijn. De parameters van de selecteerbare activeringsvoorwaarden kunnen worden ingesteld volgens de vereisten voor de betreffende installatie. De activeringsvoorwaarden zijn bedoeld om de carrosserie-uitrusting te beschermen. Wanneer aan alle activeringsvoorwaarden is voldaan, kunt u de functie activeren via BIC (Bodywork Interface Configuration) en externe CAN. De schakelaar moet een 2-standenschakelaar zijn. Permanente activeringsvoorwaarden Het voertuig staat stil Selecteerbare activeringsvoorwaarden Voorwaarden voor ingeschakelde parkeerrem Als het voertuig is uitgerust met BCI-functionaliteit, kunnen ook de volgende activeringsvoorwaarden worden gebruikt. Neutraalstandvoorwaarden Voorwaarden voor achteruitversnelling Bovengrens motortoerental voor activering Ondergrens motortoerental voor activering 22: Uitgave 2.1 nl-nl 2 (25)

3 Functie Activeringsinstellingen Er zijn 3 verschillende activeringsinstellingen. 1 Handmatig Automatisch Rijstand Handmatig Voor activering met de instelling Handmatig moet aan de activeringsvoorwaarden zijn voldaan voordat u de krachtafnemer met de schakelaar kunt activeren. Als de schakelaar is ingeschakeld wanneer aan de activeringsvoorwaarden is voldaan, moet de schakelaar worden uit- en weer ingeschakeld om de krachtafnemer te activeren. Automatisch Bij activering met de Automatische instelling, kan de activering via de schakelaar plaatsvinden voordat aan andere activeringsvoorwaarden is voldaan. De spanning moet ingeschakeld zijn voordat de schakelaar wordt ingeschakeld. Anders moet de schakelaar worden uit- en weer ingeschakeld. De krachtafnemer wordt geactiveerd wanneer aan alle activeringsvoorwaarden is voldaan. Rijstand Bij activering met de instelling Rijstand gelden dezelfde voorwaarden als bij Automatische activering, maar de spanning hoeft niet ingeschakeld te zijn voordat de schakelaar wordt ingeschakeld. 1. Voor het wijzigen van de instellingen is de BCI-functionaliteit vereist. In de fabriek is de activering standaard op Handmatig ingesteld. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 3 (25)

4 Functie Deactiveren Deactivering wordt verzocht door het ingangssignaal voor activering van de schakelaar te onderbreken of via een verzoek via een externe CAN. De krachtafnemer wordt automatisch uitgeschakeld zodra aan een van de deactiveringsvoorwaarden is voldaan. Selecteerbare deactiveringsvoorwaarden Parkeerremvoorwaarden Als het voertuig is uitgerust met BCI-functionaliteit, kunnen ook de volgende deactiveringsvoorwaarden worden gebruikt. Neutraalstandvoorwaarden Voorwaarden voor achteruitversnelling Bovengrens motortoerental voor deactivering Ondergrens motortoerental voor deactivering Bovengrens rijsnelheid voor deactivering Ondergrens rijsnelheid voor deactivering Bediening met voertuig in beweging en stilstaand voertuig Gewoonlijk wordt de functie gebruikt voor stilstaande voertuigen aangezien de krachtoverbrenging naar de halve assen ontkoppeld is. De functie ook kan werken als het voertuig rijdt, bijvoorbeeld bij straatreinigingsvoertuigen. In dit geval moet er een andere krachtbron dan de gewone motor op de halve assen van het voertuig werken, bijvoorbeeld een hydraulische aandrijving. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 4 (25)

5 Functie Prise directe Gebruik te allen tijde de prise directe in de hoofdversnellingsbak om bij een werkende krachtafnemer zo min mogelijk warmte te genereren. Prise directe houdt in dat er een versnelling met een overbrengingsverhouding van 1:1 wordt geselecteerd. Gebruik voor een versnellingsbak met overdrive (GRSO) de naasthogere versnelling. Gebruik voor een versnellingsbak zonder overdrive (GR, GRS) de hoogste versnelling. Bij Allison-versnellingsbakken is de 4e de prise directe. Als de krachtafnemer volgens de aanwijzingen in dit document wordt ingeschakeld, schakelt de Opticruise- of Allison-regeleenheid de prise directe automatisch in als aan de volgende voorwaarden is voldaan: De BCI-regeleenheid heeft een bevestigingssignaal ontvangen dat aangeeft dat de krachtafnemer in de aandrijflijn is geactiveerd. De schakelhendel is in stand D en de automatisch stand (Opticruise) of in de stand Drive (Allison) gezet. De koppeling is ingedrukt (als er een koppelingspedaal is). Als de schakelhendel in stand D is gezet voordat de BCI-regeleenheid het bevestigingssignaal heeft ontvangen, wordt de normale wegrijversnelling ingeschakeld. Als een andere versnelling dan de prise directe is vereist, kan dit worden afgesteld met een parameter in SDP3. Hierdoor hoeft de bestuurder niet elke keer bij het inschakelen van de krachtafnemer naar de prise directe op te schakelen. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 5 (25)

6 Functie Motortoerentalregeling Als de krachtafnemer in de aandrijflijn is geïnstalleerd volgens de instructies in dit document, zijn niet alle normale veiligheidsvoorwaarden van toepassing op de aandrijflijn. 1. Dit is nodig om het motortoerental voor deze toepassing te regelen. Scania raadt de functie Regeling van motortoerental aan om het motortoerental te regelen in combinatie met krachtafnemers in de aandrijflijn. Bij een andersoortige toerentalregeling (bijvoorbeeld Handgas) kan het volgende gebeuren: De motorregeleenheid schakelt over op het regelen van de rijsnelheid in plaats van het regelen van het motortoerental als de verwachte rijsnelheid meer dan 20 km/u is. Dit gebeurt als de snelheidssensor niet wordt verplaatst. Zie volgende hoofdstuk. U deactiveert het regelen van het motortoerental door het koppelings- en het rempedaal tegelijkertijd in te trappen. 1. De normale veiligheidsvoorwaarden verlagen het motortoerental tot stationair om te vermijden dat de motor en de remmen elkaar tegenwerken. Raadpleeg Veiligheidsfunctionaliteit in het document "Regeling van motortoerental" voor meer informatie over de veiligheidsfuncties. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 6 (25)

7 Functie Rijsnelheidsensor verplaatsen De rijsnelheidssensor moet om de volgende redenen na de krachtafnemer in de aandrijflijn op de cardanas zijn geplaatst: De rijsnelheidssensor geeft ook na het activeren van de krachtafnemer de juiste snelheid aan. De tachograaf registreert of het voertuig correct wordt gebruikt. Tijdelijke storingscodes in de regeleenheden voor het remsysteem en de versnellingsbak worden vermeden. Deze storingscodes staan een goede werking niet in de weg, maar maken het moeilijker om echte storingen op te sporen. Met Opticruise kan de bestuurder schakelen gedurende de tijd waarin er geen cardanastoerental is geregistreerd. Snelheidssensor Scania raadt het gebruik van hetzelfde aantal tanden als op de oorspronkelijke sensorring aan als de rijsnelheidssensor naar de uitgaande cardanas wordt verplaatst. Als het aantal tanden (pulsen per omwenteling) verandert, moet het SOPS-bestand met SDP3 (Scania Diagnos & Programmer 3) worden bijgewerkt. Hieronder volgen de verschillende varianten: Optie Toerental constant voor rijsnelheidssensoren Pulsen per omwenteling Variantcode A D De variantcode 1541B voor de tussenbak wordt niet vermeld in de tabel omdat Scania de combinatie van tussenbak en krachtafnemer in de aandrijflijn afraadt. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 7 (25)

8 Functie Volledig geautomatiseerde Opticruise Bij voertuigen met volledig geautomatiseerde Opticruise stuurt het gaspedaal de koppeling aan. Het volgende is van toepassing op de koppelingsregeling: Wanneer het gaspedaal is ingetrapt, is de koppeling gesloten. Sluiten van de koppeling wordt geregeld op basis van de mate waarin het gaspedaal wordt ingetrapt. Hoe meer het gaspedaal wordt ingetrapt, hoe sneller de koppeling sluit. De koppeling wordt geopend wanneer het gaspedaal wordt losgelaten voordat de koppeling volledig is gesloten. Zet de rijfunctieschakelaar in de stand N (neutraal) om de aandrijving van de krachtafnemer uit te schakelen. N.B.: De parameterwaarde Remfunctie in werking met krachtafnemer in aandrijflijn regelt of de koppeling moet worden geopend of gesloten wanneer het rempedaal wordt bediend. De standaard waarde is openen van de koppeling. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 8 (25)

9 Functie Beschermende logica voor uitschakelen Na het uitschakelen van de krachtafnemer en het weer inschakelen van de aandrijfassen moeten het koppel en het toerental van de cardanas vanaf de hoofdversnellingsbak zodanig worden teruggebracht dat deze het in- en uitschakelen niet in de weg staan. Gewoonlijk doet de gebruiker dit door voorafgaand aan het uitschakelen van de krachtafnemerschakelaar de stand Neutral in de hoofdversnellingsbak in schakelen. N.B.: Scania raadt aan een beschermcircuit aan te sluiten om het voertuig te beschermen tegen bedieningsfouten die tot mechanische schade kunnen leiden. De functie van het beschermcircuit is de krachtafnemer ingeschakeld te houden totdat het uitgaande toerental laag genoeg is. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 9 (25)

10 Functie Diversen Informatie over het feit dat de krachtafnemer is geactiveerd, wordt naar andere regeleenheden verstuurd en tevens in de instrumentengroep weergegeven. Bevestiging De bestuurder ontvangt een bevestiging dat een van de krachtafnemers geactiveerd is als de controlelamp in de instrumentengroep brandt. De controlelamp is niet uniek en wordt door alle krachtafnemers in het voertuig gebruikt. Daardoor kan de bestuurder niet vaststellen welke krachtafnemer actief is. Bevestiging voor activering van krachtafnemer in instrumentengroep Als het voertuig BCI-functionaliteit heeft, kunnen status- en waarschuwingslampen 2, 8, 9 en 10 worden gebruikt om de bestuurder te melden welke krachtafnemer is geactiveerd. De controlelamp wordt ingesteld met parameters in SDP3. Elke krachtafnemer heeft een uniek bevestigingssignaal dat naar andere systemen in het voertuig wordt gestuurd wanneer deze moeten weten welke krachtafnemer is geactiveerd. Cilinder balanceren De cilinderbalanceerfunctie regelt de hoeveelheid brandstof die in iedere cilinder wordt ingespoten om motortrillingen bij lage motortoerentallen te verminderen. In bepaalde gevallen kunnen als gevolg van de belasting in combinatie met het balanceren van de cilinder de motortrillingen toenemen. In dergelijke gevallen kan de functie worden gedeactiveerd met de parameter Cilinderbalansregeling in SDP3. Regeleenheden achteraf aanbrengen Als een krachtafnemer achteraf wordt aangebracht, moet de BCI-regeleenheid worden geïnstalleerd en het SOPS-bestand (Scania On-board Product Specification) worden bijgewerkt. Als het voertuig geen BCI-regeleenheid heeft, kan deze achteraf worden aangebracht. Neem contact op met een Scania werkplaats voor hulp bij het achteraf aanbrengen van een BCI-regeleenheid. 22: Uitgave 2.1 nl-nl 10 (25)

11 Chassisvoorwaarden Chassisvoorwaarden Productieperiode voertuig Voorbereidingen af fabriek Productielocatie Chassisserienummer Optie Alternatief Variantcode Elektrische voorbereiding voor krachtafnemer in de Met 3545A aandrijflijn Södertälje Zwolle Indien nodig Angers BCI-functionaliteit Met 5837A Carrosseriekabelboom van cabine naar frame pens 2411F São Bernardo do Campo Carrosseriekabelboom in frame 2 m 3023A 8 m 3023D 12 m 3023C 22: Uitgave 2.1 nl-nl 11 (25)

12 Parameters die met behulp van SDP3 kunnen worden afgesteld Parameters die met behulp van SDP3 kunnen worden afgesteld Neem contact op met een Scania dealer als u geen toegang hebt tot SDP3. De parameters worden afgesteld onder functies in SDP3. Parameter Mogelijke waarde Basisinstelling Groep Voorwaarden voor parkeerrem Zonder Zonder Activeren Activeren/deactiveren Cilinder balanceren Actief Inactief wanneer krachtafnemer in gebruik is of voertuig in Inactief beweging is Inactief wanneer krachtafnemer in gebruik is Inactief wanneer krachtafnemer in gebruik is of voertuig in beweging is Motortoerentalbegrenzing voor krachtafnemer in omw/min omw/min aandrijflijn Krachtafnemeraanpassing Actief Actief Inactief Remfunctie in werking met krachtafnemer in aandrijflijn Open koppeling Open koppeling Koppeling gesloten houden Krachtafnemer, vooraf geselecteerde versnelling Niet geactiveerd Niet geactiveerd Voor alle versnellingsbakken behalve GR: 1-12 GR 1-8 Aandrijflijn 22: Uitgave 2.1 nl-nl 12 (25)

13 Parameters die met behulp van SDP3 kunnen worden afgesteld De volgende parameters kunnen worden afgesteld als het voertuig is uitgerust met BCI-functionaliteit: Parameter Mogelijke waarde Basisinstelling Groep Controlelamp Zonder Zonder Controlelamp 1 Controlelamp 2 Controlelamp 3 Controlelamp 4 Type activering Handmatig Handmatig Automatisch Rijstand Voorwaarden voor neutraalstand Zonder Zonder Activeren Activeren/deactiveren Voorwaarden voor achteruitversnelling Met Zonder Zonder Bovengrens motortoerental voor toegestane activering omw/min Zonder Zonder Ondergrens motortoerental voor toegestane activering omw/min Zonder Zonder Bovengrens motortoerental voor deactivering omw/min Zonder Zonder Aandrijflijn 22: Uitgave 2.1 nl-nl 13 (25)

14 Parameters die met behulp van SDP3 kunnen worden afgesteld Parameter Mogelijke waarde Basisinstelling Groep Ondergrens motortoerental voor deactivering omw/min Zonder Zonder Bovengrens rijsnelheid voor deactivering km/u Zonder Zonder Ondergrens rijsnelheid voor deactivering km/u Zonder Zonder Aandrijflijn 22: Uitgave 2.1 nl-nl 14 (25)

15 Een functie aansluiten en activeren Een functie aansluiten en activeren Voorbeelden van functie-activering De installatie van de krachtafnemer in de aandrijflijn wordt uitgevoerd door de carrosseriebouwer. Krachtafnemers in de aandrijflijn moeten altijd een bevestigingssensor hebben op de carrosserie. De sensor wordt dan aangesloten op het bevestigingssignaal in de BCIregeleenheid en regelt de indicatie in de instrumentengroep. Om een krachtafnemer in de aandrijflijn te installeren, moet de snelheidssensor worden verplaatst zoals beschreven onder Snelheidssensor verplaatsen. Type activering BIC (Bodywork Interface Configuration) Extern CAN Activeringsmethode Via pen in C259 of ander signaal in BIC. Bodywork PTO Control: PTO SplitShaft Request 22: Uitgave 2.1 nl-nl 15 (25)

16 Een functie aansluiten en activeren Elektrische voorbereidingen af fabriek Om de installatie van krachtafnemers te vergemakkelijken, zijn er elektrische voorbereidingen voor krachtafnemers. Zie Voorbereidingen af fabriek onder Chassisvoorwaarden. S171 S171 De krachtafnemerregeling is opgenomen in de elektrische voorbereidingen in de BCI-regeleenheid en de kabelboom van de cabine naar het frame. De kabelboom wordt in de fabriek aangebracht en maakt een rechtstreekse aansluiting van de carrosserie op een stekker in het frame mogelijk. C259 1 Onderdeleninformatie en aansluitposities C259 G2 1 Schakelaar Sluitend Aangebracht door carrosseriebouwer 2 Bevestigingssensor Aangebracht door carrosseriebouwer 3 Magneetventiel Aangebracht door carrosseriebouwer Stekkers V151/V152 en B106 bevinden zich aan de binnenzijde van de linker langsligger. B13 V151/V152 B106 2 Informatie over de aansluiting van de krachtafnemer op C259 vindt u in het document Krachtafnemercombinaties onder Krachtafnemers en hydraulica. V151/V152 3 Lijst van aansluitingen van elektrische voorbereiding krachtafnemer in aandrijflijn Signaal Stekker Pen Bevestigingssignaal naar regeleenheid B106 2 Massa voor bevestigingssensor B106 1 Signaal naar magneetventiel V151/V152 1 Massa voor magneetventiel V151/V : Uitgave 2.1 nl-nl 16 (25)

17 Een functie aansluiten en activeren Aansluitvoorbeeld voor handgeschakelde versnellingsbak met of zonder Opticruise Deze beschrijving toont een aansluiting in de cabine. Informatie over het tot stand brengen van de aansluiting met een verlengkabelboom op het chassis vindt u onder de kop Elektrische voorbereiding af fabriek en in het document Kabelboom voor cabine en frame (22:10-080). Aansluiting met behulp van BICT, +24 V en massa Ga als volgt te werk: Sluit de elektrische kabel van de schakelaar aan op een willekeurige ingangspen van stekker C259. Sluit de elektrische kabel van de bevestigingssensor aan op een willekeurige ingangspen van stekker C V C Sluit het magneetventiel aan op een willekeurige uitgangspen van stekker C259. Met behulp van BICT (Bodywork Interface Configuration Tool) wordt het bevestigingssignaal aan de geselecteerde pen toegewezen. 5 4 BCI Schakelaar voor krachtafnemer op ingang op C259 met +24 V of massa 2. Stekker C259 in carrosserie-interface 3. BCI-regeleenheid 4. Magneetventiel voor krachtafnemer naar uitgang op C Bevestigingssensor, ingang op C259 22: Uitgave 2.1 nl-nl 17 (25)

18 Een functie aansluiten en activeren Signaaltype Activeringsmethode 1 Pen (BWE) +24 V naar geselecteerde pen op C259 of Aarding van geselecteerde pen op C259 4 C259 pin (1 10), High or low 2 3 Power take-off with acknowledgment C259 pin (11 16) C259 pin (1 10), High or low BCI 1. De geselecteerde pen voor het activeren van de krachtafnemer 2. Functieobject voor krachtafnemer in aandrijflijn 3. Pen voor aansluiting van magneetventiel 4. Pen voor aansluiting van bevestigingssensor 22: Uitgave 2.1 nl-nl 18 (25)

19 Een functie aansluiten en activeren Aansluiting via externe CAN. Deze beschrijving toont een aansluiting in de cabine. Informatie over het tot stand brengen van de aansluiting met een verlengkabelboom op het chassis vindt u onder de kop Elektrische voorbereiding af fabriek en in het document Kabelboom voor cabine en frame (22:10-080). Meer informatie over CAN vindt u in de documenten CAN onder Elektrische systemen. Om een aansluiting tot stand te kunnen brengen via externe CAN is het volgende vereist: Het voertuig is uitgerust met BCI-functionaliteit variantcode 5837A De parameter voor externe CAN is geactiveerd De aansluiting gebeurt direct op stekker C493 (externe CAN-low naar pen 3 en externe CAN-high naar pen 4). 3 C Signaaltype CAN Bericht Bodywork PTO Control: PTO SplitShaft Request 4 Ga als volgt te werk: Sluit de elektrische kabel van de bevestigingssensor aan op een willekeurige uitgangspen van stekker C259. Sluit het magneetventiel aan op een willekeurige uitgangspen van stekker C259. Met behulp van BICT (Bodywork Interface Configuration Tool) wordt het bevestigingssignaal aan de geselecteerde pen toegewezen. BCI C CAN 1. CAN-interface, externe CAN 2. Stekker C493 voor externe CAN-aansluiting 3. BCI-regeleenheid 4. Stekker C259 in carrosserie-interface 5. Magneetventiel voor krachtafnemer naar uitgang op C Bevestigingssensor, ingang op C : Uitgave 2.1 nl-nl 19 (25)

20 Een functie aansluiten en activeren Signaaltype Pen (BWE) Bevestigingssignaal, activeringsmethode +24 V naar geselecteerde pen op C259 of 1 C259 pin (1 10), High or low 2 3 Power take-off with acknowledgment C259 pin (11 16) Aarding van geselecteerde pen op C259 BCI 1. Pen voor aansluiting van bevestigingssensor 2. Functieobject voor krachtafnemer in aandrijflijn 3. Pen voor aansluiting van magneetventiel 22: Uitgave 2.1 nl-nl 20 (25)

21 Een functie aansluiten en activeren Aansluitvoorbeeld voor automatische transmissie Deze beschrijving toont een aansluiting in de cabine. Informatie over het tot stand brengen van de aansluiting met een verlengkabelboom op het chassis vindt u onder de kop Elektrische voorbereiding af fabriek en in het document Kabelboom voor cabine en frame (22:10-080) V C Aansluiting met behulp van BICT, +24 V en massa Ga als volgt te werk: Sluit de elektrische kabel van de schakelaar aan op een willekeurige ingangspen van stekker C BCI Sluit de elektrische kabel van de bevestigingssensor aan op een willekeurige ingangspen van stekker C259. Sluit het magneetventiel aan op een willekeurige uitgangspen van stekker C259. C449 Installeer een relais om de regeleenheid van de versnellingsbak te melden dat een krachtafnemer is ingeschakeld. Met behulp van BICT (Bodywork Interface Configuration Tool) wordt de functie aan de geselecteerde pen toegewezen Schakelaar voor krachtafnemer op ingang op C259 met +24 V of massa 2. Stekker C259 in carrosserie-interface 3. BCI-regeleenheid 4. Magneetventiel voor krachtafnemer naar uitgang op C Bevestigingssensor, ingang op C Stekker C449 in carrosserie-interface 7. Relais 22: Uitgave 2.1 nl-nl 21 (25)

22 Een functie aansluiten en activeren Signaaltype Bevestigingssignaal, activeringsmethode 1 Pen (BWE) +24 V naar geselecteerde pen op C259 of Aarding van geselecteerde pen op C259 4 C259 pin (1 10), High or low 2 3 Power take-off with acknowledgment C259 pin (11 16) C259 pin (1 10), High or low BCI 5 6 Power take-off engaged C259 pin (11 16) De geselecteerde pen voor het activeren van de krachtafnemer 2. Functieobject voor krachtafnemer in aandrijflijn 3. Pen voor aansluiting van magneetventiel 4. Pen voor aansluiting van bevestigingssensor 5. Informatiesignaal krachtafnemer in aandrijflijn ingeschakeld 6. Pen voor aansluiting van relais 22: Uitgave 2.1 nl-nl 22 (25)

23 Een functie aansluiten en activeren Voorbeeld van aansluiting via externe CAN Deze beschrijving toont een aansluiting in de cabine. Informatie over het tot stand brengen van de aansluiting met een verlengkabelboom op het chassis vindt u onder de kop Elektrische voorbereiding af fabriek en in het document Kabelboom voor cabine en frame (22:10-080). Om een aansluiting tot stand te kunnen brengen via externe CAN is het volgende vereist: Het voertuig is uitgerust met BCI-functionaliteit variantcode 5837A De parameter voor externe CAN is geactiveerd Meer informatie over CAN vindt u in de documenten CAN onder Elektrische systemen C BCI 4 C De aansluiting gebeurt direct op stekker C493 (externe CAN-low naar pen 3 en externe CAN-high naar pen 4). 1 CAN Signaaltype Bericht CAN Bodywork PTO Control: PTO SplitShaft Request Ga als volgt te werk: C Sluit de elektrische kabel van de bevestigingssensor aan op een willekeurige ingangspen van stekker C259. Sluit het magneetventiel aan op een willekeurige uitgangspen van stekker C259. Installeer een relais om de regeleenheid van de versnellingsbak te melden dat een krachtafnemer is ingeschakeld. Met behulp van BICT (Bodywork Interface Configuration Tool) wordt het bevestigingssignaal aan de geselecteerde pen toegewezen CAN-interface, externe CAN 2. Stekker C493 voor externe CAN-aansluiting 3. BCI-regeleenheid 4. Stekker C259 in carrosserie-interface 5. Magneetventiel voor krachtafnemer naar uitgang op C Bevestigingssensor, ingang op C Stekker C449 in carrosserie-interface 8. Relais : Uitgave 2.1 nl-nl 23 (25)

24 Een functie aansluiten en activeren Signaaltype Pen (BWE) Bevestigingssignaal, activeringsmethode +24 V naar geselecteerde pen op C259 of 1 C259 pin (1 10), High or low 2 3 Power take-off with acknowledgment C259 pin (11 16) Aarding van geselecteerde pen op C Power take-off engaged C259 pin (11 16) BCI 1. Pen voor aansluiting van bevestigingssensor 2. Functieobject voor krachtafnemer in aandrijflijn 3. Pen voor aansluiting van magneetventiel 4. Informatiesignaal krachtafnemer in aandrijflijn ingeschakeld 5. Pen voor aansluiting van relais 22: Uitgave 2.1 nl-nl 24 (25)

25 Een functie aansluiten en activeren Allison-versnellingsbak herprogrammeren De Allison-versnellingsbakregeleenheid moeten opnieuw worden geprogrammeerd op een speciaal hiervoor bedoeld Vocation package met een Pump Mode Program. Het opnieuw programmeren wordt uitgevoerd door een Allison-dealer of -werkplaats. Dit voorbeeld is gebaseerd op Allison Vocation Package 124, Brandweer- en noodhulpwagens. Het voordeel van dit voorbeeld is dat alle noodzakelijke elektrische kabels en pennen via aansluiting C449 toegankelijk zijn. Bij andere opties moeten er pennen worden geschakeld. Raadpleeg altijd de aansluitinstructies van Allison voor het desbetreffende Vocation Package. N.B.: SDP3 herkent alleen een Vocation Package dat door Scania geprogrammeerd is. De reden is dat het artikelnummer niet geldig is. Storingscodes kunnen worden afgelezen, maar hun verklarende tekst niet. Beschermende logica voor uitschakelen Ter bescherming van de versnellingsbak kan beschermende logica worden aangesloten. Beschermende logica voorkomt dat het systeem wordt uitgeschakeld voordat het toerental van de versnellingsbak laag genoeg is. Neem contact op met een Scania dealer voor meer informatie. Voorbeeld: Vrachtwagen met betonpomp : Uitgave 2.1 nl-nl 25 (25)