Afstelbare parameters - Signalering en zichtbaarheidssystemen

Transcriptie

1 Inleiding Inleiding De lijst van afstelbare parameters is beperkt tot die parameters die relevant worden geacht voor carrosseriebouwers. Bezoek voor meer informatie over de huidige parameters voor een bepaald voertuig een erkende Scania werkplaats. De parameters zijn opgeslagen in verschillende regeleenheden van het voertuig en kunnen worden afgesteld met behulp van SDP3 (Scania Diagnos & Programmer 3) en SDP3 voor carrosseriebouwers. Dit document is een uitgebreide lijst. Welke parameters en instellingen beschikbaar zijn in een specifiek voertuig hangt af van hoe het voertuig is uitgerust en van de voertuigspecificatie. Afgezien van de instelbare parameters zijn er ook parameters voor de fysieke specificatie van het voertuig in een SOPS-bestand (Scania On-board Product Specification). Dit type parameter moet wellicht worden bijgewerkt wanneer een conversie wordt uitgevoerd. Raadpleeg voor meer informatie over SOPS het document Regeleenheden herprogrammeren onder Algemene informatie. 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 1 (12)

2 Inleiding SDP3 voor carrosseriebouwers Met behulp van SDP3 voor carrosseriebouwers kunnen carrosseriebouwers de parameters controleren en aanpassen die in dit document worden beschreven. SDP3 voor carrosseriebouwers is een gelimiteerde versie van SDP3, die door Scania werkplaatsen wordt gebruikt. De applicatie is beperkt tot de zaken m.b.t. parameters voor carrosseriebouwers. Systeemaanduidingen BWS EMS SMS COO VIS ICL LAS Carrosseriesysteem Motorregelsysteem Regelsysteem ophanging Coördinator Zichtbaarheidssysteem Instrumentengroep Vergrendelings- en alarmsysteem Beschrijving van afstelbare parameters Iedere parameter wordt geïdentificeerd door de relevante parameteraanduiding in het kopje. Iedere parameteraanduiding eindigt met het systeem waarop de parameter is toegewezen (aangegeven tussen haakjes). 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 2 (12)

3 Signalering Signalering Claxon (BWS) Hier kunt u de voorwaarden instellen waaronder het op afstand activeren van de claxon moet worden toegestaan. U heeft de volgende mogelijkheden. Afhankelijk - De claxon kan alleen op afstand worden geactiveerd wanneer het voertuig stil staat. Onafhankelijk - De claxon kan op afstand worden geactiveerd ongeacht de voertuigsnelheid. Zonder - De functie kan niet worden ingeschakeld. Basisinstelling: Afhankelijk Activeringssignaal voor claxon (BWS) Hier kan het signaaltype worden ingesteld dat wordt verstuurd wanneer wordt verzocht om het op afstand activeren van de claxon. Actief laag - Een signaal dat actief is wanneer de digitale waarde laag is. Externe CAN - Een CAN-signaal afkomstig van de CAN-bus voor externe carrosserie. Basisinstelling: Actief laag 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 3 (12)

4 Signalering Activering van knipperen met grootlicht en verstralers (BWS) Hier kunt u de omstandigheden instellen waaronder activering van het grootlichtsignaal op afstand is toegestaan en ook of deze afhankelijk van de snelheid moet zijn. U heeft de volgende opties: Afhankelijk - Het grootlichtknippersignaal kan alleen op afstand worden geactiveerd wanneer het voertuig stil staat. Onafhankelijk - Het grootlichtknippersignaal kan op afstand worden geactiveerd ongeacht de voertuigsnelheid. Zonder - De functie kan niet worden ingeschakeld. Met verstralers - Zowel grootlicht als verstralers knipperen tegelijkertijd. Wisselend grootlicht - Rechter en linker grootlicht knipperen beurtelings. Wisselende verstralers - Zowel grootlicht als verstralers knipperen afwisselend met de rechter- of linkerlamp. Basisinstelling: Afhankelijk Verklaring: Als u Met verstralers, Wisselend grootlicht en Wisselende verstralers selecteert, dan is activering op afstand onafhankelijk van de voertuigsnelheid. 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 4 (12)

5 Signalering Knipperfrequentie tijdens wisselend knipperen met grootlicht en verstralers (BWS) Hier kunt u de frequentie aangeven waarmee het grootlicht en de verstralers afwisselend knipperen. 0,50 Hz. 0,83 Hz. 1 Hz. 1,25 Hz. 1,67 Hz. 2,50 Hz. Basisinstelling: 1 Hz Selectie van signaalingang voor activeringssignaal voor koplampen (BWS) Hier kan het het type signaalingang worden ingesteld dat moet worden gebruikt wanneer wordt verzocht om het op afstand activeren van de koplampen. Actief laag - Een signaal dat actief is wanneer de digitale waarde laag is. Externe CAN - Het signaal is afkomstig van de externe CAN-bus in de carrosserie. Basisinstelling: Actief laag 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 5 (12)

6 Signalering Waarschuwingsknipperlichtsignaal (BWS) Hier kunt u instellen wanneer u de waarschuwingsknipperlichten op afstand wilt kunnen inschakelen. U heeft de volgende mogelijkheden. Geen controle - Deze optie betekent dat er geen controle wordt uitgevoerd om vast te stellen of de schakelaar waarmee afstandsbediening wordt ingeschakeld (EXT) is ingeschakeld of om vast te stellen dat de signalen in de juiste volgorde zijn ingeschakeld. Geen - Deze optie betekent dat er geen controle wordt uitgevoerd om te bepalen of de signalen in de juiste volgorde zijn geactiveerd, maar er wordt een controle wordt uitgevoerd om vast te stellen of de schakelaar die de afstandsbediening (EXT) regelt is ingeschakeld. Afhankelijk - Het inschakelen van de waarschuwingssignalen op afstand is alleen mogelijk wanneer het voertuig stil staat. Er wordt geen andere controle uitgevoerd. Onafhankelijk - Het inschakelen van de waarschuwingssignalen op afstand is mogelijk ongeacht de voertuigsnelheid. Er wordt geen andere controle uitgevoerd. Zonder - De functie kan niet worden ingeschakeld. Basisinstelling: Afhankelijk 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 6 (12)

7 Signalering Activeringssignaal voor waarschuwingsknipperlichtsignaal (BWS) Hier kan het signaaltype worden ingesteld dat wordt verstuurd wanneer wordt verzocht om het op afstand activeren van het noodwaarschuwingssignaal. Actief laag - Een signaal dat actief is wanneer de digitale waarde laag is. Externe CAN - Een CAN-signaal afkomstig van de CAN-bus voor externe carrosserie. Basisinstelling: Actief laag 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 7 (12)

8 Verlichting Verlichting Verlichting overdag Instellingen verlichting overdag (VIS) Hier kunt u instellen welke lampen moeten worden gebruikt als verlichting overdag. Indien het voertuig is uitgerust met mistlampen of LED, dan kunnen deze ook worden geselecteerd. 1 2 Zonder: Geen verlichting overdag Met dimlicht: Dimlicht gebruikt als verlichting overdag. Met dimlicht of mistlampen: Dimlicht of mistlampen en positielampen als rijverlichting overdag. LED met positieverlichting Optie 1 (zie afbeelding) LED zonder positieverlichting Optie 1 (zie afbeelding) LED met positieverlichting Optie 2 (zie afbeelding) LED zonder positieverlichting Optie 2 (zie afbeelding) Basisinstelling: Volgens de voertuigspecificatie. Verklaring: Het aantal mogelijke opties hangt af van de op het voertuig aangebrachte verlichting volgens de voertuigspecificatie. 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 8 (12)

9 Verlichting Werkverlichting Werkverlichting samen met achteruitrijlichten (VIS) Deze parameter wordt gebruikt voor het instellen van werkverlichting in combinatie met achteruitrijlichten. Optie 1 - Normale werking van werkverlichting en achteruitrijlichten. Methode 2: De werkverlichting brandt ook wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld. Deze functie wordt geactiveerd en gedeactiveerd door de werkverlichtingsschakelaar S58 gedurende 3 seconden ingedrukt te houden. Basisinstelling: Optie 1. Verklaring: Bij voertuigen geproduceerd van januari t/m augustus 2006 met CUV artikelnummer brandt het achteruitrijlicht tevens wanneer de werkverlichting brandt. Bij voertuigen geproduceerd vanaf 24 augustus 2006 met CUV artikelnummer worden de achteruitrijlichten en de werkverlichting tegelijk geactiveerd wanneer het activeringssignaal afkomstig is van de achteruitversnelling. Wanneer het activeringssignaal afkomstig is van een van de werkverlichtingsschakelaar, wordt alleen de werkverlichting geactiveerd. Wanneer deze functie is geactiveerd, dan gaat de controlelamp werkverlichtingsschakelaar knipperen. Werkverlichting uitschakelen bij een bepaalde snelheid (VIS) De werkverlichting kan via deze parameter worden ingesteld, zodat deze automatisch worden uitgeschakeld wanneer het voertuig een bepaalde snelheid overschrijdt. De instelling kan worden afgesteld onafhankelijk van de snelheid of tussen 5 en 40 km/u. Zonder - De werkverlichting wordt niet uitgeschakeld km/u in stappen van 5 km/u. Basisinstelling: 20 km/u 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 9 (12)

10 Verlichting Verlichting vóór Regeling verstralers (VIS) Deze parameter kan worden gebruikt om in te stellen hoe de verstralers moeten worden ingeschakeld. Optie 1 - De verstralers in de zonneklep of in de bumper moeten worden ingeschakeld, maar nooit allebei tegelijk. Optie 2 - De verstralers in zowel de zonneklep als de bumper worden ingeschakeld. Basisinstelling: Optie 1. Hoog gemonteerde koplampen (VIS) Deze parameter kan worden gebruikt om te selecteren of de hoog gemonteerde koplampen voor groot- en dimlicht afzonderlijk of tegelijkertijd moeten worden ingeschakeld. De afstelling is alleen mogelijk wanneer het voertuig in de fabriek is uitgerust met de parameter voor de optie hoog gemonteerde koplampen. Als het voertuig achteraf wordt uitgerust met hoog gemonteerde koplampen, dan is een fabrieksondersteunde conversie nodig om deze parameter te activeren. Optie 1 - Groot- en dimlicht afzonderlijk. Optie 2 - Groot- en dimlicht parallel. Basisinstelling: Optie 1 als het voertuig is uitgerust met H4, optie 2 als voertuig is uitgerust met Xenon. 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 10 (12)

11 Verlichting Aantal voorste richtingaanwijzers (VIS) Deze parameter kan worden gebruikt voor het wijzigen van het aantal voorste richtingaanwijzers. Als een conversie bij het voertuig is uitgevoerd en het aantal voorste richtingaanwijzers is gewijzigd, dan moet dit worden afgesteld met behulp van de parameter. De parameter zorgt ervoor dat het controleren van de richtingaanwijzers in de instrumentengroep naar behoren werkt. Als een van de gloeilampen van de richtingaanwijzer defect is, dan wordt dit aangegeven wanneer de controlelamp voor de richtingaanwijzer in de instrumentengroep dooft. 1 richtingaanwijzer per zijde (alleen bussen) 2 richtingaanwijzers per zijde 3 richtingaanwijzers per zijde Thuiskomstverlichting Noodrijverlichting (VIS) Deze parameter kan worden gebruikt om de noodrijverlichting van het geparkeerd voertuig te selecteren. Zonder Met Basisinstelling: Met 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 11 (12)

12 Ruitenwissers Ruitenwissers Ruitenwissers (BWS) Geeft aan of de ruitenwissers op afstand bediend kunnen worden en zo ja, met welke snelheid. Zonder - wil zeggen dat de afstandsbediening van de ruitenwissers niet werkt. Lage snelheid - de ruitenwissers bewegen langzaam na activering met de afstandsbediening. Hoge snelheid - de ruitenwissers bewegen snel na activering met de afstandsbediening. Basisinstelling: Zonder Selectie van signaalingang voor activering van ruitenwissers (BWS) Hier kan het signaaltype worden ingesteld dat naar de carrosserieregeleenheid moet worden gestuurd wanneer de ruitenwissers worden geactiveerd. Actief laag - Een signaal dat actief is wanneer de digitale waarde laag is. Externe CAN - Het signaal is afkomstig van de externe CAN-bus in de carrosserie. Basisinstelling: Actief laag 11:70-01/04 Uitgave 2.4 nl-nl 12 (12)