Inleiding en probleemstelling.
|
|
- Wouter de Veer
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 D E O O RZA K EN VA N H E T V E R V A L VA N D E H ARIN G V IS S E R IJ T E V LA A R D IN G EN *) D O O R J. P O O T 1. Inleiding en probleemstelling. Het doel van deze studie is na te gaan, welke de oorzaken zijn van het feit, dat in de voormalige haringstad Vlaardingen de haringvisserij vrijwel ten onder is gegaan, terwijl daarentegen de visserij zich te Scheveningen of te Katwijk heeft kunnen handhaven. Dit verschijnsel is des te meer opvallend, aangezien te Vlaardingen vele omstandigheden, naar het scheen, gunstig waren voor het voortbestaan van de visserij. Het was bijvoorbeeld steeds, ook nog in de periode , de belangrijkste Nederlandse aanvoer- en handelsplaats van haring. Het beschikte steeds over een prachtige altijd bereikbare haven met een uitstekend technische outillage. Scheveningen daarentegen, hoewel in wellicht enigszins gunstiger omstandigheden verkerend door zijn ligging aan de Noordzee, beschikt eerst sedert 1904 over een haven, die echter alleen bij vloed behoorlijk bereikbaar is.1) In Katwijk is zelfs helemaal geen haven aanwezig. Tengevolge daarvan moet de visserij aldaar zich belangrijke geldelijke offers getroosten en niettemin is Katwijk de tweede Vissersplaats van Nederland geworden.2) Nog ingewikkelder wordt dit vraagstuk nu vaststaat, dat het verval van de visserij niet als een probleem op zich zelf kan worden beschouwd. Immers verschillende andere, soms heel belangrijke, visserplaatsen, zoals Maassluis hebben als zodanig reeds voor Vlaardingen opgehouden te bestaan. In zijn economisch-geographische dissertatie is Dr. A. W. Schippers nader op deze kwestie ingegaan en zoals, gezien de titel van dit boek, te verwachten valt, zoekt hij daarbij de verklaring in het ongunstig worden de stanplaats-factoren 3). Hij hecht, wat dit laatste betreft, grote betekenis aan de geographische ligging der havens en de technische outillage daarvan. Één van zijn conclusies is Historisch is deze ontwikkeling van het zich in de richting van de kust verplaatsende Noordzee-visserij- *) Verslag van de Commissie van advies voor de Scheveningse havens ) Een vissershaven voor Katwijk? ) A. W. Schippers: De standplaatsfactoren der grote haringvisserij 1925.
2 240 J. POOT bedrijf duidelijk aan te wijzen. De huidige generatie heeft nog Enkhuizen, Schiedam, Zwartewaal, Middelharnis en Pernis als Noordzeevisserijplaatsen zien uitschakelen en thans zal binnen enkele jaren Maassluis volgen 4). Overigens is hij niet geheel consequent, waar hij later opmerkt Komt in de huidige outillage van de buitenhaven (van Scheveningen) geen verandering, dan zal het visserijbedrijf aldaar nooit meer tot bloei komen en na een twintigtal jaren, mogelijk reeds eerder verdwenen zijn 5). Hoewel dus zijn voorspelling aangaande de gang van zaken te Maassluis is bewaarheid, is dit ten aanzien van Scheveningen niet het geval geweest. Integendeel, ondanks de ook thans nog onbevredigende toestand van de haven, heeft Scheveningen kans gezien de eerste vissersplaats van Nederland te worden en te blijven. Niet zozeer wegens het feit, dat de voorspelling betreffende Scheveningen niet is uitgekomen, moet de standplaats-theorie onbevredigend worden geacht. Juist de omstandigheid, dat zij geen afdoende verklaring kan geven voor het verval van de kustdorpen, W ijk aan Zee, Egmond aan Zee enerzijds en de opkomst van Katwijk tot de tweede vissersplaats van Nederland anderzijds, maakt haar weinig bruikbaar. Aan deze theorie kleeft dus het grote bezwaar, dat zonder nader onderzoek al blijkt, dat zij in de meeste gevallen niet opgaat. Ook de theorie van de verdringing van de haringvisserij door de industrie, zoals deze thans voor Vlaardingen opgeld doet, gaat aan hetzelfde euvel mank. Het is toch wel duidelijk, dat in ieder geval in de voormalige kustvissersplaatsen en de dorpen Zwartewaal en Middelharnis de visserij niet door de jndustrie is verdrongen en het zal wellicht ook niet onjuist zijn te beweren, dat dit in Maassluis, dat immers niet eenbelangrijke industrievesting als Vlaardingen heeft gekend, evenmin het geval is geweest. Daartegen pleit trouwens ook reeds het catastrophale karakter van het verval van de haringvisserij aldaar. Binnen een tijdsbestek van 10 jaar was van de eens zo machtige haringvloot van Maassluis, die in 1916: 128 loggers, waarvan 10 stoom- en 3 moterloggers, telde, vrijwel niets meer over. Laatstgenoemde theorie is dan ook waarschijnlijk het gevolg van het vrijwel gelijktijdige optreden van de industrievestiging te Vlaardingen en de achteruitgang van de betekenis van de haringvisserij aldaar na Dr. C. Visser heeft in een artikel Het conflict tussen de haringvisserij en de industrialisatie aan de Beneden-Maas voor het eerst de aandacht gevestigd op dit verschijnsel7). In bedoeld artikel, merkt hij op Door de industralisering dezer streek en de gemakkelijke verbinding met grote arbeidsvacuums als Rotterdam komt nu de vissersbevolking te staan voor de keus tussen twee.bedrijven. E n even verder De tendens is vernietiging van: de vissersbevolking en de omvorming van deze tot industriearbeiders. Tevens op de duur zal de industrie de visserij verdringen 8). Ook het Economisch Technologisch Instituut voor Zuid- Holland blijkt een aanhanger van de verdringingstheorie te zijn. In zijn rapport over Vlaardingen wordt daarover opgemerkt. Gaat men na, welke de oorzaken van dit verschijnsel zijn, (namelijk van de afneming van het aandeel van Vlaardingen in de Nederlandse visvangst), dan kan men zich niet onttrekken aan de indruk, dat er een wederzijdse beïnvloeding te constateren valt tussen de gang van zaken in de visserij en de industrie, welke zich afspeelt op het terrein van de arbeidsvoorziening. Deze 4) A. W. Schippers blz ) A. W. Schippers blz ) Zie Naamlijst der Nederlandse rederijen en haringschepen ) T.E.G blz. 142 e.v. 8) T.E.G blz. 145 en 146.
3 DE OORZAKEN VAN H ET VERVAL VAN DE HARINGVISSERIJ 241 strijd wordt, zien wij het goed, voor de industrie die niet historisch met de visserij verbonden is, in de jaren 1920/30 gestreden en door de nijverheid gewonnen9). Het komt er dus op neer, dat door de voorstanders van bovengenoemde theorie wordt beweerd, dat het verval van de visserij te Vlaardingen na 1920 in eerste instantie aan de industrie aldaar zou zijn te wijten. Als gevolg namelijk van de betere bestaansmogelijkheden in de nijverheid, zouden vele vissers industriearbeider geworden zijn. De gerezen moeilijkheden in verband met de personeelsvoorziening van de vloot zouden dan het verval van de visserij te Vlaardingen na 1920 hebben veroorzaakt. De achteruitgang van deze bedrijfstak zou dus niet inhaerent zijn aan de gang van zaken in de visserij zelf, maar te wijten zijn aan invloeden van buiten af. In deze studie zal nu worden nagegaan in hoeverre hier van een correlatie tussen beide verschijnselen sprake is, of dat hiervoor andere oorzaken aanwijsbaar zijn, die algemeen geldig zijn en niet slechts het verval van één vissersplaats kunnen verklaren. II. H et verval van de haringvisserij te Vlaardingen in het algemeen en van de achteruitgang van de vissersbevolking aldaar in het bijzonder. Alvorens de toestand van de visserij te Vlaardingen te bespreken, zal een kort overzicht worden gegeven van de situatie in het Nederlandse visserijbedrijf. Reeds spoedig na de le wereldoorlog vond een snelle en aanzienlijke inkrimping van het haringvisserijbedrijf plaats waardoor een einde kwam aan de grote bloei, die in 1869 door de gunstige afzetmogelijkheden naar het buitenland 10). Hoewel na enige jaren een opleving viel te constateren, ging door de economische depressie, die na 1930 optrad, de haringvisserij, naar het scheen, voor goed achteruit. Ook de aanvankelijke voorspoedige jaren na 1945 hebben aan deze achteruitgang geen einde kunnen maken. Als gevolg van deze ontwikkeling is het aantal zeevissers en haringschepen sterk afgenomen. In het topjaar 1916 waren namelijk in totaal ongeveer vissers op de haringvloot werkzaam, in 1947 was dit aantal tot ± 3800 teruggelopen. W a t dit betekent wordt duidelijk, indien men nagaat, dat bijna een eeuw' geleden, nog voor de bloei der haringvisserij, de bemanning van de Nederlandse haringvloot >reeds 3000 vissers telde. Terw ijl nu de totale vissersbevolking na een tijdsverloop van 100 jaren vrijwel stationnair is gebleven, is inmiddels de Rijksbevolking meer dan verdrievoudigd. Tegen de achtergrond van deze verschijnselen dient de gang van zaken in het visserijbedrijf te Vlaardingen te worden bezien. Ook deze plaats heeft na 1869 zijn 9) De industriële Structuur van Vlaardingen" 1949, blz ) A. G. U. Hildebrandt: De Nederlandse visserij (De Ned. huishouding tussen twee wereldoorlogen 1947 blz. 7.
4 242 J, POOT /$ot J925 V/aard/naen 19*7 H A. Vinersbevo/kfng B. Rederij plaats C Rawoerp/aate D Hondeliplaali Ui'éyeotruktin % van/i et f/ed 7iiaa/. Schemlnaen bloeitijdperk gekend11). Het aantal schepen nam aanzienlijk toe, namelijk van 51 schepen in 1869 tot 192 schepen (waaronder 48 stoom- en 6 motorloggers) in ). Het werd niet alleen de aanvoerplaats van de Vlaardingse schepen, maar bovendien van vele vissersvaartuigen van de kustdorpen Scheveningen, Katwijk enz. Een grote bedrijvigheid was daarvan het gevolg. De Nederlandse haringhandel werd voor het grootste gedeelte in Vlaardingen geconcentreerd. N a 1920, maar vooal na 1930, is aan deze bedrijvigheid op het gebied van de haringvisserij langzamerhand een einde gekomen. Verschillende cijfers kunnen daaromtrent inzicht verschaffen. Allereerst dan de gegevens van het aantal werknemers in de visserij en haar nevenbedrijven. Hoewel bij vergelijking van de cijfers van de beroepsstructuren van de verschillende jaren enige voorzichtigheid moet worden betracht gewezen werd reeds op de in geheel Nederland geldende tendens, dat de betekenis van de visserij na 1920 in relatieve en absolute zin belangrijk is afgenomen wordt hierdoor toch vrij goed aangegeven, dat de gevolgen van de achteruitgang der Nederlandse haringvisserij, Vlaardingen niet bespaard zijn gebleven. In 1889, 1899 en 1909, was gemiddeld 55 % van de Vlaardingse werknemers in het particuliere, bedrijfsleven werkzaam in de visserij en haar nevenbedrijven, in 1930 en 1947 was dit cijfer teruggelopen tot respectievelijk 22 % en 8 %. In absolute zin was er eveneens van een sterke achteruitgang sprake. Het aantal werknemers in genoemde bedrijfstak werkzaam, bedroeg in 1909>en 1947 respectievelijk 2464 en 847 personen13). Daarnaast is de omvang der vloot aanzienlijk ingekrompen. In 1916 was deze, zoals gezegd, samengesteld uit 192 schepen, waarvan 48 stoom en 6 motorloggers, terwijl in 1947 haar omvang was afgënomen tot 25 stoom- en 9 motorloggers. De vangst der gezamenlijke Vlaardingse 11) M. den Breems: Uit Vlaardings bloeitijdperk ) Naamlijst 1859, ) M. den Breems: V an vissersplaats tot industriestad
5 DE OORZAKEN VAN HET VERVAL VAN DE HARINGVISSERIJ 243 schepen bedroeg in 1947 slechts 2 0 % van de totale Nederlandse vangst; in 1916 en 1925 bedroeg deze respectievelijk 2 8 % en 3 4 %. Tenslotte nam ook de aanvoer te Vlaardingen aanzienlijk af. In het jaar 1901 vond nog 69 % van de Nederlandse haringaanvoer te Vlaardingen plaats tegenover 22 % in 1947 W). Uit het bovenstaande is dus gebleken, dat met betrekking tot de haringvisserij, Vlaardingen niet meer de positie van voorheen bekleedt. Hoewel de cijfers omtrent de aanvoercapaciteit deze positie het best belichten, zal daarop niet verder worden ingegaan, aangezien het voor het doel van het onderzoek van meer belang is, een beeld te geven van de loop van de visserbevolking te Vlaardingen. Indien wordt nagegaan, hoe groot het aantal zeevissers in Vlaardingen was, dan blijkt dit aantal, conform aan de algemene tendens, in absolute zin toe te nemen van 1859 tot 1916 (resp. 652 en 1204) en te dalen na laatstgenoemd jaar (1920: 829; 1930: 657; 1947: 305). In procenten van de totale bevolking uitgedrukt: 1859: 17; 1889: 13; 1899: 11, 5; 1916: 10; 1920: 6, 25; 1930: 4, 75; 1947: ). Opmerkelijk is echter, dat al sedert 1859 een relatieve achteruitgang van de positie der zeevissers kan worden waargenomen. Dit is des te meer opvallend, aangezien hieruit blijkt, dat met betrekking tot de ontwikkeling van de vissersbevolking t.o.v. de totale bevolking van Vlaardingen, niet van een principieel verschil tussen het bloei- en het vervaltijdperk kan worden gesproken. V an belang is het voorts na te gaan, welk deel de Vlaardingers uitmaakten van de totale bemanning van de (Vlaardingse) vissersvloot. 1. Vlaardingen heeft zelf nooit geheel in de personeelsbehoeften van de vloot kunnen voorzien. O ok bier bestaat geen principieel verschil tussen de periode vóór en na V anaf 1896 geldt dat, zij het met vrij grote spreiding, de helft van de bemanning uit Vlaardingers bestond.16) 2. Na de toeneming tot 1916, vond tussen 1919 en 1922 een sterke achteruitgang van de Vlaardingse vissersbevolking plaats. Daarna trad enig herstel in, dat op de duur tijdens de economische depressie na 1930 weer te niet werd gedaan. Het aantal Vlaardingers bleef echter in het begin van deze periode op dezelfde hoogte als omstreeks het jaar 1922 het geval w as.17) Hieruit valt op te maken, dat het vnl. de vier voor de visserij slechte jaren na de eerste wereldoorlog zijn geweest, die de grote vermindering van de bemanning hebben teweeggebracht. 3. In het algemeen kan worden vastgesteld, dat in de jaren van de grootste expansie van de vloot ( ), wat de Vlaardingers aangaat, het grootste personeelstekort optreedt. In genoemde periode bedraagt het aantal Vlaardingers niet meer dan 40 procent van de totale bemanning. Daarentegen treedt in de slechtste jaren voor 14) Mededelingen en Verslagen van de Staat der Nederlandse zeevisserij ; Mededeligen en Verslagen van de visserijinspectie ; Mededelingen en Verslagen van de Afdeling Visserijen ) Beroepsstellingen C.B.S.; Monsterrollen. 16) V óór dat jaar was het tekort eveneens vrij aanzienlijk: in 1859 waren reeds 250 van de 900 vissers uit andere plaatsen dan Vlaardingen afkomstig. 1T) Aantal Vlaardingers in 1916: 1204; 1922: 540; 1925: 806; 1929: 710; 1932: 590; 1936: 542.
6 244 J. POOT de visserij ( ) het geringste personeelstekort op. In de laatste periode bestaat gemiddeld 70 procent van de bemanning uit Vlaardingers. Het behandelde verschijnsel geeft dus aan, dat de groei van de vissersbevolking slechts betrekkelijk langzaam de ontwikkeling van de personeelsbehoeften van de vloot veroorzaakt door uitbreiding of inkrimping van het aantal schepen volgt. Er is hier sprake van een vertragingsverschijnsel: in de goede jaren blijft de vissersbevolking, hoewel zij toeneemt, bij de uitbreiding van het aantal vaartuigen ten achter; in de slechte jaren is de achteruitgang daarvan niet zo groot als het geval is met de inkrimping van de vloot. Dit wijst er dus op, dat de toestand van de haringvisserij, of anders gezegd de personeelsbehoefte van de vloot, sterke invloed heeft uitgeoefend op de omvang van de vissersbevolking en niet omgekeerd. De positie van de afzonderlijke leden der bemanning is evenzeer van betekenis om de aantrekkingskracht van de visserij op de Vlaardingse bevolking te leren kennen.18) 1. Het onderzoek leert, dat de Vlaardingers, wat het kader betreft, zowel in het bloei- als in het verval tijdperk, zeer goed zijn vertegenwoordigd. In 1901 waren zelfs alle schippers en vrijwel de meeste stuurlieden Vlaardingers. Hoewel daarna een achteruitgang optreedt, die tot 1916 waarschijnlijk te wijten is aan de snelle uitbreiding van de vloot in deze periode, blijft vanaf het einde van de eerste tot het begin van de tweede wereldoorlog, het kader voor ongeveer 90 procent uit Vlaardingers bestaan. D e conclusie hieruit is, dat het verval van de visserij in ieder geval niet aan een gebrek aan animo van de zijde van het kader is te wijten. Integendeel, het is heel merkwaardig, dat ondanks het feit, dat ongeveer de helft van de bemanning uit vreemden heeft bestaan, toch zo veel Vlaardingers kans hebben gezien schipper of stuurman te worden. De oorzaak van de sterke vermindering van het aantal kaderleden, t.w. van 268 in 1916 tot 129 in 1921, is dan ook niet gebrek aan animo van het kader. Deze is n.1. te wijten aan de voorkeur, die de Vlaardingse reders destijds hadden voor Scheveningse schippers, waarschijnlijk, omdat deze grotere besommingen maakten, of, zoals de volksmond wel zegt, gelukkiger waren dan sommige Vlaardingse schippers. 2. Het jongste deel der bemanning is, wat de Vlaardingers betreft, ongeveer in dezelfde verhouding vertegenwoordigd als de overige opvarenden; d.w.z., dat, ook de 18) De bemanning van een logger bestaat uit de schipper en de stuurman, die het kader vormen en al naargelang het een stoom- of motorlogger is uit de machinist en stoker resp. de motordrijvers, verder uit 6-8 matrozen en tenslotte uit de 5 jongste leden van de bemanning, t.w. 2 oudsten, de jongste, de reepschieter en dé afhouder. Verschillende interessante dingen, die op de bemanning betrekking hebben, o.m. het feit, dat de machinisten en de stokers grotendeels Vlaardingers en de motordrijvers grotendeels Scheveningers waren, verder dat de stoomloggers in tegenstelling tot de motorloggers veelal een Vlaardingse bemanning hadden, kunnen in het kader van dit betoog worden gemist en zijn daarom niet behandeld. Om deze reden is eveneens een beschouwing van de leeftijdsopbouw van de bemanning achterwege gelaten. Slechts zij vermeld, dat ook in de slechte jaren van de zijde van de jongeren nog voldoende animo bestond, om de, tengevolge van de veroudering, opengevallen stuurmansplaatsen in te nemen.
7 DE OORZAKEN VAN H ET VERVAL VAN DE HARINGVISSERIJ 245 jeugd slechts gedeeltelijk in de behoeften van de vloot heeft kunnen voorzien. Niettemin valt te dien aanzien vóór en na 1920 enig verschil te ontdekken. V óór dat jaar was n.1. het aandeel van de Vlaardingse jeugd t.o.v. de overige bemanning groter dan daarna het geval was. (In procenten in 1901 resp. 55 en 54; in 1916: 57 en 44; in 1926: 50 en 58; in 1937: 66 en 75). Derhalve ligt de conclusie voor de hand, dat aan het afnemen van de animo van de jeugd voor het visserijbedrijf, de achteruitgang der Vlaardingse vissersbevolking ten dele is te wijten. Resumerend kan worden gezegd, dat wat betreft de ontwikkeling van de vissersbevolking t.o.v. de totale Vlaardingse bevolking, tussen het bloei- en vervaltijdperk geen principeel verschil kan worden geconstateerd. Weliswaar is vanaf 1859 tot 1916 sprake van een absolute toeneming van de vissersbevolking, maar reeds vanaf het eerstgenoemd jaar neemt deze minder snel toe dan de Vlaardingse bevolking. Bovendien heeft, zowel vóór als na 1920, steeds een groot personeelstekort van de vloot bestaan. Het is merkwaardig te constateren, dat deze tekorten, niet alleen absoluut maar ook relatief gezien, over het algemeen het geringst waren in de slechte jaren van de visserij. De absolute achteruitgang van de vissersbevolking na 1920 is waarschijnlijk begonnen, toen de deelneming van de jeugd aan de visserij, tengevolge van de steeds grotere inkrimping van de vloot, begon te verminderen. Het kader bleef daarentegen gedurende de gehele beschouwde periode goed vertegenwoordigd. III. D e industrialisatie en het verval van de haringvisserij. Uit het voorgaande is gebleken, dat de omvang van de visserijbevolking van weinig invloed was op de gang van zaken in de haringvisserij. Immers, er werd geconstateerd, dat in de jaren vóór 1920 de visserij bloeide, ondanks de grote personeelstekorten van de vloot. Daarenboven kon worden vastgesteld, dat daarna de visserij achteruit bleef gaan, ondanks de naar verhouding grote Vlaardingse bemanning. Men kan daarom niet ontkomen aan de indruk, dat de achteruitgang van de visserij niet aan invloeden van buiten af i.c. de industrialisatie te wijten kan zijn. Niettegenstaande dat, wordt de theorie van de verdringing van de visserij door de industrie vrijwel algemeen te Vlaardingen en ook elders aanvaard. Men wijst daarbij op het verschijnsel, dat de visserij zich te Scheveningen en te Katwijk, waar geen industrialisatie heeft plaats gevonden, heeft kunnen handhaven. Het verdient derhalve aanbeveling de loop van de vissersbevolking in één dezer plaatsen na te gaan.
8 246 J. POOT * Tegen bovengenoemde opvatting nu kan worden aangevoerd, dat de afneming van de vissersbevolking van Scheveningen niet wezenlijk heeft verschild van die in Vlaardingen. Immers, in de eerste plaats zijn beide tussen 1916 en 1920 even sterk achteruitgegaan. Nog belangrijker is evenwel, dat tussen 1920 en 1930, de industrialisatie-periode van Vlaardingen, het aantal Scheveningse vissers veel sterker is teruggelopen dan dat van Vlaardingen. Ten tijde van de economische depressie wijzigt zich dit beeld, aangezien de achteruitgang van Vlaardingen dan zowel absoluut als procentueel het grootst is.19) Scheveningen heeft zich daarentegen in die tijd weten te handhaven. D it laatste wijst er op, dat de moeilijkheden te Vlaardingen juist tijdens de depressie en niet in de industrialisatie-periode het grootst waren. Deze moeilijkheden waren, zoals is aangetoond, niet aan een personeelstekort te wijten. Afgezien nu van de vraag, in welke periode het grootste verval van de Vlaardingse visserij heeft plaats gevonden, kan worden geconstateerd, dat tussen 1916 en 1947 de vissersbevolking van Scheveningen belangrijk meer dan die van Vlaardingen is teruggelopen (resp. met 2600 en 900 vissers). Dit betekent dus, dat de moeilijkheden minstens even groot waren als te Vlaardingen en dat het, gezien de omstandigheid, dat in eerstgenoemde vissersplaats geen industrievestiging heeft plaats gevonden, derhalve niet de industrialisatie behoeft te zijn, die het verval van de visserij in de laatste gemeente heeft veroorzaakt. ' Resumerend kan worden gezegd, dat op grond van de volgende overwegingen, de theorie van de verdringing van de visserij door de industrie moet worden verworpen. Deze theorie kan n.1. niet verklaren: 1. Het verval van vissersplaatsen, die in het geheel geen industrialisatie hebben gekend. Bovendien is aangetoond^ dat de achteruitgang van de vissersbevolking in het niet-industriële Scheveningen groter is geweest dan in het industriële Vlaardingen. 2. Het feit, dat het personeelstekort geen invloed heeft uitgeoefend op de bloei en het verval van de visserij te Vlaardingen. IV. Oorzaken van het verval. Nu de vraag aan de orde komt, welke de oorzaken zijn van het verval, 1 ) Grootte der vissersbevolking van Vlaardingen en Scheveningen in absolute getallen en indexcijfers. Jaar Aatnal Vlaardingse vissers Aantal Scheveningse vissers Absoluut Indexceijfers Absoluut Indexcijfers Opmerking. In werkelijkheid was de Scheveningse vissersbevolking groter dan uit bovenstaande tabel blijkt. Zo bedroeg het aantal zeevissers in 1916 en 1920 resp en 3137 personen. Daaruit volgt, dat de Scheveningse vissersbevolking niet alleen in staat is geweest in de behoeften van de eigen vloot te voorzien, maar daarnaast opvarenden voor andere vloten heeft kunnen leveren. Aangezien dit aantal niet bijzonder groot en voor de jaren na 1920 niet bekend is, werd hier volstaan met de totale bemanning van de Scheveningse vloot.
9 D E OORZAKEN VAN H ET V ERV A L VAN DE HARINGVISSERIJ 247 zal de fout moeten worden vermeden, waarin de aanhangers van de hier bestreden theorie zijn vervallen, namelijk dat een bepaald verschijnsel over een te kleine periode wordt bestudeerd. Derhalve zal dit onderzoek zich over een lange periode uitstrekken en zal het teruggaan tot de tijd, waarin de bloei van de Nederlandse haringvisserij begint. Bovendien is het wenselijk, de ontwikkeling van de visserij van Vlaardingen en Scheveningen met elkaar te vergelijken, aangezien het wel van belang is te weten, hoe en wanneer deze laatste vissersplaats, in de strijd met zijn concurrent, de hegemonie op het gebied van de visserij heeft verkregen. Voor een inzicht in de betekenis van een vissersplaats zijn allereerst gegevens over de productiecapaciteit van de aldaar thuishorende vloot vereist. Voor Vlaardingen is het tevens van belang na te gaan, hoe haar ontwikkeling als aanvoerplaats is verlopen. Op haar betekenis als handelsplaats zal niet worden ingegaan, aangezien daarover geen betrouwbare cijfers bekend zijn. Vlaardingen heeft reeds in het begin van het bloeitijdperk (begonnen omstreeks 1870) zijn voorsprong aan Scheveningen moeten afstaan. Hoewel Vlaardingen op de duur zijn achterstand weer in ging lopen, heeft het geen kans gezien de hegemonie te heroveren. Slechts gedurende een drietal jaren n.1. van 1925 t/m 1927 heeft het de vangstcijfers van Scheveningen overvleugeld, maar is zijn positie daarna tijdens de economische depressie na 1930 ineengestort.20) Hieruit blijkt dus, dat de economische depressie fataal is geweest voor de Vlaardingse haringvisserij. Dit kwam eveneens gedeeltelijk tot uiting in de achteruitgang van de vissersbevolking tegen het einde van bedoelde periode. Het overzicht van de aanvoer van de Vlaardingse schepen en de totale aanvoer te Vlaardingen vertoont een ander en aanvankelijk gunstiger beeld. Daaruit blijkt, dat in het begin van het bloeitijdperk de haringaanvoer te Vlaardingen de vangst van de Vlaardingse vloot sterk overtrof. N a 1905 treedt een kentering op: de aanvoercijfers gaan sterk dalen en komen tenslotte slechts enkele percenten boven de vangstcijfers van de Vlaardingse vloot te liggen. Zoals gezegd, ware deze tijdens de economische depressie sterk verminderd. In die tijd hield Vlaardingen dan ook op de eerste haringaanvoerplaats van Nederland te zijn.21) Indien de productiecapaciteit en de grootte der vissersbevolking als criteria voor de betekenis van een vissersplaats kunnen gelden, dan is Scheveningen sedert 1880/90 als de eerste haringvissersplaats van Nederland te beschouwen en is Vlaardingen daarmede van de plaats verdrongen, die het 2 eeuwen heeft bekleed.22) Door de grote 20) Vangstpercentages resp. van Vlaardingen en Scheveningen periode : 52 en onbekend., periode ; 28 en 40: 1926: 35 en 30; 1939: 23 en ) Percentages aanvoer te Vlaardingen en vangst Vlaardingse vloot: periode : 66 en 22; periode : 40 en 23; periode : 34 en ) H. A. J. Kranenburg: De zeevisserij van Holland in de tijd der Republiek 1946, blz. 41.
10 248 J. POO T I haringaanvoer te Vlaardingen en de daarmede gepaard gaande belangrijke handel werd dit feit echter verdoezeld. Ter verklaring van het hierboven geschetste beeld is het gewenst de achtergrond hiervan te belichten. In het bovenstaande vallen namelijk 3 dingen op: Allereerst werd geconstateerd, dat na 1870 Scheveningen zijn achterstand op Vlaardingen inliep en na 1880 zelfs een voorsprong wist te verkrijgen. Dit was een gevolg van het feit, dat in 1857 het haringkaakmonopolie werd opgeheven, waardoor een einde kwam aan de bevoorrechte positie van de haringplaatsen langs de Maas. Tot dit jaar was het namelijk alleen aan kielschepen, die vnl. in de Maashavens thuishoorden, geoorloofd gekaakte haring aan te voeren. De bommen van de kustdorpen genoten dit recht niet. Scheveningen maakte van de nieuwe mogelijkheden ten volle gebruik en wist zodoende Vlaardingen weldra voorbij te streven. In een opzicht verkeerde het nog in een nadelige positie ^mdat het geen haven bezat. Daaraan kwam een einde in 1904, toen de Scheveningse vissershaven werd geopend. Als gevolg hiervan, zo werd geconstateerd, liep de haringaanvoer te Vlaardingen snel achteruit. Deze visserplaats, zo is als derde punt vastgesteld, werd uitgeschakeld in de economische depressie, die in de dertiger jaren volgde. Intussen is deze ontwikkeling zeer merkwaardig te noemen, aangezien de Vlaardingse vloot nog enkele jaren daarvoor zulke grote productiecijfers had weten te bereiken. Dit was mogelijk door de goede technische uitrusting van de vloot, die destijds reeds gemechaniseerd was en vrijwel geheel uit stoomloggers bestond, in tegenstelling tot de meer primitieve vloot van Scheveningen, die grotendeels uit zeilloggers was samengesteld. Deze rederijplaats liet evenwel in de jaren 27 en '28 het grootste deel der zeilloggers verbouwen tot motorloggers en was zodoende goed uitgerust voor de komende depressie. Wanneer men de ontwikkelingsgeschiedenis van beide vissersplaatsen nog eens overziet, dan is gezien de vele voordelen die Vlaardingen ten opzichte van Scheveningen bezat, het verval van de visserij in de eerstgenoemde rederijplaats intussen niet gemakkelijk te begrijpen. De oplossing van dit vraagstuk wordt vergemakkelijkt door gebruik te maken van de theorie van Arnold J. Toynbee over de opkomst en het verval van beschavingen. Weliswaar kan een beschaving niet op een lijn worden gesteld met een visersplaats, maar tussen de opkomst en het verval van een beschaving enerzijds en de opkomst en het verval van een vissersplaats anderzijds bestaan ongetwijfeld enige overeenkomsten. In tegenstelling nu tot de wijd verbreide mening, dat het otnstaan en de voortgang van beschavingen te danken zou zijn aan bijzonder gunstige omstandigheden, verdedigt
11 DE OORZAKEN VAN HET VERVAL VAN DE HARINGVISSERIJ 249 Toynbee het standpunt, dat het juist ongunstige omstandigheden zijn, die de prikkel vormen waaruit beschavingen ontstaan en waardoor zij groeien. Hij noemt die ongunstige omstandigheden daarom uitdaging en det historische prestatie: gevolg van die prikkel antwoord. De uitdaging kan van de natuurlijke of van de menselijke omgeving uit- gaan. Om haar hoogste uitwerking te bereiken, mag zij noch te sterk noch te slap zijn. Ook in de faze van groeien en die der ontbinding speelt dit proces nog een ro l10). Bij toepassing van deze theorie op de geschiedenis van de haringvisserij te Vlaarvinden kunnen daarin 3 uitdagingen worden onderscheiden: le. De opheffing van het haringkaakmonopolie. Deze uitdaging was niet sterk genoeg en bleef onbeantwoord. Zij vond namelijk plaats in een tijd toen de visserij in opkomst was. Bovendien kreeg Vlaardingen, door de omstandigheid, dat het in tegenstelling tot de kustdorpen over een haven beschikte, het grootste gedeelte van de aanvoer en vrijwel alle handel in handen. 2e. De aanleg van de Scheveningse vissershaven. Deze uitdaging was niet sterk genoeg en bleef onbeantwoord. Zij vond namelijk plaats in een bloeitijdperk van de visserij. Vlaardingen breidde toen de stoomloggervloot sterk uit. Bovendien bleef de aanvoer te Vlaardingen altijd nog groter dan de totale vangst van de Vlaardingse schepen. 3e. De afzetmoeilijkheden na de eerste wereldoorlog, gevolgd door de economische depressie na Deze uitdaging was te sterk. De Vlaardingse reders reageerden daarop door inkrimping van de vloot. De zeilloggers werden verkocht naar Scheveningen en Katwijk; de stoomloggervloot werd steeds meer ingekrompen.23) Uit het voorgaande is dus gebleken, dat het antwoord op de uitdaging van de Scheveningse visserij krachtig is geweest in tegenstelling tot dat van Vlaardingen> die nauwelijks op de prikkels heeft gereageerd. Men zou zich nu kunnen afvragen, wat de oorzaak daarvan is. Gedeeltelijk is op de beantwoording van deze vraag vooruitgelopen. Er is n.1. op gewezen, dat sommige omstandigheden voor Vlaardingen gunstig waren; het beschikte bijvoorbeeld over een goede haven, die tot gevolg had, dat aldaar een grote bedrijvigheid in de aanvoer van en de handel in haring ontstond. Hiermede kan echter niet worden volstaan; het beeld is nog niet volledig getekend. Het is derhalve gewenst de achtergrond en de structuren van Vlaardingen en Scheveningen nader te belichten: te wijzen op de structuurverschillen, die er tussen beide rederijplaatsen hebben bestaan en op de factoren, die daarbij hun invloed hebben uitgeoefend. Uit de aard der zaak is dit onmogelijk zonder een kort overzicht van de geschiedenis van deze plaatsen te geven. Hierbij moet worden teruggegaan tot de tijd vóór 231 M. de Breems: V an vissersplaats tot industriestad.
12 250 J. PO O T I de opheffing van het haringkaakmonopolie. Dit is in 1857 opgeheven, maar daarvoor en eigenlijk ook daarna heeft het veel invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de visserij in de verschillende rederijplaatsen. Volgens de wet van 1818, die eigenlijk een herstel was van de oude wetgeving ten tijde der Republiek, was het, zoals reeds vermeld is, alleen aan kielschepen, die vnl. thuishoorden in de plaatsen langs de Maas, toegestaan gekaakte haring aan te voeren. De bomschuiten, platboomde kleine vaartuigen, van de kustdorpen waren daarvan uitgesloten. 24) De visserij met de kielschepen werd zeevisserij, en de visvangst met bomschuiten werd kustvisserij genoemd. In de tijd van de Republiek visten de bommen veelal vlak bij de kust, onder leiding van stuurlieden, die tevens eigenaar van het vaartuig waren. De zeevisserij werd daarentegen uitgeoefend met kapitale schepen, die erop berekend waren, desnoods maanden achtereen op zee te blijven. Zij was een kapitalistisch bedrijf, waarbij de reders, die in de eerste plaats kapitaalverschaffers waren, in het algemeen geen functie aan boord van de vaartuigen bekleedden.25) Behalve de pekelharingvisserij werd met de kielschepen of buizen de beugvisserij 28) uitgeoefend. De bommen of pinken beoefenden naast de schrobnet27) de steur visserij. 28) Ten tijde van de opheffing van het haringkaakmonopolie was aan deze toestand nog weinig veranderd; alleen waren de Scheveningse rederijen en schepen inmiddels wat groter geworden. Nu kreeg de kustvisserij toen eigenlijk reeds een verkeerde benaming, aangezien niet alleen langs de kust werd gevist, dezelfde rechten als de zeevisserij, De haringvisserij van Vlaardingen is dus van ouds zeevisserij geweest en verschilde daarom van karakter met die van Scheveningen welke uit de kustvisserij is ontstaan. Dit verschil in ontstaanswijze drukte, ook na 1857, nog zijn stempel op de haringvisserij van beide plaatsen. Vlaardingen bleef al tevoren de haringvangst met kapitale schepen uitoefenen, al wijzigde zich later het scheepstype. Scheveningen volhardde daarentegen bij zijn bommen en ging eerst omstreeks 1900 op grote schaal over tot de zeilloggers, die bij de Vlaardingers reeds sinds 1870 in gebruik waren genomen. De laatsten schakelden in eerstgenoemd jaar zelfs over op een nieuw scheepstype, de stoomlogger, dat na 1920 door de inkrimping van de zeilloggervloot het hoofdbestanddeel van de Vlaardingse haringvloot ging vormen. In 1926 begonnen de Scheveningers pas met de omschakeling; in dit jaar werden voor het eerst op grote schaal de zeilloggers tot motorloggers verbouwd. Niet alleen doordat een ander scheepstype werd gebruikt, ook door de grootte van de rederijen onderscheidde Vlaardingen zich van Schevenin- 24) A. Beaujon: Overzicht der geschiedenis van de Nederlandse Zeevisserijen 1885 blz. 228 e.v. 25) H. A. H. Kranenburg: De zeevisserij van Holland in de tijd der Republiek blz. 2. 2e) De beugvisserij is een eenvoudige, zeer oude methode van vissen met aan lijnen bevestigde haken, welke van aas zijn voorzien. 27) De schrobnetvisserij is een methode van vissen, waarbij een zakvormig net over de bodem der zeer wordt gesleept. De trawlvisserij is een voortzetting daarvan. 2S) Steurharing is ongekaakte haring, die veelal tot bokking wordt verwerkt.
13 D E OORZAKEN VAN H ET V ERVA L VAN D E HARINGVISSERIJ 251 gen. In de periode van 1870 tot 1890 hadden bijv. de rederijen van 5 en meer schepen te Vlaardingen gemiddeld meer dan 80 procent, daarentegen te Scheveningen slechts 30 procent van het totale aldaar thuishorende scheepsbezit.29) Indien men bovendien nagaat, dat de rederijen te Vlaardingen meer kapitale schepen, waarvan de aanschaffingskosten veel hoger lagen dan die van de bommen in dienst hadden, dan zal men beseffen, dat het karakter van Vlaardingen als rederijplaats aanmerkelijk verschilde van Scheveningen. Het waren in Vlaardingen kapitalistische bedrijven en de reders waren evenals in de jaren daarvoor kapitaalverschaffers. Daarenboven waren er nog andere factoren werkzaam om de structuurverschillen tussen Vlaardingen en Scheveningen te versterken. Het haringkaakmonopolie had namelijk een belangrijk gevolg. Aangezien, zoals gezegd, ten tijde daarvan de aanvoer van pekelharing alleen door kielschepen mocht geschieden en de meesten daarvan te Vlaardingen thuishoorden, vond de aanvoer in deze haven plaats en was bijgevolg eveneens de handel aldaar geconcentreerd. In Vlaardingen was dan ook de belangrijkste Nederlandse haringhandel gevestigd. Na de liquidatie van de voorrechten van de kielschepen kwam daarin geen verandering; integendeel, door de omstandigheid dat de kustdorpen geen handelsstand en geen haven bezaten, werd eveneens de aanvoer van Scheveningen en Katwijk op Vlaardingen gericht. Als gevolg daarvan vond omstreeks 1900 bijna 70 procent van de gehele Nederlandse haring* aanvoer te Vlaardingen plaats, waarvan gemiddeld nog geen 30 procent door Vlaardingse schepen werd aangevoerd (zie diagram). De nevenbedrijven der visserij, w.o. de handelsbedrijven breidden zich belangrijk uit, waardoor het handelskarakter van Vlaardingen aanmerkelijk werd versterkt.30) Dit moge blijken uit het feit, dat in de periode gemiddeld 55 procent, dus meer dan de helft van het aantal werknemers in het particuliere bedrijfsleven te Vlaardingen in de visserij en haar nevenbedrijven werkzaam was. Aangezien slechts 25 procent daarvan uitsluitend in de visserij een bestaan vond, betekent dit dus, dat de nevenbedrijven voor de werkgelegenheid van de Vlaardingse bevolking van grotere betekenis waren dan de visserij zelf.31) De ontwikkeling van de Scheveningse beroepsbevolking vertoont een ander beeld. W ordt n.1. het aantal kuipers met het aantal vissers verge 29) Naamlijst Rederijen. 30) Het feit, dat vóór de bloei der haringvisserij Vlaardingen de belangrijkste rederij- en handelsplaats was, vormt wellicht de verklaring van de omstandigheid, dat Maassluis, dat toch minstens even gunstig was gelegen, in dit opzicht nooit zo'n belangrijke positie heeft bekleed als Vlaardingen. 31) M. den Breems: V an vissersplaats tot industriestad; Monsterrollen.
14 252 J. PO O T I leken, dan blijkt in Scheveningen de laatste beroepsgroep sterk te overwegen, in tegenstelling tot Vlaardingen, waar de omvang van beide groepen elkaar niet veel ontloopt. Op elke 100 vissers worden te V laardingen bijvoorbeeld in kuipers en te Scheveningen slechts 10 kuipers aangetroffen.32) W elk verschil in karakter daarvan het gevolg is, wordt wellicht het beste getypeerd door de namen van de kuipers- en de vissersvereniging in de laatste waren ook de reders vertegenwoordigd te Vlaardingen. De eerste heette Vrede en W elvaart de laatste droeg de (meer) progressieve naam W ij streven naar verbetering. De beroepsstructuur van Vlaardingen was omstreeks 1900 dus niet zo eenzijdig als die van Scheveningen. Overigens schijnt de beroepsbevolking in eerstgenoemde plaats ook voor die tijd nooit geheel op de visserij aangewezen te zijn geweest. In het jaar 1832 was n.1. de hoofdbron van bestaan de zeilvaart zo ter koopvaardij als visserij. Destijds schijnt Vlaardingen zelfs 30 koopvaardijschepen te hebben uitgerust, koorts waren er 2 traanhuizen, 2 traankokerijen, 2 groflijnbanen, 2 pelmolens en 1 houtzaagmolen.33) Aangezien na 1870 de Vlaardingse beroepsbevolking in toenemende mate in de nevenbedrijven van de visserij een bestaan heeft gevonden, valt te verwachten, dat de groei van de vissersbevolking niet snel is geweest. Inderdaad is dit het geval: niet alleen was reeds in 1859 het aantal vissers van Vlaardingen (562) kleiner dan dat van Scheveningen (1040), maar bovendien was de groeikracht van de vissersbevolking aldaar tot 1916 half zo groot als die van Scheveningen. Als gevolg van deze ontwikkelingsgang is het aantal vissers te Scheveningen in laatstgenoemd jaar ruim drieduizend meer dan te Vlaardingen (resp en 1204). Het accent viel te Scheveningen dus veel meer dan te Vlaardingen op de vissersbevolking. De structuurverschillen van beide vissersplaatsen worden wellicht het beste getypeerd door hun positie als vissers-, rederij-, aanvoer- en handelsplaats met elkaar te vergelijken. Beschouwing van nevenstaand diagram toont aan, dat beide vissersplaatsen volkomen eikaars tegenbeeld zijn. Bij Scheveningen is de basis breed, daarentegen bij Vlaardingen de top. Het accent valt bij V laardingen dus op de aanvoer- en handelspositie, hetgeen, gezien het feit, dat de basis of de vissersbevolking bij de ontwikkeling ten achter is gebleven, zeer bedenkelijk is. 32) Aantal vissers te Vlaardingen en Scheveningen resp. 793 en Aantal vissers te Vlaardingen en Scheveningen resp. 580 en ) Sprengel van Eyk: Geschiedenis en merkwaardigheden der stad Vlaardingen. Blz
Resultaten Conjuntuurenquete 2018
Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere
Nadere informatieGOEDE VAART. Visserijdrive. Katwijkse. 27 juni 2015 om 10.00 uur BRIDGEN IN KATWIJK PROGRAMMA. Organisatie B.S. Schoppen Aas.
BRIDGEN IN KATWIJK GOEDE VAART PROGRAMMA 27 juni 2015 om 10.00 uur gesponsord door: 1 Dagindeling 09.30 uur - 10.00 uur Present melden in de speelzaal bij de W.L. 10.00 uur Koffie of Thee met Knip 10.30
Nadere informatieStarten in een dal, profiteren van de top
M200715 Starten in een dal, profiteren van de top drs. A. Bruins drs. D. Snel Zoetermeer, november 2007 2 Starten in een dal, profiteren van de top Ondernemers die in 2003 een bedrijf begonnen, waren zich
Nadere informatieResultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015
Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel
Nadere informatieI. Probleemstelling. a b blz TOEPASSING VAN STEEKPROEVEN B IJ DE ACCOUNTANTSCONTROLE door R. de Koning
TOEPASSING VAN STEEKPROEVEN B IJ DE ACCOUNTANTSCONTROLE door R. de Koning Aan het onderwerp steekproeven bij de accountantscontrole werden enkele jaren geleden in dit blad verschillende artikelen gewijd.
Nadere informatiehoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste
Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat
Nadere informatieResultaten Conjunctuurenquete 2014
Willemstad, april 15 Inhoud Inleiding... 2 Methodologie... 2 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen...3 Concurrentiepositie...5 Vertrouwen in de economie...5 Vertrouwen
Nadere informatieResultaten Conjuntuurenquête jaar 2015
Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding
Nadere informatiein cijfers P.G. van de Veen 23 augustus 2005, Enschede
en in cijfers P.G. van de Veen 23 augustus 25, Enschede Inleiding: De hier voorliggende inventarisatie van landelijke en provinciale competities is om verschillende redenen gemaakt. I. De vraag is actueel
Nadere informatieResultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018
Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om
Nadere informatieM200705. Werkgelegenheid bij startende bedrijven. drs. A. Bruins
M200705 Werkgelegenheid bij startende bedrijven drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2007 2 Werkgelegenheid bij startende bedrijven Van startende bedrijven wordt verwacht dat zij bijdragen aan nieuwe werkgelegenheid.
Nadere informatieVan moeilijke naar toegankelijkere woorden
Van moeilijke naar toegankelijkere woorden aandachtig goed aan de hand van met, door aangaande aangezien omdat aanstonds dadelijk, gauw, binnenkort aanvankelijk eerst, eerder, in het begin achten vinden,
Nadere informatieDe jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA
De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA Vooraf Door de aanbevelingen van de Europese Unie is de aandacht momenteel vooral gericht op de werkgelegenheidsgraad van de oudere uitkeringstrekkers.
Nadere informatieBeoordeling. h2>klacht
Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er in vervolg op zijn bij de Nationale ombudsman op 5 februari 2008 ingediende klacht over dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam in het
Nadere informatieStoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages
Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de
Nadere informatieUitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011
Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011 Inger Wilms, Pvis. Dit artikel beschrijft de uitkomsten van de Noordzee enquête die afgelopen zomer gehouden is onder Noordzee vissers uit België,
Nadere informatieResultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014
Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze
Nadere informatieDe begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden
De begrippen calculeren, begroten en G1020 1 De begrippen calculeren, begroten en ramen en de toepassingsgebieden 1. Inleiding G1020 3 2. Calculeren G1020 3 3. Begroten G1020 3 4. Ramen G1020 4 5. Toepassingsgebieden
Nadere informatieDIRECTE TOEGEVOEGDE WAARDE IN DE VLAAMSE HAVENS, HET LUIKSE HAVENCOMPLEX EN DE HAVEN VAN BRUSSEL
214-1-21 Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 213 Om te voorzien in de behoefte aan snel beschikbare indicatoren over het verloop van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatieSeizoensverslag voorjaar 2017 Gepubliceerd juli 2017
Seizoensverslag voorjaar 2017 Gepubliceerd juli 2017 Copyright: BC (Bijna) altijd juist Inhoudsopgave Pagina Inleiding 2 Uitslagen en analyse 5 Deel 1: vrij spel. 5 Deel 2: drieband.. 8 Deel 3: bandstoten
Nadere informatieWillemstad, mei Resultaten Conjunctuurenquête 2016
Willemstad, mei 2017 Resultaten Conjunctuurenquête 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 5 1.1 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen... 5 1.2 Concurrentiepositie...
Nadere informatieBijlage uitkomsten dagloonmonitor
Bijlage uitkomsten dagloonmonitor In verband met de tijd die gemoeid was met implementatie van de wijzigingen is het dagloonbesluit op 1 juni 2013 in werking getreden, na de inwerkingtreding op 1 januari
Nadere informatieDIRECTE TOEGEVOEGDE WAARDE IN DE VLAAMSE HAVENS, HET LUIKSE HAVENCOMPLEX EN DE HAVEN VAN BRUSSEL
215-1-19 Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 214 Om te voorzien in de behoefte aan snel beschikbare indicatoren over het verloop van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid
Nadere informatieBRAND. oorzaken. verzorgd door N.V. Erven B. van der Kamp, Groningen
BRAND oorzaken Verslag van het verhandelde op het eerste symposium, gehouden op 2 en 3 April 1947 te Leiden, onder auspiciën van de rijksinspectie brandweerwezen van het ministerie van binnenlandse zafceu.
Nadere informatieDemografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv
Trendanalyse GKv, drs. M.J. Wijma, Praktijkcentrum, Zwolle, mei 216. Demografische trends binnen de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt): Een analyse van de ontwikkelingen van de ledentallen van de GKv Auteur:
Nadere informatieVan baan naar eigen baas
M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat
Nadere informatieVoorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.1.2011 COM(2010) 807 definitief 2010/0392 (E) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake toegang van vissersvaartuigen die de vlag van de Bolivariaanse Republiek Venezuela
Nadere informatieRapport. Datum: 21 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/246
Rapport Datum: 21 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/246 2 Klacht Op 2 mei 2002 heeft de Nationale ombudsman besloten een onderzoek uit eigen beweging in te stellen naar een gedraging van het Centrum voor
Nadere informatieRegionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties
Deel 1: Gemiddelde leeftijd en leeftijdsopbouw Mathieu Vliegen en Niek van Leeuwen De se bevolkingskernen vertonen niet alleen een ongelijkmatig ruimtelijk spreidingspatroon, maar ook regionale verschillen
Nadere informatieResultaten Conjunctuurenquête jaar 2017
Willemstad, april 2018 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Investeringsbelemmeringen... 3 Vertrouwen in de economie... 4 Vertrouwen in de toekomst... 5 Perceptie investeringsklimaat... 6 Conjunctuurindex... 7
Nadere informatieGraydon Kwartaalmonitor Q3 2018
Graydon Kwartaal monitor 1 Voorwoord Inhoud De economie zit duidelijk in de lift. Na eerdere positieve berichten over de groeiende omvang van het Nederlandse bedrijfsleven, blijkt ook uit deze Graydon
Nadere informatieStarters zien door de wolken toch de zon
M201206 Starters zien door de wolken toch de zon drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Starters zien door de wolken toch de zon Enkele jaren nadat zij met een bedrijf zijn begonnen, en met enkele jaren financieel-economische
Nadere informatieBeheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen.
Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen. Beklaagde heeft eerst voor klagers vader en later voor klager zelf het beheer over
Nadere informatieTekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl -
Graag zou ik je bij dezen iets vertellen betreffende onnodig moeilijk taalgebruik dat geregeld wordt gebezigd. Alhoewel de meeste mensen weten dat ze gerust in spreektaal mogen schrijven, gebruiken ze
Nadere informatieLandelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K
Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Inzake de klacht van [Klaagster BV], gevestigd te [gemeente] aan de [adres], hierna te noemen klaagster,
Nadere informatiehet College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever
Samenvatting 02073 Commissie voor geschillen Geschil omtrent inschaling van de functie. De werknemer treedt in tijdelijke dienst van de werkgever en ontvangt eerst een salarisstrook met vermelding van
Nadere informatieHet economische belang van de Belgische havens - flashraming 2016
217-1-23 Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 216 Om te voorzien in de behoefte aan snel beschikbare indicatoren over het verloop van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid
Nadere informatieStichting Zeillogger Balder
Stichting Zeillogger Balder Uitgave: Stichting Zeillogger Balder www.zeilloggerbalder.nl info@zeilloggerbalder.nl Eerste druk 2011 Copyright 2011 Stichting Zeillogger Balder Foto voorpagina: Roger van
Nadere informatieLANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015
LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015 School stelt zich ten opzichte van gescheiden vader partijdig op. Moeder krijgt informatie die de vader
Nadere informatieAnalyse instroom
Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0%
Nadere informatieRESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018
RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018 Willemstad, september 2018 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Investeringsbelemmeringen Vertrouwen in de economie... 4 Vertrouwen in de toekomst... 5 Perceptie investeringsklimaat...
Nadere informatieRapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110
Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie
Nadere informatieDe cultuurhistorische waarde van de bomen en heesters, en toekomstmogelijkheden van de Scheveningseweg.
De cultuurhistorische waarde van de bomen en heesters, en toekomstmogelijkheden van de Scheveningseweg. Algemeen De Scheveningseweg is een cultuurhistorisch opmerkelijk fenomeen uit de Gouden eeuw. Het
Nadere informatieA. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden.
A. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Bepalingen van belang: Artikel 1 Wgr. 1. De raden, de colleges
Nadere informatieVerandering in de frequentie van het gemengde huwelijk
Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk G. Dekker Aan het kerkelijk gemengde huwelijk wordt vanuit de sociale wetenschappen niet zo bijzonder veel aandacht geschonken. De belangstelling
Nadere informatie1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt
1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse
Nadere informatieGraydon Kwartaalmonitor Q3 2017
Graydon kwartaal monitor 1 Inhoud Inleiding 3 Persbericht 4 Per branche Overzicht t.o.v. voorgaande kwartalen 6 Starters per branche 7 Faillissementen per branche 8 Opheffingen per branche 9 Netto-groei
Nadere informatieDe vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem
De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van
Nadere informatieBeroepsbevolking 2005
Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel
Nadere informatieEUROPESE VERKIEZINGEN Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2) Voorjaar 2008 Samenvatting
Directoraat-Generaal Communicatie Directoraat C - Betrekkingen met de burgers EENHEID MONITORING PUBLIEKE OPINIE 15/09/2008 EUROPESE VERKIEZINGEN 2009 Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2)
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen
Nadere informatieBedrijvendynamiek en werkgelegenheid
M201207 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1987-2010 drs. K.L. Bangma drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid In de periode 1987-2010 is het aantal bedrijven per saldo
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 826 Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de gelijkstelling van stadsregio s met een provincie Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Nadere informatieFact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,
Fact sheet nummer 1 maart 2004 Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003 Waar in Amsterdam wonen allochtone jongeren en ouderen? Allochtonen wonen vaker dan autochtonen in gezinsverband
Nadere informatieWERKGELEGENHEID IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED
WERKGELEGENHEID WERKGELEGENHEID IN HET NEDERLANDSE WADDENGEBIED 1988-2013 Dit document is een vertaling van: Employment and employment developments in the Dutch Wadden Area 1988-2013 VERSIE 20150409 APR
Nadere informatieParagraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving?
Antwoorden door een scholier 1490 woorden 7 april 2006 4,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving? In 1948
Nadere informatieWet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming
Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad
Nadere informatieJoost Meijer, Amsterdam, 2015
Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Datum: 24 juni Rapportnummer: 2011/196
Rapport Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Datum: 24 juni 2011 Rapportnummer: 2011/196 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester
Nadere informatieH. Correia tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer) 30 november 1994 Zaak T-568/93 H. Correia tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Tijdelijke functionarissen op proef - Onvoldoende geschiktheid voor ambt -
Nadere informatieRegio Amsterdam. Kantorenvisie. Januari 2010. Amstelveen. 40% minder opname kantoorruimte. Grootste transacties. 40% minder opname kantoorruimte
Research Kantorenvisie Regio Amsterdam Januari 2010 40% minder opname kantoorruimte De negatieve economische ontwikkelingen in Nederland in 2009 hebben bijgedragen aan een terugval in de opname van kantoorruimte
Nadere informatieWerkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding
Inleiding De werkgelegenheid in Haarlemmermeer is in 2014 vrijwel gelijk gebleven. Het aantal werkzame personen nam af met 238; een daling van 0,2%. Het totaal komt hiermee op 117.550 full-time arbeidsplaatsen.
Nadere informatiePraktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90
Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische-opdracht door een scholier 3697 woorden 29 juni 2004 4,7 54 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Deze praktische
Nadere informatieARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *
ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 * In zaak C-116/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht München, in het aldaar aanhangig geding tussen
Nadere informatieAantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016
Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,
Nadere informatieHet economische belang van de Belgische havens - flashraming 2015
216-1-26 Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 215 Om te voorzien in de behoefte aan snel beschikbare indicatoren over het verloop van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid
Nadere informatieM200802. Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D.
M200802 Vrouwen aan de start Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven drs. A. Bruins drs. D. Snel Zoetermeer, juni 2008 2 Vrouwen aan de start Vrouwen vinden het starten
Nadere informatiedoor B. Sondemeijer Verborgen werkloosheid Door de sociologen met een werkkring wordt in
De werkgelegenheidssituatie van sociologen door B. Sondemeijer Inleiding Werkloosheid onder academici is een verschijnsel dat de laatste jaren steeds sterker de aandacht trekt. Steeds vaker worden berichten
Nadere informatieD E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N,
21 October 1959. F. No. 14043. D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N, Gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-hertogenbosch van 6 Maart 1959
Nadere informatieGEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen
GEDRAGSCODE Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen Het College gerechtelijk deskundigen, met inachtneming van artikel 51k, eerste lid van de Wet deskundige in strafzaken (Stb. 2009, 33; hierna de
Nadere informatie3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2
Advies in zaak 4363, Dijkers Middelharnis B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), mr drs. R.C. van Houten, prof. dr J.A.H.
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch) Het proefschrift. Hoofdstuk 2
(Summary in Dutch) Het proefschrift Dit proefschrift is geschreven rondom de vraag hoeveel uur per week werkende mensen willen werken. Hierbij schenken we aandacht aan twee aspecten. 1 Het eerste aspect
Nadere informatieAandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement
Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen in de volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Inleiding In ons recent onderzoek betreffende de gerechtigden op wacht- en
Nadere informatieszw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding
szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages
Nadere informatiegewicfotsfrekwentieverdeling van aangevoerde haring
MINISTERIE VAN LANDBOUW Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek Gent PROEFSTATION VOOR ZEEVISSERIJ Directeur : P. Hovart No gewicfotsfrekwentieverdeling van aangevoerde
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-252 10 december 2002 9.30 uur Werkgelegenheid groeit in de zorg en daalt in het bedrijfsleven In het derde kwartaal van 2002 is het aantal banen van
Nadere informatieGraydon Kwartaalmonitor. incl Kwartaal 4
Graydon kwartaal monitor incl Kwartaal 4 1 Inhoud Inleiding 3 Persbericht 4 Per branche Overzicht Q2, Q3 en Q4 8 Starters per branche 9 Opheffingen per branche 1 Faillissementen per branche 11 Netto-Groei
Nadere informatie3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever
3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever 3.1 Inleiding Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een werknemer niet deelneemt aan de pensioenregeling van zijn werkgever.
Nadere informatieDE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.
Zaaknummer: S20-06 Datum uitspraak: 26 oktober 2012 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER in het geschil tussen: R.J. Kok te Enkhuizen verder te noemen: Kok, tegen: Bindend Advies Stichting Woondiensten
Nadere informatieANONIEM BINDEND ADVIES
ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B vertegenwoordigd door E te F tegen C te D Zaak : Collectiviteit, korting op de premie met terugwerkende kracht Zaaknummer : 2011.00544 Zittingsdatum : 26 oktober
Nadere informatieMinder starters in 2016
Vooruitzicht Starters Minder starters in 2016 Aantal starters stabiel in 2015, daling verwacht in 2016 130.000 Meer starters in de bouw, minder starters in de transport percentage, jan t/m sep 2015 t.o.v.
Nadere informatieBeslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005
Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Rb 's-gravenhage - De rechtbank Rotterdam (nevenvestigingsplaats 's-gravenhage) heeft vandaag in Amsterdam
Nadere informatieDe uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer
De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer De uitkeringsgerechtigde volledig werklozen - nietwerkende werkzoekenden sedert 5 jaar en meer Gewoonlijk onderzoekt men de werkloosheid
Nadere informatieRapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073
Rapport Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 2 Klacht DE ONDERZOCHTE GEDRAGING Het in strijd met het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht niet informeren van betrokkene over de mogelijkheid
Nadere informatieHuishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte
Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald
Nadere informatieErfdienstbaarhedenonderzoek Op verzoek van de gemeente Westvoorne heeft het kadaster in eerste instantie
1 mj\mj\2013.000013.01 DEFINITIEVE BEVINDINGEN (versie 7 september 2013) Vraagstelling Rusten er op het perceel gelegen aan de Duinrand te Rockanje, thans kadastraal bekend gemeente Rockanje, sectie A,
Nadere informatie: Assurantiekantoor E. van der Roest B.V., gevestigd te Huizen, verder te noemen Adviseur
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-084 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris)
Nadere informatieOntwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010
Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Bedrijfseconomische Statistieken Statistische analyse Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Gert Buiten, Andries
Nadere informatieDIRECTE TOEGEVOEGDE WAARDE IN DE VLAAMSE HAVENS, HET LUIKSE HAVENCOMPLEX EN DE HAVEN VAN BRUSSEL. Maritieme cluster 1 Niet-maritieme cluster Totaal
213-1-14 Het economische belang van de Belgische havens - flashraming 212 Om te voorzien in de behoefte aan snel beschikbare indicatoren over het verloop van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid
Nadere informatie8. Werken in bestuur en zorg
8. Werken in bestuur en zorg De uitzendbranche is van oudsher een belangrijke werkgever voor niet-westerse allochtonen van de eerste generatie. Bij de teruggang in de werkgelegenheid van de afgelopen jaren
Nadere informatieFeitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2005
Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 005 Begin 008 zijn de inkomensgegevens op gemeentelijk, deelgemeentelijk en buurtniveau uit het Regionaal Inkomens Onderzoek 005 van het CBS beschikbaar
Nadere informatieCentraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 18623 Verslagen van de Commissie voor de Verzoekschriften Nr. 314 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR Aan de
Nadere informatieKwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2
Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename
Nadere informatie5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.
Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond zich, nadat verzoeker om een legitimatie had gevraagd, niet kon legitimeren. Beoordeling
Nadere informatieBuitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.
Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao. Zaida Lake Inleiding Via de media zijn de laatste tijd discussies gaande omtrent de plaats die de buitenlandse arbeidskrachten
Nadere informatieRapport. Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen. Datum: 22 januari 2013. Rapportnummer: 2013/007
Rapport Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen Datum: 22 januari 2013 Rapportnummer: 2013/007 2 De klacht en de achtergronden De Nationale ombudsman ontving in het voorjaar van 2012
Nadere informatieRoeisloepwedstrijden worden beslist door te berekenen hoeveel vermogen de roeiers nodig hadden om de gehaalde gemiddelde roeisnelheid te halen.
Cw-kromme Roelf Pot, februari 2015 Roeisloepwedstrijden worden beslist door te berekenen hoeveel vermogen de roeiers nodig hadden om de gehaalde gemiddelde roeisnelheid te halen. Om dat vermogen (P) te
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2005:AT2864
ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht
Nadere informatie