Besluitenlijst Commissie ABZ van 02 juni 2014

Transcriptie

1 BESLUITENLIJST VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE RAADSCOMMISSIE ALGEMENE BESTUURLIJKE EN FINANCIELE ZAKEN d.d. 2 juni 2014 (reguliere aanvang: uur). Een integrale geluidsopname van deze informele bijeenkomst van deze raadscommissie is te beluisteren op 0. Aanwezig: Dhr. A. Vogel (voorzitter). De heer A. Stremler (PAB), de heer A.M.J.M. Janssen (PAB), mevrouw S.H. de Keizer (VVD), de heer M. van der Valk (VVD), mevrouw K.E. Middelkoop-van den Adel (CDA), de heer L. Essoussi (CDA), mevrouw T.C. van Es (D66), de heer L. van der Linden (D66), de heer C. de Ruijter (ChristenUnie), de heer E.J. Schotting (PvdA), mevrouw D. Yildiz-Karso (PvdA), de heer M.C. Hoogland (SGP), de heer R.V. van Engelen (GroenLinks) en mevrouw J. Vos (GroenLinks). De heer C.J.M. de Bruin, burgemeester De heer R.T.A. Korteland, portefeuillehouder De heer C. Koppenol, portefeuillehouder De heer J.N. Rozendaal, portefeuillehouder. De heer A.P.M.A.F. Bergmans, griffier. Afwezig: De heer E.B.A. Lichtenberg (CDA), de heer A.P.J. den Dekker (ChristenUnie), de heer A.J. Kosten (SGP), mevrouw H.C.T.J. Hoekstra (Onafhankelijk Papendrecht) en de heer R. Lammers (Onafhankelijk Papendrecht). 01. Opening. De voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen van harte welkom. 02. Vaststelling van de agenda. De verzonden conceptagenda wordt aangehouden. 03. Ter inzage gelegde stukken en mededelingen. Er zijn geen bijzonderheden ten aanzien van de ingekomen stukken en de commissie gaat akkoord met de voorgestelde wijze van afhandeling. 04. Vaststelling van de besluitenlijst van de vergadering van 12 mei Er zijn geen opmerkingen en de besluitenlijst van 12 mei geldt als vastgesteld Spreekrecht. Er hebben zich geen sprekers aangemeld. 1

2 06. Regionaal Meerjarenprogramma. Ph RK (N.B.: dit agendapunt is uitgebreider weergegeven in lijn met eerdere uitgebreidere weergaves op dit punt). Het onderhavige agendapunt is opgevoerd op verzoek van de fractie van de SGP naar aanleiding van de vergadering van de Drechtraad van 6 mei Ook heeft de SGP fractie samen met de fractie van het CDA een oplegnotitie ingediend. De heer Hoogland houdt een korte inleiding inzake de oplegnotitie: de SGP wil graag de discussie voeren over de programmering, wat gaat men samen doen in het kader van het Drechtstedenverband? Ten aanzien van de oplegnotitie (die hij samen met de heer Lichtenberg heeft opgesteld), zijn er een aantal punten die hij wil stipuleren, zodat men de discussie over de ringennotitie kan afronden. Dit om aan de voorkant van het RMJP richting te geven aan de inhoud hiervan, door ten aanzien van de taken die in Drechtstedenverband uitgevoerd worden een standpunt in te nemen. Kijkend naar de nota verbindend in samenwerking heeft de SGP/CDA dit gedaan om te toetsen of hetgeen men stelt in lijn is met de notitie. Men heeft een aantal definitie-kwesties weergegeven, waarbij het beter is om te spreken van mandateren versus delegatie in plaats van coördinatie versus delegatie. Kijkend naar de procesnotitie van 29 november 2013, is er vanuit Drechtsteden een voorstel gekomen voor een raster, waarbij per beleidstaak wordt aangegeven hoe men daarmee in de samenwerking om moet gaan. Elk punt heeft men bekeken en besproken en voor elk punt is men met een voorstel gekomen. Samenvattend zijn de CDA en SGP voor het behoud van eigen verantwoordelijkheid van Papendrecht en vindt men dat men vanuit dat perspectief in dit stadium niet verder wil gaan met delegeren van bevoegdheden. Densondanks wil men wel stevig samenwerken op de inhoud en daar waar nodig een uitgebreid uitvoeringsmandaat geven. Hij stelt voor dat de commissie hierover een meningsvormende discussie voert en geen besluitvormende, waarbij het voornemen van de opstellers van de oplegnotitie is, in de eerstvolgende commissie ABZ op 23 juni te komen tot een afrondende discussie, uitmondend in een raadsbesluit in de raadsvergadering van 10 juli. De uitkomst van de discussie van vanavond kan morgen worden meegenomen naar de Drechtsteden Dinsdag, omdat in het Carrousel Bestuur en Middelen zal worden gesproken over de RMJP en de programmeringdiscussie. De inbreng van de SGP/CU fractie zal ongeveer gelijk zijn als hetgeen wordt gesteld in de voorgelegde notitie. Reactie van de commissie: De heer Van Engelen kan zich vinden in de meeste punten van de oplegnotitie. Inzake duurzaamheid en milieu wil men het laten zoals het nu is om versnippering te voorkomen. GroenLinks constateert dat er op het gebied van milieu - zeker met betrekking tot de luchtkwaliteit - te weinig stevige coördinatie is. Hij heeft geconstateerd dat Papendrecht en Zwijndrecht vooruitstrevend zijn, maar dat Dordrecht achterblijft. Waar het gaat over gemeentegrens overschrijdende zaken, gaat GroenLinks akkoord met coördinatie, maar wel met stevige 2

3 coördinatie. Hij vindt het niet juist dat een aantal gemeenten stevig beleid voert, maar er enkelen zijn die een ander beleid voeren. Hier mag beter gecoördineerd worden. Wel blijft de besluitvorming op lokaal niveau. Inzake Sociaal werk, inkomen en zorg wil SGP/CDA vasthouden aan delegatie. In de linkse fracties in de Drechtraad is men niet blij dat men iets heeft gedelegeerd van de Drechtraad aan het DSB, omdat men er nu niets meer over te zeggen heeft. Het zou goed zijn om te proberen daar als 6 raden iets over te kunnen zeggen. Daarentegen is hij van mening dat de raden de DSB leden niet voor de voeten moeten lopen. Hij vraagt zich af waarom CDA/SGP voor delegatie heeft gekozen. Inzake maatwerk voorzieningen WMO wordt er conform recente besluitvorming gekozen voor delegatie, mits er afstemming en overleg plaatsvindt met de lokale raden. Ook hier vraagt hij zich af waarom men deze keuze heeft gemaakt. Op het gebied van Jeugdzorg kiest men voor mandatering op het niveau van Zuid-Holland Zuid. Dit is conform de eerder gemaakte afspraken: opschalen. Hij vraagt om duidelijkheid betreffende de opmerking financiële solidariteit op niveau van Drechtsteden. Verder kan GroenLinks zich vinden in de evaluatie en de keuze aangaande Voorzieningen: cultuur alles lokaal maar ruimte voor regionale projecten en de overige elementen houden zoals het is. De heer Janssen geeft aan dat het PAB in grote lijnen akkoord gaat met de voorliggende notitie. Hij ziet dat CDA/SGP principes omarmt van het behoud van de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid, geen verdere delegatie van bevoegdheden en een stevige samenwerking op inhoud, waarbij uitvoeringsmandaten voorop staan. Wat het PAB betreft wordt er nog wel een nader accent gemaakt op de speerpunten, zoals is besproken in de adhoc commissie. Dit zijn de speerpunten van de decentralisaties, promotie, lobby en relatie en onderwijs en arbeidsmarkt. Bij de andere genoemde onderwerpen is het voor het PAB zonder verdere uitwerking niet duidelijk of het wenselijk is dat zaken gemandateerd worden naar de regio, of dat er sprake is van bovenregionale of juist lokale speerpunten. Bij de discussie daarover zou een raster of een programmeringtabel behulpzaam kunnen zijn. Wat het PAB betreft moet men verder de diepte in, concreet aangeven waar men het over heeft, wat men de komende jaren echt in Drechtsteden verband wil oppakken en wat men wil terugzien in het RMJP. Duidelijke doelen, duidelijkheid over de wijze en mate van evaluatie en met duidelijke financiële en personele kaders vooraf. Inzake het RMJP wil het PAB liever 5 concrete speerpunten goed oppakken dan 16 abstracte beleidstaken half. In de oplegnotitie onder punt P. gaat men uit van laten zoals het nu is en daarbij zou men dan mandaat voor ogen hebben. De procesnotitie gaat hier (uitvoeringstaken, bedrijfsvoeringen, ICT en middelen) echter uit van delegatie. Hij informeert naar de visie van de opstellers hierop. 3

4 Mevrouw Van Es geeft aan dat deze werkwijze afwijkt van het regionaal afgesproken proces, maar dat ze hier niet veel moeite mee heeft. Zij heeft wel moeite met de oplegnotitie zoals zij deze begrijpt met betrekking tot het laten van de zaken zoals ze zijn. Ze is het wel eens met het punt van delegeren en mandateren. Inhoudelijk is zij het ook eens met welke punten hoeveel prioriteit zouden moeten krijgen. In de regio heeft men wel gezegd dat er focus aangebracht moet worden. Bij de ringen wordt gezegd houden zoals het is. De heer Janssen merkt bij ICT terecht op dat er staat mandateren/houden zoals het is, maar er staat delegeren, terwijl dit feitelijk niet zo is. In de regeling zelf staat ICT niet als een gedelegeerde taak, maar als een gemandateerde taak. Deze taak is in het stuk dat men vanuit de regio heeft ontvangen echter ingedeeld in ring 4 (deze ring wordt opgevat als de ring waarin taken alleen gedelegeerd worden). Zij vindt dat dit heel beperkend werkt. In de bijlage op vragen van het PAB staat bij ring 4 besluitvorming regionaal, uitvoering regionaal, instrumenten: mandaat en autonome delegatie. Daar valt mandaat ook in ring 4. Als ring 4 wordt opgevat als niet uitsluitend delegatie/mandaat, valt daar zowel alles onder uit het sociale domein dat gedelegeerd is, de ICT taken die gemandateerd zijn en kunnen nieuwe mandaten ook in ring 4 ondergebracht worden. Zij vindt dat regionale coördinatie echt iets anders is. Als men een aantal speerpunten regionaal wil uitvoeren met goede mandaten, mag men wel verder gaan dan regionale coördinatie. Wat men nu lokaal met deze oplegnotitie niet doet en wel zou moeten doen, is bespreken wat voor Papendrecht goed is om regionaal op te pakken. Welke onderdelen van bv. onderwijs wil men lokaal houden en welke onderdelen wil men regionaal gaan doen? Voor een deel zitten er aanwijzingen in het coalitieakkoord. Zij vindt dat men hier overeenstemming over moet bereiken en stelt voor hier een bijeenkomst voor te organiseren. Het belangrijkste voor de Drechtstedendinsdag vindt zij dat men aan moet geven dat Papendrecht voornamelijk kiest voor mandateren als dat kan en niet voor delegeren en dat Papendrecht heel terughoudend om wil gaan met delegeren. Zij stelt voor breed in te brengen dat Papendrecht dit belangrijk vindt. De heer Van der Valk noemt het spoorboekje, waarin wordt aangegeven wat, wanneer en hoe de Drechtraad zaken wil aanpakken. Hij denkt dat het vermoeiend is om alles in deze raad nogmaals voor te bespreken. Er zijn wel een aantal onderwerpen die men vooraf moet bespreken, voordat ze naar de Drechtraad gaan en deze vanuit de visie van Papendrecht inbrengen. Hij geeft aan dat men de heer Brok het mandaat heeft gegeven een aantal zaken neer te zetten en op de vergadering van de Drechtraad met voorstellen te komen. Op dit voorstel heeft niemand negatief antwoord gegeven en hij vindt het te ver gaan om alles weer opnieuw ter discussie te stellen. Met betrekking tot de totaliteit van de oplegnotitie merkt hij op, dat men heel veel punten wil laten zoals ze zijn. Hij kan zich hier goed in vinden. Er zijn echter een aantal punten (12) die hij op een andere manier neergezet zou willen hebben vanuit de notitie, om hier extra inbreng in te kunnen hebben. Het MJP is regionaal besproken en in de adhoc commissie is gezegd: akkoord, we krijgen een specificatie, bevoegdheden, besluitvorming op bevoegdheden en een stukje lokale inbreng en 4

5 dit kunnen we absoluut doen. Willen we alles anders gaan structureren? De oplegnotitie lezende zijn er een aantal zaken waarvan gezegd wordt dat volgen wij en een aantal anderen worden ter discussie gesteld. Als men dit gaat doen op onderwerpen die Papendrecht betreffen en die geld kunnen gaan kosten en dus beter in Drechtstedelijk verband gedaan kunnen worden, is het verstandig de discussie vooraf te voeren en niet achteraf te zeggen dat het anders moet. Beantwoording door de heer Hoogland: Ten aanzien van het voorliggende raster is er een specifieke vraag gesteld over duurzaamheid en milieu, waarbij de opstellers van de notitie zeggen laten zoals het nu is, regionale coördinatie om versnippering te voorkomen. De heer Van Engelen vraagt om een stevigere coördinatie. Dit beoogt de SGP/CDA ook. Versnippering is niet wat men wil, dus een stevige regionale coördinatie. Inzake Sociaal werk en inkomen en Wmo, wordt er soms gezegd dat de gemeenteraad er niet meer over gaat en hier ook geen invloed meer op kan hebben. Dit vinden de fracties van de SGP/CDA een belangrijk onderwerp. In de praktijk is het terughalen van delegaties erg moeilijk, dus wil men kiezen voor de beste optie: delegatie zoals het nu is, mits er meer afstemming en overleg plaatsvindt met de lokale raden, zodat deze voelen dat ze er toe doen. Men wil zich gehoord voelen op deze belangrijk dossiers. Inzake de vraag over uitvoeringstaken bedrijfsvoering, ICT en middelen merkt hij op dat dit in de procesnotitie staat omschreven alsof het delegatie zou zijn. Er is geen sprake van delegatie maar van mandatering. Vandaar dat men heeft gezegd: laten bij mandatering zoals het is, in de derde ring. Mevrouw Van Es geeft per interruptie aan dat er veel verwarring bestaat over de ringen. De heer Hoogland zegt dat zij in verband met deze verwarring hebben aangegeven, dat wanneer er wordt gesproken over regionale coördinatie, derde ring, dit volgens hen mandatering betreft. Het is van belang om deze definitiekwestie aan de orde te stellen en te spreken over nadere verdieping op een aantal thema s. Men zou kunnen kiezen voor een tweesporen beleid, kijkende naar de samenvatting zoals deze verwoord is en dit morgen in Drechtstedenverband aangeven. Dit is van belang om het risico te voorkomen, wanneer men dit niet aan de voorkant zegt, men achteraf wordt geconfronteerd met discussies over delegaties en mandatering en men in het kader van delegatie geen kant meer uit kan. Het is goed om aan de voorkant van het proces dit signaal af te geven in Drechtstedenverband. Dit is in zijn beleving niet strijdig met het spoorboekje. Mevrouw Van Es geeft per interruptie aan dat volgens haar de gemeenschappelijke factor in ring 4 niet is dat er gedelegeerd wordt, maar dat je regionale ambitie hebt met elkaar. Deze ambitie moet ingevuld worden, daar zijn geld en bevoegdheden voor nodig, die via delegatie of mandatering geregeld moeten worden. In principe kan men met mandatering ver gaan. Het fundamentele verschil is dat de verantwoordelijkheid bij de 5

6 gemeente blijft. In die zin is zij het volledig oneens met de stelling: mandatering is ring 3. Haar pleidooi is: laten we morgen bevestiging vragen of de definitie van ring 4 is, dat er ook mandatering onder valt. Dit zou in feite zo moeten zijn. De heer Van Engelen merkt per interruptie op dat in het stuk van de Drechtsteden staat, dat zowel in ring 3 als 4 de middelen mandatering en delegatie ter beschikking staan. De verwarring komt volgens mevrouw Van Es per interruptie doordat er in het stuk steeds over regionale delegatie wordt gesproken in plaats van regionale delegatie/mandatering. De heer Hoogland geeft concluderend aan dat men kiest voor behoud van eigen verantwoordelijkheid en daarom op voorhand niet kiest voor verdere delegatie van bevoegdheden, in termen van mandatering versus delegatie. Wanneer men dit morgen kan verwoorden in Drechtstedenverband, voelt hij zich daar comfortabel bij en wil hij komen met een aangescherpte oplegnotitie, waarbij men de definities nog nauwkeuriger beschrijft en waarbij men dieper in detail kan gaan, eventueel samen met de fracties van PAB en D66, op de elementen waar zij behoefte hebben aan verdieping, om te komen tot een einde van het proces. Het is van belang om aan de voorkant aan te geven waar Papendrecht voor staat. In het kader van een zuivere definitiekwestie wil hij bereiken dat er geen misverstanden meer over kunnen bestaan. Hij stelt voor in een volgende commissievergadering te spreken over de definities en de uitwerking daarvan, het raster en daar waar nodig over de verdieping en een eind te maken aan deze discussie. Inzake de vraag over de financiële solidariteit bij Jeugdzorg heeft de heer Hoogland begrepen dat er op Drechtstedenniveau al sprake is van financiële solidariteit. Daar wil men geen verandering in, maar dit wil men laten zoals dat recent is besloten. Inzake het spoorboekje dat morgen op de agenda staat, merkt hij op dat dit de eerste keer is dat men dit in deze vorm ziet en dat het morgen wordt voorgelegd aan de commissie Bestuur en Middelen ter accordering. Op dit moment kan er nog wel over gesproken worden, omdat het een aanpassing zou kunnen zijn van het spoorboekje zoals het voorligt. De heer Van der Valk vraagt ter interruptie wat de aanpassing zou zijn. De heer Hoogland zegt dat men aan de voorkant uitspraken wil doen over mandatering en delegatie en kan zich voorstellen dat het Drechtstedenbestuur daar liever in een veel later stadium over van gedachten wil wisselen. De heer Van der Valk kan het hier in bepaalde gevallen wel mee eens zijn, maar hij denkt dat zij ook een bepaalde structuur nastreven waarbij ze iets goed voor willen bereiden en uiteindelijk inbrengen, zodat men ruime mogelijkheden heeft om er tegenin te gaan, met een ander voorstel te komen of dat voorstel om te kunnen buigen. De heer Hoogland merkt op dat men in de achterliggende periode meerdere zaken met het DSB heeft meegemaakt. Dit zou 6

7 in zijn beleving een laatste poging kunnen zijn om Drechtstad op de agenda te zetten, zodat er veel zaken worden gedelegeerd richting Drechtsteden. De fracties van SGP/CDA willen aan de voorkant kunnen zeggen nu even niet. Dit wil niet zeggen dat men dit standpunt altijd zal innemen. De heer Van der Valk begrijpt zijn mening, maar vindt dat men het voor Papendrecht op deze manier moeilijker maakt. Als men vanuit Papendrecht een bepaalde mening eerst wil neerzetten, kan men dit in een commissie of raad doen en dit standpunt ook duidelijk naar buiten toe verwoorden. Als men nu een eigen extra structuur aan wil brengen voor zaken die niet nodig zijn, wordt het nog onduidelijker en moeilijker om in de totaliteit goede beslissingen te nemen. De heer Hoogland heeft in Drechtstedenverband aangegeven voorstander te zijn van een tweesporenbeleid. Aan de ene kant doorgaan met het RMJP (SGP/CDA/CU heeft ook kwalitatieve inbreng in de adhoc commissie). Aan de andere kant wil men ook vooraf met de raad nadenken over mandateren of delegeren. Hij vindt het de verantwoordelijkheid van de raad, om richting de andere gemeenten aan te geven hoe men denkt ten aanzien van mandateren/delegeren. Afsluitend ervaart hij vanuit de commissie steun voor deze lijn. De heer Van der Valk is een voorstander van het van tevoren een aantal onderwerpen bespreken. Maar niet op het moment dat deze onderwerpen terugkomen uit de Drechtraad, om daarna te bepalen of men het wel of niet doet. Zaken moeten van tevoren afgestemd worden en de raad moet vooraf zeggen tot zover willen wij gaan. Als men dat gezamenlijk kan onderbouwen, kan men in Drechtstedenverband een sterker standpunt neerzetten. De commissie in tweede termijn: De heer Van Engelen merkt op dat men in de carrousel Bestuur en Middelen - waar het RMJP voor eerst aan bod kwamcarrouselbreed heeft besloten twee sporen te lopen. Wetende dat er sprake is van een gemeenschappelijke regeling, waarvoor de 6 gemeenten eerst duidelijkheid moeten geven over wat men in welke ring wil, zodat men later pas een RMJP kan opstellen. Er wordt nu van Papendrecht verwacht op lokaal niveau te bepalen wat in welke ring hoort. Als men dat niet doet, is dit een gemist moment en kan men regionaal niet verder. Het is een tweesporenbeleid, een afstemming. Hij is het er mee eens duurzaamheid en milieu stevig te maken. Inzake werk en inkomen bevestigt hij dat dit niet meer omgedraaid kan worden naar mandatering. Nu moet men op Drechtsteden niveau naar het algemeen bestuur (de Drechtraad) kijken, om te zorgen dat dit soort zaken mandatering van het algemeen bestuur richting het Drechtstedenbestuur gaan worden en niet meer delegatie. Nu gaan zij over allerlei zaken, zonder dat ze de gemeente hierover hoeven in te lichten. GroenLinks, PvdA en vermoedelijk SGP vinden dat er zaken zijn waarover zij geïnformeerd willen zijn en hier iets van kunnen zeggen. Dan ligt mandatering veel meer voor de hand. Dit speelt dan tussen de Drechtraad en de DSB, deze discussie moet men hier niet voeren. 7

8 Inzake de financiële solidariteit vraagt hij informatie van het college. Hij vermoedt dat dit inhoudt dat er bij de ene gemeente meer financiën nodig zijn omdat daar meer cliënten zijn. Hij vindt dat mandatering en delegatie in ring 3 en 4 kunnen plaatsvinden. Volgens hem valt delegatie al heel snel in ring 4, maar kan men in ring 4 ook mandateren. Dit betekent alleen dat men dit als lokale raden ook terug kan halen, wanneer het mandaat niet goed wordt uitgevoerd. Mevrouw Van Es is het hier per interruptie mee eens. De inhoudelijk gemeenschappelijke factor van ring 4 is gemeenschappelijke regionale ambitie. Dit kan inderdaad ook met mandateren. Het is belangrijk om morgen te zeggen wij Papendrecht verstaan onder ring 4 (regionale delegatie) dat er ook mandatering onder valt en alleen onder die voorwaarden zijn we akkoord met die indeling. De heer De Ruiter vindt het per interruptie wel belangrijk dat er eenduidigheid bestaat over het model, en er geen model per gemeente ontstaat. Mevrouw Van Es en de heer Van Engelen zijn het hier ook mee eens. De discussie hierover moet wel aan de voorkant gevoerd worden en geen slachtoffer-gedrag achteraf. Er volgt nog een korte discussie over de ringen, waarna de heer Van Engelen het verschil tussen ring 3 en 4 uitlegt. In ring 3 gaat het om regionale coördinatie, waar men regionaal beleid op kan zetten, hier is echter altijd sprake van een lokaal component. Deze speelt in ring 4 niet, daar is het echt helemaal regionaal. Men kan in ring 3 wel degelijk een regionale ambitie hebben, maar over het algemeen heeft de gemeenteraad altijd besluitvormend invloed. Mevrouw Yildiz kan zich vinden in de oplegnotitie en steunt deze ook. Haar voorkeur gaat uit naar het tweesporenbeleid, omdat het elkaar ondersteunt. Bij het opstellen van het RMJP moet men vooraf duidelijk doelstellingen neerzetten en verwachtingen en ambities aangeven. Haar fractie is er voorstander van om de discussie vanavond te voeren en zal dit morgen bespreken in het regiofractieoverleg. De heer Janssen is het grotendeels eens met de oplegnotitie. De 5 speerpunten zijn heel belangrijk en van de overige 11 weet hij nog niet of deze mandatering in de regio of lokaal of bovenregionaal moeten zijn. Daar komt men wel uit, het spoorboekje is helder genoeg. De notitie is ook meegenomen in het SLP overleg, waar men ook zeer tevreden was over de inbreng van het CDA/SGP. Ook daar zal steun zijn vanuit de andere lokale partijen voor deze lijn. Hij wil nogmaals benadrukken dat men als raad en Drechtraadsleden zelf aan de slag moet gaan om een RMJP samen te stellen. Ook dit komt wel goed, men hoeft het niet definitief voor 4 jaar vast te stellen. Inzake Werk en inkomen zou hij, hoewel dit waarschijnlijk niet mogelijk is, graag terug gaan naar mandatering. Hij hoort de heer Hoogland zeggen dat er op dit moment sprake is van delegatie, maar dat men wil proberen meer betrokkenheid en informatie te bewerkstellingen. 8

9 Mevrouw Van Es geeft een in korte samenvatting weer waar D 66 Papendrecht staat. D 66 wil dat er morgen wordt ingebracht dat Papendrecht kiest voor mandateren in plaats van delegeren van bevoegdheden. Met de kanttekening dat dit geen vrijblijvende opmerking of voorkeur is. Papendrecht kiest daarvoor, de inhoud moet leidend zijn. D 66 is niet akkoord met de inbreng van de (aangepaste) oplegnotie waarbij een ringindeling wordt aangeven. Zij zal zelf morgen vragen naar de notitie uitwerking programmering van 29 november, waar het schema in staat. Deze suggereert dat ring 4 alleen gaat over delegatie. Zij wil bevestiging dat dit niet zo is. Dan heeft zij er voor wat betreft de gedane voorstellen geen behoefte aan dit niet te veranderen. Het aan de voorkant meegeven van mandateren en niet delegeren is een belangrijk punt, maar dit is ook belangrijk waar het gaat om de onderwerpen. Ook de speerpunten vindt D 66 belangrijk. Binnen deze speerpunten is het belangrijk (om eventueel in een extra sessie) te bespreken wat men wel of niet wil. Op het moment dat er voorstellen van het DSB liggen kan men formeel nog wel nee zeggen, maar het is beter dit van tevoren aan te geven. Zij is het eens met duidelijkheid verschaffen over delegeren of mandatering. Waar het de opstellers van de oplegnotitie echt gaat om regionaal coördineren, is zij het er niet mee eens. Ten aanzien van de speerpunten merkt de heer Hoogland op dat op 6 mei jl. de speerpunten al zijn meegegeven vanuit de regionale fracties. In de verstrekte bundel staan de speerpunten aangegeven. Ten aanzien van Onderwijs en arbeidsmarkt, inzet op maritiem, logistiek, aandacht voor technisch onderwijs/duurzaamheid, afstemming arbeidsmarkt/vraag naar personeel. Zijns inziens hoeft Papendrecht daar niet nogmaals aandacht voor te vragen. Op hoofdlijnen kan men zich vinden in deze speerpunten, zoals deze door de heer Brok zijn verwoord. De oplegnotitie en discussie gingen vooral om mandatering/delegatie, vandaar dat de conclusie over deze twee termen spreekt. Dit betekent dat coördinerend niet alleen coördinatie is, maar juist mandatering. De heer De Ruijter is het eens met de oplegnotitie, hecht aan het tweesporenbeleid en het spoorboekje. Omdat er veel verwarring ontstaat, vindt hij verduidelijking van mandateren en delegeren belangrijk voorafgaand aan de nieuwe periode van het Drechtstedenbestuur belangrijk. Hij vindt de oplegnotitie een goede onderligger voor deze discussie. Mevrouw Van Es is het hier per interruptie mee eens. Men heeft zich hier destijds te weinig in verdiept. Dit is een heel belangrijk punt om in te brengen. De heer Hoogland benadrukt de uitspraak van mevrouw Van Es, dat het geen vrijblijvend karakter heeft, dus sterk neerzetten. Mevrouw Van Es geeft aan dat hier ook gradaties in zitten, zij kan niet op alle onderwerpen beoordelen of dat op die manier kan. Bij alle voorstellen die vanuit de Drechtsteden zullen komen, waar Papendrecht zelf opdracht geeft, moet meegenomen worden dat Papendrecht, als het wordt ingevuld als delegeren, 9

10 hoogstwaarschijnlijk nee zegt en daar geen meerderheid voor te vinden is. Dat weet men nu al en wil dat daarom ook meegeven. Men wil niet dat het wordt ingevuld als dus er is geen ambitie. Niet alleen wil men dat niet, maar dat accepteert men ook niet, want het is ook niet waar. Men kan met mandaten heel veel zaken regelen. De heer Hoogland kan zich goed vinden in de benadering van mevrouw Van Es. Door zaken bewust ongenuanceerd neer te zetten, krijgt men scherp wat de ander bedoelt. Hij is er voorstander van nooit nooit te zeggen. Dit is zijn nuancering op zijn vorige uitspraak. De plv. voorzitter nodigt de heer Korteland uit de vraag aan het college te beantwoorden omtrent de financiële solidariteit. De heer Korteland merkt op dat dit een term is die gebruikt wordt door de heren Hoogland en Lichtenberg. Hij kan hier alleen naar raden. Men zoekt in Drechtstedelijk verband rondom Jeugdzorg naar samenwerking en er zijn allerlei modaliteiten denkbaar om dit financieel op te lossen. Verder moet hij naar de exacte invulling gokken. De heer Van Engelen zal de heer Lichtenberg hier morgen naar vragen. De voorzitter legt de commissie een tweetal vragen voor. Gaat men, zoals door mevrouw van Es is gevraagd een aparte sessie wijden aan het uitdiepen van de speerpunten? Gaat men een Papendrechts standpunt in de Drechtsteden naar voor brengen of doet elke fractie dit apart? De heer Janssen denkt aan de contournota in wording. De heer Hoogland zegt per interruptie dat de contournotitie uit de adhoc commissie morgen niet voorligt. Het gaat alleen om het spoorboekje. De heer Janssen geeft aan dat er in de adhoc commissie nog inhoudelijk werk verricht zal worden om de speerpunten scherper te krijgen. Hij vertrouwt zichzelf in de adhoc commissie voldoende wijsheid toe om de nodige inhoud in te brengen. Hij is er niet voor om dubbele discussies te voeren. De plv. voorzitter concludeert dat er in de commissie ABZ nog genoeg tijd is om hierover te discussiëren. Fractiestandpunt of Papendrechts standpunt? De heer Janssen wil het liefst een Papendrechts standpunt. De heer Van der Valk zal een fractiestandpunt uitspreken en op 23 juni wil de VVD haar standpunt duidelijk neerzetten. Mevrouw Van Es vindt het goed om een standpunt per fractie uit te spreken en dit standpunt meerdere malen in te brengen. Als het onderwerp wordt ingebracht in de commissie, acht zij een extra sessie niet noodzakelijk, Omdat de oplegnotitie ook naar de regiofractie is verspreid wil de heer Essoussi graag beide standpunten inbrengen. Met betrekking tot de extra sessie voldoet de vergadering van 23 juni. 10

11 Mevrouw Yildiz wil ook beide standpunten inbrengen. Zij is het eens met een extra sessie. De heer De Ruijter vindt 23 juni een goed idee voor de extra sessie en hij zal beide standpunten door de regiofractie laten verwoorden. De heer Hoogland sluit zich aan bij de heer de Ruijter. De heer Van Engelen vindt 23 juni een goede optie. Met betrekking tot het standpunt zal hij dit aan de regio voorleggen. Mocht de fractie hier geen behoefte aan hebben brengt hij het standpunt van GroenLinks Papendrecht in. De voorzitter komt tot de conclusie dat allen het er over eens zijn dat men op 23 juni in deze commissie verder vergadert over deze zaak. Ten tweede dat in veel gevallen het Papendrechtse standpunt overeen zal komen met het regiostandpunt en dat beiden morgen ingebracht zullen worden. Men vindt het belangrijk dit aan de voorkant te doen, om niet achteraf met zaken geconfronteerd te worden die men niet wenselijk vindt. 07. Voorbereiding op de Drechtstedendinsdag van 03 juni De heer Stremler vindt het inzake de carrousel Bestuur en Middelen principieel niet juist dat het overschot van de jaarrekening verdeeld wordt onder alle posten, om kosten te dekken en/of reserves aan te vullen in de Drechtsteden. Dit overschot hoort terug te gaan naar de gemeente. Inzake de Drechtraad, agendapunt 10, advies van een formateur over de samenstelling Drechtstedenbestuur (punt 11 en 12) merkt hij namens zijn fractie op, het om meerdere redenen niet wenselijk te vinden (net als 4 jaar geleden) een burgemeester in het Drechtstedenbestuur te benoemen. Een burgemeester is een apart benoemde functionaris en deze politieke verantwoording te geven, is in strijd met de taken die een burgemeester behoort te vervullen. Een ander punt is de onevenwichtigheid tussen benoemde en niet benoemde bestuurders in de regio. Het lijkt net of één gemeente (met een burgemeester in het DB) meer invloed heeft dan de ander. Het doet geen recht aan de burgemeester, hij dient boven partijen te staan, om zich te manifesteren als politieke functionaris in het Drechtstedenbestuur. Dit zijn argumenten die vanuit Papendrecht en de D 66 fractie destijds per brief zijn aangevoerd. Destijds is dit in de Drechtraad besproken en heeft de heer Brok aangegeven dat burgemeesters in de Drechtraad zitten vanuit de opstartfase. In 2010 zou de tweede periode een afronding zijn van de opstartfase. Ook zou er na twee jaar een evaluatie plaatsvinden. Zijn fractie vindt het geen goed idee dat een burgemeester nu weer wordt voorgedragen. Hij stelt voor vanuit de commissie de formateur, de heer Brok, te berichten dat men dit geen goed idee vindt. Mevrouw Van Es is hier inderdaad geen voorstander van. Wat zij een belangrijker punt vindt is dat Dordrecht voorstelt 2 portefeuillehouders te benoemen. Ook de heer Van Engelen zet vraagtekens bij het benoemen van 2 portefeuillehouders en zal dit morgen inbrengen. Inzake de benoeming van de burgemeester merkt hij op dat Papendrecht 11

12 hier feitelijk niet over gaat. Dit is een zaak van Alblasserdam. De vraag is of men vindt dat een gemeente vertegenwoordigd moet zijn door een wethouder of burgemeester. De heer Hoogland geeft aan hier morgen nog over van gedachten te zullen wisselen. Dit heeft te maken met het feit dat er nog een belangrijk argument speelt dat niet in de brief wordt genoemd, namelijk openheid en transparantie. De fractie van de SGP/CU heeft hier grote moeite mee. De commissie in tweede termijn: De heer Stremler wacht morgen de toelichting van de heer Brok inzake de twee Dordtse bestuurders af. Dat er perse een PvdA afgevaardigde in het DSB moet zitten vindt hij minder logisch. De heer Van Engelen merkt op dat wanneer je een burgemeester benoemt deze boven de partijen moet staan. Het argument mag zeker niet zijn dat hij PvdA lid is. Mevrouw Van Es heeft dit per interruptie niet als feit gesteld, zij heeft dit in de wandelgangen gehoord. De heer Stremler vindt dat dit geen argument mag zijn en vindt het zorgwekkend dat het hoe dan ook genoemd wordt. Ook wacht hij nog op het antwoord inzake het compleet terugstorten van het overschot van de jaarrekening. Beantwoording vanuit het college: De heer Korteland antwoordt dat de verdeling van de 11 miljoen conform de afspraken is, die de Drechtraad zelf heeft vastgesteld. Als reserves leeg raken zullen die gevuld moeten worden. De audit commissie spreekt van krappe reserves, waarbij de verordening reserves en voorzieningen wordt gevolgd en dat gebeurt ook. De Drechtraad heeft zelf het besluit genomen rondom Drechtwerk en het VNG congres. Dat is 1,2 miljoen en 9 ton voor Drechtwerk en 3 voor het VNG congres en dan klopt het getal weer. De heer Stremler vraagt hoe groot het weerstandvermogen mag groeien. De heer Korteland zegt dat alle reserves zijn gemaximeerd. Hij heeft ze niet allemaal paraat, maar voor de sociale dienst is dit berekend op het aantal cliënten. De heer Stremler geeft per interruptie aan dat het hem alleen gaat over het weerstandvermogen. De heer Korteland zou dit moeten opzoeken, maar het heeft een plafond en kan niet boven dit plafond komen, omdat het dan vanzelf teruggaat richting gemeente. De heer Hoogland zegt dat er in 2007 een nota reserves en voorzieningen is vastgesteld. Deze nota wordt herijkt en in die betreffende nota staat het maximum aan reserves en voorzieningen dat er binnen de GRD mag zijn. Hij zal morgen 12

13 vragen naar de status van deze nieuwe nota. (Hij vraagt al 2 of 3 jaar om een herijkte nota.) De heer Stremler stelt vast dat de heer Korteland de bedragen niet kent, maar wel dat het er binnen valt. Er zijn verder geen bijzonderheden onder dit punt en de beraadslagingen worden afgesloten. 08. Regionale aangelegenheden (overig): a. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; De heer Stremler informeert naar een stuk in het AD over de Gezondheidsdienst, die een begroting presenteert met een miljoen tekort. Hij vraagt of men een raadsvoorstel kan verwachten om het tekort aan te passen. De voorzitter stelt voor deze vraag voor de rondvraag te bewaren. b. Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Er zijn geen bijzonderheden. Ph CjMdB Ph JNR 09. Rondvraag. - De heer Stremler vraagt naar het tekort van de Gezondheidsdienst en de heer Korteland antwoordt dat het college zich hier morgen over zal buigen. Mevrouw Van Es vraagt waarom de duoraadsleden, die de eed en gelofte hebben afgelegd om vertrouwelijke informatie te ontvangen, de roze brief aangaande een vertrouwelijke kwestie, die de raadsleden wel hebben ontvangen niet hebben ontvangen. De heer De Bruin bevestigt dat men de duoraadsleden inderdaad de eed /gelofte af heeft laten leggen. Het college heeft in de haast vergeten deze brief te versturen aan de duoraadsleden. Mevrouw Van Es vraagt naar de procedure aangaande de roze brief. De heer De Bruin antwoordt dat dit soms per commissie kan zijn, maar dat men de eed /gelofte heeft laten afleggen om hier wat soepeler mee om te kunnen gaan. Dit is de eerste keer dat het gebeurt. Het is goed dat mevrouw Van Es dit opmerkt, zodat het de volgende keer beter gaat. 10. Sluiting. Er zijn verder geen bijzonderheden en de voorzitter sluit de bijeenkomst, onder dankzegging aan een ieder voor diens inbreng, om uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de commissie Algemene Bestuurlijke en financiële Zaken op 23 juni A.P.M.A.F. Bergmans (griffier) A. Vogel (plv. voorzitter). ACTIEPUNTENLIJST COMMISSIE ALGEMENE BESTUURLIJKE EN FINANCIELE ZAKEN (zoals deze luidt na de vergadering op ) Cie-datum Omschrijving Status 13