Betreft cie MO: Voorstel inzake Programma Spilcentra

Transcriptie

1 gemeente Eind hoven &r++ Concernstaf Bestuurssecretariaat Retouradres Postbus goxso, s6oo RB Eindhoven Voorzitter en leden van de commissie voor maatschappelijke ontwikkeling (MO) Behandeld door M. Honing Telefoon (oqo) Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk CS/BS xg december soox Betreft cie MO: Voorstel inzake Programma Spilcentra Geachte commissieleden, Hierbij ontvangt u het concept-raadvoorstel (+ programma) dat betrekking heeft op bovenvermeld onderwerp. Dit onderwerp zal worden behandeld in de openbare vergadering van de commissie voor maatschappelijke ontwikkeling van dinsdag 8 januari 2002, locatie commissiekamer Stadskantoor, aanvang uur. Voor nadere technische en inhoudelijke informatie kunt u zich wenden tot de heer A. van Gerwen van de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, telefonisch te bereiken onder nummer (040) , Met vriendelijke groet, M. Honing Bijlage(n) : 1 mho/ee Bexoekadres Stadhuisplein xo Eindhoven Openingstijden ma t/m vr g.oo-x6.oo uur Bereikbaar per openbaar vervoer Postadres Postbus goxso s6oo RB Eindhoven Telefonisch bereikbaar g.oo-xx.go en x3.3o-x6.oo uur

2 gemeente Eindhoven Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Raadsbij lage nummer inboeknummer Beslisdatum Bikw r8 december 2OOI Raadsbijlage Programma inzake Spilcentra 1 Inleiding In augustus 2000 is in de raadscommissie Maatschappelijke Ontwikkeling de koers besproken van het peuterwerk in Eindhoven. Deze koers is vertolkt in drie nota s over het peuterwerk, waarbij het begrip Spilcentrum centraal staat. De raadscommissie heeft toen positief gereageerd op het Spilconcept en heeft verzocht draagvlak te organiseren bij betrokkenen en met een programma te komen teneinde S pilcentra in Eindhoven te realiseren. 2 Probleemstelling Binnen het tijdsbestek van een decennium moet het Spilcentrum een ingebed fenomeen zijn in de Eindhovense samenleving. Teneinde dit te bereiken is op programma niveau een opzet gemaakt om realisatie van Spilcentra in Eindhoven op een gefundeerde wijze voor te bereiden. Voor de implementatie van Spilcentra wordt gekozen voor een pragmatische aanpak en insteek. Daar waar op basis van autonome ontwikkelingen zich thans kansen voordoen om Spilcentra te realiseren, worden deze ook benut. De in het IHP en in het verrijkingsprograrnma IHP vermelde mogelijkheden dienen daarbij als basis. Hierdoor is het mogelijk om voor de periode 2002 ÃćâĆňâĂİ 2003 al een aantal potentiele Spilcentra daadwerkelijk te verwezenlijken. 3 Maatschappelijke effecten en het rneetpunt voor succes In het model Spilcentrum staan de maximale ontwikkelingskansen van elk kind centraal. Spilcentra zullen in de (nabije) toekomst het algemeen fundament zijn voor het Spelen en Leren voor kinderen van 0-12 jaar. In een Spilcentrum worden tenminste peuterwerk, kinderopvang en basisonderwijs samengebracht tot een geheel, liefst waar mogelijk in een fysiek centrum, SPIL staat voor SPelen, Integreren, Leren. Samenwerken en integratie worden per Spilcentrum geregeld in een gezamenlijk opgesteld Pedagogisch Raamplan. Voor elk Spilcentrum geldt een eigen op de wijk/buurt geent raamplan. Het is de bedoeling om binnen een tijdsbestek van tien jaar alle basisscholen, peuterwerk en kinderopvang te integreren tot Spilcentra. Het basisonderwijs en het peuterwerk zijn daarbij de twee hoofdaannemers. Zij nodigen andere organisaties waaronder de branche kinderopvang, jeugdgezondheidszorg, thuiszorg en

3 Raadsbijlage nummer instellingen voor opvoedingsondersteuning, naar gelang de wijk/buurt dit verlangt, uit om mede vorm te geven aan de inhoud en organisatie van elk Spilcentrum. Spilcentra spelen in op het (toekomstige) dagbestedingspatroon van ouders/opvoeders. Een Spilcentrum is immers een concentratie van voorzieningen voor kinderen van 0-12 jaar en biedt een logische oplossing voor burgers die wonen en werken combineren. Een Spilcentrum is daarbij de veilige haven en een plek waar, op een verantwoorde wijze, ouders/opvoeders hun kinderen dagelijks kunnen onderbrengen in een op elkaar afgestemd en ingespeeld systeem van professionals. 4 Wijze van aanpak/oplossingsrichting Orn te komen tot een brede en volledige spreiding van Spilcentra in de stad is een bestuurlijk commitment van de samenwerkende organisatie op stedelijk niveau van belang. Thans blijkt er een toenemend draagvlak onder het management van de basisscholen het peuterwerk en andere participerende instellingen te zijn om Spilcentra in Eindhoven te realiseren. Aan de hand van dit raadsdossier zullen de autonome besturen van participerende instellingen definitieve beslissingen kunnen nemen inzake Spil. Op programmaniveau moeten er nog enkele cruciale vraagstukken nader worden onderzocht en opgelost. Het gaat dan om het uitwerken van de volgende vier pijlers: De fysieke pijler waarbij de volgende aspecten van belang zijn: Huisvesting en geografisch clustering cq geografische spreiding. Dit in relatie tot het Integrale Huisvestingsplan Basisonderwijs en de ontwikkeling van het peuterwerk en kinderopvang inclusief de huisvestingsprogramma s per stadsdeelgebied en per wijk. Koppeling ontwikkelingen korte, middellange en lange termijn van verplaatsingen basisscholen, peuterwerk, kinderopvang en vrije tijdsaccornmodaties naar unielocaties. Aangrijpen van kansen, daar waar deze zich nu voordoen Gebruik maken van mogelijkheden in herstructureringsgebieden en plekken waar uitbreiding van basisonderwijs en peuterwerk gewenst is. De bestuurlijke en beheerspijler Aspecten die vanuit deze nadere invulling moeten krijgen zijn: De mogelijke vormen van samenwerking Nieuwe bestuursvormen Het Spilmanagement voor de verschillende type Spilcentra De eigendomsverhoudingen bij multifunctionele eenheden De zeggenschap en medezeggenschap van de verschillende gebruikers De exploitatie en het beheer

4 Raadsbijlage nummer De Pedagogische pijler Het gaat bij deze pijler om het uitwerken en vormgeven van het pedagogisch raamplan dat als fundament dient voor elk Spilcentrum. Hiervoor zijn er drie modellen uitgewerkt die kunnen worden gebruikt voor het vervaardigen van zo n raarnplan. De drie modellen; het didactisch model, het schakel model en het olympisch model zijn in de bijlage gevisualiseerd en nader uitgewerkt. Op programmaniveau worden alle functies en producten die binnen een Spilcentrum mogelijk kunnen voorkomen benoemd en als blokelementen in een zogenaamde spildoos geplaatst. Per Spilcentrum worden, naar aanleiding van specifieke buurt/wijk kenmerken en naar aanleiding van de vraag naar Spilproducten en Spilfuncties door ouders/opvoeders en kinderen, de Spilblokken vergroot of verkleind. Zo ontstaat er per buurt/wijk een specifiek eigen Spilcentrurn. De financiele pijler; Hierbij gaat het om de uitwerking van de volgende facetten: Financiele clustering en afstemming, waarbij een onderscheid gemaakt moet worden tussen investeringskosten enerzijds en exploitatiekosten m.b.t. kapitaalslasten, gebouwafhankelijke kosten, personele kosten (incl. management en beheer) en activiteitenkosten anderzijds. Daarnaast zijn er ook incidentele uitgaven. Afstemming van diverse wet- en regelgevingen Het ontwerpen van een nieuw bekostigingsstelsel dat gebaseerd is op functies, producten en integrale kostprijseenheden Spilbreed Locatiemanagement projectmanagement en projectuitvoering. vengenoemde punten vragen om een projectmatige aanpak en projectmatige uitwerking. Hiertoe zal er een projectteam worden samengesteld dat ressorteert onder het Projectbureau van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Het projectteam bestaat uit een projectmanager, een project-assistent en een management assistent. De projectmanager regisseert het Spilproject en zit een regiegroep voor die bestaat uit vertegenwoordigers van het basisonderwijs, het peuterwerk en de jeugdgezondheidszorg / thuiszorg. Tevens zal een onafhankelijk vertegenwoordigers namens de branche kinderopvang aan de regiegroep deelnemen. In december 2000 verscheen het IHP basisonderwijs. Dit IHP is leidraad bij de realisatie van Spilcentra in Eindhoven. Schoolrnanagernent en het management van Loket W/ sector peuterwerk maken aan de hand van het IHP keuzes voor de Spil-ontwikkeling in de (nabije) toekomst. Voor de periode en voor wordt in een matrixvorm (zie bijlage) weergegeven welke Spilcentra in deze periode mogelijk kunnen worden gerealiseerd In dit overzicht staan ook de Brede Scholen genoemd die reeds in de stad en in de nieuwbouwwijk Meerhoven worden gerealiseerd. Voor de irnplementatie van

5 Raadsbij lage nummer Spilcentra in Eindhoven wordt gekozen voor een pragmatische aanpak en insteek. Daar waar op basis van autonome ontwikkelingen zich kansen voordoen om Spilcentra te realiseren, worden deze ook benut. De in het IHP en in het verrijkingsprogramma IHP vermelde mogelijkheden dienen daarbij als basis. 5 Financiele gevolgen en risico s De financiele gevolgen en risico s zullen per Spilproject middels afzonderlijk dossiers inzichtelijk worden gemaakt. Op programmatisch niveau is aangegeven dat er een nadere uitwerking zal plaatsvinden van de financiele aspecten voor het verwezenlijken van Spilcentra in Eindhoven. Een van de meest noodzakelijke stappen is het starten van een onderzoek naar de mogelijkheid van het ontwerpen van een nieuw bekostigingsstelse! voor Spilcentra, Brede Scholen en Multifunctionele activiteitencentra. Dit nieuwe systeem zal geent zijn op een integrale kostprijsbenadering. Van belang is tevoren helder vast te stellen hoe er met de bekostiging van de uit het Spilconcept voortvloeiende kosten moet worden gegaan. Uitgangspunt daarbij is dat de partners van het Spilconcept de kosten dragen en daarmee ook een financieel belang hebben bij het functioneren van het Spilconcept. Niet de overheid, maar de partners houden dus het Spilconcept in stand. Voor zover partners niet in staat zijn hun deel van de kosten te dragen, zal de overheid moeten afwegen of zij die partners via subsidie daartoe in staat stelt. De overheid heeft daarmee een indirecte relatie met de Spilcentra. De kosten voor het projectmanagement Spil bedragen jaarlijks totaal ,- (f ,-). Deze kosten worden voor de jaren 2002 en 2003 deels gedekt uit GSB/SOP middelen ten laste van de regeling sociale integratie en veiligheid (deelbudget jeugd en veiligheid) en deels uit de dienstbegroting van DMO. Onderzocht wordt of een gedeelte van deze kosten ook uit de middelen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) kunnen worden betaald. De kosten van het projectmanagent Spil hebben een structureel karakter. De dekking uit GSB/SOP-middelen is incidenteel van aard. Vanaf 2004 zal opnieuw dekking gezocht moeten worden voor deze kosten. 6 Overige gevolgen van de aanpak De keuze van een pragmatisch aanpak voor de realisatie van Spilcentra in de stad heeft als voordeel dat er direct kan worden ingespeeld en geanticipeerd op mogelijkheden die zich nu voordoen. Het IHP en het verrijkingsprogramma IHP geven daarbij voldoende aanleidingen en aanknopingspunten. Ook de inventarisatie die er is gemaakt over de staat van de verschillende peuterspeelzalen, de spreiding van peuterspeelzalen en de toekomstige behoefte aan peuterwerk, geven voldoende onderbouwing om juist op een aantal; specifieke plekken nu reeds voor het Spilconcept te kiezen. Omdat voor de implementatie van Spilcentra in Eindhoven

6 Raadsbijlage nummer wordt gekozen voor een pragmatische aanpak en insteek, kunnen daar waar op basis van autonome ontwikkelingen zich kansen voordoen Spilcentra worden gerealiseerd. Hieronder worden de Spilcentra vermeld die in 2002 hun deuren openen: (hierbij zijn steeds basisschool en peuterspeelzaal als de twee basis-elementen genoemd. In de matrix is meer informatie te vinden). Voor alle genoemde Spilcentra 2002 geldt dat de investeringsmiddelen moeten zijn geaccordeerd. 5t Antonius Abt (skpo) met het Achtse Kruimeltje (woensel-noord / Acht) De Klapwiek (salto) met leniemienie (Woensel-Noord /Achtse Barrier) De vuurvlinder (salto) met het Lelijke Eendje (Woensel-Noord) De Wethouder van Eupen (skpo) met het Hummelhonk (Woensel-Noord) (Fysiek 5 pil centrum) t Palet (skpo) met Okki (Woensel-Zuid /Tijdelijke voorziening en Brede school) Fellenoord (skpo) met Jip en Janneke (Woensel-Zuid / Brede School) Grasrijk (skpo) (Strijp / Meerhoven) Drents Dorp (salto) met Trijntje (Strijp) De Driesprong (salto) met t Rakkertje (Tongelre/ Nieuwbouw Brede school- Tafelbergplein) De Zevens pro ng (salto) met t Kruide ntuintje / De Tovenaar (Stratum / Brede 5chool) Voor het jaar 2003 staat de realisatie van de volgende 5pilcentra gepland: Cornelis Jetses (salto) en Dribbel (Woensel-Noord) Louis Buelens (salto) en Ukkepuk (woensel-noord) De Tempel (salto) en de Drie Turven (Woensel-Noord) De Evangelische school (eigen bestuur, eigen peuterspeelzaal) (Woensel-Noord) De Driestam (salto) en het Hemelhofje (woensel-zuid) De og (skpo) en t Peuterhofke (Tongelre) De Kameleon (skpo) en Dommel (Gestel) Vrije school De Regenboog (eigen bestuur met eigen peuterspeelzaal) (Stratum) Beppino Sarto (skpo) met Dikkertje Dap (Stratum) De Talisman (skpo) met (deel) de Blokkendoos (Stratum) (Buitenschoolse opvang is al gerealiseerd) Floralaan-West (salto) met (deel) de Blokkendoos (Stratum) (nieuwbouw) De Klimboom (salto) met leniemieniemutte (Stratum) De Hasselbraam (salto) en Pinokkio (Stratum) De dekking van de investeringskosten van de in 2003 geplande 5 pilcentra zullen elk in afzonderlijke dossier worden aangegeven. De Dienst APZ/sector Bestuurs informatie en Onderzoek (BiO) heeft recentelijk (december 2001) een onderzoek afgerond naar de deelname aan het peuterwerk en kinderopvang in de verschillende stadsdelen in Eindhoven. De resultaten van dit onderzoek zullen in combinatie met het IHP richtinggevend en bepalend zijn voor de

7 Raadsbijlage nummer inrichting en intensiteit van het peuterwerk en de kinderopvang in de verschillende Spilcentra in de stad. Het mag evident zijn dat de toepassing van de Voor- en Vroegschoolse Educatie programma s Piramide en Kaleidoscoop in de prioritering van de planning van Spilcentra voor 2002 en 2003 uiteraard zijn meegewogen. 7 Resultaten van overleg / inspraak Zowel het management van de scholen als die van het peuterwerk staan positief tegenover de implementatie en realisatie van het Spilconcept. Ook de instellingen voor jeugdgezondheidszorg en de thuiszorg scharen zich volledig achter dit model, met dien verstande dat zij niet direct de fysieke eenheid nastreven, doch wel een verregaande vorm van samenwerking op buurt / wijkniveau wensen. De branche kinderopvang is ook positief over het Spilconcept. Voor hen geldt echter het marktprincipe waarbij vraag, aanbod en winst van belangzijnde factoren zijn. In augustus 2001 is er onder leiding van professor J, Hermanns een conferentie geweest met de deskundigen uit het veld over de invulling en fundamenten van een pedagogisch raamplan. Vit deze conferentie bleek des te meer dat er een grote draagvlak is voor het 5pilconcept. Sommigen gaven zelfs aan dat de ontwikkelingen rondom Spil sneller kunnen worden ingezet dan tot nu toe het geval is. 8 Communicatie Voor het creeren van het draagvlak voor het 5pilconcept zijn er overleggen gevoerd met vrijwel alle belangrijke participanten. De uitkomst van deze gesprekken waren zonder uitzondering positief. In april 2001 verscheen er een publieksversie over 5pilcentra: "een nieuw model voor 5pelen en Leren voor kinderen van 0-12 jaar". De eerste twee oplagen van deze versie (750 stuks) zijn reeds op. De derde druk is in voorbereiding. De Regiegroep SPIL komt om de zes weken bijeen om de voortgang van de Spilcentra te volgen. Daarbij is de onderlinge afstemming tussen het management van de scholen en de vertegenwoordiging van Loket W/sector peuterwerk van cruciaal belang voor de wording van de Spilcentra in Eindhoven. Tijdens de conferentie over het pedagogisch raamplan in augustus 2001 is er gesproken over de voor- en nadelen van de Spilcentra. Ook hier sloeg de weegschaal definitief door naar de positieve kant. Bij Loket W/sector Peuterwerk is er, in drie verschillende studiebijeenkomsten, eveneens uitvoerig gesproken over de kansen en bedreigingen van Spilcentra voor Peuterwerk. Er is met name nagedacht over de positionering van het peuterwerk ten opzichte van het basisonderwijs. De resultaten van de visiediscussies is neergelegd in de nota van Loket W/sector Peuterwerk "Peuterwerk: Een goede basis voor de toekomst van elk kind". Aan de afdeling communicatie van de Dienst MO is gevraagd om een communicatieplan te maken voor de implernentatie van Spilcentra in Eindhoven.

8 Raadsbijlage nummer Het ligt in het voornemen om over de ontwikkelingen van Spilcentra per kwartaal een nieuwsbulletin onder belangstellenden en belanghebbenden te verspreiden. 9 Advisering raadscommissie(s) 10 Voorstel 1. De raad voor te stellen: a: Het Programma Spilcentra in Eindhoven vast te stellen. b: In te stemmen met het uitgangspunt Spilcentra daar te realiseren waar investeringen op basis van autonome ontwikkelingen onvermijdelijk zijn. c: B&W te verzoeken de directeur van de Dienst MO op te dragen de vier genoemde programmapijlers nader uit te werken en te concretiseren. d: B&W te verzoeken de directeur van de Dienst MO op te dragen om elk jaar vast te stellen welke Spilcentra kunnen worden gerealiseerd en per Spil project de daaraan verbonden financiele kosten en de dekkingen aan te geven, waarbij tevens per project verdiscontering plaatsvindt van circa ,- (f ,-) aan projectkosten. Burgemeester en wethouders van Eindhoven,, burgemeester., secretaris.

9 Raadsbijlage nummer Besl uit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van nr ; besluit: Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van, voorzitter., secretaris. MeeleM1////wa

10 SPILCKNTRA IN EINDHOVEN PROGRAMMA December 2001 Drs. A.J.M. van Gerwen Projectmanager Spilcentra

11 A.J.M. van Gerwen Pagina Raadsbi la e: Pro ramma S ilcentra in Eindhoven Visie over S ilcentra In augustus 2000 is in de raadscommissie Maatschappelijke Ontwikkeling de koers besproken van het peuterwerk in Eindhoven. Deze koers staat vertolkt in drie nota s namelijk: "Peuterwerk, kinderopvang en onderwijs; een preambule", "Uitgangspunten voor het peuterwerk in Eindhoven" en "Peuterwerk in het Spilcentrum. De contouren van een spreiding splan". In alle drie de nota s staat het begrip Spilcentrum centraal. Spilcentra zullen in de (nabije) toekomst het algemeen fundament zijn voor het Spelen en Leren voor kinderen van 0 ÃćâĆňâĂİ 12 jaar. In het model Spilcentrum staan de maximale ontwikkelingskansen van elk kind centraal. In een Spilcentrum worden tenminste peuterwerk, opvang en basisonderwijs samengebracht in een centrum. Het peuterwerk en het basisonderwijs zijn daarbij de twee belangrijkste pijlers of dragers van elk Spilcentrum. Er ontstaat voor kinderen van 0-12 jaar en hun ouders een aantrekkelijke voorziening waarin Spelen en Leren worden geintegreerd. SPIL staat voor SPelen, Integreren en Leren. Een Spilcentrurn is een voorziening op wijk/buurtniveau, waarin het peuterwerk, het basisonderwijs en (kinder)opvang zoveel als mogelijk onder een dak zijn samengebracht en waarbij er samenwerking is met [alle) instellingen die zich bezighouden met consultatiezorg, jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, jeugdhulpverlening en volwasseneneducatie. Samenwerking en integratie worden per Spilcentrum geregeld in een gezamenlijk opgesteld Pedagogisch Raamplan. In dit raamplan staat beschreven hoe betrokken partijen voorzieningen in elk Spilcentrum inhoudelijk en organisatorisch op elkaar afstemmen. De deelnemende partijen behouden daarbij weliswaar de verantwoordelijkheid voor hun eigen werkzaamheden en de eigen taakstelling, doch worden wel gezamenlijk afgerekend op de resultaten die zij boeken die in het pedagogisch raamplan zijn overeengekomen. Aan het Spilconcept liggen de volgende basis-uitgangspunten ten grondslag: Ouders blijven de eerst verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen Peuterwerk, opvang en onderwijs trekken samen met de ouders als partners op daar waar het gaat om de opvoeding en de ontwikkeling van hun kinderen De maximale ontwikkeling van ieder kind staat centraal. Ieder kind krijgt de aandacht die het nodig heeft; Kinderen krijgen de kans om kind te zijn. Het spelen en spelenderwijs leren staan voorop; Ouders worden in staat gesteld die producten af te nemen, waaraan hun kinderen en zijzelf behoefte hebben; Het Spilcentrum is een interculturele voorziening; alle kinderen en hun ouders moeten zich erin kunnen herkennen en zich thuis kunnen voelen; Opvoedingsondersteuning krijgt een plaats binnen het Spilcentrum; Het Spilcentrum wordt zoveel mogelijk een fysieke eenheid op buurtniveau; Alle in een Spilcentrum deelnemende partijen worden onder een regie gebracht. De verzorgings-, opvang- en educatieve keten worden nauw met elkaar verbonden.

12 A.J.M. van Gerwen Pagina In het schema achterin deze raadsbijlage worden middels een trapmodel de verschillende varianten van een Spilcentrum getoond. De minimumvariant wordt gevormd door een samenwerkingscombinatie tussen het basisonderwijs, het peuterwerk, opvang en de jeugdgezondheidszorg. Alle andere samenwerkingsverbanden zijn mogelijk en worden op maat per wijk/buurt bepaald. Spilcentra en Brede Scholen Binnen het tijdsbestek van een decennium moet het Spilcentrum een ingebed fenomeen zijn in de Eindhovense samenleving. Er zal dan niet langer meer sprake zijn van een basisschool, een peuterspeelzaal en een locatie voor kinderopvang, doch van een Spilcentrum {per wijk/buurt j waarin deze en andere aanvullende voorzieningen fysiek en programmatisch zijn geãŕntegreerd. In een stedelijk dekkend spreidingsplan zal sprake zijn van Spilcentra met een minimum variant en Spilcentra met een maximum variant. Deze laatste staan nu reeds bekend als Brede Scholen. Het onderscheid tussen Spilcentra en Brede Scholen laat zich het best vertalen door het feit dat alle Brede Scholen Spilcentra zijn, doch niet alle Spilcentra zijn Brede Scholen. Brede scholen onderscheiden zich van Spilcentra door hun brede sociale context. In een Brede School worden vrijwel alle vormen die school, gezin en buurt met elkaar verbinden samengebracht en zoveel als mogelijk fysiek, organisatorisch en financieel geintegreerd. In een Brede School worden ontwikkelingskansen versterkt en verrijkt, wordt de maatschappelijke participatie bevorderd en vindt een breed educatief, recreatief, cultureel en op de buurt gericht aanbod van activiteiten plaats. Tot nu toe worden er in Eindhoven vier Brede Scholen gerealiseerd. Bij elk Spilcentrum ligt het accent primair op onderwijs, peuterwerk en opvang, waarbij het Spelen en Leren van elk kind centraal staan. Daarnaast spelen de opvoedingsondersteuning en de jeugdgezondheidszorg in elk Spilcentrum een belangrijke rol. Het gezamenlijk zorgdragen voor een ononderbroken ontwikkelingslijn, een continuum, voor 0 ÃćâĆňâĂİ 12 jarigen wordt bij elk Spilcentrum verankerd in het pedagogische raamplan. Het hiervoor geformuleerde uitgangspunt dat er in Eindhoven over tien jaar alleen sprake zal zijn van Spilcentra impliceert dat Spilcentra geen equivalent zijn van GOA-scholen. Het GOA/OVG en de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) zijn regelingen die het mogelijk maken om aan Spilcentra extra middelen ter beschikking te stellen in het kader van het aanpakken en voorkomen van onderwijsachterstanden in die wijken en buurten waar dat expliciet nodig is. Een Spilcentrum speelt hier rechtstreeks op in, omdat elk Spilcentrum ingericht wordt naar de kindkenmerken en vragen van en vanuit de betreffende wijk/buurt. Draa lak voor het S ilconce t. Toen de raadscommissie in augustus 2000 zich positief uitspraak over de koers van het peuterwerk, is er ook bij het management en de besturen van de basisscholen discussie ontstaan over het Spilconcept. Schoolbesturen hebben aparte sessies georganiseerd met schooldirecteuren waarin de kansen en bedreigingen van Spilcentra werden besproken. Bij Loket W / sector Peuterwerk is er, in drie verschillende studiebijeenkomsten, eveneens uitvoerig gesproken over de kansen en bedreigingen van Spilcentra voor Peuterwerk. Er is met name nagedacht over de positionering van het peuterwerk ten opzichte van het

13 A.J.M. van Gerwen Pagina basisonderwijs. De resultaten van de visiediscussies is neergelegd in de nota van Loket W / sector Peuterwerk "Peuterwerk: Een goede basis voor de toekomst van elk kind". De uitkomsten van de bijeenkomsten mondden vrijwel alle uit in een positief oordeel over het Spilconcept. Zowel het bovenschools management van de SKPO als die van COBSO / Het Nut (Salto) geven aan bereid te zijn om met gezwinde spoed Spilcentra in Eindhoven te realiseren. Uiteraard is ook het peuterwerk (loket W) volledig bereid mee te werken aan de totstandkoming van de Spilcentra. Ook de instellingen voor jeugdgezondheidszorg en de thuiszorg scharen zich achter het Spilconcept, met dien verstande dat zij niet direct de ruimtelijke entiteit nastreven, doch wel een verregaande vorm van samenwerking op buurt/wijkniveau wensen. De bedrijven van de branche kinderopvang vormen binnen het Spilconcept een speciale groep. Vanwege het feit dat voor deelname van kinderopvang het marktprincipe wordt gehanteerd, snijdt het mes aan twee kanten. Enerzijds wordt de branche kinderopvang uitgenodigd deel te nemen aan het Spilconcept, anderzijds kiest de branche kinderopvang die locaties die past binnen haar bedrijfsvoering. Voor met name de gemeente impliceert dat, dat zij extra waakzaam moet zijn bij realisatie van Spilcentra in gebieden waar het voor de branche kinderopvang minder aantrekkelijk is om te investeren. Wellicht zullen voor deze gebieden specifieke marktconforme voorwaarden moeten worden gedefinieerd. De Dienst APZ / sector Bestuurs inforinatie en Onderzoek (BiO) heeft recentelijk (december 2001) een onderzoek afgerond naar de deelname aan het peuterwerk en kinderopvang in de verschillende stadsdelen in Eindhoven. De resultaten van dit onderzoek zullen in combinatie met het IHP richtinggevend en bepalend zijn voor de inrichting en intensiteit van het peuterwerk en de kinderopvang in de verschillende Spilcentra in de stad. Begin augustus 2001 is er onder leiding van Professor Hermanns een conferentie geweest over de invulling en definiering van het pedagogisch raamplan. Deskundigen van basisscholen, peuterwerk, kinderopvang, opvoedingsondersteuning, jeugdgezondheidszorg, thuiszorg, volwasseneneducatie, GOA / OVG en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) waren bijeen om middels hun kennis en expertise vorm en inhoud te geven aan de fundamenten van een pedagogisch raamplan. Bij deze bijeenkomst bleek des te duidelijk hoezeer Eindhoven met spanning wacht op de komst van de eerste Spilcentra.

14 A.J.M. van Gerwen Pagina PROGRAMMA SPIL Het programma inzake Spilcentra laat zich vatten in vier majeure pijlers die onderling met elkaar samenhangen en afzonderlijk zullen worden uitgewerkt. De vier pijlers zijn: I De fysieke pijler II De bestuurlijke en beheerspijler III De pedagogische pijler IV De financiele pijler Hieronder wordt elke pijler nader toegelicht. ad I: De F sieke i ler: De volgende aspecten zijn bij de fysieke pijler van belang Huisvesting en geografisch clustering cq geografische spreiding. Dit in relatie tot het Integrale Huisvestingsplan Basisonderwijs en de ontwikkeling van het peuterwerk en kinderopvang inclusief de huisvestingsprogramma s per stadsdeelgebied en per wijk. Koppeling ontwikkelingen korte, middellange en lange termijn van verplaatsingen basisscholen, peuterwerk, kinderopvang en vrije tijdsaccommodaties naar unielocaties. Aangrijpen van kansen, daar waar deze zich nu voordoen Gebruik maken van mogelijkheden in herstructureringsgebieden en plekken waar uitbreiding van basisonderwijs en peuterwerk gewenst is. Het in december 2000 verschenen Integraal Huisvestingsplan Basisonderwijs zal voor de ontwikkeling van Spilcentra in Eindhoven als uitgangspunt dienen. Het IHP wordt daarbij als leidraad gehanteerd. Het is aan het management van het Basisonderwijs te weten SKPO en Salto om, binnen de kaders die in het IHP gesteld zijn, keuze te maken voor de scholenontwikkeling in de (nabije) toekomst. In het kader van de Spilgedachte ligt het verder uitwerken van het IHP-Basisonderwijs (IHP- BO) in een IHP-SPIL logischerwijs voor de hand. Immers, het IHP-BO gaat uit van enkel en alleen de toe- en afhame van leerlingen en het samenvoegen en/of uitbreiden van scholen en klaslokalen. De impact en consequenties die SPIL heeft op de ontwikkeling van unielocaties in de stad zal verder in beeld moeten worden gebracht. Het IHP-BO zal vanuit de SPILgedachte verder verdiept en uitgewerkt moeten worden. Naast het IHP is ook de ontwikkeling van het peuterwerk, dat onderdeel is van de nieuwe welzijnsinstelling Loket W, van cruciaal belang. Peuterspeelzalen die, vanwege hun slechte staat, hoognodig moeten worden vervangen of die moeten worden uitgebreid, worden als kansen benut voor de realisatie van Spilcentra.. Ook de ontwikkelingen binnen de de branche kinderopvang nemen een enorme vlucht. Onlangs zijn startsubsidies voor kinderopvang verleend voor een totaal bedrag van 5,5 miljoen gulden. Uitbreidingen en investeringen in kinderopvanglocaties zullen door de diverse marktpartijen spoedig ter hand genomen worden. Tot slot doen er zich wijzigingen voor op het gebied van de vrijetijds accommodaties (VTA s) in de stad. Momenteel is er vanuit de Dienst MO, sector Welzijn, een onderzoek gaande over het beleid aangaande de VTA s in Eindhoven.

15 A.J.M. van Gerwen Pagina De keuze van het management van de basisscholen alsmede die van het peuterwerk zijn richtinggevend en zelfs bepalend voor het ontstaan van de eerste Spilcentra in de stad. Daarnaast doen er zich op dit moment kansen voor die, in het kader van SPIL, benut kunnen worden. Daarbij valt te denken aan nieuwbouw en uitbreidingen van basisscholen, bouw van schoolcomplexen in Meerhoven, de realisatie van brede scholen, verplaatsing van scholen in herstructureringsgebieden en het tot een unielocaties samenvoegen van een of meer basisscholen en peuterspeelzalen. Indien deze mogelijkheden nu reeds in het perspectief van Spilcentra worden geplaatst kunnen de in de matrix opgenomen Spilcentra in 2002/2003 en 2004/2005 (zie bijlage I) fysiek gerealiseerd zijn. Voor vrijwel alle in de matrix genoemde locaties geldt dat er zich op het ruimtelijke vlak kansen voordoen die in het kader van het Spilconcept kunnen worden benutten. Hierbij wordt nu gekozen voor een pragmatische aanpak en kan geanticipeerd worden op de ontwikkeling van Spilcentra. Zowel het management van de scholen als die van Loket W/sector Peuterwerk kunnen zich vinden in de ontwikkeling van Spilcentra en scharen zich grotendeels achter de ontwikkeling van de hierboven genoemde locaties tot Spilcentra. Volledigheidshalve moet vermeld worden dat bestuurlijke besluitvorming inzake Spil nog niet heeft plaatsgevonden. Dit raadsdossier zal de basis vormen voor bestuurlijke besluitvorming bij zowel de besturen van de scholen in Eindhoven als die van Loket W. Over de scholen cq peuterspeelzalen die niet in de matrix zijn opgenomen is op dit moment nog geen expliciet traject uitgezet. Een en ander is afhankelijk van de beslissingen die de besturen moeten nemen inzake de richting die het Integrale Huisvestingsplan voorschrijft, alsmede de effecten die dan reeds gerealiseerde Spilcentra hebben op de groei of afname van bestaande school- en peuterspeelzaallocaties. Ook Loket/W sector peuterwerk zal afwegingen moeten maken over het al dan niet verplaatsen van peuterspeelzalen. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat voor de niet in de matrix opgenomen toekomstige Spilcentra pas na 2005 er een heldere koers kan worden uitgezet. Het opnieuw interpreteren van het IHP naar IHP-Spil is dan van belang. In de matrix zijn die locaties opgenomen waarbij een fysiek samengaan van basisonderwijs en peuterwerk thans mogelijk is. De branche kinderopvang is hierbij niet opgenomen omdat daar sprake zal zijn van een marktwerking, waarbij instellingen voor kinderopvang de gelegenheid wordt geboden om kinderopvang binnen de Spilcentra te exploiteren. Bij verbouw of nieuwbouw van Spilcentra zal uiteraard wel rekening worden gehouden met de mogelijkheid van kinderopvang op een locatie. In de planning van Spilcentra zal op programma-niveau ook gekeken worden naar de geplande herstructureringsgebieden in de stad. Sloop en nieuwbouw van gebieden geven grote kansen voor het creeren van Spilcentra in minimale en maximale omvang. Dit al naar gelang de kenmerken van de buurt en wijk en de vraag van ouders naar voorzieningen die passen binnen het Spilconcept. In overleg met DSOB / Strategie en Planvorming en DAPZ / uwtoezicht zal het Spilconcept voortdurend onderwerp van gesprek zijn en in de stadsplanning en stadsontwikkeling worden meegenomen. Een andere ontwikkeling die grote raakvlakken heeft met Splicentra is de herijking en herziening van het beleid over Vrije Tijd Accommodaties (VTA s). Daar waar het mogelijk en wenselijk is, zullen vta s opgenomen worden in het Spilconcept en worden voorzien van een eigentijds plek en karakter binnen het Spilcentrum. Momenteel wordt er door de Dienst MO/sector Welzijn een onderzoek gedaan naar beleidsverrijkende mogelijkheden van vta s in de stad.

16 A.J.M. van Gerwen Pagina ad II: De bestuurs- en beheers i ier Aspecten die vanuit de bestuurs- en beheerspijler nadere invulling moeten krijgen zijn: De mogelijke vormen van samenwerking Nieuwe bestuursvormen Het Spilmanagement voor de verschillende type Spilcentra De eigendomsverhoudingen bij multifunctionele eenheden De zeggenschap en medezeggenschap van de verschillende gebruikers De exploitatie en het beheer Voorwaarde voor een goede implementatie van de visie op Spilcentra is dat er een bestuurlijk commitment van de samenwerkende organisaties op stedelijk niveau is en dat bepaalde randvoorwaarden zijn gedefinieerd en zijn ingevuld. Thans zijn er met de vertegenwoordigers van de scholen en van Loket W/ sector Peuterwerk en de Stichting Thuiszorg gesprekken gaande over de mogelijkheden om in Eindhoven Spilcentra te verwezenlijken. Uit deze gesprekken blijkt dat er een groot draagvlak is voor het Spilconcept. Sommigen geven daarbij zelfs de wens te kennen dat de ontwikkelingen sneller zouden kunnen verlopen dan tot nu toe het geval is. Het op korte, middellange en lange termijn ontwikkelen van Spilcentra in Eindhoven gaat uit van een niet vrijblijvende samenwerking tussen basisscholen, peuterwerk en instellingen voor jeugdgezondheidszorg, welzijn en opvang. Het organiseren van een bestuurlijk arrangement op stedelijk niveau is onontbeerlijk. In een met betrokken participanten af te sluiten convenant kan de wens, de wil en de wijze om in Eindhoven te komen tot een dekkend netwerk van uitsluitend Spilcentra worden verankerd. Per Spilcentrum zullen verantwoordelijkheidsstructuren helder en duidelijk geformuleerd moeten worden. Het gaat daarbij niet alleen om de fysieke beheersbaarheid, maar ook van het pedagogische klimaat en programma dat specifiek voor elk Spilcentrum wordt afgesproken. Een punt van aandacht dat in de bestuurs- en beheerspijler om een nadere uitwerking vraagt is het aspect van het eigendoms- en claimrecht. Bij Spilcentra is er sprake van een multifunctioneel gebruik van gebouwen die veelal in eigendom zijn van schoolbesturen. Het is vanuit de optiek van het eigendoms- en claimrecht te overwegen deze rechten als zodanig in stand te houden en de beheersstructuur zoveel als mogelijk onder een regiem te plaatsen. Dit houdt echter wel in dat voor het realiseren van Spilcentra investeringen gedaan moeten worden vanuit de gemeente. Met name dat laatste aspect is cruciaal voor de fysieke realisatie van Spilcentra. ad III: De eda o ische i ier De uitwerking van de bestuurs- en beheerpij ier hangt nauw samen met de wijze waarop de pedagogische pijler wordt ingevuld. Naar aanleiding van een uitgebreide discussie in de Regiegroep Spil over het begrip "Pedagogisch Raamplan" zijn er drie modellen aan de orde geweest die leidend zijn voor de invulling van een Spilcentrum. Deze drie modellen visualiseren zich al volgt:

17 SPILCENTRA Jgz =jeugdgezondheidzorg V.O. = volwassenenonderwijs DIDACTISCH MODEL

18 SPILCENTRA TZ = Thuiszorg PW = Peuterwerk BO = Basisonderwijs JGZ = Jeugdgezondheidszorg WZ = Welzijn VO = Volwassenenonderwijs SCHAKEL-MODEL

19 SPILCENTRA TZ = Thurszorg PW = Peuterwerk BO = Basisonderwijs OLYMPISCH MODEL JGZ = Jeugdgezondheidszorg WZ = Welzijn VO = Volwassenenonderwijs

20 BP TZ = Thuiszorg PW = Peuterwerk BO = Basisonderwijs JGZ = Jeugdgezondheidszorg WZ = Welzijn VO = Volwassenenonderwij s BgP WZ VVE pw DE SPIL BLOKKENDOOS JZ = Jeugdzorg BSO = Buitenschoolse Opvang KO = Kinderopvang KNAP = Kort Naschools Activiteiten Programma

21 A.J.M. van Gerwen Pagina Alle drie de modellen hebben hun eigen invalshoek en gaan uit van een bepaalde manier van samenwerking. In model A: Het didactisca model is het basisonderwijs leidend. Alle Spilparticipanten richten zich tot deze hoofdaannemer en passen hun pedagogiek aan aan de wijze waarop het basisonderwijs haar curriculum invult. Basisscholen waar momenteel al peuterwerk en kinderopvang in zijn ondergebracht, werken intuitief met dit model. In model B het schakel model, blijven de verschillende participanten volledig zelfstandig opereren en dragen op schakelmomenten het kind over aan de volgende participant in de reeks. Soms gebeurt dit genuanceerd, soms zonder woord en daad. Ondanks de vele vormen van samenwerking lijkt het huidige systeem op dit type model gebaseerd. Participanten als thuiszorg, peuterwerk, kinderopvang (0-4 jaar) en basisonderwijs ervaren de bilaterale contacten als zinvol, doch missen de daadwerkelijke warme en gekoppelde overdracht. In model C het ol m isch model, behouden de verschillende participanten voor een groot deel hun eigen autonomie en verantwoordelijkheid en vinden elkaar in de elkaar overlappende gebieden. Juist over de elkaar overlappen gebieden worden bindende afspraken op zowel pedagogisch als didactisch gebied gemaakt. Bij dit model is er ook sprake van een warme overdracht van het kind van de ene naar de andere functie. Thans zijn er volop voorbereidingen gaande voor het inhoudelijk vorm geven van het pedagogisch raamplan dat als fundament dient voor de inhoudelijke afstemming van en onderlinge samenwerking in elk Spilcentrum. Momenteel werkt prof. Dr. J. Hermanns, in opdracht van de gemeente Eindhoven en financieel ondersteund door de VNG, aan een stramien dat moet leiden tot een universeel pedagogisch raamplan dat per Spilcentrum specifiek op maat kan worden ingevuld en aangepast. Op programmaniveau worden alle functies en producten die binnen een Spilcentrum mogelijk kunnen voorkomen benoemd en als blokelementen in een zogenaamde spildoos geplaatst. Per Spilcentrum worden, naar aanleiding van specifieke buurt/wijk kenmerken en naar aanleiding van de vraag naar Spilproducten en Spilfuncties door ouders/opvoeders en kinderen, de Spilblokken vergroot of verkleind. Zo ontstaat er per buurt/wijk een specifiek eigen Spilcentrum. Ad IV: De financiele i ier Bij de financiele pijler gaat het om de uitwerking van de volgende facetten; Financiele clustering en afstemming, waarbij een onderscheid gemaakt moet worden tussen investeringskosten enerzijds en exploitatiekosten m.b.t. kapitaalslasten, gebouwafhankelijke kosten, personele kosten (incl. management en beheer) en activiteitenkosten anderzijds. Daarnaast zijn er ook incidentele uitgaven. Afstemming van diverse wet- en regelgevingen Het ontwerpen van een nieuw bekostigingsstelsel dat gebaseerd is op functies, producten en integrale kostprijseenheden Spilbreed. Dit wordt gekoppeld aan een beheer- en exploitatiemodel Locatiemanagement proj ectmanagement en project-uitvoering Vanuit de Spilgedachte is het sterk aan te bevelen te streven naar een integraal financieringssysteem waarin alle kosten van een Spilcentrum zijn opgenomen. De traditionele bekostigingsstructuren zoals die er nu zijn, lenen zich niet voor zo n integrale benadering. Het aantal regelingen, zowel vanuit het rijk, provincie en gemeenten, verordeningen en

22 A.J.M. van Gerwen Pagina verantwoordingsbepalingen belemmeren thans de totstandkoming van een sluitend financieel systeem voor Spilcentra. Momenteel is er nog sprake van separate, verkokerde, financiering en daaraan gekoppelde strenge regels en normen voor bijvoorbeeld het bouwen van nieuwe onderwijslokalen. Aan de hand van leerlingenaantallen mogen slechts schoollokalen aan schoolgebouwen worden toegevoegd indien de daarvoor vastgestelde normen daartoe aanleiding geven. Binnen deze regeling zijn er geen mogelijkheden voor de realisatie van peuterspeelzalen, gezamenlijke en multifunctionele ruimten. Spilcentra impliceren een multifunctioneel gebruik van ruimten en zorgen tegelijkertijd voor de noodzaak van uitbreiding van onder andere vergader- en personeelsruimten, centrale ontmoetingszones en ruimtes voor het (Spil)management. Met name voor laatst genoemde gemeenschappelijke ruimtes zal er financiele integrale oplossingen gezocht en gevonden moeten worden. In de verslavingszorg is door het organisatie en adviesbureau Hoeksma uit Enschede een bekostigingssysteem ontwikkeld dat mogelijk ook interessant kan zijn voor Spilcentra. In het kader van het grote steden beleid / Stedelijk ontwikkelingsplan worden RAD middelen aangevraagd teneinde een studie te laten verrichten die mogelijk kan leiden tot een verdere ontwikkeling van een bekostigingssysteem voor Spilcentra, Brede Scholen en Multifunctionele activiteitencentra. Daarin zal tevens het aspect van het Spiimanagement in worden meegenomen. Het realiseren van Spilcentra kent vele financiele kanten. Naast de zoektocht naar een nieuw bekostigingsstelsel zullen ook investeringskosten, structurele kosten, incidentele kosten en projectkosten van te realiseren Spilcentra in beeld moeten worden gebracht. Voor de bouw van een ruimte voor peuterwerk of kinderopvang is een gemiddeld bedrag van gemiddeld C ,- (f ,-) aan investeringskosten gemoeid. Daarbij is vooralsnog een normbedrag van ,- (f 3.000,-) per m2 genomen en wordt van een gemiddelde ruimte van 120 m2 per lokaal uitgegaan. Voor sommige Spillocaties zijn aanpassingen aan de bestaande bouw voldoende doch voor de meeste gaat het om aanbouw of nieuwbouw. Uit een nog uit te voeren studie zal moeten blijken welke peuterspeelzalen op een vrij eenvoudige wijze kunnen worden verplaatst cq gekoppeld aan een basisschool. In de matrix zijn voor de periode tot 2005 de meest voor de hand liggende Spilcentra / Brede Scholen aangegeven. Daarbij zijn ook de meest nijpende huisvestingssituaties van het huidige peuterwerk meegenomen. Dat wil zeggen dat die peuterspeelzalen waarin toch (vanwege de slechte staat van het gebouw, of vanwege krapte of andere oorzaken) geinvesteerd moet worden zoveel als mogelijk zijn opgenomen in de kolom van te realiseren Spilcentra voor Voor branche kinderopvang geldt een specifiek regiem. Immers hiervoor wordt het marktwerkingsprincipe gehanteerd. Wel wordt er per Spilcentrum vanuit gegaan dat er binnen een Spilcentrum ook kinderopvang in de vorm van voor-/ tussen-/ na en buitenschoolse opvang mogelijk is. Dit impliceert dat, zeker bij nieuwbouw of verbouwingen, investeringen gedaan moeten worden ten behoeve van kinderopvang. Tevens zal uit de studie naar voren moeten komen op welke wijze de jeugdgezondheidszorg inclusief de consultatie en de vrije tijd accommodaties binnen Spilcentra vorm moet krijgen. Het is namelijk niet per definitie zo dat in elk Spilcentrum ook het consultatiebureau en de jeugdgezondheidszorg hun domicilie krijgen. In elk geval is het wel aan te bevelen om voor deze onderdelen investeringsbedragen te calculeren. Als gevolg van de hogere investeringskosten zal de dekking van de structureel hogere huurkosten van onder andere het peuterwerk moeten worden gewijzigd. Het peuterwerk zit momenteel in panden waarvoor een zeer laag huurbedrag wordt gevraagd. Indien men de huur

23 A.J.M. van Gerwen Pagina van een nieuwbouwlokaal berekent met een afschrijvingstermijn van 40 jaar, zal deze huur per peuterspeelzaal neerkomen op een bedrag tussen de ,ÃćâĆňâĂİ (f ,-) en ,- (f ,-). Dat is het dubbele van wat men thans gemiddeld aan huurpenningen betaalt. Naast deze kosten zullen ook de personele kosten voor het peuterwerk tijdelijk toenemen. Alhoewel op langere termijn er sprake zal zijn van een budgettair neutrale operatie zullen sommige peuterspeelzalen, in afwachting van opeenvolgende nieuwbouw en verbouwfasen, zich deels moeten splitsen. Hierdoor zal tijdelijk het aantal personeelsleden moeten worden uitbreiden. Aan Loket zal voor de effecten in deze om een kostencalculatie gevraagd worden. Tevens dient zich, niet op korte maar wel op lange termijn de vraag aan over de relatie tussen het aantal peuterspeelzalen en de hoeveelheid te realiseren Spilcentra. Momenteel zijn er 42 peuterspeelzalen en zal het aantal basisscholen na realisatie van het IHP nog aanzienlijk hoger zijn. Op langere termijn dient men dus rekening te houden met een eventuele uitbreiding van het aantal peuterspeelzalen en derhalve een verhoging van het subsidiebedrag voor dit werk. Locatiemana ement en beheerskosten: Op programmatisch niveau is aangegeven dat er een nadere uitwerking zal plaatsvinden van de financiele aspecten van het verwezenlijken van Spilcentra in Eindhoven, Een van de meest noodzakelijke stappen is het starten van een onderzoek naar de mogelijkheid van het ontwerpen van een nieuw bekostigingsstelsel voor Spilcentra, Brede Scholen en Multifunctionele activiteitencentra. Dit nieuwe systeem zal geent zijn op een integrale kostprij sbenadering. Van belang is tevoren helder vast te stellen hoe er met de bekostiging van de uit het Spilconcept voortvloeiende kosten moet worden gegaan. Uitgangspunt daarbij is dat de partners van het Spilconcept de kosten dragen en daarmee ook een financieel belang hebben bij het functioneren van het Spilconcept. Niet de overheid, maar de partners houden dus het Spilconcept in stand. Voor zover partners niet in staat zijn hun deel van de kosten te dragen, zal de overheid moeten afwegen of zij die partners via subsidie daartoe in staat stelt. De overheid heeft daarmee een indirecte relatie met de Spilcentra. Pro ectmana ement S il Het projectbureau van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling voert het projectmanagement uit voor de realisatie van Spilcentra in Eindhoven. Een projectteam bestaande uit een projectmanager, een project-assistent en management-assistent dragen zorg voor de gehele organisatie en realisatie van het Spilconcept in Eindhoven. De projectmanager regisseert het Spilproj eet en zit een regiegroep voor die bestaat uit vertegenwoordigers van besturen van het basisonderwijs, het peuterwerk en de jeugdgezondheidszorg. Tevens zal er een onafhankelijk vertegenwoordiger namens de branche kinderopvang aan de regiegroep deelnemen. De opdracht aan de regiegroep is Spilcentra in Eindhoven in zijn volle breedte te realiseren, waarbij zowel aan de fysieke als de inhoudelijke voorwaarden, waaronder het pedagogisch raamplan per Spilcentrum, wordt voldaan.

24 A.J.M. van Gerwen Pagina De projectmanager heeft, samen met de project-assistent, de taak om de hiervoor genoemde randvoorwaarden uit te werken en voorstellen hierover ter bespreking voor te leggen aan de regiegroep. De regiegroep kan besluiten om voor specifieke items werkgroepen in te stellen. Een specifieke taak voor het projectmanagement Spil is het verzorgen van een goede interne gemeentelijke afstemming en het organiseren van een adequate interne en externe communicatie en voorlichting. Voor dit laatste zal zoveel als mogelijk gebruik gemaakt worden van reeds bestaande overlegstructuren. Tevens zal er per kwartaal een nieuwsbrief over de ontwikkelingen aangaande Spil verschijnen. Voor de interne afstemming zal een ambtelijke stuurgroep Spil worden samengesteld. Deze stuurgroep zal bestaan uit vertegenwoordigers van de sectoren van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en van de diensten SOB, APZ en GGD. Ook zal een vertegenwoordiger namens de Stadsdeelkantoren gevraagd worden in de ambtelijke stuurgroep te participeren. Thans vindt er al een structureel overleg plaats tussen DSOB en DMO inzake de fysieke ontwikkelingen van scholen in het kader van het Integrale Huisvestingsplan. Hierin is het onderwerp Spilcentra een vast item op de agenda. De totale projectmanagementkosten op jaarbasis zijn hieronder in een tabelvorm weergegeven: Kosten proj ectmanagement realisatie Spilcentra: Pro ectmana ement Structureel o aarbasis Projectmanager ( 1 fte) C ,03 F ,- projectassistent (1 fte) C ,02 F ,- Management assistent (0,5 fte) ,41 F ,- Bureaukosten (10 lo) ,85 F ,- PR. en Communicatie (10 /o) ,85 F ,- Extern onderzoek en advisering ,01 F ,- Totale kosten op jaarbasis ,16 F ,- In december 2000 is ter voorbereiding van het Spilconcept en in afwachting van de aanstelling van een projectmanager een kwartiermaker aangesteld. Voor de werkzaamheden van deze kwartiermaker is een bedrag van f ,ÃćâĆňâĂİ ( ,32) gemoeid geweest. Deze kosten zijn eenmalig en zijn grotendeels, in het kader van RAD, gedekt middels GSBmiddelen. (besluit GSB/3 tranche 2001) Financieringsbronnen : De diverse kostensoorten kunnen eveneens op verschillende manieren worden gedekt. Bij nieuwbouw, ver- of aanbouw van schoolgebouwen tot Spilcentra kunnen door de gemeente kredieten worden verstrekt. Door het aangaan van langdurige huurcontracten worden deze investeringen gedekt. Voor investeringen in panden die liggen in de zogehete D-2 of Focus gebieden kan wellicht gebruik gemaakt worden van deze Europese investeringsgelden. Het gaat bij het Project Focus

25 A.J.M. van Gerwen Pagina juist om investeringen in de fysieke sfeer. Tevens kunnen er middelen gegenereerd worden die bestemd zijn voor de realisatie van het Integrale HuisvestingsPlan (IHP) basisonderwijs. Voor het gestalte geven van het inhoudelijke aspect van Spilcentra, te weten de effecten die voortvloeien uit het pedagogisch raamplan, kan een beroep gedaan worden op de kredieten vanuit het Groot Steden Beleid / Stedelijk Ontwikkelings Plan (GSB/SOP), de sociale pijler "Opgroeien in de stad". Ook staan voor Spilcentra die in de impulswijken worden gerealiseerd VVE en GOA middelen ter beschikking. Ook kunnen er middelen worden gegenereerd vanuit het rijk en de provincie. Een nader onderzoek naar alle mogelijke dekkingsbronnen ligt voor de hand. De kosten voor het projectmanagement Spil bedragen jaarlijks totaal C ,ÃćâĆňâĂİ (f 3<6.000,-). Deze kosten worden voor de jaren 2002 en 2003 deels gedekt uit GSB/SOP middelen ten laste van de regeling sociale integratie en veiligheid (deelbudget jeugd en veiligheid) en deels uit de dienstbegroting van DMO. Onderzocht wordt of een gedeelte van deze kosten ook uit de middelen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) kunnen worden betaald. Concrete SPIL Pro ecten in 2002 ÃćâĆňâĂİ 2003 en 2004 ÃćâĆňâĂİ 2005 (zie bijgevoegde matrix) Bij het aanwijzen en selecteren van potentiele Spilcentra in de stad voor de periode en is uitgegaan van de volgende criteria: Situaties die bijna al Spilcentra zijn, hetzij vanwege hun fysieke eenheid of nabijheid, hetzij vanwege het feit dat zij reeds zijn aangewezen als Brede Scholen. De scholen die in aanmerking komen voor uitbreiding en daarvoor expliciet genoemd staan in het Integrale huisvestingsplan (IHP) en/of in het IHP verrijkingsprogramma. Hierdoor ontstaan kansen om het peuterwerk en eventueel de branche kinderopvang, jeugdgezondheidszorg en vrijetijds aspecten direct in de groeiontwikkeling mee te nemen. Scholen die tot een unielocatie moeten worden samengevoegd en op een (nieuwe) centrale plek moeten worden gesitueerd. De kansen die er ontstaan in herstructureringsgebieden De toepassingen van Voor- en Vroegschoolse Educatieprogramma s (zoals Piramide en Kaleidoscoop) Door deze zes criteria s te volgen en uit te gaan van het principe dat de kansen die zich thans voordoen ook direct te benutten, kunnen er in de periode en in het totaal 32 Spilcentra op de kaart als "trefzeker" worden geplaatst. De matrix die als bijlage aan dit dossier is toegevoegd geeft voor de genoemde periode die Spilcentra per stadsdeel aan waarover consensus is bij zowel het management van de scholen als die van Loket-W/sector peuterwerk. Daarbij dient wel het volgende te worden opgemerkt: Door uit te gaan van het benutten van de kansen die zich thans voordoen, lijkt het alsof er alleen fysieke Spilcentra worden gerealiseerd. Het fundament van elk Spilcentrum wordt echter gevormd door het pedagogisch raamplan dat basisonderwijs en peuterwerk gezamenlijk per Spilcentrum opstellen. Voor het verkrijgen van het predikaat "Spilcentrum" moet dus allereerst door partijen een pedagogisch raamplan zijn opgesteld. Uitgaande van de wijze van samenwerking, de omvang van de vraag van ouders en kinderen en de kenmerken van de betreffende wijk/buurt vloeit het te creeren Spilgebouw hieruit als logische component voort.

26 A.J.M. van Gerwen Pagina Om de realisatie van Spilcentra in Eindhoven in gang te zetten zullen in eerste instantie en fysieke kansen worden benut en pedagogische raamplannen met participanten worden opgesteld. Voor de Spilcentra die voor de langere termijn zijn gepland zal uiteraard eerst het pedagogisch raamplan worden opgesteld.

27 A.J.M. van Gerwen Oraal van hal gazamanljjk padagoglach concept School + consultatiebureau School + consultatiebureau + volwasseneneducatie + volwasseneneducatie + peuterspeelzaal + opvang + en jgz + welzijn + sport en spel + maatschappelijk werk peuterspeelzaat + opvang + en jgz + welzijn + sport en spel + maatschappelijk werk veiligheid