gemeente Eindhoven Raadsbijlage Voorstel tot het aangaan van een gelimiteerde achteruangovereenkomst

Transcriptie

1 gemeente Eindhoven Concernstaf Raadsbijlage nummer 39 Inboeknummer Beslisdatum B&W 28 februari 2001 Dossiernummer Raadsbijlage Voorstel tot het aangaan van een gelimiteerde achteruangovereenkomst met het Waarborgfonds Sociale woningbouw 1 Inleiding Tot 1995 was het gebruikelijk dat gemeenten garanties verstrekten aan woningbouwcorporaties bij het aantrekken van geldleningen voor nieuwbouw en verbetering van woningen. Deze taak ligt nu grotendeels bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Gemeenten en rijk nemen hierbij een achtervangpositie in. Indien het risicovermogen van het WSW daalt beneden een overeengekomen niveau, worden door gemeenten en rijk renteloze leningen verstrekt. 2 Probleemstell ing In de tot nu toe gehanteerde systematiek sluit de gemeente per leningscontract met het WSW een overeenkomst. Door het WSW wordt nu de mogelijkheid geboden generieke achtervangovereenkomsten aan te gaan, welke gelden voor alle projecten van corporaties die in de gemeente Eindhoven worden ontwikkeld. Het is mogelijk hierin limiteringen aan te geven (zie punt 4). 3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Het WSW geeft aan dat een generieke achtervangovereenkomst voor de woningbouwcorporaties noodzakelijk is om in de toekomst te kunnen opereren op de Europese kapitaalmarkt. Met de komst van de euro en de daarmee gepaard gaande vergroting van de mogelijkheden op de kapitaalmarkt worden nieuwe producten ontwikkeld, zoals een Euro Medium Term Note Programma. Van dergelijke nieuwe producten kan slechts gebruik worden gemaakt als gemeenten een generieke achtervangovereenkomst sluiten. 4 Wijze van aanpak / oplossingsrichting Gelet op bovenstaande achten wij het zinvol een generieke achtervangovereenkomst met het WSW aan te gaan. De volgende limiteringen worden aangebracht: de achtervangovereenkomst wordt per corporatie opgesteld; er wordt een maximumbedrag aangegeven waarvoor de corporatie een borgstelling bij het WSW aan kan gaan;

2 Raadsbij lage nummer 39 in de achtervang wordt een bepaalde termijn aangegeven gedurende welke het WSW verplichtingen mag aangaan door middel van een onherroepelijke bereidheidverklaring of borgtochtovereenkomst. Het maximumbedrag, waarvoor een borgstelling bij het WSW kan worden aangegaan, wordt jaarlijks met de corporaties afgestemd en ter goedkeuring voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders. De limiet zal op basis van de volgende factoren worden vastgesteld: de borgingsruimte, die de corporatie bij WSW heeft; de status, die de corporatie bij WSW heeft; de verwachte vermogensbehoefte van de corporatie, met name bepaald door het saldo van geplande investeringen en verkopen. Mocht de financieringsbehoefte van de corporatie de limiet overschrijden, is het altijd mogelijk door middel van een collegebesluit hiervoor specifiek de achtervangpositie in te nemen. Bij het sluiten van een generieke achtervangovereenkomst is het sturen middels achtervang niet meer mogelijk. Om overzicht te behouden zal aan de corporaties worden gevraagd van elke transactie een bevestiging naar de gemeente te sturen. Daarnaast stellen wij u voor de gelimiteerde achtervangovereenkomst aan te gaan per 1 januari 2001 voor de duur van twee jaar, derhalve tot 31 december De overeenkomst kan tussentijds worden opgezegd met een opzegtermijn van zes maanden. 5 Financiele gevolgen en risico s Naar de mening van het rijk is de lokale betrokkenheid bij de volkshuisvesting een belangrijke reden om de gemeentelijke achtervangpositie in stand te houden. Bij het aangaan van een achtervangovereenkomst per lening kan de gemeente per geval beoordelen of de overeenkomst wordt aangegaan of niet. De gemeente heeft daardoor de mogelijkheid om te beoordelen of het desbetreffende project past in het gemeentelijk beleid. In de praktijk blijft een dergelijke toets achterwege. De corporaties zijn op grond van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) verplicht om bij hun werkzaamheden het gemeentelijk volkshuisvestingbeleid in acht te nemen. De achtervang is derhalve niet het juiste middel om invloed uit te oefenen op projecten van corporaties. 6 Overige gevolgen van de aanpak De VNG is van mening dat gemeenten geen rol meer behoren te vervullen in de achtervang van het WSW, omdat de gemeenten na wijziging van het BBSH per 18 mei 1998 niet meer betrokken zijn bij het uitoefenen van volkshuisvestingstoezicht en financieel toezicht op corporaties. Deze taken worden door het rijk uitgeoefend. De VNG stelt dat het rijk als enige achtervanger past in de bestuurlijke verhoudingen. Om deze reden heeft VNG medio 1998 verzocht de discussie over de gemeentelijke

3 rol bij financiering te starten. Omdat de discussie nog niet is afgerond, raadt de VNG, middels de ledenbrief, de gemeenten af om een generieke achtervangovereenkomst te sluiten. Wij zijn echter van mening dat het beperken van de financieringsmogelijkheden van corporaties niet het instrument is om de achtervang positie ter discussie te stellen. 7 Resultaten van overleg I inspraak De afdeling Volkshuisvesting van de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer heeft geen bezwaar tegen het aangaan van een gelimiteerde achtervangovereenkomst. Het voorstel is totstandgekomen in overleg met de Eindhovense toegelaten woningbouwcorporaties en heeft de instemming van het WSW. 8 Communicatie De Eindhovense toegelaten woningbouwcorporaties alsmede andere belanghebbenden zullen middels een brief van uw besluit op de hoogte worden gesteld. 9 Advisering raadscommissie(s) De commissie middelen hebben wij over dit voorstel gehoord. Haar positief advies ligt voor u ter inzage. 10 Voorstel Aangaan van een gelimiteerde achtervangovereenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw met een maximum per corporatie per 1 januari 2001 voor de duur van twee jaar. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven, R. Welschen, burgemeester. S. Broersma, loco-secretaris.

4 Besluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 februari 2001, nr. 39; gelet op het advies van de commissie voor middelen; mede gelet op het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 20 november 1995, nr. 243, inzake het verstrekken van gemeentegaranties en geldleningen aan Eindhovense toegelaten instellingen, alsmede tot het aangaan van overeenkomsten met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw; overwegende dat: toegelaten instellingen ter (her)financiering van activiteiten in de gemeente overeenkomsten van geldlening zullen aangaan of schuldbewijzen zullen uitgeven, hierna te noemen "leningen"; geldgevers of houders van door toegelaten instellingen uitgegeven schuldbewijzen, hierna te noemen "geldgevers", voldoende zekerheid eisen omtrent de nakoming van de betalingsverplichtingen; ten behoeve van even bedoelde zekerheidsstelling de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw, gevestigd te Huizen, hierna te noemen "het Waarborgfonds", zich borg stelt voor de nakoming van deze betalingsverplichtingen; de nakoming van betalingsverplichtingen van geldnemer slechts in voldoende mate geacht kan worden zeker te zijn gesteld, indien tevens de nakoming van de betalingsverplichtingen van het Waarborgfonds jegens de geldgever is zeker gesteld; de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in overeenstemming met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten overeenkomstig de statuten van het Waarborgfonds zijn goedkeuring heeft gegeven aan terzake door het Waarborgfonds vastgestelde standaardovereenkomsten; tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van het Waarborgfonds jegens de geldgevers, de gemeente op de in de standaardovereenkomsten, hierna te noemen "achtervangovereenkomsten", omschreven wijze renteloze leningen aan het Waarborgfonds zal verstrekken, teneinde te allen tijde liquiditeitstekorten bij het Waarborgfonds te voorkomen; ge gemeente ermee bekend is dat het Waarborgfonds conform artikel 4 van zijn statuten niet bevoegd is middellijk of onmiddellijk voorstellen te doen tot, dan wel op welke wijze dan ook zijn medewerking te verlenen aan een wijziging van een of meer bepalingen uit de standaardovereenkomsten, dan wel aan een beeindig ing op modificatie van een of meer standaardovereenkomsten voortvloeiende uit verbintenissen, anders dan op de wijze die in de overeenkomst zelve is bepaald; de gemeente zich, bij het aangaan van nieuwe en eerdere achtervangovereenkomsten, verplicht heeft tevens voor de herfinanciering van de door het Waarborgfonds geborgde leningen, achtervangovereenkomsten aan te gaan, gedurende de exploitatieperiode van het bezit;

5 de gemeente ermee bekend is dat de geldgever door aanvaarding van de te zijnen behoeve in de overeenkomst gemaakte bedingen zelfstandig nakoming kan vorderen van de bij de overeenkomst door de gemeente jegens Waarborgfonds en de door het Waarborgfonds jegens de gemeente aangegane verbintenissen; besluit; 1 tot 31 december 2002 achtervangovereenkomsten voor nieuwe leningen aan te gaan met het Waarborgfonds met mogelijkheid tot limitering; waarbij de gemeente verklaart dat, indien en voorzover het risicovermogen van het Waarborgfonds, zoals omschreven in de overeenkomsten, een niveau bereikt dat lager is dan het garantieniveau, zoals omschreven in de overeenkomsten, zij zich jegens het Waarborgfonds zomede jegens de geldgever verbindt aan het Waarborgfonds gelden ter leen te verstrekken op de wijze, onder de voorwaarde en tot de bedragen als in de overeenkomsten is bepaald; 2 de bevoegdheid tot het aangaan van de gelimiteerde achtervangovereenkomst en de bepaling van de limitering(en) over te dragen aan het college van burgemeester en wethouders; 3 het raadsbesluit d.d. 20 november 1995 terzake van het aangaan van de achtervangovereenkomst per lening niet in te trekken, maar aanvullend te laten werken voor de niet onder de werking van dit besluit vallende corporaties of de niet onder de werking van dit besluit vallende situaties, Bij strijdigheid of indien beide raadsbesluiten van toepassing zijn prevaleert dit raadsbesluit; 4 het besluit ter kennisneming toe te zenden aan Gedeputeerde Staten. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 maart R. Welschen, voorzitter. C. Tetteroo, secretaris. EE