gedeeltelijke herziening RUP Heist-Station

Transcriptie

1 gedeeltelijke herziening RUP Heist-Station stedenbouwkundige voorschriften versie: voorlopige vaststelling gemeenteraad Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 19 / 06 / 2012 de secretaris, de burgemeester, Erna van den Wouwer Luc Vleugels de ruimtelijk planners, Katrien Van den Bergh en Raïssa Bratkowski Gemeente Heist-op-den-Berg Kerkplein Heist-op-den-Berg Grontmij Belgium Mechelen, 15 juni 2012

2 Verantwoording Titel : gedeeltelijke herziening RUP Heist-Station Subtitel : stedenbouwkundige voorschriften versie: voorlopige vaststelling gemeenteraad Projectnummer : Referentienummer : _02_vs_ Revisie : a Datum : 15 juni 2012 Auteur(s) adres : Raïssa Bratkowski : raissa.bratkowski@grontmij.be Gecontroleerd door : Katrien Van den Bergh Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : Peter Govaerts Paraaf goedgekeurd : Pagina 2 van 53

3 Contact : Grontmij Belgium NV Stationsstraat 51 B-2800 Mechelen T F mechelen@grontmij.be Pagina 3 van 53

4 Inhoudsopgave 1 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN gebruikte terminologie inplantingen van openbaar nut waterbeheer en waterberging bestaande in hoofdzaak vergunde en niet-verkrotte bebouwing algemeen geldende inrichtingsvoorschriften op te heffen verkavelingen SPECIFIEKE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Zone A.1 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen Begraafplaats Zone A.2 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen Spel Zone B.1 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen - School Zone B.2 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen Parochie Zone B.3 : Zone voor vrijstaande en gekoppelde bebouwing Zone B.5 : Centrumzone Zone C.1: Verbindingsweg Zone C.2 : Ontsluitingsweg Zone C.3 : Verblijfsweg Zone C.4 : Voetgangers- en fietsdoorsteek Zone D.2: reservatiestrook (overdruk) Pagina 4 van 53

5 1 ALGEMENE STEDENBOUW- KUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1.1 gebruikte terminologie bruto bewoonbare oppervlakte : som van alle vertrekken met een oppervlakte van minstens 4m² excl. badkamers, WC, hal, gang, garage, kelder en zolder. gevellijn : verlengde van de lijn waarop de uiterste gevel is opgetrokken (al dan niet op de gelijkvloerse verdieping). 1.2 inplantingen van openbaar nut Het oprichten van beperkte gebouwen en infrastructuur voor openbaar nut is toegelaten in alle zones, ongeacht de bestemming, maar wel rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften van de desbetreffende zone. De inplanting mag de bestemming van de desbetreffende zone evenmin hinderen. het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast; het beveiligen van bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen; het behoud en herstel van de verbindingsfunctie van beken en grachten. Het eventuele verlies aan waterberging dient binnen het plangebied gecompenseerd te worden. 1.4 bestaande in hoofdzaak vergunde en niet-verkrotte bebouwing De bestaande in hoofdzaak vergunde en niet-verkrotte gebouwen die niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP mogen binnen het bestaande bouwvolume verbouwd en gerenoveerd worden. Een verdere uitbreiding van deze bestaande bebouwing buiten de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP is daarentegen niet toegelaten. Bij herbouw of nieuwbouw van dit gedeelte of van het gehele gebouw, moet de bebouwing beantwoorden aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP. 1.3 waterbeheer en waterberging Voor zover ze de realisatie van de bestemming niet in het gedrang brengen, zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen in functie van waterbeheer toegestaan op voorwaarde dat de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden: het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van beken en grachten; het behoud en herstel van de structuurkenmerken en de waterkwaliteit van de beken en grachten; 1.5 algemeen geldende inrichtingsvoorschriften dakvensters en dakvlakvensters bij hoofdgebouwen Op vrijstaande gebouwen: steeds toegelaten. Op geschakelde of gekoppelde gebouwen: op het achterste dakvlak: steeds toegelaten; op het driehoekig dakvlak van een schilddak: steeds toegelaten; op het voorste dakvlak: slechts toegelaten indien de dakhelling 40 overschrijdt. Pagina 5 van 53

6 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Afmetingen: maximumbreedte: 1/3 van de gevelbreedte met een maximum van 6m per dakvenster en een onderlinge afstand van ten minste 2m; maximumhoogte: de helft van de dakhoogte; op minimum 1m afstand van de gemeenschappelijke muur en/of de vrijstaande muur. Dakuitsparingen ten behoeve van dakterrassen zijn enkel toegelaten in het achterste dakvlak op minimum 1m afstand van de gemeenschappelijke muur en/of vrijstaande muur uitsprongen uit het gevelvlak van hoofdgebouwen Bij gekoppelde en geschakelde bebouwing: uit de voorgevel: erkers, balkons: maximum uitsprong: 0,5m op minimum 2,5m boven het trottoirniveau en op minimum 0,5m afstand van het verlengde van elke scheidingsmuur; luifels: maximum uitsprong: 1m op minimum 2,5m boven het trottoirniveau; uit de vrijstaande zijgevel: alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in de zijdelingse bouwvrije strook bevinden; uit de achtergevel: terrassen, balkons: maximum uitsprong uit het voorziene profiel: 2m op minimum 2m afstand van elke perceelsgrens; erkers: uitsprong uit het voorziene profiel is verboden. Bij vrijstaande bebouwing: alle uitsprongen zijn toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden hellende op- en afritten In de bouwvrije voor- en zijtuinstroken en binnen de eerste 10m achter de achtergevel van het hoofdgebouw zijn hellende op- en afritten niet toegelaten autogarages en carports Autogarages en carports kunnen gekoppeld worden opgericht in de bouwvrije zijtuinstrook. Indien het perceel onvoldoende diepte heeft om de autogarage te voorzien op 10m uit de achtergevelbouwlijn, dan kan de autogarage binnen de eerste 10m achter de achtergevelbouwlijn van het hoofdgebouw worden opgericht. Bouwvrije zijtuinstrook: plaatsing van de voorgevel t.o.v. de voorgevelbouwlijn van het hoofdgebouw: minimum 5m; plaatsing van de achtergevel: maximaal op de achtergevelbouwlijn van de bouwstrook van het aanpalende hoofdgebouw; plaatsing van de zijgevel: hetzij op de perceelsgrens, hetzij op 0,5m van de perceelsgrens in het geval van een houten carport; materialen: gevels zichtbaar vanaf de openbare weg: dezelfde materialen als het hoofdgebouw; overige gevels: baksteen; houten carports zijn eveneens toegestaan. Binnen de eerste 10m achter de achtergevelbouwlijn: plaatsing van de voorgevel: minimaal op de achtergevelbouwlijn van het hoofdgebouw; plaatsing van de zijgevel: op de perceelsgrens; maximumbreedte 3m en maximumdiepte 6m; materialen: gevels zichtbaar vanaf de openbare weg: dezelfde materialen als het hoofdgebouw;overige gevels: baksteen; Pagina 6 van 53

7 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN De oprichting van een autogarage of carport (of tuinmuur indien de eigenaar van het aanpalende perceel een autogarage heeft opgericht) kan slechts worden toegestaan als de aanvrager door de eigenaar van het aanpalende perceel, op de zijgrens waarvan de autogarage of de carport zal worden opgericht, ondertekende verklaring wordt voorgelegd waaruit blijkt: dat hij kennis heeft van het bouwplan van de aanvrager; dat het hem bekend is dat, bij de oprichting van een afzonderlijke autogarage of carport op zijn perceel, aan hem of zijn rechtverkrijgenden, de verplichting zal worden opgelegd tot plaatsing ervan op dezelfde bouwlijn; dat het hem bekend is dat, bij de oprichting van een tuinmuur in de bouwvrije strook op zijn perceel, aan hem of zijn rechtverkrijgenden, de verplichting zal worden opgelegd tot plaatsing ervan op dezelfde bouwlijn ligging van de achtergevel van een hoofdgebouw ten opzichte van de achtergrens van het perceel strook van de spoorweginfrastructuur is de vigerende wetgeving van toepassing reclame In de bouwvrije voortuinstrook is de plaatsing van één reclamebord ten behoeve van de publiciteit van de desbetreffende activiteiten toegestaan. De afmetingen, de kleur, de verlichting en de inplanting van het reclamebord dienen in overeenstemming te zijn met de schaal van de omgeving. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlenende overheid bestaande grachten De bestaande grachten binnen het plangebied dienen open gehouden te worden. Indien dit omwille van bepaalde inrichtingswerken niet mogelijk is, moeten de grachten zodanig verlegd worden dat de oorspronkelijke waterafvoer verzekerd blijft. Bij ondiepe percelen is de achtergevel van het hoofdgebouw op minimum 5m van de achterperceelsgrens gelegen groenvoorzieningen Er dient steeds gebruik gemaakt te worden van streekeigen beplanting. Met uitzondering van de afsluitingen kan in particuliere tuinen ook nietstreekeigen beplanting worden gebruikt hulpdiensten De inplanting van de bebouwing wordt in volgende stedenbouwkundige voorschriften bepaald. In functie van het verlenen van toegang voor hulpdiensten kunnen door de desbetreffende instanties strengere bepalingen worden opgelegd. Ook dient daar waar binnen niet-bebouwde oppervlakten groenvoorzieningen worden opgelegd, voldoende rekening te worden gehouden met de toegankelijkheid van hulpdiensten brandbare constructies Inzake de oprichting van brandbare constructies binnen de dienstbare Pagina 7 van 53

8 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Toegankelijkheid voor andersvaliden In functie van de toegankelijkheid van gebouwen voor mindervaliden zijn aanvullend op volgende stedenbouwkundige voorschriften bijkomende verhardingen en hellende op- en afritten toegestaan. 1.6 op te heffen verkavelingen De stedenbouwkundige voorschriften van volgende nog geldende verkavelingen binnen het RUP worden opgeheven met uitzondering van de onderverdeling in kavels. verkaveling referte 1963/53 (dossier gemeente) en referte 042/056 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 14/02/1964, gewijzigd op 29/10/1996 (referte 042/056(2) departement ruimtelijke ordening). De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 14/02/1964, gewijzigd op 29/10/1996 voor lot 5 worden voor de loten 3,4,5,6,8,9 en 10 waarbij kavel 5 gewijzigd werd, opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. verkaveling referte 1985/39 (dossier gemeente) en referte 042/743 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 14/05/1986, gewijzigd op 11/09/2006 (referte 042/743(1) departement ruimtelijke ordening). De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 14/05/1986, gewijzigd op 11/09/2006 voor lot 40 worden voor de loten 1 tot en met 41 waarbij kavel 40 gewijzigd werd, opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. verkaveling referte 1982/10 (dossier gemeente) en referte 042/640 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 17/08/1982 De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 17/08/1982 worden voor de loten 1 tot en met 5 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. verkaveling referte 1987/32 (dossier gemeente) en referte 042/791 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 20/01/1988 De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 20/01/1988 worden voor de loten 1 tot en met 2 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. verkaveling referte 1989/03 (dossier gemeente) en referte 042/853 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 31/05/1989 De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 31/05/1989 worden voor de loten 1 tot en met 5 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. verkaveling referte 1966/29 (dossier gemeente) en referte 042/169 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 14/10/1966 De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 14/10/1966 worden voor de loten 1 tot en met 2 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. Pagina 8 van 53

9 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN verkaveling referte 1972/02 (dossier gemeente) en referte 042/322 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 30/05/1972 De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 30/05/1972 worden voor de loten 1 tot en met 12 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. De verkavelingen zijn in overdruk op het grafisch plan aangeduid. verkaveling referte 1973/03 (dossier gemeente) en referte 042/338 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 29/05/1973. De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 29/05/1973 worden voor de loten 1 tot en met 10 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. verkaveling referte 1963/27 (dossier gemeente) en referte 042/032 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 31/05/1989 De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 31/05/1989 worden voor de loten 1 en 2 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het rup heist-station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. verkaveling referte 1968/23 (dossier gemeente) en referte 042/237 (departement Ruimtelijke ordening), vergund d.d. 08/11/1968 De stedenbouwkundige voorschriften horende bij de verkavelingsvergunning d.d. 08/11/1968 worden voor de loten 1 tot en met 3 opgeheven en vervangen door de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan van het RUP gedeeltelijke herziening van het RUP Heist- Station bij inwerkingtreding van dit RUP. De onderverdeling in kavels van de verkaveling blijft echter gelden. Pagina 9 van 53

10 2 SPECIFIEKE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 2.1 Zone A.1 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen Begraafplaats RUIMTELIJKE OPTIES - TOELICHTING Categorie van gebiedsaanduiding: 9 gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen ZONE A.1: ZONE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN BEGRAAFPLAATS Bestemming Het betreft een zone voor een (reeds bestaande en nog in te richten) begraafplaats waar alle werken, noodzakelijk voor het functioneren van de begraafplaats, zijn toegelaten. Ook het oprichten van eventuele nutsgebouwen ter ondersteuning van de begraafplaats is hierbij toegestaan Inrichting contextuele inpassing Alvorens over te gaan tot de verdere inrichting van de begraafplaats dient door de gemeente voor de volledige zone een globale visie te worden uitgewerkt waarin een beeld wordt gecreëerd van de toekomstig wenselijke ontwikkelingen inzake groenaanleg en vormgeving van de begraafplaats. Hierbij staat de integratie in het landschap steeds voorop. Dit vormt een belangrijk criterium bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag. Pagina 10 van 53

11 Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in de omgeving en in het straatbeeld. Dit houdt in dat de bouwhoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. dimensionering en bezetting Ten opzichte van de zonegrenzen dient een bouwvrije afstand van minstens 3m te worden gerespecteerd. De gemeenschappelijke grondoppervlakte van al de nutsgebouwen bedraagt maximum 200m². bouwhoogte De maximale hoogte van het bouwvolume is beperkt tot 6m met een maximale kroonlijsthoogte van 4m. Voor bijzondere constructies (bv. schouw) kan een grotere hoogte worden gehanteerd voor zover ze niet meer dan 10% van de grondoppervlakte van de gebouwen innemen. dakvorm De dakvorm is vrij voor zover de maximale bouwhoogte wordt gerespecteerd. afsluitingen Bij de keuze van de afsluitingen dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals esthetisch voorkomen en afscherming ten opzichte van de aanpalende woonkavels. Volgende afsluitingen zijn toegestaan: levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; de levende hagen worden aangelegd hetzij op minimum 0,5m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits onderlinge toestemming van de eigenaars; draadafsluitingen begroeid met klimplanten, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt met een maximale hoogte van 2m; muurgehelen, minimum 2m en maximum 2,6m hoog. Pagina 11 van 53

12 niet-bebouwde delen De niet-bebouwde oppervlakte dient in hoofdzaak te worden ingericht met groenvoorzieningen, die verspreid over de zone worden aangelegd. Ten opzichte van de zonegrenzen dient een strook van minimum 2m te worden ingericht met groenvoorzieningen met een dicht en groenblijvend karakter. Binnen deze strook zijn alle vormen van bebouwing en verharding verboden. Maximaal 20% van de niet-bebouwde oppervlakte kan verhard worden in functie van één oprit, wandelpaden en parkeervoorzieningen. Voor de verhardingen dienen waterdoorlatende materialen te worden gebruikt. De breedte van de wandelpaden wordt beperkt tot maximaal 4m. parkeren Er dienen minimum 10 parkeerplaatsen te worden voorzien, die gelokaliseerd worden aan de straatkant Beleid en beheer Het beheer en onderhoud van deze zone behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. Pagina 12 van 53

13 2.2 Zone A.2 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen Spel RUIMTELIJKE OPTIES - TOELICHTING Categorie van gebiedsaanduiding: 9 gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen ZONE A.2: ZONE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN SPEL Bestemming In de zone voor gemeenschapsvoorzieningen - spel wordt groene ruimte voorzien voor spelfaciliteiten in open lucht ten behoeve van de plaatselijke jeugdverenigingen. Verblijfsrecreatie, grootschalige sportactiviteiten met competitiewedstrijden en andere activiteiten, die verkeersgenererend en lawaaihinderlijk van aard zijn, zijn hierbij niet toegestaan. De organisatie van occasionele groepsverblijven en jeugdkampen, die ondergeschikt zijn aan de werking van de plaatselijke jeugdverenigingen, is toegestaan. De oprichting van één gebouw voor recreatieve activiteiten en jeugdwerking is toegestaan. Om alle aspecten van eventuele visuele en geluidshinder te ondervangen worden ten aanzien van de aanpalende woningen en ten aanzien van het omgevende landschap bufferstroken voorzien. In de bufferstroken zijn activiteiten niet toegelaten. Enkel snoeiingen, onderhoud en vervanging zijn toegelaten Inrichting contextuele inpassing Bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen is het belangrijk dat de aanvrager aantoont dat de impact van de gemeenschapsvoorzieningen de draagkracht van de omgeving niet overschrijdt en dat de relatie met de aanpalende woonfuncties wordt Pagina 13 van 53

14 gehandhaafd. Uit het aanvraagdossier zal daarom duidelijk moeten blijken dat er voldoende aandacht gegeven wordt aan volgende criteria: contextuele inpassing in het straatbeeld en de omgeving; inplanting van verhardingen en constructies; inrichting van de niet-bebouwde oppervlakte; aanleg en onderhoud van de bufferstroken; duidelijke omschrijving van activiteiten en functies; capaciteit van de voorzieningen; onderhoud en beheer van terreinen en gebouwen; veiligheid voor gebruiker en omgeving; het garanderen van de privacy van de omwonenden. Om antwoord te geven op deze criteria zal de aanvrager zijn dossier voldoende uitgebreid opmaken en de nodige motivaties toevoegen waarbij aangetoond wordt dat aan de verschillende kwaliteitscriteria wordt voldaan. Indien de motivatie ontoereikend is of de plannen bieden onvoldoende inzicht in de gestelde problematiek kan de vergunningsaanvraag als onvolledig worden beschouwd. Bij de vergunningsaanvraag kan de gemeente eventueel de verplichting opleggen om het regenwater van het lokaal en de verhardingen hetzij rechtstreeks naar de waterloop (Meesterkensloop) af te leiden via een grachtensysteem hetzij via een gracht langs de toegangsweg op het gescheiden stelsel van de Biekorfstraat af te leiden. Het gebouw moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in de omgeving. Dit houdt in dat de bouwhoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. dimensionering en bezetting De bouwzone is grafisch weergegeven op het plan. De totale bebouwbare oppervlakte binnen deze bouwzone bedraagt maximaal 300m². Pagina 14 van 53

15 bouwhoogte De nokhoogte van het bouwvolume wordt beperkt tot maximum 9m met een maximale kroonlijsthoogte van 6m. dakvorm Enkel een zadeldak met dakhelling van 35 is toegestaan. afsluitingen Het gebruik van afsluitingen is niet toegestaan. De zone dient vrij toegankelijk te zijn. niet-bebouwde delen De niet-bebouwde delen dienen ingericht te worden als speelvelden of in functie van spelactiviteiten. Het plaatsen van klimrekken en speeltuigen is toegelaten. Ook beperkte reliëfwijzigingen in functie van spelfaciliteiten zijn toegestaan. De speelruimte is bestemd voor openluchtspelen en dient te worden aangelegd als grasveld. Een oppervlakte van maximaal 700m² kan worden verhard in functie van de spelfaciliteiten, parkeervoorzieningen en één enkele oprit voor gemotoriseerd verkeer. Het aantal parkeerplaatsen is beperkt tot maximaal Beleid en beheer Het beheer en onderhoud van deze zone behoren tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar of de gebruiker Bijzonder voorschrift: bufferstrook in overdruk De breedte en locatie van de bufferstrook is aangeduid op plan. De inrichting van de bufferstroken is afhankelijk van de aanpalende functies. Voor de bufferstroken, grenzend aan woonfuncties, wordt een dichte structuur vooropgesteld, Pagina 15 van 53

16 die wordt aangelegd met heesters en hoogstammige beplanting. Daar waar de bufferstrook niet grenst aan bestaande woonfuncties wordt een meer open en transparante structuur vooropgesteld, eveneens bestaande uit heesters en hoogstammige beplanting. Enkel voor het verlenen van doorgang aan hulpdiensten, verbindingen voor langzaam verkeer en in specifieke gevallen om doorgang te verlenen aan de aangelanden kan de bufferstrook onderbroken worden. Daar waar de bufferstrook 15m bedraagt, kan plaatselijk doorgang worden verleend voor de aangelanden. Ter hoogte van de zonegrens heeft de doorgang een maximale breedte van 4m. Pagina 16 van 53

17 2.3 Zone B.1 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen - School RUIMTELIJKE OPTIES - TOELICHTING Categorie van gebiedsaanduiding: 9 gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen ZONE B.1: ZONE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN SCHOOL Bestemming Deze zone komt in eerste instantie in aanmerking voor de huisvesting van het Heilig Hartcollege. Het is de bedoeling dat naast het kleuteronderwijs, het basisonderwijs en de eerste drie jaren van het secundair onderwijs op termijn het volledig secundair onderwijs hier worden gehuisvest. Aanvullende voorzieningen zoals kinderopvang, jeugdlokalen en sportfaciliteiten of andere gemeenschapsvoorzieningen zijn eveneens toegelaten. Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen. Binnen het complex van gemeenschapsvoorzieningen is 1 conciërgewoning toegestaan voor zover deze geïncorporeerd is in de gebouwen Inrichting De zone bestaat uit 2 gebieden die door de Biekorfstraat van elkaar gescheiden worden, op die manier ontstaat gebied noord en gebied zuid. In beide gebieden kunnen gebouwen worden opgericht en verhardingen worden aangelegd en dit met aandacht voor het nodige groen. contextuele inpassing Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in de omgeving en in het straatbeeld. Dit houdt in dat de bouwhoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. In gebied noord dient een sterk gevelfront met signaalfunctie te worden gerealiseerd Pagina 17 van 53

18 aan het plen en dit met een duidelijk poorteffect. Alvorens over te gaan tot de verdere ontwikkeling dient door de aanvrager voor elk gebied binnen deze zone een globale visie te worden uitgewerkt waarin een beeld wordt gecreëerd van de toekomstig wenselijke ontwikkelingen inzake vormgeving van het complex, verharding en groenaanleg. Hierbij staat de integratie in de omgeving steeds voorop. Bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen is het belangrijk dat de aanvrager aantoont dat de impact van de gemeenschapsvoorzieningen de draagkracht van de omgeving niet overschrijdt en dat de relatie met de aanpalende woonfuncties wordt gehandhaafd. Uit het aanvraagdossier zal daarom duidelijk moeten blijken dat er voldoende aandacht gegeven wordt aan volgende criteria: contextuele inpassing in het straatbeeld en de omgeving; ruimtelijke samenhang binnen het gebied zuinig ruimtegebruik met aandacht voor gemeenschappelijk gebruik en bundeling van voorzieningen en infrastructuur het respecteren van de doorsteken en de groenstrook duidelijke omschrijving van activiteiten en functies het garanderen van de privacy van de omwonenden (bv. hoogte ramen, schikking gangen, soort glas) Om antwoord te geven op deze criteria zal de aanvrager zijn dossier voldoende uitgebreid opmaken en de nodige motivaties toevoegen waarbij aangetoond wordt dat aan de verschillende kwaliteitscriteria wordt voldaan. Indien de motivatie ontoereikend is of de plannen bieden onvoldoende inzicht in de gestelde problematiek kan de vergunningsaanvraag als onvolledig worden beschouwd. bezetting Zowel binnen gebied noord alsook binnen gebied zuid kan maximaal 90% van de oppervlakte van de deelzone worden ingericht met bebouwing en verharding en dient minimaal 10% te worden aangelegd met groenvoorzieningen. Pagina 18 van 53

19 inplanting Gebied noord: ten aanzien van de zone B.3 (zone voor vrijstaande en gekoppelde bebouwing) minimum 8m. ten aanzien van de grens met de groenstrook minimum 5m. ten aanzien van de rooilijnen van de aanpalende wegenis dient geen bouwvrije strook te worden gerespecteerd. Gebied zuid: ten aanzien van de zone B.3 (zone voor vrijstaande en gekoppelde bebouwing) minimum 6m ten aanzien van de zone B.5 (centrumzone) minimum 4m ten aanzien van de zone B.2 (zone voor gemeenschapsvoorzieningen - parochie) minimum 4m ten aanzien van de rooilijn van de aanpalende wegenis dient geen bouwvrije strook te worden gerespecteerd. De verdiepingshoogte wordt gemotiveerd door de duurzame bouwwijze. Deze verdiepingshoogte maakt onder meer de toetreding van daglicht en natuurlijke ventilatie mogelijk. bouwhoogte en diepte in gebied noord: de maximaal toegelaten kroonlijsthoogte van het bouwvolume bedraagt 18m de maximaal toegelaten nokhoogte van het bouwvolume bedraagt 21m in gebied zuid: de maximaal toegelaten kroonlijsthoogte van het bouwvolume bedraagt 14m de maximaal toegelaten nokhoogte van het bouwvolume bedraagt 17m een bouwlaag heeft een maximale verdiepingshoogte van 4,20m. de bouwdiepte is vrij. dakvorm De dakvorm is vrij voor zover de maximale bouwhoogte wordt gerespecteerd. De dakhelling is beperkt tot 45. Pagina 19 van 53

20 afsluitingen Bij de keuze van de afsluitingen dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals esthetisch voorkomen en afscherming ten opzichte van de aanpalende woonkavels. Daar waar geen groenstrook gelegen is, dienen op de grens met de woonkavels hetzij levende hagen hetzij draadafsluitingen te worden opgericht. De hoogte van deze afsluitingen bedraagt minimaal 1,8m. Daar waar gebied zuid grenst aan de zone voor vrijstaande en gekoppelde bebouwing (zone B.3) moet de draadafsluiting gecombineerd worden met groenblijvende klimplanten. verhardingen De verhardingen kunnen aangelegd worden in functie van onder meer toegangswegen, parkeervoorzieningen, speelplaatsen, terrassen en dergelijke. Voor de afwatering van de verhardingen is het voorzien van eigen opslag en waterbuffers verplicht. Voor de aansluiting op het rioleringsstelsel dienen op het perceel aansluitmogelijkheden te worden voorzien. Voor wat betreft de buffering dient het maximale lozingsdebiet per hectare verharde oppervlakte te worden gerespecteerd. De benodigde parkeervoorzieningen worden bepaald op basis van de behoefte. De te voorziene keerruimte is bedoeld om de doorstroming op de Werftsesteenweg niet te belasten. toegang, parkeren en circulatie De benodigde parkeervoorzieningen dienen binnen de zone te worden opgenomen; hetzij ondergronds hetzij in open lucht. Er dient eveneens een mogelijkheid tot keren voor gemotoriseerd verkeer te worden voorzien. groenvoorzieningen Minimum 10% van de oppervlakte van de zone (met inbegrip van de groenstrook) dient te worden aangeplant. De groenaanleg dient te worden verspreid over de nietbebouwde oppervlakte en dient te kaderen binnen een totaalconcept. De verharde ruimten dienen voorzien te worden van de nodige groenaanleg en hoogstammige bomen moeten ook hier worden aangeplant. Op de parking dient per 5 autostaanplaatsen minimum 1 hoogstam te worden aangeplant. Bij de inrichting van de bouwvrije stroken dient rekening te worden gehouden met de toegankelijkheid voor hulpdiensten. Pagina 20 van 53

21 2.3.3 Beleid en beheer Het beheer en onderhoud van deze zone behoren tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar of de gebruiker Bijzonder voorschrift : historisch waardevol gebouw in overdruk Volledige of gedeeltelijke afbraak van de bebouwing kan enkel als de meerwaarde daarvan aangetoond wordt. De aangeduide gebouwen zijn opgenomen in de atlas van het bouwkundig erfgoed. Om cultuurhistorische redenen is behoud van dergelijke bebouwing gewenst. Specifiek voor deze zone wordt gemotiveerd dat het behoud van deze bebouwing niet gewenst is Bijzonder voorschrift : groenstrook in overdruk Zoals aangeduid op het grafisch plan dient binnen gebied noord aan de westelijke zijde een groenstrook te worden aangeplant. Binnen deze groenstrook kunnen geen gebouwen of constructies worden toegestaan. De aanleg van verhardingen is beperkt tot het toegankelijk maken van het gebied. De groenstrook bestaat uit een bestand van heesters en hoogstammige beplanting Bijzonder voorschrift : doorsteken indicatief en in overdruk Op het plan zijn indicatief 2 doorsteken aangeduid. Één doorsteek verbindt gebied noord met gebied zuid en sluit eveneens aan op de verkaveling aan de Rode Kruisstraat. Pagina 21 van 53

22 Het doel van de doorsteken is het toegankelijk maken van de zone voor de omgeving en het ruimtelijk open maken van het gebouwencomplex van de school. De exacte locatie van de doorsteken wordt niet vastgelegd hetgeen de nodige vrijheid laat voor de verdere inrichting van de zone. Indien gewenst kan de doorsteek ook doorheen een gebouw gecreeerd worden. De andere doorsteek verbindt de Werftsesteenweg met de Collegestraat. Bij de inrichting van gebied noord dienen beide doorsteken te worden gevrijwaard met een minimale vrije hoogte van 3,00m. De exacte ligging wordt bepaald bij de concrete inrichting van het gebied. Pagina 22 van 53

23 2.4 Zone B.2 : Zone voor gemeenschapsvoorzieningen Parochie RUIMTELIJKE OPTIES - TOELICHTING Categorie van gebiedsaanduiding: 9 gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen ZONE B.2: ZONE VOOR GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN PAROCHIE (GE- BIED 2) Bestemming Binnen deze zone wordt het behoud van de kerk vooropgesteld evenals de bestemming van de voormalige pastoriewoning als kinderopvang. Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen zoals onder meer faciliteiten voor parochiale werking, jeugdvoorzieningen, kinderopvang en publieke parkeerruimte. Binnen het complex van gemeenschapsvoorzieningen zijn maximum 2 woonentiteiten toegestaan voor zover deze geïncorporeerd zijn in het gebouwencomplex Inrichting contextuele inpassing Alvorens over te gaan tot de verdere ontwikkeling dient door de aanvrager voor deze zone een globale visie te worden uitgewerkt waarin een beeld wordt gecreëerd van de toekomstig wenselijke ontwikkelingen inzake vormgeving van het complex, verharding en groenaanleg. Hierbij staat de integratie in de omgeving steeds voorop. Bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen is het belangrijk dat de aanvrager aantoont dat de impact van de geplande ingrepen de draagkracht van de omgeving niet overschrijdt en dat de relatie met de aanpalende functies wordt gehandhaafd. Uit het aanvraagdossier zal daarom duidelijk moeten blijken dat er voldoende aandacht gegeven wordt aan volgende criteria: contextuele inpassing in het straatbeeld en de omgeving; ruimtelijke samenhang binnen het gebied zuinig ruimtegebruik met aandacht voor gemeenschappelijk gebruik en bundeling Pagina 23 van 53

24 van voorzieningen en infrastructuur duidelijke omschrijving van activiteiten en functies het garanderen van de privacy van de omwonenden (bv. hoogte ramen, schikking gangen, soort glas) Om antwoord te geven op deze criteria zal de aanvrager zijn dossier voldoende uitgebreid opmaken en de nodige motivaties toevoegen waarbij aangetoond wordt dat aan de verschillende kwaliteitscriteria wordt voldaan. Indien de motivatie ontoereikend is of de plannen bieden onvoldoende inzicht in de gestelde problematiek kan de vergunningsaanvraag als onvolledig worden beschouwd. Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in de omgeving. Dit houdt in dat de kroonlijsthoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. Bij de pastoriewoning ligt de nadruk op de huidige architecturale kwaliteit van het gebouw. In geval van werken dient de waarde en eigenheid van het gebouw bewaard te blijven. dimensionering en bezetting De pastoriewoning kan uitgebreid en verbouwd worden en aan de kerk kan een beperkte aanbouw in functie van utilitaire lokalen worden toegestaan Voor de pastoriewoning is de voorbouwlijn op plan aangeduid. Voor de kerk valt de ligging van de voorgevellijn samen met de rooilijn. Ten opzichte van de andere zonegrenzen dient voor de pastoriewoning een bouwvrije afstand van minstens 4m te worden gerespecteerd. Voor de kerk valt de noordwestelijke zijgevellijn samen met de zonegrens De huidige grondoppervlakte van de pastoriewoning kan uitgebreid worden met maximaal 20%. De huidige grondoppervlakte van de kerk kan met maximaal 10% worden uitgebreid. Pagina 24 van 53

25 bouwhoogte en -diepte Bij de uitbreiding van de kerk is de bouwhoogte beperkt tot de bestaande kroonlijsthoogte van het gebouw. Voor de pastoriewoning bedraagt de maximale bouwhoogte 9m tot bovenkant van de kroonlijst of onderkant van de dakoversteek. Er zijn maximaal 3 bouwlagen en één dakverdieping toegestaan. De bouwdiepte bedraagt minimum 12m en maximum 17m. dakvorm De dakvorm is vrij voor zover de architecturale eigenheid van het gebouw en de maximale bouwhoogte wordt gerespecteerd. afsluitingen Bij de keuze van de afsluitingen dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals esthetisch voorkomen en afscherming ten opzichte van de aanpalende woonkavels. Volgende afsluitingen zijn toegestaan: levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; de levende hagen worden aangelegd hetzij op minimum 0,5m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits onderlinge toestemming van de eigenaars; draadafsluitingen begroeid met klimplanten, maximum 2,6m hoog; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt met een maximale hoogte van 2m. In de voortuinstrook zijn enkel hagen of beplantingen met een maximale hoogte van 1,2m toegelaten. De hagen of beplantingen moeten op minstens 0,5m uit de rooilijn geplaatst worden. Aan de wegkruisingen en wegaansluitingen mogen de hagen of beplantingen het uitzicht niet benemen boven 0,75m hoogte. niet-bebouwde delen De huidige niet-bebouwde en niet-verharde oppervlakte dient maximaal behouden te blijven als tuin of als groenzone. Ook het opnieuw aanplanten van groen dient te worden voorzien. Er worden alleen bijkomende verhardingen in functie van toegangswe- Pagina 25 van 53

26 gen, tuinpaden en spelactiviteiten toegestaan. Het plaatsen van klimrekken, speeltuigen en andere spel- en tuinuitrusting is toegestaan. De verhardingen in de bouwvrije strook langsheen de Mechelsesteenweg moeten aangelegd worden met waterdoorlatende materialen. De bestaande parking kan behouden blijven voor zover de afwatering van de verhardingen gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. Er dient een doorsteek te worden gecreëerd van de pastoriewoning tot aan de school (zone B.1 zuid) Beleid en beheer Het beheer en onderhoud van deze zone behoren tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar of van de gebruiker Bijzonder voorschrift : historisch waardevol gebouw De met asterisk aangeduide bebouwing dient maximaal te worden gevrijwaard. in overdruk Het aangeduide gebouw is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Om cultuurhistorische redenen is een maximaal behoud van de bebouwing gewenst. Het is niet noodzakelijk dat het gebouw in z n totaliteit wordt bewaard. Pagina 26 van 53

27 2.5 Zone B.3 : Zone voor vrijstaande en gekoppelde bebouwing RUIMTELIJKE OPTIES - TOELICHTING Categorie van gebiedsaanduiding: 1 wonen ZONE B.3: ZONE VOOR VRIJSTAANDE EN GEKOPPELDE BEBOUWING Bestemming Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Deze aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen dienen in overeenstemming te zijn met de draagkracht van het gebied. De zone is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. De zone is bedoeld voor vrijstaande of gekoppelde ééngezinswoningen waarbij de oprichting van bijgebouwen in functie van autostalplaats, berging, tuinaccommodatie en private sportinfrastructuur is toegestaan Inrichting Bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen is het belangrijk dat de aanvrager aantoont dat de impact van de gebouwen de draagkracht van de omgeving niet overschrijdt en dat de relatie met de aanpalende woonfuncties wordt gehandhaafd. Uit het aanvraagdossier zal daarom duidelijk moeten blijken dat er voldoende aandacht gegeven wordt aan volgende criteria: contextuele inpassing in het straatbeeld en de omgeving; inplanting van verhardingen en constructies; eventuele aansluiting op aanpalende gebouwen; inrichting van de niet-bebouwde oppervlakte; het garanderen van de privacy van de omwonenden. Pagina 27 van 53

28 Om antwoord te geven op deze criteria zal de aanvrager zijn dossier voldoende uitgebreid opmaken en de nodige motivaties toevoegen waarbij aangetoond wordt dat aan de verschillende kwaliteitscriteria wordt voldaan. Indien de motivatie ontoereikend is of de plannen bieden onvoldoende inzicht in de gestelde problematiek kan de vergunningsaanvraag als onvolledig worden beschouwd. a) vrijstaande ééngezinswoningen aantal percelen en perceelsbreedte Voor de bestaande percelen kan de huidige dichtheid en perceelsbreedte behouden blijven. Bij nieuw te (her)verkavelen percelen dienen volgende bepalingen te worden opgenomen in de verkavelingsvoorschriften: voor het bepalen van het aantal nieuwe percelen wordt een woningdichtheid van minimum 15 woningen per hectare (bruto-dichtheid) vooropgesteld. de perceelsbreedte bedraagt minimum 15m en maximum 20m. contextuele inpassing Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in het straatbeeld. Dit houdt in dat de kroonlijsthoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. afsluitingen Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. In de voortuinstrook zijn als afsluiting enkel hagen of beplantingen toegestaan met een maximale hoogte van 1,2m. De hagen of beplantingen dienen op minimum 0,5m uit de rooilijn geplaatst worden. Pagina 28 van 53

29 Bij niet-bebouwde zij- en achterperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; de levende hagen worden aangelegd hetzij op minimum 0,5m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits onderlinge toestemming van de eigenaars; draadafsluitingen begroeid met klimplanten, maximum 2,6m hoog; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt met een maximale hoogte van 2m. niet-bebouwde perceelsdelen De niet-bebouwde perceelsdelen dienen als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Maximaal 50% van de niet-bebouwde perceelsdelen mag worden verhard in functie van opritten, tuinpaden en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. plaatsing hoofdgebouw voorgevel: minimum 6m en maximum 9m t.o.v. de rooilijn van de weg, waarlangs het perceel ontsloten word. achtergevel: maximum 23m t.o.v. de rooilijn van de weg, waarlangs het perceel ontsloten wordt. zijgevel: minimum 3m t.o.v. de zijdelingse perceelsgrens. bouwhoogte, -breedte en -diepte hoofdgebouw de bouwhoogte bedraagt maximum 6m tot bovenkant van de kroonlijst of onderkant van de dakoversteek. Bovendien bedraagt de nokhoogte maximum 11m. de bouwbreedte bedraagt minimum 7m en maximum 20m. de bouwdiepte bedraagt minimum 8m en maximum 17m. Pagina 29 van 53

30 dakvorm hoofdgebouw De dakvorm is vrij voor zover de maximale kroonlijst- en nokhoogte worden gerespecteerd. dimensionering en plaatsing bijgebouwen de gemeenschappelijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt maximum 10% van de perceelsoppervlakte en mag bovendien 75m² niet overschrijden indien de perceelsoppervlakte meer dan 750m² bedraagt. de bouwhoogte bedraagt maximum 3m tot bovenkant van de deksteen of kroonlijst of tot de onderkant van de dakoversteek. De maximale nokhoogte bedraagt 5m. plaatsing van de gevel gericht naar de achtergevel van het hoofdgebouw (bij maximale bouwdiepte): minimum 10m. plaatsing van de overige gevels t.o.v. de perceelsgrenzen: hetzij op minimum 3m hetzij op de perceelsgrens in het geval van gekoppelde bebouwing; indien de achtergrens van het perceel samenvalt met de zijgrens van een ander perceel dan is de plaatsing op die perceelsgrens slechts toegelaten vanaf 10m uit het verlengde van de achtergevelbouwlijn bepaald voor dat ander perceel, behoudens de mogelijkheid van gekoppelde bebouwing op de gemeenschappelijke perceelsgrens volgens de algemene voorschriften betreffende autogarages en carports (in de bouwvrije zijtuinstroken). voor houten tuinhuisjes, met een maximale oppervlakte van 12m² en een maximale nokhoogte van 3m en voor openlucht zwembaden geldt: plaatsing t.o.v. de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw: minimum 5m; plaatsing t.o.v. de zijdelingse perceelsgrenzen: minimum 2m voor houten tuinhuisjes en minimum 3m voor openlucht zwembaden. Pagina 30 van 53

31 dakvorm en materiaalgebruik bijgebouwen voor de bijgebouwen, met een zijgevel op de perceelsgrens, is akkoord van desbetreffende buur nodig. Voor de overige bijgebouwen is de dakvorm vrij. voor de gevels op de perceelsgrens zijn enkel baksteen of gevelsteen toegestaan. b) gekoppelde ééngezinswoningen aantal percelen en perceelsbreedte Voor de bestaande percelen kan de huidige dichtheid en perceelsbreedte behouden blijven. Bij nieuw te (her)verkavelen percelen dienen volgende bepalingen te worden opgenomen in de verkavelingsvoorschriften: voor het bepalen van het aantal nieuwe percelen wordt een woningdichtheid van minimum 15 woningen per hectare (bruto-dichtheid) vooropgesteld. de perceelsbreedte bedraagt minimum 9m en maximum 10m. contextuele inpassing Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in het straatbeeld. Dit houdt in dat de kroonlijsthoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. afsluitingen Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. In de voortuinstrook zijn als afsluiting enkel hagen of beplantingen toegestaan met een maximale hoogte van 1,2m. De hagen of beplantingen dienen op minimum 0,5m uit de rooilijn geplaatst worden. Bij gekoppelde woningbouw mag de gemeenschappelijke scheidingsmuur in met- Pagina 31 van 53

32 selwerk verlengd worden tot 3m achter de achtergevel. De hoogte van de verlengde muur dient gelijk te zijn met de aanpalende afsluiting. Bij niet-bebouwde zij- en achterperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; de levende hagen worden aangelegd hetzij op minimum 0,5m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits onderlinge toestemming van de eigenaars; draadafsluitingen begroeid met klimplanten, maximum 2,6m hoog; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt met een maximale hoogte van 2m; houten afsluitingen van maximaal 2m hoogte, indien deze worden opgericht in het verlengde van de gemeenschappelijke gevel. niet-bebouwde perceelsdelen De niet-bebouwde perceelsdelen dienen als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Maximaal 50% van de niet-bebouwde perceelsdelen mag worden verhard in functie van opritten, tuinpaden en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. plaatsing hoofdgebouw voorgevel: 6m t.o.v. de rooilijn van de weg, waarlangs het perceel ontsloten wordt; achtergevel: maximum 23m t.o.v. de rooilijn van de weg, waarlangs het perceel ontsloten wordt; zijgevel: hetzij op minimum 3m t.o.v. de zijdelingse perceelsgrens, hetzij op de zijdelingse perceelsgrens in het geval van gekoppelde bebouwing. Pagina 32 van 53

33 bouwhoogte, -breedte en diepte hoofdgebouw De bouwhoogte, gemeten van het troittoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst, bedraagt: tussen de voorgevel en een diepte van 9m: 6m; tussen 9m en 13m diepte: maximum dezelfde hoogte als die van de voorgevel eventuele overige diepte: maximum 3,5m. Andere kroonlijsthoogten kunnen toegestaan of opgelegd worden in functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen. Hierbij staat de harmonische inpassing voorop. De bouwbreedte bedraagt minimum 6m en maximum 7m. Bij percelen die breder zijn dan 10m en die conform bovenstaande bepaling niet opsplitsbaar zijn, is een ruimere bouwbreedte toegestaan voor zover de bouwvrije afstand van 3m gerespecteerd blijft. De bouwdiepte bedraagt minimum 9m en maximum 17m. Andere bouwdieptes kunnen voor het hoofdvolume onder zadeldak toegestaan of opgelegd worden in functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen. Hierbij staat de harmonische inpassing voorop. dakvorm hoofdgebouw De dakbasis bedraagt 9m met een dakhelling van 45 (de nok dient evenwijdig te zijn met de voorgevelbouwlijn en de dakvlakken dienen symmetrisch te zijn ten opzichte van het verticaal vlak van de nok). Andere hellingen kunnen toegestaan of opgelegd worden in functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen. Hierbij staat de harmonische inpassing voorop. Voor de overige bouwdieptes is een plat dak verplicht. dimensioneringen en plaatsing bijgebouwen de gemeenschappelijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt maximum 10% van de perceelsoppervlakte en mag bovendien 75m² niet overschrijden indien de perceelsoppervlakte meer dan 750m² bedraagt. de bouwhoogte bedraagt maximum 3m tot bovenkant van de deksteen of Pagina 33 van 53

34 kroonlijst of tot de onderkant van de dakoversteek. De maximale nokhoogte bedraagt 5m. plaatsing van de gevel gericht naar de achtergevel van het hoofdgebouw (bij maximale bouwdiepte): minimum 10m. plaatsing van de overige gevels t.o.v. de perceelsgrenzen: hetzij op minimum 3m hetzij op de perceelsgrens in het geval van gekoppelde bebouwing; indien de achtergrens van het perceel samenvalt met de zijgrens van een ander perceel dan is de plaatsing op die perceelsgrens slechts toegelaten vanaf 10m uit het verlengde van de achtergevelbouwlijn bepaald voor dat ander perceel, behoudens de mogelijkheid van gekoppelde bebouwing op de gemeenschappelijke perceelsgrens volgens de algemene voorschriften betreffende autogarages en carports (in de bouwvrije zijtuinstroken). voor houten tuinhuisjes, met een maximale oppervlakte van 12m² en een maximale nokhoogte van 3m en voor openlucht zwembaden geldt: plaatsing t.o.v. de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw: minimum 5m; plaatsing t.o.v. de zijdelingse perceelsgrenzen: minimum 2m voor houten tuinhuisjes en minimum 3m voor openlucht zwembaden. dakvorm en materiaalgebruik bijgebouwen voor de bijgebouwen, met een zijgevel op de perceelsgrens, is akkoord van desbetreffende buur nodig. Voor de overige bijgebouwen is de dakvorm vrij. voor de gevels op de perceelsgrens zijn enkel baksteen of gevelsteen toegestaan. Pagina 34 van 53

35 2.6 Zone B.5 : Centrumzone RUIMTELIJKE OPTIES - TOELICHTING Categorie van gebiedsaanduiding: 1 wonen ZONE B.5: CENTRUMZONE Bestemming Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Deze aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen dienen in overeenstemming te zijn met de draagkracht van het gebied. Onder grootwinkel wordt grootschalige kleinhandel verstaan. Inpandige bijgebouwen worden aangemoedigd vanuit de principes van een zuinig ruimtegebruik. De zone is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. De zone is bedoeld voor enerzijds één- en meergezinswoningen en anderzijds handelszaken, kantoren, dienstverlening en grootwinkels. De gebouwen dienen gekoppeld of geschakeld gebouwd te worden. Enkel meergezinswoningen en grootwinkels kunnen ook vrijstaand worden opgericht. De oprichting van bijgebouwen in functie van autostalplaats, berging, tuinaccommodatie en private sportinfrastructuur is eveneens toegestaan. De autostalplaats en berging kunnen ook inpandig gerealiseerd. Bij grootwinkels zijn losstaande bijgebouwen op maaiveldniveau niet toegestaan. De oprichting van grootwinkels is enkel toegestaan langs de Mechelsesteenweg. Bij meergezinswoningen bedraagt de bruto bewoonbare oppervlakte per wooneenheid minstens 40m². Pagina 35 van 53

36 2.6.2 Inrichting a) meergezinswoningen Binnen deze contextuele inpassing is het onder meer belangrijk dat aanpalende gebouwen met een verschillende bouwhoogte onderling kwalitatief afgewerkt te worden. contextuele inpassing Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in het straatbeeld. Dit houdt in dat de kroonlijsthoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. afsluitingen Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. Bij niet-bebouwde zij- en achterperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; de levende hagen worden aangelegd hetzij op minimum 0,5m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits onderlinge toestemming van de eigenaars; draadafsluitingen begroeid met klimplanten, maximum 2,6m hoog; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt met een maximale hoogte van 2m. In de voortuinstrook zijn als afsluiting enkel hagen of beplantingen toegestaan met een maximale hoogte van 1,2m. De hagen of beplantingen dienen op minimum 0,5m uit de rooilijn geplaatst worden. Aan de wegkruisingen en wegaansluitingen mogen de hagen of beplantingen het uitzicht niet benemen boven 0,75m hoogte. niet-bebouwde perceelsdelen De niet-bebouwde perceelsdelen dienen als tuin te worden aangelegd en alsdusdanig gehandhaafd. Maximaal 60% van de niet-bebouwde perceelsdelen mag worden verhard in func- Pagina 36 van 53

37 tie van opritten, tuinpaden en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. De verhardingen in de bouwvrije strook langsheen de Mechelsesteenweg moeten aangelegd worden met waterdoorlatende materialen. plaatsing van de hoofdgebouwen voorgevel: hetzij op de op plan aangeduide voorbouwlijn hetzij op de rooilijn; achtergevel: maximum 17m van de op plan aangeduide voorbouwlijn of van de rooilijn indien de voorgevel op de rooilijn wordt geplaatst; zijgevel: hetzij op minimum 3m t.o.v. de zijdelings perceelgrens hetzij op de zijdelingse perceelsgrens in geval van gekoppelde of geschakelde bebouwing. bouwhoogte, -breedte en diepte van de hoofdgebouwen De bouwhoogte, gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst, bedraagt: vanaf voorgevel tot op een diepte van 12m: 9m; tussen 12m en 15m diepte: maximum dezelfde hoogte als die van de voorgevel eventuele overige diepte: maximum 3,5m. In functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen met andere bouwhoogten staat een harmonische inpassing voorop. De bouwbreedte bedraagt minimum 15m. De bouwdiepte bedraagt minimum 12m en maximum 17m. dakvorm hoofdgebouw De dakvorm is vrij voor zover de bouwhoogte wordt gerespecteerd. In het geval van een hellend dak bedraagt de dakbasis 12m en bedraagt de helling maximum 45. Pagina 37 van 53

38 Voor de overige bouwdieptes is een plat dak verplicht. dimensionering en plaatsing bijgebouwen per wooneenheid is één bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 25m². de bouwhoogte bedraagt maximum 3m tot bovenkant van de deksteen of kroonlijst of de onderkant van de dakoversteek. De maximale nokhoogte bedraagt 5m. plaatsing van de gevel gericht naar het hoofdgebouw t.o.v. de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw: minimum 10m. plaatsing van de overige gevels t.o.v. de perceelsgrenzen: hetzij op minimum 3m hetzij op de perceelsgrens in het geval van gekoppelde en geschakelde bebouwing; indien de achtergrens van het perceel samenvalt met de zijgrens van een ander perceel dan is de plaatsing op die perceelsgrens slechts toegelaten vanaf 10m uit het verlengde van de achtergevelbouwlijn bepaald voor dat ander perceel, behoudens de mogelijkheid van gekoppelde bebouwing op de gemeenschappelijke perceelsgrens volgens de algemene voorschriften betreffende autogarages en carports (in de bouwvrije zijtuinstroken). dakvorm en materiaalgebruik bijgebouwen voor de bijgebouwen, met een zijgevel op de perceelsgrens, is akkoord van desbetreffende buur nodig. Voor de overige bijgebouwen is de dakvorm vrij voor de gevels op de perceelsgrens zijn enkel baksteen of gevelsteen toegestaan. b) grootwinkels Binnen deze contextuele inpassing is het onder meer belangrijk dat aanpalende gebouwen met een verschillende bouwhoogte onderling kwalitatief afgewerkt te worden. contextuele inpassing Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in het straatbeeld. Dit houdt in dat de kroonlijsthoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordach- Pagina 38 van 53

39 te, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. afsluitingen Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. Op de perceelsgrens tussen een grootwinkel en een woning dient als afsluiting een dicht groen scherm te worden aangelegd. Bij niet-bebouwde zij- en achterperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; de levende hagen worden aangelegd hetzij op minimum 0,5m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits onderlinge toestemming van de eigenaars; draadafsluitingen begroeid met klimplanten, maximum 2,6m hoog; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt met een maximale hoogte van 2m. niet-bebouwde perceelsdelen Voor de grootwinkels dient minimaal 20% van de niet-bebouwde perceelsoppervlakte te worden ingericht met groenvoorzieningen en kan maximaal 80% worden verhard in functie van onder meer opritten, interne circulatie en parkeervoorzieningen voor zover de afwatering van de verhardingen gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of moet er gebruik gemaakt worden van waterdoorlatende materialen. De verhardingen in de bouwvrije strook langsheen de Mechelsesteenweg moeten aangelegd worden met waterdoorlatende materialen. Ten aanzien van de achterperceelsgrens dient een strook van 3m breed te worden aangelegd als groenscherm. Ook ten aanzien van de zijperceelsgrenzen dient een strook van 3m breed te worden aangelegd als groenscherm voor zover de bebouwing op deze plaats(en) niet gekoppeld of geschakeld wordt. Pagina 39 van 53

40 plaatsing van de hoofdgebouwen voorgevel: hetzij op de op plan aangeduide voorbouwlijn hetzij op de rooilijn; achtergevel: minimum 7m t.o.v. de achterste perceelsgrensl en minimum gelijk aan de bouwhoogte van de achtergevel; zijgevel: hetzij op minimum 7m t.o.v. de zijdelingse perceelgrenzen hetzij op 0m in het geval van gekoppelde of geschakelde bebouwing. dimensioneringen van de hoofdgebouwen de bouwhoogte voor de grootwinkel bedraagt maximum 6m tot bovenkant van de deksteen. Voor bijzondere constructies (bv. verluchtingsinstallaties) kan een grotere hoogte worden gehanteerd voor zover ze niet meer dan 10% van de grondoppervlakte van het gebouw innemen. de bouwhoogte, gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst, kan vooraan in functie van woningbouw, kantoren of diensten verruimd worden. De bouwhoogte bedraagt: vanaf de voorgevel tot op een diepte van 12m: 9m tussen 12m en 15m diepte: maximum dezelfde hoogte als die van de voorgevel de bouwbreedte bedraagt minimum 15m. de bouwdiepte bedraagt minimum 8m en maximum 50m. In functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen met andere bouwhoogten staat een harmonische inpassing voorop dakvorm De dakvorm is vrij voor zover de bouwhoogte wordt gerespecteerd. In het geval van een hellend dak bedraagt de dakbasis 12m en bedraagt de helling maximum 45. Voor de overige bouwdiepte is een plat dak verplicht. bijgebouwen Bijgebouwen zijn niet toegestaan. Pagina 40 van 53

41 c) overige gekoppelde of geschakelde bebouwing aantal percelen en perceelsbreedte Voor de bestaande percelen kan de huidige dichtheid en perceelsbreedte behouden blijven. Bij nieuw te (her)verkavelen percelen dienen volgende bepalingen te worden opgenomen in de verkavelingsvoorschriften: voor het bepalen van het aantal nieuwe percelen wordt een woningdichtheid van minimum 25 woningen per hectare (bruto-dichtheid) vooropgesteld. de perceelsbreedte bedraagt minimum 9m en maximum 10m voor gekoppelde bebouwing en minimum 6m en maximum 9m voor geschakelde bebouwing. Pagina 41 van 53

42 contextuele inpassing Elk gebouw binnen deze zone moet bovenal op een kwalitatieve en contextuele wijze ingepast worden in het straatbeeld. Dit houdt in dat de kroonlijsthoogte, de gevelopbouw (hoogte, materiaal en geleding), de dakvorm (hoogte, dakvensters, dakhelling, materialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. afsluitingen Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten zoals bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. De gemeenschappelijke scheidingsmuur in metselwerk mag verlengd worden tot 3m achter de achtergevel. De hoogte van de verlengde muur dient gelijk te zijn met de aanpalende afsluiting. Bij niet-bebouwde zij- en achterperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, minimum 2m en maximum 2,6m hoog; de levende hagen worden aangelegd hetzij op minimum 0,5m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens mits onderlinge toestemming van de eigenaars; draadafsluitingen begroeid met klimplanten, maximum 2,6m hoog ; paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt met een maximale hoogte van 2m; houten afsluitingen van maximaal 2m hoogte, indien deze worden opgericht in het verlengde van de gemeenschappelijke gevel. niet-bebouwde perceelsdelen De niet-bebouwde perceelsdelen dienen als tuin te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Maximaal 60% van de niet-bebouwde perceelsdelen mag worden verhard in functie van opritten, tuinpaden en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. De verhardingen in de bouwvrije strook langs- Pagina 42 van 53

43 heen de Mechelsesteenweg moeten aangelegd worden met waterdoorlatende materialen. plaatsing van de hoofdgebouwen voorgevel: hetzij op de op plan aangeduide voorbouwlijn hetzij op de rooilijn; achtergevel: maximum 17m van de op plan aangeduide voorbouwlijn of van de rooilijn indien de voorgevel op de rooilijn wordt geplaatst; zijgevel: hetzij op minimum 3m t.o.v. de zijdelings perceelgrens, hetzij op de perceelsgrens in het geval van gekoppelde en geschakelde bebouwing. bouwhoogte, -breedte en diepte van de hoofdgebouwen De bouwhoogte, gemeten van het trottoirniveau tot de bovenkant van de kroonlijst, bedraagt: vanaf voorgevel tot op een diepte van 9m: 6m; tussen 9m en 13m diepte: maximum dezelfde hoogte als die van de voorgevel eventuele overige diepte: maximum 3,5m. Andere kroonlijsthoogten kunnen toegestaan of opgelegd worden in functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen. Hierbij staat de harmonische inpassing voorop. De bouwbreedte bedraagt voor de gekoppelde bebouwing en de kopgebouwen in het geval van geschakelde bebouwing minimum 6m en maximum 7m en voor de geschakelde bebouwing minimum 6m en maximum 9m. De bouwdiepte bedraagt minimum 9m en maximum 17m. Andere bouwdieptes kunnen voor het hoofdvolume onder zadeldak toegestaan of opgelegd worden in functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen. Hierbij staat de harmonische inpassing voorop. dakvorm hoofdgebouw De dakbasis bedraagt 9m met een dakhelling van 45 (de nok dient evenwijdig te zijn met de voorgevelbouwlijn en de dakvlakken dienen symmetrisch te zijn ten opzichte van het verticaal vlak van de nok). Andere hellingen kunnen toegestaan Pagina 43 van 53

44 of opgelegd worden in functie van de aanpassing aan bestaande gebouwen. Hierbij staat de harmonische inpassing voorop. Voor de overige bouwdieptes is een plat dak verplicht. dimensionering en plaatsing bijgebouwen de gemeenschappelijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt maximum 10% van de perceelsoppervlakte en mag bovendien 75m² niet overschrijden indien de perceelsoppervlakte meer dan 750m² bedraagt. de bouwhoogte bedraagt maximum 3m tot bovenkant van de deksteen of kroonlijst of de onderkant van de dakoversteek. De maximale nokhoogte bedraagt 5m. plaatsing van de gevel gericht naar de achtergevel van het hoofdgebouw (bij maximale bouwdiepte): minimum 10m. plaatsing van de overige gevels t.o.v. de perceelsgrenzen: hetzij op minimum 3m hetzij op de perceelsgrens in het geval van gekoppelde en geschakelde bebouwing; indien de achtergrens van het perceel samenvalt met de zijgrens van een ander perceel dan is de plaatsing op die perceelsgrens slechts toegelaten vanaf 10m uit het verlengde van de achtergevelbouwlijn bepaald voor dat ander perceel, behoudens de mogelijkheid van gekoppelde bebouwing op de gemeenschappelijke perceelsgrens volgens de algemene voorschriften betreffende autogarages en carports (in de bouwvrije zijtuinstroken). voor houten tuinhuisjes, met een maximale oppervlakte van 12m² en een maximale nokhoogte van 3m en voor openlucht zwembaden geldt: plaatsing t.o.v. de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw: minimum 5m; plaatsing t.o.v. de zijdelingse perceelsgrenzen: minimum 2m voor houten tuinhuisjes en minimum 3m voor openlucht zwembaden. dakvorm en materiaalgebruik bijgebouwen voor de bijgebouwen, met een zijgevel op de perceelsgrens, is akkoord van desbetreffende buur nodig. Voor de overige bijgebouwen is de dakvorm vrij voor de gevels op de perceelsgrens zijn enkel baksteen of gevelsteen toegestaan. Pagina 44 van 53