Gemeente Stabroek Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 3bis Schoem

Transcriptie

1 Gemeente Stabroek Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 3bis Schoem Stedenbouwkundige voorschriften Dossier Opdrachtgevend bestuur: Gemeentebestuur Stabroek Augustus 2016

2 Provincie: Gemeente Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen Stabroek Gemeentebestuur van Stabroek Dorpsstraat Stabroek Tel: 03/ IGEAN dienstverlening Doornaardstraat Wommelgem Tel: 03/ Fax: 03/ Projectnummer STA01002 Opgemaakt: (1 concept voorontwerp) Aangepast: aan bespreking met gemeente d.d aan bespreking met gemeente d.d aan opmerkingen gemeente d.d aan opmerkingen plenaire vergadering d.d aan gemeenteraadsbesluit d.d E. Symens ruimtelijk planner stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

3 Inhoud Artikel 0: Algemene bepalingen Terminologie Wijze van meten Algemeen geldende voorschriften Dakvensters Reliëfwijzigingen Voorzieningen voor openbaar nut Bestaande vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte bebouwing Verlichting... 7 Artikel 1: Centrumzone Bestemming Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 2: Zone voor gekoppelde en/of vrijstaande ééngezinswoningen Bestemming Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 3: Zone voor vrijstaande meergezinswoningen in een parkomgeving Bestemming Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 4: Zone voor gemeenschapsvoorzieningen met woningbouw in een parkomgeving Bestemming Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 5: Zone voor park Bestemming Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 6: Zone voor land- en tuinbouw en park Bestemming stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

4 6.2. Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 7: Zone voor tuinstroken Bestemming Inrichting Bebouwing Aanleg van de zone Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 8: Ontsluitingsdoorsteek Bestemming Inrichting Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 9: Toegangslaan Bestemming Inrichting Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 10: Fiets- en wandeldoorsteek Bestemming Inrichting Beheers- en beleidsvoorschriften Artikel 11: Ontsluitingsweg Bestemming Inrichting Beheers- en beleidsvoorschriften stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

5 Artikel 0: Algemene bepalingen 0.1. Terminologie Voor de toepassing van het hiernavolgende wordt verstaan onder: Bestemming Doeleinde van ruimtegebruik gedetailleerd tot op het niveau van een perceel of een perceelsdeel dat, met behulp van voor het ruimtegebruik bindende voorschriften, aan een bepaald stuk grond wordt toebedeeld. Bouwproject Onder bouwproject wordt groepswoningbouw verstaan met gemeenschappelijke werf zodat het gehele gebied in één keer kan ontwikkeld worden. Dakkapellen Uitspringende constructie met venster(s) dat het hellende dakvlak onderbreekt en dat wordt aangebracht om licht en lucht onder de kap toe te laten. Bijgebouw Bouwwerk of gebouw dat aansluit bij het hoofdgebouw of er los van staat, maar niet bedoeld is om de hoofdbestemming voorzien in de bestemmingszone in zijn totaliteit te herbergen, tenzij de berging van onder meer goederen, gebruiksmiddelen en voertuigen die inherent verbonden zijn aan de hoofd- of nevenbestemming, zoals voorzien in de bestemmingszone. Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Gekoppelde bebouwing Bebouwingswijze waarbij twee gelijkvormige gebouwen worden geplaatst op een gemeenschappelijke zijgrens van twee percelen en op éénzelfde bouwlijn, zodat zij een harmonisch geheel vormen. Hoofdgebouw Gebouw dat bedoeld is om de voorziene bestemming te herbergen en dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, met inbegrip van de verdiepingen. Kroonlijst Gootafwerking bij hellende daken of de afwerking van de bovenkant van platte daken ter hoogte van de gevel. Kroonlijsthoogte De afstand gemeten tussen het referentiepeil en de bovenkant van de kroonlijst. Niet-verkrot gebouw Een gebouw is niet-verkrot indien het voldoet aan de elementaire eisen van stabiliteit. Niet-waterdoorlatende materialen Verharding die bij wezenlijke oppervlakte geen infiltratie van (hemel)water in de bodem toelaat, zoals onder meer kassei, betonstraatstenenverharding en asfalt. Nok Hoogste gedeelte van een hellend dak van een gebouw. Nokhoogte Afstand tussen het referentiepeil en de bovenkant van de nok. Perceel Een kadastraal bekend, aaneengesloten stuk grond, toebehorend aan één eigenaar of een groep eigenaars. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

6 Referentiepeil Het referentiepeil 0,00m stemt overeen met het peil van de aanpalende wegenis (trottoirniveau). Ruimtelijke draagkracht De ruimtelijke draagkracht is het vermogen van de ruimte om nu en in de toekomst menselijke activiteiten en functies op te nemen zonder dat de grenzen van het ruimtelijk functioneren worden overschreden. RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Vergund of vergund geacht gebouw Een vergund gebouw is een gebouw waarvan de kenmerken en functies overeenstemmen met de stedenbouwkundige vergunning(en)/melding(en) die hiervoor zijn afgeleverd. Een vergund geacht gebouw is gebouwd hetzij vooraleer de wet op de stedenbouw van 1962 van kracht werd hetzij na de wet op de stedenbouw én voor de allereerste definitieve vaststelling van het gewestplan waarbinnen het gebouw gelegen is. Dit dient door de aanvrager te worden aangetoond aan de hand van bewijsmateriaal zoals kaarten en/of foto s. Dit conform vermoeden van vergunning zoals opgenomen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Voortuin Het niet-bebouwde perceelsdeel tussen de voorgevelbouwlijn van de woning en de rooilijn van de weg waarlangs het perceel ontsloten wordt. Waterdoorlatende materialen Verharding die infiltratie van hemelwater in de bodem toelaat, zoals onder meer grind, dolomiet, sintels, houtsnippers, kunststof- of betongrasdallen en geperforeerde betonstraatstenen Wijze van meten Bij toepassing van deze stedenbouwkundige voorschriften wordt als volgt gemeten: Afstand tot de perceelsgrens: De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de perceelsgrens van het bouwperceel. Afstand tot de zonegrens: De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zonegrens zoals aangeduid op het plan. Kroonlijsthoogte: Vanaf het straatniveau (maaiveld) tot aan de bovenkant van de dakgoot. Terreinbezetting De terreinbezetting is de oppervlakte van de projectie van het hele gebouw (uitsprongen en terrassen en ondergrondse constructies inbegrepen) op de terreinoppervlakte. Terreinoppervlakte De terreinoppervlakte wordt gevormd door de werkelijke perceelsoppervlakte(n). stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

7 0.3. Algemeen geldende voorschriften Dakvensters - op vrijstaande gebouwen: steeds toegelaten. - Op aaneengesloten gebouwen en kopgebouwen: - Gevallen waarin oprichting is toegelaten: Op het achterste dakvlak: steeds toegelaten; Op het driehoekige dakvlak van een schilddak: steeds verboden; Op het voorste dakvlak: slechts toegelaten indien de dakhelling 40 overschrijdt. - Plaats van oprichting: Op 0,40 m uit de snijlijn van het gevelvlak met het dakvlak of in het verlengde van het gevelvlak; Op minimum 1 m afstand van de scheidsmuren en van de vrijstaande zijgevel; Max. 2/3 van de gevelbreedte van de woning; Maximumhoogte (bovenkant kroonlijst): de helft van de dakhoogte van het hoofdgebouw Reliëfwijzigingen Reliëfwijzigingen in functie van bebouwing of spelactiviteiten mogen niet meer dan 0,50m ten aanzien van het referentiepeil bedragen. In functie van waterhuishouding zijn eveneens reliëfwijzigingen toegestaan; het niveauverschil ten aanzien van het referentiepeil is vrij Voorzieningen voor openbaar nut Het oprichten van beperkte gebouwen en infrastructuur voor openbaar nut is toegelaten in alle zones, ongeacht de bestemming, maar wel rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften van desbetreffende zone. De inplanting mag de bestemming van de desbetreffende zone evenmin hinderen. Hun noodzaak moet om technische of maatschappelijke redenen kunnen aangetoond worden bij de vergunningsaanvraag Bestaande vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte bebouwing De bestaande vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte gebouwen die niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP mogen binnen het bestaande bouwvolume verbouwd en gerenoveerd worden. Een verdere uitbreiding of herbouw van deze bestaande bebouwing buiten de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP is daarentegen niet toegelaten Verlichting Verlichting voldoet aan de volgende voorwaarden: de verlichting wordt tot een minimum beperkt; bij het voorzien van verlichting wordt rekening gehouden met de best beschikbare technieken; opwaarts licht wordt vermeden; de hoeveelheid weerkaatst licht wordt tot een minimum beperkt; de verlichting straalt uitsluitend het doelgebied aan. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

8 Artikel 1: Centrumzone (categorie van gebiedsaanduiding: wonen) 1.1. Bestemming De centrumzone is bestemd voor een diversiteit aan centrumfuncties in combinatie met één- of meergezinswoningen. Onder centrumfuncties worden handel, (openbare en private) diensten, kantoren en horeca verstaan. Per gebouw moet minstens één woongelegenheid voorzien worden Inrichting Bebouwing Binnen de zone kunnen gekoppelde en gegroepeerde gebouwen met bijhorende bijgebouwen worden opgericht. Het niet bebouwde gedeelte dient als tuin of als publieke ruimte te worden ingericht en gehandhaafd. De maximale oppervlakte van het bijgebouw bedraagt 40m² per hoofdgebouw. Fysisch geïncorporeerde garages maken deel uit van hoofdgebouw. Plaatsing van de gebouwen Hoofdgebouwen a) ten opzichte van de rooilijn van de Kerkstraat: op de rooilijn b) ten opzichte van de zijperceelsgrens: op de zijperceelsgrens in het geval van gekoppelde of gegroepeerde bebouwing. c) ten opzichte van de achterperceelsgrens: op minimum 10m van de achterste perceelsgrens. Bovendien moet de afstand tot de achterperceelsgrens minimum gelijk zijn aan de kroonlijsthoogte van de achtergevel. Bijgebouwen a) ten opzichte van het hoofdgebouw: op minimum 5m van de achtergevel van het hoofdgebouw. b) ten opzichte van de zijperceelsgrens: hetzij op minimum 1m van de zijperceelsgrens hetzij op de zijperceelsgrens mits akkoord van de aanpalende eigenaars. Afmetingen van de gebouwen Hoofdgebouwen Bouwhoogte a) Tot op een bouwdiepte van 9m: - kroonlijsthoogte: maximum 6m - nokhoogte: maximum 11m. b) Op een bouwdiepte tussen 9m en 13m stemt de bouwhoogte maximaal overeen met de kroonlijsthoogte van de voorgevel. c) Vanaf een bouwdiepte van 13m bedraagt de bouwhoogte maximum 3,5m. Bouwdiepte a) Percelen met centrumfuncties:de bouwdiepte op de gelijkvloerse verdieping bedraagt minimum 9m en maximum 30 m voor zover de privacy van de aanpalenden niet geschaad wordt. Een bouwdiepte van 30 m is niet toegestaan indien op het gelijkvloers een woonfunctie wordt ondergebracht. Een woonfunctie achter een stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

9 handelszaak is eveneens niet toegelaten. Op de 1ste verdieping bedraagt de bouwdiepte maximum 13m en de maximale dakbasis bedraagt 9m. b) Voor de overige percelen: De bouwdiepte op het gelijkvloers bedraagt minimum 9m en maximum 17m. Op de 1ste verdieping bedraagt de bouwdiepte maximum 13m en de maximale dakbasis bedraagt 9m. Dakvorm a) De dakvorm betreft een hellend dak met een hellingsgraad van maximum 45. De achteruitbouw (vanaf een bouwdiepte van 9m) heeft een plat dak. b) Bij gekoppelde of gegroepeerde bebouwing en in het geval van een verschillende dakvorm dienen de overgangen tussen de verschillende bouwhoogten met bijzondere zorg worden uitgewerkt en moeten deze architecturale overgangen de harmonie in het straatbeeld en de omgeving ondersteunen. Bijgebouwen Bouwhoogte Maximum 3m. Bouwdiepte Vrij, voor zover de maximale oppervlakte en de inplanting worden gerespecteerd. Dakvorm a) bijgebouwen met een zijgevel op de perceelsgrens: plat dak b) voor overige bijgebouwen: platte en schuine daken met een maximum helling van 35 Materialen Vrije keuze voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en/of de parkomgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen. Bij aanbouw moeten alle zichtbare geveldelen die niet door een bouwdeel worden bedekt in hetzelfde of een positief contrasterend gevelmateriaal te worden uitgevoerd Aanleg van de zone Het niet-bebouwde gedeelte kan hetzij als tuin hetzij als publieke ruimte worden ingericht. Afsluitingen a) Bij niet-bebouwde zijperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: - levende hagen al of niet met metaaldraad versterkt - draadafsluitingen begroeid met klimplanten - paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt - houten afsluitingen of afsluitingen in kunststof - sierbeton b) Bij niet-bebouwde achterperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: - levende hagen al of niet met metaaldraad versterkt - draadafsluitingen begroeid met klimplanten - paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt - houten afsluitingen of afsluitingen in kunststof - sierbeton Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten als onder meer bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

10 Verhardingen Verhardingen zijn toegestaan in functie van parkeervoorzieningen, circulatie, toegangen en terrassen tot max. 80m² in zij- en achtertuin voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, naar eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. Zwembaden Per perceel is 1 zwembad met een maximale oppervlakte van 80m² op minimum 1m van de perceelsgrenzen toegestaan. Toegang Elk van de percelen is enkel toegankelijk via de voorgevel van het hoofdgebouw en bijgevolg niet via het bijgebouw achteraan op het perceel Beheers- en beleidsvoorschriften Voor de bebouwing aan de Kerkstraat dient bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag rekening te worden gehouden met volgende kwaliteitscriteria: a) een contextuele inpassing in het straatbeeld en de omgeving b) een kwalitatieve aansluiting op aanpalende gebouwen c) een kwalitatieve aanleg van de niet-bebouwde ruimte d) het respecteren van de privacy van de omwonenden e) het respecteren van de draagkracht van de omgeving f) het respecteren van de toegankelijkheid van de percelen. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

11 Artikel 2: Zone voor gekoppelde en/of vrijstaande ééngezinswoningen (categorie van gebiedsaanduiding: wonen) 2.1. Bestemming De zone is bestemd voor vrijstaande en/of gekoppelde ééngezinswoningen, waarbij de oprichting van bijgebouwen in functie van autostalplaats, berging of tuinaccommodatie is toegestaan Inrichting Bebouwing Binnen deze zone kunnen vrijstaande of gekoppelde ééngezinswoningen met bijhorende bijgebouwen worden opgericht. De totale oppervlakte van alle vrijstaande bijgebouwen op één perceel bedraagt maximum 10% van de perceelsoppervlakte met een maximum van 20 m² in zone A en maximum 75m² in zone B en C. De aan het hoofdgebouw gekoppelde garages maken hier geen deel van uit, maar behoren tot het hoofdgebouw. Plaatsing van de gebouwen Hoofdgebouwen a) ten opzichte van de rooilijn van de ontsluitingsweg (Art.11) en de toegangslaan (Art. 9): op minimum 5m. b) ten opzichte van de zijperceelsgrens: hetzij op minimum 3m van de zijperceelsgrens, hetzij op de zijperceelsgrens in geval van gekoppelde bebouwing. c) ten opzichte van de achterperceelsgrens: op minimum 10m van de achterste perceelsgrens. Vrijstaande bijgebouwen a) plaatsing van voorgevel ten opzichte van het hoofdgebouw: op minimum 5m achter de achtergevelbouwlijn van het hoofdgebouw. b) plaatsing van zij- en achtergevel ten opzichte van de perceelsgrens: hetzij op 1m van de perceelsgrens hetzij op de perceelsgrens mits akkoord van de aanpalende eigenaars. Bijgebouwen gekoppeld aan het hoofdgebouw a) plaatsing van voorgevel ten opzichte van de rooilijn van de ontsluitingsweg (Art.11): op minimum 10m. b) plaatsing van achtergevel ten opzichte van achterperceelsgrens: op minimum 10m van de achterste perceelsgrens. c) plaatsing van zijgevels ten opzichte van de perceelsgrens: hetzij op minimum 3m van de perceelsgrens, hetzij op de perceelsgrens in geval van gekoppelde of gegroepeerde bebouwing. Afmetingen van de gebouwen Hoofdgebouwen Bouwhoogte Bij gekoppelde bebouwing: stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

12 a) Tot op een bouwdiepte van 9m: - Kroonlijsthoogte: maximum 7m - Nokhoogte: maximum 11,5m b) Op een bouwdiepte tussen 9m en 15m stemt de bouwhoogte maximaal overeen met de kroonlijsthoogte van de voorgevel Bij vrijstaande bebouwing: Kroonlijsthoogte: max 7 m Nokhoogte: max. 11,5m - Bouwdiepte Minimum 9m en maximum 15m in deelzone A en maximum 17m in deelzones B en C. Dakvorm Gekoppelde bebouwing: - eerste 9m uit de voorgevelbouwlijn: zadeldak met helling van 45 graden; - vanaf een diepte van 9m: plat dak. Vrijstaande bebouwing: Vrij, voor zover de bouwhoogte gerespecteerd wordt. In geval van hellend dak: max. 45 helling. Vrijstaande bijgebouwen Bouwhoogte Maximum 3m Bouwdiepte Vrij, voor zover de maximale oppervlakte en de inplanting worden gerespecteerd. Dakvorm a) vrijstaande bijgebouwen met een zijgevel op de perceelsgrens: enkel plat dak b) voor overige bijgebouwen: platte en schuine daken met een maximum helling van 35 Materialen Vrije keuze voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en de omgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen. Bij aanbouw moeten alle zichtbare geveldelen, op de gemeenschappelijke perceelsgrens, die niet door een bouwdeel worden bedekt in hetzelfde of een positief contrasterend gevelmateriaal te worden uitgevoerd Aanleg van de zone Het niet-bebouwde perceelsgedeelte dient als tuin te worden ingericht en gehandhaafd. Afsluitingen a) Bij niet-bebouwde zij- en achterperceelsgrenzen zijn volgende afsluitingen toegestaan: - levende hagen al of niet met metaaldraad versterkt - draadafsluitingen begroeid met klimplanten - paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt - houten afsluitingen of afsluitingen in kunststof - sierbeton stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

13 b) in de voortuin zijn als afsluiting enkel smeedijzer hekwerk, hagen of beplantingen toegestaan met een maximale hoogte van 1m. c) Bij de keuze van de afsluiting dient rekening te worden gehouden met aspecten als onder meer bezonning en esthetisch voorkomen ten opzichte van de aanpalende percelen. Verhardingen en tuinaccommodatie Maximaal 60% van de niet-bebouwde oppervlakte van een perceel (met een maximum van 80m²) mag worden ingericht met open zwembaden, tuinaccommodatie en verhardingen in functie van opritten, tuinpaden en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. Bovendien zijn er in de bouwvrije voortuinstrook enkel verhardingen toegestaan in functie van het verlenen van toegang. Parkeervoorzieningen Per perceel dient minimum 1 parkeermogelijkheid onder de vorm van een inpandige garage, gekoppelde garage of achterliggende garage te worden voorzien Beheers- en beleidsvoorschriften Elk van de deelzones dient als één geheel ontwikkeld te worden hetzij door een bouwproject, hetzij door een verkaveling. Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor elk van de deelzones dient rekening te worden gehouden met volgende kwaliteitscriteria: a) een contextuele inpassing in het straatbeeld en de omgeving b) een globale visie voor de totaliteit van de deelzone c) een kwalitatieve aansluiting op aanpalende gebouwen d) een kwalitatieve aanleg van de niet-bebouwde ruimte e) het respecteren van de privacy van de omwonenden f) het respecteren van de draagkracht van de omgeving stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

14 Artikel 3: Zone voor vrijstaande meergezinswoningen in een parkomgeving (categorie van gebiedsaanduiding: wonen) 3.1. Bestemming De zone is bestemd voor vrijstaande meergezinswoningen. Rondom de bouwvolumes dient de ruimte als park te worden aangelegd. Vrijstaande, gekoppelde of gegroepeerde bijgebouwen in functie van autostalplaats, berging, tuinaccommodatie of private sportinfrastructuur zijn niet toegestaan Inrichting Bebouwing Maximum 50% van de totale oppervlakte van deze zone kan hetzij bebouwd hetzij verhard (onder meer in functie van parkeervoorzieningen) worden. De overige ruimte dient te worden aangelegd als een park. Max. 30 % van de zone mag bebouwd worden. De minimale woondichtheid bedraagt 20 woningen per hectare. Plaatsing van de gebouwen a) ten opzichte van de rooilijn van de ontsluitingsweg (Art.11): op minimum 10m. b) ten opzichte van de achterperceelsgrens: minimum 15m c) tussen de bouwblokken dient een minimale afstand van 15m te worden gerespecteerd Afmetingen van de gebouwen Bouwhoogte a) in geval van plat dak: maximum 10m b) in geval van hellend of gebogen dak: - kroonlijsthoogte: maximum 7 m - nokhoogte: maximum 11,5 m Bouwdiepte Max. 22m. Dakvorm Vrij; voor zover de bouwhoogte wordt gerespecteerd; in geval van hellend dak: maximum helling 45. Materialen Vrije keuze voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en de parkomgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen. Bij aanbouw moeten alle zichtbare geveldelen, op de gemeenschappelijke perceelsgrens, die niet door een bouwdeel worden bedekt in hetzelfde of een positief contrasterend gevelmateriaal te worden uitgevoerd. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

15 Aanleg van de zone Afsluitingen Niet toegestaan binnen de zone Verhardingen Verhardingen zijn toegestaan in functie van de aanleg van wandel- en fietspaden, parkeervoorzieningen, circulatie, toegangen en terrassen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende verhardingen. Rekening houdend met een maximum van 50% van de totale oppervlakte van de zone die hetzij mag bebouwd hetzij mag verhard worden. De overige ruimte dient als park te worden aangelegd. Groenvoorzieningen De groenvoorzieningen dienen inheems en streekeigen te zijn. Parkeervoorzieningen Per woonentiteit dient minstens 1,5 parkeerplaats ondergronds te worden voorzien binnen deze zone. Per woonentiteit mogen maximaal 0,3 parkeerplaatsen bovengronds voorzien worden. Bufferbekken In functie van de buffering van hemelwater is de aanleg van een bufferbekken toegestaan voor zover het op een landschappelijk verantwoorde wijze wordt aangelegd Beheers- en beleidsvoorschriften De zone dient als één geheel ontwikkeld te worden hetzij door een bouwproject, hetzij door een verkaveling. Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor elk van de deelzones dient rekening te worden gehouden met volgende kwaliteitscriteria: a) een optimale inpassing binnen het gebied b) een globale visie voor de totaliteit van deze zone c) een zuinig ruimtegebruik met aandacht voor gemeenschappelijk gebruik en bundeling van voorzieningen en infrastructuur d) een parkachtige aanleg van de niet-bebouwde ruimte e) het respecteren van de privacy van de omwonenden f) het respecteren van het waterbergend vermogen van het gebied g) het respecteren van de draagkracht van de omgeving stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

16 Artikel 4: Zone voor gemeenschapsvoorzieningen met woningbouw in een parkomgeving (categorie van gebiedsaanduiding: gemeenschapsvoorzieningen) 4.1. Bestemming De zone is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en woningbouw onder de vorm van zorgwoningen en/of sociale woningen. Deze voorzieningen dienen te worden ingeplant binnen een als park ingerichte omgeving Inrichting Bebouwing Maximum 70% van de totale oppervlakte van deze zone kan bebouwd worden. Deze terreinbezetting omvat zowel de bestaande als de nieuw op te richten bebouwing. Ter hoogte van de Kerkstraat wordt het behoud van de bestaande historische bebouwing (voormalige gemeentehuis) vooropgesteld. Verbouwingen en uitbreidingen zijn toegestaan voor zover het historische karakter en de vooropgestelde terreinbezetting worden gerespecteerd. Plaatsing van de gebouwen Voor de (bestaande) bebouwing met als voorgevelbouwlijn de plangrens aan de Kerkstraat: a) voorgevel: op de rooilijn aan de Kerkstraat b) zijgevel: op de perceelsgrens en op de rooilijn van de toegangslaan (Art. 9). Voor de overige bebouwing: a) ten opzichte van de toegangslaan (Art.9) en de ontsluitingsweg (Art.11): op minimum 5m b) ten opzichte van de overige zonegrenzen: op minimum 10m én bijkomend op minimum 60m van de rooilijn van de Kerkstraat c) tussen de bouwblokken dient de afstand minimum gelijk te zijn aan de kroonlijsthoogte van het hoogste bouwblok Afmetingen van de gebouwen Bouwhoogte a) Bebouwing aan de Kerkstraat: Voor de historische bebouwing ter hoogte van de Kerkstraat kan maximum de bestaande bouwhoogte behouden blijven. Voor de overige bebouwing bedraagt het hoogste punt van het bouwvolume in het geval van een plat dak maximum 7m. In het geval van een hellend of gebogen dak bedraagt de maximale kroonlijsthoogte 7m en de maximale nokhoogte 11m. b) Overige bebouwing: - Deelzone A: het hoogste punt van het bouwvolume bedraagt in het geval van een plat dak maximum 10m. In het geval van een hellend of gebogen dak bedraagt de maximale kroonlijsthoogte 9m en de maximale nokhoogte 16m. - Deelzone B: Geen bebouwing toegestaan, uitgezonderd de bebouwing aan de Kerkstraat Bouwdiepte - Bebouwing aan de Kerkstraat: de bouwdiepte bedraagt maximum 20m stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

17 - Overige bebouwing: de bouwdiepte is vrij. Dakvorm a) De dakvorm is vrij voor zover de bouwhoogte wordt gerespecteerd. In het geval van een hellend dak bedraagt de hellingsgraad maximum 45. b) Bij gekoppelde of gegroepeerde bebouwing en in het geval van een verschillende dakvorm dienen de overgangen tussen de verschillende bouwhoogten met bijzondere zorg worden uitgewerkt en moeten deze architecturale overgangen de harmonie in het straatbeeld en de omgeving ondersteunen. Materialen Vrije keuze voor zover de kleuren en de materialen de continuïteit in het straatbeeld en/of de parkomgeving ondersteunen of er positief mee contrasteren. De materiaalkeuze dient duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn en de architectuur te ondersteunen. Bij aanbouw moeten alle zichtbare geveldelen die niet door een bouwdeel worden bedekt in hetzelfde of een positief contrasterend gevelmateriaal te worden uitgevoerd Aanleg van de zone Het niet-bebouwde gedeelte dient te worden aangelegd als een park waarbinnen eveneens ruimte voorzien kan worden voor parkeervoorzieningen en voor constructies (klimrekken, paviljoen) en accommodatie (zitbanken) in functie van de aanleg van een park. De aanleg van voet-/fietswegen in deze zone is toegelaten. Afsluitingen Ter hoogte van de plangrens en ter hoogte van de zonegrens met artikel 1 kan deze zone afgesloten worden met levende hagen (al of niet met metaaldraad versterkt), draadafsluitingen begroeid met klimplanten, paaltjes met eventueel een onderste vulplaat in beton en verder met sierdraad afgewerkt, houten afsluitingen of afsluitingen in kunststof. Op de overige zonegrenzen of intern zijn geen afsluitingen toegestaan aangezien de zone vrij toegankelijk dient te zijn. Verhardingen Verhardingen zijn toegestaan in functie van parkeervoorzieningen, circulatie, toegangen, terrassen en brandwegen voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. Groenvoorzieningen Er wordt enkel inheemse en streekeigen beplanting gebruikt. Parkeervoorzieningen De benodigde parkeervoorzieningen dienen binnen deze zone te worden gerealiseerd. Deze dienen voornamelijk ondergronds te worden voorzien. Een beperkt aantal parkeerplaatsen kan bovengronds worden voorzien in het kader van bijvoorbeeld een bezoekersparking Beheers- en beleidsvoorschriften Voor de bebouwing aan de Kerkstraat dient bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag rekening te worden gehouden met volgende kwaliteitscriteria: a) een optimale inpassing van de bebouwing binnen het straatbeeld b) het respecteren van de aanwezigheid van de historische bebouwing Voor de overige bebouwing dient bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag rekening te worden gehouden met volgende kwaliteitscriteria: stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

18 a) een optimale inpassing binnen het woonweefsel en binnen het parkgebied b) een globale visie voor de totaliteit van deze zone c) een zuinig ruimtegebruik met aandacht voor gemeenschappelijk gebruik en bundeling van voorzieningen en infrastructuur d) een parkachtige aanleg van de niet-bebouwde ruimte e) het respecteren van de privacy van de omwonenden f) het respecteren van het waterbergend vermogen van het gebied g) het respecteren van de draagkracht van de omgeving Een gefaseerde ontwikkeling is toegestaan voor zover dit gebeurt vanuit een globale visie voor de hele zone. Na aanleg van het niet-bebouwde gedeelte, in functie van parkaanleg en parkeervoorzieningen, wordt het beheer en onderhoud van dit gedeelte collectief georganiseerd. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

19 Artikel 5: Zone voor park (categorie van gebiedsaanduiding: overig groen) 5.1. Bestemming De zone is bestemd voor de aanleg van een park. Ook is de aanleg van een bufferbekken toegestaan Inrichting Bebouwing Alle vormen van bebouwing zijn verboden. Enkel constructies (speeltuigen, klimrekken, paviljoen) en accommodatie (zitbanken) in functie van de aanleg van een park zijn toegestaan Aanleg van de zone Afsluitingen Ter hoogte van de plangrens kan deze zone afgesloten worden met levende hagen (al of niet met metaaldraad versterkt) of draadafsluitingen begroeid met klimplanten. Op de overige zonegrenzen of intern zijn geen afsluitingen toegestaan aangezien de zone vrij toegankelijk dient te zijn. Verhardingen Verhardingen zijn toegestaan in functie van de aanleg van fiets- en wandeldoorsteken en spelaccommodatie voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen. Maximum 20% van de zone kan verhard worden. Groenvoorzieningen De zone dient te worden aangelegd met inheemse en streekeigen beplanting. De groenaanleg dient te kaderen binnen een totaalconcept. Hoogstammige bomen moeten deel uitmaken van het landschapsbeeld en dienen bijgevolg verspreid te worden over de zone. Bufferbekken In functie van de buffering van hemelwater is de aanleg van een bufferbekken toegestaan voor zover het op een landschappelijk verantwoorde wijze wordt aangelegd Beheers- en beleidsvoorschriften Na de aanlegwerken wordt het beheer en onderhoud van deze zone collectief georganiseerd. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

20 Artikel 6: Zone voor land- en tuinbouw en park (categorie van gebiedsaanduiding: landbouw) 6.1. Bestemming De zone is bestemd hetzij voor (hobby) land- en tuinbouw, en/of voor park Inrichting Bebouwing Enkel het oprichten van tijdelijke constructies, onder de vorm van schuilhokken, kleine tuinhuisjes, speeltuigen en parkmeubilair, is toegestaan. Permanente bebouwing en verhardingen zijn niet toegestaan Aanleg van de zone Afsluitingen In functie van (hobby) land- en tuinbouw zijn als afsluiting draadafsluitingen van maximum 1,2m hoog toegestaan. Bij de volkstuintjes zijn ook levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, toegestaan met een maximale hoogte van 1,2m. In functie van het park zijn geen afsluitingen toegestaan, met uitzondering van open draadafsluitingen met een max. hoogte van 1,2m, en dient het gebied vrij toegankelijk te zijn. Tijdelijke constructies In de zone kunnen tuinhuisjes, schuilhokken en serres opgericht worden met een gezamenlijke oppervlakte van max. 15m² per perceel. De constructie dient op 1m van de perceelsgrenzen te worden opgetrokken. Het hoogste punt van de constructies bedraagt maximum 3m. Groenvoorzieningen In functie van park dient de zone te worden aangelegd met inheemse en streekeigen beplanting. De groenaanleg dient te kaderen binnen een totaalconcept. Hoogstammig bomen moeten deel uitmaken van het landschapsbeeld en dienen bijgevolg verspreid te worden over de zone. De aanleg van een speelveld en de plaatsing van speeltuigen is toegelaten Beheers- en beleidsvoorschriften In geval van een park behoort het beheer en het onderhoud van de zone tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeente heeft in deel-rup 2 Stabroek een voorkooprecht op de totaliteit van deze zone. Voet- /fietswegen Door de zone mogen voet- /fietswegen in waterdoorlatende materialen aangelegd worden. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

21 Artikel 7: Zone voor tuinstroken (categorie van gebiedsaanduiding: wonen) 7.1. Bestemming De zone is bestemd voor tuinen Inrichting Bebouwing Binnen de zone is geen bebouwing toegestaan. De zone dient als tuin te worden ingericht en gehandhaafd Aanleg van de zone Afsluitingen Op de achterste perceelsgrens zijn als afsluiting levende hagen, al of niet met metaaldraad versterkt, toegestaan met een maximale hoogte van 2m. Andere materialen, zoals hout, sierbeton, zijn toegestaan. Perceelstoegangen Voor de percelen die aansluiten op de ontsluitingsdoorsteek (Art. 8) is per perceel een toegang toegestaan. Verhardingen en tuinaccommodatie Verhardingen in functie van opritten en tuinpaden zijn toegestaan voor zover de afwatering gebeurt naar de niet verharde delen, of naar een eigen opvang, of dat er gebruik gemaakt wordt van waterdoorlatende materialen Beheers- en beleidsvoorschriften Bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen dient rekening te worden gehouden met volgende kwaliteitscriteria: a) contextuele inpassing in de omgeving b) doordachte inplanting van verhardingen en tuinaccommodatie c) kwalitatieve invulling van het type afsluiting. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

22 Artikel 8: Ontsluitingsdoorsteek (categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur) 8.1. Bestemming De zone is bestemd voor fiets-, wandel- en dienstweg van lokaal niveau en de bijhorende bijzondere voorzieningen zoals signalisatie, groenaanleg en straatmeubilair Inrichting De weg moet worden ingericht met de nodige verblijfskwaliteit voor de zwakke weggebruiker. Gemotoriseerd verkeer is enkel toegestaan voor het verlenen van erftoegangen. Rooilijnbreedte Tenzij anders aangeduid op plan, bedraagt de rooilijnbreedte 4m. Verharding Maximum 2m kan centraal verhard worden. Groenvoorzieningen De niet-verharde delen van de doorsteek dienen ingezaaid te worden met gras of kunnen van een halfverharding of waterdoorlatend materiaal worden voorzien. Bijzondere voorzieningen Bijzondere voorzieningen zoals signalisatie, beperkte nutsbebouwing en straatmeubilair zijn tevens toegelaten Beheers- en beleidsvoorschriften Het beheer en het onderhoud van de ontsluitingsdoorsteek behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeente heeft voorkooprecht op de totaliteit van deze zone. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

23 Artikel 9: Toegangslaan (categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur) 9.1. Bestemming De zone is bestemd voor verkeer van lokaal niveau en de bijhorende bijzondere voorzieningen zoals noodzakelijke infrastructuur, nutsvoorzieningen, groenaanleg en straatmeubilair. Langs de toegangslaan moeten inheemse en streekeigen hoogstammige bomen worden aangeplant Inrichting De weg moet worden ingericht ten behoeve van verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. Inplanting en breedte zijweg De breedte van de rijweg bedraagt maximum 6,5m en minimum 5m. Groenvoorzieningen De niet-verharde delen van de weg dienen ingezaaid te worden met gras of aangeplant met inheemse en streekeigen beplanting. Bijzondere voorzieningen Bijzondere voorzieningen zoals signalisatie, beperkte nutsbebouwing en straatmeubilair zijn tevens toegelaten Beheers- en beleidsvoorschriften Het beheer en het onderhoud van de weg behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. De aanleg van de groenvoorzieningen dient gelijktijdig met de infrastructuurwerken te gebeuren. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

24 Artikel 10: Fiets- en wandeldoorsteek (categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur) Bestemming De zone is bestemd voor fiets- en wandelweg van lokaal niveau en de bijhorende bijzondere voorzieningen zoals signalisatie, groenaanleg en straatmeubilair Inrichting De weg moet worden ingericht met de nodige verblijfskwaliteit voor de zwakke weggebruiker. Gemotoriseerd verkeer is enkel toegestaan voor het verlenen van bestaande erftoegangen. Rooilijnbreedte Tenzij anders aangeduid op plan, bedraagt de rooilijnbreedte 5m. Verharding Maximum 5m kan verhard worden. Groenvoorzieningen De niet-verharde delen van de weg dienen ingezaaid te worden met gras of aangeplant met inheemse en streekeigen beplanting. Bijzondere voorzieningen Bijzondere voorzieningen zoals signalisatie, beperkte nutsbebouwing en straatmeubilair zijn tevens toegelaten Beheers- en beleidsvoorschriften Het beheer en het onderhoud van de fiets- en wandeldoorsteek behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

25 Artikel 11: Ontsluitingsweg (categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur) Bestemming De zone is bestemd voor verkeer van lokaal niveau en de bijhorende bijzondere voorzieningen zoals noodzakelijke infrastructuur, nutsvoorzieningen, groenaanleg en straatmeubilair Inrichting De weg moet worden ingericht als een zone 30 met aandacht voor verkeersveiligheid, verkeersleefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. Groenvoorzieningen De niet-verharde delen van de weg dienen ingezaaid te worden met gras of aangeplant met inheemse en streekeigen beplanting. Bijzondere voorzieningen Bijzondere voorzieningen zoals signalisatie, beperkte nutsbebouwing en straatmeubilair zijn tevens toegelaten Beheers- en beleidsvoorschriften Het beheer en het onderhoud van de weg behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. De aanleg van de groenvoorzieningen dient gelijktijdig met de infrastructuurwerken te gebeuren. stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus

26 Voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad van Stabroek in zitting van.. Bij bevel De secretaris De voorzitter van de gemeenteraad Luc Joppen Rik Frans Het College van Burgemeester en Schepenen bevestigt dat onderhavig plan op het gemeentehuis ter inzage van het publiek is geweest tijdens het openbaar onderzoek van Namens het College Bij bevel De secretaris De burgemeester Luc Joppen Rik Frans Definitief vastgesteld door de gemeenteraad van Stabroek in zitting van Bij bevel De secretaris Luc Joppen De voorzitter van de gemeenteraad Rik Frans stedenbouwkundige voorschriften voorontwerp augustus