NEIGHBORHOODS WHERE PEOPLE FEEL MORE UNSAFE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NEIGHBORHOODS WHERE PEOPLE FEEL MORE UNSAFE"

Transcriptie

1 NEIGHBORHOODS WHERE PEOPLE FEEL MORE UNSAFE THAN THEY SHOULD AND VICE VERSA Kenmerken die samenhangen met de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten Masterthesis Auteur: M. Teerlink Studentnummer: Opleiding: Interventiecriminologie Vrije Universiteit Amsterdam

2

3 NEIGHBORHOUDS WHERE PEOPLE FEEL MORE UNSAFE THAN THEY SHOULD AND VICE VERSA Kenmerken die samenhangen met de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten Masterthesis Auteur: M. Teerlink Studentnummer: Eerste begeleider: drs. W.M.E.H. Beijers Tweede begeleider: prof. dr. H. Elffers Vrije Universiteit Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Master Interventiecriminologie In samenwerking met de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek van de gemeente Amsterdam Amsterdam Augustus 2016

4

5 SAMENVATTING Zowel landelijk als in Amsterdam zijn verschillen te zien tussen de objectieve en de subjectieve veiligheid. Er zijn buurten in de stad waar burgers zich onveiliger voelen dan wordt geïndiceerd op grond van de objectieve cijfers en er zijn buurten waar burgers zich veiliger voelen dan wordt geïndiceerd. Met behulp van een kwantitatief onderzoek is antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: Met welke omgevingskenmerken hangt de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten samen? Om deze vraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van de veiligheidsindex van de gemeente Amsterdam en het Basisbestand Gebieden Amsterdam. Met een oneway ANOVA en post hoc toetsen is bekeken in hoeverre uit de literatuur afgeleide situationele factoren verschillen voor bepaalde groepen buurten. De factoren die kenmerkend zijn voor verschillen in subjectieve veiligheid lijken slechts deels overeen te komen met factoren die kenmerkend zijn voor verschillen in discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd worden gekenmerkt doordat zij aan de buitenkant van de stad liggen. In deze buurten vindt minder bedrijvigheid plaats en is het minder druk. Burgers voelen zich onveiliger in rustige buurten. Ondanks dat de buurten waar men zich onveiliger voelt beneden gemiddeld scoren op criminaliteit, vinden er meer woninginbraken plaats. Woninginbraken hebben een grote impact op burgers. De sociale samenstelling lijkt tevens van invloed te zijn op deze discrepantie: in buurten waar men zich onveiliger voelt wonen meer laagopgeleiden en wonen meer PVV/SP/splinterpartijstemmers. Inwoners van deze buurten oordelen eveneens negatief over de leefbaarheid in de buurt en over de effectiviteit en de betrokkenheid van de politie. Zij oordelen positief over het functioneren van de gemeente. Buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve cijfers, bevinden zich vooral in het centrum van de stad. In deze buurten vindt desondanks meer high volume criminaliteit plaats. Deze vorm van criminaliteit lijkt er niet voor te zorgen dat burgers zich onveiliger voelen. Voorts wordt er in deze buurten meer overlast ervaren van dronken mensen. Er wonen daarnaast minder Turkse Amsterdammers, er wordt minder overlast ervaren van andere etnische groepen en er vinden minder etnische spanningen plaats. De reuring in een buurt, het aantal woninginbraken, de sociale samenstelling en de gepercipieerde effectiviteit van de politie zijn van invloed op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. De broken windows theorie en de defensible space theorie lijken niet op te gaan voor Amsterdamse buurten. Verloedering en bepaalde fysieke kenmerken lijken evenals sociaal contact en elektronisch toezicht niet bepalend te zijn voor de discrepantie tussen objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. De indeling van de publieke ruimte en sociaal contact lijken wel samen te hangen met de onveiligheidsgevoelens an sich. i

6 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... I 1 INLEIDING Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Onderzoeksvraag Leeswijzer THEORETISCH KADER Objectieve en subjectieve veiligheid Factoren van invloed op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid Normoverschrijdende gedragingen De publieke ruimte Sociale samenstelling van een buurt Sociaal contact in een buurt Toezicht en beveiliging METHODEN Datasets Variabelen Discrepantie of onveiligheidsgevoelens? Analyse RESULTATEN Verschillen voor veiligheidsgevoelens Discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid Verschillen voor discrepantie Onveiligheidsbeleving Aard van de criminaliteit Variabelen betreffende situationele context Kenmerken van de groepen buurten CONCLUSIE DISCUSSIE Beperkingen huidig onderzoek Aanbevelingen vervolgonderzoek LITERATUURLIJST BIJLAGEN Bijlage 1 Variabelen uit de veiligheidsindex Amsterdam Amstelland Bijlage 2 Variabelen uit de overlastindex en het Basisbestand Gebieden Amsterdam Bijlage 3 Groepsindeling subjectieve veiligheid Bijlage 4 Buurten uit de veiligheidsindex Amsterdam Amstelland Bijlage 5 Groepsindeling discrepantie Bijlage 6 Significante resultaten ANOVA Bijlage 7 ANOVA, gemiddelden, standaarddeviatie en post hoc toetsen Bijlage 8 Correlaties... 71

7 Neighborhoods where people feel more unsafe than they should and vice versa 1 INLEIDING Er is de afgelopen jaren veel aandacht voor het thema veiligheid geweest. Dit thema houdt zowel de maatschappelijke als de politieke gemoederen bezig. De media berichten bijna dagelijks over veiligheid en in de politiek staat veiligheid hoog op de agenda (Boers, Van Steden & Boutellier, 2008; Spithoven, 2014). Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. Objectieve veiligheid duidt op een feitelijke toestand, subjectieve veiligheid geeft aan hoe die toestand wordt ervaren. De beleving en de werkelijkheid komen lang niet altijd overeen (Derks & Gerrits, 2007). In 2002 stelde de Nederlandse overheid al dat burgers veilig moeten zijn en zich veilig moeten voelen (Tweede Kamer, ). De afgelopen jaren is te zien dat het slachtofferschap daalt, terwijl onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt vrij stabiel blijven (Moons, 2015). Subjectieve onveiligheidsgevoelens en objectieve criminaliteitscijfers lopen niet parallel (Elffers & De Jong, 2004). 1.1 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Objectieve en subjectieve veiligheid zijn thema s waar een ieder in onze samenleving mee te maken heeft. Sinds 2002 staan publieke gevoelens van onveiligheid op het problemenlijstje van de rijksoverheid (Ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie, 2002). De politiek wil de onveiligheid én de onveiligheidsgevoelens van de burgers aanpakken (Tweede Kamer, ). Ondanks de politieke aandacht, antwoordt een derde (36%) van de Nederlandse bevolking in 2015 ja op de vraag of ze zich weleens onveilig voelen en voelt 2% zich vaak onveilig (CBS, 2016). In de eigen buurt voelt bijna één op de vijf (18%) zich weleens onveilig en 2% voelt zich daar vaak onveilig. In Amsterdam is het aandeel dat zich weleens onveilig voelt hoger, daar voelt een kwart (25%) van de inwoners zich weleens onveilig in de eigen buurt (CBS, 2015). Uit de veiligheidsindex die de gemeente Amsterdam sinds 2003 elk jaar uitbrengt zijn aanwijzingen te vinden dat er in Amsterdam, evenals in de rest van Nederland (Akkermans, 2015), een verschil is tussen objectieve en subjectieve veiligheid in bepaalde buurten. Burgers voelen zich onveiliger dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve cijfers en burgers voelen zich veiliger dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve cijfers (Akkermans, 2015). Om de onveiligheidsgevoelens van burgers aan te pakken is het niet per se van belang om de objectieve veiligheid aan te pakken (Elffers & De Jong, 2004). De onveiligheidsgevoelens worden (ook) door andere factoren, waaronder omgevingskenmerken, beïnvloed (Oppelaar & Wittebrood, 2006; Vergouw, Jennissen, Weijters & Smit, 2014). Door in de beleidsvorming rekening te houden met deze factoren, kan de politieke doelstelling om de onterechte onveiligheidsgevoelens van burgers aan te pakken worden benaderd. Het veranderen van deze factoren (mits deze veranderbaar zijn) in buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond 3

8 Inleiding van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd kan leiden tot een vermindering van de onveiligheidsgevoelens. Naast dat met het verminderen van de onveiligheidsgevoelens in bepaalde buurten een politieke doelstelling wordt behaald, dient dit ook een maatschappelijk doel, namelijk een gevoelsmatig veiligere maatschappij. Door een vermindering van (onterechte) onveiligheidsgevoelens, wordt een maatschappij gecreëerd waarin men zich veiliger voelt. Het wetenschappelijke doel van dit onderzoek is een bijdrage leveren aan de kennisvorming over objectieve en subjectieve veiligheid en de discrepantie tussen beide. Naar de determinanten van veiligheidsgevoelens is reeds onderzoek gedaan, echter is er geen eenduidige verklaring voor de discrepantie tussen de daadwerkelijke veiligheid en de gevoelens van (on)veiligheid (Elffers & De Jong, 2004). Het is daarom waardevol om te onderzoeken in hoeverre de in de literatuur bekende factoren van belang zijn voor de discrepantie in Amsterdamse buurten. 1.2 Onderzoeksvraag In deze thesis wordt onderzoek gedaan naar kenmerken die de discrepantie tussen de feitelijke, objectieve veiligheid en de veiligheidsgevoelens in bepaalde Amsterdamse buurten duiden. Gezien de beschikbare data en de kwantitatieve aard van dit onderzoek wordt daarbij gefocust op omgevingskenmerken. Zodoende is gekomen tot de volgende onderzoeksvraag: Met welke omgevingskenmerken hangt de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten samen? Deze discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid heeft twee kanten. Burgers kunnen zich onveiliger voelen dan wordt geïndiceerd op grond van de objectieve cijfers en burgers kunnen zich veiliger voelen dan wordt geïndiceerd. Voor beide zijden van deze discrepantie kunnen verschillende mechanismen van belang zijn. Daarom wordt in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen deze twee vormen van de discrepantie. De term veiligheid in de onderzoeksvraag heeft betrekking op de veiligheid in de buurt in plaats van op de algemene veiligheid. Sociale veiligheid in het algemeen wordt vooral beleefd als de morele gesteldheid van de samenleving (Spithoven, De Graaf & Boutellier, 2012). De subjectieve veiligheid in dit onderzoek betreft de veiligheidsgevoelens op buurtniveau. Deze worden gemeten met behulp van de veiligheidsmonitor Amsterdam Amstelland. De objectieve veiligheid in de buurt wordt behalve met behulp van de veiligheidsmonitor Amsterdam Amstelland gemeten met de criminaliteitscijfers afkomstig van de politie. De onveiligheidsbelevingsindex uit de veiligheidsmonitor 4

9 Inleiding geeft de subjectieve veiligheid in Amsterdam weer en de criminaliteitsindex geeft de objectieve veiligheid weer (Smeets, 2015). De onderzoeksvraag wordt beantwoord met behulp van verschillende deelvragen. De deelvragen zijn als volgt: Welke omgevingskenmerken blijken uit de literatuur van invloed te zijn op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid? In welke buurten in Amsterdam is het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid te herkennen? Wat zijn de kenmerken van de buurten waar een verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid zichtbaar is? Wat zijn de verschillen tussen de buurten waar burgers zich veiliger voelen dan wordt geïndiceerd en buurten waar burgers zich onveiliger voelen dan wordt geïndiceerd? In hoeverre komen de factoren die van belang zijn voor het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid overeen met factoren die van belang zijn voor het verschil in subjectieve veiligheid? Het onderzoek dat uitgevoerd wordt ter beantwoording van deze vragen is een exploratief kwantitatief onderzoek. Met behulp van een literatuurstudie wordt onderzocht welke omgevingsfactoren kenmerkend zijn voor de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Vervolgens wordt nagegaan in hoeverre deze discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid te herkennen is in Amsterdamse buurten. Met behulp van verschillende datasets die beschikbaar zijn gesteld door de gemeente Amsterdam wordt dan geanalyseerd in hoeverre de omgevingsfactoren kenmerkend zijn voor buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd en buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd. Er wordt eveneens onderzocht of de factoren die de discrepantie beïnvloeden overeenkomen met de factoren die de subjectieve veiligheid beïnvloeden. 1.3 Leeswijzer In deze thesis worden de omgevingskenmerken die samenhangen met de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten beschouwd. Hierna volgt allereerst een theoretisch kader, hoofdstuk 2, waarin de begrippen objectieve en subjectieve veiligheid gedefinieerd worden. Er wordt tevens een overzicht gegeven van wat er in de wetenschappelijke literatuur bekend is over de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid op buurtniveau. Daarbij wordt gefocust op omgevingsfactoren. 5

10 Inleiding In hoofdstuk 3, het methoden hoofdstuk, wordt een overzicht gegeven van de variabelen die gebruikt zijn om de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid te duiden. De gedane analyses worden eveneens beschreven. Om te bepalen welke factoren verschillend zijn voor buurten met een grote discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt met behulp van SPSS een oneway ANOVA en post hoc toetsen uitgevoerd. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de analyses weergegeven. De resultaten van de oneway ANOVA laten zien in hoeverre de omgevingskenmerken verschillen tussen buurten waar men zich onveilig voelt en buurten waar men zich veilig voelt. Verschillen tussen buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd, buurten waar het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid klein is en buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd worden eveneens uitgelicht. Daarna volgt hoofdstuk 5, een conclusie waarin tot de beantwoording van de onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gekomen. Ten slotte volgt een discussie, hoofdstuk 6, waarin de betekenis van de bevindingen duidelijk wordt gemaakt. Hierin worden ook de implicaties van dit onderzoek en aanbevelingen voor vervolgonderzoek besproken. 6

11 Neighborhoods where people feel more unsafe than they should and vice versa 2 THEORETISCH KADER Veiligheidsgevoelens kunnen slechts deels verklaard worden vanuit de objectieve bedreiging van criminaliteit. Andere problematiek speelt eveneens een grote rol bij het ontstaan van onveiligheidsgevoelens (Elffers & De Jong, 2005). Deze problematiek beïnvloedt de veiligheidsgevoelens en zorgt er zo voor dat deze niet overeenkomen met de objectieve criminaliteit. In de verklarende literatuur betreffende de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt gefocust op de subjectieve veiligheid, het onveiligheidsgevoel van burgers, die de discrepantie veroorzaakt (Spithoven, 2014). Factoren die samenhangen met de onveiligheidsgevoelens komen in dit hoofdstuk aan de orde. 2.1 Objectieve en subjectieve veiligheid Objectieve en subjectieve veiligheid zijn verschillende fenomenen. Objectieve veiligheid is een min of meer objectief gegeven, terwijl subjectieve veiligheid een subjectieve beleving is (Derks & Gerrits, 2007). Objectieve veiligheid betreft het criminaliteitsniveau, de feitelijke kans dat een gebeurtenis waarmee de veiligheid wordt aangetast zich voordoet. De objectieve veiligheid wordt gemeten aan de hand van het aantal en de ernst van de plaatsgevonden incidenten. Officiële registraties zoals politiecijfers, slachtofferenquêtes en self report studies geven hiervan een duidelijk beeld (Vanderveen, Pleysier & Rodenhuis, 2011). Echter is er geen volledig beeld van de criminaliteit te geven. Het nadeel van politiecijfers is het dark number, een groot deel van de criminaliteit is niet bekend bij de politie (Biderman & Reiss, 1967). Slachtofferenquêtes hebben door telescoping effecten last van overrapportage (Smeets, 2015). Een delict dat langer geleden heeft plaatsgevonden wordt door de impact ervan en door geheugeneffecten gerapporteerd alsof het binnen de afgelopen twaalf maanden heeft plaatsgevonden (Averdijk & Elffers, 2012). Subjectieve veiligheid is een diffuser begrip. Er wordt in de wetenschappelijke literatuur geen inhoudelijke en eenduidige definitie van het begrip subjectieve veiligheid gebruikt (Boers et al., 2008; De Meij, 2010). De veiligheidsbeleving bestaat uit de angst voor slachtofferschap en een gevoel van maatschappelijk onbehagen (telefonisch interview Boutellier ; Moons, 2015). Er is sprake van subjectieve veiligheid als iemand zich in zijn woon en leefsituatie niet door misdrijven, overtredingen en ernstige overlast bedreigd voelt (Elffers & De Jong, 2004). Het gaat over de persoonlijke beleving van veiligheid, het onveiligheidsgevoel of de angst voor criminaliteit (Pleysier, 2011). De subjectieve veiligheid kan aangetast worden door potentiële of directe dreiging van burgers (Flight, 2002; Vanderveen, 2002). Er wordt in de context van objectieve en subjectieve veiligheid vaak gesproken over onveiligheid in plaats van veiligheid. Daaruit blijkt dat de focus 7

12 Theoretisch kader meestal ligt op het verlagen van de onveiligheid in plaats van het verhogen van de veiligheid, terwijl beide opties van belang zijn (De Meij, 2010; Elffers & De Jong, 2004). Fear of crime, de angst voor criminaliteit, is een veelgebruikte term om de subjectieve veiligheid te beschrijven (Spithoven, 2014). Fear of crime heeft een cognitieve, een affectieve en een conatieve component (Bruinsma & Bernasco, 2004; Flight, 2002; Moons, 2015). Opvattingen over de ontwikkeling van criminaliteit in de samenleving en de inschatting om zelf slachtoffer te worden hebben een cognitieve component. Het gaat hierbij over opvattingen en oordelen over de realiteit (Oppelaar & Wittebrood, 2006). De cognitieve component wordt gemeten met de risicoperceptie (Smeets, 2015). De affectieve component behelst de ervaren angst en bezorgdheden over onveiligheid. Zo kunnen burgers bang zijn om zelf slachtoffer te worden of bang zijn dat anderen slachtoffer worden. Deze gevoelens kunnen gepaard gaan met fysiologische lichamelijke reacties als een verhoogde hartslag, snellere ademhaling of zweten. De angst ontstaat door de dreiging van (vermeend) gevaar (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Deze affectieve component wordt gemeten met de onveiligheidsbeleving (Smeets, 2015). De conatieve component is zichtbaar in het vermijdingsgedrag (Smeets, 2015). Subjectieve veiligheid wordt gemeten met behulp van bronnen als de Veiligheidsmonitor (Vanderveen et al., 2011). Met behulp van deze bronnen wordt onderzocht in hoeverre burgers zich onveilig voelen. 2.2 Factoren van invloed op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid Er is sprake van discrepantie tussen de objectieve en de subjectieve veiligheid, objectieve en subjectieve veiligheid zijn niet gelijk (Akkermans, 2015). Veranderingen van zowel de objectieve als de subjectieve veiligheid zijn van invloed op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Factoren in de situationele context, zoals overlast, zorgen ervoor dat de subjectieve veiligheid daalt. In buurten waar veel overlast wordt ervaren voelt men zich onveiliger (Boers et al., 2008; Elffers & De Jong, 2004). Doordat overlast effect heeft op de subjectieve veiligheid, heeft dit eveneens effect op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Overlast zorgt ervoor dat burgers zich onveiliger voelen, terwijl het er niet per definitie voor zorgt dat er meer criminaliteit wordt gepleegd (Boers et al., 2008). De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt dus groter wanneer er sprake is van overlast. Men voelt zich dan onveiliger dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve cijfers. Factoren die de objectieve veiligheid beïnvloeden hebben op die manier eveneens effect op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt in de meeste onderzoeken slechts begrepen door factoren die de subjectieve veiligheid beïnvloeden (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Voor dit onderzoek wordt slechts ingezoomd op factoren op het situationele niveau. Zo 8

13 Theoretisch kader worden onder andere persoonlijke kenmerken met betrekking tot de leefstijl en de invloed van media op de subjectieve veiligheid buiten beschouwing gelaten (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Dit omdat in de beschikbare dataset geen data beschikbaar is betreffende deze factoren. In figuur 1 zijn de factoren inzichtelijk gemaakt die uit de literatuur blijken van invloed te zijn op de subjectieve veiligheid. In figuur 2 zijn de factoren weergegeven die van invloed zijn op de objectieve veiligheid. Figuur 1 Factoren die de subjectieve veiligheid beïnvloeden toezicht en beveiliging technische beveiliging institutionele instellingen subjectieve veiligheid normoverschrijdende gedragingen criminaliteit overlast publieke ruimte inrichting verloedering sociale samenstelling sociaal contact sociale cohesie sociale netwerken en onderling vertrouwen Figuur 2 Factoren die de objectieve veiligheid beïnvloeden toezicht en beveiliging institutionele instellingen objectieve veiligheid normoverschrijdende gedragingen criminaliteit sociaal contact sociale cohesie publieke ruimte inrichting verloedering sociale samenstelling Normoverschrijdende gedragingen Normoverschrijdende gedragingen zoals criminaliteit en overlast in de buurt beïnvloeden de subjectieve veiligheid. Daadwerkelijk gepleegde criminaliteit en overlast hebben geen één op één relatie met onveiligheidsgevoelens, maar criminaliteit en overlast zijn wel degelijk van invloed op deze gevoelens (Akkermans, 2015; Groeneweg, 2010; Spithoven, 2014). 9

14 Theoretisch kader Criminaliteit in de buurt De afwezigheid van slachtofferschap heeft een voorspellende waarde voor de veiligheidsbeleving (Van Koppen, 2008). Zowel directe als indirecte slachtofferervaringen kunnen gevoelens van veiligheid beïnvloeden. Wanneer een persoon slachtoffer is geworden in een bepaalde situatie, zal deze zich onder vergelijkbare omstandigheden eerder onveilig voelen dan iemand die in dezelfde situatie geen associaties met slachtofferschap heeft (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Slachtofferschap van anderen in herkenbare situaties kan dit effect eveneens veroorzaken. De sociale nabijheid van het slachtoffer en de mate waarin iemand zich in deze persoon kan verplaatsten bepalen de invloed die indirecte slachtofferervaringen hebben op de angstgevoelens (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Problematische delicten die genoemd worden zijn inbraken, straatroof en tassendiefstal en berovingen bij pinautomaten (Elffers & De Jong, 2004). Deze delicten hebben een grote impact en raken slachtoffers persoonlijk. Daardoor zorgen deze high impact delicten ervoor dat men zich in grotere mate onveilig voelt. Dit geldt in grote mate voor woninginbraak (OIS Amsterdam b, 2015). Criminaliteit, ofwel de objectieve veiligheid, beïnvloedt de subjectieve veiligheid. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid is het resultaat van objectieve en subjectieve veiligheid die niet overeen komen. Er zijn dus andere factoren die ook invloed hebben op de subjectieve veiligheid. Overlast in de buurt Overlast is een factor die de risicoperceptie en de angstgevoelens, de cognitieve en de affectieve componenten van subjectieve veiligheid, beïnvloedt (Boers et al., 2008). Inwoners van Gouda en Dordrecht associeerden het overtreden van de fatsoensregels, vervuiling en lawaai eveneens met overlast (Elffers & De Jong, 2004). Overlast behelst gedragingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, maar die wel als hinderlijk of intimiderend worden ervaren zoals geluidsoverlast en hangjongeren. Er zijn grofweg vier categorieën van veroorzakers van overlast te onderscheiden, namelijk drugsgebruikers en drugshandelaren, psychisch gestoorden, buren of medebewoners en jeugdigen (Vergouw et al., 2014). Verschillende vormen van overlast, zoals dronken mensen op straat, excessief geluid en hangjongeren op straat, worden gezien als een waarschuwing voor problemen in de buurt. Het is een teken dat dingen niet zijn zoals ze horen te zijn. Dit roept beelden van criminaliteit op in de gedachten van de burgers en beïnvloedt zo de risicoperceptie en de angst voor criminaliteit (LaGrange, Ferraro & Supancic, 1992). Problemen op het gebied van overlast zijn factoren die medebepalend zijn voor een gevoel van onveiligheid (Elffers & De Jong, 2005). 10

15 Theoretisch kader De publieke ruimte Een ander aspect dat onveiligheidsgevoelens beïnvloedt is de publieke ruimte. Zowel de inrichting als de verloedering van de publieke ruimte kan leiden tot een onveilig gevoel. Angst wordt gekoppeld aan de perceptie van de lokale omgeving. Inrichting van de publieke ruimte Volgens de defensible space theorie van Newman (1972) zorgen bepaalde fysieke kenmerken er voor dat de onveiligheidsgevoelens van bewoners in bepaalde buurten worden versterkt. Het gaat dan om een chaotische, onoverzichtelijke publieke ruimte waar weinig controle plaatsvindt. Donkere tunnels en slecht verlichte fietspaden worden eveneens als onveilig gezien. Beperkt zicht leidt daarnaast tot gevoelens van onveiligheid (Spithoven et al., 2012). Bepaalde plaatsen en situaties kunnen door culturele of sociale stereotypering de connotatie gevaarlijk krijgen. Verder kunnen er op plaatsen of in situaties signalen besloten liggen die duiden op de (mogelijke) aanwezigheid van kwaadwillende mensen. Maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kinderopvang, bibliotheken, buurthuizen en een dokterspost zijn belangrijk in een buurt omdat ze tegemoet komen aan de behoeften en wensen van de buurtbewoners. De aanwezigheid en de kwaliteit van die voorzieningen bepalen grotendeels de leefbaarheid en het gevoel van veiligheid in de buurt (Oppelaar & Wittebrood, 2006). De aanwezigheid van voldoende straatverlichting in een gebied draagt ook positief bij aan de veiligheidsgevoelens. Gebieden die mensen als onveilig aanmerken zijn over het algemeen rustig, verlaten en slecht verlicht. Als de verlichting verbeterd wordt, voelen mensen zich in deze gebieden minder angstig dan daarvoor (Nair, MeNair & Ditton, 2015). Een ander gevolg van chaotische en onoverzichtelijk ingerichte publieke ruimtes is volgens de defensible space theorie dat deze plekken daadwerkelijk minder veilig worden. Dit heeft invloed op de objectieve veiligheid (Newman, 1972). Gezien een dergelijk ingerichte publieke ruimte er toe leidt dat zowel de subjectieve als de objectieve veiligheid daalt, verdwijnen de effecten mogelijk wanneer er naar de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt gekeken. Als een factor tot een verhoging van de objectieve en de subjectieve veiligheid leidt, hoeft dat geen gevolgen te hebben voor de omvang van de discrepantie tussen beiden. Verloedering Verloedering beïnvloedt de angst voor criminaliteit eveneens (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Met verloedering wordt gedoeld op de zichtbare gevolgen van onbetamelijk gedrag. Dat varieert van de aanwezigheid van graffiti en vandalisme tot hondenpoep en zwerfvuil. Mensen voelen zich onprettig en onveilig als de straten er onverzorgd uitzien (CCV, 2010). Volgens het disorder model dat in de 11

16 Theoretisch kader Amerikaanse literatuur over veiligheidsgevoelens is terug te vinden beïnvloedt verloedering de perceptie van criminaliteit (Alper & Chapell, 2012; Franklin & Franklin, 2009). Verlaten winkelpanden, onbewaakte stukken grond en afval zijn tekenen van een achterstallige buurt. Deze tekenen worden evenals gezien als een waarschuwing voor problemen in de buurt. Dat roept beelden van angst op en beïnvloedt de risicoperceptie en angst voor criminaliteit (LaGrange et al., 1992). In buurten met zogenaamde broken windows; verloederde buurten waar weinig criminaliteit wordt gepleegd, zijn inwoners nog steeds bang (Boers et al., 2008). Volgens de broken windows theorie beïnvloedt verloedering naast subjectieve onveiligheid, ook objectieve onveiligheid. Bij het zien van overlast en verloedering zouden potentiële daders het idee krijgen dat in een gebied weinig sociale controle en animo bestaat om in te grijpen. Zo worden potentiele daders aangesprood tot crimineel gedrag (Wilson & Kelling, 1982). Verloedering hangt samen met de objectieve en subjectieve veiligheid en kan er zodoende toe leiden dat er geen invloed van verloedering op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt gevonden Sociale samenstelling van een buurt De sociale samenstelling van een buurt heeft eveneens invloed op de subjectieve veiligheid in die buurt. Bewoners voelen zich onveiliger in buurten met een lage sociaaleconomische status (buurten met een relatief groot aandeel huishoudens onder het sociaal minimum, werklozen en bijstandontvangers), relatief veel eenoudergezinneren, relatief veel allochtonen, relatief veel jonge alleenstaanden en relatief hoge verhuismobiliteit. Het percentage niet westerse allochtonen is vooral een belangrijke determinant van onveiligheidsgevoelens: naarmate er meer allochtonen in een buurt wonen, voelen bewoners zich onveiliger op straat. Dat effect is s avonds groter dan overdag (Oppelaar & Wittebrood, 2006). In wijken met meer dan 25% niet westerse allochtonen blijken vooral de autochtonen zich onveilig te voelen, Marokkanen en Antillianen voelen zich daar even veilig als in witte wijken (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Burgers voelen zich in hoge mate onveilig als het percentage allochtone bewoners in de buurt steeds groter wordt. De autochtone Nederlanders zijn bang, keren zich van de buurt af en zien het negatieve beeld wat ze al hadden versterkt worden. Ze voelen zich op die manier verheven boven Turken en Marokkanen (Elffers & De Jong, 2004). In de wittere wijken zijn de verschillen tussen autochtonen en allochtonen veel kleiner. De snelheid waarmee de Nederlandse bevolking verkleurt lijkt een rol te spelen bij angstgevoelens (Oppelaar & Wittebrood, 2006). De mate van criminaliteit hangt ook samen met de sociaaleconomische status, etnische heterogeniteit en residentiële mobiliteit in een buurt. In buurten met veel armoede en veel 12

17 Theoretisch kader werklozen, waar diverse etnische groepen naast elkaar wonen en waar bewoners gemiddeld maar kort wonen, komt meer criminaliteit voor, zo blijkt al uit een van de eerste onderzoeken naar dit onderwerp (Shaw & McKay, 1942) Sociaal contact in een buurt Sociaal contact in de buurt is een andere belangrijke factor die van invloed is op de subjectieve veiligheid. In een omgeving waar men elkaar kent, zal men zich over het algemeen veiliger voelen. Doordat burgers elkaar (oppervlakkig) kennen, groeten en elkaar aanspreken op zaken zoals ongewenst gedrag ontstaat er een zekere binding met de buurt (Boers et al., 2008). Sociaal contact wordt onderscheiden in sociale cohesie en sociale netwerken. Sociale cohesie Een factor die de subjectieve veiligheid in een buurt positief beïnvloedt is de sociale cohesie. Naarmate de sociale cohesie hoger is, zijn de angstgevoelens minder (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Snel, t Hart & Oliviera (2014) vonden sociale cohesie als enige variabele op buurtniveau die invloed had op de onveiligheidsbeleving van Rotterdammers. Bij sociale cohesie in een buurt gaat het er om of buren verwachten dat ze, indien nodig, hulp van elkaar krijgen en niet zozeer om het daadwerkelijke contact tussen hen. De perceptie van sociale cohesie is genoeg voor een positief effect op veiligheidsbeleving. Sociale cohesie betreft de sociale samenhang in een buurt. Een hoge mate van sociale samenhang kan ertoe leiden dat burgers zich actief inzetten voor het sociale klimaat en de veiligheid in hun directe woonomgeving. Zo zullen burgers overtreders aanspreken als dit een gewoonte is geworden en het vertrouwen bestaat dat ze steun krijgen van anderen (Boers et al., 2008). De objectieve criminaliteit vermindert naarmate de sociale bindingen tussen de bewoners van een buurt sterker zijn. Er zal dan minder criminaliteit zijn en er zullen minder problemen met betrekking tot overlast en verloedering zijn (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Voor sociale cohesie geldt eveneens dat dit effect heeft op de objectieve en subjectieve veiligheid en zodoende mogelijk geen effect heeft op de discrepantie tussen beiden. Sociale netwerken en onderling vertrouwen Naast het bestaan van sociale bindingen is het belangrijk dat mensen in een bepaalde omgeving een onderling vertrouwen en gemeenschappelijke verwachtingen hebben. Het is belangrijk dat burgers het gevoel hebben bij een groep te horen. Sociale netwerken leiden tot een vermindering van het gevoel van angst (Alper & Chappell, 2012). Het social integration model gaat uit van een sociaal 13

18 Theoretisch kader verenigde buurt die problemen in de buurt aanpakt en zo problemen kan verminderen (Alper & Chapell, 2012; Franklin & Franklin, 2009). Als bewoners gezamenlijk reageren op problemen in de buurt, kan de angst worden verminderd (Hale, 1996). Wanneer iemand zich vertrouwd voelt in de buurt draagt dit bij aan wederzijdse interactie en persoonlijke identiteitsvorming. Een dergelijke betrokkenheid kan zich uiten in het delen van gezamenlijke normen en waarden, het prettig omgaan met elkaar en het verrichten van vrijwilligerswerk (Boers et al., 2008). Naarmate er meer onderling vertrouwen en gemeenschappelijke verwachtingen tussen mensen in een bepaalde omgeving bestaan, zullen onveiligheidsgevoelens minder sterk zijn (Oppelaar & Wittebrood, 2006). In buurten waar men elkaar kent en waar burgers erop vertrouwen dat er iemand zal ingrijpen in geval van onregelmatigheden voelt men zich veiliger (Sampson, 2012). Een gevoel van vervreemding van de eigen buurt, zich uitend in het niet kunnen praten met buurtgenoten levert een belangrijke bijdrage aan de onveiligheidsgevoelens (Elffers & De Jong, 2005). Situationele zelfredzaamheid bepaalt de leefbaarheid van een buurt. In buurten waar de sociale netwerken zwakker zijn, zullen inwoners die zich sociaal geïsoleerd voelen grote angst ervaren (Boers et al., 2008). Boers et al., (2008) vonden zelfredzaamheid en vertrouwen in de buurt als factoren die van invloed waren op de risicoperceptie en op de angstgevoelens. De kwaliteit van sociale relaties en een gevoel van medeverantwoordelijkheid voor de buurt worden van belang geacht (Van Dijk, Flight & Oppenhuis, 2000) Toezicht en beveiliging Toezicht en beveiliging zijn ten slotte factoren die de veiligheidsgevoelens van burgers beïnvloeden. Door de aanwezigheid van voldoende toezicht en beveiliging zullen burgers zich veiliger voelen. Dit toezicht kan plaatsvinden door buurtbewoners. Inspanningen van burgers zullen leiden tot gevoelens van controle en beheersbaarheid en dat zal leiden tot een afname van onveiligheidsgevoelens (Spithoven, 2014). Daarnaast kan toezicht plaatsvinden door technische hulpmiddelen en door autoriteiten (Bureau Beke, 2009). Technische beveiliging Als gevolg van slachtofferschap gaan burgers hun huis beter beveiligen. Deze beveiliging van het huis zorgt er dan voor dat de personen zich ondanks het eerdere slachtofferschap veiliger voelen. Zij hebben door de technische beveiliging het idee dat zij minder kwetsbaar zijn (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Men heeft een groot vertrouwen in de effectiviteit van technologische hulpmiddelen (Vanderveen, 2001). 14

19 Theoretisch kader Institutionele instellingen Goed functioneren van de gemeente en tevredenheid over de politie maken dat burgers zich veiliger voelen (Moons, 2015). De politie blijkt een belangrijke symbolische rol te vervullen in de bestrijding van onveiligheidsgevoelens. Er gaat een geruststellend effect uit van de zichtbare aanwezigheid van geüniformeerde politiemedewerkers die op risicotijdstippen te voet surveilleren. Dit leidt tot het gevoel dat de criminaliteit in de omgeving beheersbaar is (Spithoven, 2014). Politie die af en toe uit de auto stapt en zichtbaar is, heeft een positieve impact op angstgevoelens (Salmi, Gronroos & Keskinen, 2004). Meer politie op straat kan ook leiden tot een onveiliger gevoel, burgers kunnen zich gaan afvragen waarom er meer politie op straat is (Spithoven, 2014). Uit onderzoek van Elffers en De Jong (2004) blijkt dat er weinig vertrouwen in de politie is als het de bestrijding van overlast betreft. Zij vinden eveneens dat wordt ervaren dat de overheid de buurt in verschillende opzichten in de steek laat. Initiatieven om de buurtbewoners beter te leren kennen en om de veiligheidsgevoelens te verbeteren worden gewaardeerd (Elffers & De Jong, 2004). Door voldoende toezicht en beveiliging neemt ook de objectieve onveiligheid af. Daders van het plegen van criminaliteit hebben volgens de gelegenheidstheorie minder gelegenheid voor het plegen van delicten. Op een geschikt moment voor het plegen van criminaliteit is er sprake van beschikbare middelen, de aanwezigheid van een doelwit en de afwezigheid van toezicht (Cohen & Felson, 1979). Wanneer toezicht en beveiliging in meerdere mate aanwezig is, zullen er minder kansen voordoen voor het plegen van criminaliteit. 15

20 Neighborhoods where people feel more unsafe than they should and vice versa 3 METHODEN Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een kwantitatieve onderzoeksmethode. De aard van het onderzoek is exploratief. Data uit de veiligheidsindex Amsterdam Amstelland en het Basisbestand Gebieden Amsterdam wordt gebruikt om bloot te leggen welke factoren samenhangen met de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. 3.1 Datasets Er wordt gebruik gemaakt van twee datasets voor dit onderzoek. Deze datasets zijn beschikbaar gesteld door Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) van de gemeente Amsterdam. De eerste dataset die wordt gebruikt is de veiligheidsindex Amsterdam Amstelland De veiligheidsindex Amsterdam Amstelland is een rijke dataset die zowel politiegegevens als enquêtegegevens bevat. Voor deze dataset worden al sinds 2003 gegevens verzameld over de criminaliteit, overlast en onveiligheidsbeleving in 104 buurten in de politieregio Amsterdam. Van deze 104 buurten liggen er 87 in Amsterdam, zie bijlage 1. In de veiligheidsindex worden sinds 2014 in een gewijzigde vorm de criminaliteits, de onveiligheidsbelevings en de overlastgegevens gecombineerd tot een indexcijfer om de staat van de sociale veiligheid in de buurt weer te geven. Het indexcijfer 100 is daarbij vastgesteld in het basisjaar De criminaliteitsindex meet de objectieve veiligheid en de onveiligheidsbelevingsindex meet de subjectieve veiligheid in Amsterdam. Voor een onderzoek naar de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid en in verschillende Amsterdamse buurten is deze dataset dan ook bij uitstek geschikt (Smeets, 2015). De andere gebruikte dataset, het Basisbestand Gebieden Amsterdam, bevat verschillende gegevens die bij de gemeente beschikbaar zijn op buurtniveau. Deze dataset bevat variabelen op het gebied van bevolkingssamenstelling, woningen, openbare ruimte, leefbaarheid, veiligheid, bedrijvigheid en inkomen. Enkele gegevens in deze dataset zijn slechts beschikbaar over 2014, 2013 of Variabelen De databestanden die beschikbaar zijn gesteld door de gemeente Amsterdam bevatten een groot aantal variabelen. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt samengesteld met behulp van de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex uit de veiligheidsindex. De score voor de discrepantie is het resultaat van het aftrekken van de onveiligheidsbelevingsindex van de criminaliteitsindex. De onveiligheidsbelevingsindex is opgebouwd uit risicoperceptie, onveiligheidsgevoelens en vermijding. Met behulp van deze drie componenten van fear of crime wordt de subjectieve veiligheid gemeten (Smeets, 2015). De criminaliteitsindex is opgebouwd uit de 16

21 Methoden high impact crime index en de high volume crime index. In bijlage 2 is een overzicht te vinden van de indicatoren van de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex en wordt inzichtelijk gemaakt hoe de veiligheidsindex is samengesteld. De veiligheidsindex Amsterdam Amstelland bestaat uit een derde index, de overlastindex, zie bijlage 2. Met de overlastindex worden evenals met variabelen uit het Basisbestand Gebieden Amsterdam analyses uitgevoerd. Er wordt met behulp van de analyses beoordeeld in hoeverre deze variabelen kenmerkend zijn voor de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Uit het Basisbestand Gebieden Amsterdam wordt een selectie van variabelen gemaakt op basis van het theoretisch kader. Kenmerken betreffende overlast, de indeling van de publieke ruimte, de sociale samenstelling, sociaal contact en toezicht en beveiliging worden uit de bestanden gehaald. In bijlage 3 is een overzicht te vinden van de variabelen die meegenomen worden in de analyses. 3.3 Discrepantie of onveiligheidsgevoelens? De discrepantie is het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Op basis van de literatuur wordt verondersteld dat vooral de subjectieve veiligheid van belang is voor de discrepantie (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Op basis van de score op de subjectieve veiligheid, de onveiligheidsbelevingsindex, wordt een indeling in twee groepen gemaakt, groep A en groep B. Beide groepen bestaan uit vijftien buurten. De vijftien buurten met de hoogste score op de onveiligheidsbelevingsindex vormen groep A, buurten waar burgers zich veilig voelen. De vijftien buurten met de laagste score op de onveiligheidsbelevingsindex vormen groep B. In deze buurten voelen burgers zich veilig. Met selectie op deze manier worden slechts de buurten waar extreem wordt gescoord op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid meegenomen. Verschillen zijn het best zichtbaar in de twee extreme groepen. Met de variabele die is verdeeld in twee groepen wordt een oneway ANOVA gedaan. Daarmee wordt onderzocht of bepaalde variabelen verschillend voor twee of meerdere groepen (Bijleveld, 2009). Samenhang tussen verschillende variabelen kan eveneens onderzocht worden met behulp van correlatiecoëfficiënten (Huizingh, 2008). Correlatiecoëfficiënten hebben bij een beperkt aantal eenheden van analyse het nadeel dat ze gevoelig zijn voor uitbijters (Bijleveld, 2009). Omdat er in dit geval sprake is van een beperkt aantal eenheden van analyse, namelijk de 87 buurten uit de veiligheidsindex die in Amsterdam zijn, verdient een oneway ANOVA de voorkeur. De variabelen die gebruikt worden om te bekijken of er verschillen zijn tussen de twee groepen zijn de eerder beschreven variabelen uit de veiligheidsindex; de criminaliteitsindex, de onveiligheidsbelevingsindex en de overlastindex (zie bijlage 2) en variabelen uit het Basisbestand Gebieden Amsterdam (zie bijlage 3). 17

22 Methoden 3.4 Analyse De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid hangt mogelijk samen met andere factoren dat slechts de subjectieve veiligheid. Inzichtelijk gemaakt dient te worden in hoeverre bepaalde variabelen kenmerkend zijn voor buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve veiligheid verondersteld kan worden en voor buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve veiligheid verondersteld kan worden. Daarvoor wordt de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid opgedeeld in drie groepen. De vijftien buurten met het grootste negatieve verschil tussen de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex (groep 1), de vijftien buurten met het kleinste verschil (groep 2) en de vijftien buurten met het grootste positieve verschil (groep 3) worden elk ingedeeld in een groep. Groep 1 bestaat uit buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. In groep 2 komt het veiligheidsgevoel overeen met de objectieve veiligheid. Groep 3 bestaat uit buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Met selectie op deze manier worden eveneens slechts de buurten waar de verschillen het duidelijkst zichtbaar zijn meegenomen. Zo worden de verschillen geduid in de groepen waar de discrepantie het best zichtbaar is. Een ander voordeel van deze indeling is dat alle groepen even groot zijn wat de vergelijking van de verschillende groepen vergemakkelijkt. Dit komt de statistische validiteit eveneens ten goede. Er zijn vijftien buurten per groep geselecteerd omdat er zo voldoende buurten in een groep zitten om daar daadwerkelijk wat over te kunnen zeggen. Net meer dan de helft (51,7%) van de waarnemingen wordt namelijk meegenomen. Met behulp van de groepsindeling kan worden nagegaan in hoeverre de drie groepen buurten verschillen op bepaalde factoren. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een oneway ANOVA. Hier geldt eveneens dat een ANOVA de voorkeur krijgt boven correlatiecoëfficiënten omdat ANOVA s minder gevoelig zijn voor uitbijters bij dit beperkte aantal eenheden van analyse (Bijleveld, 2009). De variabelen die worden meegenomen in deze analyse betreffen buurtkenmerken, overlast, verloedering, de publieke ruimte, sociale samenstelling, sociaal contact en toezicht en beveiliging zoals die zijn beschreven in bijlage 3. De overlastindex zoals beschreven in bijlage 2 wordt eveneens meegenomen. Er wordt bekeken in hoeverre de gemiddelden van groep 1, groep 2 en groep 3 verschillen voor de genoemde variabelen, de onveiligheidsgevoelens en de aard van criminaliteit. Het gaat er daarbij om of de variabelen verschillen tussen buurten waar men zich onveiliger voelt dan blijkt uit de objectieve cijfers, buurten waar het verschil tussen veiligheidsgevoelens en objectieve criminaliteit klein is en buurten waar men zich veiliger voelt dan blijkt uit de objectieve cijfers. Als er sprake is van een significant verschil tussen de drie groepen wordt met post hoc analyses bekeken 18

23 Methoden welke groepen er verschillen (Bijleveld, 2009; Huizingh, 2008). 1 De variabelen die significant verschillen tussen groep 1 en groep 2 zijn de variabelen die verschillend zijn voor buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd en buurten waar het verschil klein is. De verschillen tussen groep 2 en groep 3 zijn de verschillen tussen buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd en buurten met kleine verschillen. Deze variabelen duiden de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. 1 Met de Levene s test wordt beoordeeld of er sprake is van gelijke varianties. Indien er sprake is van gelijke varianties wordt een Tukey test gedaan om te beoordelen welke groepen verschillen. Indien er geen sprake is van gelijke varianties wordt een meervoudige vergelijkingstoets gedaan. In dit geval is gekozen voor de Games Howell toets omdat deze het meest powerfull wordt geacht (Field, 2009). 19

24 Resultaten 4 RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten van de hiervoor beschreven analyses weergegeven. Met behulp van de variantieanalyses en de post hoc toetsen is geanalyseerd welke factoren verschillen voor buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd op grond van de objectieve cijfers en buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd. Aan de hand van deze resultaten wordt beoordeeld met weke omgevingskenmerken de discrepantie samenhangt. Daarvoor wordt eerst bezien welke factoren samenhangen met de onveiligheidsgevoelens an sich. 4.1 Verschillen voor veiligheidsgevoelens De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt in de wetenschappelijke literatuur veelal verklaard door factoren die de subjectieve veiligheid beïnvloeden (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Om te bepalen in hoeverre de variabelen betreffende de situationele context verschillen tussen buurten waar men zich onveilig voelt en buurten waar men zich veilig voelt is een groepsindeling gemaakt. Bij het maken van de indeling met vijftien buurten per groep, zoals omschreven in het methoden hoofdstuk, is gebleken dat de plattelandsgebieden Driemond en Waterland die eveneens in de groepen terechtkwamen. Dit onderzoek richt zich op de vraag naar stedelijke buurten, zodoende worden Driemond en Waterland buiten beschouwing gelaten. In tabel 1 is de groepsindeling weergegeven. Buurten in groep A liggen veelal aan de buitenkant van de stad, terwijl de buurten in groep B vooral de centrumbuurten zijn. Veertien van de vijftien buurten in groep A liggen buiten de ring, alleen de Indische Buurt/IJeiland ligt binnen de ring. Alle buurten in groep B liggen bínnen de ring. Daarvan liggen er twee, de Jordaan en de Weesperbuurt/Plantage in het centrum. In bijlage 4 is de indeling eveneens weergegeven, daarbij zijn ook de scores op de onveiligheidsbelevingsindex weergegeven. Tabel 1 Groepsindeling onveiligheidsbelevingsindex Groep A Groep B Indische Buurt Oost/IJeiland Willemspark Bijlmer Centrum/Venserpolder Museumkwartier Holendrecht/Reigersbos Noord Overtoomse Sluis Slotermeer Zuid/Sloterpark/Noordoever Jordaan Sloterplas MAP/De Aker West/De Aker Oost/Lutke /Ookmeer Apollobuurt Nellestein Oude Pijp Buikslotermeer Oostelijk Havengebied Banne/Buiksloterham/Noordelijke IJoevers West Centrale markt/frederik Hendrikbuurt Osdorp Oost Westindische Buurt De punt Stadionbuurt Slotermeer Noordoost Weesperzijde 20

25 Resultaten Osdorp Midden Buurt 4 Oost/Buurt 5 Noord/Buurt 5 Zuid Waterlandpleinbuurt Geuzenveld/Spieringhorn Weesperbuurt/Plantage Scheldebuurt In onderstaande tabel is de eenweg variantieanalyse met de groepen onveiligheidsgevoelens, groep A en groep B weergegeven. De variantieanalyse is uitgevoerd met alle variabelen in bijlage 2 en bijlage 3. Slechts de resultaten die significant zijn op een niveau van 0,05 zijn gerapporteerd. Tabel 2 Significante resultaten oneway ANOVA onveiligheidsgevoelens Sum of squares df F p Totale criminaliteitsindex 24387, ,67 0,000 High impact crime index 32340, ,47 0,000 Index bedreiging 48881, ,23 0,000 Index mishandeling en openlijke geweldpleging 40672, ,24 0,000 Index woninginbraak 99595, ,37 0,000 Index inbraak boxen , ,83 0,000 Index fietsdiefstal 31737, ,70 0,000 Percentage inwoners van Turkse afkomst 1241, ,10 0,000 Percentage inwoners van Marokkaanse afkomst 2551, ,27 0,000 Percentage inwoners van overige niet westerse afkomst 852, ,44 0,000 Percentage inwoners van westerse afkomst 1221, ,44 0,000 Percentage autochtonen 8359, ,74 0,000 Percentage niet westers 13537, ,08 0,000 Percentage niet westerse mannen 12 t/m 24 jaar 131, ,94 0,000 Percentage laagopgeleiden 5632, ,04 0,000 Percentage minimahuishoudens 1124, ,63 0,000 Percentage stemmers systeempartij 1544, ,51 0,000 Percentage stemmers PVV/SP/splinterpartijen 1547, ,08 0,000 Tevredenheid bevolkingssamenstelling 2796, ,01 0,000 Spanningenindex 6782, ,79 0,000 Rapportcijfer sociale cohesie 6, ,69 0,000 Rapportcijfer betrokkenheid bij de buurt 5, ,21 0,000 Rapportcijfer prettig met elkaar omgaan in de buurt 4, ,72 0,000 Rapportcijfer thuis voelen in de buurt 11, ,52 0,000 Percentage slachtoffers niet westers allochtoon 3019, ,19 0,000 Overlastindex 10354, ,74 0,000 Verlichting 545, ,51 0,000 Rapportcijfer leefbaarheid 1563, ,17 0,000 Rapportcijfer uiterlijk woonomgeving 6, ,56 0,000 Rapportcijfer woningen in woonomgeving 12, ,07 0,000 Rapportcijfer schone speelvoorzieningen 5, ,08 0,000 Rapportcijfer onderhoud speelvoorzieningen 4, ,10 0,000 Tevredenheid gemeente 2, ,95 0,000 Index inbraak bedrijven en instellingen , ,33 0,001 Percentage inwoners van Surinaamse afkomst 1688, ,46 0,001 Aantal kantoren , ,14 0,001 Rapportcijfer schone straat/stoep 8, ,40 0,001 Rapportcijfer onderhoud straat/stoep 7, ,71 0,002 21

26 Resultaten Rapportcijfer ervaren vervuiling 10, ,11 0,002 Dagelijkse drukte index , ,38 0,002 High volume crime index 27919, ,71 0,004 Aantal cultuurvoorzieningen 91119, ,06 0,004 Index autodiefstal , ,508 0,005 Effectiviteit van de politie 0, ,99 0,006 Aantal voorzieningen , ,63 0,007 Index moord en doodslag , ,93 0,014 Percentage inwoners van Antilliaanse afkomst 45, ,50 0,017 Index overige vermogensdelicten 26128, ,32 0,018 Rapportcijfer schoon groen 4, ,71 0,024 Bevolkingsdichtheid , ,60 0,025 Index zedendelicten , ,37 0,028 Voorzieningen jongeren 1685, ,71 0,039 Index winkeldiefstal , ,32 0,018 Rapportcijfer overlast ander groepen 5, ,35 0,046 Rapportcijfer aanbod speelvoorzieningen 4, ,38 0,046 Rapportcijfer onderhoud groen 3, ,26 0,048 Onderstreepte variabelen zijn eveneens significant voor de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid Indicatoren van de onveiligheidsbelevingsindex zijn niet gerapporteerd in deze tabel omdat de groepen zijn ingedeeld op basis van de onveiligheidsbelevingsindex. In de groep buurten waar men zich onveilig voelt wordt laag gescoord op de index en in de groep buurten waar men zich veilig voelt wordt hoog gescoord op de index. Moord en doodslag, bedreiging en mishandeling en openlijke geweldpleging zijn high impact crimes die invloed lijken te hebben op de subjectieve veiligheid. In buurten waar burgers zich onveilig voelen worden meer moord en doodslagen gepleegd (M = 128,18, SD = 80,04) dan in buurten waar burgers zich veilig voelen (M = 67,94, SD = 46,09). Datzelfde geldt voor bedreiging en mishandeling en openlijke geweldpleging. In buurten waar men zich onveilig voelt, buurten in groep A komen meer mishandelingen en openlijke geweldplegingen voor (M = 125,70, SD = 25,00) dan in buurten in groep B (M = 75,76, SD = 23,66). Voor de high volume crimes inbraak in boxen, inbraken bij bedrijven in instellingen, winkeldiefstallen en autodiefstal geldt eveneens dat deze vaker voorkomen in buurten waar men zich onveilig voelt. In buurten waar men zich onveilig voelt worden meer winkeldiefstallen gepleegd (M = 194,90, SD = 240,22) dan in buurten waar men zich veilig voelt (M = 57,21, SD = 51,58). De overlastindex verschilt eveneens tussen de groep buurten waar men zich onveilig voelt en de groep buurten waar men zich veilig voelt. In buurten waar men zich onveilig voelt wordt meer overlast ervaren (M = 113,45, SD = 11,70) dan in buurten waar men zich veilig voelt (M = 90,66; SD = 18,35). De bevolkingsdichtheid blijkt ook van belang te zijn voor de subjectieve veiligheid. In buurten waar men zich onveilig voelt wonen minder mensen (M = 8411,73, SD = 3614,73) dan in buurten waar men zich onveilig voelt (M = 13227,87, SD = 7006,07). In buurten waar men zich onveilig voelt zijn eveneens minder voorzieningen dan in buurten waar men zich veilig voelt. In buurten in groep A, 22

27 Resultaten buurten waar burgers zich onveilig voelen, zijn minder kantoren (M = 761,33, SD = 518,23) dan in buurten in groep B, buurten waar burgers zich veilig voelen (M = 243,93, SD = 124,10). Voor de rapportcijfers betreffende het uiterlijk van de woonomgeving en de beoordeling van speelvoorzieningen, het groen en vervuiling geldt dat er hoger wordt gescoord in buurten waar men zich veiliger voelen. In buurten in groep B, buurten waar men zich onveiliger voelt, oordelen burgers negatiever over het uiterlijk van de woonomgeving (M = 6,54, SD = 0,32) dan in buurten in groep A, buurten waar men zich veiliger voelt (M = 7,22, SD = 0,38). Verder is het percentage inwoners van niet westerse afkomst in grote mate van belang. In buurten waar men zich onveilig voelt wonen meer burgers met een niet westerse afkomst (M = 51,12, SD = 14,60) dan in buurten waar men zich veilig voelt (M = 15,43, SD = 5,73). Ditzelfde geldt voor het percentage minimahuishoudens, het percentage laagopgeleiden en het percentage systeempartij stemmers. De variabelen betreffende sociale cohesie; betrokkenheid bij de buurt en prettig met elkaar omgaan in de buurt blijken ook verschillend te zijn voor de buurten waar men zich onveilig voelt ten opzichte van de buurten waar men zich veilig voelt. Burgers geven een hoger rapportcijfer voor sociale cohesie in buurten waar men zich veilig voelt (M = 5,95, SD = 0,32) dan in buurten waar men zich onveilig voelt (M = 5,19, SD = 0,26). Wanneer er sprake is van sociale cohesie en prettig contact tussen de buren onderling voelen de burgers zich veiliger, zoals Oppelaar & Witteboord (2006) eveneens vonden. De effectiviteit van de politie blijkt eveneens verschillend te zijn voor buurten waar men zich onveilig voelt en buurten waar men zich veilig voelt. In buurten waar men zich onveiliger voelt wordt negatiever geoordeeld over de effectiviteit van de politie (M = 3,18, SD = 0,06) dan in buurten waar men zich veiliger voelt (M = 3,10, SD = 0,09). In buurten waar men zich onveilig voelt vindt meer criminaliteit plaats, wordt meer overlast ervaren, is de bevolkingsdichtheid lager, zijn minder voorzieningen, wordt negatiever geoordeeld over het uiterlijk van de woonomgeving, wonen meer inwoners van niet westerse afkomst en wordt negatiever geoordeeld over de sociale cohesie. Dit komt overeen met de in de literatuur bekende factoren. Verlichting en preventie zijn factoren die in de literatuur worden gevonden in buurten waar men zich onveilig voelt (Nair et al., 2015; Vanderveen, 2001). Deze factoren blijken in Amsterdamse buurten niet terug te vinden. De verlichting is zelfs beter in buurten waar men zich onveilig voelt (M = 31,29, SD = 2,85) dan in buurten waar men zich veilig voelt (M = 25,70, SD = 2,75). Het oordeel over de gemeente is eveneens beter in buurten waar men zich onveilig voelt (M = 3,73, SD = 0,19) dan in buurten waar men zich veilig voelt (M = 3,31, SD = 0,25). 4.2 Discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid Interessant is het nu om te beoordelen in hoeverre de factoren die verschillend zijn voor groep A, waar men zich onveilig voelt, en groep B, waar men zich veilig voelt, overeenkomen met factoren die 23

28 Resultaten verschillend zijn voor groepen met een grote discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een variabele die de discrepantie bepaalt met behulp van de objectieve en de subjectieve veiligheid. De objectieve veiligheid wordt uitgedrukt met behulp van de criminaliteitsindex en de subjectieve veiligheid met de onveiligheidsbelevingsindex uit de veiligheidsindex Amsterdam Amstelland (Smeets, 2015). Figuur 3, de scatterplot van de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex, geeft een beeld van de verschillen die zich verdelen over de waarden van objectieve en subjectieve indices. Figuur 3 Scatterplot criminaliteitsindex en onveiligheidsbelevingsindex De objectieve en subjectieve veiligheid vertonen geen één op één relatie, maar vertonen wel enigszins samenhang. Er is een positieve samenhang tussen de onveiligheidsbelevingsindex en de criminaliteitsindex. Hoe hoger er wordt gescoord op de criminaliteitsindex, hoe hoger er wordt gescoord op de onveiligheidsbelevingsindex. Ofwel hoe meer criminaliteit er wordt gepleegd, hoe onveiliger men zich voelt. Er zijn vijf buurten die af lijken te wijken van de overige buurten, namelijk Burgwallen Nieuwe Zijde, Burgwallen Oude Zijde, Weteringschans, Grachtengordel Zuid en Driemond (zie bijlage 4 voor een overzicht van de ligging van alle Amsterdamse buurten uit de veiligheidsindex). In de eerste vier buurten, allen uitgaansbuurten, wordt hoog gescoord op de criminaliteitsindex en laag op de onveiligheidsbelevingsindex. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid is in deze buurten duidelijk zichtbaar. In Driemond wordt laag gescoord op de 24

29 Resultaten onveiligheidsbelevingsindex en op de criminaliteitsindex. Driemond is een buurt die zich buiten Amsterdam bevindt en deze buurt wordt gekenmerkt als niet stedelijk gebied. Voor het bepalen van de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid is de score op de onveiligheidsbelevingsindex van die op de criminaliteitsindex afgetrokken. De variabele die dan ontstaat en die de discrepantie meet tussen objectieve en subjectieve veiligheid heeft een gemiddelde van 5,41 en een standaarddeviatie van 27,18. In figuur 4 is de verdeling op deze variabele te zien. In totaal zijn de 87 Amsterdamse buurten uit de veiligheidsindex Amsterdam Amstelland meegenomen. Een negatieve score op de discrepantie betekent dat er hoger wordt gescoord op de onveiligheidsbelevingsindex dan op de criminaliteitsindex. Men voelt zich dan onveiliger dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Een positieve discrepantie score betekent dat men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Men voelt zich in een groter aandeel buurten onveiliger dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd dan dat men zich veiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Figuur 4 Verdeling van de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid is niet in elk van de Amsterdamse buurten aanwezig. Om de factoren die kenmerkend zijn voor buurten waar wel sprake is van de discrepantie te onderscheiden, worden drie groepen gemaakt. Groep 1 is de groep met buurten waar burgers zich onveiliger voelen dan op grond van de objectieve cijfers kan worden geïndiceerd. Groep 2 is de groep met buurten waar het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid klein is. In 25

30 Resultaten groep 3 zitten buurten waar burgers zich veiliger voelen dan op basis van de objectieve veiligheid geïndiceerd kan worden. Bij het maken van de indeling met vijftien buurten per groep, zoals omschreven in het methoden hoofdstuk, is na bestudering van de verschillende variabelen gebleken dat enkele buurten die in de groepen terecht zijn gekomen afwijken van de tendensen. Waar alle buurten in groep 1 hoog scoren op de onveiligheidsbelevingsindex, scoort Driemond laag op deze index. Driemond viel eerder al op in het scatterplot van de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex. Driemond wordt gekenmerkt als niet stedelijk gebied. Dit onderzoek richt zich op de vraag naar stedelijke buurten, zodoende wordt Driemond buiten beschouwing gelaten. In groep 3 wijken Waterland en Holendrecht/Reigersbos Noord af van de tendensen in deze groep. Deze buurten scoren verschillend op de indicatoren van de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex van de andere buurten in deze groep. Waterland scoort laag op de criminaliteitsindex en op de onveiligheidsbelevingsindex, terwijl de verschillen wel groot zijn. Waterland wordt evenals Driemond gekenmerkt als niet stedelijk en wordt daarom ook uit de analyse gelaten. In Holendrecht/Reigersbos Noord wordt, in tegenstelling tot in de andere buurten in groep drie, hoog gescoord op onveiligheidsgevoelens. Burgers van Holendrecht/Reigersbos Noord voelen zich relatief onveilig. Burgers voelen zich in deze buurt wel alsnog aanzienlijk veiliger dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid is alsnog groot en daarom wordt Holendrecht/Reigersbos Noord wel in de analyse gelaten. De buurten die opvielen in het scatterplot in figuur 3, Burgwallen Nieuwe Zijde, Burgwallen Oude Zijde, Weteringschans en Grachtengordel Zuid zijn in groep 3 ingedeeld en deze buurten scoren op de indicatoren van de veiligheidsindex niet afwijkend hoger of lager dan de andere buurten in deze groep. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid is groot in deze buurten. Deze vier buurten lijken uitbijters te zijn, maar in deze buurten is wel een grote discrepantie zichtbaar. 2 Om die reden wordt ervoor gekozen met een oneway ANOVA te beoordelen in hoeverre de discrepantie verschilt voor de drie groepen buurten. Een oneway ANOVA is namelijk minder gevoelig dan een regressie voor de invloed van dergelijke uitbijters (Bijleveld, 2009). De uiteindelijke indeling van de drie groepen is te zien in tabel 3. In bijlage 5 zijn de groepen buurten en hun scores op de objectieve veiligheid, subjectieve veiligheid en de discrepantie terug te vinden. In groep 1 zitten tien buurten waar men zich onveilig voelt terwijl het relatief veilig is. In de overige vier buurten voelt men zich onveiliger dan het is, maar is het niet bovengemiddeld veilig. In groep 3 zitten vier buurten waar men zich veilig voelt terwijl het onveilig is. 2 Scatterplots van de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid en elk van de variabelen genoemd in bijlage 1 en bijlage 2 laten zien dat de buurten Burgwallen Nieuwe Zijde, Burgwallen Oude Zijde, Weteringschans, Grachtengordel Zuid hoog scoren op de discrepantie. 26

31 Resultaten Tabel 3 Groepsindeling discrepantie Groep 1 Groep 2 Groep 3 Banne/Buiksloterham/Noordelijke IJoevers Oostelijk Havengebied Stadionbuurt West MAP/De Aker West/De Aker Oost/ Willemspark Jordaan Lutke /Ookmeer Osdorp Midden Volewijck Frankendael/Omval/Overamstel Buurt 4 Oost/Buurt 5 Noord/Buurt 5 Osdorp Oost Hoofddorppleinbuurt Zuid De punt Slotervaart Zuid Weesperbuurt/Plantage Rijnbuurt Haarlemmerbuurt Holendrecht/Reigersbos Noord Nellestein Buitenveldert Oost Da Costabuurt Tuindorp Ndam/Buiksloot/ Westlandgracht Museumkwartier Ndammer Buiksloterdijk Van Galenbuurt Bijlmer Oost K Weesperzijde buurt/bijlmermuseum Zuid Geuzenveld/Spieringhorn Scheldebuurt IJselbuurt Oostzanerwerf/Kadoelen Oude Pijp Burgwallen Oude Zijde Erasmuspark Oostelijke Eilanden/Kadijken Grachtengordel Zuid Indische Buurt Oost/IJeiland Oosterparkbuurt Burgwallen Nieuwe Zijde Sloter /Riekerpolder/Dorp Sloten Chassébuurt Weteringschans Gaasperdam/Reigersbos Midden/ Reigersbos Zuid Op figuur 5 is te zien hoe de verdeling er op de kaart uitziet. Buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd liggen veelal buiten de ring liggen en buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd liggen veelal binnen de ring. Elf van de veertien buurten uit groep 1 bevinden zich buiten de Amsterdamse ring. In groep 3 bevinden zich slechts twee van de veertien buurten buiten de ring. In de groep waar de verschillen het kleinst zijn, groep 2, bevinden zeven van de vijftien buurten zich buiten de ring. Een buurt die buiten de ring ligt is dus niet per se een buurt waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd, net als een buurt die binnen de ring ligt niet per se een buurt is waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd. 27

32 Resultaten Figuur 5 Kaart met drie groepen buurten groep 1 groep 2 groep Verschillen voor discrepantie Met behulp van een oneway ANOVA en post hoc toetsen is beoordeeld in hoeverre er bepaalde factoren te onderscheiden zijn als zijnde van belang voor de drie groepen buurten. De uitkomst is een aantal factoren die onderscheidend zijn voor buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve veiligheid verondersteld zou worden en voor buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve veiligheid verondersteld zou worden Onveiligheidsbeleving Het onderscheid tussen groep 1, groep 2 en groep 3 is gemaakt aan de hand van de verschilscore tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Deze verschilscore is samengesteld uit de score op de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex. Het is dus logisch dat de buurten uit groep 1 significant hoger scoren dan de buurten uit groep 2 en groep 3 op de onveiligheidsbelevingsindex en de daaronder liggende indicatoren risicoperceptie, onveiligheidsgevoelens en vermijding. In bijlage 6 zijn de significante resultaten op een niveau van 0,05 van de oneway ANOVA weergegeven. Alle resultaten van de ANOVA en post hoc toetsen zijn gerapporteerd in tabel 1 in bijlage 7. Burgers in buurten in groep 1 voelen zich erg onveilig. In deze buurten waar men zich onveiliger voelt dan het daadwerkelijk is, groep 1, wordt gemiddeld 128 gescoord op de onveiligheidsbelevingsindex. Dit 28

33 Resultaten indexcijfer geeft aan dat men zich ten opzichte van het gemiddelde (=100) in Amsterdam van 2014 veel onveiliger voelde in deze buurt. In groep 3 wordt gemiddeld 84 gescoord op de onveiligheidsbelevingsindex. Men voelt zich in deze buurt veel veiliger dan men zich gemiddeld in Amsterdam voelde in Aard van de criminaliteit Groep 3 scoort hoger dan groep 1 op de criminaliteitsindex en de daaronder liggende indicatoren. Ondanks deze verwachte verschillen, is het interessant om te zien of de criminaliteit verschilt voor de groepen buurten. De totale criminaliteitsindex verschilt niet tussen groep 1 en groep 2, ditzelfde geldt voor de high volume crime index en de high impact crime index. In bijlage 6 zijn de significante resultaten op een niveau van 0,05 van de variantieanalyses weergegeven. De resultaten van alle ANOVA s en post hoc toetsen zijn gerapporteerd in tabel 2 in bijlage 7. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers kan worden geïndiceerd is het niet onveiliger dan in buurten waar het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid klein is. De totale criminaliteitsindex en de HVC index verschillen wel voor groep 2 en groep 3. Er wordt meer criminaliteit gepleegd in de buurten waar men zich veiliger voelt dan blijkt uit de objectieve cijfers. Dit geldt niet voor de HIC index, high impact criminaliteit lijkt er niet voor te zorgen dat er discrepantie ontstaat tussen de objectieve en subjectieve veiligheid. Er zijn kleine verschillen zichtbaar in de aard van de criminaliteit in de groepen buurten. Op fietsdiefstal, zakkenrollerij en straatroof wordt in groep 1 significant lager gescoord dan in groep 2 en groep 3, wat in de lijn der verwachting ligt. In groep 1 wordt 34 gescoord op straatroven waar 100 het Amsterdamse gemiddelde in 2014 is, in groep 2 is dat 59 en in groep 3 wordt 223 gescoord. Fietsendiefstal, zakkenrollerij en straatroven, high volume delicten, worden het minst gepleegd in buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Deze delicten worden het meest gepleegd in buurten waar men zich veiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Deze delicten zorgen er met andere woorden niet voor dat men zich onveilig voelt. In tegenstelling tot dit resultaat vonden Elffers & De Jong (2004) dat straatroven en zakkenrollerij wel degelijk een grote invloed hadden op de onveiligheidsgevoelens. Dit verschil kan mogelijk worden verklaard doordat de meeste zakkenrollerijen en straatroven in de Amsterdamse centrumbuurten worden gepleegd bij toeristen en niet bij buurtbewoners (De Haan, 2012). Deze buurtbewoners zijn wel de personen die in de veiligheidsindex terechtkomen. Opvallend is verder dat groep 1 hoger scoort dan groep 2 en groep 3 op woninginbraken. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan blijkt uit de objectieve cijfers vinden meer woninginbraken plaats dan in buurten waar het verschil klein is. Dit komt overeen met eerdere bevindingen van Elffers & De Jong (2004). 29

34 Resultaten Variabelen betreffende situationele context Met de oneway ANOVA is eveneens bekeken in hoeverre de verschillende onderscheiden variabelen betreffende de situationele context (zie overlastindex bijlage 2 en bijlage 2) een verschil laten zien voor de drie groepen. In de tabellen in bijlage 6 zijn de significante resultaten op een niveau van 0,05 van de eenweg variantieanalyse weergegeven. In bijlage 7 zijn alle (ook niet significante) F scores, de gemiddelden en de resultaten van de post hoc toetsen weergegeven. In bijlage 8 zijn de correlaties van deze variabelen met de variabele die de discrepantie tussen de criminaliteitsindex en de onveiligheidsbelevingsindex meet weergegeven. De correlatiecoëfficiënt is gevoeliger voor uitbijters (Bijleveld, 2009). Gezien het relatief kleine aantal buurten waarmee gerekend wordt verdient daarom de ANOVA de voorkeur. Overlast Er zijn verschillende variabelen betreffende overlast onderscheiden. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de eenweg variantieanalyse met deze variabelen en de groepsindeling aan de hand van de discrepantie weergegeven. Alle variabelen die significant zijn op een niveau van 0,05 zijn weergegeven. Tabel 4 Significante resultaten en gemiddelden oneway ANOVA overlast Groep 1 Groep 2 Groep 3 M M M Rapportcijfer ervaren horeca overlast c 8,19 7,96 7,24 9,15 0,001 Overlast dronken mensen (VM) b c 10,34 13,57 26,48 8,12 0,001 Geluidsoverlast (politie) c 70,85 95,2 191,44 7,72 0,001 Overlast horeca (VM) c 4,74 8,39 14,14 6,46 0,004 Vernieling (VM) c 19,61 14,89 12,1 5,52 0,008 Onderhoud van de perkjes en parken c 35,32 31,25 29,96 5,04 0,011 Overlast politiecijfers 85,23 99,39 205,56 4,73 0,014 Jongeren (VM) c 29,44 22,35 20,00 4,19 0,022 Jeugdoverlast (politie) c 119,75 89,01 74,74 4,07 0,025 Personenoverlast 96,30 100,97 168,41 4,01 0,026 Personenoverlast (politie) 76,85 122,68 312,49 3,83 0,030 Burenoverlast (politie) 82,73 107,16 279,65 3,76 0,032 Slachtoffer vernielingen c 95,53 99,42 129,18 3,73 0,033 Onderhoud van de straat c 36,28 31,5 31,23 3,43 0,042 Rapportcijfer ervaren overlast andere groepen b c 7,13 7,12 6,59 3,30 0,046 a Significant verschil tussen groep 1 en groep 2 (p < 0,05) b Significant verschil tussen groep 2 en groep 3 (p < 0,05) c Significant verschil tussen groep 1 en groep 3 (p < 0,05) F p Voor overlast geldt geen verschil tussen groep 1 en groep 2. In tegenstelling tot wat in de literatuur wordt geschreven leiden een relatief hoge mate van personenoverlast en verloedering er niet toe dat 30

35 Resultaten men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers kan worden verondersteld. De broken windows theorie die veronderstelt dat men zich onveiliger voelt in verloederde buurten lijkt niet op te gaan voor Amsterdamse buurten. Tussen groep 2 en groep 3 is wel een verschil zichtbaar. In buurten in groep 3 wordt meer overlast ervaren van dronken mensen. In buurten in groep 3 wordt gemiddeld 26,48 gescoord op een schaal van 0 (geen overlast) tot 100 (veel overlast), terwijl dat in groep 2 een score van 13,57 is. De hogere overlast van dronken mensen in buurten in groep 3 lijkt samen te hangen met de hogere bedrijvigheid in deze buurten. In buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt verwacht aan de hand van de objectieve veiligheid wordt daarnaast mínder overlast van andere groepen ervaren dan in buurten waar dit verschil klein is. Aan de scatterplot in figuur 6 is te zien dat vooral in vier buurten, Burgwallen Nieuwe Zijde, Burgwallen Oude Zijde, Weteringschans en Grachtengordel Zuid hoog wordt gescoord op de overlastindex. Dit zijn vier van de vijf Amsterdamse uitgaansbuurten. In de vijfde uitgaansbuurt, Nieuwmarkt/Lastage wordt eveneens hoog gescoord op de overlastindex. De overlast in deze buurt verschilt echter niet dermate van de overige buurten. Op de discrepantie scoort deze buurt niet afwijkend. Wanneer de buurten Burgwallen Nieuwe Zijde, Burgwallen Oude Zijde, Weteringschans en Grachtengordel Zuid buiten beschouwing worden gelaten zijn er geen significante verschillen meer zichtbaar op deze indicatoren tussen buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfer wordt geïndiceerd en buurten waar de verschillen tussen objectief en subjectief klein zijn. Figuur 6 Scatterplot slachtofferschap vernielingen en verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid 31

36 Resultaten Wanneer de buurten Burgwallen Nieuwe Zijde, Burgwallen Oude Zijde, Weteringschans en Grachtengordel Zuid weer mee worden genomen in de analyse, blijkt dat buurten in groep 1 en 3 voor meerdere variabelen betreffende overlast en verloedering significant verschillen. Om uit te sluiten dat deze verschillen slechts worden bepaald door de vier eerder genoemde buurten worden de analyses eveneens uitgevoerd zonder deze vier buurten. De overlast van jongeren (F (2, 36) = 5,49, p = 0,008), de meldingen van jeugdoverlast (F (2, 36) = 5,42, p = 0,019), de meldingen geluidsoverlast (F (2, 36) = 5,34, p = 0,009), de meldingen personenoverlast (F (2, 36) = 4,63, p = 0,016), de vernielingen (F (2, 36) = 6,56, p = 0,004) en het onderhoud van de straten (F (2, 36) = 3,35, p = 0,046) en van het groen (F (2, 36) = 5,03, p = 0,011) verschillen dan alsnog voor buurten in groep 1 en in groep 3. Ondanks dat men zich in buurten in groep 3 veiliger voelt dan wordt verwacht op basis van de objectieve cijfers worden in deze buurten meer meldingen gedaan van geluidsoverlast en personenoverlast. Geluidsoverlast en personenoverlast lijken er niet voor te zorgen dat men zich onveiliger voelt. In buurten in groep 1 wordt meer overlast van jongeren ondervonden en wordt hoger gescoord op vernielingen, onderhoud van de straten en onderhoud van het groen. Van jongeren en vernielingen wordt meer overlast ervaren in buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers verwacht wordt. Het onderhoud van de straten en het onderhoud van het groen wordt eveneens slechter beoordeeld in deze buurten. Er dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat de groepen in deze variantieanalyse niet meer dezelfde grootte hebben en dus niet wordt voldaan aan de assumpties van een normale verdeling en gelijke varianties (Field, 2009). De significante variabelen komen grotendeels overeen met de variabelen die significant verschilden voor de gehele groepen waarin de vier buurten wel zijn meegenomen, zie bijlage 5. Buurtkenmerken Onderstaande tabel geeft de significante resultaten op een niveau van 0,05 van de eenweg variantieanalyse voor de buurtkenmerken en de drie groepen buurten weer. Tabel 5 Significante resultaten en gemiddelden oneway ANOVA buurtkenmerken Groep 1 Groep 2 Groep 3 M M M Percentage laagopgeleide slachtoffers a c 27,88 17,43 12,08 13,57 0,000 Aantal cultuurvoorzieningen a c 29 83,38 78,31 8,04 0,001 Aantal kantoren a c 238,47 660,54 720,46 9,34 0,001 Aantal cafés c 3,37 12,00 39,38 7,95 0,001 Percentage slachtoffers 15 t/m 33 jaar c 36,54 41,48 47,85 8,53 0,001 Dagelijkse drukteindex c 57,37 104,08 196,46 8,27 0,001 Aantal hotels b c 2,00 3,90 25,10 8,43 0,002 Percentage slachtoffers niet westers allochtoon c 34,50 24,61 14,00 7,32 0,002 F p 32

37 Resultaten Aantal voorzieningen a c 164,68 368,92 369,15 7,30 0,002 Aantal winkels c 42,58 100,62 173,23 6,57 0,003 Aantal studenten c 184,32 843, ,85 5,41 0,008 Verblijversdichtheidsindex 63,11 87,00 202,38 4,91 0,012 Aantal bezoekers , ,69 4,57 0,016 Percentage slachtoffers eenpersoonshuishouden c 19,71 23,26 25,82 3,38 0,044 a Significant verschil tussen groep 1 en groep 2 (p < 0,05) b Significant verschil tussen groep 2 en groep 3 (p < 0,05) c Significant verschil tussen groep 1 en groep 3 (p < 0,05) In buurten in groep 1 zijn minder cultuurvoorzieningen, minder kantoren en minder overige voorzieningen (ondernemingen van waaruit economische activiteit wordt uitgevoerd) dan in buurten in groep 2. In buurten in groep 1 zijn gemiddeld 29 cultuurvoorzieningen, waar dat er in groep 2 gemiddeld 83 zijn. Het aantal mensen op straat verschilt niet voor deze groepen. In buurten waar men zich veiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt verwacht, zijn meer hotels dan in buurten waar het verschil tussen veiligheidsgevoelens en daadwerkelijke veiligheid klein is. Dit komt overeen met de bevinding van Oppelaar & Wittebrood (2006) dat het gevoel van veiligheid in de buurt grotendeels wordt verklaard door de aanwezigheid en kwaliteit van voorzieningen. Gebieden die men als onveilig aanmerken zijn over het algemeen rustig en verlaten (Nair et al., 2015). Verder valt op dat de kenmerken van de slachtoffers verschillen voor de groepen buurten. In groep 1 zijn meer laagopgeleide slachtoffer dan in groep 2. Het percentage laagopgeleide slachtoffers wordt minder zodra men zich veiliger voelt dan op grond van objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Dit komt vermoedelijk door het hogere percentage lager opgeleiden in buurten in groep 1 (OIS Amsterdam a, 2015). Deze groepen buurten uit groep 2 en groep 3 wijken op deze kenmerken niet af. 3 Tussen groep 1 en groep 3, de extremen, zijn meer verschillen te zien. De buurten in groep 3, waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd, zijn de drukkere buurten. Er zijn daar meer voorzieningen en er vindt meer bedrijvigheid plaats. Drukkere buurten lijken er in meerdere mate voor te zorgen dat men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Dit komt overeen met de verdeling op de kaart, (zie bijlage 4). Buurten in groep 1 liggen vooral aan de buitenkant van de stad en zijn over het algemeen rustiger dan buurten in het centrum, buurten in groep 3. In buurten waar men zich veiliger voelt, groep 3, is een kleiner percentage laagopgeleiden en niet westerse allochtonen slachtoffer en is juist een hoger percentage vijftien t/m drieëndertig jarigen en eenpersoonshuishoudens slachtoffer. Dit komt overeen met de persoonlijke kenmerken van inwoners in buurten aan de buitenkant van de stad en in het centrum (OIS Amsterdam, 2015 a ). 3 Bestudering van de scatterplot leidt tot dezelfde bevindingen. 33

38 Resultaten Publieke ruimte De resultaten van de eenweg variantieanalyse voor verschillen in de publieke ruimte tussen buurten waar men zich onveiliger voelt dan kan worden geïndiceerd, buurten waar het verschil klein is en buurten waar men zich veiliger voelt dan kan worden geïndiceerd zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 6 Significante resultaten en gemiddelden oneway ANOVA publieke ruimte Groep 1 Groep 2 Groep 3 M M M Rapportcijfer leefbaarheid a c 69,64 73,93 76,94 8,59 0,001 Rapportcijfer woningen in omgeving b c 6,64 6,88 7,45 8,36 0,001 Verlichting c 31,1 28,56 26,17 6,73 0,003 Rapportcijfer onderhoud straat/stoep c 6,35 6,70 6,86 6,40 0,004 Rapportcijfer schone straat/stoep c 6,18 6,44 6,75 5,28 0,009 Voorzieningen jongeren c 55,17 51,02 45,09 4,93 0,012 Percentage groen c 23,29 14,33 10,34 3,73 0,032 Rapportcijfer uiterlijk woonomgeving c 6,75 6,94 7,15 3,52 0,039 a Significant verschil tussen groep 1 en groep 2 (p < 0,05) b Significant verschil tussen groep 2 en groep 3 (p < 0,05) c Significant verschil tussen groep 1 en groep 3 (p < 0,05) F p Het rapportcijfer voor de leefbaarheid in de buurt verschilt tussen groep 1 en groep 2. In buurten in groep 1 geeft men gemiddeld een 7,0 en in buurten in groep 2 is dat een 7,4. Buurten waar men zich onveiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers kan worden geïndiceerd verschillen slechts op het rapportcijfer voor de leefbaarheid in de buurt van buurten waar de verschillen tussen objectief en subjectief klein zijn. Groep 2 en groep 3 verschillen op het rapportcijfer voor woningen in de buurt. Verloedering en de overige factoren betreffende de publieke ruimte lijken geen invloed te hebben op het feit dat men zich onveiliger voelt dan kan worden geïndiceerd en andersom. De defensible space theorie lijkt op basis hiervan ook niet op te gaan voor buurten in Amsterdam, fysieke kenmerken zorgen er niet voor dat de onveiligheidsgevoelens van bewoners in bepaalde buurten worden versterkt (Newman, 1972). 4 Buurten in groep 1 en buurten in groep 3 laten wel enkele verschillen zien. Op rapportcijfers voor de leefbaarheid, de woningen in de omgeving het uiterlijk van de buurt scoort groep 3 hoger. In buurten in groep 1, de buurten waar men zich onveiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt verondersteld zijn de verlichting, de voorzieningen en het percentage groen wél beter. 4 Bestudering van de scatterplot leidt tot dezelfde bevinding. 34

39 Resultaten Sociale samenstelling De resultaten van de eenweg variantieanalyse met variabelen betreffende de sociale samenstelling van de verschillende Amsterdamse buurten die op een niveau van minimaal 0,05 significant verschillen zijn hieronder weergegeven. Tabel 7 Significante resultaten en gemiddelden oneway ANOVA sociale samenstelling Groep 1 Groep 2 Groep 3 M M M F p Spanningenindex b c 109,76 100,77 88,69 16,68 0,000 Percentage laagopgeleiden a c 34,53 22,85 15,23 12,31 0,000 Percentage stemmers PVV/SP/splinterpartij a c 25,53 17,28 13,13 17,90 0,000 Percentage stemmers systeempartij a c 74,43 82,68 86,81 17,91 0,000 Percentage inwoners van westerse afkomst c 12,6 18,85 22,45 19,11 0,000 Tevredenheid bevolkingssamenstelling c 42,49 36,89 33,45 6,66 0,003 Percentage inwoners van Turkse afkomst b c 7,12 4,00 1,17 6,24 0,004 Percentage inwoners van Marokkaanse afkomst c 10,41 7,42 2,51 4,70 0,014 Percentage niet westerse mannen 12 t/m 24 c 3,00 1,85 1,44 4,73 0,014 Percentage niet westerse inwoners c 36,63 26,46 19,05 4,47 0,017 a Significant verschil tussen groep 1 en groep 2 (p < 0,05) b Significant verschil tussen groep 2 en groep 3 (p < 0,05) c Significant verschil tussen groep 1 en groep 3 (p < 0,05) De sociale samenstelling verschilt voor de drie groepen buurten. Dit kon reeds verwacht worden op basis van de ligging van de buurten in de verschillende groepen (zie bijlage 4). De sociale samenstelling van buurten aan de buitenkant van de stad verschilt namelijk van buurten in het centrum (OIS Amsterdam a, 2015). In groep 1 is een groter deel van de bevolking laagopgeleid dan in groep 2 en stemt een groter deel van de burgers op de PVV, SP en splinterpartijen zoals de Liberaal Democratische Partij en de partij van de Toekomst. Minder burgers stemmen op systeempartijen. Laagopgeleiden en stemmers op de PVV, SP en splinterpartijen voelen zich mogelijk eerder onveilig dan hoogopgeleiden en systeempartij stemmers. In buurten in groep 3, buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd op grond van de objectieve cijfers, is een kleiner deel van de inwoners van Turkse afkomst. In buurten in groep 3 worden eveneens minder spanningen tussen etnische groepen ervaren dan in buurten in groep 2. Elffers & De Jong (2004) vonden dat burgers zich in hoge mate onveilig voelen als het percentage allochtone bewoners in de buurt groot is. In de Amsterdamse buurten wordt iets vergelijkbaars gevonden. Als het percentage inwoners van Turkse afkomst klein is, voelt men zich veiliger. Dit kan verklaard worden doordat burgers zich veiliger voelen als er minder inwoners van Turkse afkomst in de buurt wonen. Een andere verklaring kan zijn 35

40 Resultaten dat inwoners van Turkse afkomst zich minder snel veilig voelen dan de andere bevolkingsgroepen en dan de autochtone bevolking. De spanningenindex verschilt significant tussen groep 2 en groep 3 en tussen groep 1 en groep 3. In groep 2, de groep met het kleinste verschil tussen veiligheidsgevoelens en objectieve veiligheid worden de meeste etnische spanningen ervaren. Het ervaren van etnische spanningen maakt dus niet dat men zich onveiliger of veiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers kan worden geïndiceerd. 5 In buurten in groep 1 wordt positiever geoordeeld over de samenstelling van de bevolking dan in groep 3. Een negatief oordeel over de samenstelling van de bevolking maakt dus niet dat men zich onveiliger voelt dan het is. Sociaal contact Het resultaat van de eenweg variantieanalyse voor variabelen betreffende sociaal contact en de groepsindeling is zichtbaar in tabel 8. Slechts de variabelen die significant zijn op een niveau van 0,05 zijn daarbij weergegeven. 6 Tabel 8 Significante resultaten en gemiddelden oneway ANOVA sociaal contact Groep 1 Groep 2 Groep 3 M M M F p Rapportcijfer thuis voelen in buurt c 7,66 8,05 8,31 8,33 0,001 Contact met de buren a 51,32 55,77 54,39 3,81 0,030 a Significant verschil tussen groep 1 en groep 2 (p < 0,05) b Significant verschil tussen groep 2 en groep 3 (p < 0,05) c Significant verschil tussen groep 1 en groep 3 (p < 0,05) Het contact met de buren verschilt voor buurten in groep 1 en buurten in groep 2. In buurten in groep 1 wordt gemiddeld 51 gescoord op het contact met de buurten waar in groep 2 een score van 56 gemiddeld is. Daarbij betekent een score van 0 veel contact met de buurtbewoners en een score van 100 weinig contact met de buurtbewoners. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers geïndiceerd wordt, hebben burgers meer contact met buurtbewoners dan in buurten waar het verschil tussen objectief en subjectief klein is. Ondanks dat er meer contact is voelen burgers zich in deze buurten onveiliger. Dit kan ermee te maken hebben dat er wel contact is met de buurtbewoners, maar dat het onderling vertrouwen laag is. Onderling vertrouwen zorgt ervoor dat de onveiligheidsgevoelens minder sterk worden (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Qua sociaal contact is eveneens een verschil zichtbaar tussen buurten in groep 1 en buurten in groep 3. In buurten waar men zich veiliger voelt wordt een hoger cijfer gegeven voor het zich thuis voelen in de buurt dan in buurten waar men zich onveiliger voelt, een 8.3 ten opzichte van een Bestudering van de scatterplot leidt tot dezelfde bevindingen. 6 Bestudering van de scatterplot leidt tot dezelfde bevindingen. 36

41 Resultaten Toezicht en beveiliging Betreffende toezicht en beveiliging zijn slechts enkele variabelen op een niveau van 0,05 significant verschillend voor de groepen buurten. Zie onderstaand tabel 9 voor het resultaat van de eenweg variantieanalyse. 7 Tabel 9 Significante resultaten en gemiddelden oneway ANOVA toezicht en beveiliging Groep 1 Groep 2 Groep 3 M M M F p Tevredenheid gemeente a c 3,67 3,42 3,37 7,19 0,002 Effectiviteit politie a 3,10 3,17 3,18 5,43 0,008 Betrokkenheid politie a 3,12 3,20 3,17 5,04 0,011 Preventie 79,01 73,96 64,88 4,63 0,015 a Significant verschil tussen groep 1 en groep 2 (p < 0,05) b Significant verschil tussen groep 2 en groep 3 (p < 0,05) c Significant verschil tussen groep 1 en groep 3 (p < 0,05) De tevredenheid over de gemeente verschilt significant voor buurten in groep 1 en buurten in groep 2. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd is men tevredener over de gemeente dan in buurten waar het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid klein is. Effectiviteit en betrokkenheid van de politie verschillen significant voor buurten in groep 1 en buurten in groep 2. In buurten waar negatiever wordt geoordeeld over de effectiviteit en betrokkenheid van de politie, voelt men zich onveiliger dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Deze variabelen laten echter geen verschil zien tussen groep 2 en groep 3. Een negatief oordeel over de effectiviteit en betrokkenheid van politie lijkt er voor te zorgen dat men zich onveiliger voelt dan blijkt uit de objectieve cijfers, terwijl een positief oordeel er niet voor lijkt te zorgen dat men zich veiliger voelt dan blijkt uit de objectieve cijfers Kenmerken van de groepen buurten In buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd zijn andere factoren van belang dan in buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd worden gekenmerkt door de factoren in figuur 7. Dit zijn de variabelen die significant verschillen voor groep 1 en groep 2. Burgers in deze buurten hebben meer onveiligheidsgevoelens, er vindt in deze buurten minder high volume criminaliteit plaats en meer woninginbraken. De buurten worden eveneens gekenmerkt door minder cultuurvoorzieningen, kantoren en overige voorzieningen. De sociale samenstelling van deze buurten onderscheidt zich eveneens van buurten waar de verschillen 7 Bestudering van de scatterplot leidt tot dezelfde bevinding. 37

42 Resultaten tussen objectieve en subjectieve veiligheid klein zijn. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd wonen meer laagopgeleiden en meer PVV/SP/splinterpartij stemmers. In deze buurten is beter contact met de buren en is men tevredener over de gemeente. Over de leefbaarheid in de buurt en de effectiviteit en betrokkenheid van de politie is men minder tevreden. Figuur 7 Kenmerken van buurten waar men zich onveiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd In figuur 8 is inzichtelijk gemaakt welke variabelen verschillen voor groep 2 groep 3. Burgers in deze buurten voelen zich veiliger dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Deze buurten worden gekenmerkt door meer criminaliteit. Er zijn eveneens meer hotels en men oordeelt positiever over de woningen in de omgeving. In buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd wordt meer overlast ervaren van dronken mensen. Er wonen minder burgers met een Turkse afkomst, er worden minder etnische spanningen ervaren en er wordt minder overlast ervaren van andere etnische groepen. Figuur 8 Kenmerken van buurten waar men zich veiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd 38

43 Conclusie 5 CONCLUSIE Met behulp van deze studie is inzicht verkregen in de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten. Er is antwoord gegeven op de vraag: Met welke omgevingskenmerken hangt de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten samen? Kenmerken die in de wetenschappelijke literatuur worden genoemd als van belang zijnde voor de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid beïnvloeden vooral de subjectieve veiligheid. Uit dit onderzoek blijkt dat deze factoren niet geheel overeenkomen met de factoren die de discrepantie beïnvloeden. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid is niet in alle Amsterdamse buurten even duidelijk zichtbaar. Er is onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen buurten. De eerste groep bestaat uit de veertien buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. De tweede groep bestaat uit de vijftien buurten waar het verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid het kleinst is. De laatste groep bestaat uit de veertien buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Met behulp van een oneway ANOVA en post hoc toetsen is bekeken in hoeverre diverse variabelen betreffende criminaliteit, overlast, de publieke ruimte, sociale samenstelling, sociaal contact en toezicht en beveiliging verschillen voor de drie groepen buurten. Op die manier is op een beschrijvende wijze in beeld gebracht in hoeverre bepaalde factoren kenmerkend zijn voor de groepen buurten. De buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd, liggen vooral aan de buitenkant van de stad. Elf van de veertien buurten bevinden zich buiten de Amsterdamse ring. Deze buurten verschillen op enkele kenmerken van buurten waar geen groot verschil is tussen de onveiligheidsbeleving en de daadwerkelijke veiligheid. De aard van de criminaliteit tussen deze buurten verschilt minimaal. In de groep waar men zich nauwelijks onveiliger voelt worden meer fietsendiefstallen en zakkenrollerijen en minder woninginbraken gepleegd. Woninginbraken hebben een grote impact op de slachtoffers. Dit bleek eveneens uit eerder onderzoek van OIS Amsterdam b (2015). Delicten als fietsendiefstal en zakkenrollerij hebben minder effect op de onveiligheidsgevoelens. De totale overlastindex verschilt niet tussen deze groepen buurten. In tegenstelling tot wat uit de literatuur blijkt, zorgen personenoverlast en verloedering er niet voor dat men zich onveiliger voelt dan het daadwerkelijk is. De sociale samenstelling is in deze buurten wel verschillend. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd, wonen meer lager opgeleiden en meer PVV/SP/splinterpartij stemmers. Daarnaast geldt dat hoe minder effectief en betrokken de politie wordt gevonden door de burgers, hoe onveiliger mensen zich voelen 39

44 Neighborhoods where people feel more unsafe than they should and vice versa ten opzichte van de objectieve veiligheid. Bij afwezigheid van goed functionerende politie voelen burgers zich onveiliger (Moons, 2015). De tevredenheid van burgers over de gemeente heeft een tegengesteld effect. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd, is men tevredener over het functioneren van de gemeente. De buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd kenmerken zich vooral door de ligging buiten de stad, het hogere percentage lager opgeleiden en PVV/SP/splinterpartij stemmers en de ontevredenheid. De buurten waar men zich veiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd, bevinden zich veelal in het centrum, slechts twee van de veertien buurten bevinden zich buiten de ring. Verschillen tussen buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd en buurten waar de verschillen klein zijn, wijzen slechts enkele verschillen uit. Verschillen in de aard van de criminaliteit laten zien dat er meer high volume criminaliteit wordt gepleegd in buurten waar men zich veiliger voelt dan het daadwerkelijk is. Deze delicten hebben weinig invloed op de veiligheidsgevoelens. Dat bleek al voor de delicten fietsendiefstal en zakkenrollerij. In buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve veiligheid wordt meer overlast ervaren van dronken mensen. Overlast wordt in deze buurten niet gezien als waarschuwing voor problemen in de buurt zoals LaGrange et al. (1992) veronderstellen. Ondanks de overlast, voelen burgers zich in deze buurten namelijk veiliger. In deze buurten wonen minder burgers met een Turkse afkomst. Bijkomend vinden er minder etnische spanningen plaats en wordt er minder overlast ervaren van andere etnische groepen. De afwezigheid van etnische minderheden lijkt ervoor te zorgen dat men zich veiliger voelt. Buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd, worden vooral gekenmerkt door meer reuring en minder etnische spanningen. In tegenstelling tot wat uit de literatuur blijkt, hebben overlast, verloedering, de indeling van de publieke ruimte, sociaal contact en technische beveiliging weinig tot geen invloed op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve cijfers kenmerken zich door buurten aan de rand van de stad met een lage bedrijvigheid, meer woninginbraken, een negatiever oordeel van burgers over de politie en meer PVV/SP/splinterpartij stemmers. Buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd bevinden zich veelal in het centrum. Burgers ervaren daar meer overlast van dronken mensen, oordelen positiever over de woningen in de omgeving en ervaren minder etnische spanningen. De indeling van de publieke ruimte en sociaal contact lijken wél samen te hangen met de onveiligheidsgevoelens an sich. De discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid wordt dus beïnvloed door andere factoren dan slechts de subjectieve veiligheid. 40

45 Discussie 6 DISCUSSIE De gevonden onderzoeksresultaten geven inzicht in de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan op grond van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd, zijn de onveiligheidsgevoelens hoger en is de criminaliteit lager. In de buurten waar men zich veiliger voelt worden meer fietsendiefstallen, zakkenrollerijen en straatroven en minder woninginbraken gepleegd dan in buurten waar men zich onveiliger voelt dan het daadwerkelijk is. Verschillen in de aard van de criminaliteit laten zien dat er meer high volume criminaliteit wordt gepleegd in buurten waar men zich veiliger voelt. High volume criminaliteit heeft weinig invloed op de onveiligheidsgevoelens. Woninginbraken lijken wel invloed te hebben op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Dit komt overeen met de bevindingen van OIS Amsterdam b (2015) en Elffers & De Jong (2004): inbraken hebben een grote impact op de slachtoffers en raken slachtoffers persoonlijk. Rustige en verlaten buurten worden in het algemeen eerder aangemerkt als onveilig (Nair et al., 2015). Ditzelfde beeld is te zien in Amsterdamse buurten. In buurten waar men zich onveiliger voelt zijn minder voorzieningen. Deze buurten liggen veelal buiten het centrum. In buurten waar men zich veiliger voelt dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd zijn meer hotels en deze buurten liggen vooral binnen het centrum. De sociale samenstelling van een buurt heeft eveneens invloed op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. In buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd wonen minder Amsterdammers van Turkse afkomst en worden minder etnische spanningen ervaren. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd wonen meer laagopgeleiden. In buurten met een hoge sociaaleconomische status wonen minder allochtonen en minder laagopgeleiden. Amsterdammers voelen zich waarschijnlijk veiliger in buurten met een hogere sociaaleconomische status. Dit komt overeen met de overige bevolking (Oppelaar & Wittebrood, 2006). In buurten waar men zich veiliger voelt dan wordt geïndiceerd wordt minder overlast ervaren van andere etnische groepen. Autochtonen blijken zich daarnaast vooral onveilig te voelen in buurten met een hoog percentage allochtonen (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Het effect van institutionele instellingen is eveneens zichtbaar in de Amsterdamse buurten. In buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve cijfers wordt een negatiever oordeel gegeven over de effectiviteit en de betrokkenheid van de politie. Het geruststellende effect van de aanwezigheid van politiemedewerkers dat Spithoven (2014) beschrijft is in zekere mate zichtbaar in Amsterdam. Bij een niet effectieve en niet betrokken politie voelt men zich onveiliger. 41

46 Neighborhoods where people feel more unsafe than they should and vice versa Ondanks dat een deel van de gevonden resultaten overeenkomt met wat in de literatuur gesteld wordt over de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid, komt ook een deel niet overeen. In tegenstelling tot wat Nair et al. (2015) vonden over straatverlichting, blijkt dat in buurten waar men zich onveiliger voelt dan wordt geïndiceerd op basis van de objectieve cijfers niet minder straatverlichting aanwezig is dan in buurten waar het verschil klein is. De defensible space theorie lijkt eveneens niet op te gaan voor Amsterdamse buurten (Newman, 1972). De fysieke kenmerken van de buurten zorgen er niet voor dat de onveiligheidsgevoelens in buurten worden versterkt. Een hoge dan wel lage score op de overlastindex blijkt eveneens niet kenmerkend te zijn voor buurten waar men zich veiliger dan wel onveiliger voelt dan wordt verwacht. Het effect van overlast dat wordt gevonden door Elffers & De Jong (2004) en LaGrange et al. (1992) wordt niet geheel teruggevonden in de Amsterdamse buurten. In buurten waar men zich veiliger voelt dan de buurten worden verondersteld te zijn, vindt méér overlast plaats dan in buurten met een klein verschil tussen de objectieve en subjectieve veiligheid. Overlast lijkt in Amsterdam niet te worden gezien als waarschuwing voor problemen in de buurt (LaGrange et al., 1992). De broken windows theorie van Wilson & Kelling (1982) gaat niet op voor Amsterdamse buurten. Het feit dat er meer overlast wordt ervaren in buurten waar men zich veiliger voelt, kan worden verklaard doordat er meer overlast plaatsvindt in drukke buurten. Meer bedrijvigheid lijkt ervoor te zorgen dat men zich veiliger voelt dan het daadwerkelijk is, ongeacht de eventuele overlast die dit met zich meebrengt. Sociale cohesie zou er voor zorgen dat men zich meer betrokken voelt bij de buurt en daardoor meer vertrouwen krijgt in de buurt (Boers et al., 2008). Voor sociale cohesie werd geen verschil gevonden tussen Amsterdamse buurten waar men zich onveiliger of veiliger voelt dan het wordt verondersteld te zijn. Ditzelfde geldt voor het vertrouwd voelen in de buurt en het prettig voelen in de buurt (Hale, 1996). Sociaal contact verschilt niet voor buurten waar een grote discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid zichtbaar is en buurten waar amper discrepantie zichtbaar is. Technische beveiliging heeft eveneens geen invloed op de discrepantie. Voor overige beveiliging geldt dat burgers tevredener zijn over de gemeente in buurten waar zij zich onveiliger voelen dan op basis van de objectieve cijfers wordt geïndiceerd. Het veilige gevoel dat gepaard gaat met de tevredenheid over de politie, lijkt niet op te gaan voor de gemeenten (Moons, 2015). Factoren die samenhangen met de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid die overeenkomen met de wetenschappelijke literatuur zijn: een rustige publieke ruimte, de sociale samenstelling van een buurt en het oordeel van burgers over de politie. Overige factoren die uit de literatuur naar voren komen, worden niet gevonden in Amsterdamse buurten. Een samenhang van overlast, verloedering, sociaal contact, technische beveiliging en het oordeel over de gemeente met 42

47 Discussie buurten met een hoge discrepantie wordt niet gevonden. Verloedering en sociaal contact werden in de literatuur omschreven als van belang zijnde voor zowel de objectieve als de subjectieve veiligheid. Mogelijk verdwijnt het effect op de discrepantie omdat deze factoren de objectieve én de subjectieve veiligheid beïnvloeden. De huidige resultaten laten zien dat vooral de reuring in een buurt en de sociale samenstelling van de buurt invloed hebben op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Hoewel er in de literatuur veelal gewezen wordt op omgevingskenmerken als overlast, verloedering, de indeling van de publieke ruimte, sociaal contact, toezicht en beveiliging worden deze kenmerken in Amsterdamse buurten amper teruggevonden. Variabelen betreffende de publieke ruimte en het sociale contact in de buurt blijken wel verschillend te zijn voor buurten waar men zich onveilig voelt en buurten waar men zich veilig voelt. Het is echter mogelijk dat deze factoren zowel op de subjectieve als op de objectieve veiligheid invloed hebben. Op die manier kan het effect op de discrepantie verdwijnen. Echter moeten deze factoren een even grote invloed hebben op de objectieve en de subjectieve veiligheid om het effect op de discrepantie geheel te laten verdwijnen. Dat lijkt onwaarschijnlijk. In tegenstelling tot wat in de literatuur wordt gesteld, lijken er in Amsterdamse buurten andere factoren van invloed te zijn op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid dan enkel de subjectieve veiligheid. 6.1 Beperkingen huidig onderzoek Dit onderzoek heeft enkele beperkingen. De eerste beperking van dit onderzoek betreft de gebruikte dataset. Doordat (een deel van) de datasets niet is verzameld voor de doeleinden van dit onderzoek, is een aantal variabelen op een niveau groter dan buurtniveau gemeten. Daarnaast waren niet alle gegevens up to date. Enkele gegevens waren slechts beschikbaar over 2014, 2013 of In de meeste gevallen is ervoor gekozen om deze gegevens alsnog te gebruiken. In bijlage 2 is te zien voor welke variabelen dat geldt. Echter zijn dit gegevens die in een buurt in het algemeen niet aan hevige veranderingen onderworpen worden. Om de mechanieken te achterhalen die van belang zijn voor de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid kunnen deze gegevens dan ook goed gebruikt worden. Doordat de gebruikte datasets eveneens voor andere, soms jaarlijkse, onderzoeken gebruikt zijn, is in grote mate aandacht besteed aan de wijze van selectie en de bedreigingen van de constructvaliditeit. Het is daarnaast zo dat in het Basisbestand Gebieden Amsterdam de buurten op een andere manier zijn ingedeeld dan in de Veiligheidsmonitor Amsterdam Amstelland. Daardoor is het een enkele keer voorgekomen dat een groter danwel kleiner gebied dan in de veiligheidsmonitor in één 43

48 Discussie van de groepen is ingedeeld. Echter liggen deze groepen wel altijd naast elkaar en is het onwaarschijnlijk dat er grote verschillen tussen de buurten zichtbaar zijn. Een andere beperking betreft de manier waarop de score voor de discrepantie is samengesteld, namelijk als verschilscore tussen objectieve en subjectieve veiligheid. De objectieve veiligheid, de criminaliteitsindex, en de subjectieve veiligheid, de onveiligheidsbelevingsindex, zijn met behulp van verschillende mechanieken gescoord. In theorie is het daarom mogelijk dat de verschilscore een toevallig verschil is. Doordat bij beide indexen gebruik gemaakt wordt van een index cijfer en de schaal daardoor vergelijkbaar is, is dit echter niet waarschijnlijk. De statistische validiteit van het onderzoek wordt beperkt doordat niet aan alle voorwaarden van de oneway ANOVA wordt voldaan. De eerste voorwaarde van een normale verdeling van de variabelen wordt geschonden. De variabelen die zijn meegenomen in de toets zijn niet allemaal normaal verdeeld. Als de groepen even groot zijn, is de F statistiek robuust voor overschrijdingen van deze assumptie (Field, 2009). Groep 1 en groep 3 wel dezelfde grootte, namelijk 14 buurten. Ook aan de voorwaarde voor homogeniteit van de variantie wordt niet voor alle variabelen voldaan. De Levene s test geeft niet voor alle variabelen een significante uitslag. Ook hier is de F statistiek robuust als er sprake is van gelijke groepen (Field, 2009). De laatste voorwaarde van de ANOVA is onafhankelijkheid van de variabelen (Field, 2009). Een groot deel van de indicatoren komt uit dezelfde bron en lijkt niet zo onafhankelijk als verondersteld wordt. Om dit te ondervangen is gebruik gemaakt van verschillende databestanden en daarmee verschillende bronnen. Ondanks dat niet exact aan alle voorwaarden wordt voldaan, lijkt de ANOVA een bruikbare toets te zijn om te onderzoeken in hoeverre de groepen buurten verschillen. Het gaat daarbij slechts om een beschrijvende analyse. De interne validiteit is in geding doordat de gevonden verschillen niet per se wijzen op een relatie van deze verschillen met de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Er kunnen slechts conclusies worden getrokken over de samenhang en niet over eventuele verklaringen. De gevonden verschillen kunnen in theorie ook volledig losstaan van de discrepantie. Echter is dit onwaarschijnlijk. Over het gehele jaar is de veiligheidsmonitor namelijk over verschillende perioden afgenomen. Eventuele externe invloeden zullen daardoor worden geneutraliseerd. Selectie speelt hier ook een rol. Gevonden effecten betreffende sociale samenstelling kunnen een selectie effect zijn. Vermoedelijk zijn vooral burgers die iets te melden hebben terecht gekomen in de veiligheidsindex. Daarnaast kunnen ook factoren die niet te meten zijn oorzaak zijn van de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Te denken valt dan aan de persoonlijke eigenschappen van respondenten en de invloed van media (Oppelaar & Wittebrood, 2006). 44

49 Discussie 6.2 Aanbevelingen vervolgonderzoek Met dit exploratieve onderzoek is een basis gelegd voor vervolgonderzoek. De eerste stap in het onderzoek naar de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten is hiermee gezet. Determinanten in de situationele context die samenhangen met de discrepantie zijn daarmee blootgelegd. Vervolgonderzoek naar de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in Amsterdamse buurten kan een verdiepingsslag op de gevonden resultaten opleveren. Daarbij kan met behulp van multivariate toetsen gezocht worden naar verklaringen voor de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Zo kunnen eventuele hypothesen getoetst worden om tot een theorie te komen. Deze hypothesen hebben dan betrekking op de wijze waarop sociale samenstelling invloed uitoefent op de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid en de achterliggende mechanismen. De vraag die dient te worden beantwoord is in hoeverre dit verschil in discrepantie daadwerkelijk een gevolg is van de sociale samenstelling. Het is interessant om het kwantitatieve onderzoek aan te vullen met kwalitatief onderzoek. Aan de hand van het kwantitatieve onderzoek blijft het gissen naar verklaringen omdat het onmogelijk is om in iemands hoofd te kijken. Met behulp van interviews kan een duidelijker beeld van eventuele verklaringen geschetst worden. Met vervolgonderzoek kan eveneens gezocht worden naar een verificatie van het huidige onderzoek met behulp van beter onderbouwde analyses. Het is verder interessant om te onderzoeken welke factoren samenhangen of verklarend zijn voor onveiligheidsgevoelens op het platteland. Uit de gedane analyses blijkt namelijk dat de rustigere gebieden aan de buitenkant de gebieden zijn waar men zich onveiliger voelt. Dat doet vermoeden dat burgers zich op plattelandsgebied, waar het over het algemeen rustiger is, zich onveiliger voelen dan burgers van stedelijk gebied. Daarnaast is het in vervolgonderzoek naar de discrepantie tussen objectieve en subjectieve veiligheid in het algemeen interessant om er rekening mee te houden dat er verschil is in de variabelen die van invloed zijn op de discrepantie en variabelen die van invloed zijn op de subjectieve veiligheid. Voor vervolgonderzoek naar de discrepantie in het algemeen wordt daarom aangeraden om niet slechts te focussen op factoren die de subjectieve veiligheid beïnvloeden. 45

50 LITERATUURLIJST Akkermans, M. (2015). Criminaliteit en veiligheidsbeleving. Landelijke en regionale trends. Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op via < /media/imported/documents/2015/48/2015 criminaliteit en veiligheidsbeleving.pdf>. Alper, M. & Chappell, A.T. (2012). Untangling Fear of Crime: A Multi theoretical Approach to Examining the Causes of Crime Specific Fear. Sociological Spectrum, 32(4), p Averdijk, M. & Elffers, H. (2012). The discrepancy between survey based victim accounts and police reports revisited. International Review of Victimology, 18(2), p Biderman, A.D. & Reiss, A. J. (1967). On Exploring of the Dark Figure of Crime. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science, 374(1), p Bijleveld, C.C.J.H. (2009). Methoden en Technieken van Onderzoek in de Criminologie. Boom Juridische Uitgevers: Den Haag. Boers, J., Steden, R. van & Boutellier, H. (2008). Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving. Een kwantitatieve studie onder inwoners van Amsterdam. Tijdschrift voor Veiligheid, 7(3), p Bruinsma, G.J.N. & Bernasco, W. (2004). De Stad en Sociale Onveiligheid. Een State of the Art van wetenschappelijke kennis in Nederland. NSCR en Universiteit Leiden. Geraadpleegd op via < Bureau Beke (2009). Feiten over Veiligheidsbeleving in de gemeente Arnhem. Geraadpleegd op via < Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (2015). Veiligheidsmonitor Geraadpleegd op via < pdf>. Centraal Bureau Statistiek (CBS) Statline (2016). (On)veiligheidsbeleving; persoonskenmerken. Geraadpleegd op via < 1&D2=0&D3=0,7 8&D4=l&HDR=G3,G1,G2&STB=T&VW=T>. Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (CCV) (2010). Aanpak fysieke verloedering. Effectieve aanpakken om de cirkel te doorbreken. Geraadpleegd op via < g.pdf>. Cohen, L.E. & Felson, M. (1979). Social Change and Crime Rate Trends: A Routine Activity Approach. American Sociological Review, 44(4), p Derks, F. & Gerrits, J. (2007). Misvormde risicoperceptie: een veilige samenleving die niet zo beleefd wordt. PROCES, 2007(5), p Dijk, van, Soomeren, van & Partners (1993). Onveiligheidsgevoelens nader bekeken. Een onderzoek ten behoeve van de integrale veiligheidsrapportage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Geraadpleegd op via < groep.nl/projecten/p81/4622/>. Dijk, T. van, Flight, S. & Oppenhuis, E. (2000). Voor het beleid, achter de cijfers: de uitkomsten van de gsb monitor veiligheid en leefbaarheid nader geanalyseerd. Hilversum, Intomart. Elffers, H. & W. de Jong (2004) Nee ik voel me nooit onveilig. Determinanten van sociale veiligheidsgevoelens. Werkdocument 5, Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling RMO. Elffers, H. & Jong, W. de (2005). Eerst zien, dan geloven. Heerlense burgers over de aanpak van onveiligheid. NSCR. Field, A. (2009). Comparing several means (ANOVA). In: A. Field (red.), Discovering Statistics Using SPSS (p ). Dubai: Oriental Press. Flight, S. (2002). Onveiligheidsgevoelens in Amsterdam. Quick literatuurscan voor meting onveiligheidsgevoelens. Amsterdam: DSP groep. 46

51 Franklin, C.A. & Franklin, T.W. (2009). Predicting fear of crime. Considering Differences Across Gender. Feminist Criminology, 4(1), p Groeneweg, J. (2010). Het beoordelen van risico s: een subjectieve zaak. Tijdschrift voor Veiligheid, 9(1), p Haan, W.J.M. de (2012). Straatroof. WODC. Geraadpleegd op via < uub3zjoahucxrqkhygtaa0qfggcmaa&url=http%3a%2f%2fwww.wodc.nl%2fimages%2f stra_volledige%2520tekst_tcm pdf&usg=AFQjCNECrJUQd5BA6BhBD1rgQz9dmE8kDw&bvm=bv ,d.d24&c ad=rja>. Hale, C. (1996). Fear of crime: a review of the literature. International review of victimology, 28(6), p Huizing, E. (2008). Inleiding SPSS 16 voor Windows. Den Haag: Sdu Uitgevers BV. Koppen, M. van (2008). Veiligheid en vertrouwen (masterthesis). Geraadpleegd op via < LaGrange, R.L., K.F. Ferraro & M. Supancic (1992). Perceived Risk and Fear of Crime: Role of Social and Physical Incivilities. Journal of Research in Crime and Delinquency, 29(3), p Meij, S. de (2010). Subjectieve en objectieve veiligheid: een overbrugbare kloof? (masterthesis). Geraadpleegd op via < Ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie (2002). Naar een veiliger samenleving. Den Haag: Ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. Moons, E. (2015). Presentatie Veiligheidsmonitor Geraadpleegd op via <\\basis.lan\amsterdam\ois\projecten\lopende Projecten\16102 Veiligheid 2016>. Nair, G., MeNair, D.F. & Ditton, J. (2015). Road lightning and pedestrian reassurance after dark: A review. Lightning Research and Technology, 47(1), p Newman, O. (1972). Defensible space: crime prevention through urban design. New York: Macmillan Company. OIS Amsterdam (2015) 1. Amsterdam in cijfers, Jaarboek De Groot Drukkerij: Goudriaan. OIS Amsterdam (2015) 2. Woninginbraak heeft grote impact op slachtoffers. Geraadpleegd op via < heeft groteimpact op slachtoffers>. Oppelaar, J. & Witteboord, K. (2006). Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzocht. Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd op via < Pleysier, S. (2011). Over objectieve en subjectieve onveiligheid. En de (on)zin van het rationaliteitsdebat. Tijdschrift voor Veiligheid, 10(4), p Salmi, S. Gronroos, M. & Keskinen, E. (2004). The role of police visibility in fear of crime in Finland. Policing an international journal of police strategies & management, 27(4), p Sampson, R.J. (2012), Great American City: Chicago and the Enduring Neighborhood Effect. Chicago: University of Chicago Press. Shaw, C. R. en H. D. McKay (1942). Juvenile delinquency and urban areas. Chicago: University of Chicago Press. Smeets, H. (2015). Verantwoording Veiligheidsindex Gemeente Amsterdam, Onderzoek, Informatie en Statistiek. Geraadpleegd op via < ndex2014.pdf>. Snel, E. Hart, M. t & Oliviera, G. (2014). Veiligheid en veiligheidsbeleving in Rotterdam: analyse van gegevens uit het Wijkprofiel. Geraadpleegd op via < leefbaar.nl/wpcontent/uploads/onveiligheidsbeleving.pdf>. Spithoven, R. (2014). Een terughoudende praktijk. Over de praktische vraagtekens bij het bestrijden van onveiligheidsgevoelens. Tijdschrift voor Veiligheid, 13(3), p

52 Spithoven, R., De Graaf, G. & Boutellier, H. (2012). Geen angst, maar onbehagen. Resultaten van een Q studie naar subjectieve sociale onveiligheid. Tijdschrift voor Veiligheid, 11(3), p Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 Vanderveen, G. (2002). Beleving van veiligheid in de buurt. Tijdschrift voor Veiligheid & Veiligheidsverzorg, 1(1). Vanderveen, G., Pleysier, S. & Rodenhuis, W. (2011). Meten van onveiligheid. In: Stol, W., Tielenbrug, C., Rodenhuis, W., Pleysier, S. & Timmer, J. (Red.), Meten van onveiligheid (p ). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Vergouw, S.J. Jennissen, R.P.W., Weijters, G. & Smit, P.R. (2014). Naar Nationale Veiligheidsindices. WODC. Geraadpleegd op via < constructie nationaleveiligheidsindex.aspx>. Wilson, J. Q. & Kelling, G. L. (1982). Broken windows. In: Atlantic Monthly, p

53 BIJLAGEN Bijlage 1 Buurten uit de veiligheidsindex Amsterdam Amstelland Figuur 1 De 104 buurten uit politieregio Amsterdam Amstelland (veiligheidsindex) 49

Feiten over. Veiligheidsbeleving. in de gemeente Arnhem

Feiten over. Veiligheidsbeleving. in de gemeente Arnhem Feiten over Veiligheidsbeleving in de gemeente Arnhem Feiten over Veiligheidsbeleving in de gemeente Arnhem Voor burgers speelt het persoonlijke gevoel van veiligheid een belangrijke rol. Dit gevoel wordt

Nadere informatie

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 2008-2011

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 2008-2011 Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland 28-211 Deze notitie brengt op basis van de Amsterdamse Veiligheidsmonitor de leefbaarheid en veiligheid in de regio Amsterdam-Amstelland tussen 28 en 211

Nadere informatie

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1 Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Internetbijlagen bij hoofdstuk 8 Wonen,

Nadere informatie

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013 Politie Eenheid Fact sheet nummer 4 februari 213 Veiligheidsmonitor -Amstelland 28-212 Deze fact sheet brengt de veiligheid in de regio -Amstelland tussen 28 en 212 in kaart. blijkt op verschillende indicatoren

Nadere informatie

Gevoelens van onveiligheid in een veilige buurt. Een kwantitatief onderzoek naar de oorzaken van onveiligheidsgevoelens in Rotterdam

Gevoelens van onveiligheid in een veilige buurt. Een kwantitatief onderzoek naar de oorzaken van onveiligheidsgevoelens in Rotterdam Gevoelens van onveiligheid in een veilige buurt Een kwantitatief onderzoek naar de oorzaken van onveiligheidsgevoelens in Rotterdam Auteur thesis Geoffrey Oliviera 377331 Master Grootstedelijke Vraagstukken

Nadere informatie

Slachtoffers van woninginbraak

Slachtoffers van woninginbraak 1 Slachtoffers van woninginbraak Fact sheet juli 2015 Woninginbraak behoort tot High Impact Crime, wat wil zeggen dat het een grote impact heeft en slachtoffers persoonlijk raakt. In de regio Amsterdam-Amstelland

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11 De Eindhovense Eindhoven, oktober 11 Inhoud 1 Inleiding 1 2 Objectieve index: 3 2.I Inbraak 3 2.II Diefstal 4 2.III Geweld 4 2.IV Overlast/vandalisme 4 2.V Veilig ondernemen (niet in index) 5 3 Subjectieve

Nadere informatie

Gemeente Breda. Subjectieve onveiligheid. Individuele en buurtkenmerken onderzocht. Juni 2015

Gemeente Breda. Subjectieve onveiligheid. Individuele en buurtkenmerken onderzocht. Juni 2015 Gemeente Breda Subjectieve onveiligheid Individuele en buurtkenmerken onderzocht Juni 2015 Uitgave: Gemeente Breda BBO/Onderzoek en Informatie e-mail: onderzoek@breda.nl www.kenjestadbreda.nl Publicatienummer:

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Buurtrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is de buurt? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Analyse deelgebied Maaspoort 2016

Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Afdeling O&S December 2016 2 1. Aanleiding en doel In Maaspoort signaleren professionals meervoudige problematiek in een gedeelte van de wijk. Het gaat om het zuidelijk

Nadere informatie

Figuur 1: Geregistreerde criminaliteit versus onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt in Rotterdam

Figuur 1: Geregistreerde criminaliteit versus onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt in Rotterdam Veiligheid en veiligheidsbeleving in Rotterdam: analyse van gegevens uit het Wijkprofiel Erik Snel, Margrietha t Hart en Geoffrey Oliviera (Afdeling Sociologie, EUR) 1. Inleiding De gemeente Rotterdam

Nadere informatie

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid Veiligheid kernthema: De criminaliteitscijfers en de slachtoffercijfers laten over het algemeen een positief beeld zien voor Utrecht in. Ook de aangiftebereidheid van Utrechters is relatief hoog (29%).

Nadere informatie

Leefbaarheidsindex Amsterdamse buurten Periode eerste vier maanden 2012

Leefbaarheidsindex Amsterdamse buurten Periode eerste vier maanden 2012 Leefbaarheidsindex Amsterdamse buurten Periode 2010 - eerste vier maanden 2012 Een openbare ruimte die schoon, heel en veilig is draagt bij aan het verminderen van gevoelens van onveiligheid. Om deze reden

Nadere informatie

VeiligheidsMonitor. Elke Moons en Ger Linden, Geocongres 30 juni 2016

VeiligheidsMonitor. Elke Moons en Ger Linden, Geocongres 30 juni 2016 VeiligheidsMonitor Elke Moons en Ger Linden, Geocongres 30 juni 2016 Opzet presentatie Ontwikkeling 2005-heden Huidige onderzoeksinstrument Enkele landelijke trends (Laag)regionale mogelijkheden Politie-indeling

Nadere informatie

Leefbaarheidsmonitor. Inzicht in de leefbaarheid en veiligheid in uw gemeente. Scope Onderzoek B.V. KvK Stadionstraat 11B9 4815NC Breda

Leefbaarheidsmonitor. Inzicht in de leefbaarheid en veiligheid in uw gemeente. Scope Onderzoek B.V. KvK Stadionstraat 11B9 4815NC Breda Leefbaarheidsmonitor Inzicht in de leefbaarheid en veiligheid in uw gemeente Scope Onderzoek B.V. KvK 64421279 Stadionstraat 11B9 4815NC Breda Inhoud Het meten van de ervaren leefbaarheid is voor gemeenten

Nadere informatie

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt? VEILIGHEIDSMONITOR-WIJKPEILING ALMERE 2017 Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt? 23 mei 2018 Meer weten over uw eigen wijk? Ga naar www.wijkmonitoralmere.nl 1. INTRODUCTIE

Nadere informatie

Spanningen in Amsterdamse buurten in 2014

Spanningen in Amsterdamse buurten in 2014 1 Spanningen in Amsterdamse buurten in 2014 Fact sheet februari 201 OIS berekent jaarlijks een spanningenindex om per buurt te laten zien in hoeverre er spanningen zijn tussen bevolkingsgroepen. Deze fact

Nadere informatie

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden Veiligheidsmonitor 2008, gemeente 1 Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 In deze bijlage worden de uitkomsten van de monitor weergegeven in tabellen. Van de volgende gebieden worden cijfers gepresenteerd:

Nadere informatie

Angst en vertrouwen. Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving. drs. Josca Boers

Angst en vertrouwen. Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving. drs. Josca Boers Angst en vertrouwen Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving Samenwerking tussen Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam en de Vrije Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden Veiligheidsmonitor Gemeente Leiden Resultaten per stadsdeel en in de tijd Mediad Rotterdam, maart 2011 Veiligheidsmonitor, Gemeente Leiden 1 In dit overzicht worden de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor

Nadere informatie

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013 Factsheet 14-6 Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 13 Auteurs: S.J. Vergouw, R.P.W. Jennissen, G. Weijters & P.R. Smit 14 Het WODC heeft een nieuwe methode ontwikkeld om de ontwikkelingen in

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010 Veiligheidsmonitor Wijkrapport Augustus 2010 Wijkrapport Augustus 2010 Hoe leefbaar en veilig is Integrale Veiligheidsmonitor Inleiding Eind heeft de gemeente voor het eerst deelgenomen aan de Integrale

Nadere informatie

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014 Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014 Veiligheidssituatie steeds beter De veiligheidssituatie in s-hertogenbosch verbetert. Dit bleek al uit de Veiligheidsmonitor

Nadere informatie

Angst en vertrouwen. Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving. drs. Josca Boers

Angst en vertrouwen. Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving. drs. Josca Boers Angst en vertrouwen Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving Samenwerking tussen Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam en de Vrije Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is het? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Es Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Es Hoe leefbaar en veilig is de Es? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is de? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019 Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 19 JUNI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Onveilige wijken? Hogeschool Utrecht Lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid. Auteur: dr. Remco Spithoven m.m.w. Daphne Weij

Onveilige wijken? Hogeschool Utrecht Lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid. Auteur: dr. Remco Spithoven m.m.w. Daphne Weij Onveilige wijken? Een secundaire analyse op de paragraaf onveiligheidsbeleving van de VeiligheidsMonitor 2016 voor de gemeente Dordrecht, Vlaardingen, Sliedrecht en Nissewaard Hogeschool Utrecht Lectoraat

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Hoe leefbaar en veilig is? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen

Nadere informatie

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt Kernrapport Veiligheidsmonitor (2013-2017) Gemeente Leiden Leefbaarheid in buurt Inleiding In dit hoofdstuk staat het thema leefbaarheid in de woonbuurt centraal. Eerst komt aan de orde hoe Nederlanders

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010 Veiligheidsmonitor Wijkrapport Augustus 2010 Wijkrapport Augustus 2010 Hoe leefbaar en veilig is het Integrale Veiligheidsmonitor Inleiding Eind heeft de gemeente voor het eerst deelgenomen aan de Integrale

Nadere informatie

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-015 1 maart 2012 9.30 uur Gevoelens van onveiligheid iets verminderd Minder Nederlanders voelen zich onveilig Slachtofferschap veel voorkomende criminaliteit

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid Groningen september tot december 18 JANUARI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen Leefbaarheid 7,5 Leefbaarheid (rapportcijfer) : 7,5 Fysieke voorzieningen (score) Sociale cohesie in de buurt (score) Aanpak gemeente L&V (% (zeer) ) Gemeente, 2015 6,3 29,0 38,2 Overlast in de buurt %

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden Resultaten per district en in de tijd Bureau Onderzoek Op Maat april 2010 Veiligheidsmonitor 2009, gemeente Leiden 1 In dit overzicht worden de uitkomsten van de

Nadere informatie

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Hoe veilig is Leiden? Integrale Veiligheidsmonitor gemeente Leiden Bijlagenrapport April 2012 Colofon Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563, 7500 AN Enschede Rapportnummer 2012/022 Datum April

Nadere informatie

Buurtprofiel: Heugemerveld hoofdstuk 11

Buurtprofiel: Heugemerveld hoofdstuk 11 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

Hoe veilig voelen Almeerders zich? Veiligheidsmonitor 2011

Hoe veilig voelen Almeerders zich? Veiligheidsmonitor 2011 Maart Hoe veilig voelen Almeerders zich? Veiligheidsmonitor Hoe gaat het met de leefbaarheid in? Hoe heeft het oordeel van bewoners over leefbaarheid & veiligheid zich ontwikkeld? Telefoonnummer: 14036

Nadere informatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie De Staat van de Stad Amsterdam V Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie Kernpunten 10 jaar Staat van de Stad Gemiddelde leefsituatiescore naar herkomstgroepen, 2000, 2002, 2004, 2006 en 2008 108

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 OKTOBER 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

5 Samenvatting en conclusies

5 Samenvatting en conclusies 5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

Inventarisatie overlast uitgaanscentrum Vlaardingen

Inventarisatie overlast uitgaanscentrum Vlaardingen Inventarisatie overlast uitgaanscentrum Vlaardingen J. Snippe A. Beelen B. Bieleman COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl Kantoor Groningen:

Nadere informatie

Licht & sociale veiligheid

Licht & sociale veiligheid Licht & sociale veiligheid DOOR JOREN VAN DIJK OMGEVINGSPSYCHOLOOG.NL 22 juni 2015 Doelen workshop Kennis ophalen Welke rol heeft sociale veiligheid in het lichtproces? Hoe kunnen we jullie helpen? Kennis

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid Resultaten gemeentebeleidsmonitor 217 Veiligheid en leefbaarheid 1. Inleiding Om de twee jaar wordt er een onderzoek, de zogeheten gemeentebeleidsmonitor, uitgevoerd onder de inwoners naar verschillende

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Woerden

Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Woerden Veiligheidsmonitor 20 Gemeente Woerden Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Gemeente Woerden DIMENSUS beleidsonderzoek April 202 Projectnummer 475 Samenvatting 3 Inleiding. Leefbaarheid van de buurt 3.

Nadere informatie

Tabel 1: Stellingen Fysieke voorzieningen en Sociale contacten in woonbuurt (%)

Tabel 1: Stellingen Fysieke voorzieningen en Sociale contacten in woonbuurt (%) Leefbaarheid Tabel 1: Stellingen Fysieke voorzieningen en Sociale contacten in woonbuurt (%) mee eens niet mee eens Geen neutraal Wegen, paden en pleintjes goed onderhouden 51 21 25 3 Perken, plantsoenen

Nadere informatie

Gegevensanalyse Schiedam-Oost. plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden

Gegevensanalyse Schiedam-Oost. plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden Gegevensanalyse Schiedam-Oost plaats hier uw foto: de guidelines helpen om de juiste afmeting te maken gebruik schaal en crop mogelijkheden Inwoners en woningen per 1-1-2014 Oost Schiedam inwoners 11.286

Nadere informatie

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode Fact sheet Leefbaarheids Periode 2010-2012 nummer 3 februari 2013 Deze fact sheet gaat in op de leefbaarheid van buurten in Amsterdam. Ontwikkelingen vanaf 2010 komen aan de orde, met specifieke aandacht

Nadere informatie

Leefbaarheid en overlast in buurt

Leefbaarheid en overlast in buurt 2013 Leefbaarheid en overlast in buurt Gemeente (2013): Scherpenzeel vergeleken met Regionale eenheid Oost-Nederland Landelijke conclusies Leefbaarheid buurt Zeven op de tien Nederlanders vinden leefbaarheid

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 7 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie onderdelen

Nadere informatie

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt Gemeente Leiden Nederland en Grotestedenbeleid G32 Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32 Leefbaarheid in de buurt Landelijke

Nadere informatie

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode 2010-2013-1 nummer 4 juni 2013 Deze fact sheet gaat in op de leefbaarheid van buurten in Amsterdam. Ontwikkelingen vanaf 2010 komen aan de orde, met specifieke aandacht

Nadere informatie

Buurtprofiel: Nazareth hoofdstuk 5

Buurtprofiel: Nazareth hoofdstuk 5 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 18 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie

Nadere informatie

Schildersbuurt. Concept Maatschappelijk Index, versie Maatschappelijke index 6

Schildersbuurt. Concept Maatschappelijk Index, versie Maatschappelijke index 6 Schildersbuurt D. Sociale binding Maatschappelijke index 6 4 2 A. Capaciteiten wijk 2012 wijk 2014 stadsdeel 2012 stadsdeel 2014 stad 2014 3,7 3,9 4,8 4,7 6,0 Maatschappelijke index 3,7 4,5 4,9 4,8 6,0

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

ONDERZOEK VEILIGHEID. Inwonerpanel Gemeente Dongen Onderzoek 9 Mei GfK 2014 Gemeente Dongen Onderzoek Veiligheid Mei

ONDERZOEK VEILIGHEID. Inwonerpanel Gemeente Dongen Onderzoek 9 Mei GfK 2014 Gemeente Dongen Onderzoek Veiligheid Mei ONDERZOEK VEILIGHEID Inwonerpanel Gemeente Dongen Onderzoek 9 Mei 14 GfK 14 Gemeente Dongen Onderzoek Veiligheid Mei 14 1 Inhoudsopgave 1. Samenvatting. Onderzoeksresultaten Voorvallen en misdrijven Veiligheid

Nadere informatie

Buurt-voor-Buurt Onderzoek Ittersum

Buurt-voor-Buurt Onderzoek Ittersum Buurt-voor-Buurt Onderzoek In januari/februari 2018 is het Buurt-voor-Buurt Onderzoek van 2018 uitgevoerd. Ruim 10.500 Zwolse inwoners van 18 jaar en ouder hebben aan het onderzoek meegewerkt. Door deze

Nadere informatie

Analyse veiligheidsbeleving 2015

Analyse veiligheidsbeleving 2015 Analyse veiligheidsbeleving 2015 een notitie van Onderzoek Juni 2016 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 0302861350 onderzoek@utrecht.nl in opdracht van Eenheid Veiligheid

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 18 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie

Nadere informatie

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015) Gemeente (2015) Castricum Noord-Holland-Noord, Nederland Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015) Gemeente (2015) Castricum vergeleken met Politieregio Noord-Holland-Noord en Nederland Leefbaarheid

Nadere informatie

Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 2016 Analyse

Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 2016 Analyse Wijktoets Aandachtswijk Gesworen Hoek 21 Analyse Figuur 1: subwijken Gesworen Hoek Inleiding Met ingang van 214 voeren we 1 keer per 2 jaar de wijktoets uit in de gemeente Tilburg. De wijktoets is een

Nadere informatie

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN 22 oktober Sinds 2011 meet Bureau O+S met een signaleringsinstrument de spanningen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdamse buurten. De

Nadere informatie

Criminaliteit en slachtofferschap

Criminaliteit en slachtofferschap 3 Criminaliteit en slachtofferschap M.M.P. Akkermans Bijna één op de vijf Nederlanders van 15 jaar en ouder was in 2015 slachtoffer van veelvoorkomende criminaliteit zoals gewelds-, vermogensof vandalismedelicten.

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor Gemeente Achtkarspelen

Veiligheidsmonitor Gemeente Achtkarspelen Veiligheidsmonitor Gemeente Achtkarspelen Inhoud Samenvatting 3 Inleiding 5 1. Leefbaarheid 6 1.1 Fysieke kwaliteit buurtvoorzieningen 6 1.2 Kwaliteit sociale woonomgeving 7 1.3 Actief in woonomgeving

Nadere informatie

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Factsheet 201 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Directie Openbare Orde en Veiligheid Projectnummer: 11 Beek, Eliza van der Smeets, Harry Bezoekadres: Oudezijds

Nadere informatie

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING : COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam: St. Jansstraat

Nadere informatie

Sterk en Zwak in Amsterdam. Een analyse van 11 leefdomeinen in 22 Amsterdamse gebieden

Sterk en Zwak in Amsterdam. Een analyse van 11 leefdomeinen in 22 Amsterdamse gebieden Sterk en Zwak in Amsterdam Een analyse van 11 leefdomeinen in 22 Amsterdamse gebieden Sterk en Zwak in Amsterdam Pagina 2 van 45 Sterk en Zwak in Amsterdam Een analyse van 11 leefdomeinen in 22 Amsterdamse

Nadere informatie

Veiligheid HI-Ambacht

Veiligheid HI-Ambacht Veiligheid HI-Ambacht INTEGRALE VEILIGHEIDSMONITOR 015 Inhoud De landelijke Veiligheidsmonitor helpt n om een beeld te krijgen van de lokale veiligheidssituatie. Niet alleen van de situatie volgens de

Nadere informatie

Een veilig Amsterdam. Samen zorgen we ervoor. Veiligheidsindex Amsterdam

Een veilig Amsterdam. Samen zorgen we ervoor. Veiligheidsindex Amsterdam Een veilig Amsterdam. Samen zorgen we ervoor. Veiligheidsindex Amsterdam 2003-2005 Veiligheidsindex Amsterdam 2003-2005 Een beleids- en meetinstrument van de driehoek Amsterdam-Amstelland. De Veiligheidsindex

Nadere informatie

Veiligheid in Westerpark

Veiligheid in Westerpark Veiligheid in Westerpark Stadsdeel Westerpark wil meer inzicht in de veiligheidsgevoelens van de bewoners van Westerpark en heeft daarom in de derde meting aan de leden van het bewonerspanel een aantal

Nadere informatie

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren nummer 1 juni 2012 Categorieën/doelgroepen First offender: een persoon van 18 jaar of ouder die voor het eerst in aanraking is gekomen met Justitie.

Nadere informatie

WijkWijzer Deel 1: de problemen

WijkWijzer Deel 1: de problemen WijkWijzer Deel 1: de problemen Ondiep, Utrecht overlast dronken mensen overlast door drugsgebruik overlast jongeren vernieling openbare werken rommel op straat overlast van omwonenden auto-inbraak fietsendiefstal

Nadere informatie

Buurtprofiel: Wittevrouwenveld hoofdstuk 3

Buurtprofiel: Wittevrouwenveld hoofdstuk 3 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

4.3 Veiligheidsbeleving

4.3 Veiligheidsbeleving 4.3 Veiligheidsbeleving Samenvatting: Het gevoel van veiligheid in het algemeen is sinds 2002 vrij constant. Iets meer dan één op de drie bewoners voelt zich vaak of soms onveilig. Het gevoel van onveiligheid

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet Opzet De Wijk- en buurtmonitor 2016 bestaat uit 14 documenten. Iedere wijk in s-hertogenbosch wordt in een apart document gepresenteerd. U kunt deze documenten vinden op de volgende gemeentelijke pagina:

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen In het oostelijk deel van s-hertogenbosch ligt, midden in de polder, een nieuwe woonwijk: de Groote Wielen. In totaal komen er ongeveer 4.350 woningen, daarvan

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II Opgave 4 Slachtoffers van criminaliteit Bij deze opgave horen de teksten 9 tot en met 12, figuur 2 en 3 en tabel 1 uit het bronnenboekje. Inleiding Ruim drie miljoen Nederlanders worden jaarlijks het slachtoffer

Nadere informatie

Bijlage 2: integrale monitor malberg

Bijlage 2: integrale monitor malberg 1 Bijlage 2: integrale monitor malberg INTEGRALE MONITOR MALBERG Doelstelling Indicator MALBERG Prettige wijk voor verschillende woonen leefculturen gemiddeld aantal reacties van woningzoekenden op vrijkomende

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-024 31 maart 2009 9.30 uur Veiligheidsgevoel maakt pas op de plaats Aantal slachtoffers veel voorkomende criminaliteit verder gedaald Gevoel van veiligheid

Nadere informatie

Straatintimidatie van vrouwen in Amsterdam

Straatintimidatie van vrouwen in Amsterdam Factsheet september 2016 Van ruim duizend ondervraagde Amsterdamse vrouwen geeft 59% aan het afgelopen jaar te zijn geconfronteerd met een of meer vormen van (seksuele) straatintimidatie, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 6 juni 2012

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 6 juni 2012 Fact sheet nummer 6 juni 2012 Spanningen in Amsterdamse buurten in 2011 O+S heeft een spanningenindex ontwikkeld om per buurt te laten zien in hoeverre sprake is van spanningen tussen bevolkingsgroepen.

Nadere informatie

Buurtprofiel: Limmel hoofdstuk 7

Buurtprofiel: Limmel hoofdstuk 7 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. JONGEREN ALS SLACHTOFFER

HOOFDSTUK 3. JONGEREN ALS SLACHTOFFER HOOFDSTUK 3. Binnen de sociale wetenschap en de criminologie is de belangstelling voor slachtofferschap en de figuur van het slachtoffer de laatste decennia toegenomen. 1 Naast de victimologie als deeldiscipline,

Nadere informatie

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Stadsmonitor. -thema Veiligheid- Stadsmonitor -thema Veiligheid- Modules Vermogensdelicten 2 Geweld 4 Vernieling en overlast 6 Verdachten 8 Onveiligheidsgevoelens 9 Preventie 11 Oordeel over functioneren politie en gemeente m.b.t. veiligheid

Nadere informatie

Buurtprofiel: Wyckerpoort hoofdstuk 10

Buurtprofiel: Wyckerpoort hoofdstuk 10 Buurtprofiel: hoofdstuk. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het buurtprofiel voor gepresenteerd. Over de jaren, en worden de ontwikkelingen weergegeven en tevens wordt de leefbaarheid in

Nadere informatie

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 3 mei 2014

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 3 mei 2014 Fact sheet nummer 3 mei 214 Spanningen in Amsterdamse buurten in 213 O+S heeft een index ontwikkeld om per buurt te laten zien in hoeverre sprake is van tussen bevolkingsgroepen. Deze fact sheet presenteert

Nadere informatie

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011 Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011 Eén van de prioriteiten van de gemeente is het aanpakken van overlast, onder andere van verslaafde dak- en thuislozen. Het uiteindelijke

Nadere informatie

Hoe veilig is Leiden?

Hoe veilig is Leiden? Hoe veilig is? Veiligheidsmonitor gemeente Tabellenrapport April 2014 Colofon Uitgave I&O Research Zuiderval 70 Postbus 563, 7500 AN Enschede Rapportnummer 2014/015 Datum April 2014 Opdrachtgever Auteurs

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

UNIVERSITEIT TWENTE. Woninginbraken en buurtkenmerken Een onderzoek naar de samenhang tussen woninginbraken en buurtkenmerken in de gemeente Enschede

UNIVERSITEIT TWENTE. Woninginbraken en buurtkenmerken Een onderzoek naar de samenhang tussen woninginbraken en buurtkenmerken in de gemeente Enschede UNIVERSITEIT TWENTE Woninginbraken en buurtkenmerken Een onderzoek naar de samenhang tussen woninginbraken en buurtkenmerken in de gemeente Enschede Elise Spanjer 1-2-2011 Bachelorscriptie Elise Spanjer

Nadere informatie

(On)veiligheidsbeleving in Wittevrouwenveld

(On)veiligheidsbeleving in Wittevrouwenveld (On)veiligheidsbeleving in Wittevrouwenveld Een kwalitatief onderzoek naar de subjectieve veiligheid van bewoners van de buurt Wittevrouwenveld in gemeente Maastricht Auteur Suzan Suskens Datum 21 maart

Nadere informatie