Raadsvoorstel AANLEIDING

Transcriptie

1 Raadsvoorstel Nummer 251 Dienst Dienst Welzijn, Onderwijs en Cultuur Welzijn, Onderwijs en Cultuur Datum 27 augustus 2002 Betreft Integratie Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) in het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO) Commissie Bijlage(n) Samenvatting In het kader van de Robuuste RIO-regeling is in 2001 het principebesluit genomen de Wvg-advisering te integreren in het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO) en om over de wijze van integratie en de datum van implementatie een besluit te nemen voor 1 juli Teneinde deze besluitvorming voor te bereiden is de afgelopen maanden door het extern onderzoeksbureau BMC onderzoek gedaan naar modellen voor integratie. De diverse mogelijkheden zijn besproken binnen en tussen de AM-gemeenten, met het RIO en met vertegenwoordigers van patiënten en consumenten (PCPAM). Op grond van de overwegingen zoals die in dit voorstel zijn aangegeven stellen wij u voor in te stemmen om te kiezen voor de minimumvariant als startmodel dat in principe kan uitgroeien naar een volledig geïntegreerde indicatiestelling. AANLEIDING Om de kwaliteit van de indicatiestelling, de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de positionering/verbreding van de indicatieorganen verder te verbreden heeft VWS in 2001 gelden ter beschikking gesteld in het kader van de Robuuste RIO-regeling. Deze regeling is bedoeld voor: 1. Opschaling werkgebied (niet van toepassing op AM-regio); 2. Integratie van de indicatiestelling voor Wvg-voorzieningen; 3. Afstoten oneigenlijke taken; 4. Verbetering van de interne bedrijfsvoering; 5. Afstemming met zorgverzekeraars ten aanzien van de registratie; 6. Inbreng door patiënten- en consumentenorganisaties. Gemeenten konden samen met hun RIO een activiteitenplan indienen voor de besteding van de gelden. Een deel van het subsidie is aangewend om een onderzoek te verrichten naar de interne bedrijfsvoering van het RIO. Deloitte&Touche Bakkenist heeft hiertoe opdracht gekregen. De uitkomst van het onderzoek heeft er toe geleid dat het RIO, voor de verbetering van de bedrijfsvoering een aantal maatregelen heeft genomen. Daarnaast is besloten de gelden tevens te gebruiken voor een onderzoek naar de manier waarop de integratie plaats kan vinden. Bij de beoordeling van het opgestelde activiteitenpla n in het kader van deze regeling heeft VWS haar eisen met betrekking tot de integratie aangescherpt. Verplicht gesteld werd om een principebesluit te nemen om de Wvg-advisering te integreren in het RIO en om over de wijze waarop en het tijdstip van implementatie een besluit te nemen vóór 1 juli Dit principebesluit is inmiddels door alle regiogemeenten genomen. Onderhavig voorstel betreft het besluit over de wijze waarop en tijdstip van implementatie. Het externe onderzoek is inmiddels afgerond. Door de collegewisselingen is er enige vertraging in het onderzoek opgetreden, waardoor besluitvorming in de raden vóór 1 juli Commissie Welzijn, Onderwijs en Cultuur

2 Volgvel 2 niet meer haalbaar is. Hierover is inmiddels overleg met VWS geweest en is er tot 1 oktober 2002 uitstel verleend. VOORWAARDEN VOOR HET VERKRIJGEN VAN DE SUBSIDIEREGELING Indien de integratie niet gerealiseerd wordt, zal VWS alle beschikbaar gestelde gelden in het kader van de robuuste RIO regeling terugvorderen (alles-of-niets-principe). Daarnaast heeft VWS (informeel) aangekondigd de integratie verplicht te zullen stellen indien gemeenten onvoldoende uit eigen beweging meewerken aan de totstandkoming hiervan. VERLOOP EXTERN ONDERZOEK Aan het extern onderzoeksbureau BMC is gevraagd om het onderzoek uit te voeren. In de rapportage van BMC (ligt voor u in de raadsportefeuille) wordt de aanpak van het onderzoek beschreven (hoofdstuk 1). In een werkconferentie heeft BMC in overleg met de AM-gemeenten 3 modellen uitgekozen om verder uit te werken. Het zijn de minimale variant, de maximale variant en de bundelingsvariant. Ze worden beschreven in hoofdstuk 2.3 van het rapport. De belangrijkste beoordelingscriteria in de discussies blijken te zijn: Financiële consequenties; Sturingsmogelijkheden van zowel gemeenten als RIO; Klantvriendelijkheid. BESPREKING RAPPORT BMC BINNEN EN TUSSEN GEMEENTEN Als de modellen worden afgezet tegen deze beoordelingscriteria, ontstaat het beeld zoals weergegeven in matrixvorm (zie bijlage), waarbij de beoordelingscriteria die (mogelijk, voor een deel) negatief scoren cursief zijn gedrukt. BMC adviseert op basis van deze consequenties om voor de bundelingsvariant te kiezen (zie o.a. de samenvatting voorin het rapport van BMC). Zij laat daarbij het beoordelingsperspectief van de integraliteit en onafhankelijkheid prevaleren. Zij kiest hiervoor omdat op deze wijze de sturingsmogelijkheden gekoppeld worden aan de te onderscheiden verantwoordelijkheden. De maximale variant heeft weinig nadelige gevolgen, behalve op het punt van de aansturing. Maar juist dit onderdeel wordt heel belangrijk gevonden vanwege de ervaringen die opgedaan zijn met de geringe invloed die tot dusver kon worden uitgeoefend op het RIO. Ook BMC geeft aan dat de keuze voor de maximale variant risicovol is, omdat er geen weg terug is. Het vergt een zeer goede vertrouwensbasis tussen RIO en gemeenten. BMC constateert dat het RIO voor wat betreft het functioneren als organisatie op dit moment slechts het voordeel van de twijfel krijgt van de gemeenten. Verder heeft de maximale variant als nadeel dat deze volgens het RIO in strijd is met de onafhankelijkheid in indicatiestelling (onderscheid indiceren en uitvoering) van het RIO. Desondanks zijn er regio s die wel met dit model werken (o.a. Zaanstad).

3 Volgvel 3 In de discussies binnen en tussen de AM-gemeenten naar aanleiding van de rapportage van BMC is gebleken dat het merendeel van de betrokkenen de voorkeur geeft aan de minimale variant. Deze voorkeur wordt door meerdere overwegingen ingegeven: De behoefte de eigen sturingsmogelijkheden maximaal te houden; Twijfels aan de efficiency en capabiliteit van het RIO; Vrees dat de goede aspecten van de werkwijze en effic iency van de eigen Wvgorganisaties verloren zullen gaan; (Thans) Voor de gemeente niet is in te schatten wat een indicering door het RIO qua tijds- c.q. kostenaspect zal betekenen. Dit is in het kader van de budgetneutraliteit wel een wezenlijk onderdeel van het geheel hetgeen de aansturing bij overdracht van taken naar het RIO kan bemoeilijken; Het willen behouden van de snelheid en overzichtelijkheid bij de afhandeling van aanvragen. Daarbij zijn er twijfels aan de werkbaarheid van een knip tussen indicatiestelling en uitvoering: op dit moment vindt de beoordeling van een rolstoelaanvraag plaats aan de hand van een passing, bij de integratie zou het RIO eerst een programma van eisen opstellen waarna nog een aparte passing moet plaatsvinden door de gemeente om de rolstoel te selecteren, ook zou de beoordeling van een woningaanpassing plaatsvinden los van bij aannemers op te vragen offertes; Het instandhouden van de eigen Wvg-organisatie biedt mogelijkheden om een lokaal zorgloket te realiseren; Het onderbrengen van de indicatiestelling van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en de Gehandicaptenzorg. STANDPUNT CLIENTENORGANISATIES In het kader van cliëntenparticipatie zijn de cliëntenorganisaties ook betrokken geweest bij het onderzoek. Het Patiënten / Consumentenplatform Amstelland en de Meerlanden (PCPAM) heeft deelgenomen aan de tweede werkconferentie in het kader van het BMC-onderzoek en is gevraagd hierover te communiceren met de eigen achterban. PCPAM geeft de voorkeur aan de bundelingsvariant. Zij kiezen niet voor de maximale variant omdat zij een scheiding wensen tussen de indicatiestelling en de uitvoering ter versterking van de positie van de individuele cliënt (maatwerk). Daarnaast wordt het argument van de integraliteit genoemd, zodat cliënten niet bij allerlei verschillende loketten hoeven aan te kloppen. Echter ook de PCPAM pleit voor behoud van het goede van de huidige situatie, waarbij als het goede het huisbezoek en snel kleine zaken kunnen regelen genoemd worden Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de cliënten de voorkeur geven aan het onderbrengen van de gehele Wvg-indicatiestelling bij het RIO, mits dit geen nadelige gevolgen heeft voor de snelheid en klantvriendelijkheid in de afhandeling van Wvgtrajecten. STANDPUNT RIO In reactie op een eerdere ambtelijke notitie met betrekking tot de voorgestelde besluitvorming om te kiezen voor de minimumvariant heeft het RIO alle regiogemeenten haar reactie doen toekomen (bijgevoegd). Hieruit blijkt het RIO begrip te hebben voor een gefaseerde aanpak van de integratie, maar tegelijkertijd te vrezen, dat de integratie beperkt blijft tot een papieren besluit. Het

4 Volgvel 4 RIO pleit voor een ontwikkelingsgerichte benadering die recht doet aan het onderschreven principe van "klantgerichtheid/vriendelijkheid in de termen van inzichtelijkheid en snelheid. Het RIO kiest voor een implementatietraject richting de bundelingsvariant. STANDPUNT GEMEENTE Gelet op alle bovengenoemde argumenten stellen wij u voor op dit moment te kiezen voor de minimale variant. Wel dienen de mogelijkheden van een verdere integratie van de Wvg in het RIO in beeld te blijven. We stellen voor om bij de uitwerking van de minimale variant de nadruk in de eerste plaats te leggen op: Protocollering werkwijze bij de indicering voor de Wvg; Deskundigheidsbevordering door scholing, casusbesprekingen en samenwerking tussen Wvg-en RIO-medewerkers; Steekproefsgewijze toetsing door het RIO; Afstemmen dossiervorming, zo mogelijk toewerken naar één dossier. Voor zover gebruik gemaakt wordt van externe advisering, ligt het voor de hand dat deze externe advisering voortaan onttrokken wordt bij het RIO. Zodra de besluitvorming in alle gemeenten is afgerond wordt gestart met het implementatietraject. TUSSENTIJDSE EVALUATIE, UITEINDELIJKE PERSPECTIEF Om te bezien of verdere integratie naar de bundelingsvariant mogelijk en wenselijk is wordt voorgesteld om minimaal eens per jaar een evaluatie te laten plaatsvinden. Daarbij worden de volgende evaluatiecriteria voorgesteld: mate van integraliteit; klantvriendelijkheid (snelheid, objectiviteit/onafhankelijkheid); verder inzicht in de aan de werkwijzen verbonden kosten; landelijke ontwikkelingen; aansturingsmogelijkheden RIO. Om goed te kunnen meten zullen (sommige) evaluatiecriteria overigens nog nader geoperationaliseerd en meetbaar gemaakt moeten worden. IMPLEMENTATIETRAJECT Op dit moment worden de mogelijkheden onderzocht om een externe adviseur in te schakelen om de implementatie te bevorderen. Deze externe adviseur heeft dan de rol van procesbegeleider, coördinator en kwartiermaker. Het resterende budget van de robuuste RIO-regeling biedt nog wel enige financiële ruimte om een dergelijke persoon aan te stellen (op dit moment is op regionaal niveau ,00 beschikbaar. Hieruit zullen overigens ook de kosten voor scholing en eventuele aanpassingen in de automatisering ed. bekostigd moeten worden). Er zijn inmiddels afspraken gemaakt om als eerste stap, in nauw overleg met gemeenten en RIO, te komen tot een implementatieplan. Het concept- implementatieplan zal bestuurlijk worden vastgesteld via het portefeuillehoudersoverleg. Het definitieve implementatieplan zal daarna ter besluitvorming aan het college van B&W worden voorgelegd.

5 Volgvel 5 Voorstel Wij stellen u voor: Naar aanleiding van het onderzoek door BMC naar modellen voor integratie van de Wvg in het RIO Amstelland en de Meerlanden te kiezen voor de minimumvariant als startmodel dat in principe kan uitgroeien naar een volledig geïntegreerde indicatiestelling; Dit voorstel is behandeld in de raadscommissie Welzijn, Onderwijs en Cultuur. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, de secretaris, de burgemeester, mw. ir. H.J. Wijsenbeek J. van Houwelingen

6 Raadsbesluit De raad van de gemeente Haarlemmermeer; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 27 augustus 2002, nummer 251; besluit: Naar aanleiding van het onderzoek door BMC naar modellen voor integratie van de Wvg in het RIO Amstelland en de Meerlanden te kiezen voor de minimumvariant als startmodel dat in principe kan uitgroeien naar een volledig geïntegreerde indicatiestelling; Vastgesteld in de openbare vergadering van 5 september De secretaris, De voorzitter, mw. ir. H.J. Wijsenbeek. J. van Houwelingen Commissie Welzijn, Onderwijs en Cultuur