Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen"

Transcriptie

1 Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen Jef C. Verhoeven Centrum voor Onderwijssociologie KU Leuven E. Van Eventstraat, 2b 3000 Leuven Geert Devos Vlerick Leuven Gent Management School Bellevue, Ledeberg (Gent) geert.devos@vlerick.be Paper voor de Marktdag Sociologie van 22 mei 2003 in Nijmegen (Nederland)

2 2 Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen. Jef C. Verhoeven Geert Devos 1. Inleiding Onder impuls van het decreet van 13 juli 1994 is het aantal hogescholen in Vlaanderen drastisch gereduceerd. Van de 164 instellingen in 1992 blijven er in het academiejaar nog 22 over. Hoewel het decreet hogescholen niet verplichtte om te fuseren, was vooral de invoering van een nieuwe financieringsregeling voor veel instellingen een krachtige stimulans om een fusie aan te gaan met andere hogescholen. Het decreet voerde een enveloppesysteem in, waarbij de hogescholen zelf verantwoordelijk werden gesteld voor het aanwenden van hun eigen middelen. De overheid hoopte op die manier een meer efficiënt gebruik van middelen te verwezenlijken. Daarenboven zou de controle voor de overheid eenvoudiger worden en het onderwijsaanbod duidelijker en meer gestroomlijnd. Het decreet beoogde ook de hogescholen meer bestuurskracht te geven en meer autonomie. De hogescholen zouden zelf meer strategische keuzes kunnen maken, hun eigen aanbod promoten en veranderingen in het onderwijslandschap opvangen, zoals bijvoorbeeld elearning. De hogescholen zouden zich ook beter internationaal kunnen profileren en zich inschakelen in internationale netwerken. De overheid verlangde via het decreet ook dat de scholen meer systematisch taken inzake wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening zouden opnemen, m.a.w. de weg van de academisering inslaan. Uit eerder onderzoek is gebleken dat fusies niet zonder problemen verlopen en dat de vooropgestelde moderne, dynamische en professionele organisatie die wordt beoogd, niet zonder meer wordt bereikt. McHugh & Kyle (1993) wezen erop dat een fusie een stressvol proces is, een proces met veel weerstand en problemen. In Vlaanderen betekende de fusie voor meerdere hogescholen niet enkel een andere naam of een nieuw overkoepelend hogeschoolbestuur maar ook de confrontatie met nieuwe opleidingen, soms verandering van gebouw, van campus enz.. Het was dan ook niet voor de hand liggend dat men aan een dergelijke onderneming begon. Niet alleen is de weg tot de fusie vaak geplaveid met problemen, ook het verhoopte product zal niet altijd volledig worden bereikt. Zoals uit meerdere onderzoeken blijkt zijn er geen eenduidig te interpreteren gevolgen van fusie aan te stippen (Fielden, 1991; Halter & Gullerud, 1995; Patterson, 2000). Bijna alle variabelen in het onderzoek van Halter & Gullerud (1995) blijken soms in positieve en iets frequenter in negatieve zin te veranderen na de fusie. Een ander aspect is dat fusies geen momentane gebeurtenissen zijn maar processen van lange adem (Goedegebuure, 1992; Goedegebuure en Meek, 1991). Martin & Samels (1994) spreken van een postfusie consolidatie en groei naar gemeenschap. Gedurende dit proces zou volgens deze auteurs de echte fusie zich voltrekken, technisch en cultureel. De tijdsperiode die nodig is voor dergelijke dynamiek wordt door hen geschat op vijf jaar. Het moment waarop de fusie wordt onderzocht moet bijgevolg in rekening worden gebracht. Deze paper zal zich echter niet zozeer inlaten met de problemen tijdens het tot stand komen van de fusie, dan wel met de appreciatie van de fusie en bepaalde gevolgen van de fusie ongeveer vijf jaar na de formele fusie.

3 3 Bij een proces van innovatie is het belangrijk om te weten of de deelnemers zich goed voelen bij de verandering. Dit vormt de eerste vraag. Vervolgens beschrijven we of het onderwijspersoneel tevreden is over zijn dagelijkse arbeid. Dit heeft uiteraard enige band met de fusie zoals we ook zullen vaststellen. Een vrees die dikwijls leeft bij vernieuwingen is dat dit aanleiding geeft tot meer werk. Wij hebben ook deze vraag onderzocht en meer bepaald een onderscheid gemaakt tussen een toename van de administratieve belasting, van het aantal onderwijsuren en stage-uren en van de arbeid in het algemeen. Samen met de fusie werd door de wetgever ook een stimulans gegeven om de academisering van de hogescholen te bevorderen. Wij vroegen ons af of volgens het onderwijspersoneel dit proces wel degelijk kon worden opgestart tijdens een fusieproces. Verder zullen we nagaan of de belofte dat gefuseerde hogescholen meer financiële of didactische middelen zouden krijgen door het onderwijspersoneel ook zo wordt ervaren en of er meer werd geïnvesteerd in studiebegeleiding, nieuwe centrale taken (op hogeschool niveau) en kwaliteitsverbetering. En als laatste vraag onderzoeken we in deze paper of de centrale administratie van de hogeschool de docenten aanzet om meer aandacht te besteden aan maatschappelijke dienstverlening en wetenschappelijk onderzoek. Fusies nemen echter verschillende vormen aan en daarom is het belangrijk na te gaan of deze verschillende vormen ook een verschillende waardering krijgen van de docenten. Daarom gaan voorgaande vragen samen met enkele andere vragen die peilen naar verschillen tussen hogescholen en verschillende organisatorische kenmerken van hogescholen. Vanuit een beleidsstandpunt is het interessant te weten of er verschillen zijn waar te nemen tussen de opvattingen van het onderwijspersoneel van hogescholen met een verschillende juridische structuur (er zijn immers organisatorische verschillen tussen autonome, vrije en provinciale hogescholen). Ook relevant voor deze vraagstelling zijn de volgende organisatorische kenmerken van de hogescholen: de omvang van de nieuwe hogeschool, de wijze waarop de fusie is tot stand gekomen (inter- of intra-departementale fusie), de heterogeniteit van het studieaanbod van de hogeschool, de geografische spreiding van de departementen, de plaats van de respondent in het bestuur van de hogeschool, het soort studieveld waarin de respondent werkzaam is. Andere kenmerken die wellicht ook enige betekenis kunnen hebben voor het oordeel van het onderwijspersoneel over de wijze waarop zij de fusie beleefden zijn de volgende: leeftijd, geslacht, rang of functieniveau, tijdelijke of benoemde positie, voltijdse of deeltijdse opdracht, diploma, leeftijd en anciënniteit? 2. Methode Het onderzoek omvatte een kwalitatief en een kwantitatief luik. In het kwalitatief onderzoek is eerst een verticale analyse gemaakt waarin vijf casestudies van hogescholen zijn ontwikkeld op basis van gesprekken met algemeen directeurs, verantwoordelijken van centrale diensten en departementshoofden van de betrokken hogescholen. De vergelijking van de casestudies heeft geleid tot een horizontale analyse, waarbij een aantal fusie-effecten en hun beïnvloedende factoren volgens de beleidsvoerders zijn geïdentificeerd en beschreven. In dit artikel worden deze fusie-effecten en de beïnvloedende factoren niet weergegeven. Het kwantitatief luik betreft een uitgebreide survey bij 773 docenten uit 11 hogescholen met behulp van een schriftelijke vragenlijst (die tweemaal werd aangeboden om de respons te vergroten). Om de afwijkingen in de verdeling van de respondenten over de verschillende

4 4 juridische structuren van de hogescholen en het geslacht van de respondenten te corrigeren, werden de data per hogeschool gewogen. In deze survey is onder meer gepeild naar de tevredenheid van de docenten over de fusie, naar hun arbeidstevredenheid en een aantal belangrijke variabelen zoals de inspraak en de integratie in de hogeschool. Voor de meeste variabelen werden Likertschalen ontworpen, zoals zal blijken uit de resultaten hieronder. Vier van de vijf hogescholen uit de casestudies werden ook betrokken in de survey. Een hogeschool uit de casestudies weigerde mee te werken aan de survey. In deze paper zullen we uitsluitende gebruik maken van een deel van de resultaten van de survey. Zoals hierboven reeds beschreven beperken we de analyse tot enkele vragen die een beeld geven van de tevredenheid over en enkele resultaten van de fusie die door de wetgever beoogd werden. Vragen over inspraak, samenwerking en de betekenis van de sociale omgeving van de hogescholen van de fusie worden niet besproken. 3. Onderzoeksresultaten 3.1. Zijn docenten tevreden over de fusies Hierboven werd reeds door andere onderzoekers vastgesteld dat de fusie van instellingen voor hoger onderwijs niet zonder problemen verloopt en dat dit dikwijls voor gevolg heeft dat docenten niet erg gelukkig zijn met de fusie. Dit hebben wij ook hier vastgesteld. Op een schaal van 1 tot 5 scoren de docenten gemiddeld 2,4 (α = 0,85). Anders uitgedrukt: ongeveer 70 % van de docenten zijn ontevreden of zeer ontevreden. Tabel 3.1. Tevredenheid over de fusie (score 1 tot 5) N X Totaalscore tevredenheid over de fusie 462 2,40 0,86 Resultaat van de fusie 537 2,70 1,17 De fusie-operatie 520 2,50 1,08 Werking van het departement 537 3,12 1,12 Inspraak in het fusieproces 514 1,98 1,04 Meer tevreden als docent 524 2,08 1,16 Meer tevreden over hogeschool 517 2,16 1,20 Het meest uitgesproken is de houding van de respondenten tegenover de mogelijkheid tot inspraak in de fusie; de gemiddelde score is hier nog geen 2 op 5. Aan het andere uiteinde van het continuüm ligt de uitspraak: tevredenheid over de werking van het departement tijdens de fusie, maar het blijft ook hier een lage score (3,12 op 5). Deze tevredenheid verschilt van hogeschool tot hogeschool (F (9,512) = 4,88; p<0,001). Een tweetal katholieke hogescholen (G en E) en een provinciale hogeschool (J) scoren relatief hoog wat de tevredenheid over fusie betreft, maar hun score is niet hoger dan 2,84. De gemiddelde score voor tevredenheid over de fusie daalt tot 2,2 of minder in de provinciale Hogeschool K, de autonome Hogeschool A en de katholieke Hogeschool D. Spijts de enige indicaties van hierboven zijn er geen significante verschillen qua tevredenheid over de fusie al naargelang de juridische structuur van de hogescholen (F (2,533) = 1,63; p = 0,197). Dit is wel het geval voor de grootte van de hogeschool: middelgrote (tussen en studenten) ( X = 2,37) en grote (meer dan studenten) hogescholen ( X = 2,36) scoren significant lager dan de respondenten uit kleinere hogescholen ( X = 2,61; F (2,533) = 4,57; p

5 5 = 0,011). Ook de heterogeniteit van het aanbod binnen de verschillende hogescholen houdt verband met de tevredenheid over de fusie: zeer heterogene hogescholen (6 of meer studiegebieden) scoren significant lager wat tevredenheid over de fusie betreft dan minder heterogene hogescholen (tot en met 5 studiegebieden; t = 5,23; df = 460; p < 0,001). Analyse van de gemiddelde tevredenheid over de fusie per studiegebied laat zien dat respondenten binnen de studiegebieden Gezondheidszorg (score= 2,78) en Onderwijs (score = 2,69) minder ontevreden zijn over de fusie dan het onderwijzend personeel uit de andere studiegebieden. Respondenten uit de studiegebieden Sociaal-agogisch werk (score = 2,23), Architectuur (score = 2,23) en vooral Industriële Wetenschappen en Technologie (score = 2,18) tonen zich het minst tevreden over de fusie (F (5,465) = 6,48; p<0,001). Vrouwen melden een significant hogere tevredenheid over de fusie dan mannen (t = -3,622; df = 460; p < 0,001): de gemiddelde score van de vrouwen is 2,6 tegenover 2,3 bij mannen. De variabele leeftijd (binnen de groep docenten die de fusie hebben meegemaakt) vertoont geen significant verband met tevredenheid over de fusie (Pearson s r = -0,03; p = 0,526; N = 458). Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook het aantal jaar dat docenten verbonden zijn met de hogeschool geen verband houdt met de tevredenheid over de fusie (Pearson s r = 0,01; p = 0,994; N = 459). De gemiddelde tevredenheid over de fusie van de houders van een diploma van één cyclus ligt beduidend hoger dan de tevredenheid over de fusie van houders van andere diploma s (F (3,525) = 5,63; p = 0,001). We vinden bovendien een significante negatieve correlatie tussen het hoogst behaalde diploma en de tevredenheid over de fusie: hoe hoger het behaalde diploma, des te lager de tevredenheid over de fusie (Spearman s rho = -0,130; p = 0,006; N = 444). Het was niet onredelijk te verwachten dat benoemde en voltijdse docenten toch nog iets positiever zouden staan tegenover de fusie. Dit klopt echter niet. Benoemde respondenten zijn even (on)tevreden over de fusie als de tijdelijk aangestelde respondenten (t = 0,457; df = 441; p = 0,648). Wanneer we de respondenten groeperen naar de omvang van de opdracht (voltijds vs. deeltijds) vinden we geen noemenswaardige verschillen (t = - 0,298; df = 458; p = 0,766). Wel wordt er een groot verschil vastgesteld tussen de docenten van de één-cyclus-opleidingen en dezen van de twee-cycli-opleidingen: docenten uit één-cyclus-opleidingen (score = 2,51) zijn significant meer tevreden met de fusie dan docenten uit twee-cycli-opleidingen (score = 2,19) (t = 4,24; df = 427; p<0,001). Verder is er een significant verband tussen het functieniveau van de lesgevers en tevredenheid met de fusie (F (4,480) = 5,32; p < 0.001). De lectoren (score = 2,5), maar vooral de praktijklectoren (score = 2,68) zijn minder ontevreden over de fusie dan de assistenten 1 (score = 2,31), docenten (score = 2,29) en de (iets kleinere groep) van hoofddocenten 2 (score = 1,9). Het al of niet zetelen in een interdepartementale raad heeft ook een betekenis voor de tevredenheid over de fusie: respondenten die op deze manier bij de werking van de hogeschool zijn betrokken, zijn globaal iets meer tevreden over de fusie en de gefusioneerde hogeschool (t = 2,331; df = 451; p = 0,02). Vervult men een coördinerende functie dan is men ook meer tevreden over de fusie (t = 2,3; df = 452; p = 0,02). 1 Deze categorie vertegenwoordigt zowel de praktijkassistenten, artistiek assistenten en de eigenlijke assistenten. 2 Tot de categorie docenten worden ook de artistiek docenten gerekend. Binnen de groep hoofddocenten vinden we ook één gewoon hoogleraar terug.

6 6 Tabel 3.2. Deelname aan interdepartementale raad of coördinerende functie en tevredenheid over de fusie (score 1 tot 5) N X Interdepartementale raad 99 2,58 0,82 Niet-deelname interdepartementale raad 354 2,35 0,87 Totaal 453 2,40 0,86 Coördinerende functie 180 2,52 0,84 Geen coördinerende functie 274 2,33 0,88 Totaal 454 2,40 0,86 Fusies binnen de fusie 3 geven geen aanleiding tot een grotere tevredenheid over de fusie (t = -0,906; df = 438; p = 0,365). De fusie had voor heel wat docenten ook voor gevolg dat zij hun werk in een andere arbeidsomgeving moesten realiseren. Wij hebben drie vormen onderscheiden: - les op een andere campus (t = 3,79; df = 450; p < 0,001) - les op meerdere campussen (t = 0,5; df = 442; p = 0,616) - les in meerdere departementen (t = 0; df = 444; p = 1) Het verschil tussen de gemiddelde tevredenheid over de fusie bij docenten die sinds de fusie lesgeven op een andere campus en zij die deze verandering niet hebben meegemaakt, is significant: de eerste groep (die sinds de fusie lesgeeft op een andere campus; score = 2,68) is significant meer tevreden over de fusie dan de tweede groep (score = 2,31). Het feit dat men lesgeeft op meerdere campussen of in meerdere departementen heeft geen merkbare invloed op de tevredenheid over de fusie. Dit is eveneens zo voor de respondenten die sinds de fusie de campus delen met andere departementen (t = -1,06; df = 439; p = 0,288) Zijn de docenten tevreden over hun arbeid. Ontevredenheid over de fusie betekent niet automatisch dat docenten ontevreden zijn over hun arbeid. Wij vonden een score van 3,48 op een schaal die loopt van 1 tot 5 (α = 0,86). In vergelijking met de tevredenheidsmeting over de fusie vinden we hier een veel meer tevreden docenten, nl. 54% is (zeer) tevreden, en 21% is (zeer) ontevreden. Nochtans is deze score ook weer niet hoog te noemen. De gemiddelde score voor arbeidstevredenheid voor andere organisaties is 3,7 (Devos, Vanderheyden, Van den Broeck, 2001), wat toch hoger is dan het cijfer van de docenten in de hogescholen. Tabel 3.3. Arbeidstevredenheid van docenten en deelitems (score 1 tot 5) N X (totaalscore) arbeidstevredenheid 761 3,48 0,97 Ik zou anderen aanraden werk te zoeken zoals het mijne 701 3,23 1,24 Ik zou anderen aanraden om in onze hogeschool te werken 718 3,22 1,16 Als ik de kans had zou ik van baan veranderen** 728 2,12 1,31 Ik ben erg tevreden over mijn hogeschool 751 3,20 1,17 3 Met fusie binnen de fusie wordt departementale fusie bedoeld. Deze situatie doet zich voor als de respondent deel uitmaakt van een departement dat is samengesteld uit verschillende groepen docenten uit verschillende vroegere hogescholen.

7 7 Ik voel mij goed als docent in deze hogeschool 754 3,60 1,13 Andere hogescholen lijken mij een betere werkomgeving te bieden** <0,01 Net zoals bij de tevredenheid over de fusie zijn er merkwaardige verschillen vast te stellen tussen de hogescholen wat arbeidstevredenheid betreft. De provinciale Hogeschool K (score = 3,01) scoort wat de gemiddelde arbeidstevredenheid betreft rond het middelpunt, dit is iets lager dan de andere hogescholen. De autonome Hogeschool C scoort (3,93) dan weer hoger dan gemiddeld. Een relatief lage arbeidstevredenheid vinden we ook in Hogeschool B (score = 3,39), Hogeschool D (score = 3,29) en Hogeschool A (score = 3,24). Deze verschillen zijn significant (F (10,759) = 5,42; p < 0.001). Katholieke hogescholen (3,6) scoren hoger dan autonome (3,38) of provinciale (3,22) hogescholen (F (2,759) = 7,14; p < 0,001) wat betreft arbeidstevredenheid. Ook de heterogeniteit van het onderwijsaanbod van de hogescholen levert verschillen op inzake arbeidstevredenheid tussen de hogescholen: hoe heterogener het aanbod in een hogeschool hoe lager de gemiddelde arbeidstevredenheid van de respondenten (Spearman s rho: - 0,203; N = 749; p < 0,001). De schaalgrootte van de hogescholen daarentegen heeft weinig betekenis voor de arbeidstevredenheid: docenten van grote hogescholen (score = 3,38) zijn wel minder tevreden dan docenten van middelgrote (score = 3,55) en kleinere hogescholen (score = 3,51) (F(2,759) = 2,67; p = 0,07), maar het verschil is niet significant. De arbeidstevredenheid ligt ook verschillend in de verschillende studiegebieden (F (9,731) = 2,87; p = 0,002). In de studiegebieden Toegepaste Taalkunde, Onderwijs en Gezondheidszorg is de gemiddelde arbeidstevredenheid hoger dan 3,6. Aan de andere pool bevinden zich de respondenten binnen de studiegebieden Industriële Wetenschappen en Technologie, Audiovisuele & Beeldende Kunst en Muziek & Dramatische Kunst (gemiddelde arbeidstevredenheid <= 3,3). Vrouwen zijn duidelijk meer tevreden dan mannen (t = -3,53; df = 759; p < 0,001): zij scoren 3,62 op 5, terwijl de mannen 3,37 behalen. Ook zijn er verschillen naar leeftijd wat betreft de mate van algemene arbeidstevredenheid (Pearson s r = - 0,207; N = 756; p < 0,001): hoe ouder de respondenten, des te minder tevreden zijn ze. Opvallend is de relatief lage arbeidstevredenheid (< 3,3, N = 485) van de leeftijdscategorie 41 tot 55 jaar in vergelijking met de leeftijdscategorie 26 tot 30 jaar (tevredenheid > 3,8, N = 62). In dezelfde lijn vinden we een negatief verband tussen het aantal jaren verbonden aan de hogeschool en de mate van arbeidstevredenheid (Pearson s r = -0,219; N = 753; p < 0,001). In het kader van deze studie over de fusies is het uiteraard interessant te weten of en in welke mate het meegemaakt hebben van de fusie een rol speelt bij deze lagere arbeidstevredenheid van oudere respondenten. Dit blijkt te kloppen. De groep respondenten die de fusie niet heeft meegemaakt is significant meer tevreden (tevredenheid = 3,88) dan de groep die de fusie wel meemaakte (arbeidstevredenheid = 3,32; t = - 7,921; df = 442; p < 0,001). Ook de opleiding van de docenten blijkt een rol te spelen bij de arbeidstevredenheid. De houders van een diploma hoger onderwijs één-cyclus (score = 3,68) scoren merkelijk hoger dan de houders van een doctoraat (score = 3,28) of de houders van een diploma hoger onderwijs twee-cycli (score = 3,37) (F (3,749) = 3,28; p = 0,021). 4 Enkel de mediaan wordt hier gegeven: bijna 30% van de respondenten is het oneens met deze uitspraak (categorie 2). Voor deze vraag wordt geen gemiddelde berekend, de benadert de nulwaarde.

8 8 Benoemde respondenten zijn gemiddeld minder tevreden over hun arbeidssituatie dan tijdelijke respondenten (t = -7,33; df = 715; p < 0,001). Na controle voor leeftijd blijft het benoemd of tijdelijk aangesteld zijn van de respondent een significante invloed uitoefenen op de arbeidstevredenheid. Bij het samen opnemen van deze twee onafhankelijke variabelen in hetzelfde model wordt het verschil in arbeidstevredenheid tussen benoemde en tijdelijk aangestelde respondenten weliswaar iets kleiner (van 0,5 naar 0,4). Belangrijker lijkt de vaststelling dat het leeftijdseffect verdwijnt (F = 1,48; df = 3; p = 0,219). Ook de omvang van de opdracht van de respondenten blijkt de arbeidstevredenheid van hen te raken: voltijdse respondenten (score = 3,42) scoren significant lager dan deeltijdse respondenten (score = 3,6; t = -2,41; df = 429; p = 0,016). Respondenten die lesgeven in één-cyclus-opleidingen (score = 3,55) zijn significant meer tevreden dan respondenten die lesgeven in twee-cycli-opleidingen (score = 3,28) (F (2,735) = 5,94; p = 0,003). Na controle voor de invloed van de variabele hoogst behaalde diploma blijkt het lesgeven in één-cyclus- of twee-cycli-opleidingen niet meer significant te verschillen (F (1,699) = 0,12; p = 0,73). Afhankelijk van het functieniveau van de respondent varieert de mate van arbeidstevredenheid vrij sterk: een relatief lage tevredenheid vindt men bij hoofddocenten (score = 3,09) en assistenten (score 3,26), tegenover een hoge mate van tevredenheid bij de praktijklectoren (score = 3,85)(F (4,703) = 6,39; p < 0,001). Het al of niet zetelen in een interdepartementale raad (t = -1,7; df = 749; p = 0,089) en het uitoefenen van een coördinerende functie (t = -1,56; df = 745; p = 0,119) raken de arbeidstevredenheid niet zichtbaar. De gemiddelde arbeidstevredenheid van respondenten die naar aanleiding van de fusie van de hogescholen ook een departementale fusie hebben doorgemaakt, verschilt significant van de arbeidstevredenheid bij respondenten die deze specifieke overgang niet hebben doorgemaakt (t = - 7,419; df = 759; p < 0,001). Een min of meer grote proportie nieuwe collega s bij een departementale fusie heeft anderzijds geen enkel effect op de arbeidstevredenheid van de betrokken respondenten (Pearson s r = 0,036; p = 0,639; N = 169). Veranderingen in plaats van tewerkstelling omwille van de fusie heeft echter geen merkbare invloed op de arbeidstevredenheid. Wie sinds de fusie lesgeeft op een andere campus (t = 0,506; df = 540; p = 0,613), lesgeeft op meerdere campussen (t = -1,375; df = 529; p = 0,170), lesgeeft in meerdere departementen (t = 0,183; df = 531; p = 0,855) en lesgeeft in meerdere hogescholen (t = 0,832; df = 530; p = 0,389) is niet significant minder of meer tevreden dan de categorieën respondenten die deze veranderingen niet hebben doorgemaakt. Tot slot moet nog worden aangestreept dat de variabele tevredenheid over de fusie een zeer sterke en significante samenhang met de arbeidstevredenheid vertoont: naarmate de tevredenheid over de fusie toeneemt neemt ook de arbeidstevredenheid toe (R² = 27,7%) Is de administratieve belasting sedert de fusie toegenomen? De toename van administratieve belasting sinds de fusie wordt door de respondenten 5 erg hoog ingeschat: op een schaal van 1 (= helemaal niet) tot 5 (= in zeer sterke mate) is de gemiddelde score 4,16 (α = 0,76)). Uit scores op de deelitems blijkt dat dit zowel geldt voor het eigenlijke papierwerk als voor het bijwonen van vergaderingen. Tabel 3.4. Beschrijving van de administratieve belasting en deelitems (score 1 tot 5) 5 Het betreft hier vanzelfsprekend enkel respondenten die de fusie hebben meegemaakt.

9 9 Sinds de fusie is... N X (totaalscore) de administratieve belasting toegenomen 522 4,16 0,93 de administratieve rompslomp toegenomen 543 4,23 1,14 de vergaderfrequentie toegenomen 544 4,07 1,21 besteed ik meer tijd aan administratie 535 4,11 1,15 Dat dit een zeer verspreide opvatting is in alle hogescholen blijkt uit het feit dat er geen significante verschillen worden gevonden tussen de hogescholen (F (9,505) = 1,49; p = 0,15). Dit is evenmin het geval voor de verschillen naar grootte ((F (2,521) = 2,65; p = 0,07) en juridische structuur ((F (2,521) = 2,57; p = 0,08) van de hogescholen. Evenmin is er enige betekenisvolle relatie te vinden tussen administratieve belasting en de heterogeniteit van het studieaanbod (Spearman s rho = 0,075; N = 516; p = 0,09). Het studiegebied waarbinnen de respondent werkzaam is (F (7,456) = 3,22; p = 0,02) blijkt echter wel betekenis te hebben voor de toename van administratieve belasting: de gemiddelde toename is tamelijk hoog in het studiegebied Audiovisuele en Beeldende Kunst (score = 4,6) en Biotechniek (score = 4,6); zij is evenwel lager in de studiegebieden Muziek & Dramatische Kunst (score = 3,63), Gezondheidszorg (score = 4) en Handelswetenschappen & Bedrijfskunde (score = 3,98). Het is echter evenzeer waar dat de gemiddelde score voor deze studiegebieden nog een flink stuk boven het middelpunt 3 ligt. Vrouwen signaleren een even grote toename van administratieve belasting als mannen (t = 0,796; df = 520; p = 0,426). Evenmin blijkt de toename van administratieve belasting sinds de fusie te verschillen naar leeftijd (Pearson s r = -0,030; N = 518; p = 0,502). Ook het opleidingsniveau of het hoogst behaalde diploma heeft geen effect op de toename van de administratieve belasting (F (3,514) = 1,20; p = 0,31). Benoemde en tijdelijke respondenten percipiëren een zelfde toename van administratieve belasting sinds de fusie (t = 1,013; df = 500; p = 0,31). Wel zijn er verschillen te vinden al naargelang de omvang van de opdracht van de respondent: voltijdse respondenten (4,24) percipiëren een hogere toename dan deeltijdse respondenten (3,89; t = 3,63; df = 518; p < 0,001). Lesgeven in één-cyclus of. twee-cycli-opleidingen maakt niets uit voor wat betreft de toename van administratieve belasting (t = 0,624; df = 482; p = 0,533), en ook de functie blijkt geen belangrijke factor te zijn voor dit fenomeen (F (4,471) = 1,49; p = 0,203). Het uitoefenen van een coördinerende functie (t = 3,49; df = 511; p = 0,001) en vooral het zetelen in een interdepartementale raad (t = 4,316; df = 511; p < 0,001) doen dan weer wel zeer duidelijk de perceptie van de toegenomen administratieve belasting versterken. Tabel 3.5. Deelname aan interdepartementale raad en toename administratieve belasting (score 1 tot 5) N X

10 10 Interdepartementale raad 111 4,5 0,74 Niet-deelname interdepartementale raad 402 4,07 0,96 Coördinerende functie 205 4,34 0,81 Geen coördinerende functie 308 4,04 0,99 Respondenten die een proces van departementale fusie ( fusie in de fusie ) hebben doorgemaakt ervaren meer dan de anderen een toegenomen administratieve belasting (t = 2,069; df = 495; p = 0,039). Dit is niet het geval voor wie sinds de fusie lesgeeft op een andere campus; zij/hij rapporteert een zelfde niveau van toegenomen administratieve belasting als respondenten die deze verandering niet doormaakten (t = 0,169; df = 510; p = 0,866). Lesgeven op meerdere campussen sinds de fusie (t = 2,22; df = 112; p = 0,03), lesgeven aan meerdere departementen (t = 2,25; df = 35,5; p = 0,03) en lesgeven aan meerdere hogescholen sinds de fusie (t = 4,31; df = 6,53; p = 0,004) bewerkt een gevoelen van toegenomen administratieve belasting. De respondenten die sinds de fusie de campus delen met andere departementen ervaren eveneens een significant hogere toename van administratieve belasting sinds de fusie (t = 2,46; df = 496; p = 0,014) Is de algemene taakbelasting sedert de fusie toegenomen? De taakbelasting wordt onderzocht aan de hand van drie items: het globaal aantal werkuren zoals gepercipieerd voor en na de fusie, het totaal aantal lesuren (voorbereiding, het eigenlijke lesgeven, de nazorg) voor en na de fusie en het totaal aantal uren besteed aan stagebegeleiding (en/of stagecoördinatie) voor en na de fusie. Dit onderscheid maakt het mogelijk nog een vierde variabele te construeren: het aantal uren besteed aan activiteiten die buiten de onderwijs- en stage-opdracht vallen voor en na de fusie. Deze restcategorie omvat activiteiten die te maken hebben met de werking van het departement (vb. bijwonen van vergaderingen, administratief werk,...), activiteiten in het kader van dienstverlening aan derden en tenslotte, nog steeds zeldzaam, activiteiten in het kader van projectmatig wetenschappelijk onderzoek (cf. Smolders, et al 2000). Om de analyse niet te gecompliceerd te maken beperken wij ons tot de situatie van de voltijdsen. Tabel 3.6. Taakbelasting van de voltijdse respondenten N X Gemiddeld aantal werkuren na de fusie (uur1a) ,99 8,74

11 11 Gemiddeld aantal werkuren voor de fusie (uur1b) ,82 8,16 Gemiddelde toename van het aantal werkuren (uur1auur1b) 193 9,17 4,73 Gemiddeld aantal onderwijsuren na de fusie (uur2a) ,90 12,81 Gemiddeld aantal onderwijsuren voor de fusie (uur2b) ,22 12,76 Gemiddelde toename van aantal onderwijsuren (uur2auur2b) 279 2,13 5,69 Gemiddeld aantal stageuren na de fusie (uur3a) 459 7,83 9,54 Gemiddeld aantal stageuren voor de fusie (uur3b) 315 5,42 7,77 Gemiddelde toename van het aantal stageuren (uur3auur3b) 178 1,27 4,90 Het gemiddeld aantal werkuren (uur1a, zie Tabel 3.6.) bij voltijdse respondenten (inschatting van de respondenten zelf) bedraagt 43,99 uur per week (mediaan 45 uur per week, = 8,74). Het gemiddeld aantal werkuren voor de fusie (in de herinnering van de voltijdse respondenten) bedraagt 37,82 uur per week (uur1b) met een standaardafwijking van 8,16 8. De gemiddelde toename van het aantal werkuren bedraagt sinds de fusie 9,17 uur per week ( = 4,73) 9. Het gemiddeld aantal onderwijsuren (uur2a) van de voltijdse respondenten is 25,9 uur per week ( = 12, 81). Het gemiddeld aantal onderwijsuren van voor de fusie (uur2b) lag iets lager: 23,22 uur per week (met een standaardafwijking van 12,76). Het verschil tussen beide, m.a.w. de gemiddelde evolutie van het aantal onderwijsuren voor-na fusie komt overeen met + 2,13 uur per week ( = 5,69). Het gemiddeld aantal stage-uren op dit moment (uur3a) is 7,83 uur per week ( = 9,54; de antwoordcategorie met het hoogste aantal waarnemingen is 0). Ook het gemiddeld aantal stage-uren bij voltijdsen blijkt toegenomen te zijn: uur 3b (het gemiddeld aantal stage-uren voor de fusie) bedraagt 5,42 uur per week ( = 7,77). De toename van het aantal stage-uren wordt door de voltijdse respondenten gemiddeld geschat op 1,27 uur per week ( = 4,90). Tabel 3.7. biedt een overzicht van het aantal werkuren dat door de respondenten wordt besteed aan activiteiten die buiten de onderwijs- en stageopdracht vallen (uur 4). Gemiddeld is er een toename in deze extra werkuren vast te stellen van 2,05 uur: deze extra taken van de voltijdse respondenten namen voor de fusie gemiddeld 5,73 uur per week in beslag. Na de fusie stijgt dit gemiddelde naar 8,91 uur per week 10. Tabel 3.7. Evolutie van de bijkomende werkuren N X 6 Indien de waarnemingen waarvoor deze variabele <=0 worden gesupprimeerd (N = 216) dan bedraagt het gemiddelde 6.9 uur ( = 4.03). 7 Indien de waarnemingen waarvoor deze variabele <=0 worden gesupprimeerd (N = 118) dan bedraagt het gemiddelde 5.89 uur ( = 4.84). 8 Mediaan en derde kwartiel zijn beide 40 werkuren per week, de relatieve frequentie van deze antwoordcategorie is 25,9%. Dit gegeven is trouwens typerend voor de inschatting van het aantal werkuren: bepaalde categorieën, vooral de tientallen, hebben een grote aantrekkingskracht. 9 Deze gemiddelde score wijkt sterk af van het eenvoudig verschil tussen uur1a gemiddeld en uur1b gemiddeld. Dit is eenvoudig te verklaren vanuit de vrij sterk verschillende omvang van de verschillende populaties. 10 Ook hier wijkt de gemiddelde score sterk af van het verschil tussen uur4a en uur4b. Ook deze discrepantie is te verklaren vanuit de sterk verschillende N voor uur4a en uur4b.

12 12 Gemiddeld aantal uren besteed aan andere activiteiten na de fusie (uur4a) Gemiddeld aantal uren besteed aan andere activiteiten voor de fusie (uur4b) Gemiddelde toename van het aantal uren besteed aan andere activiteiten (uur4a-uur4b) 381 8,91 12, ,73 9, ,05 4,11 Tussen de hogescholen is er geen verschil wat het aantal werkuren per week betreft (F (10,430) = 1,042; p = 0,41). Evenmin stellen we op dit vlak verschillen vast volgens de juridische structuur (F (2,430) = 0,341; p = 0,71), de schaalgrootte (F (2,430) = 1,491; p = 0,226) of de heterogeniteit van het studieaanbod (F (4,430) = 1,402; p = 0,23) van de verschillende hogescholen. Dezelfde vaststelling deden we voor de verschillende studiedomeinen die worden aangeboden (F (3,320) = 0,656; p = 0,580). Geslacht (t =1,378;df=429;p=0.17), leeftijd (Pearson s r = -0,05; N = 430 p = 0,26) en opleidingsniveau (F (3, 425) = 1,44; p = 0,231) van de respondenten laat evenmin significante verschillen zien tussen de respondenten. Verder maakt het niet uit of de respondenten al of niet benoemd zijn (t = -0,590; df = 415; p = 0,56), of dat zij lesgeven in één-cyclus opleidingen of twee-cycli-opleidingen (t = 0,663; df = 407; p = 0,507), welke rang zij bekleden in de hogeschool (F (4,393) =1,758; p = 0,14) en of zij binnen een interdepartementale raad functioneren (t = 1,85; df = 432; p = 0,065). Wij krijgen geen significante verschillen te zien. Ook maakt het niet uit of de arbeidssituatie sedert de fusie is gewijzigd. De arbeidsbelasting verschilt niet tussen de verschillende categorieën, noch voor hen die sinds de fusie lesgeven op een andere campus (t = -0,306; df = 327; p = 0,76), noch voor hen die lesgeven op meerdere campussen (t = 0,245; df = 325; p = 0,806), noch voor hen die lesgeven in meerdere departementen (t = -1,185; df = 326; p = 0,237) of meerdere hogescholen (t = -0,844; df = 325; p = 0,399). Er zijn echter wel verschillen qua arbeidsbelasting tussen de volgende categorieën. Nemen lesgevers een coördinerende functie (t = 2,15; df = 431; p = 0,03) op dan ervaren zij een significante verhoging van het aantal werkuren. Wij hebben dezelfde vragen gesteld in verband met de toename van de arbeidstijd sedert de fusie. Het resultaat is net als voor de arbeidstijd. Geen enkel van de (21) onderzochte variabelen levert significante verschillen op. De toename van de arbeidstijd sedert de fusie blijkt een algemeen gegeven te zijn Heeft de fusie bijgedragen tot academisering van de hogescholen? Onder academisering werd in dit onderzoek het volgende verstaan: het afstemmen van opleidingsprogramma s op vergelijkbare programma s binnen de universiteit, het bevorderen en aanmoedigingen van samenwerkingsverbanden met andere (onderwijs)instellingen algemeen en meer specifiek i.v.m. beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek. Tabel 3.8. Oordeel over huidige academisering en deelitems (score 1 tot 5) en verandering in academisering en deelitems (score 1 tot 3) In welke mate is er sprake van...(1 tot 5) N X

13 13 (Totaalscore) academisering (α = 0,73) 431 2,50 0,96 Afstemming van programma s op universiteit 475 2,54 1,21 Samenwerking universiteiten/hogescholen wat betreft onderwijs 620 2,71 1,10 Samenwerking universiteiten/hogescholen wat betreft onderzoek 565 2,54 1,19 In welke mate is er sprake van verandering wat betreft...(1 tot 3) N X (Totaalscore) academisering (α = 0,69) 390 2,22 0,41 Afstemming van programma s op universiteit 413 2,12 0,48 Samenwerking universiteiten/hogescholen wat betreft onderwijs 468 2,32 0,57 Samenwerking universiteiten/hogescholen wat betreft onderzoek 450 2,27 0,52 Uit bovenstaande cijfers blijkt dat de academisering nog helemaal niet op kruissnelheid is gekomen volgens de respondenten. Nochtans zien zij dat de toenadering tot de universiteiten al verder is ontwikkeld dan voor de fusie. Dat is althans wat wij kunnen aflezen uit het tweede deel van tabel 3.8. De huidige mate van academisering verschilt niet significant per hogeschool (F (9,417) = 1,29; p = 0,24), noch volgens de juridische structuur van de hogeschool (F (2,429) = 1,54; p = 0,215), de schoolgrootte (F (2,429) = 1,45; p = 0,24) of de heterogeniteit van het studieaanbod van de verschillende hogescholen (F (4,429) = 2,05; p = 0,087). Ook de verandering in academisering verschilt niet significant per hogeschool (F (8,363) = 0,98; p = 0,46). En de andere onafhankelijke variabelen die we hierboven hebben gebruikt leveren evenmin significante verschillen op Heeft de fusie de didactische middelen van de hogescholen doen toenemen? Een van de doeleinden van de fusies was de werkingsmiddelen van de hogescholen beter aan te wenden. Meer werkingsmiddelen betekent immers meer kansen om de tekorten die in kleine eenheden duidelijk zichtbaar waren te verhogen. We hebben dit met behulp van de volgende drie items onderzocht. Tabel 3.9. De mate van beschikbaarheid over aangepaste didactische middelen en infrastructuur (score 1 tot 5) N X (Totaalscore) didactische middelen en infrastructuur (α = 0,81) 510 2,98 0,80 Voldoende didactische middelen 730 3,15 1,04 Moderne (= up to date) didactische middelen 716 3,10 1,06 Sinds de fusie...infrastructuur beter aangepast aan de onderwijsnoden 548 2,53 1,20 De gemiddelde scores liggen dicht bij het middelpunt van de schaal. Enkel het item betreffende het beter aangepast zijn van de infrastructuur sinds de fusie scoort relatief laag t.o.v. van de andere items: 50% van de respondenten is het redelijk tot volledig oneens met deze uitspraak. De beschikbaarheid over voldoende didactische middelen en infrastructuur wordt door de respondenten van de diverse hogescholen zeer verschillend beoordeeld (F (9,493) = 4,72; p < 0,001). Vooral de hogescholen B (score = 2,51), K (score = 2,9) en A (score = 2,95) scoren relatief laag. Deze beschikbaarheid verschilt eveneens significant naar de juridische structuur van de hogescholen (F (2,509) = 8,266; p < 0,001), de grootte (F (2,509) = 7,60; p < 0,001) en vooral al naargelang van de heterogeniteit van het studieaanbod (F (4,509) = 11,07; p < 0,001) van de verschillende hogescholen. Na controle van elk van deze verbanden blijkt dat het

14 14 vooral de heterogeniteit van het aanbod en, in iets geringere mate, de grootte zijn die voor de beschikbaarheid over voldoende didactische middelen en aangepaste infrastructuur van belang zijn 11. Ook de studiegebieden waar de respondent werkzaam is (F (7,438) = 2,46; p = 0,017) hebben enige betekenis voor de beschikbaarheid van didactische middelen: de scores variëren van 2,6 in het studiegebied Audiovisuele en Beeldende kunst tot meer dan 3,1 in Muziek en Dramatische kunsten, Onderwijs en Gezondheidszorg. Wij wilden ook weten of de situatie inzake didactische middelen sedert de fusie verbeterd was. Dit zijn de resultaten. Tabel Verandering van beschikbaarheid van didactische middelen sinds de fusie (score 1 tot 3) In welke mate is er sprake van docenten... N X die over voldoende didactische middelen beschikken 507 2,15 0,60 die over moderne didactische middelen beschikken 498 2,30 0,62 Een meerderheid van de respondenten (respectievelijk 62,2% en 52%) vindt dat de situatie ongewijzigd is gebleven. Een kleine minderheid (respectievelijk 11,3% en 8,9%) rapporteert zelfs een verslechterde situatie. Uit bovenstaande cijfers kunnen we voorzichtig besluiten dat globaal gezien de beschikbaarheid over voldoende moderne didactische middelen iets meer is toegenomen als we de huidige situatie vergelijken met de situatie voor de fusie Zijn de financiële middelen sedert de fusie toegenomen? Ook verwachtte men dat de financiële middelen van de hogescholen zouden toenemen door de fusie. Men kan zich hierbij afvragen of docenten de indruk hebben dat dit ook werkelijk gebeurd is. De cijfers leren ons echter het tegendeel. Tabel De mate van beschikbaarheid van meer financiële middelen sinds de fusie (score 1 tot 5) Sinds de fusie... N X beschikt het departement zichtbaar over meer middelen 520 2,30 1,44 beschikt de hogeschool zichtbaar over meer middelen 443 2,44 1,53 Vooral de beschikbaarheid van meer departementale middelen sinds de fusie wordt door de respondenten sterk in twijfel getrokken: niet minder dan 45% van de respondenten zijn volledig oneens met deze uitspraak. Dezelfde conclusie geldt in iets mindere mate voor de gepercipieerde verandering op hogeschoolniveau: 33,5% van de respondenten is het met deze uitspraak volledig oneens. De proportie docenten die van mening is dat de financiële middelen op departementaal (χ² = 32,021; df = 10; p < 0,001) en op hogeschoolniveau (χ² = 92,986; df = 10; p < 0,001) zijn afgenomen, varieert heel sterk en significant naargelang de verschillende hogescholen waar de respondenten tewerkgesteld zijn. 11 Na controle voor het effect van de Hogeschool B blijft vooral de heterogeniteit van het aanbod en in mindere mate de schoolgrootte van belang.

15 15 De departementale financiële middelen zijn in de hogescholen A, D en F volgens meer dan 80% van de respondenten afgenomen. Deze proportie daalt tot 50% in hogeschool J en tot 43,8% in de hogeschool C. Op hogeschoolniveau zijn in de hogescholen A, D en F volgens meer dan 80% van de respondenten de financiële middelen afgenomen. Deze proportie daalt tot ongeveer 22% binnen de hogeschool B en K. De proportie docenten die van mening is dat de departementale middelen zijn afgenomen, verschilt niet significant naar juridische structuur (χ² = 5,01; df = 2; p = 0,082). Grootte van de hogeschool (χ² = 8,40; df : 2; p = 0,015) en heterogeniteit van het studieaanbod (χ² = 10,64; df = 1; p = 0,001) leveren wel verschillen op: in middelgrote hogescholen meent een grotere proportie van de respondenten dat de middelen op departementaal niveau zijn afgenomen (proportie oneens = 78,2% t.o.v. grote (70,8%) en kleine hogescholen (61,8%)). Dezelfde vaststelling kan men doen voor hogescholen met een zeer heterogeen studieaanbod (proportie oneens = 68,6%) t.o.v. hogescholen met een minder heterogeen studieaanbod (62%). Wat betreft de financiën op hogeschoolniveau komen we tot gelijkaardige verbanden. De proportie docenten die van mening is dat de financiële middelen van de hogeschool zijn afgenomen verschilt significant naar juridische structuur (χ² = 30,89; df = 2; p < 0,001), grootte van de hogeschool (χ² = 29,03; df = 2; p < 0,001) en heterogeniteit van het studieaanbod (χ² = 6,46; df = 1; p = 0,011). In de vrije hogescholen (proportie oneens = 69,2%) is er een grotere proportie respondenten die meent dat de hogeschoolmiddelen sinds de fusie zijn afgenomen dan in de autonome (49,2%) en provinciale (27,3%) hogescholen. Hetzelfde geldt voor middelgrote hogescholen (proportie oneens = 74%) t.o.v. grote (53,9%) en kleine hogescholen (37,9%) en voor hogescholen met een zeer heterogeen studieaanbod (proportie oneens = 62,8%) t.o.v. hogescholen met een minder heterogeen studieaanbod (49,3%). Vooral in de studiegebieden Audiovisuele & Beeldende Kunst, Industriële Wetenschappen & Technologie en Muziek & Dramatische Kunst zijn volgens de docenten de departementale middelen sinds de fusie afgenomen (proportie oneens > 80%). Aan de andere kant blijkt dit veel minder het geval in de studiegebieden Architectuur (50%) en Sociaal-agogisch werk (45%). Er is duidelijk een verband tussen de perceptie van toe- of afname van departementale financiële middelen en studiegebied (χ² = 50,056; df = 7; p < 0,001). In de studiegebieden Muziek & Dramatische Kunst (81,3%), Audiovisuele & Beeldende Kunst (76,9%) en, in iets mindere mate Industriële Wetenschappen & Technologie (68,8%) is een grote meerderheid docenten van mening dat de hogeschoolmiddelen sinds de fusie zijn afgenomen. In de studiegebieden Gezondheidszorg (41,3%) en Architectuur (35%) is slechts een minderheid dezelfde mening toegedaan (χ² = 20,377; df = 7; p = 0,005) Enkele andere decretale doelstellingen Decretaal werden vanaf 1994 ook nog een aantal bijkomende doelstellingen geformuleerd: studiebegeleiding, internationalisering, maatschappelijke dienstverlening, onderzoek, kwaliteitszorg. Tabel Verandering in internationalisering, nieuwe centrale taken en kwaliteitsbewaking sedert de fusie (score 1 tot 5)

16 16 Sinds de fusie... N X wordt er meer geïnvesteerd in studiebegeleiding 519 3,14 1,24 is de internationale studentenmobiliteit toegenomen 526 3,67 1,24 worden mandaten geïnvesteerd in de nieuwe taken ,04 is de kwaliteitsbewaking beter georganiseerd 526 2,96 1,23 Meer dan tweederde (75,8 %) van de respondenten ervaart een toename van de investering in mandaten voor de invulling van nieuwe taken. De gemiddelde score (= 4) ligt dan ook erg hoog. We observeren eenzelfde evolutie, zij het iets minder uitgesproken, op het vlak van de internationale studentenmobiliteit: meer dan 60 % van de respondenten verklaart redelijk tot volledig eens te zijn met de suggestie dat de internationale studentenmobiliteit is toegenomen. Ook hier ligt het gemiddelde relatief hoog (score = 3,67). De studiebegeleiding en de organisatie van de kwaliteitsbewaking blijken gemiddeld niet echt toe- of afgenomen: de score wijkt nauwelijks af van het middelpunt van de schaal. Gezien de grote aandacht die vanuit de overheid en de hogescholen zelf wordt besteed aan de kwaliteitsbewaking, besteden we hier iets meer aandacht aan dit thema Druk en sturing van de hogeschool inzake maatschappelijke dienstverlening en onderzoek De gemiddelde score 2,85 voor deze variabele ligt iets onder het middelpunt 3 van de schaal (α = 0,61). Dit resultaat blijkt vooral negatief beïnvloed door de relatief lage gemiddelde score voor de druk uitgeoefend om aan onderzoek te doen. Hieruit blijkt dat onderzoek op het ogenblik van dit onderzoek nog niet tot de prioritaire doelen van de hogescholen behoorde. Tabel Beschrijving van de druk en sturing van het beleid binnen de hogescholen wat betreft de nieuwe taken (score 1 tot 5) N X (Totaalscore) druk en sturing 721 2,85 1 Druk om tijd te investeren in maatschappelijke dienstverlening ,02 1,28 Druk om aan onderzoek te doen 641 2,39 1,09 Maatschappelijke dienstverlening als belangrijk beschouwd 635 3,27 1,28 De mate van druk en sturing in verband met maatschappelijke dienstverlening en onderzoek verschilt significant naargelang de hogeschool waar de docent werkzaam is (F (10,719) = 3,86; p < 0,001). De juridische structuur (F (2,719) = 1,73; p = 0,18) en de schaalgrootte (F (2,719) = 0.722; p = 0,49) van de hogeschool blijken geen significante invloed uit te oefenen op de ervaren mate van druk en sturing. Binnen zeer heterogene hogescholen (opleidingen binnen 6 studiegebieden of meer) daarentegen blijkt de mate van druk en sturing iets hoger (score = 2,99) in vergelijking met de minder heterogene hogescholen (minder dan 6 studiegebieden; score maximaal = 2,88), (F (4,719) = 2,99; p = 0,02). De respondenten ervaren gemiddeld een sterk verschillende druk en sturing op maatschappelijke dienstverlening en onderzoek naargelang het studiegebied waarbinnen zij lesgeven en/of stages begeleiden (F (8,650) = 10,95; p < 0,001). Binnen de studiegebieden Muziek & Dramatische kunst (score = 2,33), Audiovisuele & Beeldende kunst (score = 2,46) 12 De score voor dit item moet in omgekeerde richting worden opgevat: hoe hoger de score hoe lager de druk en sturing en vice versa.

17 17 en Toegepaste Taalkunde (score = 2,57) ervaren docenten een minimale druk en sturing, aan het andere uiterste vinden we relatief hoge scores binnen de studiegebieden Industriële wetenschappen & technologie (score = 3,38) en Sociaal-agogisch werk (3,19). Persoonsgebonden variabelen (los van de hogeschool als organisatie) blijken geen enkel verband te hebben met de mate van druk en sturing die docenten ervaren. Dit betekent dat noch het geslacht (t = 0,477; df = 719; p = 0,639) van de respondenten, noch de leeftijd (Pearson s r = -0,014; N = 717; p = 0,699) of het hoogst behaalde diploma (F (3,709) = 1,49; p = 0,217) enig verband houden met de perceptie van druk en sturing vanuit het beleid. Het al dan niet benoemd zijn van de respondent heeft geen invloed op de mate van druk en sturing (t = 1,026; df = 701; p = 0,305). Dit is wel het geval voor de omvang van de opdracht van de docent: voltijdsen (score = 2,94) ervaren een significant hogere druk en sturing van de maatschappelijke dienstverlening en onderzoek dan deeltijdse docenten (score = 2,61; t = 3,87; df = 717; p < 0,001). Docenten binnen één-cyclus-opleidingen (score = 2,74) ervaren gemiddeld een lagere mate van druk en sturing wat betreft maatschappelijke dienstverlening en onderzoek dan docenten binnen twee-cycli-opleidingen (score = 3,04) (t = -3,65; df = 666; p < 0,001). Dit verband lijkt de meer academische ambities binnen de twee-cycli-opleidingen te bevestigen. Hoofddocenten (score = 3,69) ervaren een significant hogere druk en sturing vanuit het beleid dan de lectoren, assistenten, docenten en praktijklectoren (score 2,88; F (4,662) = 7,08; p < 0,001). Respondenten die een coördinerende functie op zich nemen (t = 2,32; df = 705; p = 0,02) of zetelen in een interdepartementale raad (t = 3; df = 711; p = 0,003) signaleren eveneens een significant hogere mate van druk en sturing op maatschappelijke dienstverlening en onderzoek dan respondenten voor wie dit niet het geval is. De mate van druk en sturing wordt op dezelfde wijze ervaren door docenten die de fusie hebben meegemaakt als door docenten die de fusie niet hebben meegemaakt (t = 1,04; df = 719; p = 0,298). Ook departementale fusie (t = 0,765; df = 507; p = 0,445) en de variabele proportie collega s uit de vroegere hogeschool binnen het huidige departement (Pearson s r = -0,045; N = 165; p = 0,556) hebben geen impact op de ervaring van druk en sturing bij de respondenten. 4. Besluit Bijna 70% of meer dan tweederde van de bevraagde respondenten die de fusie hebben meegemaakt is ontevreden tot zeer ontevreden over de fusie. Ter vergelijking: slechts 10,5% meldt tevreden te zijn en 1,9% zegt zeer tevreden te zijn over de fusie. Deze conclusie geldt voor alle deelaspecten i.v.m. fusie die werden bevraagd, enkel de werking van het departement blijkt iets minder negatieve gevoelens op te roepen bij de respondenten (score = 3,12). Deze algemene appreciatie verbergt natuurlijk zeer grote verschillen tussen de docenten onderling. Zo blijken vrouwen iets milder in hun oordeel in vergelijking met mannen en staan de respondenten met een hoger diploma veel kritischer tegenover de fusie. Deze laatste tendens vinden we ook min of meer terug als we respondenten onderverdelen naar functie: hoofddocenten, hoogleraren, gewoon hoogleraren, docenten en assistenten zijn beduidend minder tevreden over de fusie. Lesgevers (of stagebegeleiders) in twee-cycli-opleidingen zijn eveneens beduidend minder tevreden dan hun collega s in één-cyclus-opleidingen. Het

Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen. Jef C. Verhoeven Centrum voor Onderwijssociologie KU Leuven

Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen. Jef C. Verhoeven Centrum voor Onderwijssociologie KU Leuven Houding van docenten tegenover fusies van hogescholen in Vlaanderen en hun gevolgen Jef C. Verhoeven Centrum voor Onderwijssociologie KU Leuven Geert Devos Vlerick Leuven Gent Management School 14 mei

Nadere informatie

Hogescholen enkele jaren na de fusie

Hogescholen enkele jaren na de fusie Hogescholen enkele jaren na de fusie Jef C. Verhoeven, KU Leuven G. Devos, U Gent C. Smolders, H Gent W. Cools, KU Leuven J. Velghe, H Gent 16 januari 2002 1 aandachtspunten Fusie en inspraak Fusie en

Nadere informatie

99.14 Fusies van hogescholen

99.14 Fusies van hogescholen 99.14 Fusies van hogescholen Promotoren: J. Verhoeven K.U. Leuven, G. Devos - Vlerick School, C. Smolders - Hogeschool Gent Publicatie: mei 2002 Referentie: J. Verhoeven, G. Devos, C. Smolders, W. Cools

Nadere informatie

Hogescholen en Academisering 2

Hogescholen en Academisering 2 Hogescholen en Academisering 2 Jef Verhoeven Centrum voor Onderwijssociologie KU Leuven 14 september 2005 Hogescholen en Academisering 1 In het Structuurdecreet van 4 april 2004 wordt het hogescholenonderwijs

Nadere informatie

B.S.T. Beperkte statistische telling van de studenten in het hoger onderwijs op 31 oktober 2003. Academiejaar 2003-2004

B.S.T. Beperkte statistische telling van de studenten in het hoger onderwijs op 31 oktober 2003. Academiejaar 2003-2004 B.S.T. Beperkte statistische telling van de studenten in het hoger onderwijs op 31 oktober 2003 Academiejaar 2003-2004 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement Onderwijs Inhoudsopgave Hoger onderwijs

Nadere informatie

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel 1 Inleiding Naar aanleiding van het nieuwe kwaliteitszorgsysteem dat werd ingevoerd bij de opschorting van de opleidingsvisitaties, werd beslist om

Nadere informatie

Aantal respondenten 1758 1707 1578 13981 Aantal benaderd 4500 4404 4344 36949

Aantal respondenten 1758 1707 1578 13981 Aantal benaderd 4500 4404 4344 36949 Onderwijs & Kwaliteit Eerste rapportage HBO-Monitor 2013 Op 3 april 2014 zijn de resultaten van de jaarlijkse HBO-monitor (enquête onder afgestudeerden) over 2013 binnengekomen. Het onderzoek betreft studenten

Nadere informatie

Gemiddelde mening over de inspraak in de medezeggenschapsorganen

Gemiddelde mening over de inspraak in de medezeggenschapsorganen DEVOS,., VERHOEVEN, J. C. Inspraak, communicatie en overleg. Departement Onderwijs. Vlaamse Onderwijsindicatoren in internationaal perspectief. Editie 2000. Brussel Ministerie van de Vlaamse emeenschap,

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Tabel 1, schematisch overzicht van abstracte begrippen, variabelen, dimensies, indicatoren en items. (Voorbeeld is ontleend aan de masterscriptie

Nadere informatie

Het Hogescholendecreet. Een uitdaging voor de hogescholen.

Het Hogescholendecreet. Een uitdaging voor de hogescholen. Het Hogescholendecreet. Een uitdaging voor de hogescholen. Prof. Dr. Jef C. Verhoeven CESO Brussel: VVKHO thema namiddag 29 mei 2009 HET HOGESCHOOLDECREET IN DE DEGELIJKHEIDSWEDLOOP 1. Wat was de uitdaging?

Nadere informatie

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten HOGER ONDERWIJS Studenten A Hoger beroepsonderwijs 1 cursisten HBO5 verpleegkunde (1) 3 inschrijvingen in de specifieke lerarenopleiding (1) 1 inschrijvingen naar finaliteit (1)(2) go vgo ogo Totaal cursisten

Nadere informatie

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29). In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.

Nadere informatie

Secretariaatspersoneel

Secretariaatspersoneel KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN Secretariaatspersoneel Algemeen overzicht (Loonwijzer, ontlading 4) HIVA :Fernando Pauwels & Tom Vandenbrande Loonwijzer: Franci Larondelle 13/12/05 Hoger instituut voor

Nadere informatie

Loonwijzer-rapport. Het ontslag van een collega De gevolgen van het aankondigen van ontslagen voor blijvers. Inleiding. Ontslaan van werknemers

Loonwijzer-rapport. Het ontslag van een collega De gevolgen van het aankondigen van ontslagen voor blijvers. Inleiding. Ontslaan van werknemers Loonwijzer-rapport Het ontslag van een collega De gevolgen van het aankondigen van voor blijvers Tom Vandenbrande en Fernando Pauwels Hoger Instituut voor de Arbeid Katholieke Universiteit Leuven In dit

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? Motivatie en welzijn Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? SERV. 2012. Arbeidsethos en arbeidsoriëntaties op de Vlaamse arbeidsmarkt 2007-2010. Informatiedossier. Brussel: SERV Stichting Innovatie

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere Inleiding In deze fiche zal het museum- en tentoonstellingsbezoek van de Vlamingen in kaart gebracht worden op basis van de participatiesurveygegevens van 2004 (n=2849), 2009 (n=3144) en 2014 (n=3965).

Nadere informatie

universiteiten en hogescholen elk hun eigen roeping?

universiteiten en hogescholen elk hun eigen roeping? FACULTEIT SOCIALE WETESCHAPPE DEPARTEMET SOCIOLOGIE CETRUM VOOR ODERWIJSSOCIOLOGIE E. Van Evenstraat 2B 3000 Leuven KATHOLIEKE UIVERSITEIT LEUVE universiteiten en hogescholen elk hun eigen roeping? paper

Nadere informatie

Memo NSE resultaten 2018

Memo NSE resultaten 2018 Memo NSE resultaten 2018 Auteur: Olof Wiegert, Institutional Research Dienst O&O Datum: 22 juni 2018 In de periode 15 januari tot 11 maart 2018 is de Nationale Studenten Enquête (NSE) afgenomen. Van de

Nadere informatie

NSE-specials. 2014: sterke en zwakke punten Avans

NSE-specials. 2014: sterke en zwakke punten Avans NSE-specials 2014: sterke en zwakke punten Avans Inleiding NSE-specials NSE-specials zijn vlugschriften, korte rapportages op hoofdlijnen over speciale NSE-onderwerpen. De specials zijn kort, kernachtig

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

OVERZICHT. Inleiding... 4 Organisatie van het hoger onderwijs in Vlaanderen... 5 Tabel 1: Aantal inschrijvingen in het hoger onderwijs...

OVERZICHT. Inleiding... 4 Organisatie van het hoger onderwijs in Vlaanderen... 5 Tabel 1: Aantal inschrijvingen in het hoger onderwijs... HOGER ONDERWIJS IN CIJFERS - BEKNOPT /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// ACADEMIEJAAR 2016-2017 OVERZICHT Inleiding...

Nadere informatie

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo

Deeltijdwerken in het po, vo en mbo Deeltijdwerken in het po, vo en mbo 1. Inleiding In Nederland wordt relatief veel in deeltijd gewerkt, vooral in de publieke sector. Deeltijdwerk komt met name voor onder vrouwen, maar ook steeds meer

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

PROFIELEN in het HOGER ONDERWIJS. Jef C. Verhoeven

PROFIELEN in het HOGER ONDERWIJS. Jef C. Verhoeven PROFIELEN in het HOGER ONDERWIJS Jef C. Verhoeven Centrum voor Onderwijssociologie KU Leuven 26 februari 2004 Profielen Hoger Onderwijs 2004 1 ONDERZOEKSVRAGEN Waarin verschilt het opleidings- en beroepsprofiel

Nadere informatie

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt

Nadere informatie

Onderzoek Floriade - Almere 2022 juli meting

Onderzoek Floriade - Almere 2022 juli meting Onderzoek Floriade - Almere 2022 juli 2019 2-meting INLEIDING AANLEIDING ONDERZOEK In Almere vindt in 2022 de Floriade plaats. Deze zevende editie van de wereldtuinbouwtentoonstelling staat in het teken

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005 Eens in de drie jaar wordt in de Europese Unie onderzoek verricht naar de publieksopvattingen over biotechnologie. Eind 05 zijn in totaal 25.000 respondenten in de 25 lidstaten van de EU ondervraagd. Hier

Nadere informatie

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen. De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Associaties, bama-structuur en flexibilisering Frank Baert Jaarlijkse Algemene vergadering van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen 25 juni 2004 Europese

Nadere informatie

Analyse NSE 2016 opleiding ergotherapie. Inhoud. 1 Inleiding

Analyse NSE 2016 opleiding ergotherapie. Inhoud. 1 Inleiding Analyse NSE 2016 opleiding ergotherapie Inhoud Analyse NSE 2016 opleiding ergotherapie... 1 1 Inleiding... 1 2 Aandachtspunten... 2 2.1 Algemene items... 2 2.2 Onderliggende items... 3 2.3 Organisatie

Nadere informatie

Enquête SJBN 15.10.2013

Enquête SJBN 15.10.2013 Enquête SJBN 15.10.2013 1 Inhoudsopgave Steekproef Resultaten enquête Algehele tevredenheid Arbeidsomstandigheden Urennorm Ondernemersaspecten Kijk op de toekomst Conclusies 2 Steekproef: achtergrond kenmerken

Nadere informatie

ANTWOORD. Vraag nr. 483 van 5 april 2012 van GOEDELE VERMEIREN

ANTWOORD. Vraag nr. 483 van 5 april 2012 van GOEDELE VERMEIREN VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 483 van 5 april 2012 van GOEDELE VERMEIREN Hoger onderwijs Werkstudenten Onder

Nadere informatie

IMPACT VAN HET DIENSTENCHEQUESYSTEEM OP DE UITSTROOM UIT DE WERKLOOSHEID

IMPACT VAN HET DIENSTENCHEQUESYSTEEM OP DE UITSTROOM UIT DE WERKLOOSHEID IMPACT VAN HET DIENSTENCHEQUESYSTEEM OP DE UITSTROOM UIT DE WERKLOOSHEID INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. PROFIEL VAN HET GEHEEL VAN WERKZOEKENDE UITKERINGSGERECHTIGDE VOLLEDIG WERKLOZEN (UVW-WZ)...

Nadere informatie

Vraag nr. 731 van 25 juli 2013 van FIENTJE MOERMAN

Vraag nr. 731 van 25 juli 2013 van FIENTJE MOERMAN VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 731 van 25 juli 2013 van FIENTJE MOERMAN Hoger Onderwijs - Taaltesten taalvakdocenten

Nadere informatie

Bestuur en medezeggenschap in het hoger onderwijs. De kloof tussen bestuur en personeelsleden 1

Bestuur en medezeggenschap in het hoger onderwijs. De kloof tussen bestuur en personeelsleden 1 Bestuur en medezeggenschap in het hoger onderwijs. De kloof tussen bestuur en personeelsleden 1 Geert Devos Vlerick Leuven Gent Management School Bellevue 6 9050 Gent (Ledeberg) geert.devos@vlerick.be

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

DE UITDAGING VAN HET HOGESCHOLENDECREET VAN 1994, EEN TERUGBLIK*

DE UITDAGING VAN HET HOGESCHOLENDECREET VAN 1994, EEN TERUGBLIK* DE UITDAGING VAN HET HOGESCHOLENDECREET VAN 1994, EEN TERUGBLIK* Jef C. Verhoeven** Op 30 juni 2009 zal het 15 jaar geleden zijn dat het Vlaams Parlement een decreet goedkeurde waardoor de hogescholen

Nadere informatie

TTALIS. Maatschappelijke waardering door de ogen van de. leraar en de samenhang met leraar- en schoolkenmerken

TTALIS. Maatschappelijke waardering door de ogen van de. leraar en de samenhang met leraar- en schoolkenmerken Maatschappelijke waardering door de ogen van de TTALIS leraar en de samenhang met leraar- en schoolkenmerken Bevindingen uit de Teaching And Learning International Survey (TALIS) 2013 IN FOCUS Faculteit

Nadere informatie

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten en cursisten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten en cursisten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten BASISONDERWIJS Leerlingen HOGER ONDERWIJS Studenten en cursisten A Hoger beroepsonderwijs 1 cursisten HBO5 verpleegkunde (1) 3 inschrijvingen in de specifieke lerarenopleiding van het volwassenenonderwijs

Nadere informatie

Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs?

Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs? Artikel pag. 5-8 Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs? Opzet en verantwoording van het onderzoek In de afgelopen maanden heeft een projectgroep vanuit de redactie van DRS Magazine

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008 Feiten en cijfers Studenttevredenheids onderzoek 2008 juni 2008 Feiten en cijfers 2 Studenttevreden heids - onderzoek 2008 Inleiding In maart 2008 hebben 27 hogescholen dezelfde vragenlijst voorgelegd

Nadere informatie

Holebi s en holebiseksualiteit steeds ruimer aanvaard

Holebi s en holebiseksualiteit steeds ruimer aanvaard Holebi s en holebiseksualiteit steeds ruimer aanvaard Jan Pickery & Jo Noppe Studiedag 20 jaar peilen in Vlaanderen Leuven, 31 januari 2017 Inhoud Verschillende dimensies in de houding tegenover holebi

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research

Nadere informatie

Groei en aanwervingen bij de Vlaamse ondernemingen en organisaties

Groei en aanwervingen bij de Vlaamse ondernemingen en organisaties Groei en aanwervingen bij de Vlaamse ondernemingen en organisaties Delagrange, H. (2014). Groei en aanwervingen in de Vlaamse ondernemingen en organisaties. Cijfers over groeibedrijven en moeilijkheden

Nadere informatie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) is een jaarlijks onderzoek dat een beeld geeft van de ondernemingsgraad van een land. GEM

Nadere informatie

Opdrachten speciaal herontworpen voor eerstejaars studenten

Opdrachten speciaal herontworpen voor eerstejaars studenten Opdrachten speciaal herontworpen voor eerstejaars studenten Auteur: Dick Vrenssen, docent pedagogiek psychologie onderwijskunde, Fontys Hogeschool Kind en Educatie In het schooljaar 2013/ 2014 heeft het

Nadere informatie

Resultaten NSE Resultaten Domein Gezondheid, Sport en Welzijn. Mei Institutional Research Afdeling Informatievoorziening en Technologie

Resultaten NSE Resultaten Domein Gezondheid, Sport en Welzijn. Mei Institutional Research Afdeling Informatievoorziening en Technologie Resultaten NSE 2017 Resultaten Domein Gezondheid, Sport en Welzijn Mei 2017 Institutional Research Afdeling Informatievoorziening en Technologie 2 Inleiding Hogeschool Inholland (Inh) voert voor de dertiende

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

Samenvatting Medewerkersonderzoek Hogeschool der Kunsten 2012. 1. Hogeschool der Kunsten

Samenvatting Medewerkersonderzoek Hogeschool der Kunsten 2012. 1. Hogeschool der Kunsten Samenvatting Medewerkersonderzoek Hogeschool der Kunsten 2012 1. Hogeschool der Kunsten Eind 2012 is in de Hogeschool der Kunsten Den Haag een medewerkersonderzoek uitgevoerd. Voor het Koninklijk Conservatorium

Nadere informatie

PROCES. INLEIDING. in In dit survey-onderzoek werden

PROCES. INLEIDING. in In dit survey-onderzoek werden PROCES ===::=:ij@ INLEIDING De nu volgende onderwijsindicatoren zijn gebaseerd op de onderzoeksresultaten van het project (De werking van participatieraden en lokale schoolraden in het basis- en secundair

Nadere informatie

Methodologische bijsluiter: Discriminatie van beroepskrachten met een migratieachtergrond. Niet alles is wat het soms lijkt

Methodologische bijsluiter: Discriminatie van beroepskrachten met een migratieachtergrond. Niet alles is wat het soms lijkt Methodologische bijsluiter: Discriminatie van beroepskrachten met een migratieachtergrond. Niet alles is wat het soms lijkt Hans Vermeersch(*) en Pieter De Pauw(**) (*) Expertisecentrum Sociale Innovatie,

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016

Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016 Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016 Zaltbommel 30 mei 2016 Leadership Connected! Where Business meets Science 1 Inleiding Onderzoeksrapport Leadership Connected In tijden waarin ontwikkelingen

Nadere informatie

Biologie, scheikunde en medische opleidingen

Biologie, scheikunde en medische opleidingen Biologie, scheikunde en medische opleidingen... 2 Wiskunde, natuurkunde en informatica... 2 Bouwkunde en civiele techniek... 3 Ontwerpopleidingen... 4 Techniek en maatschappij... 4 Biologie, scheikunde

Nadere informatie

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Rapportage Kunsten-Monitor 2014 Inleiding In 2014 heeft de AHK deelgenomen aan het jaarlijkse landelijke onderzoek onder recent afgestudeerden: de Kunsten-Monitor. Alle bachelor en master afgestudeerden

Nadere informatie

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Resultaten SJBN Enquête 2012

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Resultaten SJBN Enquête 2012 Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie Resultaten SJBN Enquête 2012 Inhoudsopgave Achtergrond Resultaten enquête Steekproef Algehele

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan.

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan. Burgerpeiling 2013 Eind 2013 is onder 2000 inwoners van de gemeente Noordoostpolder een enquete verspreid ten behoeve van de benchmark waarstaatjegemeente.nl. De enquete vormt een onderdeel van de benchmark.

Nadere informatie

DE STRUCTUUR VAN HET HOGER ONDERWIJS

DE STRUCTUUR VAN HET HOGER ONDERWIJS Het hoger onderwijs in Vlaanderen kent twee soorten onderwijs: het hoger professioneel onderwijs en het academisch onderwijs. Je kan een opleiding volgen aan een hogeschool of aan een universiteit. Bron:

Nadere informatie

Leeswijzer rapporten

Leeswijzer rapporten Leeswijzer rapporten Naar aanleiding van de lokale verkiezingen legt ACV Openbare Diensten de noden van het personeel van de gemeenten, OCMW s, provincies en intercommunales op tafel. We brengen de arbeidstevredenheid

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper

Nadere informatie

TTALIS. Schoolleiders doorheen de. loopbaan: deelname aan en intensiteit van professionalisering

TTALIS. Schoolleiders doorheen de. loopbaan: deelname aan en intensiteit van professionalisering Schoolleiders doorheen de TTALIS loopbaan: deelname aan en intensiteit van professionalisering Bevindingen uit de Teaching And Learning International Survey (TALIS) 2013 IN FOCUS Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J.& De Fraine B. Promotor: B. De Fraine Research paper SONO/2018.OL1.1/09 Gent, januari 2018 Het Steunpunt

Nadere informatie

VLAAMS REGIO-ONDERZOEK BIJ ADOLESCENTEN MET EEN HANDICAP EN HUN GEZIN(VRAAG): Situering VRAAG. Situering VRAAG

VLAAMS REGIO-ONDERZOEK BIJ ADOLESCENTEN MET EEN HANDICAP EN HUN GEZIN(VRAAG): Situering VRAAG. Situering VRAAG VLAAMS REGIO-ONDERZOEK BIJ ADOLESCENTEN MET EEN HANDICAP EN HUN GEZIN(VRAAG): Femke Migerode Prof. dr. Bea Maes, Phd. Prof. dr. Ann Buysse, Phd. Studiedag SWVG Leuven, 2 december2010 VRAAG Situering Methode

Nadere informatie

Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij zelfstandige ondernemers in Vlaanderen

Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij zelfstandige ondernemers in Vlaanderen Technische nota Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij zelfstandige ondernemers in Vlaanderen 2007-2010 Brussel februari 2013 Inleiding Met de werkbaarheidsmonitor van de Stichting Innovatie & Arbeid

Nadere informatie

Onderzoeksfiche e00032.pdf. 1. Referentie

Onderzoeksfiche e00032.pdf. 1. Referentie 1. Referentie Referentie Verhoeven, J.C., Stassen, K., Devos, G. & Warmoes, V. (2003). Ouders op school en thuis. Onderwijskundig onderzoek in opdracht van de Vlaamse Minister van onderwijs en vorming.

Nadere informatie

Bedrijfsjurist in Beweging

Bedrijfsjurist in Beweging Salary Survey editie 2014 Bedrijfsjurist in Beweging Profiel, lonen en trends 01 Executive summary Met 696 deelnemers is deze editie 2014 van de salary survey bij de bedrijfsjurist een succes. We noteerden

Nadere informatie

PROFIEL HOGER ONDERWIJS

PROFIEL HOGER ONDERWIJS PROFIEL HOGER ONDERWIJS Jef C. Verhoeven Leen Vandeputte KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN- AFDELING ONDERWIJS- SOCIOLOGIE Karlien Vanpée 1 september 1998 Profiel Hoger Onderwijs 1 STUDIEVELD H.R.M. Sociaal-agogisch

Nadere informatie

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Welke percepties leven er bij werknemers en studenten omtrent de logistieke sector? Lynn De Bock en Valerie Smid trachten in hun gezamenlijke masterproef

Nadere informatie

De klantwaardering over onze basis dienstverlening heeft een plafond bij het rapportcijfer 7

De klantwaardering over onze basis dienstverlening heeft een plafond bij het rapportcijfer 7 Pagina 2/7 De klantwaardering over onze basis dienstverlening heeft een plafond bij het rapportcijfer 7 De meeste klantoordelen uit het vervoerplan zijn zogenaamde dissatisfiers. Een dissatisfier gaat

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden?

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Met als doel de

Nadere informatie

Je wil studeren aan een hogeschool of universiteit. Op het internet kan je hierover alle informatie vinden die je nodig hebt.

Je wil studeren aan een hogeschool of universiteit. Op het internet kan je hierover alle informatie vinden die je nodig hebt. EEN OPLEIDING KIEZEN Je wil studeren aan een hogeschool of universiteit. Op het internet kan je hierover alle informatie vinden die je nodig hebt. Wat moet je doen? 1. Lees de instructie en de zoektips

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

Bedrijfsjurist in Beweging

Bedrijfsjurist in Beweging Salary Survey editie 2014 Bedrijfsjurist in Beweging Profiel, lonen en trends 01 Executive summary Met 696 deelnemers is deze editie 2014 van de salary survey bij de bedrijfsjurist een succes. We noteerden

Nadere informatie

IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013

IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013 IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013 Wat vindt Nederland van de ziekenhuizen en de ziekenhuiszorg? Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen IMAGO ZORG CONSUMENTEN 2013 Wat vindt Nederland van de ziekenhuizen en

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Resultaten van een bevraging bij de apothekers afgestudeerd aan de K.U.Leuven in de periode 1970 1999

Resultaten van een bevraging bij de apothekers afgestudeerd aan de K.U.Leuven in de periode 1970 1999 Resultaten van een bevraging bij de apothekers afgestudeerd aan de K.U.Leuven in de periode 1970 1999 In de periode december 1999 februari 2000 organiseerde de faculteit Farmaceutische Wetenschappen in

Nadere informatie

Hoger onderwijs als investering, consumptie of aanpassing aan sociale normen: gevolgen voor onderwijsmismatch bij hoger opgeleiden

Hoger onderwijs als investering, consumptie of aanpassing aan sociale normen: gevolgen voor onderwijsmismatch bij hoger opgeleiden Hoger onderwijs als investering, of aanpassing aan sociale normen: gevolgen voor onderwijsmismatch bij hoger opgeleiden Sana Sellami (KU Leuven Campus Brussel / Dept Alg. Ec., UA) Dieter Verhaest (KU Leuven

Nadere informatie

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011 De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België Samenvatting rapport 2011 Hoe groot is de loonkloof? Daalt de loonkloof? De totale loonkloof Deeltijds werk Segregatie op de arbeidsmarkt Leeftijd Opleidingsniveau

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs?

Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs? Sessie 2 Vinden jongeren bij de aanvang van hun arbeidsloopbaan passende jobs? Hoe definiëren we een passende job? Voor het definiëren van een passende job hanteren we volgende criteria: Komt het opleidingsniveau

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Technische nota. Brussel, december 2011

Technische nota. Brussel, december 2011 Technische nota Werkbaar werk en de inschatting van zelfstandige ondernemers om hun huidige job al dan niet tot hun pensioen verder te kunnen zetten. Resultaten uit de werkbaarheidsmetingen 2007 en 2010

Nadere informatie

NVAB-richtlijn blijkt effectief

NVAB-richtlijn blijkt effectief NVAB-richtlijn blijkt effectief Nieuwenhuijsen onderzocht de kwaliteit van de sociaal-medische begeleiding door bedrijfsartsen van werknemers die verzuimen vanwege overspannenheid, burn-out, depressies

Nadere informatie

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau. Een aantal arbeidsgehandicapten uit onze onderzoekspopulatie waren tijdens de referteperiode ingeschreven bij zowel RVA als RSZ. Deze (relatief kleine) groep van mensen bespreken we in dit deel van het

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Ervaringen Wmo Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017 Inhoud 1. Achtergrond van het onderzoek... 2 2. Het regelen van ondersteuning... 4 3. Kwaliteit van de ondersteuning... 6 4. Vergelijking regio...

Nadere informatie

zorgen voor kwaliteit altijd, overal en door iedereen

zorgen voor kwaliteit altijd, overal en door iedereen onze hogeschool is een op kwaliteit georiënteerde instelling voor hoger onderwijs, onderzoek en dienstverlening zorgen voor kwaliteit altijd, overal en door iedereen reflecteren PDCA-cirkel motor van verandering

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 Samenvatting - Na het IALS onderzoek van 1996 (International Adult Literacy Survey) naar de vaardigheden van volwassenen

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Rapportage. Trendonderzoek Interne Communicatie 2013 Resultaten online enquête

Rapportage. Trendonderzoek Interne Communicatie 2013 Resultaten online enquête Rapportage Trendonderzoek Interne Communicatie 2013 Resultaten online enquête Suzanne Janssen Universiteit Twente Bas van Glabbeek Involve Joyce Ribbers Universiteit Twente Achtergrond van het onderzoek

Nadere informatie

Ouders over scholen: verwachtingen en participatiebehoeften

Ouders over scholen: verwachtingen en participatiebehoeften KatholiekE UNIVERSITEIT LEUVEN Departement Sociologie Centrum voor Onderwijssociologie E. Van Evenstraat 2B B-3000 LEUVEN Prof. dr. J.C. Verhoeven Prof. dr. G. Devos Koen Stassen Veronique Warmoes Ouders

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek schooljaar 2011/2012: een inspectiebreed beeld

Tevredenheidsonderzoek schooljaar 2011/2012: een inspectiebreed beeld Tevredenheidsonderzoek schooljaar 2011/2012: een inspectiebreed beeld 1. Inleiding De Inspectie van het Onderwijs voert al lange tijd tevredenheidsonderzoeken uit onder besturen en scholen in de sectoren

Nadere informatie